wvi
GEMEENTELIJK RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN OOSTENDE
GEMEENTELIJK RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN
OOSTENDE
COLOFON
rapport maart 2005
OPDRACHTGEVER Stad Oostende OPDRACHTHOUDER wvi PROJECTLEIDER Filip Vanhaverbeke MEDEWERKERS Ilke Verhoeven Carine Borghans Saskia David 1
RUIMTELIJKE CONTEXT
5
1. REGIONAAL NIVEAU 2. GEMEENTELIJK NIVEAU 3. HET INTRAGEMEENTELIJK NIVEAU: DEELRUIMTEN BINNEN DE RUIMTELIJKE STRUCTUUR 4. VERBINDENDE EN BEELDBEPALENDE ELEMENTEN
32 56
PLANNINGSCONTEXT
61
1. HET GEVOERDE RUIMTELIJK BELEID OP STEDELIJK NIVEAU IN DE VOORBIJE DECENNIA 2. RUIMTELIJKE BELEIDSPLANNEN 3. JURIDISCHE PLANNINGSCONTEXT 4. GEBIEDSSPECIFIEKE EN SECTORALE PLANNEN
62 64 86 92
PROGRAMMATISCHE CONTEXT 1. WONEN 2. WERKEN 3. VERKEER EN VERVOER 4. NATUUR
KWALITEITEN,KNELPUNTEN & KANSEN 1. KWALITEITEN 2. KNELPUNTEN 3. KANSEN
PLANNINGSPROCES 1. PARTNERS EN ORGANISATORISCHE AANPAK 2. PROCESVERLOOP 3. COMMUNICATIEMIDDELEN 2
6 12
105 106 112 124 129
133 134 136 140
143 144 147 148
INFORMATIEF GEDEELTE
3
4
1. REGIONAAL NIVEAU 2. GEMEENTELIJK NIVEAU 3. INTRAGEMEENTELIJK NIVEAU 4. BINDENDE EN BEELDBEPALENDE ELEMENTEN
RUIMTELIJKE CONTEXT
5
1. REGIONAAL NIVEAU 1.1 INTERNATIONAAL MULTIMODAAL KNOOPPUNT Oostende is centraal gelegen langs de kust, 35 km van de Nederlandse grens en 30 km van de Franse grens. Steden als Amsterdam, Brussel, Keulen, Londen, Luxemburg, Parijs, Lille en Rotterdam liggen binnen een cirkel van 300 km. Oostende is een knooppunt van transportverbindingen en -mogelijkheden. De A10 autosnelweg eindigt en begint nabij het centrum van de stad. Via de aansluiting op de E40 en de A17 biedt ze over Gent en Brussel enerzijds, en over Kortrijk anderzijds, een rechtstreekse verbinding met Duitsland en Frankrijk en met het volledige Europese wegennet. De Oostendse luchthaven, gelegen op een paar kilometer van het stadscentrum is, na Zaventem, de grootste van Vlaanderen en uitgerust om alle types van vliegtuigen te ontvangen. Oostende heeft een zeehaven. Belangrijk zijn de roro-activiteiten in de Voorhaven, in de omgeving van het Vlotdok en het Zeewezendok, en de industriële en ambachtelijke bedrijvigheid in de Voor- en Achterhaven. Periodiek varen catamarans tussen Oostende en Dover. Het kanaal Oostende-Brugge zorgt voor een goede bereikbaarheid via de binnenwateren voor schepen tot 1350 ton. Het station van Oostende is het eindpunt van heel wat belangrijke internationale treinverbindingen, uitgezonderd TGV-verbindingen. Vanuit Oostende vertrekken IC-treinen naar een groot aantal Europese bestemmingen. Daarenboven is de uurregeling van alle internationale treinen afgestemd op de verbinding over zee naar Dover (en de trein naar London). De kusttram doorkruist Oostende op zijn rit van Knokke, nabij de Nederlandse grens, tot De Panne, nabij de Franse grens. Goede verbindingen tot in Nederland en Frankrijk ontbreken echter.
6
7
1.2 LANDSCHAP EN OPEN RUIMTE Basis van de internationale attractiviteit van Oostende is en blijft haar natuurlijke rijkdom : de zee, het strand en de duinen. Geomorfologisch behoort Oostende tot de duinen- en polderstreek. De zuidelijk gelegen poldergebieden maken deel uit van de kenmerkende West-Vlaamse polders. Het poldergebied in het achterland van Oostende bestaat hoofdzakelijk uit: − de Oudlandpolder met de Oude Polder van Zandvoorde of Zwaanhoekpolder; − de Middellandpolder met de Westlandpolder en de Polder van Snaaskerke; − de Nieuwlandpolder met de Nieuwe Polder of Historische Polders. Ten westen van de havengeul is het kustfront nagenoeg volledig bebouwd. Het oostelijk deel heeft een open karakter met duinen. Het smalle, langgerekte duingebied aan de Middenkust behoort tot de zogenaamde ‘jonge duinen’. Op bovenlokaal vlak zijn deze duinen van belang omdat ze deel zijn van de zeereepduinen tussen Oostende en De Haan. Met uitzondering van enkele militaire relicten op het grondgebied van de stad Oostende zijn deze duinen onbebouwd. Van de natuurlijke duin-polder-overgang is echter weinig bewaard gebleven. De binnenduinrand is grotendeels verstoord door wegeninfrastructuur en bebouwing. In het begin van onze tijdrekening was het kustgebied nog een verlaten schorrenvlakte, doorweven met brede en smalle geulen en kreken, enigszins vergelijkbaar met het huidige verdronken land van Saeftinge. Vanuit de zuidelijk aanpalende zandstreek, die toen reeds intens bewoond was, trokken de boeren met hun schapenkudden het schorrengebied steeds verder noordwaarts in. Spontaan werden daarbij de hoger gelegen delen van het schor uitgekozen; dit waren hoofdzakelijk strandwallen, pleistocene zandophopingen of gesedimenteerde kreekbeddingen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat precies op die oorspronkelijke trekroutes de polderwegen zijn ontstaan. De topografische kaart toont dan ook een wegenpatroon van noord-zuid georiënteerde wegen, vrijwel loodrecht op de kustlijn en de trekrichting van de schapenkudden weerspiegelend en daartussen de oost-west verbindingen evenwijdig aan de kustlijn. Op regelmatig over het gebied verspreide punten, en over het algemeen in de nabijheid van die oude wegen, werden aarden wallen of terpen1 opgeworpen, die oorspronkelijk enkel waren bedoeld om de schaapherder tegen het opkomend tij te beschermen. Sommige van die terpen groeiden mettertijd uit tot plaatsen met een continue bewoning. De meeste van de huidige polderdorpen zijn op een dergelijke terp ontstaan.
