Gemeentelijke Basisschool Reynaerdijn Stationsstraat 18 9190 Stekene – Kemzeke lid scholengemeenschap Sint-Gillis-Waas / Stekene / Waasmunster ℡ directie: 03/779.79.00 ℡ secretariaat: 03/779.44.81 ℡ de Paal: 03/770.69.39 fax: 03/779.44.78 e-mail directie:
[email protected] e-mail secretariaat:
[email protected] website: www.gbsreynaerdijn.be
Pedagogisch project 1.
Openheid
Als openbare instelling staat onze school open voor alle kinderen, welke ook de levensopvatting van de ouders is.
2.
Verscheidenheid
De school vertrekt vanuit een positieve erkenning van de verscheidenheid en wil waarden en overtuigingen die in de gemeenschap leven, onbevooroordeeld met elkaar confronteren. Zij ziet dit als een verrijking voor de hele schoolbevolking.
3.
Democratisch
De school is het product van de fundamenteel democratische overtuiging dat verschillende opvattingen over mens en maatschappij in de gemeenschap naast elkaar kunnen bestaan.
4.
Socialisatie
De school leert jongeren leven met anderen en voedt hen op met het doel hen als volwaardige leden te laten deelnemen aan een democratische en pluralistische samenleving. De school draagt bij tot het verantwoordelijkheidsgevoel van de leerlingen binnen onze samenleving. Zij moedigt hierbij verdraagzaamheid en het samenleven met andere sociale, etnische of ideologische achtergrond aan.
5.
Emancipatie
De school kiest voor emancipatorisch onderwijs door alle leerlingen gelijke ontwikkelingskansen te bieden, overeenkomstig hun mogelijkheden. Zij wakkert zelfredzaamheid aan door leerlingen mondig en weerbaar te maken. De school biedt optimale onderwijskansen aan op alle niveaus en gaat op gepaste wijze om met verschillen van leerlingen. De school heeft een ondersteunende rol in het wegwerken van mogelijke sociale, financiële en andere drempels die gelijke kansen belemmeren.
6.
Totale persoon
De school erkent het belang van onderwijs en opvoeding. Zij streeft een harmonische persoonlijkheidsvorming na en hecht even veel waarde aan kennisverwerving als aan attitudevorming. Onderwijs en opvoeding zijn gericht op de totale persoon van het kind: cognitieve, psychomotorische en dynamisch affectieve en creatieve aspecten krijgen er de aandacht.
7.
Gelijke kansen
De school treedt compenserend op voor kansarme leerlingen door bewust te proberen de gevolgen van een ongelijke sociale positie om te buigen. De school besteedt de nodige aandacht aan lln. met leerproblemen.
8.
Medemens
De school voedt op tot respect voor de eigenheid van elke mens. Zij stelt dat de eigen vrijheid niet kan leiden tot de aantasting van de vrijheid van de medemens. Zij stelt dat een gezonde leefomgeving het onvervreemdbaar goed is van iedereen.
9.
Europees
10. Mensenrechten
De school brengt de leerlingen de gedachte bij van het Europese burgerschap en vraagt aandacht voor het mondiale gebeuren en het multiculturele gemeenschapsleven. De school draagt de beginselen uit die vervat zijn in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en van het Kind. Zij neemt er de verdediging van op en wijst vooroordelen, discriminatie en indoctrinatie van de hand.
