1 Gerwen in het begin De dorpen Gerwen en Nuenen vormden van oudsher één burgerlijke gemeente, waarbij in 1821 ook het dorp Nederwetten kwam. De drie dorpen zijn gelegen in het oostelijk deel van de oude landstreek Taxandrië. Van de volksstammen die deze streek in de oertijd bewoonden, is niet veel bekend, al is de duisternis die over hen ligt, toch niet volkomen. Julius Caesar, Plinius en andere antieke schrijvers geven enige spaarzame berichten over hen. In de Frankische tijd (5de tot 8ste eeuw) was Taxandrië verdeeld in verscheidene kleine gewesten. Een daarvan was de Vrijheid Rode of Sint-Oedenrode. Tot deze Vrijheid behoorden Gerwen, Nuenen en Nederwetten. Tijdens het latere hertogdom Brabant maakten deze drie dorpen deel uit van Peelland, een van de vier kwartieren van de Meijerij van 's Hertogenbosch. De Meijerij is het oostelijke deel van Noord-Brabant waarover de meijer (hoge ambtenaar van de hertog) regeerde. Gerwen, Nuenen en Nederwetten hadden toen elk een eigen parochie, hoewel er een tijd is geweest, dat Gerwen en Nuenen niet slechts burgerlijk, maar ook kerkelijk waren verenigd. De parochies waren gelegen in het bisdom Luik en behoorden tot het aartsdiakonaat Kempenland, dekenaat Woensel. Na de oprichting van het bisdom Den Bosch vielen Gerwen en Nuenen in 1571 onder het dekenaat Helmond, en Nederwetten onder dat van Eindhoven. Vanaf 1 januari 1921 behoren Gerwen, Nuenen en Nederwetten tot het dekenaat Helmond. De dorpsnaam Gerwen behoort tot de heim-namen, die gelden als de oudste namen uit de Frankische tijd, ontstaan van de 5de tot de 8ste eeuw. De Latijnse vorm is Geruinus, Gervinus of Gerwinus zijn. De naam is afgeleid van Gerwins-heim, ofwel de woonplaats van Gerwin, een Germaans stamhoofd. Deze naam ‘Gerwin’ is een vroegmiddeleeuws woord, afgeleid van ‘ger’ (= boomtak, speer) en ‘wen’ (= win). Gerwin zou dan betekenen: ‘hij die met de speer wint’. Parochie Gerwen en Stiphout Over de oorsprong van de parochiekerk te Gerwen is weinig bekend. Het altaar is gewijd aan de paus-martelaar St. Clemens. Dat is waarschijnlijk gebeurd in een tijd toen het volk deze heilige bijzonder vereerde.
2 Waarschijnlijk maakte Sint Willibrordus de verering van St. Clemens populair. Willibrordus kreeg in 695 bij zijn bisschopswijding de naam Clemens. Tijdens de 8ste eeuw bloeide de St.-Clemens-verering bij de Nederlandse stammen en vooral bij de Benedictijnen. Daarom lijkt het ontstaan van de oude St.-Clemenskerken te zoeken tussen 700 en 800. In het geschiedkundige werk over de kerken van het bisdom Luik, worden kerken van het kapittel Sint Pieter te Cortessem bij Hasselt beschreven, ook o.a. die van Gerwen, Stiphout en Nuenen. De kerk van Gerwen was de moederkerk, waaruit later die van Nuenen en Stiphout zijn voortgekomen.
Tekening van de eerste kerk van Gerwen, hout ca 1000 (N. Nagtegaal, 10-05-2008). De Stiphoutse kerk heeft tot patroonheilige St. Trudo, die tussen 630 en 695 in onze lage landen heeft geleefd. Daarmee zijn de Stiphoutse en de Gerwense kerk de oudste van onze gewestelijke kerken, ook al omdat de eerste kerken bij voorkeur werden toegewijd aan heiligen uit de eerste tijden van het christendom of aan de heiligen van de streek. De kerk te Stiphout is voortgekomen uit de Gerwense kerk, omdat de kerk te Gerwen vroeger aanzienlijker was dan die te Stiphout. In de officiële stukken uit de 16de eeuw komt de kerk van Stiphout voor als een "quarta capella", als een kerk van de laagste rang. De feesten van St. Clemens en St. Trudo vallen beide jaarlijks op 23 november. Een andere overeenkomst is de hoge eer voor beide heiligen bij de Benedictijnen van de zeer oude abdij te Sint Truiden (B) - St. Trudo. De vicaris-generaal G. Simenon van het bisdom Luik schrijft daarover in zijn De bezittingen der Abdij van Sint Truiden in
3 Nederland in de tweede helft van de 13de eeuw: "Het schijnt ons onbetwistbaar, dat vóór de 13de eeuw deze kerken, waar de H. Trudo of de H. Clemens op 23 november werden gevierd, afhankelijk waren van de abdij van St. Truiden". Simenon dacht, dat de kerken gesticht vanuit de abdij van St. Truiden eerst aan St. Clemens èn aan St. Trudo samen waren toegewijd. Later zou de kerk van Stiphout zelfstandig zijn geworden onder de ene naam St. Trudo met het feest op 23 november. De schrijver van de Gesta Abbatum Trudonensium schreef in 1136 dat vele goederen, waaronder acht kapellen, door de zorgeloosheid van de abten voor de abdij verloren gingen. Machtige heerschappen hebben vele rechten en bezittingen met geweld ontstolen aan de abdij. Dom Rodulfus, abt van St. Truiden van 1108-1138, schrijft over Hendrik I, graaf van Limburg en oppervoogd der abdij (10821119), en over Gislebert II, graaf van Duras (1084-1136). Hij slaakt daarbij de verzuchting: "Jesu bone, quando totum dicerem! Aut quomodo totum dicere possem malum et dampnum, quod per hos duos sustinuit ecclesia nostra?" (Goede Jezus, wanneer ik eens alles zou zeggen! Of hoe zou ik kunnen zeggen alle kwaad en schade dat onze kerk van die twee te lijden heeft gehad?) Na 17 juni 1294 verkreeg het kapittel van Cortessem het patronaat over de kerken van Gerwen en Stiphout. Beide kerken waren nog niet gescheiden, wat zo goed als zeker gebeurde vóór 1 mei 1399. De kerk van Nuenen werd verenigd met die van Gerwen; immers op die datum komt Thomas van der Straten in de provinciale archieven voor als pastoor van Gerwen en Nuenen (niet van Gerwen en Stiphout!). Zeker is dus de kerk van Nuenen jonger dan de Gerwense kerk, en het rechtsgebied van de kerk te Gerwen strekte zich toen ook over Nuenen uit. Nuenen was heel vroeg bewoond en kon reeds in de Frankische tijd een heim of dorp worden genoemd. Toch groeide het waarschijnlijk pas enkele eeuwen later tot een kerkdorp uit. Vermoedelijk pas in de tweede helft van de l2de en het begin van de 13de eeuw, toen ook het aangrenzende kerkdorp Nederwetten in opkomst was. In die tijd zal dus in Nuenen de eerste parochiekerk zijn gebouwd. Bij decreet van de officiaal van het bisdom Luik werden de kerken van Nuenen en Gerwen op 12 november 1496 gescheiden.
4 Kerkgebouw voor 1400 Van het oude kerkgebouw vóór de 15de eeuw is niet veel bekend. Het stond op dezelfde plaats als het huidige kerkgebouw, zoals enige jaren geleden bleek tijdens de restauratie: de resten van het oude hoofdaltaar werden gevonden onder het priesterkoor van het huidige hoofdaltaar. De tegenwoordige kerk stamt volgens deskundig oordeel uit de 15de eeuw (ca 1440), maar het benedendeel van het noordertransept en de onderbouw van de toren zijn waarschijnlijk van een ouder gebouw afkomstig. Aan de noorderzijmuren van de kerk zijn duidelijk oude grote veranderingen aan het gebouw te zien.
Tweede kerk van Gerwen in baksteen (N. Nagtegaal 10-05-2008). Twee kerkmeesters voerden het beheer van de bezittingen en inkomsten der kerk. Zij legden rekening en verantwoording af aan de pastoor, de landheer of diens schout en twee Gerwense schepenen (schout = burgemeester en tevens politiecommandant; schepen = wethouder). De oude kerkrekeningen
5 van 1630-1648 geven aan, dat van de inkomsten van de kerk vóór 1648 voornamelijk kwamen uit graanpachten, geld- en wijnrenten, van offeranden van boter, eieren, vlees (varkenskoppen), rogge, vlas, de opbrengst van de offerstokken en van de kerkschapen die de kerkmeesters bij enkele boeren in of buiten Gerwen lieten vetmesten. Ook bezat de kerk enkele landerijtjes, de ‘kostershof’, bij het schoolhuis met een daaraan aangrenzend ‘drieske’ (weilandje), samen ongeveer 1 lopense groot. Een stuk van dit weilandje was tot aan de sloop van de pastorie, gebouwd in 1921, in de jaren ‘60 van deze eeuw, een gedeelte van de pastorietuin. Ook de pastorie zelf was op dit weiland gebouwd. Vroeger was dit drieske in gebruik van de koster-schoolmeester. Verder hoorde bij de kerk een akkertje "teynen den toren", alias het torenakkertje, groot 37 roeden, dat tot de sloop van de pastorie ook deel uitmaakte van de tuin van de pastorie. Tenslotte was er nog een beemdje in de Akkerstraat. Vóór 1561 bestonden de voornaamste inkomsten uit de opbrengsten van de tienden. Hieruit moesten volgens het oude kerkelijke recht kerk en eredienst worden onderhouden. Als de pastoors te Gerwen persoonlijk hier woonden, verbleven zij op het Lanklaar, ongeveer in het midden tussen de Gerwense en de voormalige Nuenense kerk. De pastorie stond daar al in de 14de eeuw bij de vereniging der kerken. Na 1648 werd ze als kerkelijk goed aangeslagen; een predikant van de Hervormde Gemeente van Nuenen, Gerwen en Nederwetten bewoonde deze pastorie. Gerwen onder bisdom Den Bosch Intussen bleef het tiendrecht aan de kanunniken van Cortessem. Dat werd hun in 1561 ontnomen, toen volgens een bul van paus Pius IV het bisdom Den Bosch werd opgericht op 11 maart 1561. De roggetienden te Gerwen werden in eigendom toegewezen aan de kathedrale kerk van het nieuwe bisdom, voor de gegradueerde kanunniken aldaar. Maar aan de pastoor van Gerwen moest jaarlijks 20 mud rogge worden uitgekeerd. Tezamen met de overige inkomsten zou dat de pastoor een behoorlijk bestaan moeten opleveren. Het kapittel te Cortessem was ontevreden met dit pauselijke besluit en het eiste zijn ontnomen recht terug.