1
8
etymologisch duidelijk verwant aan ‘dorp’
In tegenstelling tot de aanliggende zandstreek waar de wegenstructuur meer geaccidenteerd is en fijner vertakt en de dorpsstructuur een andere vorm aanneemt, is er in de polderstreek een vrij rigide, overheersend orthogonaal patroon van wegen met daarin dorpen die op veilige afstand van de kustlijn, achter de bescherming van de duinengordel, liggen. Mede door de democratisering van het toerisme gebeurde de uitbreiding van deze dorpen veeleer volgens het aanwezige open, orthogonaal model dan volgens het klassieke ringradiaal model. Naast de landschappelijke karakteristieken van de Oostendse poldervlakte is ook te wijzen op het belang van het gebied op vlak van de waterhuishouding. De polderstreek rondom Oostende, met zijn vele kreken en plassen, heeft van oudsher een wachtbekkenfunctie ten behoeve van zowel het Oostendse hinterland als de bebouwde zuidrand van de stad. Het gebied van de Zandvoordepolder, een gedeelte van de Polder Ghistel-Oost-overde-Waere en van de Groote Westpolder is het gebied dat traditioneel via het waterlopenstelsel van de Zandvoordepolder en de Gouwelozekreek naar zee afwaterde. De gravitaire afwatering van dit in hoofdzaak landelijke gebied, met zijn totale oppervlakte van ca. 5300 ha, verliep in het verleden meestal probleemloos. De fysische toestand van het terrein liet toe dat, naast het waterlopenstelsel, ook de grond een waterbergend vermogen bezat. Er bestond een evenwicht tussen de verschillende componenten van de waterhuishouding, te weten de neerslag, de grootte van het afwateringsbekken, het waterlopenstelsel, het reliëf, de grondsoort en de afwateringsmogelijkheden. Sinds enkele jaren is de hoger beschreven situatie gewijzigd door de uitbouw van een waterzuiveringstation langs de Gouwelozekreek. Bij normale weersomstandigheden kan het waterzuiveringstation het wateraanbod zonder problemen verwerken. Hevige neerslag veroorzaakt echter piekaanvoeren via de collectoren.
9
1.3 KUSTSTAD, STEDELIJKHEID EN REGIONALE AANTREKKINGSKRACHT Oostende onderscheidt zich van de andere kustplaatsen door haar stedelijk karakter. Uitgaande van de verschijningsvorm enerzijds en de aanwezigheid van een compleet net van voorzieningen anderzijds, is Oostende wellicht de enige volwaardige stad aan de kust. Ruimtelijk wordt de stad Oostende gekenmerkt door een voor Vlaanderen relatief hoge dichtheid met concentraties in de kern, de 19e-eeuwse gordel en uitlopers langsheen de kustlijn. Bepalend voor de morfologie van deze stedelijke context zijn het kustfront, de compactheid van de binnenstad en de grootschalige infrastructuren zoals de zee- en luchthaven met de in die omgeving voorkomende grootschalige bebouwing. Vanuit programmatisch perspectief is te vermelden dat Oostende beschikt over een winkelcentrum met regionale aantrekkingskracht, een relatief uitgebreid net van onderwijsinstellingen, openbare diensten, culturele en recreatieve voorzieningen en een aantal ziekenhuizen. Het belang van Oostende als centrumstad in Vlaanderen werd ook decretaal erkend. Het Gemeentefonds is één van de belangrijkste inkomstenbronnen van de gemeenten. Het Decreet van 7 november 1990 tot vaststelling van de regelen inzake de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds (Belgisch Staatsblad van 21 december 1990) bepaalt de modaliteiten inzake de toekenning van de fondsen en de recente wijzigingen.