1.Wat is volgens ons opvoeden ? In het pedagogisch project van de school bepaalden wij ons opvoedingsdoel als volgt: het begeleiden en leiden van het kind tot een kritische, harmonische persoonlijkheid in onze en de toekomstige multi-culturele maatschappij (doel), in schoolverband (waar), door leerkrachten, medeleerlingen en ouders (wie) via begeleidende activiteiten (hoe). 2. Vanuit welke visie op mens, maatschappij en onderwijs willen wij dit opvoedingsdoel bereiken? M.a.w. Welk onderwijs willen wij? - Wij opteren voor ADAPTIEF en ONTWIKKELEND onderwijs. - ADAPTIEF ONDERWIJS Adaptief onderwijs staat lijnrecht tegenover selectief onderwijs. In deze onderwijsvisie wordt de maatschappij gezien als een dynamisch proces van voortdurende veranderingen waartoe elke mens een belangrijke bijdrage kan leveren en wordt vooral de nadruk gelegd op de geestelijke vrijheid van de menselijke persoon. Het onderwijs is dus sterk leerlingengericht. Men accepteert de leerlingen in hun verschillende geaardheid door het onderwijs binnen de groep aan te passen en af te stemmen op de individuele leerling en niet de samenstelling van de groep af te stemmen op de onderwijsmethode. Individualisering (recht doen aan de individuele mogelijkheden van de leerling in zijn totale persoonlijkheidsontplooiing) en socialisering (toegepast op de school - klasgemeenschap : leren is niet enkel en alleen een individueel gebeuren, maar vindt plaats in samenwerking met andere leerlingen en de leerkracht) zijn de pedagogische doelen die men hierbij voor ogen heeft Bij adaptief onderwijs daagt de leraar kinderen op hun individuele capaciteiten uit, ondersteunt hen en geeft hen vertrouwen in de goede afloop van het leerproces. Adaptief onderwijs heeft dus vooral te maken met het nemen van concrete onderwijsmaatregelen waardoor het mogelijk wordt rekening te houden met de individualiteit van elk kind. Verdere uitgangspunten van adaptief onderwijs: - leerlingen worden in toenemende mate zelf verantwoordelijk voor hun eigen leerproces. Ze nemen dit leerproces meer en meer in eigen handen. Dit betekent dat ze tegen het einde van de basisschool heel wat doelen van “leren leren” zullen bereikt hebben: zelf plannen, problemen zelfstandig leren oplossen, leren reflecteren op eigen werk, het eigen denkproces evalueren en , bijsturen, informatie opzoeken, nauwkeurig leren werken,… - leren werken in groep (CLIM) - zelfstandig leren en emotionele vorming wordt bevorderd (CLIM, contractwerk) Hoe concretiseren we dit? 1. Door differentiatie: rekening houden met voor het onderwijs relevante verschillen tussen kinderen zoals tempo, ontwikkelingsniveau, leerstijl en begaafdheid. 2. Door te werken met “CLIM” (coöperatief leren) een vorm van samenwerend leren dat een positief effect heeft op het ontstaan van zelfvertrouwen en leermotivatie (statusverhoging) 3. Zelfstandig leren: - o.a. hoeken- en contractwerk - werken met onthoudbladen als ondersteuning (wat ik niet weet, zoek ik op)
-
werken met heuristieken, algoritmes een woordenboek leren hanteren leren reflecteren op eigen werk (wat ging goed, wat is de oorzaak, hoe kan ik die fout vermijden?) - leren leren: tips voor een effectieve studiemethode 4. Planningssysteem: leerlingbesprekingen (MDO’s) zodat maatregelen genomen worden om vooral de zorg in de groep zelf te verbeteren. (=zorgbeleid) 5. Teamleren: organiseren van bijscholingen, conferenties,… zodat het vermogen om als school om te gaan met verschillen tussen de leerlingen steeds verbetert 6. Structuur: stimuleren en bevorderen van een veilige en toegankelijke leeromgeving - ONTWIKKELEND ONDERWIJS In het ontwikkelend onderwijs gaat het in de eerste plaats (maar niet uitsluitend!) om het cognitieve aspect van de ontwikkeling, dat samen met de sociale ontwikkeling en de ontwikkeling van de persoonlijkheid invloed heeft op het ontstaan van het zelfbeeld. Tot de cognitieve ontwikkeling rekent men de ontwikkeling van het denken, het oplossen van problemen, de ontwikkeling van het waarnemen, het