6 Toen het Cortessemse kapittel op 4 augustus 1600 Henricus Petri tot pastoor van Gerwen had benoemd, moest hij van het kapittel onder ede beloven dat hij zou trachten de tienden terug te krijgen. In ieder geval bleef aan het tiendrecht de verplichting verbonden om de kerk te onderhouden. De kerkmeesters wendden zich met wisselend succes tot de kanunniken, wanneer de kerk gerepareerd moest worden, zoals bij de kerkenbrand op 4 juli 1587. Op die dag gaf de algemeen veldoverste van prins Maurits van Oranje-Nassau en de Staten van Holland en Zeeland, op zijn tocht van Helmond naar ’s Hertogenbosch, aan zijn soldaten bevel verscheidene kerken in brand te steken. Deze veldoverste was graaf Philips von Hohenlohe-Langenburg uit de hoofdlinie Neuenstein. Later huwde hij met Maria, de oudste dochter van Willem I van Oranje - Nassau.
Derde kerk van Gerwen, uit ca 1440; geen zijbeuken. De toren is gesloten; ingang via transept (N. Nagtegaal 10-05-2008).
7 Op de 4de juli 1587 gingen de kerken van Helmond, Stiphout, Rixtel en Lieshout in vlammen op; waarschijnlijk ook de Gerwense kerk. Op de verdere tocht schijnt de soldatenbende van Von Hohenlohe op barbaarse wijze te zijn opgetreden. De kroniekschrijfster van het Augustinessenklooster te Weert, Maria Luyten, vertelt over de brand van stad en kerk te Helmond: "Doen syn sy door Schijndel getrocken en deeden den heelen wegh langhx groote schaede met branden: sy naemen den pastoor mede gevanghen en oock den pastoor van Erp en sleepten se langhx al die dorpen en verbranden al die kercken, soowel als die huysen. Op den Dungen was soo grooten brandt dat het is de stadt (Den Bosch) scheen of d’een eynde stondt te branden". De klok die nu nog in de toren hangt, werd in 1587, waarschijnlijk na de brand, gegoten.
Grondvlak van de derde kerk van Gerwen ca 1440, met erin het grondvlak van de tweede kerk (N. Nagtegaal 10-05-2008). Zij draagt als opschrift: “Sint Clemens heischen ich. Heirich van Trier gous mich anno dni 1587". Zij heeft een diameter van 78 cm en weegt 330 kg. Omdat dit de grootste klok was, en dus de tiendklok geweest zal zijn, ligt het voor de hand dat ze op kosten van de kanunniken werd gegoten. In de jaren 1612-1620 werden de kerkmuren grondig gerestaureerd. Daarvoor moesten de kerkmeesters Jan Jan Diercx en Peter Henricx verschillende landerijen van de kerk belenen en bij particulieren gelden opnemen.
8 Blijkens een acte van 1621 had Jan Jan Diercx, toen oud-kerkmeester, nog 188 guldens van de kerk te vorderen uit een lening aan de kerk die "zeer gebloot was van haere innecomen doer de restauratie van den brant der voorseghde kercke geschiet". Helaas zijn geen verdere details over de toenmalige restauratie bekend: alleen is er sprake van een "gerfkamer" (vertrek waar de priester zich voor de eredienst gereed maakt, sacristie) die in 1641-1643 opnieuw met stro werd gedekt, van een grote kerkpoort en van een met stro gedekt portaal. Beneficies en bijzondere gebruiken Oude gegevens over de altaren en dergelijke staan in de archieven van de bisdommen Luik en Mechelen, vooral in de aartsdiakonale registers van Kempenland, dekenaat Woensel. De kerkaltaren staan vaak, zij het gebrekkig, vermeld in de "pouillé's" (lijsten van beneficianten). De reden daarvan is, dat hetzelfde altaar gewoonlijk ter ere van verscheidene heiligen was gebeneficieerd, zoals ter ere van Maria, Catharina en Barbara. In de oude St. Clemens in Gerwen stonden het hoofdaltaar, toegewijd aan St.Clemens (nooit zo vernoemd) en twee andere altaren: het altaar van de Maagd Maria en het H. Kruis, en het St.Catharina-altaar. Het jongste was het St.-Catharina-altaar, dat eerst in 1553 wordt vermeld. Van een rector wordt nergens gesproken. Vermoedelijk werd dit altaar weinig gebruikt. Het altaar van de H. Maria en het H. Kruis wordt voor het eerst in 1474 genoemd. Tussen 1523 en 1555 wordt het vaak genoemd als het altaar van Maria, het H. Kruis en St. Sebastiaan. Uit testamenten uit de 16de en 17de eeuw blijkt dat de vier bedelorden Augustijnen, Carmelieten, Franciscanen en Dominicanen - in Gerwen van tijd tot tijd statie hielden. Een pater die ergens "statie" hield, preekte daar en hield er tevens "termijn". Hij ging dan rond om aalmoezen. Dat gebeurde dus periodiek. Een zekere Aert Martens en zijn vrouw vermaakten in 1610 één stuiver aan elk der vier "biddende orden, statie hebbende binnen Gerwen". De Dominicanen uit Den Bosch - blijkens hun "termijnlijst van 1564” - hielden in Gerwen jaarlijks statie op het feest van het H. Kruis. Dit wijst op de zeer bijzondere H.-Kruisverering in deze kerk. Pastoor Frenken schreef in 1948: "Ouden van dagen weten nog hoe ongeveer een halve eeuw geleden (dus rond 1900) vele personen uit de omtrek ter H.-Kruisverering naar Gerwen togen". De oudste kerkrekeningen tonen aan, dat gelovigen op het H. Kruisaltaar offerden,
9 vooral op de "H.Cruysdach in den Mey" (3 mei, Kruisvinding) en op de "H.Cruysdach in de garstmaand" (14 september, Kruisverheffing). Ook, zo schreef pastoor Frenken in 1948, bestaat in de parochie nog altijd het schutsgilde van het H. Kruis.
Derde kerk van Gerwen ca 1440, nu met zijbeuken en de ingang zit in het kerkschip naast de toren; de toren heeft een smalle ingang. (N. Nagtegaal 10-5-2008). Met Palmzondag was het gebruikelijk boven in de toren vanuit de galmgaten de hymne "Gloria laus..." te zingen. Dit gebruik komt voort uit een verhaal over de Theodulfus, abt van Fleury en bisschop van Orléans. Deze zat in een toren gevangen en had in gevangenschap deze hymne “Gloria laus …” gecomponeerd. Op Palmzondag tijdens de processie zong hij deze luid. Juist ging koning Lodewijk de Vrome voorbij deze toren, hoorde de hymne en stelde hem in vrijheid. Te Gerwen werd tijdens deze hymne vanaf de toren peperkoek tussen het volk geworpen. In de
10 kerkrekeningen staan uitgaven "voor pepercoeck opten palmsondach van den thoren te worpen".