10
Voornoemde voorzieningen maken de stad minder seizoensafhankelijk. Dit is niet onbelangrijk om het stedelijk karakter op termijn te kunnen handhaven en waar mogelijk te versterken. Recente evoluties wijzen immers in een omgekeerde richting: − Van 1981 tot 1991 nam het aantal inwoners van Oostende met 1% af, terwijl Vlaanderen een groei van 2% kende. Tegenover deze dalende trend voor de stad situeert zich een groei van het totale arrondissement. Na een lichte stijging van de bevolking in 1992, heeft de daling zich sedertdien voortgezet. Sinds 2000 lijkt Oostende zich wel te herpakken. De cijfers van de laatste jaren tonen dat het aantal inwoners opnieuw, al is het lichtjes, stijgt. De eerste helft van 2002 nam de bevolking met 0,4% toe (cijfers juni 2002) t.o.v. eind 2001. − Naast een niet geringe afname van de totale bevolking, een vergrijzing van de bevolking (28% is ouder dan 60 jaar), een stijging van het aantal alleenstaanden (28,2%) en een toenemende emigratie van jonge gezinnen, kampt de stad met de toename van de werkloosheid. De regio Oostende scoorde in februari 1995 de tweede hoogste werkloosheidsgraad van Vlaanderen (16,74% tegenover een gemiddelde van 13,62%). Die werkloosheid kenmerkt zich door een groot percentage laaggeschoolden. Tevens telt de stad het hoogste relatieve niveau bestaansminimumtrekkers in Vlaanderen. Een kwart van hen is jonger dan 25 jaar. Volgens de recentste cijfers van de VDAB (mei 2002) is het aantal niet werkende werkzoekenden in de stad Oostende 2.897 en in het Arrondissement Oostende 4.720. Voor de stad betekent dit een stijging van 3% t.o.v. vorig jaar. De werkloosheidsgraad ligt in de stad Oostende op 10,49% en in het Vlaams Gewest op 6,25%. De werkloosheidsgraad van Oostende kende een stijging van 0,23% t.o.v. vorig jaar. − Uit de vergelijking met vroegere economische studies valt ook op dat de attractiviteit van het handelsapparaat van Oostende is toegenomen op Bredene, Oudenburg en Westende, maar is afgenomen op Diksmuide en Gistel. Dit betekent dat Oostende aantrekkingskracht verliest ten opzichte van gemeenten in het binnenland daar waar een lichte verhoging te noteren is ten opzichte van aanleunende kustgemeenten.
11
2. GEMEENTELIJK NIVEAU 2.1 GENESE VAN OOSTENDE Om een visie te kunnen ontwikkelen voor de ruimtelijke toekomst van Oostende en deze te kunnen toetsen aan haar geschiedenis wordt de genese van de ruimtelijke structuur van de stad in kaart gebracht. DE EERSTE STEEN (NEGEN EEUWEN VOOR HET RSV) Oostende ontstond in de 11° eeuw op het oosteinde van het langgerekt eiland Ter Streep, dat van het binnenland gescheiden was door een grote kreek, het Groot Geleed. Na de grote overstroming in 1394 waarbij bijna geheel Oostende door de golven werd verzwolgen, werd de stad meer landinwaarts heropgebouwd. De vroege geschiedenis van Oostende laat zich kenmerken door een voortdurende strijd tegen de zee en de overstromingen. In 1446 werd de eerste westelijke havengeul gegraven en bloeide de stad open tot vissers- en havenstad met 2.300 inwoners. De stad lijkt voornamelijk opgebouwd door de plaatsing van rechthoekige bouwblokken in een orthogonaal grid. VAN VISSERSSTAD TOT VESTINGSTAD (1560 EN 1641: VIER EEUWEN VOOR HET RSV) Gedurende de godsdienstoorlogen van de 16° eeuw speelde Oostende een strategische rol tussen Oranje en Spanje. Tussen 1584 en 1585 werden alle Vlaamse steden door Spanje veroverd, uitgenomen Oostende. Het optrekken van haar wallen en versterkingen duurde nagenoeg 10 jaar, waardoor Oostende een militaire vesting van betekenis werd. Tijdens de bouw van deze geuzenvestingen brak, na het weggraven van de duinen langs de oostkant, de zee door en ontstond de oostelijke havengeul - de eerste, westelijke havengeul was inmiddels verzand en onbruikbaar geworden - en de jarenlange overstroming van het Oostendse hinterland. Hiermee nemen de ‘Historische Polders van Oostende’ een aparte plaats in binnen het Vlaamse polderlandschap. Nadat zij verscheidene eeuwen voordien waren ingepolderd, werden ze bij het Beleg van Oostende (1601-1604) opnieuw, om militaire redenen kunstmatig geïnundeerd. Pas rond 1720 was het achterland van Oostende voor de tweede keer volledig drooggelegd. Voor het Beleg telde Oostende ongeveer 6.000 inwoners. In 1608 was dit bevolkingsaantal herleid tot 1.900. Na de Scheldesluiting (1648) en de verfransing van Duinkerke (1659) kreeg Oostende als havenstad, mede door de oprichting van de Oostendse Oostindische Compagnie tussen 1723 en 1731, steeds meer betekenis. De belangrijkheid van de haven bleef gehandhaafd tot aan de belegeringen van Lodewijk XIV (1745-’49 en 1752-’62). Niettemin bleef Oostende tot in de 18° eeuw de enige belangrijke haven van de Oostenrijkse Nederlanden.
12
13
EEN TWEEDELING KRIJGT GESTALTE (1865: CA. 150 JAAR V. RSV) De ruimtelijke structuur van Oostende vormt, als vestingstad, een duidelijk omsloten geheel. De omwalling wordt gekenmerkt door een oostelijke en westelijke toegangspoort, waarop drie invalswegen aansluiten respectievelijk de Route de Bruges, de Route de Thourout en de Route de Nieuport. De aanleg van de haven en de eerste spoorlijn leiden tot een ruimtelijke breuk die vandaag nog steeds aanwezig is. Binnen de stedelijke structuur ontstaat een tweedeling bestaande uit een verstedelijkt deel en een ‘blinde’, verlaten flank ten zuidoosten van haven en spoorlijn.
