HANDBOEK COMMANDO PLAATS INCIDENT 2008/2009 14 mei 2008
Colofon Dit document is tot stand gekomen onder regie van de Stafdirectie Risico- en Crisisbeheersing. Adres Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond Stafdirectie Risico- en Crisisbeheersing Postbus 9154, 3007 AD Rotterdam www.vr-rr.nl Druk Conceptversie 0.5, april 2008 Eindredactie M. de Jonge Met medewerking van Roel Geus, Emil van Schie: Regionale Brandweer Rotterdam-Rijnmond Willemjan Muysson, Aad Kinnegen, Ger de Jong: Politie Rotterdam-Rijnmond Leo Verhoog: Geneeskundige Hulpverlening Ongevallen en Rampen Rotterdam-Rijnmond Daan van Gent: Divisie Havenmeester Rotterdam/DHMR Martin Meijer: DCMR Milieudienst Rijnmond Brenda van Breemen: De regiogemeenten Anja Boogaard, Marcel van Vugt, Jolanda Trijselaar: Stafdirectie Risico- en Crisisbeheersing
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Handboek CoPI, versie 0.5, april 2008
2
Leeswijzer Het handboek Commando Plaats Incident (CoPI) heeft als doel een duidelijk overzicht te geven van hoe een CoPI georganiseerd is en welke taken de verschillende functionarissen dienen uit te voeren. Dit handboek wordt ter beschikking gesteld aan alle deelnemers aan het CoPI. Per functie kan, zo nodig, een draaiboek met een korte samenvatting van dit handboek gemaakt worden. In hoofdstuk 1 –de inleiding- wordt verder toegelicht waar het handboek CoPI voor gebruikt kan worden. In hoofdstuk 2 wordt de organisatie van het CoPI beschreven, in hoofdstuk 3 worden de taken van de functionarissen van de verschillende diensten genoemd. In de bijlagen van dit document vindt u diverse protocollen en procedures die van belang zijn voor het werken in een CoPI. Tevens zijn de competentieprofielen, horende bij de beschreven functies, opgenomen in de bijlagen. Overal waar 'hij' en 'hem' staat, kan vanzelfsprekend ook 'zij' en 'haar' worden ingevuld.
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Handboek CoPI, versie 0.5, april 2008
3
Inhoud LEESWIJZER ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 3 1.
INLEIDING -------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 5
2.
ORGANISATIE COPI------------------------------------------------------------------------------------------------- 6 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9
3.
INLEIDING ---------------------------------------------------------------------------------------------------------- 6 ALARMERING ------------------------------------------------------------------------------------------------------ 6 LOCATIE------------------------------------------------------------------------------------------------------------ 7 SAMENSTELLING COPI ------------------------------------------------------------------------------------------ 7 TAKEN COPI ------------------------------------------------------------------------------------------------------ 8 W ERKAFSPRAKEN ------------------------------------------------------------------------------------------------ 9 AFLOSSING -------------------------------------------------------------------------------------------------------- 9 EVALUATIE --------------------------------------------------------------------------------------------------------- 9 VAKBEKWAAMHEID ----------------------------------------------------------------------------------------------- 9
FUNCTIES ------------------------------------------------------------------------------------------------------------ 10 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10
TAAKBESCHRIJVING LEIDER COPI --------------------------------------------------------------------------- 10 TAAKBESCHRIJVING VOORLICHTER -------------------------------------------------------------------------- 11 TAAKBESCHRIJVING INFORMATIEMANAGER ---------------------------------------------------------------- 12 TAAKBESCHRIJVING OFFICIER VAN DIENST BRANDWEER ------------------------------------------------ 13 TAAKBESCHRIJVING COPI-LID POLITIE---------------------------------------------------------------------- 14 TAAKBESCHRIJVING COMMANDANT VAN DIENST GENEESKUNDIG -------------------------------------- 15 TAAKBESCHRIJVING ADVISEUR GEVAARLIJKE STOFFEN ------------------------------------------------- 16 TAAKBESCHRIJVING OFFICIER VAN DIENST DIVISIE HAVENMEESTER ---------------------------------- 17 TAAKBESCHRIJVING AMBTENAAR RAMPENBESTRIJDING ------------------------------------------------- 18 TAAKBESCHRIJVING (OVERIGE) AD HOC ADVISEURS ----------------------------------------------------- 19
BIJLAGEN ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 20 BIJLAGE 1: STANDAARD AGENDA COPI-------------------------------------------------------------------------------- 20 BIJLAGE 2: GEBRUIK VAN CEDRIC IN HET COPI ---------------------------------------------------------------------- 22 BIJLAGE 3: STANDAARD SITRAP (UIT CEDRIC)---------------------------------------------------------------------- 24 BIJLAGE 4: EVALUATIE COPI -------------------------------------------------------------------------------------------- 25 BIJLAGE 5: COMPETENTIES VERSCHILLENDE ROLLEN --------------------------------------------------------------- 27 BIJLAGE 6: VERANTWOORDELIJKEN DEELPROCESSEN RAMPENBESTRIJDING ----------------------------------- 34 BIJLAGE 7: AFKORTINGEN ----------------------------------------------------------------------------------------------- 35 BIJLAGE 8: VERZENDLIJST HANDBOEK COPI ------------------------------------------------------------------------- 36
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Handboek CoPI, versie 0.5, april 2008
4
1.
Inleiding
De Stafdirectie Risico- en Crisisbeheersing (SRC) van de Veiligheidsregio RotterdamRijnmond (VRR) heeft drie handboeken voor crisisteams ontwikkeld; het handboek Commando Plaats Incident (CoPI), het handboek Regionaal Operationeel Team (RegOT) en het handboek Veiligheidsstaven (GVS/RVS). Voor u ligt het handboek CoPI. Het Handboek CoPI is een verzamelpunt van documenten en afspraken met betrekking tot taken en processen van verschillende diensten. De basis voor het Handboek CoPI is de GRIP-regeling (versie 4.2). Het handboek is bestemd voor medewerkers van de verschillende diensten en organisaties die deelnemen aan het Commando Plaats Incident (CoPI). Het doel van het handboek is het scheppen van duidelijkheid over de verschillende rollen en processen die zich in het CoPI afspelen. Per ‘teamrol’ in het CoPI (voorzitter, adviseur en ondersteuner) zijn de competenties opgenomen die nodig zijn om de rol naar behoren uit te voeren. De competenties in het handboek zijn afkomstig uit het landelijk ontwikkelde ‘werkboek competentiegericht oefenen’. Dit handboek moet worden gezien als een naslagwerk, een overzicht van gemaakte multidisciplinaire afspraken en als introductiedocument, ter voorbereiding op de werkzaamheden binnen het CoPI. Het beheer van het handboek ligt bij de Stafdirectie Risico- en Crisisbeheersing (SRC) van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR). Het handboek wordt één keer per twee jaar geactualiseerd1. Per dienst wordt hiervoor een contactpersoon aangewezen. Bij dit overleg dient tenminste één leider CoPI aanwezig te zijn die vanuit de praktijk kan spreken.
1
Na afloop van de CoPI trainingen.
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Handboek CoPI, versie 0.5, april 2008
5
2.
Organisatie CoPI
2.1 Inleiding Het CoPI is belast met de uitvoering van de operationele leiding op de plaats van het incident en staat onder leiding van de leider CoPI. De leider CoPI wordt bijgestaan door een operationele staf ter plaatse die bestaat uit functionarissen van de diverse organisaties betrokken bij de rampenbestrijding. Het CoPI wordt operationeel als het incident lokaal van aard is, maar de aanpak multidisciplinaire afstemming tussen de diensten vergt om tot een goede inzet te kunnen komen: GRIP 1. Effecten naar de omgeving zijn beperkt van aard en kunnen vanaf de plaats incident worden beheerst. De nadruk ligt op het sturen van operationele processen ter plaatse. Als blijkt dat een incident een duidelijke uitstraling heeft naar de omgeving, dus ook duidelijke effecten buiten de plaats incident heeft, wordt naast een CoPI ook een Regionaal Operationeel Team (RegOT) ingesteld. Het CoPI blijft dan operationeel. 2.2 Alarmering GRIP 1 kan worden ingesteld door: De leidinggevende functionarissen op officiersniveau van Brandweer, Politie, GHOR of Havenbedrijf die ter plaatse zijn van het incident. De vaste leidinggevende functionarissen van het CoPI2. De dienstdoende functionarissen op officiersniveau die functioneel boven de vaste leden van het CoPI zijn gesteld, inclusief de leden van de (Regionale) Veiligheidsstaf. De dienstdoende leidinggevende van de GMK. Voor alle CoPI-leden en vaste ondersteuners geldt dat zij zich zo snel mogelijk naar de plaats incident begeven. In principe is de opkomsttijd een half uur3, behalve voor de ambtenaren rampenbestrijding (ARB) en andere ad-hoc ondersteuners die in de vrije oproep zitten. Zij hebben een opkomsttijd van een uur4. De alarmering van de operationele functionarissen en de van de betrokken gemeenten vindt plaats door de Gemeenschappelijke Meldkamer.