Grondvlak van de derde kerk van Gerwen ca 1440 met zijbeuken en een smalle ingang door de toren; de pilaren zijn delen van muur van de kerk voor de verbouwing (N. Nagtegaal 10-05-2008). Uit de kerkrekeningen en -registers blijkt voorts, dat slechts enkele overledenen binnen de kerk, de meesten echter op het omliggende kerkhof, werden begraven. In een der contreforten aan de noordzijde van de kerk is nog de originele nis te zien (2,30 m – 2,90 m boven de grond), waarin vroeger een brandende lantaarn werd gezet uit eerbied voor de doden; het was een geschikt middel om de parochianen hun overledenen in devoot aandenken te doen houden. Nu staat er een Mariabeeldje in deze nis. Pastoor Frenken omschreef in 1948 het omliggende kerkhof als "thans vervallen". Nu is het kerkhof helemaal verdwenen. Op 27 april 1616 tekende Mgr. Nico van Zoës bij zijn visitatie te Gerwen aan, dat de parochie toen 300 communicanten telde en dat er niemand van ketterij of echtbreuk werd verdacht. Tachtigjarige Oorlog De oorlogstijd was chaotisch en gewelddadig, wat duurde tot 1648 de Vrede van Münster. Deze maakte een einde aan de Tachtigjarige Oorlog;
11 katholiek Spaans Brabant veranderde in protestants Staats Brabant. Na het beruchte plakkaat van 13 mei 1631 werden herhaaldelijk kortere of langere tijd de kerken gesloten, zodat het H. Misoffer buiten de kerk moest worden opgedragen. Voor het overige bleef het kerkelijke leven er goed geregeld. Zelfs buiten de kerkmuren werden nog plechtigheden gehouden, tot begin 1637 voorgoed de jacht op priesters werd geopend. Een verblijf voor langere tijd van een pastoor werd onmogelijk wegens gevaar van gevangenneming. Menig pastoor moest vluchten. Gelukkig bleven er in verscheidene dorpen nog moedige priesters achter om de sacramenten toe te dienen. Voor de Gerwense parochie maakte bijvoorbeeld Hendrik Cocx, vicarius te Rixtel, zich zeer verdienstelijk, evenals Gerardus Verdonck, pastoor te Hooidonk (Nederwetten), die in 1646 acht Gerwense kinderen doopte, in 1647 zes en in 1648 twee. Voor de Mis moesten de katholieken doorgaans naar een van de omliggende dorpen of kloosters (Hooidonk of Soeterbeek). Af en toe konden ze ook in Gerwen de H. Mis horen: daarvoor zorgden de paters Franciscanen uit Weert en Megen vanaf 1641. Was er helemaal geen gelegenheid om de kerkelijke genademiddelen te ontvangen, dan dienden leken het H. Doopsel toe. Zo suppleerde op 9 augustus 1648 de Nuenense kapelaan Andreas Peter Slegers de ceremoniën van een doopsel dat de koster had toegediend. In tijden van nood werd zelfs een "missa sicca" (droge mis) gedaan, voorgegaan door de schoolmeester-koster, die dan aan de verzamelde gelovigen uit een prekenboek een toepasselijk sermoen voorlas. De H. Geestmeesters schreven daarover immers in hun rekeningen van 1643 - 1645: "Item aen den custer gegeven om een boeck te coopen daerinne hij Sondaghs ende Heyligendaeghs in soude leesen in der kercke voor de gelycke naergebueren, daartoe betaelt twee guldens en 16 stuyvers". De koster reciteerde de Misgebeden, maar geen Canon, geen Offerande, geen Consecratie en geen Communie; hij deed vermoedelijk zelfs geen (quasi-) liturgisch handeling. De katholieken van toen gingen uiterst zelden ter communie; de kerkrekeningen vermelden: van 1630 tot 1636 voor hosties en wijn bijna 14 gulden per jaar betaald; van 1636 tot 1640 samen slechts 9 guldens, 18 stuivers en 1 oortje. In de twee jaren 1646 en 1647 worden zelfs helemaal geen uitgaven hiervoor vermeld.
12 Onder Gereformeerd Bestuur In de hele Meijerij werden na de Vrede van Münster in 1648, de kerken en kerkelijke goederen aan de katholieken ontnomen. Zo ook te Nuenen, Gerwen en Nederwetten. Protestantse vreemdelingen uit het noorden boven de grote rivieren kwamen hier om openbare ambten te bekleden. Een dominee werd aangesteld voor de drie gezamenlijke dorpen voor één Hervormde Gemeente, al was ze nog zo klein. Eén van de drie kerken van Nuenen, Gerwen of Nederwetten alleen bood méér dan voldoende ruimte aan het minieme protestantse kuddeke. Toch kreeg de Hervormde Gemeente de drie kerken in eigendom toegewezen. En ze werden ook alle drie om de beurt gebruikt. Soms hield de predikant dienst in Nuenen, waar de meeste aanhangers woonden, dan weer in Gerwen en soms in Nederwetten, waar maar hoogst zelden een enkel protestants gezin verbleef. Waarschijnlijk wilde de predikant elk van de drie kerken gebruiken om de katholieken te beletten teruggave van een leegstaande kerk te vragen. In de kerk te Gerwen doopte de predikant meermaals; hij proclameerde er ook huwelijken. Het was voor katholieken verplicht hun huwelijk eerst te laten registreren bij de predikant (soort ondertrouw) op bevel van de Hollandse Staten-Generaal.
Schuurkerk te Nuenen in de 18de eeuw.
13 De predikant was dan staatsambtenaar van deze huwelijksregistratie. Natuurlijk werden er in de drie kerken ook avondmaalsvieringen gehouden. In de oude St. Clemens werd het avondmaal zesmaal gehouden tussen Kerstmis 1747 en april 1749. Dat ging onder protest van de bevolking volgens het Nuenense gemeentearchief: op zondag 2 juli 1797 kwam de predikant bij de toenmalige schepen-president te Nuenen klagen, dat die zondag ’s ochtends in de kerk te Gerwen tumult was ontstaan, waarbij enige kwaadwillenden onder de dienst door klokluiden, roepen en schreeuwen de vergadering hadden gestoord. Er waren ongeveer tien protestanten; daarom werd het kerkmeesterschap aan katholieken opgedragen. De kerk bezat nog steeds dezelfde landerijtjes als voor 1648 en ook nog dezelfde inkomsten aan pachten of renten, maar de vroegere offeranden van boter, vlees etc. waren vervallen. Het kerkgebouw werd erg sjofeltjes onderhouden. De Republiek der Verenigde Nederlanden had de tienden aan de kanunniken van de St. Jan ontnomen en toegekend aan het Beheer van 's lands Domeinen. Inwendig was het katholieke kerkgebouw “hervormd”: weg beelden, weg altaren, weg communiebanken, weg biechtstoelen, weg knielbanken. Alleen de preekstoel bleef. Maar ook die werd verkocht toen in 1669 schrijnwerker Dirk van der Lith een nieuwe had gemaakt. Was de kerk nu van binnen totaal ontheiligd, ook van buiten werd zij onttakeld. Oude eiken omzoomden de kerkelijke grond; de hervormden hakten deze om in 1671. Rond 1775 werd er een beschot in de toren geslagen om toren en kerkschip te scheiden; het strodak van het portaal werd enige malen hersteld en in 1781 stonden er blauwgeverfde banken in de kerk. Daarmee is dan het voornaamste gezegd over het weinige wat er van de kerk over was tussen 1648 - 1798. In de volksmond te Gerwen, aldus pastoor Frenken in 1948, leeft nog het verhaal, dat een deel van de Franse noordelijke armee in de tweede helft van 1794 de kerk enige dagen als paardenstal zou hebben ingericht. De Gerwenaars konden dus zeer moeilijk hun katholieke godsdienst uitoefenen. Bovendien werden zij verlokt van hun geloof af te vallen. Wilden zij profiteren van de openbare armenbedelingen die in hun voormalige parochiekerk werden gehouden, dan waren zij verplicht deel te nemen aan de hervormde diensten. Maar zij bleven hun voorvaderlijk
14 geloof trouw. Alleen Lucas Goorts van den Schoot, H. Geestmeester en kerkmeester van 1663-1669 en van 1673-1682, verzaakte aan het katholieke geloof om de baan van gemeentesecretaris te verkrijgen. Katholieken kwamen niet voor openbare ambten in aanmerking. Waarschijnlijk was hij de enige Gerwenaar die gereformeerd werd. Toch werd minstens een Gerwenaar priester, vermoedelijk in Leuven. In de Over-Betuwe, parochie van Eimeren, was van 1718-1742 ene Caspar
Anthonius van Gherwen pastoor. De katholieken namen na 1648 hun toevlucht tot schuurkerken. Die van Gerwen stond op het Laar en was een gewoon huis, dat voor 6 gulden per jaar werd gehuurd. Op het Laar waren twee schuurkerken in gebruik. Met zo'n schuurkerk moest de Raad van State toestemmen; vaak werd deze toestemming geweigerd. Voor werkelijk àlles moesten katholieken toestemming vragen. Zo stonden op 13 juni 1780 de Hoogmogende Heeren der Staten Generaal op verzoek van de katholieke ingezetenen van Gerwen toe, dat de kerkschuur werd gerepareerd en van enige nieuwe meubelen voorzien. De overheid schreef deze veranderingen echter angstvallig nauwkeurig voor, telkens met de bijvoeging dat "alles eenvoudig en sonder kostbaerheden of snijwerk" en “geverfd worden met eene eguale en modeste couleur". In 1798 kregen de Gerwense katholieken, eindelijk, na 150 jaar dictatuur en onderdrukking, het recht om hun verwaarloosde kerk weer in bezit te nemen. Op 14 september 1798 (het feest van de Kruisverheffing) betrok de katholieke gemeenschap weer feestelijk de eigen parochiekerk. In 1821 werd Gerwen weer een zelfstandige parochie met een nieuwe pastorie bij de Gerwense kerk. Het herstel Nu de kerk weer in gebruik was genomen, bleven toren en klokken, als van ouds, eigendom van de gemeentelijke burgerlijke overheid. Volgens het 'Memoriale', omstreeks 1875 van pastoor Van Gils, verkeerde het kerkgebouw in een ellendige toestand bij overname van de protestanten; misschien droeg dat ertoe bij, dat tijdens de beruchte storm van 9 november 1800 de spits van de toren werd geblazen en op het kerkdak viel. Alle katholieke kerken, die de hervormden in 1648 in bezit hadden genomen, waren slecht onderhouden. Dit is zeker waar voor Gerwen waar nu en dan een ‘dienst’ werd gehouden.