DE ‘BELLE EPOQUE’ EN DE INVLOED VAN LEOPOLD II (1900: CA. 100 JAAR V. RSV) In de ‘Belle Epoque’ kent Oostende de tweede bloeiperiode uit haar geschiedenis gekenmerkt door de afbraak van de omwallingen en een stedelijke uitbreiding met hoofdstedelijke allures dankzij Leopold II. Het betreft een westelijke uitbreiding die verbonden is met de westelijke toegangswegen. In het oosten vormt de havensleuf een fysieke barrière en worden de gronden gereserveerd voor havenuitbreiding en industrialisatie. De westelijke uitbreiding was gekaderd in een globale visie op de stad. Opvallend is de grootschaligheid van de ingrepen en de aandacht voor de gebieden toen net buiten de stad. Dit vertaalt zich in het concipiëren van verkeersaders, het inplanten van grootschalige voorzieningen aan de stadsrand en het herlocaliseren van gebouwen en functies van de binnenstad naar de rand. Hierbij wordt een eerste ringweg aangelegd -de Koninginnelaan- als rechtstreekse verbinding tussen het strand, Petit Paris (het knooppunt van de westelijke toegangswegen) en het nieuwe Maria-Hendrikapark. Binnen de toenmalige stedelijke structuur tekent de Koninginnelaan zich af als een eerste ‘ring’ met ‘perifere ontwikkelingen’.
HET INTERBELLUM: GROTE LANEN MAKEN GROTE STEDEN (1930: CA. 65 JAAR V. RSV) De Torhoutse- en Nieuwpoortsesteenweg structureren de verdere stedelijke ontwikkeling. Een globaal stadsuitbreidingsplan stuurt de stad volgens een concentrisch verkavelingmodel. Een tweede ringweg moet de nieuwe verkavelingen omsluiten. De aanleg van deze tweede ring de Elisabethlaan- genereert lange tijd een perifere conditie: het ontsloten areaal staat buiten verhouding met de vraag. De geplande tweede ring zou over spoorweg en kanaal doorlopen en de aan te leggen Vuurtorenwijk ontsluiten. Bij de uitvoering liet een ombuiging ten zuiden van het Maria-Hendrikapark de ring aansluiten op de Graaf de Smet de Naeyerbrug. De oostelijke oever wordt nu ook aangesproken naar aanleiding van de havenuitbreiding, bijkomende werkgelegenheid en de bijhorende nood aan woonaccommodatie.
14
15
DE WEDEROPBOUWPERIODE EN DE GOLDEN SIXTIES (1970: CA. 25 JAAR V. RSV) De naoorlogse periode leidt tot een vermindering van de kwaliteit van de stedelijke ruimte. De belangrijkste ingreep is de aanleg van de autosnelweg op de gronden van de vroegere spoorwegbedding. Het ‘binnenkomen van de stad’ wordt ruimtelijk geaccentueerd. In westelijke richting verdwijnt de perifere conditie van het gebied tussen Koninginnelaan en Elisabethlaan. Ook wordt het rastervorming wegennet tussen de Elisabethlaan en het polderlandschap ingevuld met solitaire wijkstructuren. De verbinding met de ooststad krijgt duidelijk gestalte. Tegelijk versterkt de breuk door de uitbreiding van de havenactiviteiten.
EIND 20° EEUW: EEN COMPACTE STAD ZONDER SAMENHANG De stedelijke structuur wordt vooral gekenmerkt door een verdere verdichting binnen haar ruimtelijke begrenzing van zee, zee- en luchthaven en polderlandschap. De naoorlogse stadsuitbreidingen vormen een identiteitsloos patchwork als aanvulling op de compacte stad waardoor de ruimtelijke structuur aan samenhang inboet. De ontwikkelingen situeren zich hoofdzakelijk tussen de ringweg en het polderlandschap in. Een blijvend belang van de twee westelijke toegangswegen is af te lezen. De ringweg wordt verder getrokken onder de sporenbundel en havengeul door en sluit op de oosteroever opnieuw aan op de Koninklijke Baan. Deze nieuwe relatie biedt op korte termijn ontwikkelingsperspectieven voor de haven en op lange termijn ontwikkelingsperspectieven voor de oosteroever.
16
17
2.2 COMPONENTEN VAN DE RUIMTELIJKE STRUCTUUR Tot op heden werd de ruimtelijke structuur van Oostende als zeer specifiek voorgesteld2 omwille van het feit dat Oostende door haar begrenzingen en haar aard als het ware slechts 1/4 van een volledige stad zou zijn. In het noorden ligt de zee, in het oosten sluit het havengebied Oostende af, in het westen beperkt het vliegveld verdere ontwikkelingen. Ondanks het feit dat voornoemde grenzen nagenoeg ongewijzigd zijn gebleven, is het echter wenselijk om Oostende in een ruimer perspectief te bekijken. In die geest is de ruimtelijke context te beschrijven op basis van haar structuurbepalende componenten en elementen. De bestaande ruimtelijke structuur is opgebouwd uit een aantal specifiek ruimtelijke structuren. Volgende ruimtelijke structuren worden onderscheiden: de nederzettingsstructuur, de natuurlijke en landschappelijke structuur en de verkeers- en vervoersstructuur.
2
O . M . IN
UITG .:
18
S TAD O OSTENDE EN G ROEP P LANNING , “S TRUCTUURPLANNING G ROEP P LANNING , B RUGGE -B RUSSEL , 1988, 64 BLZ .