2
Functionarissen op officiersniveau van Brandweer, Politie en Havenbedrijf en de Commandant van Dienst Geneeskundig. CoPI-leden en -ondersteuners dienen in 80% van de oproepen vanaf hun verblijfplaats binnen een half uur in het CoPI aanwezig te zijn. 4 Deze afwijkende opkomsttijd heeft te maken met het feit dat een ARB niet beschikt over een piketvoertuig en bovendien ter plaatse geen veldeenheden hoeft aan te sturen. Het alarmeren en formeren van de gemeentelijke actiecentra zal door een complexere wijze van alarmeren van medewerkers die in het dagelijks leven geen operationele functie hebben ook langer duren dan bij operationele organisaties het geval is. 3
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Handboek CoPI, versie 0.5, april 2008
6
Melding
Havencoördinatiecentrum (HCC)
Gemeenschappelijke meldkamer (Politie, Brandweer, Ambulance)
Meldkamer DCMR Milieudienst Rijnmond
Alarmering operationele diensten conform procedures
Alarmering CoPI
Figuur 1: Alarmering CoPI
2.3 Locatie De coördinatiepost (CP, ook wel CoPI-bak genoemd) van de Regionale Brandweer dient als overlegcentrum en wordt automatisch gealarmeerd door de Gemeenschappelijke Meldkamer (MK-Brandweer). De locatie van het CoPI wordt door de leider CoPI, na overleg met aanwezigen, bepaald. De verbindingscommandowagens van de diensten kunnen na overleg met het CoPI-lid van hun eigen dienst aangewezen worden als CoPI-locatie. Indien wenselijk kan ook een bedrijfsruimte worden aangewezen als CoPI-locatie. 2.4 Samenstelling CoPI Het CoPI bestaat uit functionarissen van de volgende organisaties: Vaste leden: Leider CoPI (gemandateerd Operationeel Leider). Officier van Dienst Regionale Brandweer Rotterdam-Rijnmond. CoPI-lid Politie Rotterdam-Rijnmond. Commandant van Dienst Geneeskundig. Officier van Dienst Havenbedrijf/Divisie Havenmeester. Adviseur gevaarlijke stoffen van de DCMR Milieudienst Rijnmond. Vaste Ondersteuning: De voorlichtingsfunctionaris van de Politie5. Een informatiemanager van de VRR. Ad-hoc adviseurs: De Ambtenaar Rampenbestrijding (ARB) van de getroffen gemeente. Op verzoek van operationele leidinggevenden of op initiatief van de Ambtenaar Rampenbestrijding kunnen de gemeentelijke diensten ingeschakeld worden. De Ambtenaar Rampenbestrijding neemt na alarmering contact op met de Leider CoPI. Het CoPI kan worden uitgebreid met functionarissen van andere diensten en bedrijven die op de plaats van het incident zijn of worden ingezet. Te denken valt bijvoorbeeld aan, maar niet uitputtend: Waterschappen, nutsbedrijven, Rijkswaterstaat, RET, Prorail, KNRM etc.
5 Tot op heden kan een opkomsttijd van maximaal een half uur in 80% van de gevallen nog niet gegarandeerd en geëist worden. De deelnemers aan de poule hebben hiertoe nog geen adequate opleiding gevolgd en niet de vereiste middelen tot hun beschikking. De politie volgt de landelijke ontwikkelingen op dit terrein op de voet en zal indien noodzakelijk hierin gefaseerd aanpassingen aanbrengen.
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Handboek CoPI, versie 0.5, april 2008
7
VELD
COMMANDO PLAATS INCIDENT
Eenheden
Officier van Dienst Brandweer
Officier van Dienst Brandweer
Adviseur Gevaarlijke Stoffen (AGS)
AGS / MPL*
Leider CoPI
CoPI-lid Politie
Chef van Dienst Politie
Eenheden
Voorlichter
Commandant van Dienst GHOR
Officier van Dienst GHOR
Eenheden
Informatiemanager
Officier van Dienst DHMR
Officier van Dienst DHMR
Eenheden
Meetploegen
(Ambtenaar Rampenbestrijding) (Vertegenwoordiger Ad hoc)
Figuur 2: Samenstelling CoPI
2.5
* Indien beschikbaar
Taken CoPI Het bepalen van de situatie op de plaats incident en de mogelijke ontwikkelingen. Het bepalen van de te volgen tactiek om te komen tot een snelle en gecoördineerde hulpverlening en/of incidentbestrijding. Het afbakenen van het inzetgebied (brongebied). Het ter plaatse leiding geven aan de aan de crisisbestrijding deelnemende disciplines op en in de directe omgeving van plaats incident6. Het gevraagd en ongevraagd periodiek informeren van de leider RegOT over de ontwikkelingen op plaats incident (vanaf GRIP 2). Het informeren van de betrokken burgemeester. Het (laten) inzetten van eenheden op en/of om de plaats incident. Het treffen van maatregelen gericht op het voorkomen en beperken van slachtoffers op de plaats incident. Het coördineren en aansturen van de hulpverlening aan slachtoffers. Het vanaf GRIP 2-situaties aanvragen van personeel, (bijzonder) materieel en bijstandspotentieel bij het Regionaal Operationeel Team. Het bepalen van de inzet van gemeentelijke diensten zoals bij (tijdelijke) ontruimingen en/of registratie van slachtoffers (vanaf GRIP 2 via het RegOT). Het verstrekken van informatie over de incidentbestrijding aan de op het incidentterrein opererende eenheden en vanaf GRIP 2-situaties aan het RegOT. Voorlichting: Ten tijde van GRIP 1 is er een CoPI-voorlichter aanwezig in het CoPI. Deze functie wordt ingevuld door een Politievoorlichter afkomstig van de Politie RotterdamRijnmond. De voorlichter verzorgt de woordvoering over het incident. De voorlichter staat de pers ter plaatse te woord, maar ook telefonisch. Tevens zorgt de voorlichter er voor dat eventuele adviezen aan de bevolking via de pers en de hulpverleningsdiensten worden gecommuniceerd. De officier van justitie van het Openbaar Ministerie (OM) is in alle gevallen verantwoordelijk voor de strafrechtelijke handhaving. Met betrekking tot de voorlichting kan het zo zijn dat het strafrechtelijk onderzoek dat loopt, geschaad kan
6
Onder incidentterrein of rampterrein wordt verstaan: het terrein waarbinnen een gecoördineerde inzet van diensten en organisaties van verschillende disciplines plaatsvindt, gericht op de bestrijding van de gevolgen van een crisis.
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Handboek CoPI, versie 0.5, april 2008
8
worden door mededelingen richting pers en publiek. In alle GRIP-situaties wordt – indien van toepassing- hierover afstemming gezocht tussen gemeente, Politie en OM, vooral in situaties van terreurdreiging of aanslag. 2.6
Werkafspraken Na alarmering/aanrijdend wordt door de functionarissen van de operationele diensten direct geschakeld op de gezamenlijke gespreksgroep in C2000 (SRR-RMG-01). Tijdens plenaire sessies worden mobiele telefoons/mobilofoons afgegeven (aan Verbinding- en Commandowagen of andere ondersteuner buiten het CoPI) of uitgeschakeld. Voor de Adviseur Gevaarlijke Stoffen wordt, zo nodig, een uitzondering gemaakt in overleg met de leider CoPI. In de eerste plenaire sessie worden vergaderafspraken gemaakt.
2.7 Aflossing Bij verwachting van een langdurig incident dient een tijdstip van aflossing te worden afgesproken. In principe wordt na een dienstverband van maximaal 13 uur (inclusief de reguliere functie) gedifferentieerd afgelost. Het is raadzaam tijdig een aflossingsschema op te laten stellen. De operationele diensten en ad hoc partijen waarborgen zelf hun vervanging. 2.8 Evaluatie Na afloop van een incident vindt een debriefing plaats. In principe worden na afloop van elke GRIP situatie door de Stafdirectie Risico- en Crisisbeheersing van de VRR digitale evaluatieformulieren toegestuurd naar de deelnemers van het CoPI. De deelnemers moeten de formulieren binnen twee weken invullen en retour zenden. Bij GRIP 1 incidenten met een geringe impact zal geen evaluatie worden opgesteld, tenzij 1 van de betrokken diensten hierom verzoekt. Indien besloten wordt tot een evaluatie zal de leider CoPI binnen twee weken, in overleg met de verantwoordelijke beleidsmedewerker van de Stafdirectie Risico- en Crisisbeheersing, de deelnemers van de betreffende crisisstaf bijeenroepen. Het bijwonen van de evaluatie is verplicht. Een medewerker van SRC is verantwoordelijk voor het opstellen van het uiteindelijke evaluatierapport. Het definitieve evaluatierapport en bijhorende actiepunten worden, na instemming van de deelnemers van het CoPI en/of RegOT, via de Adviesraad Risico- en Crisisbeheersing (ARC) ter vaststelling voorgelegd aan de Veiligheidsdirectie. Indien besloten wordt dat een evaluatie niet nodig wordt geacht, zal dit beargumenteerd moeten worden en wordt hiervan melding gemaakt door middel van een hiervoor opgesteld formulier. 2.9 Vakbekwaamheid Jaarlijks worden de leden van het CoPI beoefend in de rol die zij vervullen in het CoPI tijdens een training. Daarnaast wordt van elk CoPI-lid verwacht dat hij voldoet aan de in dit handboek gestelde bekwaamheidseisen en de basisopleiding crisisbeheersing heeft gevolgd. Deze opleiding wordt georganiseerd door de Stafdirectie Risico- en Crisisbeheersing en is landelijk gecertificeerd.