15 Toch had het nog erger gekund. De parochiekerk te Aarle-Rixtel was na teruggave zo’n ruïne, dat de deels ingezakte kerk moest worden afgebroken. Slechts één enkele grote steen op de Couwenbergh herinnert aan deze kerk. Van de kerk van Stiphout kon slechts de toren worden behouden. Ook de 12de eeuwse kerk van Beek (nu Beek en Donk) stortte in. Ook daar staat nog slechts de prachtige 12de eeuwse toren, waaraan nog duidelijk te zien waar het dak van de kerk begon.
Tekening van de kerk van Gerwen op 18 mei 1791; de kerk heeft zijbeuken en de ingang zit in het kerkschip naast de toren; Hendrik Verhees (1744-1813). Het gemeentebestuur besteedde het herstel van de toren van Gerwen aan op 18 mei 1801. Vier steenlagen rondom het torenuurwerk moesten worden
16 afgebroken; aan de oostzijde van de spits moesten twee vensters moesten gemaakt. De spits moest 25 voet (7,5m) hoog zijn. Het werk werd gegund aan Jan Dijstelbloem voor 440 gulden; hij hoefde geen hout te leveren, alleen leien en lood. Hij liet in de toren zijn opschrift achter: “Desen Toren heeft gemakt / Hannes Dijstelbloem / In het jaar 1801”. De smid Thomas Dekkers kreeg 41 guldens en 11 stuivers voor een nieuw torenkruis. Omstreeks dezelfde tijd liet het kerkbestuur de kerk repareren, vooral het dak, dat bij de val van de torenspits behoorlijk was beschadigd. De hervormden hadden de oude eiken rondom het grondstuk van de pastorie gerooid. Voor het herstel van de kerk werden in 1802 de nu nog ouder geworden resterende eiken omgehakt. Deze stonden rond het oude kerkhof en waren eigendom van de gemeente. Het hout werd gratis afgestaan aan het kerkbestuur. Tijdens de restauratie werd er een plafond in de kerk gelegd. In 1804 werd de grootste van de twee klokken weer in de toren gehangen. De kleinste klok was waarschijnlijk gebarsten bij de val van de spits. Het gemeentebestuur verving deze tweede klok; ervoor in de plaats kwam de kleinste der drie klokken van Nuenen, de schoolklok. De gebarsten klok werd omgesmolten om er vier klokkenpannen van te gieten, twee voor de Nuenense en twee voor de Gerwense klokken. Franciscus De Lapaix had deze schoolklok, met een diameter van 65 cm en een gewicht van ongeveer 195 kg, in 1667 gegoten, of waarschijnlijk, vergoten, volgens haar inschrift: "Nunquam confusus, si Deo confusus G.d. Ruiter, pastor in Nuenen. F.Delapaix fecit 1667". De spreuk bevat een woordspeling, daar het woord "confusus" ook "versmolten" betekent. G.d. Ruiter staat voor Godefridus de Ruiter, hervormd predikant te Nuenen. Voor Gerwen, waar het Bestuur der Domeinen nog steeds de geestelijke tienden hief, werd deze verplichting op 9 november 1819 afgekocht. In 1805 werden het dak van het schip en de zijbeuken hersteld van de schade vanwege de val van de torenspits. Het pastoraat van de Clemens in ere hersteld Nu de oude St. Clemens weer in katholieke handen was, wilden de katholieken een eigen afzonderlijk pastoraat. Daarvoor was een eigen parochie nodig. In 1795 verzochten, bij het overlijden van de Nuenense pastoor Raassens, de kerkmeesters Christiaan de Groot en Willem de Vries met nog negen andere Gerwense ingezetenen, aan de apostolisch vicaris
17 Antonius van Alphen om een eigen pastoor. Tevergeefs. Het probleem was hoe het levensonderhoud van deze pastoor te betalen. Op 9 november 1819 was dit probleem blijkbaar opgelost: op een nieuw verzoek kwamen er onderhandelingen met vicaris Van Alphen. Punt van discussie was, dat de parochiekerk van het domeinbestuur een som van 700 gulden ineens zou krijgen, verhoogd met een inschrijving op het Grootboek, die jaarlijks 100 gulden rente opleverde.
Interieur van de parochiekerk van Gerwen in 1959.
18 Bovendien liet de parochiële pastorale zorg veel te wensen over. Tenslotte voerden de Gerwense vertegenwoordigers aan, dat de pastoor van Nuenen als herder van Gerwen jaarlijks 108 gulden genoot en de kapelaan 36 gulden; bovendien bezat de kerk geen zilverwerk behalve één zilveren kelk. Daarop ondervroeg de vicaris de pastoor van Nuenen, Christiaan van Will, die de vereniging met Gerwen in stand wilde houden. Deze pastoor had daartoe eerst een onderhoud had met meester Wesselman, de hoofdschout van het district Helmond, die alles in het werk stelde om de wens van de Gerwenaars tegen te houden. De vicaris koos de kant van de wereldlijke macht en schreef op 6 juni 1820 een brief aan de burgerij van Gerwen, waarin hij motiveerde waarom het onmogelijk was aan hun verlangen te voldoen. De Gerwenaren zouden de kosten van het levensonderhoud van een pastoor niet kunnen betalen. De vicaris zond een afschrift aan de pastoor van Nuenen, die de brief overschreef en overhandigde aan de kerkmeesters te Gerwen. Vooral zijn bewering dat Gerwen de kosten van een parochie niet zou kunnen betalen, zat de Gerwenaars dwars. De kerkmeesters Johannes de Vries en Theodorus Wouters lieten acht dagen later een nieuw rekwest aan de vicaris opstellen waarin zij schreven, dat twintig van de meest vermogende boeren uit eigen beurs de bouw van een nieuwe pastorie zouden bekostigen. Ze namen hiervoor de “solliciteur" (advocaat) Henricus van Moorsel uit Heeze in de arm. Nu gaf de vicaris toe. Hij stelde als voorwaarde de bouw van de pastorie. De pastorie werd gebouwd en de boeren betaalden. Op 21 april 1821 was de pastorie klaar. De beide kerkmeesters verbonden zich schriftelijk om hun toekomstige pastoor een jaarlijks tractement te geven van 250 gulden, 50 vaten rogge en 200 pond boter. Op 19 juni 1821 stelde vicaris Van Alphen de toenmalige pastoor van Den Dungen, Norbertus Josephus van Liemdt, als pastoor van Gerwen aan. Na meer dan anderhalve eeuw had Gerwen weer een eigen pastoor. De pastorie werd gebouwd op een stuk land “de kosterij”, oudtijds waarschijnlijk de kostershof, groot 35 roeden, in 1948 kadastraal bekend onder nr. B 3066, voor de helft eigendom van de gemeente Nuenen, voor de andere helft van de Rooms-Katholieke parochie van Gerwen. Deze bood in de zomer van 1820 aan de burgerlijke gemeente 40 gulden voor haar helft. De gemeenteraad van Nuenen beschouwde het bod "als een equitable somme". Op 7 augustus 1820 keurde Gedeputeerde Staten deze verkoop aan de parochie Gerwen goed. Pastoor Frenken schrijft: "De toen (in 1821)
19 gebouwde pastorie wordt nog heden door de pastoor van Gerwen tot zijn genoegen bewoond, al werd ze door het oorlogsbedrijf in het dorpje op 21 en 22 september 1944 zwaar gehavend". Ook de toren komt in eigen bezit terug Zowel voor als na 1819, toen het Bestuur der Domeinen zijn tiendheffing van kerk en toren afkocht, was het vaste regel, dat de burgerlijke gemeente, als eigenaar van de toren, deze ook moest onderhouden. Maar daaraan had het gemeentebestuur van Nuenen maling.