TE
O OSTENDE : H ERWAARDERING
VAN DE BADSTAD ”,
NEDERZETTINGSSTRUCTUUR
NATUURLIJKE EN LANDSCHAPPELIJKE STRUCTUUR
VERKEERS- EN VERVOERSSTRUCTUUR
19
BESTAANDE NEDERZETTINGSSTRUCTUUR
Morfo-typologische structuur Morfo-typologisch wordt Oostende gekenmerkt door haar compact karakter en de relatief hoge verticale verdichtingsgraad die vooral merkbaar is ter hoogte van de zeedijk, in de historische binnenstad (de stad voor de Belle Epoque) en langsheen de historische invalswegen, de Nieuwpoortsesteenweg en de Torhoutsesteenweg. De stedelijke periferie wordt, naast een vaak identiteitsloos patchwork van verkavelingen met open en halfopen bebouwing, sociale huisvestingsprojecten onder de vorm van geschakelde patiowoningen, rijwoningen en flatgebouwen ook gekenmerkt door enkele randstedelijke enclaves zoals de dorpskernen Raversijde en Zandvoorde, het sportcomplex De Schorre, de activiteitenstrip Torhoutsesteenweg, het bedrijvenpark Konterdam en de door de verbinding Kennedyrotonde-De Bolle van de stad afgesneden wijk Konterdam-Noord. Op de oostelijke oever van de stad illustreert de Vuurtorenwijk de Vlaamse bouwcultuur. Een onafgewerkt stedelijk weefsel van bouwblokken werd er, na een bouwstop van verschillende decennia, aangevuld met enkele traditionele verkavelingen. Grootschalige bebouwing komt geconcentreerd voor in de Voor- en Achterhaven. Uitzonderingen vormen de verspreid in de stad gelegen publieke voorzieningen zoals administratieve gebouwen, musea, cultuurhuizen, sport- en expositiehallen, (voormalige) kazernes, schoolcomplexen, ziekenhuizen en dergelijke.
20
Dichtheid Te Oostende wonen heden 67.825 inwoners (gegevens op 12.06.2002) op een totale oppervlakte van 3772 ha. Daarmee heeft de stad Oostende de grootste bevolkingsdichtheid van de provincie West-Vlaanderen met name 18 inw./ha of 180 inw./km². In 1999 bedroeg het aandeel van de bebouwde ruimte t.a.v. de totale oppervlakte van de gemeente 26%. Dit cijfer ligt behoorlijk boven het arrondissementeel gemiddelde (15%). De bevolkingsdichtheid berekend op basis van de verhouding tussen het totaal aantal inwoners en de totale bebouwde oppervlakte binnen de stad bedraagt 69 inw./ha of 690 inw./km². Rekening houdend met de gemiddelde gezinsgrootte van 2,1 bedraagt de gemiddelde bebouwingsdichtheid te Oostende 33 won./ha of 330 won./km².
21
Ruimtelijke kenmerken gerelateerd aan de aard van de activiteiten Wonen
De stadskern wordt gekenmerkt door gesloten bebouwing en een dicht stadsweefsel. Ze bestaat overwegend uit laag- tot middelhoogbouw. Tussen de ringwegen Koninginnelaan en Elisabethlaan komt overwegend gesloten en halfgesloten bebouwing voor van 2 tot 4 bouwlagen. Opvallend is de open bebouwing langsheen de Verenigde Natiënlaan. Niet enkel de bebouwingstypologie maar ook de uniforme perceelsafsluiting bestaande uit hoge hagen is beeldbepalend bij het binnenrijden van de stad. De stadsdelen gelegen ten westen en ten zuidwesten van de Elisabethlaan, met uitzondering van de bebouwing langsheen de Koninklijke Baan (N34), de Nieuwpoortsesteenweg en de Torhoutsesteenweg; worden gekenmerkt door een patchwork van lage, gesloten, halfgesloten, halfopen en open bebouwing. Naast een planmatig gestuurde gesloten bebouwing in delen van Mariakerke en enkele huisvestingsprojecten komt hoofdzakelijk open en halfopen bebouwing voor. Het open bebouwingstype werd vooral toegepast bij de uitbreiding van de huisvestingsmogelijkheden gedurende het laatste decennium, namelijk in de randstedelijke gebieden. Het toen relatief omvangrijk aantal gerealiseerde woningen getuigt van de grote zuigkracht van de plaatselijke naoorlogse industriële ontwikkeling, waarvan de toenemende tewerkstelling in de eigen gemeenten een exponent is. Voor het stedelijk gebied Oostende bedraagt het aandeel gesloten bebouwing 29%, het aandeel appartementsgebouwen 57%, het aandeel halfopen bebouwing 6% en het aandeel open bebouwing 7%. Voor de stad Oostende evolueren deze verhoudingen naar respectievelijk 74%, 22%, 1% en 2%.
22
Bedrijvigheid
Volgende verkeersgenererende activiteiten zijn in de zeehaven te onderscheiden: − roro-activiteiten in de Voorhaven (omgeving Vlotdok en Zeewezendok); − industriële en ambachtelijke bedrijvigheid in de Voorhaven (tussen Visserijdok, Vuurtorenweg, Dr.E. Moreauxlaan) en de Achterhaven (tussen het kanaal Oostende-Brugge en A10). Naast het havengebied zijn nog twee andere gebieden met KMO-bedrijvigheid aan te geven: − het lokaal bedrijventerrein Konterdam en het ontginningsgebied gelegen tussen Stene en Zandvoorde; − de zone gelegen tussen de luchthaven en de baanwinkels langsheen de noordelijke flank van de Torhoutsesteenweg.