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Handboek CoPI, versie 0.5, april 2008
9
3.
Functies
In dit hoofdstuk is per functie weergegeven wat de functie inhoudt, de bijbehorende taken, functie-eisen en algemene bekwaamheden. De opsomming van algemene bekwaamheden is opgenomen om een complete omschrijving te geven ten behoeve van teksten in bijvoorbeeld vacatures. 3.1
Taakbeschrijving Leider CoPI
Functie Bij grootschalig multidisciplinair optreden wordt de Hoofdofficier van Dienst Brandweer (HO) ingezet als leider CoPI. Afhankelijk van de aard van het incident kan de burgemeester van de getroffen gemeente of de coördinerend burgemeester beslissen een gekwalificeerde leidinggevende van een andere dienst te benoemen als leider CoPI. Hij is eindverantwoordelijk voor de multidisciplinaire aanpak in het brongebied en treedt op als technisch voorzitter van het CoPI. De leider CoPI is primair verantwoordelijk voor de integrale besluitvorming en de processturing en treedt op als gemandateerd Operationeel Leider (bron: Operationele leiding en commandovoering, 2006). Taken Is gemandateerd Operationeel Leider. Zorgt dat alle voorbereidende maatregelen uitgevoerd worden (conform rampbestrijdingsplannen en procesdeelplannen). Is eindverantwoordelijk voor besluitvorming. Is eindverantwoordelijk voor de SITRAPS. Is eindverantwoordelijk voor de voorlichting vanuit het CoPI. Adviseert Burgemeester (bij GRIP 1). Adviseert de Leider RegOT (vanaf GRIP 2). (Gegeven de aard van het incident inschatten of andere operationele dienst de Operationeel Leider moet leveren en hiertoe burgemeester adviseren.) Functionele eisen Is bekend met processen, procedures en verantwoordelijkheden van de verschillende disciplines. Heeft kennis van alle rampbestrijdingsprocessen. Heeft kennis van de structuur van de rampenbestrijding tot op nationaal niveau. Heeft inzicht in zijn verantwoordelijkheden en bevoegdheden en in die van de andere leden van het CoPI. Deze zijn per dienst bepaald. Heeft inzicht in de rol die het RegOT en de gemeentelijke/regionale veiligheidsstaf (GVS/RVS) vervullen. Algemene bekwaamheid HBO werk- en denkniveau. Basisopleiding crisisbeheersing. Heeft een multidisciplinair voorbereidingsprogramma gevolgd. Minimaal enkele jaren leidinggevende ervaring op het gebied van crisismanagement; kan omgaan met meervoudige belangen in multidisciplinaire teams en met complexe problemen. Beschikt over de onderstaande competenties voor het vervullen van de aangegeven taken onder tijdsdruk/crisisomstandigheden: leiderschap, politiek-bestuurlijk inzicht, communiceren, stressbestendig handelen, coördineren, analyseren, samenwerken en daadkracht (zie bijlage 5).
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Handboek CoPI, versie 0.5, april 2008
10
3.2
Taakbeschrijving Voorlichter
Functie De voorlichter is ondersteuner van het CoPI en krijgt leiding van de leider CoPI. De voorlichter CoPI maakt onderdeel uit van de regionale voorlichterspool en wordt geleverd door de politie. De voorlichter CoPI stemt de voorlichtingsboodschap af met de leider CoPI. De voorlichter CoPI overlegt over de voorlichtingsboodschap met de voorlichter RegOT en de coördinator persvoorlichting van de getroffen gemeente. Taken Ondersteunt het CoPI bij communicatie met media en publiek. Adviseert over de communicatietactiek vanuit zijn communicatiedeskundigheid. Organiseert ter plaatse informatievoorziening voor en informatieverstrekking aan de aanwezige media en voert het woord namens het CoPI naar de media. Informeert media over feiten, omstandigheden, te voorziene ontwikkelingen en aandachtspunten. Helpt/begeleidt media veilig hun werk te doen: maken opnames, bezoeken plaats incident, afnemen interviews. Informeert media over besluiten, voornemens en ontwikkelingen. Informeert media over plaats en aard van eerstvolgende officiële persmomenten. Reageert in overleg met contactpersoon in gemeente op mediaverzoeken. Ondersteunt tijdens bezoeken, bijeenkomsten ter plaatse inzake mediacontacten. Maakt aantekeningen van alle werkzaamheden (zoals vragen, antwoorden, afspraken, ontmoetingen). Rapporteert contactpersoon continu over communicatievraagpunten/ aandachtspunten (toon media, geruchten). Rapporteert contactpersoon over (dreigende) conflicten met of vijandigheid vanuit de media. Rapporteert contactpersoon continu over aard, omvang en inhoud van de mediacontacten. Functionele eisen Heeft oog en oor voor relevante communicatiefeiten en –gebeurtenissen en kan daarover rapporteren aan contactpersoon. Beschikt over kennis en inzicht betreffende de deelprocessen rampenbestrijding. Heeft inzicht in zijn verantwoordelijkheden en bevoegdheden en in die van de leden van het CoPI. Deze zijn per dienst bepaald. Kan de geldende richtlijnen/procedures hanteren. Heeft inzicht in de rol die het RegOT en de gemeentelijke/ regionale veiligheidsstaf (GVS/RVS) vervullen. Algemene bekwaamheid HBO werk- en denkniveau. Basisopleiding crisisbeheersing. Minimaal 1 jaar ervaring op het gebied van crisiscommunicatie. Beschikt over de onderstaande competenties voor het vervullen van de aangegeven taken onder tijdsdruk/crisisomstandigheden: communiceren, accuraat, stressbestendig, analyseren, samenwerken (zie bijlage 5).
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Handboek CoPI, versie 0.5, april 2008
11
3.3
Taakbeschrijving Informatiemanager
Functie De informatiemanager is een multidisciplinaire functie voor interne informatievoorziening. Het proces interne informatievoorziening is één van de vier randvoorwaardelijk processen voor alle onderdelen van de bestrijding en is daarom ook kritisch: zonder de randvoorwaardelijke processen is er geen hoofdstructuur, laat staan dat deze kan functioneren (Basisvereisten Crisismanagement, 2006). De informatiemanager werkt nauw samen met de leider CoPI die verantwoordelijk is voor het tweede randvoorwaardelijke proces “leiding en coördinatie” en de voorlichter, die verantwoordelijk is voor de externe informatievoorziening. De taak van de leider CoPI is coördinatie en van de informatiemanager is de taak het halen, valideren en brengen van informatie. Hij/ zij neemt met een laptop plaats in het CoPI. Tijdens het plenair overleg is hij verantwoordelijk voor het bijhouden van de actielijst en het vastleggen van het gezamenlijk operationeel beeld. Taken Informatie (tekst/grafisch) valideren, halen en brengen (eigenstandige taak, hulpmiddelen zijn onder meer het informatiesysteem en Internet); Is eindverantwoordelijk voor het communiceren van het gezamenlijk operationeel beeld op een bepaald tijdstip vanuit het CoPI naar andere staven in de vorm van situatierapportages (SITRAPS). In nauw overleg met en in opdracht van de leider CoPI kan het sitrap worden uitgebreid met concrete vragen en problemen (met inbegrip van de voorgestelde oplossingsrichtingen en de bijbehorende consequenties) gericht aan een ander team (zoals het RegOT). Opstellen, bijhouden en bewaken actielijst CoPI; Door gebruik van het informatiesysteem en verzamelen van informatie ontstaat automatisch als bijproduct een chronologisch overzicht van het incidentverloop (voor evaluatie en langdurige incidenten); Het toezien op het invullen van papieren aanwezigheids- en bereikbaarheidslijsten ten behoeve van evaluatie achteraf. Functionele eisen Beschikt over kennis en inzicht in alle rampbestrijdingsprocessen op hoofdlijnen. Kan in een plenaire vergadering onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken en is daarbij gespitst op besluiten. Heeft nadrukkelijk aandacht voor het evenwicht tussen de snelheid van communiceren van informatie versus het valideren van informatie. Is in staat om besproken zaken kort en bondig te formuleren in sitraps en besluitenlijsten. Heeft inzicht in zijn verantwoordelijkheden en bevoegdheden en in die van de leden van het CoPI. Deze zijn per dienst bepaald. Heeft inzicht in de rol die het RegOT en de gemeentelijke/ regionale veiligheidsstaf (GVS/RVS) vervullen. Algemene bekwaamheid HBO werk- en denkniveau. Basisopleiding crisisbeheersing. Kan werken met het gebruikte informatiesysteem (Cedric). Beschikt over de onderstaande competenties voor het vervullen van de aangegeven taken onder tijdsdruk/crisisomstandigheden: communiceren, accuraat, stressbestendig, analyseren, samenwerken (zie bijlage 5).
