General information of the questionnaire Name questionnaire: Early Adolescent Temperament Questionnaire –Revised (ouderversie) Original author: Ellis & Rothbart Translated by: Rothbart & Hartmann Date version: 2001 Language: Nederlands
© 2001 Mary K. Rothbart Catharina A. Hartman alle rechten voorbehouden
EATQ – Revised* Op de volgende bladzijden staan 62 uitspraken die u kunt gebruiken om uw kind te beschrijven. We willen graag dat u voor elke uitspraak invult in hoeverre deze waar is voor uw kind. Lees iedere beschrijving goed en kies dan het antwoord dat het beste bij uw kind past. Er zijn geen goede of foute antwoorden. Wilt u het antwoord kiezen dat het eerst bij u opkomt? U kunt kiezen uit vijf antwoorden: Wilt u bij elke beschrijving één kruisje zetten in het hokje waarin het antwoord staat dat het beste bij uw kind past? Hoe waar is elke uitspraak voor uw kind? bijna | meestal nooit | | niet waar waar | | 1 X
| soms | meestal | waar | wel waar |soms niet | | waar | 1 1
| bijna |altijd waar | | 1
Let op: er staan vragen zowel op de voorkant als op de achterkant van het papier Wat is de geboortedatum van uw kind? ___
___
Wat is het geslacht van uw kind? jongen / meisje ID code _______________
_____
(graag invullen)
(graag het juiste antwoord omcirkelen) (hoeft u niet in te vullen)
*Deze vragenlijst is met toestemming van de auteur vertaald in het Nederlands door Dr. C.A. Hartman in samenwerking met andere medewerkers van de Disciplinegroep Psychiatrie, Faculteit der Medische Wetenschappen, Universiteit van Groningen, Nederland.
Hoe waar is elke uitspraak voor uw kind? bijna | meestal nooit | | niet waar waar | |
| soms | meestal | waar | wel waar |soms niet | | waar |
| bijna |altijd waar | |
1,Mijn kind maakt zich zorgen dat hij/zij in moeilijkheden zal raken.
2,Als mijn kind kwaad is op iemand, zegt hij/zij dingen waarvan hij/zij weet dat ze diegene pijn doen.
3,Het kost mijn kind veel moeite om dingen op tijd af te krijgen.
4,Mijn kind zou het spannend en leuk vinden om naar Afrika of India te reizen.
5,Als mijn kind een probleem met iemand heeft, probeert hij/zij dat meteen op te lossen.
6,Als mijn kind opgewonden is, vindt hij/zij het moeilijk om op zijn/haar beurt te wachten met iets te zeggen.
7,Mijn kind lijkt minder plezier aan dingen te beleven dan zijn/haar vrienden of vriendinnen.
8,Mijn kind pakt een cadeautje eerder uit dan de bedoeling is.
9,Mijn kind zou angstig zijn bij de gedachte om snel van een steile berghelling naar beneden te skiën.
10,Mijn kind heeft dagen dat het huilen hem/haar nader staat dan het lachen.
11,Als mijn kind erg kwaad wordt, zou hij/zij iemand kunnen slaan.
12,Mijn kind zorgt graag voor anderen.
13,Mijn kind vindt het fijn om met iemand anders te kunnen praten over alles wat hij/zij denkt.
14,Mijn kind doet eerst een tijdje iets leuks voordat hij/zij aan klusjes of schoolwerk begint, zelfs als niet de bedoeling is.
15,Mijn kind vindt het makkelijk om zich goed op een taak te concentreren.
16,Mijn kind zou het spannend vinden om naar een nieuwe woonplaats te verhuizen.
17,Als mijn kind gevraagd wordt om iets te doen, doet hij/zij dat meteen, zelfs als hij/zij er weinig zin in heeft.
18,Mijn kind zou graag elke dag een tijdje met een goede vriend of vriendin door brengen.
Hoe waar is elke uitspraak voor uw kind? bijna | meestal nooit | | niet waar waar | |
| soms | meestal | waar | wel waar |soms niet | | waar |
| bijna |altijd waar | |
19,Mijn kind heeft de neiging onbeleefd te zijn tegen mensen die hij/zij niet aardig vindt.
20,Mijn kind ergert zich aan kleine dingen die andere kinderen doen.
21,Mijn kind raakt erg geïrriteerd als iemand kritiek op hem/haar heeft.