23
Handel en horeca, toerisme en recreatie
Handel en horeca In het kader van het Strategisch Commercieel Plan (1997) werden in totaal 2.113 commerciële panden geteld, waarvan 43,4% (918 panden) een effectieve winkelbestemming hebben, 43,0% (909 panden) een dienstenfunctie en 11,9% (251 panden) leegstaan. De 918 winkelpanden staan in voor een totale netto verkoops-oppervlakte van 96.802m². Handel en horeca zijn geconcentreerd in het gebied begrensd door de zeedijk, Visserskaai, Leopold III-laan, A.Pieterslaan en Koninginnelaan. In dit gebied zijn ongeveer 78% van de totale horeca- en kleinhandelsactiviteiten van de stad gevestigd. De rest komt hoofdzakelijk voor langsheen de invalswegen Torhoutse- en Nieuwpoortsesteenweg. Toeristisch recreatieve voorzieningen − Het zeefront (toeristisch-recreatieve dijk- en strandzone), de jachthavens, de Visserskaai inclusief het Noordzeeaquarium, de Driemaster Mercator en de Amandine; − Parallel met de zeedijk: Thermae Palace, de Koninklijke en Venetiaanse Gaanderijen, de Japanse tuin, de Wellington Renbaan, het stedelijk zwembad en het Memoriaal Prins Karel; − Binnen het stedelijk gebied: het Stedelijk Sportcentrum (Koninginnelaan), de Oostendse tennisclub, de koninklijke Sint-Sebastian gilde, de Koninklijke Stallingen, het Maria Hendrikapark met wielerbaan en recreatiepark Koninginnehof, … ; − Aan de randen van het stedelijk gebied: Duin en Zee (Opex-xl), de recreatieve zone rond de spuikom, de Stedelijke Sporthal (Vuurtorenwijk), het Sportpark ‘t Schorre’ (Stene) en het Recreatiepark Raversijde.
24
Publieke administraties, dienstverlenende activiteiten en sociale en culturele voorzieningen
Oostende beschikt over een uitgebreid voorzieningennet (zie meer programmatische context). Ziekenhuizen Oostende telt 2 belangrijke vestigingen het H.Serruysziekenhuis (Oud Hospitaal) en de Campus Heilig Hart (Konterdam). Scholen In Oostende zijn er een vijftigtal schoollocaties, waarvan 3 scholen voor hoger onderwijs en 17 scholen voor middelbaar onderwijs. Nagenoeg alle instellingen van middelbaar onderwijs zijn gelegen op loopafstand van de belangrijkste invalswegen: Torhoutsesteenweg, A. Pieters- en Vindictivelaan. Culturele voorzieningen De belangrijkste culturele voorzieningen zijn het Casino-Kursaal, het Stedelijk Feest- en Kultuurpaleis, het Museum voor Schone Kunsten, het PMMK Provinciaal Museum voor Moderne Kunst, de bibliotheek en discotheek, de driemaster Mercator, het Fort Napoleon, het Domein Raversijde (Atlantikwall, Walraversijde), het Memoriaal Prins Karel, het James Ensorhuis, het Noordzeeaquarium, het Oostends Historisch Museum De Plaete, …
25
BESTAANDE NATUURLIJKE EN LANDSCHAPPELIJKE STRUCTUUR De verhouding van de oppervlakte ‘open ruimte’ tot de totale oppervlakte van de gemeente Oostende bedraagt 43,4%. Deze ratio duidt het min of meer landelijk karakter aan. In Vlaanderen heeft de helft van alle gemeenten meer dan 76% open ruimte op zijn grondgebied en maar een tiende van de gemeenten heeft minder dan 54% open ruimte. Met 43,4% is Oostende de enige West-Vlaamse gemeente in de categorie < 54%. Wanneer voor de periode 1980-89 de evolutie van het aandeel open ruimte in alle Vlaamse gemeenten wordt nagegaan blijkt dat de gemiddelde afname 5,4% bedraagt. In slechts één op tien Vlaamse gemeenten manifesteerde de afname van de open ruimte zich met 10%. Hiertoe behoort ook Oostende (13%). De fysisch-ruimtelijk structuurbepalende elementen die binnen de open ruimte in en om Oostende worden onderscheiden, zijn:
26
De zee, het strand en de duinen Het structurerend vermogen van zee en strand worden mede bepaald door de bereikbaarheid te land en komt onder meer tot uiting in de verstedelijkingsgraad (densiteiten van verblijfsaccommodatie, recreatieve voorzieningen, infrastructuren enz). Te onderscheiden zijn: − het strand tussen Middelkerke en Mariakerke; − het strand van Mariakerke vanaf de Diksmuidestraat tot aan de Koninklijke Gaanderijen; − het strand van Oostende van de Koninklijke Gaanderijen tot aan het Casino; − het strand van Oostende van het Casino tot aan het Zeeheldenplein; − het klein strand (tussen Zeeheldenplein en Westerstaketsel); − het strand van Oostende aan de Oosteroever. Wat betreft de duinen en duinrelicten onderscheiden we: − de duinen en duinrelicten van Raversijde en Mariakerke ten westen van de stadskern; − de duinen bij het Fort Napoleon en het voormalig militair hospitaal ten oosten van de stadskern (Oostende en Bredene). Het strand- en duingebied bezit een weinig tot sterk uitgesproken reliëf. Op het strand komen lokaal strandruggen voor die bij vloed volledig onder water verdwijnen. Tussen twee ruggen kan soms een zwin voorkomen: een langgerekte depressie die ook bij eb nog waterhoudend is. De waterfronten Waterfronten zoals de Visserskaai, het Mercatordok, de Hendrik Baelskaai en de Spuikom ontstaan daar waar het water de stad binnendringt. Het water(opper)vlak creëert binnen het meestal dichte stadsweefsel een zekere openheid. De randen, grenzen van dit vlak, deze open ruimte vormen de frontlijnen van het water. Waterlopen Structuurbepalende waterlopen op het grondgebied van Oostende vormen het kanaal BruggeOostende, de Noordede en de Gouwelozekreek. De kreken Het krekengebied de Keignaert flankeert de deelgemeente Zandvoorde in het zuidwesten. Het is een landschappelijk en ecologisch waardevol gebied. De polders De polders zijn vlak en laag gelegen, 3 tot 4 meter boven de zeespiegel en vertonen lokaal een microreliëf van lage ruggen en ondiepe kommen. Dit microreliëf is het best ontwikkeld in de polders die reeds voor de 12de eeuw bedijkt waren en sindsdien niet meer overstroomd zijn geweest namelijk het Oudland en Middelland. De reliëfinversie is ontstaan door differentiële klink van de kleiige wadsedimenten enerzijds en van zandige sedimenten anderzijds, eens de door de mens georganiseerde ontwatering effectief werd. De ruggen stemmen overeen met vroegere zandafzettingen, terwijl de kommen het gevolg zijn van de inzakking van de kleiige gronden door zetting van de klei en samendrukking van eventueel onderliggende veenpaketten.