St.-Clemenskerk 1966, met nog de oude pastorie. De Gerwense toren had een uurwerk; bij de dood van een lid van de koninklijke familie werd er geluid. Dat was alles wat het gemeentebestuur deed. Daartegenover stelde het kerkbestuur van Gerwen zeer veel belang in de toren, die met de kerk één geheel vormde. In 1844 en latere jaren ontstonden geschillen over het onderhoud van de toren tussen het Nuenense gemeentebestuur en het R.K. Kerkbestuur van Gerwen. Na het eerste geschil betaalde de gemeente op advies van een raadscommissie bij
20 raadsbesluit van 5 april 1856 een bedrag van 75 gulden uit "als bijdrage voor de te doene reparatiën aan den toren". De grootste moeilijkheden rezen in 1868. Het gemeentebestuur dacht toen, dat de toren eigendom was van het Gerwense kerkbestuur. Het achtte zich niet verplicht om de toren te onderhouden. Onder pastoor Mickers (1843-1867) liet het kerkbestuur een nis in het torenfront maken en plaatste daarin een groot stenen beeld van St. Clemens. In 1870 kreeg het middenschip een nieuw dak en in 1873 de zijbeuken. Ook werden er nieuwe zinken dakgoten aan het schip en zijbeuken aangebracht. Onder pastoor Van Oerle (1916-1926) werd het beeld verwijderd, de nis dichtgemetseld en een nieuw stenen beeld van St. Clemens tegen het torenfront geplaatst. Hoewel het kerkbestuur abusievelijk in dezelfde waan verkeerde als het gemeentebestuur, oordeelde het toch, dat het onderhoud van de toren bij het gemeentebestuur berustte. Tot 1878 betaalde de gemeente Nuenen nog jaarlijks 20 gulden aan de opwinder van het uurwerk. In datzelfde jaar protesteerde een anonymus hiertegen bij Gedeputeerde Staten. Hij beweerde dat de toren aan de R.K. parochie behoorde. Hij beweerde, dat de R.K. pastoor nog het jaar daarvoor, in 1877, bij de dood van koningin Sophie (van Württemberg), gemalin van koning Willem III, geweigerd zou hebben de klokken te laten luiden, omdat de burgemeester hem dit niet nadrukkelijk was verzocht. En daarom zou de R.K. parochie het uurwerk moeten onderhouden, zoals in 1820 of 1821 tussen de gemeente en de parochie zou zijn overeengekomen. Gedeputeerde Staten oordeelden, dat het onderhoud van het uurwerk ten laste van de R.K. kerkgemeente moest komen, in hun brief van 31 mei 1878 aan het gemeentebestuur van Nuenen. In zijn brief aan de gemeenteraad, gedateerd 2 januari 1879, zegt het kerkbestuur toe uurwerk en klokken voortaan te beschouwen als zijn eigendom en daarnaar te handelen. Sindsdien is het R.K. kerkbestuur in het rustige bezit van klokken en uurwerk; de burgerlijke gemeente heeft nooit meer iets aan het onderhoud bijgedragen. In 1898 werden beschadigde leien vernieuwd; in 1902 werd de torenspits gedeeltelijk van leien voorzien; in 1927 werden de leien van het dak gedeeltelijk vernieuwd. De eerste helft der 20ste eeuw De 20ste eeuw is voor de kerk zeer onrustig geweest. De beide wereldoorlogen, vooral de Tweede Wereldoorlog, speelden daarbij een grote rol. De 9de december 1942 bleek een rampdag te zijn. De
21 Rüstungsinspektion van de Duitse Wehrmacht haalde op die dag de twee torenklokken naar beneden en transporteerde ze naar Tilburg. Daar wachtten ze in een opslagplaats met andere geroofde klokken hun verder lot af. Toen in 1944 het Duitse leger zich terugtrok, bleef de klok uit 1587 in Tilburg achter. Dank zij de goede zorgen van de Nederlandse Inspectie Kunstbescherming werd zij op 22 juni 1945 van Tilburg naar Gerwen overgebracht. De kleinste klok, de schoolklok, namen de Duitse troepen mee; zij is nooit meer teruggekomen. Gedurende de korte, zeer gewelddadige gevechten in Gerwen op 21 en 22 september 1944 werd het torenfront zwaar beschadigd en het dak lichtelijk. De toren, die de Duitse Wehrmacht gebruikte als observatiepost, had zwaar te lijden van het geschut van de Britten. Grote brokken steen scheurden bij de beschietingen uit de muren. Granaatscherven rukten hoofd en rechterhand af van het beeld van St. Clemens, dat tegen het front van de toren stond. Een granaatscherf beschadigde het kerkorgel, van de gebroeders Franssen te Roermond uit 1868, enorm. De Gebroeders Vermeulen uit Weert herstelden dit orgel in 1946. Eerder kreeg dit orgel in 1920 een algehele restauratie van de gebroeders Smits uit Reek. Het kerkbestuur verving in 1921 het oude torenuurwerk door een nieuw. De toren werd hersteld in 1945 onder toezicht van de Rijksinspectie Kunstbescherming. Enkele parochianen van Gerwen verdienen vermelding. Eerst Joseph de Vries, geboren op 30 juni 1831. Hij vertrok als subdiaken naar de VS en werkte daar als missionaris in Kentucky. Hij maakte naam als buitengewoon ijverig en vruchtbaar werker en heeft een groot aandeel gehad in de wordingsgeschiedenis van de R.K. Kerk in Kentucky. Dan verdient Henricus van Buel met ere te worden herdacht, geboren op 10 december 1807 en "in opinione sanctitatis" (in vermoeden van heiligheid) overleden op 6 februari. 1888. Hij was slechts wever, maar muntte uit door een voorbeeldig christelijk leven. Hij was de zoon van Antonius van Buel en Helena Dijstelbloem. De jongste tijd Pastoor Frenken was geheim kamerheer van de paus met de titel 'monseigneur'. Een zeer oude inwoner van Gerwen meldt nog, dat hij zijn
22 vader vaak met een zeker genoegen hoorde vertellen, dat pastoor Wijtvliet (1884-1908) soms zo geërgerd werd door achterin staande kletsers, dat hij ze eigenhandig uit de kerk zette. Hij onderbrak daartoe zijn preek, kwam naar beneden, beende naar achteren, verwijderde zonder pardon de praters; af en toe stuurde hij zelfs iedereen die achterin stond en geen zitplaats had, weg, schreed door het middenpad terug, beklom de preekstoel weer en vervolgde zijn sermoen.
St. Clemenskerk vlak voor de restauratie in september 1981. Pastoor Van Oerle (1916-1926), uit een gegoede Boxtelse familie, liet op eigen kosten elektriciteit aanleggen in de kerk en haalde de heiligenbeelden tegen de pilaren weg, zes in totaal. Petrus en Paulus stonden tegen de voorste twee. Pastoor Van Oerle overleed in 1926 bij een bezoek aan een familielid in Boxtel. Zijn stoffelijke resten waren zo zwaar, dat de zes dragers driemaal moesten rusten eer zij met de kist de kerk hadden verlaten. Zijn opvolger was in 1926 pastoor Frenken. Pastoor Frenken ging in 1952 met emeritaat bij de liefdezusters te Zeelst, waar hij in 1970 overleed.
23
Plattegrond van de huidige kerk; de nummers verwijzen naar de beelden in de kerk.
26
St. Clemens in augustus 1984: de restauratie aan de buitenkant is klaar.
27 Op 31 augustus 1950 werd een nieuwe kleine klok in de toren gehangen met een diameter van 65 cm en een gewicht van 185 kg. De dispositie van deze klok is 'dis' (de dispositie van de oude tiendklok is 'cis') met het opschrift: "Gij man of vrouw / Bij feest of rouw / Looft God met mij / Te allen tij". Klokkengieterij Petit & Fritsen te Aarle-Rixtel goot de klok. Pastoor J.G.M. van Griensven werd pastoor in 1952. Hij overleed in actieve dienst in 1970. Onder deze pastoor verkocht de parochie op 29 augustus 1967 de oude St.-Clemenskerk aan de gemeente Nuenen voor het symbolische bedrag van 1 gulden. Op zondag 25 december 1967 trokken de parochianen na de laatste Mis in processie van de oude Clemens naar de nieuwe kerkruimte, van architect Ed Nijsten uit Vught, aan de overkant van de straat. Op 18 januari 1967 was deze kerkruimte aanbesteed en de eerste paal werd op 17 maart geslagen. In 1970 werden de daken en het torenspits gerepareerd en geheel met nieuwe leien gedekt. De reparatiekosten waren f 150.000,--. De opvolger van pastoor Van Griensven was de pastoor Cornelis Matteus Josephus van Groningen, die in 1979 het pastoraat overgaf aan pater Johannes van Dooren, een Montfortaan, pastoor van de nieuwe kerkruimte aan de overkant van de oude Sint Clemenskerk. Pastoor Van Dooren was hiervoor vele jaren missionaris in voormalig Frans Afrika. Hij was daar missionaris in dezelfde tijd dat aartsbisschop Mgr. Lefebvre daar missiebisschop was. Bij de verhuizing was de pastorie volledig intact; in de lente van 1968 was er nog slechts een forse berg puin over. In 1968 verkocht het parochiebestuur het monumentale orgel van de oude Clemenskerk voor 6.700 gulden aan de gebroeders Vermeulen, orgelbouwers te Weert. Het dagblad 'De Limburger' van 17 mei 1983 meldt, dat ditzelfde orgel is verkocht aan de basiliek van Sint Odiliënberg voor de som van f 300.000,-Tussen 1967 en 1982 raakte de kerk ernstig in verval en werd totaal onttakeld. De leistenen vloer was er uit, in geen enkel venster zat nog glasin-lood, de altaren waren kapot, zo ook preekstoel en communiebank. De communiebank, het altaar en de preekstoel waren kunstwerken uit de jaren 1887-1888 van de Eindhovense beeldhouwer Jan van de Mark. Vooral de preekstoel was zo zwaar beschadigd, dat aan restauratie niet meer viel te denken. Ook de kerkbanken waren weg uit de kerk. De ramen waren, om verder vandalisme te voorkomen, met planken dichtgespijkerd. De restauratie, die was gekoppeld aan de voorwaarde een goede bestemming
28 voor de kerk te vinden, liet op zich wachten. Het zoeken naar een koper waar de overheid vrede mee kon hebben bleek geen eenvoudige zaak.
St. Clemens in april 1984, net is de restauratie klaar.