voorstellen, het geheugen en de aandacht. Deze ontwikkelingsprocessen hebben een gemeenschappelijk grondkenmerk. In elke vorm van cognitieve ontwikkeling vinden overeenkomstige veranderingen plaats: - van een aanvankelijk direct reageren op de situatie waarin het kind geplaatst is, gaat het over naar een vorm van handelen via één of meer tussenstappen, waarin het kind - al dan niet overdacht - van bepaalde hulpmiddelen gebruik maakt; (stapsgewijs werken) - Die hulpmiddelen zijn aanvankelijk van materiële aard; - Bepaalde materiële hulpmiddelen worden stap voor stap vervangen door woorden en voorstellingen, begrippen of regels waaraan het kind denkt. Er treedt verinnerlijking (interiorisatie) op. Door dit proces van interiorisatie worden de oorspronkelijke materiële hulpmiddelen tot cognitieve. Voorbeeld: stappen van verinnerlijking van Galperin’ voor werkwoordspelling waarbij een werkwoordschema “verinnerlijkt” wordt. De cultuurhistorische theorie De cognitieve ontwikkeling van het kind baseert zich op de geestelijk verworvenheden van de cultuur waarin het opgroeit: het kind vormt zijn cognitieve instrumentarium naar het voorbeeld van de volwassenen en andere kinderen om hem heen (= de sociale omgeving). Dit is de grondgedachte van de cultuurhistorische theorie, die LEV. VYGOTSKY formuleerde. In het raam van zijn cultuurhistorische theorie ontwikkelde VYGOTSKY nog andere waardevolle ideeën o.a.: - de rol van het eigen initiatief van het kind: het kind verwerft de inhouden uit de omgeving door eigen activiteit, niet door passief ontvangen; - het proces waardoor het kind zich de cognitieve instrumenten uit de omringende cultuur eigen maakt (= de verinnerlijking, via het verbale handelen, van hetgeen aanvankelijk met materiële objecten wordt gedaan) gebeurt in de dialoog tussen de volwassenen en het kind. Onderwijs dat de nadruk legt op het verwerven van cognitieve instrumenten en werkwijzen (getallenbegrip, lezen en begrijpen van schriftelijke taal, beschouwen en analyseren van taalvormen) is ontwikkelend onderwijs. Onderwijs is alleen ontwikkelend, als het kind de dingen die het leert ook tot eigen, voor hem bruikbare cognitieve instrumenten kan smeden. VYGOTSKY gaat er vanuit dat onderwijs op de ontwikkeling vooruit moet lopen. Daartoe voerde hij het begrip zone - van - de naaste - ontwikkeling in. Daarmee bedoelde hij aan te geven, dat men bij kinderen behalve het reeds bereikte niveau van de cognitieve ontwikkeling (= de zone - van - de - actuele - ontwikkeling) ook een niveau kan onderscheiden waaraan het kind bijna toe is.
Men moet juist de zaken in het onderwijs aan de orde stellen, die het kind nog niet begrijpt of alleen de baas kan. Alleen dan kan het kind in de onderwijsdialoog nieuwe cognitieve instrumenten verwerven: nieuwe begrippen, principes en werkwijzen. Het onderwijs moet echter niet te ver op de reeds bereikte ontwikkelingsstand van het kind vooruit lopen. Het moet zich richten op datgene wat voor het kind in zijn zone - van - naaste ontwikkeling ligt. Dat zijn cognitieve verrichtingen die het samen met de volwassene of in zijn eigen spelactiviteit al kan volbrengen, maar nog niet zelfstandig en in alle soorten situaties. 3. Hoe willen wij ons doel bereiken? In onze opvoeding op school trachten we de drie domeinen van de persoonlijkheid van het kind tot ontwikkeling te brengen, t.w. de cognitieve (intellectueel),de psycho-motorische en de dynamisch-affectieve. Ook in de evaluering en rapportering houden we hiermee terdege rekening. Wij trachten tevens ons opvoedingsdoel te realiseren door onderwijs te organiseren dat recht doet aan kenmerken van na te streven basisonderwijs, zoals geformuleerd door OVSG (leerplan gemeentelijk onderwijs en DVO (eindtermen) 3.1. SAMENHANG We gaan ervan uit dat kinderen iets moeten kunnen doen met datgene wat ze op school leren. Vanuit deze optiek is een leergebieden- of vakkengesplitste benadering van de realiteit niet aanbevolen. Kinderen beleven en ervaren de realiteit immers niet in vakjes.