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Handboek CoPI, versie 0.5, april 2008
12
3.4
Taakbeschrijving Officier van Dienst Brandweer
Functie De Officier van Dienst Brandweer (OD) krijgt leiding van de leider CoPI en heeft contact met de Officier van Dienst Brandweer in het veld. Is procesverantwoordelijk voor de uitvoering van de processen: Alarmering. Bron- en effectbestrijding. Waarschuwen bevolking. Ontsmetten van mens en dier. Ontsmetten voertuigen en infrastructuur. Waarnemen en meten. Toegankelijk/begaanbaar maken en opruimen. Logistiek rampbestrijdingspotentieel. Verbindingen. Taken Geeft leiding aan de brandweerinzet. Stemt de bestrijding af met de andere leden van het CoPI. Bij GRIP 2 of hoger: rapporteert aan het Hoofd Sectie Brandweer in het RegOT. Functionele eisen Beschikt over kennis en inzicht betreffende de brandweerprocessen en over die van andere diensten op hoofdlijnen. Heeft inzicht in zijn verantwoordelijkheden en bevoegdheden en in die van de andere leden van het CoPI. Deze zijn per dienst bepaald. Kan de geldende richtlijnen/procedures hanteren. Heeft inzicht in de rol die het RegOT en de gemeentelijke/ regionale veiligheidsstaf (GVS/RVS) vervullen. Algemene bekwaamheid HBO werk- en denkniveau. Basisopleiding crisisbeheersing. Brandweerfunctionaris, minimaal in het bezit van diploma Adjunct Hoofdbrandmeester of de Leergang Officier van Dienst. Beschikt over onderstaande competenties voor het vervullen van de aangegeven taken onder tijdsdruk/crisisomstandigheden: politiek-bestuurlijk inzicht, communiceren, stressbestendig handelen, analyseren, samenwerken, daadkracht, overtuigen (zie bijlage 5).
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Handboek CoPI, versie 0.5, april 2008
13
3.5
Taakbeschrijving CoPI-lid Politie7
Functie Het CoPI-lid krijgt leiding van de leider CoPI en geeft leiding aan de totale inzet van politie in het brongebied8. Is procesverantwoordelijk voor de uitvoering van de processen: Ontruiming en evacuatie. Afzetten en afschermen. Regelen verkeer. Handhaven openbare orde en rechtsorde. Berging en identificatie overleden slachtoffers. Begidsen. Strafrechtelijk onderzoek. Taken Ter plaatse van het incident zo spoedig mogelijk de CoPI-taken overnemen van de Chef van Dienst. Zet CoPI-besluiten om in maatregelen en ziet toe op de uitvoering daarvan d.t.v. de Chef van Dienst-politie. Overleggen en afstemmen met de Chef van Dienst. Bewaken van de uitvoering van de zeven politieprocessen. Overleggen en afstemmen met betrekking tot maatregelen en inzet politie-eenheden, met de andere diensten in het CoPI. Treffen van maatregelen gericht op het voorkomen en beperken van slachtoffers op de plaats van het incident. Verstrekken van informatie over de rampenbestrijding of de hulpverlening aan de MKpolitie of actiecentrum politie. Informeren van de districtschef. Zo mogelijk door tussenkomst van de chef van dienst Aanvragen van (districtelijke of interdistrictelijke) politiebijstand. Functionele eisen Beschikt over kennis en inzicht betreffende de politieprocessen en over die van andere diensten op hoofdlijnen. Heeft inzicht in zijn verantwoordelijkheden en bevoegdheden en in die van de andere leden van het CoPI. Deze zijn per dienst bepaald. Kan de geldende richtlijnen/procedures hanteren. Heeft inzicht in de rol die het RegOT en de gemeentelijke/ regionale veiligheidsstaf (GVS/RVS) vervullen. Algemene bekwaamheid HBO werk- en denkniveau. Gecertificeerd hulpofficier van justitie. Is aangewezen als CoPI-lid door de Korpsleiding. Basisopleiding crisisbeheersing. Basisopleiding plaats-delictmanagement. Operationele achtergrond en ervaring op leidinggevend niveau. Ervaring in werkzaamheden bij Grootschalig en/of Bijzonder optreden op het gebied van rampenbestrijding. Beschikt over onderstaande competenties voor het vervullen van de aangegeven taken onder tijdsdruk/crisisomstandigheden: politiek-bestuurlijk inzicht, communiceren, stressbestendig handelen, analyseren, samenwerken, daadkracht, overtuigen (zie bijlage 5). 7
Deze beschrijving is op hoofdlijnen, details in het Deelplan Crisisbeheersing Politie.
8
Wanneer het brongebied Rotterdam-airport is, dan wordt een Officier van Dienst van de KMAR CoPI-lid politie.
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Handboek CoPI, versie 0.5, april 2008
14
3.6
Taakbeschrijving Commandant van Dienst Geneeskundig
Functie De Commandant van Dienst Geneeskundig krijgt leiding van de leider CoPI en geeft leiding aan de totale inzet van geneeskundige eenheden in het brongebied. Is procesverantwoordelijk voor de uitvoering van de processen: Preventieve openbare gezondheidszorg. Geneeskundige hulpverlening. Hulpverlening psychosociaal (pshor). Taken Geeft leiding aan de geneeskundige inzet op de plaats incident. Stemt de bestrijding af met de andere leden van het CoPI. Beoordeelt de toestand op het rampterrein t.a.v. de rampenbestrijding in het algemeen en de geneeskundige hulpverlening in het bijzonder. Schat de gezondheidrisico’s in van de veiligheid in het algemeen en van de GHOR eenheden op het rampterrein in het bijzonder. Rapporteert functioneel aan het Hoofd Sectie GHOR. Functionele eisen Beschikt over kennis en inzicht betreffende de GHOR processen en over die van andere diensten op hoofdlijnen. Heeft inzicht in zijn verantwoordelijkheden en bevoegdheden en in die van de andere leden van het CoPI. Deze zijn per dienst bepaald. Kan de geldende richtlijnen/procedures hanteren. Heeft inzicht in de rol die het RegOT en de gemeentelijke/ regionale veiligheidsstaf (GVS/RVS) vervullen. Algemene bekwaamheid HBO werk- en denkniveau. Basisopleiding crisisbeheersing. Is aangewezen als Commandant van Dienst Geneeskundig door de Regionaal Geneeskundig Functionaris (RGF). Beschikt over de onderstaande competenties voor het vervullen van de aangegeven taken onder tijdsdruk/crisisomstandigheden: politiek-bestuurlijk inzicht, communiceren, stressbestendig handelen, analyseren, samenwerken, daadkracht, overtuigen (zie bijlage 5).
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Handboek CoPI, versie 0.5, april 2008
15
3.7
Taakbeschrijving Adviseur Gevaarlijke Stoffen
Functie De Adviseur Gevaarlijke Stoffen (AGS) krijgt leiding van de leider CoPI en opereert onder gezag van de brandweer. De Adviseur Gevaarlijke stoffen wordt geleverd door de Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond (DCMR). Taken Geeft advies t.a.v. de bronbestrijding. Stemt de bestrijding af met de andere leden van het CoPI en de AGS in het RegOT. Stemt af met de Meetplanleider (MPL) ten aanzien van het scenario op plaats incident waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn en het adviseren ten aanzien van de te nemen veiligheidsmaatregelen. Functionele eisen Kan direct telefonisch of mobilofonisch advies geven. Beschikt over kennis en inzicht betreffende Milieuzorg en over de processen van andere diensten op hoofdlijnen. Heeft inzicht in zijn verantwoordelijkheden en bevoegdheden en in die van de andere leden van het CoPI. Deze zijn per dienst bepaald. Kan de geldende richtlijnen/procedures hanteren. Heeft inzicht in de rol die het RegOT en de gemeentelijke/ regionale veiligheidsstaf (GVS/RVS) vervullen. Algemene bekwaamheid HBO niveau chemie/fysica. Hoofdbrandmeester module ROGS/AGS. Stralingsdeskundige niveau 5. Basisopleiding crisisbeheersing. Enkele jaren ervaring met incidentbestrijding. Beschikt over de onderstaande competenties voor het vervullen van de aangegeven taken onder tijdsdruk/crisisomstandigheden: politiek-bestuurlijk inzicht, communiceren, stressbestendig handelen, analyseren, samenwerken, daadkracht, overtuigen (zie bijlage 5).