29 Onderwijl stelt Rijks Oudheidkundig Bodemonderzoek in februari en maart 1977 vast, dat de kerk werd gebouwd tussen 1440 en 1442; er waren resten van een zaalkerk die op deze zelfde plaats stond vóór 1440. Het herstelwerk begon in april 1982 onder leiding van ir J.W. v.d. Laan, architect te Rosmalen. Aannemer was J. de Bont van Hulten uit Nieuwkuyk. Tijdens de restauratie kwamen in het zuidertransept - waar nu het Jozefaltaar staat - twee nisvormige openingen tevoorschijn, die waren dichtgemetseld met in de zon gedroogde lemen stenen. Deze twee nissen zichtbaar bij het Jozefaltaar - waren oorspronkelijk dubbele deuren, die bij de bedevaarten een vlotte doorstroming mogelijk moesten maken van pelgrims die de kruisreliek kwamen vereren. De originele glas-in-loodramen waren oorspronkelijk van Stales Janssens te Antwerpen tussen 1887 en 1890. De glazenier Stef Hagemeijer uit Tilburg kon aan de hand van oude foto’s deze ramen reconstrueren. De oude grafzerk van pastoor Vereept (gestorven 13-6-1568) werd in de kerk teruggelegd; deze was in 1845 bij de vloerreparaties uit de kerk verwijderd en had tot 1967 dienst gedaan als traptegel voor de hoofdingang. De firma Bussink & Graffelman uit Doetinchem installeerde in april 1984 nieuwe kerkbanken. August Thomassen uit Maastricht restaureerde de beelden van altaar en preekstoel. Van de dikke leisteentegels van de vloer waren er slechts een handjevol gered. Ze liggen nu om de banken heen in de gangpaden: telkens slechts een hele steen, opgevuld met gedeeltes van beschadigde stenen. Onder de planken waarop de banken zijn bevestigd, zit alleen maar cement. In december 1983 kocht de Stichting St. Jozef de kerk voor de eeuwenoude Rooms-Katholieke liturgie. Met deze eredienst uit de 4de eeuw werd deze kerk in haar oude glorie hersteld. Op 6 mei 1984 zegende pater Schmidberger, algemeen overste van Priesterbroederschap St. Pius X, de kerk in. De paters Roland de Merode en Otto Natterer startten het apostolaat van dezelfde Broederschap op in Nederland. De Franse aartsbisschop Mgr Marcel Lefebvre (gestorven 25 maart 1991) stichtte deze Priesterbroederschap St. Pius X. In de eerste helft van 1991 werd een pijporgel aangekocht, van de Groningse orgelbouwer Verduijn en afkomstig uit de Gereformeerde kerk te Midwolda in oostelijk Groningen. De oudste groep houten pijpen van dit orgel dateert uit de 19de eeuw. In 1963 werden tinnen pijpen toegevoegd. In maart 1992 installeerde de orgelbouwer Sicco Steendam uit Roodeschool (Gr.) dit orgel in de kerk.
30
Restauratie augustus 1984 de toren is klaar.
31 Pater Jürgen Wegner was overste van de Broederschap in de Benelux. Onder zijn leiding werd de priorij gebouwd. Pater Eric Jacqmin zette een nieuwe fase van de restauratie van de kerk in gang, o.a. met de hulp van het Nationaal Restauratiefonds volgens de voorschriften van Monumentenwacht Noord-Brabant.
Steun de restauratie. Uw gift is nodig en welkom. Banknr: 1482.88.944 t.n.v. Restauratiefonds oude St. Clemenskerk - Nuenen Pastoors / deservitors te Gerwen in de oude St. Clemenskerk 1399-1405 1405 1418 1419-1421 1427 1436-1442 1436-1442 1443-1459 1443-1445 1459 1460-1464 1460-1464 1469-1496 1469-1470 1473-1477 1477 1485 1487
Thomas Maes van der Straten met in Arnoldus Vrient, zijn coadjutor Henricus Comitis met Henricus Liberti, coadjutor Henricus Conincx met Godefridus de Ponte, coadjutor Geen pastoor:Theodorus van Eckerbroeck, seculier priester, wordt vermeld als deservitor (bedienaar) Franco van Wouteringen, absent, student te Leuven (woonde niet te Gerwen). Wilhelmus, zoon van Wilhelmus van Aerle, seculier priester, deservitor Walterus Mickaert, absent, student te Leuven, werd pastoor van de O. L. Vrouwekerk te Vilvoorde(B) Wilhelmus Wilhelmusz van Aerle, seculier priester, deservitor Makarius van Boert, seculier priester, deservitor Meester Johannes Trabakier, absent, vanaf 1462 deken van Woensel Makarius van Boert, seculier priester, deservitor Antonius Pruynen, absent, vanaf 1478, deken van Woensel en vanaf 1496 kanunnik van St. Servaas te Maastricht Makarius van Boert, seculier priester, deservitor. Henricus van Verlaer, seculier priester, deservitor Makarius van Boert, seculier priester, deservitor. Lambertus van Craendonck, seculier priester, deservitor Petrus Macharii, seculier priester, deservitor
32 1496-? 1515-1517 1519-1523
Antonius Pruynen, deken van Woensel Reinerus Borman, deken van Woensel Rodolphus de Vries, deken van Woensel, kanunnik van St. Jan te Den Bosch en pastoor van het Groot Begijnhof te Den Bosch(t 1523) 1523 Arnoldus Mathei, deservitor 1534-1553 Meester Augustinus van den Blockerie, absent, student te Parijs 1534 Arnoldus Waltheri, deservitor 1536 Petrus 's Greven, deservitor 1537 Henricus Wilhelmi, deservitor 1556 Pastoraat vacant 1556 Anthonius Michaelis, deservitor 1559 Gijsbertus van Achel, deken van Woensel tot -1568 Petrus Marcelis Vereept, deken van Woensel 1568 Meester Joannes Cocx van Riethoven (slechts enkele weken) 1568 Wilhelmus Christiani van den Bergen 1591 Egidius(Dielis) van Merevoirt 1600 Henricus Petri 1606 Joannes van Kessel 1614 Jan Jansen Bernaerts 1641 Johannes van Kessel: deze week in 1648 uit naar Gemert wegens priestervervolging. Na hem heeft Gerwen geen pastoor meer gehad tot 1821. 1821 1867 1908 1911 1916 1926 1952 1967-1984 1984 tot nu
Norbertus Josephus van Liemdt 1843 Theodorus Mickers Adrianus Gerardus van Gils 1884 Petrus Wijtvliet Jacobus van der Vleuten Johannes Antonius Maria Peeters Josephus Maria van Oerle Adrianus Maria Frenken Johannes Gerardus Maria van Griensven (+ 1970)’. Geen bedienaar - kerk gesloten en in ernstig verval pastorie gesloopt - later restauratie van de kerk Priesters van de Priesterbroederschap St. Pius X.
33 Rondgang door de oude St. Clemens
Huidig interieur van de Oude Clemens te Gerwen (foto Yolanda Coolen).
34 Pater Eric Jacqmin plaatste in de kerk weer het volledige katholieke interieur: beelden, schilderijen, doopvont en de biechtstoel. Dank zij zijn zeer persoonlijk initiatief kan de volgende rondgang door de kerk worden beschreven. 1. Het H. Kruis is het hoogste van het altaar. De H. Maagd Maria en de H. Johannes-evangelist staan boven dit altaar onder het kruis (Franse zandsteen). In de nissen ter weerszijden van het tabernakel bevinden zich de volgende heiligen (van links naar rechts): 2. WILLIBRORDUS, 658 - 739, Benedictijn, kwam in 690 met elf gezellen naar de Nederlanden. Paus Sergius I stelde hem aan tot bisschop van Utrecht. Hij stierf te Echternach in 739. Patroon van Nederland. Feestdag: 7 november. 3. CORNELIUS, +253, paus, martelaar, bestuurde de Kerk van 251 - 253, correspondeerde met de H. Cyprianus, bisschop van Carthago (in 258 aldaar onthoofd). Cornelius overleed in ballingschap in 253. Feestdag 16 september. 4. MARTINUS, ca 316 + tussen 379 en 401, bisschop van Tours, zoon van een Romeins tribuun, stichtte te Poitiers het klooster Ligugé, eenvoudig en sterk van karakter, leidde een streng ascetisch leven. Geliefd predikant om zijn duidelijke, bescheiden taal. Vaak afgebeeld te paard als soldaat die zijn mantel doormidden snijdt voor een bedelaar. Feestdag 11 november. 5. HUBERTUS, 7de eeuw - 727, bisschop van Tongeren-Maastricht, apostel van Zuid-Brabant en de Ardennen. Bekeerde zich aan het hof van Pepijn van Herstal. De legende verhaalt van een hert met het Kruis tussen de horens. Na 705 werd de bisschopszetel naar Luik verplaatst. Wordt aangeroepen tegen hondsdolheid en razernij. Patroon der jagers. Feestdag 3 november. 6. PHILlPPUS NERI, 1515 - 1595, apostel van de stad Rome en Romes volksheilige; verpleegde zieken en pelgrims, was een groot kindervriend, raadsman van diverse pausen, biechtvader van kardinalen en prinsen. Zijn liefde ging vooral uit naar armen en verlatenen. Stichter der Oratorianen. Feestdag 26 mei.
35 SCHILDERINGEN ROND HET ALTAAR (v.l.n.r); kopieën van Oscar Wagemaekers uit Schoten, België.
Hoofdaltaar 7. NORBERTUS,1080 - 1134, geboren te Gennep uit een adellijke familie, aartsbisschop van Maagdenburg, kanselier van het H. Roomse Rijk, stichter van de Reguliere Kanunniken van Prémontré (1120), de Norbertijnen of witheren (Heeswijk-Dinther, Averbode). Leidde een evangelisch boeteleven. Uitgeput zorg voor de Kerk stierf hij, geprezen door zijn tijdgenoten als een zeer grote figuur van de kerkgeschiedenis. Eretitel "Apostel van het H. Sacrament". Feestdag 6 juni. 8. WENCESLAUS, 907 - 929, martelaar, hertog van Bohemen, nationaal held en landspatroon. Zijn broer Boleslaus vermoordde hem onder invloed van ontevreden, ongekerstende landheren en zijn moeder, Drahomira. Relieken in de St. Vituskathedraal te Praag. Feestdag 28 september.