3.2. GERICHTHEID OP TOTALE PERSOONLIJKHEIDSONTWIKKELING De vorming die de basisschool biedt mag niet eenzijdig zijn. Alle aspecten van de persoonlijkheid dienen via de aangeboden vorming in hun ontwikkeling te worden gestimuleerd en dit op evenwichtige wijze. Vaardigheden die kinderen via de basisschool verwerven zullen dus niet enkel te maken hebben met het cognitieve maar zich ook duidelijk situeren op vlak van het sociale, psychomotorische, het dynamisch-affectieve, het muzisch -creatieve. 3.3 GELIJKE KANSENBELEID Een veelheid van factoren (cognitieve, emotionele, sociale, economische, culturele, etnische) zorgt ervoor dat het onderwijs voor een grote groep kinderen in meer of mindere mate problematisch verloopt. De verklaring van problemen mag echter niet alleen bij de kinderen worden gezocht. Ook schoolfactoren en factoren uit de thuissituatie kunnen het probleemgedrag mee veroorzaken. Een goede interactie tussen kind en leerkracht is noodzakelijk om tot succesvolle oplossingen te komen. Gelijke kansenbeleid heeft te maken met de aandacht die de school aan kinderen wil geven, met de wijze waarop ze omgaat met verschillen tussen kinderen. Binnen het gelijke kansenbeleid kunnen we twee belangrijke facetten onderscheiden: 1. Het voorkomen van leer- en gedragsproblemen. 2. Het signaleren, analyseren, diagnosticeren en remediëren van leer-en/of gedragsproblemen bij kinderen en het evalueren en eventueel bijsturen van de begeleiding. Actieplan In het kader van het gelijke kansenbeleid zal de leerkracht indirect contact met de titularis de beoogde kinderen in de klas begeleiden.
Om dit mogelijk te maken opteren we voor zeer flexibele klasgroepen die in functie van bepaalde problemen wijzigen. Aan de hand van een individueel dossier en met behulp van een kindvolgsysteem zal hij/zij trachten preventief op te treden. Om dit te laten verlopen in optimale omstandigheden zal de hoekenwerking en het contractwerk verder uitgebouwd worden. Hierdoor komt voor betrokken leerkrachten meer tijd vrij om de zwakkere/sterkere kinderen optimaal te begeleiden. Niet alleen de cognitieve problemen worden behandeld, maar we hebben ook oog voor de sociaalemotionele ontwikkeling van de kinderen en hun taalvaardigheid. Om dat alles te realiseren worden de ouders er intensief bij betrokken. In samenwerking met het ganse team en ook de nodige externe instanties (CLB, revalidatie, ...) wordt er regelmatig een evaluatievergadering gehouden waaruit de nodige besluiten getroffen worden om verder te kunnen remediëren in belang van het totale kind. 3.4. ACTIEF LEREN Actief leren doet zich voor wanneer de leerling zich in die mate betrokken weet bij het onderwijsgebeuren dat hij zelf het leerproces op gang brengt, initiatieven neemt en gedragsveranderingen teweeg brengt. 3.5. CONTINUE ONTWIKKELINGSLIJN Het aangeboden onderwijs zal zowel naar moeilijkheidsgraad als naar inhoud dienen te worden afgestemd op ontwikkelingsmogelijkheden en -behoeften van de leerlingen. Dit vanuit de bekommernis het kind continu ontwikkelingskansen te bieden.