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Handboek CoPI, versie 0.5, april 2008
16
3.8 Taakbeschrijving Officier van Dienst Divisie Havenmeester Functie De Officier van Dienst Divisie Havenmeester (OvD DHMR) krijgt leiding van de leider CoPI en geeft leiding aan de totale inzet van Havenbedrijf-eenheden in het brongebied. Taken Geeft leiding aan de DHMR eenheden. Stemt de bestrijding af met de andere leden van het CoPI. Rapporteert aan de OPTL. Functionele eisen Beschikt over globale kennis en inzicht betreffende de deelprocessen rampenbestrijding. Heeft inzicht in zijn verantwoordelijkheden en bevoegdheden en in die van de andere leden van het CoPI. Deze zijn per dienst bepaald. Kan de geldende richtlijnen/procedures hanteren. Heeft inzicht in de rol die het RegOT en de gemeentelijke/ regionale veiligheidsstaf (GVS/RVS) vervullen. Algemene bekwaamheid HBO werk- en denkniveau. Basisopleiding crisisbeheersing. Minimaal enkele jaren ervaring met incidentbestrijding. Beschikt over de onderstaande competenties voor het vervullen van de aangegeven taken onder tijdsdruk/crisisomstandigheden: politiek-bestuurlijk inzicht, communiceren, stressbestendig handelen, analyseren, samenwerken, daadkracht, overtuigen (zie bijlage 5).
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Handboek CoPI, versie 0.5, april 2008
17
3.9
Taakbeschrijving Ambtenaar Rampenbestrijding
Functie De ambtenaar rampenbestrijding krijgt leiding van de leider CoPI en is in het CoPI verantwoordelijk voor de coördinatie van en de advisering over de gemeentelijke processen (zie bijlage 6)9. Taken Bewaakt de bestuurlijke aspecten van een incident en/of crisis in relatie tot de operationele acties. Is liaison naar het Gemeentelijk Actiecentrum. Legt de leider CoPI alternatieven/mogelijkheden voor inzake inzet gemeentelijke organisatie. Overlegt met leider CoPI over ondersteuning van gemeentelijke organisatie. Onderhoudt contact met de verantwoordelijken van het betreffende deelproces. Vanaf GRIP 2: Informeert de sectie gemeenten in het RegOT over feitelijke en te verwachten ontwikkelingen en (voor)genomen acties ter plaatse. Bij GRIP 3 verlaat de Ambtenaar Rampenbestrijding het CoPI om deel te nemen aan de Gemeentelijke Veiligheidsstaf. In relatie tot andere overheden Informeert de burgemeester van de betreffende gemeente (vanaf GRIP2: of vraagt het RegOT dit te doen). Onderhoudt contact met hoger bestuur, voorzitters van deelgemeenteraden, wijkraden en buurgemeenten (vanaf GRIP2: of vraagt het RegOT dit te doen). Informeert elke relevante organisatie tijdig en eenduidig, maar uitsluitend op basis van gefiatteerde berichten (vanaf GRIP2: of vraagt het RegOT dit te doen). Is telefonisch beschikbaar voor het beantwoorden van vragen en ontvangen van verzoeken. Functionele eisen Kan binnen korte tijd mandaat verkrijgen om acties uit te zetten. Heeft inzicht in zijn verantwoordelijkheden en bevoegdheden en in die van de leden van het CoPI. Deze zijn per dienst bepaald. Beschikt over de benodigde kennis, inzicht en vaardigheden, om de werkzaamheden taken te vervullen. Heeft inzicht in de rol die het RegOT en de gemeentelijke/ regionale veiligheidsstaf (GVS/RVS) vervullen. Algemene bekwaamheid HBO werk- en denkniveau. Basisopleiding crisisbeheersing. Beschikt over onderstaande competenties voor het vervullen van de aangegeven taken onder tijdsdruk/crisisomstandigheden: politiek-bestuurlijk inzicht, communiceren, stressbestendig handelen, analyseren, samenwerken, daadkracht, overtuigen (zie bijlage 5).
9
Het oproepen van de Ambtenaar Rampenbestrijding is afhankelijk van de aard, locatie en omvang van het incident en de mate waarin gemeentelijke processen dienen te worden ingezet (GRIP 4.2).
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Handboek CoPI, versie 0.5, april 2008
18
3.10
Taakbeschrijving (overige) Ad hoc Adviseurs
Functie De vertegenwoordiger van een ad hoc partij schuift aan als adviseur van het CoPI en bevordert met zijn specifieke kennis het hulpverleningsproces. Hij is vertegenwoordiger van zijn organisatie betrokken bij het incident. Organisaties waar aan kan worden gedacht, zijn: Defensie, Waterschappen, Rijkswaterstaat, RET, Prorail, KNRM, Kustwacht, nutsbedrijven, etc. of een vertegenwoordiger van een bedrijf. Op verzoek van de leidinggevenden in het CoPI wordt vanuit de Gemeenschappelijke Meldkamer contact gezocht met deze organisaties of bedrijven. Indien er reeds iemand van de betreffende instantie in het CoPI aanwezig is kan hij direct contact (laten) opnemen met de juiste persoon. Taken Stelt specifieke en relevante organisatiekennis ter beschikking aan andere diensten. Is verantwoordelijk voor de afstemming ten aanzien van de processen waar zijn organisatie verantwoordelijk voor is. Koppelt relevante informatie en besluitvorming van het CoPI terug aan zijn organisatie. Adviseert de eigen organisatie ten aanzien van te nemen maatregelen binnen de eigen taak. Adviseert de eigen organisatie over opschaling van de eigen organisatie (in relatie tot de opschaling van overige diensten in het CoPI). Adviseert de operationele diensten over maatregelen om uitbreiding van schade te voorkomen/beperken. Draagt zorg voor afstemming van de communicatie van de eigen organisatie met de voorlichter van het CoPI. Gewenst profiel Kan binnen korte tijd mandaat verkrijgen om acties uit te zetten. Heeft inzicht in zijn verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Kan acties vanuit de eigenstandige bevoegdheden afstemmen. Beschikt over kennis en inzicht betreffende de processen binnen eigen organisatie.
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Handboek CoPI, versie 0.5, april 2008
19
Bijlagen Bijlage 1: Standaard agenda CoPI De agenda voor het CoPI kan worden gebruikt als richtlijn voor het verloop van de vergadering. De agenda dient voor de leider CoPI als geheugensteun en geeft aan welke onderwerpen in ieder geval besproken/afgesproken worden. In de coördinatiepost wordt niet met dikke stapels papier gewerkt. De agenda zal dan ook niet fysiek op tafel worden gelegd maar is in dit handboek weergegeven als richtlijn voor de plenaire overleggen. AGENDA 1e plenaire vergadering 1. Opening 2. Voorstellen aanwezigen a. Leider CoPI b. GHOR c. Politie d. Brandweer e. AGS f. DHMR g. Voorlichting h. Informatiemanager i. Gemeente j. Ad hoc liaisons 3. Afspraken: a. Afgeven of uitzetten communicatiemiddelen tijdens plenair b. Bij zeer dringende zaken mag ingebroken worden in het plenair overleg c. Vergaderfrequentie d. Invullen presentielijst e. SITRAP (t.a.v. beeldvorming) via informatiesysteem/Informatiemanager f. Verdere werkwijze 4. Beeldvorming, Oordeelvorming, Besluitvorming: a. Het afbakenen van het inzetgebied (brongebied) b. algemene informatie / situatieschets c. aanvullingen diensten d. is verdere opschaling noodzakelijk? 5. Voorstellen / maatregelen / besluiten 6. Actiepunten en actiehouders 7. Samenvatting en controle actiepunten en genomen besluiten dit plenair overleg 8. Afspraak volgende plenaire sessie AGENDA volgende plenaire vergadering(en) 1. Stand van zaken actiepunten vorige vergadering
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Handboek CoPI, versie 0.5, april 2008
20
2. Beeldvorming, Oordeelvorming, Besluitvorming: a. algemene informatie / situatieschets b. aanvullingen diensten 3. Voorstellen / maatregelen / besluiten 4. Samenvatting en controle actiepunten en genomen besluiten dit plenair overleg 5. Afspraak volgende plenaire sessie AGENDA laatste plenaire vergadering 1. Stand van zaken actiepunten vorige vergadering 2. Beeldvorming incident: a. algemene informatie / situatieschets b. aanvullingen diensten 3. Vaststellen tijdstip afschalen of routine (elke dienst communiceert dit met eigen dienst) 4. Bepalen hoe nog lopende zaken afgeregeld worden. 5. Peilen behoefte aan latere evaluatie (bij GRIP-3 altijd) of first impression evaluatie en prikken datum.