36 9. JOHANNES EVANGELIST, apostel, meest geliefde leerling van Jesus, symbool: de adelaar. Johannes stond onder het Kruis; aan hem vertrouwde Jesus Zijn Moeder toe. Op last van keizer Domitianus verbannen naar het eiland Patmos waar hij zijn Apocalyps schreef. Van hem bezitten wij nog drie brieven. Hij stierf in hoge ouderdom (tussen 98 en 117) te Efese onder de regering van keizer Trajanus. Feestdag 27 december. 10. ANTONIUS VAN PADUA, 1195 -1231, belijder, eerst Augustijner Kanunnik in zijn vaderstad Lissabon. Nadat de eerste Franciscaanse martelaren uit Marokko waren overgebracht naar Coimbra, werd hij Franciscaan en vertrok naar de missie in Marokko. Groot was zijn preektalent. Vooral in Padua leerde en preekte hij. In de basiliek van Padua wordt zijn nog altijd gave tong getoond. Patroon van verloren zaken. Feestdag 13 juni. 11. ALPHONSUS VAN LIGUORI, 1696 -1787, bisschop, kerkleraar, moraaltheoloog, ordestichter (Congregatie van de Allerheiligste Verlosser, Redemptoristen in 1732). Van zijn vele geschriften is zijn Theologia Moralis het bekendst. Feestdag 2 augustus. 12. LEONARDUS VAN VEGHEL, 1527 - 1572, sinds 1558 pastoor te Gorcum. De watergeuzen namen deze stad in en namen priesters en kloosterlingen gevangen. Wie weigerden gereformeerd te worden (19 in totaal) werden gemarteld en naakt aan de balken van een turfschuur opgehangen te Brielle in juli 1572. Hun leider was Leonardus van Veghel. Feestdag 9 juli. 13. THOMAS VAN AQUINO, ca 1220 -1274, kerkleraar, Dominicaan, groot scholastiek denker, draagt de eretitels Doctor Communis (algemeen leraar) en Doctor Angelicus (engelachtige leraar). Hoogtepunt van zijn werk is deel 2 van zijn Summa Theologica waar hij spreekt over het streven van de mens naar God en het gehele zedelijke leven. Hij schreef het Proprium van de H. Mis op Sacramentsdag en ook het Adoro Te is van hem. Patroon der universiteiten en R.K. scholen. Feestdag 7 maart. 14. PASCHALIS BAYLON, 1540 - 1592, Spaans Minderbroeder, ontplooide een met wonderbare gaven verrijkt gebedsleven. Hij had een zeer grote verering voor de H. Sacrament des Altaars. Beroemd om de dreunende slagen waarmee hij vanuit zijn graf antwoord gaf op aan hem gestelde
37 vragen. Patroon van het Eucharistisch verenigingsleven. Feestdag 17 mei. 15. CLARA VAN ASSISI, 1194 - 1253, maagd, ordestichteres (Clarissen). Adellijk meisje met een veelbelovende en luisterrijke toekomst; volgde St. Franciscus in zijn armoede en leefde 43 jaren in San Damiano als abdis van de naar haar genoemde Clarissen. Zij deed de Saracenen vluchten door hen te confronteren met de in haar handen opgeheven monstrans met daarin de geconsacreerde H. Hostie. Feestdag 12 augustus. 16. MARGARETHA MARIA ALACOQUE, 1647-1690, Visitandin te Parayle-Monial (F). Mystiek begenadigd, vurig ijveraarster voor de devotie tot het H. Hart van Jesus (Eerste Vrijdag, Heilig Uur). Feestdag 17 oktober. 17. JULIANA VAN LUIK, 1193 - ? te Fosse (Namen), Augustines van het klooster op de heuvel Cornillon bij Luik; had een zo grote devotie tot het H. Sacrament des Altaars dat zij meermaals verschijningen van Jesus in de H. Eucharistie ontving. In een visioen geroepen om een apart feest ter ere van het H. Sacrament in te stellen. Zij maakte dit bekend aan Jacobus Pantaleon, de latere paus Urbanus IV. In 1247 de eerste Sacramentsdag voor het eerst gevierd in het bisdom Luik en in 1264 voor de hele Kerk verplicht. Haar lichaam rust in de abdijkerk te Villers. Feestdag 5 april. 18. BARBARA, ? - 306, martelares, bekeerlinge, onderging in 306 de marteldood, verraden door haar vader, die bij haar executie door de bliksem werd getroffen en stierf. Vereerd als patrones der gevangenen (haar vader sloot haar in een toren op), beiaardiers, torenwachters, architecten, schippers, mijnwerkers, artilleristen. Zij is ook patrones van een zalige dood. Meestal afgebeeld met een toren of een kanon. Feestdag 4 december. 19. JULIANA FALCONIERI, 1270 - 1341, stichteres van de zusters Tertiarissen der Servieten, beter bekend als de Mantellaten; nicht van één der stichters der Servietenorde. Haar relieken rusten in de kerk van de Annunziata te Florence. 20. ANGELA MERICI, 1474 - 1540, ordestichteres, wijdde zich te Brescia aan werken van godsvrucht en naastenliefde. Rond haar groepeerden zich vrome meisjes en vrouwen, die de H. Ursula als patrones vereerden. Zo
38 ontstond de order der Ursulinen (1535). Feestdag 31 mei (de Franciscanen vieren haar feest op 1 juni). 21. CATHARINA VAN SIENA, 1347 -1380, Dominicaans Tertiarisse. Haar woord en voorbeeld gaven aan de derde orde waar zij intrad, een hoge vlucht. Zij had grote invloed op de observantiebeweging der orde. Grote bekendheid kreeg zij doordat de paus onder haar invloed vanuit Avignon naar Rome terugkeerde. Als mystiek schrijfster speelt zij een bijzondere rol in de 14de eeuwse vroomheid. Feestdag 30 april. 22. CATHARINA FLISCA (van Genua), 1447 - 1510, was gehuwd met Giuliano Adorno, mystiek begenadigd ("de Serafijnse"). Zij schreef Dialogen, vooral beroemd om haar Verhandeling over het vagevuur. Feestdag 22 maart. 23. GERTRUDIS VAN NIJVEL, maagd, 626 - 659, dochter van Pepijn van Landen en de H. Iduberga, zuster van de H. Begga, abdis van Andenne, werd in 652 abdis van het door haar moeder gestichte klooster te Nijvel, waar zich ook haar relieken bevinden. Zeer vereerde heilige, patrones tegen ratten- en muizenplaag. Bij afscheid en verzoening werd vroeger Sint Geertruidsminne gedronken. Feestdag 17 maart.
DE GLAS-IN-LOOD-RAMEN ROND HET HOOGALTAAR 24. JESUS CHRISTUS zegenend temidden van de kinderen. 25. O. L. VROUW verschijnt aan de H. Dominicus en geeft hem de Rozenkrans. 26. JESUS CHRISTUS verschijnt aan Margaretha Maria Alacoque en toont haar Zijn Heilig Hart. 27. O. L. VROUW verschijnt aan de H. Bernadette Soubirous te Lourdes. 28. FRANCISCUS VAN ASSISI wordt bezocht door de H. Lodewijk, koning van Frankrijk.
39 HEILIGEN ROND HET ALTAAR VAN ST. JOZEF 29. BEELD VAN HET H. HART VAN ONZE HEER JESUS CHRISTUS: het Hart van Jesus, onze Heer en Koning en Koning van het universum, Tweede Persoon van de Allerheiligste Drievuldigheid, klopt vol warme liefde voor alle mensen. "Komt allen tot Mij, die belast zijt en beladen",
H. Hart van Jezus
40 30. SINT JOZEF, echtgenoot van de H. Maagd Maria, voedstersvader van Jesus Christus, hoofd van het H. Huisgezin, patroon van de H. Kerk, van de ambachtslieden, arbeiders, vertegenwoordigers, opvoeders, wezen, van een goede dood, een goede levensstaat, de kuisheid, het gezinsleven; vader der armen. Speciale deugden: geloof, rotsvast godsvertrouwen, zuiverheid, trouw, nederigheid. Feestdag 19 maart. Paus Pius IX stelde het "Beschermfeest van St. Jozef” in op woensdag na de 2de Zondag na Pasen.
Opdracht van Jezus in de tempel 31. Boven het Jozef-altaar: de Opdracht in de Tempel. Feestdag 2 februari (Oscar Wagemaekers) 32. CLEMENS, paus, martelaar, derde opvolger van St. Petrus, bestuurde de Kerk van 91 - 97. Stierf de marteldood onder keizer Trajanus. Patroon van onze kerk. Feestdag 23 november. 33. WILLIBRORDUS, zie boven nr 2.
41
H. Clemens
H. Willibrord
34. GLAS-IN-LOOD-RAAM BOVEN HET ST. JOSEF ALTAAR (zuidertransept): O.L. Heer Hemelvaart. 35. AMBROSIUS, (tegenover St. Jozef), 339 (?) - 397, bisschop van Milaan, kerkleraar, zoon van een Romeins prefect van Gallië, zelf Romeins gouverneur van Ligurië tot aan zijn bisschopswijding, tegelijk met zijn doopsel (7 dec. 374). Groot en populair predikant, zeer geliefd zielzorger, onbuigzaam verdediger der orthodoxie tegen het Arianisme, bekend om zijn ascetische geschriften (o.a. De officiis). Augustinus werd onder zijn gehoor bekeerd en op 18 april 387 door Ambrosius gedoopt. Weigerde aan de keizerin-weduwe, Justina, een kerk aan haar Ariaanse gemeente. Hij behoort, met Hiëronymus, Augustinus en Gregorius, tot de vier Doctores Ecclesiae van het westen. Zijn lichaam rust onder het altaar van de St. Ambrosiusbasiliek te Milaan. Feestdag 7 december.