27
Het polderlandschap is op te delen in landschapseenheden die een verschillende structuur kennen door hun specifieke ontstaans- en ontginningsgeschiedenis. De Oostendse Polderruimte bestaat uit: − de Middellandpolder met de Westlandpolder en de Polder van Snaaskerke; − de Nieuwlandpolder met de Nieuwe Polder of Historische Polders; − de Oudlandpolder met de Oude Polder van Zandvoorde of Zwaanhoekpolder. De natuur in de verstedelijkte gebieden Natuur in de stedelijke sfeer heeft te maken met de groene ruimten in een bebouwd gebied. Het kan gaan om gebieden van de natuurlijke structuur (natuurgebieden, bossen) of parken die doordringen tot in het stedelijk gebied enerzijds en onderdelen van de ecologische infrastructuur zoals tuinen, bermen, oevers en beplantingen anderzijds. Tot de stedelijke natuurelementen in Oostende behoren onder meer de omgeving van het Leopoldpark en het Maria-Hendrikapark. Deze huidige ‘stedelijke’ natuurelementen vormden ten tijde van Leopold II de ‘randstedelijke’ groengebieden. De toenmalige uitbouw van het randstedelijk groen tot prestigieuze parken betekende een meerwaarde voor de stad. De randstedelijke (groen)gebieden Het betreft de ‘tussenruimten’ of overgangsgebieden tussen de stadsrand en de omliggende duinrelicten, water- en polderfronten. De stadsflanken bestaan uit een aaneenschakeling van randstedelijke (groen)gebieden en specifieke randstedelijke fragmenten (kustdorp Raversijde, activiteitenstrip Torhoutsesteenweg, sportpark De Schorre, polderdorp Zandvoorde,…). De randstedelijke (groen)gebieden vertonen in de huidige ruimtelijke situatie veeleer het statuut van een restruimte waar de stad onafgewerkt is gebleven. Van west naar oost zijn volgende gebieden te onderscheiden: − het randstedelijk (groen)gebied Duinkerkseweg of Groot Westpolderfront; − het randstedelijk (groen)gebied Schorredijk of Polderfront van Snaaskerke; − het randstedelijk (groen)gebied Grintweg of Nieuwland Polderfront; − het randstedelijk (groen)gebied Vicognedijk of Spuikom Waterfront. Kleine landschapselementen Als kleine landschapselementen in de Oostendse polders onderscheiden we: − De oude spoorwegberm Torhout-Oostende. Deze is rijk aan biologisch waardevolle vegetatie en vormt een belangrijk verbindingselement wat betreft de natuurlijke structuur; − Verschillende veedrinkpoelen; − Poelen, grachten en brakwatersloten. Door uitvenen of uitbrikken vertonen de meeste graslanden een microreliëf en zijn voorzien van poelen en talrijke grachten en brakwatersloten; − Dijken die dateren uit de tijd van de inpoldering; − Restanten van kanalen en antitankgrachten. Op het strand zijn talrijke golfbrekers aanwezig die als typisch kustgebonden kleine landschapselementen kunnen worden beschouwd.
28
BESTAANDE RUIMTELIJKE VERKEERS- EN VERVOERSSTRUCTUUR
Poorten De poorten van de stad Oostende zijn de luchthaven, de zeehaven (inclusief de transportzones en logistieke parken), de jachthavens, het station met de nabijgelegen hoofdhalte voor de kusttram (inclusief de halte voor de streek- en stadsbussen) en de randparkings. De luchthaven De luchthaven van Oostende ligt ten westen van de stad, ingeklemd tussen de Nieuwpoortse- en Torhoutsesteenweg enerzijds en de gemeentegrens met Middelkerke anderzijds. De luchthaven van Oostende vormt, naast de luchthaven van Deurne (Antwerpen), de tweede regionale luchthaven in Vlaanderen. Ze is uitgerust om alle types van vliegtuigen te ontvangen. Er worden hoofdzakelijk goederen overgeslagen en getransporteerd. De gronden zijn in eigendom van het Vlaamse Gewest en hebben een oppervlakte van om en bij de 450ha. De zeehaven inclusief transportzones en logistieke parken De zeehaven van Oostende bevat (inclusief industrieterrein Oudenburg) 651ha industriegrond waarvan 342ha reeds is ingenomen en 209ha in ontwikkeling. In functie van de verdere optie voor de uitbouw en de reconversie van Oostende zal een afbakeningsplan moeten aangeven welke delen voor zeehavenactiviteiten en welke delen als toekomstige (water- en luchthavengebonden) regionale bedrijventerreinen in aanmerking kunnen komen. 29
De transportzones en logistieke parken (poorten van een internationaal economisch netwerk) zijn in de directe omgeving van de havens te situeren. Het gaat om stapel- en overslagplaatsen (water/spoor of water/weg) van goederen. Daar waar ze geen deel uitmaken van het eigenlijke havenareaal, zijn ze landinwaarts te situeren. Met betrekking tot het personenvervoer te water beschikt Oostende over aansluitingsmogelijkhe den met catamaranferry’s die treinreizigers of autogebruikers in minder dan twee uur naar Dover varen. De concurrentie in deze vervoerssector is groot en brengt de verbinding vanuit Oostende met Groot-Brittannië in het gedrang.