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Handboek CoPI, versie 0.5, april 2008
21
Bijlage 2: Gebruik van Cedric in het CoPI De landelijke basisvereisten crisisbeheersing van het Landelijk Beraad Crisisbeheersing (LBCB) van november 2006 geven de kaders voor operationeel informatiemanagement. De Basisvereisten betreffen een beperkte set – op termijn juridisch te verankeren- kwantitatieve en kwalitatieve normen voor de voorwaardenscheppende processen binnen de rampenbestrijding/crisisbeheersing, waaraan iedere veiligheidsregio onder operationele omstandigheden moet kunnen voldoen. Voor informatiemanagement geldt dat informatie: Tussen beschikbaar en Tussen beschikbaar en belanghebbenden zijn verwerkt in eigen beeld op de hoogte A. Prio 1 Max.5 minuten Max.5 minuten
Tussen beschikbaar en verwerkt in totaalbeeld
B. Prio 2 Max.15 minuten
Max.20 minuten
Max.15 minuten
Max.10 minuten
Prio 1 informatie heeft direct gevolgen voor de bestrijding en/ of veiligheid van mensen. Prio 2 informatie past binnen het verwachte incidentverloop. De regio moet dus kunnen beschikken over een totaalbeeld dat binnen de gestelde norm opgebouwd en ververst kan worden. Momenteel wordt de Netcentrische informatiedeling als meest geschikte basis erkend voor de beeldvorming binnen de crisisbeheersing. Bij de Netcentrische werkwijze is de hiërarchie niet meer bepalend voor de snelheid waarmee informatie binnen het netwerk van crisisstaven bekend wordt gesteld.
Figuur: verschil tussen de klassieke hiërarchische en de netcentrisch werkwijze (T= het tijdstip dat informatie binnen een staf bekend wordt). Bovenstaand figuur laat zien dat volgens de klassieke hiërarchische manier van informatievoorziening het anderhalf uur kan duren voordat informatie vanuit het veld (onderste niveau) bij bijvoorbeeld een bestuurlijke staf bekend is.
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Handboek CoPI, versie 0.5, april 2008
22
Rechts wordt het delen van informatie via de netcentrische werkwijze weergegeven. Hiermee wordt inzichtelijk de noodzaak om -indien de regio wil voldoen aan de Basisvereisten crisisbeheersing voor informatiemanagement (informatie binnen 10-20 minuten in het gezamenlijk beeld verwerkt)- netcentrisch werken onontbeerlijk is. Ook is deze structuur beter uitbreidbaar met nieuwe partijen zoals waterschappen, nutbedrijven etc. dan de klassieke lijnstructuur. Het programma Cedric ondersteunt de netcentrische werkwijze vanuit de ICT technologie. Binnen het CoPI beschikt de informatiemanager in over Cedric. Cedric bestaat uit een online informatiebibliotheek en speciale email faciliteit (https://cedric.multi-team.nl/vrr). In dit programma maakt de informatiemanager situatierapporten (sitraps) namens het CoPI. Het situatierapport van het CoPI bevat de het gezamenlijk operationeel beeld op een bepaald tijdstip in het CoPI. In nauw overleg met en in opdracht van de leider CoPI kan het sitrap worden uitgebreid met concrete vragen en problemen (met inbegrip van de voorgestelde oplossingsrichtingen en de bijbehorende consequenties) waarover het RegOT zich moet buigen. De informatiemanager raadpleegt, naast de diensten zelf, bronnen zoals het programma Cedric om relevante informatie voor het team beschikbaar te maken. Hierbij kan gedacht worden worst case scenario’s, bedrijfsfoto’s, plattegronden, opvangcentra, kwetsbare objecten, aantal aanwezigen etc. Ook bewaakt de informatiemanager incident informatie die van andere crisiscentra binnenkomt via Cedric (situatierapportages, berichten, besluit van derden en gevraagde acties voor het CoPI). Hij attendeert andere CoPI leden indien voor hen relevante nieuwe informatie via Cedric beschikbaar is gekomen. Tevens beoordeelt hij of informatie zo dringend is dat deze bijvoorbeeld acuut moet worden ingebracht tijdens een plenair overleg. Indien het CoPI niet in plenair overleg is, overlegt hij zo nodig met de leider CoPI of de informatie aanleiding geeft het plenair overleg te vervroegen. In Cedric zijn online raadpleegbaar: plannen, procedures en algemene gegevens; berichten, situatierapportages en grafische plots met dynamisch incident.
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Handboek CoPI, versie 0.5, april 2008
23
Bijlage 3: Standaard SITRAP (uit Cedric)
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Handboek CoPI, versie 0.5, april 2008
24
Bijlage 4: Evaluatie CoPI Procedure Indien besloten wordt tot een evaluatie, zullen na afloop de GRIP situatie door de Stafdirectie Risico- en Crisisbeheersing van de VRR digitale evaluatieformulieren worden toegestuurd naar de deelnemers van het CoPI. De deelnemers moeten de formulieren binnen twee weken invullen en retour zenden. De leider CoPI zal bovendien binnen twee weken, in overleg met de verantwoordelijke beleidsmedewerker van de Stafdirectie Risico- en Crisisbeheersing, de deelnemers van de betreffende crisisstaf bijeenroepen. Het bijwonen van de evaluatie is verplicht. Het definitieve evaluatierapport en bijhorende actiepunten worden, na instemming van de deelnemers van het CoPI en/of RegOT, via de Adviesraad Risico- en Crisisbeheersing (ARC) ter vaststelling voorgelegd aan de Veiligheidsdirectie. Indien besloten wordt dat een evaluatie niet nodig wordt geacht, zal dit beargumenteerd moeten worden en wordt hiervan melding gemaakt door middel van een hiervoor opgesteld formulier. Standaard evaluatievragen EVALUATIEFORMULIER VOOR HET OPTREDEN VOLGENS DE GECOÖRDINEERDE REGIONALE INCIDENTENBESTRIJDINGS PROCEDURE (GRIP) -VERTROUWELIJKBetreft incident : Ingevuld door : Dienst : Functie tijdens incident : Datum ingevuld : A.
OPSTARTEN GRIP, ALARMERING EN INSTELLING CoPI 1.
Op welke wijze en hoe laat kwam de melding van het incident bij uw dienst binnen?
2.
Welke maatregelen zijn door uw meldkamer genomen voor en na de melding van het incident? (tijden vermelden en zo mogelijk verwijzen naar bijlagen met meldkamer journaal)
3.
Op welke wijze en hoe laat ontving a) uw dienst b) uzelf de melding dat de GRIP opgestart moest worden? Indien er sprake was een vertraging, reden hiervan aangeven.
4.
Wanneer was u aanwezig in het CoPI? Indien er sprake was een vertraging, reden hiervan aangeven.
5.
Wanneer heeft u uw CoPI activiteiten beëindigd?
6.
In hoeverre was er naar uw mening behoefte aan het instellen van een coördinatie-alarm?
7.
(In te vullen door degene die het coördinatie-alarm heeft ingesteld en/of verhoogd of verlaagd of daarbij heeft geadviseerd). Wat was de reden tot het instellen, verhogen of verlagen van het coördinatie-alarm?
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Handboek CoPI, versie 0.5, april 2008
25
B.
FUNCTIONEREN CoPI 1.
Algemene indruk functioneren CoPI a) Samenwerking: b) Beeldvorming: c) Besluitvorming: d) Actie-opvolging:
2.
Voor (plv.) leider CoPI: Kunt u de Sitraps bijvoegen.
3.
Heeft u suggesties om het functioneren van het CoPI te verbeteren?
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Handboek CoPI, versie 0.5, april 2008
26
Bijlage 5: Competenties verschillende rollen Naast de competenties voor de monodisciplinaire aansturing (commandorol) hebben de CoPI-leden ook bepaalde competenties nodig om te kunnen samenwerking in een team. De competentieprofielen voor rollen in het CoPI (onder algemene bekwaamheid in hoofdstuk 3) zijn afkomstig uit het Werkboek competentiegericht oefenen, versie 2006. Dit werkboek is in opdracht van de Directie Crisisbeheersing van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uitgevoerd door een multidisciplinair samengestelde projectgroep in opdracht van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding. Competenties en competentieprofielen Een competentie is het samenhangende geheel van kennis, vaardigheden en houding, beschreven in gedragsmatige termen, dat onderscheidend bijdraagt aan succesvol functioneren. Met behulp van competentieprofielen kan zichtbaar worden gemaakt welke mate van gedrag voor bepaalde functies/taken gewenst is. Een competentieprofiel geeft een gedragsmatige beschrijving van de eisen die worden gesteld aan de leden van crisisteams. Een competentieprofiel dient te worden gelezen als één geheel. De competenties in het profiel geven samen aan welk gedrag gewenst is voor de betreffende crisisfunctionaris. In de oefensetting echter, komt steeds slechts een deel van het competentieprofiel terug als oefendoel. Dit om het overzicht te behouden en aandacht te kunnen besteden aan kernachtige leerdoelen. De competentieprofielen die hierna staan omschreven, bevatten alleen competenties en de daarbij behorende gedragsbeschrijvingen, die van het belang zijn in het kader van crisisbeheersing in multidisciplinaire teams. Het gaat om de ‘crisiscompetenties’. Dit neemt niet weg dat er overlap kan bestaan in de competenties die iemand nodig heeft in zijn dagdagelijkse taken. Om praktische redenen worden in de profielen drie rollen onderscheiden: voorzitter: leider CoPI adviseur: vertegenwoordigers van de verschillende diensten ondersteuner: informatiemanager De competentieprofielen maken duidelijk wat het gewenste gedrag is van de voorzitter, adviseurs en ondersteuners. De competentieprofielen staan dus los van de vakinhoudelijke bijdrage die een adviseur in het team heeft.