42 HEILIGEN ROND HET ALTAAR VAN MARIA 36. Op het Maria-altaar de Allerzaligste Maagd Maria met haar Zoon Jesus. 37. Boven het Maria-altaar: de boodschap aan Maria, of de Menswording. Feestdag 25 maart. (Oscar Wagemaekers) 38. THERESIA VAN LISIEUX, 1873 - 1897, Carmelites, trad op haar 15de in in de Carmel te Lisieux. Paus Pius XI noemde haar "de ster van mijn pontificaat" en riep haar uit tot patrones van Frankrijk. Kenmerken: kinderlijke eenvoud, kinderlijk vertrouwen, volkomen en liefdevolle overgave aan Gods Heilige Wil, heldhaftige nederigheid, liefde, onbaatzuchtigheid en berusting in de menselijke onvolmaaktheid en onmacht, die God de gelegenheid geeft de gratuïteit van Zijn liefde te laten uitstralen. Beroemd is haar "kleine weg". Feestdag 3 oktober 39. RITA VAN CASCIA (Umbrië), 1381 - 1457, huisvrouw, slotzusterAugustines. Leefde 18 jaren te Roccaporena, gehuwd met een man van wie zij zeer veel te verduren had. Na de gewelddadige dood van haar echtgenoot en de dood van haar twee zoons trad zij in bij de Augustinessen te Cascia. In 1443 werd zij met een doorn in het voorhoofd gestigmatiseerd. Haar lichaam ligt, nog steeds ongeschonden, opgebaard in een glazen kist in de kerk te Cascia. Het stigma op haar voorhoofd is duidelijk te zien. Patrones van onmogelijke of hopeloze zaken. Feestdag 22 mei. 40. GLAS-IN-LOOD-RAAM BOVEN HET MARIA-ALTAAR (noordertransept): de geboorte van Jesus Christus te Bethlehem en aanbidding door engelen en koningen. 41. NICOLAAS (tegenover Maria), eerste helft 4de eeuw, bisschop van Myra, nu Lycië, in Klein Azië, nu Turkije, kindervriend. Over hem vele legenden (o.a. de redding van drie onschuldig ter dood veroordeelde schipbreukelingen). In Myra en Constantinopel (Istanbul) is zijn verering nawijsbaar vanaf de 6de eeuw. Zijn relieken in 1087 overgebracht naar Bari (I). Patroon der zeelieden. Feestdag 6 december. HEILIGEN IN HET SCHIP 42. ELIGIUS (Eloy), ca 590 - 660, bisschop en belijder, goudsmid, muntmeester van de Frankische koningen, priester en vanaf 641 bisschop
43 van Noyon-Doornik. Patroon der artilleristen, mijnwerkers, metaalbewerkers en smeden. Stichtte talrijke kloosters (o.a. Solignac) en verkondigde het Evangelie aan de Germanen. Feestdag 1 december.
H. Rita
H. Eligius
43. ANTONIUS VAN PADUA, zie boven. 44. GERARDUS MAJELLA, 1726 - 1755, belijder, lekenbroederRedemptàrist, beoefende als kloosterling op heldhaftige wijze de nederigheid, gehoorzaamheid, versterving en zielenijver die God dikwijls wonderbaar beloonde. Veel vereerde volksheilige. Feestdag 16 oktober. 45. PAULUS, apostel en martelaar, ? - 67, vervolgde de jonge Kerk tot de verheerlijkte Christus hem verscheen voor de poorten van Damascus. Werd ca. 36 gedoopt door Ananias. Beroemd om zijn missiereizen. Van hem bleven 13 brieven bewaard, die een aanzienlijk deel van het Nieuwe Testament vormen. Hij werd in 67 onder keizer Nero te Rome onthoofd. 46. BENEDICTUS VAN NURCIA, ca 480 - 547, abt, stichter van de Orde der Benedictijnen, monnik te Subiaco, schrijver van de beroemde
44 kloosterregel, patriarch van het westers monnikendom, patroon van Europa. Stierf staande in het koor tussen zijn monniken. Zijn relieken bevinden zich sedert de 8ste eeuw te Fleury-sur-Loire (F). Feestdag 21 maart (natalis), 11 juli translatio) en 4 december (illatio).
Preekstoel 47. FRANCISCUS XAVERIUS, 1506 - 1552, Jezuïet, grondlegger van de Jezuïetenmissies in het verre oosten. Overwon enorme moeilijkheden door zijn heldhaftige energie, zijn innemendheid, eenvoud en vastberadenheid. Hij stierf te Sancian (Kanton, China). Zijn lichaam werd overgebracht naar Goa, waar het nog vandaag in ongeschonden staat in een glazen kist opgebaard ligt. Patroon van Indië en alle missies. Feestdag 3 december. BOVEN HET OKSAAL 48. AARTSENGEL MICHAEL (terracotta), die de draak verplettert. In het Oude Testament "De grote engelenvorst" (Dan. 10, 13. 21; 12, 1; Apoc. 12,
45 7 en Judas 9). Hij wordt aangeroepen aan het einde van de H. Mis, met het gebed dat paus Leo XIII heeft voorgeschreven na een visioen over de gevaren die de Kerk in deze tijd bedreigen. Patroon van kooplieden en apothekers. Feestdag 29 september.
H. Paulus
H. Franciscus
WESTELIJKE MUUR (Evangeliezijde, links) 49. BARBARA (hout), zie boven, en het KINDEKE JESUS (Frans, vereerd onder de titel "L'enfant Jésus de la Sainte Vierge" ofwel: het oogappeltje van Zijn moeder, de H. Maagd) WESTELIJKE MUUR (Epistelzijde, rechts) 50. CATHARINA VAN SIENA (groot, hout), zie boven, en PHILOMENA (klein), ca 290 - 302, maagd en martelares om het behoud van haar zuiverheid; gegeseld, in de Tiber gegooid (en op wonderbare wijze daaruit gered), met pijlen beschoten, en tenslotte onder keizer Diocletianus onthoofd. Begraven in de catacomben van Priscilla. Lievelingsheilige van de H. Pastoor van Ars. Relieken in de kerk van O. L. Vrouw der Genaden
46 in Mugnano (I). Feestdag 10 augustus.
H. Catharina
H. Johannes de Doper PORTAAL
51. Links: achter de hardstenen doopvont het kruis en rechts van de doopvont SINT JAN DE DOPER DIE JEZUS DOOPT. 52. Rechts: H. PAUS PlUS X, IN HET PORTAAL BOVEN DE BOEKENKAST. Geboren te Riese (I) als Giuseppe Melchior Sarto. Paus van 1903 - 1914 met devies: Omnia instaurare in Christo, “alles in Christus herstellen”. Stelde in 1905 de kindercommunie in. Schreef in 1907 het Decreet Lamentabili en de Encycliek Pascendi Dominici Gregis, beroemde documenten tegen het modernisme, in 1910 gevolgd door de anti-modernisteneed. Hij vaardigde een Motu Proprio uit over de kerkmuziek en het gregoriaans, vernieuwde de Katholieke Actie, verbeterde de priesteropleiding, de deugd en de spiritualiteit onder de geestelijkheid. Hij besteedde veel aandacht aan de bovennatuurlijke geest waarin deze haar ambten moet vervullen. Hij liet de Benedictijnen de Vulgaattekst van de H. Schrift herzien, veroordeelde de Sillon in 1910, trof talloze voorzieningen voor de missies en voor de oosterse Kerken. Pius X
47 beval in 1904 de ordening van de kerkelijke wetgeving, dat onder Benedictus XV, met de uitgave van een nieuwe Codex, werd voltooid. In grote rust, kalmte en eenvoud heeft Pius X een reusachtig en diepgaand hervormingswerk aan de Kerk voltrokken. De Eerste Wereldoorlog bedroefde hem zodanig, dat het een der belangrijkste oorzaken werd van zijn dood op 20 augustus 1914. Reeds tijdens zijn leven bewerkte hij miraculeuze genezingen en bekeringen. Onmiddellijk na zijn dood werd hij als heilige vereerd. Paus Pius XII verklaarde hem in 1955 heilig. De Heilige Paus Pius X is de patroon van de Priesterbroederschap St. Pius X. Feestdag 3 september. BUITEN 53. Links van de hoofdingang: in de nis van het contrefort, hoek noord- en westmuur: O.L. Vrouw van Lourdes 54. Rechts van de hoofdingang: in de hoek die het zuidertransept met het westelijk deel der zuidmuur van het schip vormt, staat een 19de eeuwse, gietijzeren beeldengroep, voorstellende O. L. VROUW VAN DE ZIELEN IN HET VAGEVUUR. De groep is afkomstig uit een parochie in Parijs-Noord, werd door een weduwe aan de parochie geschonken, en beeldt het volgende uit: Maria, gekroond als Regina Caeli (Koningin des Hemels) met haar Kind Jesus, dat de laurierkroon van de overwinning op de zonde aanreikt aan de figuur rechts, een juist uit het vagevuur verloste ziel (vgl. 2 Macc. 12,43-45 en 1 Kor. 3, 13-15), die nu op de wolken naar de hemel zweeft. De knielende ziel aan de linkerkant bevindt zich nog in de louteringsplaats, getuige de ketenen om zijn polsen en de onder hem oplaaiende vlammen.
48
Doopvont
49
“Gij Man of vrouw Bij feest of rouw Looft God met mij Te allen tij”
Opschrift van de oude tiendklok van de St. Clemenskerk