22, Als mijn kind afgeleid of gestoord wordt, is hij/zij vergeten wat hij/zij wilde zeggen.
23,Hoe meer mijn kind zijn/haar best doet om geen verkeerde dingen te doen, hoe groter de kans dat hij/zij die dingen toch doet.
24,Mijn kind vindt het fijn om mensen die hij/zij aardig vindt te knuffelen.
25,Mijn kind heeft de neiging om anderen de schuld te geven van zijn/haar eigen fouten.
26,Mijn kind is vaker verdrietig dan andere mensen zich realiseren.
27,Mijn kind weet wel iets te zeggen in gezelschap, ook bij onbekenden.
28,Mijn kind zou best een gevaarlijke sport durven proberen, zoals diepzeeduiken.
29,Als mijn kind over exotische plekken in de wereld hoort, zegt hij/zij daar ook graag naar toe te willen.
30,Mijn kind maakt zich zorgen over ons gezin als hij/zij niet bij ons is.
31,Mijn kind raakt geïrriteerd als ik hem/haar niet meeneem naar waar hij/zij naar toe wil.
32,Mijn kind slaat met de deur als hij/zij boos is.
33,Mijn kind is zelden of nooit verdrietig, zelfs niet als er veel dingen tegenzitten.
34,Mijn kind zou het leuk vinden om in een racewagen te rijden.
35,Mijn kind vindt het moeilijk om achtergrondgeluiden te negeren als hij/zij iets doet wat concentratie vereist. 36,Mijn kind heeft een opdracht voor school eerder af dan nodig is.
Hoe waar is elke uitspraak voor uw kind? bijna | meestal nooit | | niet waar waar | |
| soms | meestal | waar | wel waar |soms niet | | waar |
| bijna |altijd waar | |
37,Mijn kind vindt het leuk als er iets spannends of iets nieuws op school gebeurt.
38,Als mijn kind een moeilijke taak moet doen begint hij/zij er meestal gelijk aan.
39, Mijn kind kan goed verschillende dingen die om hem/haar heen gebeuren in de gaten houden.
40,Mijn kind leeft helemaal op als hij/zij zich tussen een grote hoeveelheid mensen bevindt.
41,Mijn kind maakt grappen over hoe andere mensen eruit zien.
42,Mijn kind uit zich zelden negatief over andere mensen.
43,Mijn kind vindt het belangrijk om een goede band met anderen te hebben.
44,Mijn kind is verlegen.
45, Mijn kind raakt geïrriteerd als hij/zij moet stoppen met iets wat hij/zij leuk vindt.
46,Mijn kind stelt dingen die hij/zij moet doen meestal uit tot het laatste moment.
47, Mijn kind kan zijn/haar lachen inhouden op momenten dat lachen ongepast is.
48,Mijn kind wordt bang van de gedachte dat ik dood ga of dat ik hem/haar verlaat.
49, Mijn kind gaat al iets anders doen voordat datgene waar hij/zij mee bezig is af is.
50,Mijn kind is niet verlegen.
51,Mijn kind is een hartelijk en vriendelijk persoon.
52,Mijn kind lijkt soms verdrietig wanneer hij/zij juist plezier zou moeten hebben, zoals met kerst of tijdens een uitje.
53,Mijn kind heeft een hekel aan balspelen (bijvoorbeeld handbal of basketbal) omdat hij/zij bang is voor de bal.
54,Mijn kind vindt het leuk om nieuwe mensen te ontmoeten.
55,Mijn kind voelt zich bang als hij/zij ‘s avonds een donkere kamer in gaat.
Hoe waar is elke uitspraak voor uw kind? bijna | meestal nooit | | niet waar waar | |
| soms | meestal | waar | wel waar |soms niet | | waar |
| bijna |altijd waar | |
56,Mijn kind zou de enge attracties op de kermis overslaan.
57,Mijn kind haat het als anderen het niet met hem/haar eens zijn.
58,Mijn kind raakt erg gefrustreerd als hij/zij een fout maakt in zijn/haar schoolwerk.
59,Als mijn kind een plan heeft lukt het hem/haar meestal wel om vol te houden tot hij/zij het doel heeft bereikt.
60,Mijn kind let goed op als iemand uitlegt hoe hij/zij iets moet doen.
61,Mijn kind vindt het eng om alleen thuis te zijn.
62,Mijn kind is verlegen als hij/zij nieuwe mensen ontmoet.
Dank u wel voor het invullen van de vragenlijst