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Handboek CoPI, versie 0.5, april 2008
27
5.1
Competenties leider CoPI
Leiderschap ► Op doelgerichte wijze sturing geven aan het team. De leider CoPI: formuleert een helder doel voor het team; leidt het besluitvormingsproces; inspireert, stimuleert en motiveert de teamleden; bewaakt de processen om het doel van het team te bereiken; neemt verantwoordelijkheid voor resultaten. Politiek-bestuurlijk inzicht ► Herkennen en begrijpen van politiek-bestuurlijke processen en besluitvorming die van invloed zijn op de voorliggende crisis De leider CoPI: begrijpt en herkent welke feiten beleidsmatig relevant zijn; weet waar benodigde mensen, middelen en informatie te vinden zijn. Analyseren ► Systematisch onderzoeken en alloceren van problemen en vragen. Ontleden van relevante informatie, achtergronden en structuren. Verbanden leggen tussen gegevens en overzien van relaties tussen oorzaak en gevolg. De leider CoPI: maakt onderscheid tussen feitelijke informatie en aannames; maakt onderscheid tussen relevante en irrelevante informatie; geeft complexe informatiestromen duidelijk weer; legt verbanden op basis van de beschikbare informatie; signaleert (potentiële) problemen/ knelpunten; past ‘scenariodenken’ toe voor de korte termijn (tot 4 uur vooruit); geeft verschillende oplossingsrichtingen die realistisch en haalbaar zijn; bepaalt wie probleemhebber is; bedenkt wie welke informatie nodig heeft en geeft informatie door; toetst (voorgenomen) besluit/advies op praktische uitvoerbaarheid. Beslissen ► Tijdig kiezen op basis van een analyse met oog voor de mogelijke consequenties De leider CoPI: leidt het besluitvormingsproces in het CoPI; maakt afwegingen tussen verschillende operationele belangen afhankelijk van de aard van het incident; formuleert een helder besluit van het CoPI; beslist wat te doen in welke volgorde. Coördineren ► Vanuit een vastgesteld doel bepalen welke taken/activiteiten moeten worden georganiseerd en gepland en daar naar handelen. Bepalen van prioriteiten. De leider CoPI: bepaalt prioriteiten; behoudt overzicht over lopende acties van het eigen team; delegeert taken en controleert de voortgang; stemt acties met andere teams af; bewaakt de overdracht naar een plaatsvervangend team.
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Handboek CoPI, versie 0.5, april 2008
28
Samenwerken ► Actief inzetten voor een gezamenlijk resultaat en een gemeenschappelijk belang. De leider CoPI: benut de kennis en ervaring van alle disciplines die aanwezig zijn; werkt actief vanuit verschillende belangen aan het behalen van het gemeenschappelijke doel; spreekt onderlinge rolverdeling af; vraagt en biedt onafhankelijk advies/hulp; vertrouwt op de professionaliteit van anderen en laat verantwoordelijkheden liggen waar zij horen; betrekt de andere teamleden bij (de voorbereiding van) multi- en monodisciplinaire besluiten en acties; wisselt van invloedstijl richting anderen met het oog op de te realiseren doelen. Communiceren ► Ideeën, meningen en informatie aan anderen overdragen in duidelijke taal, non-verbale communicatie en/of op schrift. Tactvol en effectief reageren op behoeften en gevoelens van anderen, taal en terminologie aanpassen aan verschillende niveaus. De leider CoPI: deelt relevante informatie binnen het team; besteedt aandacht aan verbale en non-verbale signalen; luistert, vat samen en vraagt door; geeft aandacht en ruimte aan gesprekspartners; formuleert kort, bondig en to-the-point; controleert of de boodschap als bedoeld is overgekomen; koppelt besluiten terug naar andere betrokkenen. Daadkracht ► Op adequate en krachtige wijze handelen, staan voor je keuzes en erop aangesproken kunnen worden. Uitstralen van gezag en vertrouwen. De leider CoPI: handelt krachtig, vastberaden en pro-actief; voert direct uit en handelt met snelheid; is zelfredzaam en neemt initiatief; zet beslissingen om in daden; stimuleert en motiveert anderen tot actie. Stressbestendig handelen ► Kalm en zelfverzekerd reageren in lastige situaties. Goede prestaties blijven leveren onder druk, bij tegenslag of tegenstand. Om kunnen gaan met weerstanden. De leider CoPI: handelt rustig en relativerend ondanks onzekerheid en moeilijke omstandigheden; bespreekt eigen fysieke en mentale grenzen; vermindert druk door overzicht te creëren; blijft onder druk geconcentreerd op de bestrijding van de ramp/crisis. Reflecteren ► Kijken naar het teamfunctioneren en het eigen functioneren en het gedrag daaraan aanpassen. Actief werken aan zelfontwikkeling en teamontwikkeling. De leider CoPI: bouwt momenten in voor het bespreken van het functioneren van het eigen; bouwt momenten in voor het overzien van eigen functioneren van zijn rol als voorzitter van het team; bouwt momenten in voor het bespreken van de gebeurtenissen van de afgelopen uren om vooruit te kunnen kijken naar ontwikkelingen van de ramp/crisis voor de komende uren;
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Handboek CoPI, versie 0.5, april 2008
29
formuleert zo nodig acties voor het verbeteren van de aanpak (inhoud) en werkwijze (procedures); formuleert zo nodig acties voor het verbeteren van de interactie binnen het team en met andere teams (proces).
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Handboek CoPI, versie 0.5, april 2008
30
5.2
Competenties Adviseur CoPI
Politiek-bestuurlijk inzicht ► Anticiperen op, herkennen en begrijpen van politiek-bestuurlijke processen en besluitvorming die van invloed zijn op de voorliggende crisis De adviseur CoPI: herkent welke feiten beleidsmatig relevant zijn; weet waar benodigde mensen, middelen en informatie te vinden zijn. Onafhankelijk ► Zelfstandig en zelfbewust werken. Om kunnen gaan met eisen, veranderingen en hindernissen. Eigen standpunten innemen en verdedigen. De adviseur CoPI: vertrouwt op eigen kunnen; vraagt feedback en hulp op het juiste moment op basis van een inschatting van de eigen kennis en vaardigheden; houdt bij druk vast aan persoonlijke overtuiging, zonder star te worden; neemt verantwoorde risico’s. Analyseren ► Systematisch onderzoeken en alloceren van problemen en vragen. Ontleden van relevante informatie, achtergronden en structuren. Verbanden leggen tussen gegevens en overzien van relaties tussen oorzaak en gevolg. De adviseur CoPI: verzamelt en raadpleegt informatie en bepaalt wie probleemhebber is; werkt systematisch; maakt onderscheid tussen feitelijke informatie en aannames; maakt onderscheid tussen relevante en irrelevante informatie; geeft complexe informatiestromen duidelijk weer; legt verbanden op basis van de beschikbare informatie; past ‘scenariodenken’ toe voor de lange termijn (tot 4 uur vooruit); signaleert (potentiële) problemen/knelpunten; geeft verschillende oplossingsrichtingen die realistisch en haalbaar zijn; bedenkt wie welke informatie nodig heeft en geeft informatie door; toetst (voorgenomen) besluit/advies op praktische uitvoerbaarheid. Samenwerken ► Actief inzetten voor een gezamenlijk resultaat en een gemeenschappelijk belang. De adviseur CoPI: benut de kennis en ervaring van alle disciplines die aanwezig zijn; werkt actief vanuit verschillende belangen aan het behalen van het gemeenschappelijke doel; vraagt en biedt onafhankelijk advies/hulp; vertrouwt op de professionaliteit van anderen en laat verantwoordelijkheden liggen waar zij horen; betrekt de andere teamleden bij (de voorbereiding van) multi- en monodisciplinaire besluiten en acties. Communiceren ► Ideeën, meningen en informatie aan anderen overdragen in duidelijke taal, non-verbale communicatie en/of op schrift. Tactvol en effectief reageren op behoeften en gevoelens van anderen, taal en terminologie aanpassen aan verschillende niveaus.
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Handboek CoPI, versie 0.5, april 2008
31
De adviseur CoPI: deelt relevante informatie binnen het team; besteedt aandacht aan verbale en non-verbale signalen; luistert en vraagt door; geeft aandacht en ruimte aan gesprekspartners; formuleert kort, bondig en to-the-point; controleert of de boodschap als bedoeld is overgekomen; koppelt besluiten terug naar betrokkenen eigen kolom. Overtuigen ► Het verkrijgen van instemming, enthousiasme en medewerking voor bepaalde doelen, plannen of ideeën zodat deze worden geaccepteerd of gedragen (zonder hiërarchische macht of sancties). De adviseur CoPI: treedt standvastig op bij verschillende of tegengestelde meningen, belangen of verwachtingen; wisselt invloedstijl om verschillen tussen tactisch-operationele belangen te overbruggen; enthousiasmeert de andere teamleden voor zijn standpunten, ook wanneer sprake is van fundamentele verschillen van inzichten of conflictsituaties, en houdt de relatie daarbij in stand. Daadkracht ► Op adequate en krachtige wijze handelen, staan voor je keuzes en erop aangesproken kunnen worden. Uitstralen van gezag en vertrouwen. De adviseur CoPI: handelt krachtig, vastberaden en pro-actief; voert direct uit en handelt met snelheid; is zelfredzaam en neemt initiatief; zet beslissingen om in daden; stimuleert en motiveert anderen tot actie. Stressbestendig handelen ► Kalm en zelfverzekerd reageren in lastige situaties. Goede prestaties blijven leveren onder druk, bij tegenslag of tegenstand. Om kunnen gaan met weerstanden. De adviseur CoPI: handelt rustig en relativerend ondanks onzekerheid en moeilijke omstandigheden; bespreekt eigen fysieke en mentale grenzen; vermindert druk door overzicht te creëren; blijft onder operationele druk geconcentreerd op de bestrijding van de ramp/crisis.
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Handboek CoPI, versie 0.5, april 2008
32
5.3
Competenties Ondersteuner
Communiceren ► Ideeën, meningen en informatie aan anderen overdragen in duidelijke taal, non-verbale communicatie en/of op schrift. Tactvol en effectief reageren op behoeften en gevoelens van anderen, taal en terminologie aanpassen aan verschillende niveaus. De ondersteuner: besteedt aandacht aan verbale en non-verbale signalen; luistert, vat informatie schriftelijk/digitaal samen en vraagt door waar nodig; controleert of de boodschap als bedoeld is overgekomen; koppelt besluiten terug naar de voorzitter van het team. Accuraat ► Zorgvuldig en stipt handelen, gericht op het voorkómen van fouten. De ondersteuner: toetst eigen werk aan geldende procedures, regels en afspraken; levert correct en volledig werk af; werkt ook onder druk kwaliteitsgericht, nauwgezet en gedegen. Stressbestendig ► Kalm en zelfverzekerd reageren in lastige situaties. Goede prestaties blijven leveren onder druk, bij tegenslag of tegenstand. Om kunnen gaan met weerstanden. De ondersteuner: geeft bij (tijds)druk voorrang aan bepaalde zaken in het eigen werk en blijft doeltreffend communiceren en notuleren; laat zich niet meeslepen door emotie. Analyseren ► Systematisch onderzoeken en alloceren van problemen en vragen. Ontleden van relevante informatie, achtergronden en structuren. Verbanden leggen tussen gegevens en overzien van relaties tussen oorzaak en gevolg. De ondersteuner: structureert informatie; werkt systematisch; maakt onderscheid tussen feitelijke informatie en aannames; maakt onderscheid tussen relevante en irrelevante informatie; geeft complexe informatiestromen schriftelijk/digitaal duidelijk weer. Samenwerken ► Actief inzetten voor een gezamenlijk resultaat en een gemeenschappelijk belang. De ondersteuner: werkt actief aan het behalen van het gemeenschappelijke doel; vraagt en biedt onafhankelijk advies/hulp; vertrouwt op de professionaliteit van de andere teamleden en laat verantwoordelijkheden liggen waar zij horen; ondersteunt de andere teamleden bij (de voorbereiding van) het nemen van multi- en monodisciplinaire besluiten en acties.
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Handboek CoPI, versie 0.5, april 2008
33
Bijlage 6: Verantwoordelijken deelprocessen rampenbestrijding Binnen de rampenbestrijding worden in Rotterdam-Rijnmond 32 deelprocessen onderscheiden die bij een ramp of calamiteit van toepassing kunnen zijn:
Proces
Verantwoordelijke instantie
1. Alarmering
GMK/Brandweer/Politie/GHOR/Gemeente
2. Bron- en effectbestrijding
Brandweer
3. Crisiscommunicatie
Gemeente
4. Waarschuwing bevolking
Brandweer
5. Ontruiming en evacuatie
Politie
6. Afzetten en afschermen
Politie
7. Regelen verkeer
Politie
8. Handhaven openbare orde en rechtsorde
Politie
9. Ontsmetten van mens en dier
Brandweer
10. Ontsmetten van voertuigen en infrastructuur
Brandweer
11. Inzamelen van besmette waren
Gemeente
12. Preventieve openbare gezondheidszorg
GHOR
13. Geneeskundige hulpverlening
GHOR
14. Opvang en verzorging
Gemeente
15. Registreren van slachtoffers (CRIB)
Gemeente
16. Berging en identificatie overleden slachtoffers
Politie
17. Uitvaartverzorging
Gemeente
18. Waarnemen en meten
Brandweer
19. Begidsen
Politie
20. Toegankelijk/begaanbaar maken en opruimen
Brandweer
21. Logistiek rampbestrijdingspotentieel
Brandweer
22. Voorzien in primaire levensbehoeften slachtoffers
Gemeente
23. Strafrechtelijk onderzoek
Politie
24. Geneeskundige hulpverlening psychosociaal
GHOR
25. Centrale registratie gerichte schade (CRAS)
Gemeente
26. Milieuzorg
Gemeente/ DCMR
27. Verbindingen
Brandweer
28. Verslaglegging
Gemeente
29. Nazorg
Gemeente
30. Archiveren
Gemeente
31. Opvang dieren
Gemeente
32. Informatie- en adviescentrum (IAC)
Gemeente
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Handboek CoPI, versie 0.5, april 2008
34
Bijlage 7: Afkortingen AGS ARB CoPI CvDG CP DCMR DHMR GAC GHOR GMK GRIP GVS HBO HCC HO HS IAC KLPD KNRM LBCB MKA MKB MKP MPL OD OL OM OPTL OVD OVDG PD PsHOR RegOT RET RGF ROC ROGS RVS SITRAP SRC VRR VS
Adviseur Gevaarlijke Stoffen Ambtenaar Rampenbestrijding Commando Plaats Incident Commandant van Dienst Geneeskundig Coördinatiepost (Regionale Brandweer) Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond Divisie Havenmeester Gemeentelijk Actiecentrum Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen Gemeenschappelijke Meldkamer Gecoördineerde Regionale IncidentenbestrijdingsProcedure Gemeentelijke Veiligheidsstaf Hoger Beroepsonderwijs Haven Coördinatie Centrum Hoofdofficier van Dienst Hoofd Sectie informatie- en adviescentrum Korps Landelijke Politie Dienst Koninklijke Nederlandse Reddingsmaatschappij Landelijk Beraad Crisisbeheersing Meldkamer Ambulance Meldkamer Brandweer Meldkamer Politie Meetplanleider Officier van Dienst Operationeel Leider Openbaar Ministerie Operationeel Piketteamlid Officier van Dienst Officier van Dienst Geneeskundig Plaats Delict Psychosociale Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen Regionaal Operationeel Team Rotterdamse Elektrische Tramweg Maatschappij Regionaal Geneeskundig Functionaris Regionaal Operationeel Centrum Regionaal Officier Gevaarlijke stoffen Regionale Veiligheidsstaf Situatierapport Stafdirectie Risico- en Crisisbeheersing Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond Veiligheidsstaf
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Handboek CoPI, versie 0.5, april 2008
35
Bijlage 8: Verzendlijst handboek CoPI
de Burgemeesters van de gemeenten in de regio Rotterdam-Rijnmond de leden van de Veiligheidsdirectie van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond de leden van de Adviesraad Risico- en Crisisbeheersing van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond de Directeuren van de Waterschappen in de regio Rotterdam-Rijnmond de Commandanten van de Brandweerdistricten in de regio Rotterdam-Rijnmond de Districtschefs van de politie Rotterdam-Rijnmond de Directeur van de Gezamenlijke Brandweer in het haven- en industriegebied de directie Crisisbeheersing van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de leden van het netwerk MOTO – oefenleiders Veiligheidsregio’s Nederland de leden van de Adviesraad Risico- en Crisisbeheersing de Werkgroep Oefenen VRR de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding het Nederlands Instituut voor Fysieke Veiligheid de Directeur van de Gemeenschappelijke Meldkamer Rotterdam-Rijnmond de Directeuren van de Veiligheidsregio’s in de provincie Zuid-Holland Het handboek CoPI wordt zowel gedrukt als digitaal via de werkgroep Oefenen van de VRR aan de CoPI-leden verstrekt.
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Handboek CoPI, versie 0.5, april 2008
36