Het station Het station van Oostende is een internationaal knooppunt voor openbaar vervoer omwille van de rechtstreekse treinverbindingen naar buitenlandse bestemmingen en de overstapmogelijkheden op andere internationaal georiënteerde vervoersmodi (ferry’s en seacats). De jachthavens De jachthavens in Oostende liggen in tegenstelling met bijvoorbeeld deze te Blankenberge minder dicht bij het kustfront. Het gaat om de Mercatorjachthaven, tussen station en stadhuis; de RYCO, gelegen in de Voorhaven langsheen de N34 ter hoogte van de Spuikom en de Northsea Yachtclub (NSYC), gelegen in het Montgomerydok. De jachthavens bieden in het totaal een capaciteit van ongeveer 400 aanlegplaatsen. Hoofdhaltes voor de kusttram en de streek- en stadsbussen De belangrijkste, structuurbepalende knooppunten voor het tram- en busverkeer zijn gelegen nabij het station en aan het Marie-Joséplein. De (rand)parkeervoorzieningen Parkeervoorzieningen aan de rand van de stad zijn de randparking aan het Maria-Hendrikapark en de randparking aan het Mediacentrum (Mariakerke-Bad).
(Lijn-)infrastructuren Weginfrastructuur Oostende is een knooppunt van transportmogelijkheden. Vandaag begint en eindigt A10, autosnelweg nabij het centrum van de stad. Via de aansluiting op E40 en A17 biedt ze, over Gent en Brussel enerzijds en over Kortrijk en Veurne anderzijds, een rechtstreekse verbinding met respectievelijk Duitsland en Frankrijk en met het volledige Europese wegennet. De Koninklijke Baan is, samen met de Nieuwpoortse- en Torhoutsesteenweg, te beschouwen als de infrastructurele drager voor het regionaal en intergemeentelijk verkeer.
30
Spoorinfrastructuur Personenvervoer Het treinstation van Oostende is het eindpunt van heel wat belangrijke internationale treinverbindingen. Vanuit Oostende vertrekken IC-treinen naar een groot aantal Europese bestemmingen (onder andere Keulen, Frankfurt, Wenen, Kopenhagen, Warschau, Moskou, Hamburg, Salzburg, Bazel, Innsbruck). Daarnaast zijn ook nog IC en Thalys treinen naar Rijsel (Lille) en Parijs. Richting binnenland zijn de spoorverbindingen gericht op de hoofdstations Brugge, Gent, Antwerpen en Brussel. De kusttram doorkruist Oostende op zijn rit van Knokke, nabij de Nederlandse grens, tot De Panne, nabij de Franse grens. Goederenvervoer De goederenlijn Oostende-Gent en verder naar: − Lille over Moeskroen; − Parijs over Denderleeuw en Aat; − Luxemburg over Mechelen, Leuven en Ottignies. Waterweginfrastructuur De zeehaven van Oostende is voor de binnenvaart verbonden met het hinterland door het kanaal Oostende-Brugge. Andere binnen- en buitenlandse zeehavens zoals Duinkerke, Zeebrugge, Gent, Antwerpen en Rotterdam zijn vanuit Oostende ook via kustvaart te bereiken. Kustverdedigingsinfrastructuur De kustverdedigings- of zeewerende infrastructuren bestaan uit de dijken, de havenfronten, de staketsels, de strandhoofden, golfbrekers en andere kunstmatig aangebrachte constructies om lager gelegen gebieden van overstromingen te vrijwaren. Fiets- en wandelroutes − Routes parallel aan de Kust: − de zeedijk; − de geplande kustfietsroute. − Routes lateraal op de Kust, richting hinterland: − de voormalige intergemeentelijke spoorverbinding Torhout-Oostende; − de GR of langeafstandsroute.
31
3. HET INTRAGEMEENTELIJK NIVEAU: DEELRUIMTEN BINNEN DE RUIMTELIJKE STRUCTUUR De bestaande ruimtelijke structuur is door de samenhang en het voorkomen van de onderscheiden ruimtelijke structuren te differentiëren in gebieden met specifieke ruimtelijke kenmerken. Deze differentiatie vormt de aanleiding om afzonderlijke deelruimten te benoemen. Het ruimtelijke karakter van elke deelruimte creëert specifieke kansen en beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen. Ze vragen dan ook om een specifiek beleid. Binnen de gewenste ruimtelijke structuur wordt per deelruimte een gebiedsgerichte visie uitgewerkt, die inspeelt op de kansen en beperkingen mede gedefinieerd vanuit de bestaande ruimtelijke structuur. Op het grondgebied van Oostende worden een vijftal deelruimten onderscheiden, met name: − Het Kustfront − De Kernstad − De Oosteroever en omgeving Spuikom − De havens − De Oostendse polderruimte en randstedelijke enclaves Deze deelruimten zijn niet scherp te omlijnen. Onvermijdelijk zijn er overlappingen. Verder is het duidelijk dat deze deelruimten, zoals ze in elkaar overvloeien, ook niet stoppen aan de gemeentegrenzen en op een hoger schaalniveau gaan deel uitmaken van grotere gehelen.
32
33
3.1 HET KUSTFRONT
34
1. Westerstaketsel 2. Casino 3. Wellingtonrenbaan 4. Koninklijke Gaanderijen 5. Stedelijk zwembad 6. Koningspark 7. Leopoldpark 8. Mediacenter 9. Kerkhof 10. Fort Nopoleon 11. ‘Duin en Zee’ 12. Militaire site
Het verstedelijkte kustfront Kenmerkend voor de deelruimte is de verticale verdichting van hoogbouw parallel met de kustlijn met een concentratie van horeca en handel op het gelijkvloers. Binnen deze deelruimte bevindt zich cultuurhistorisch erfgoed zoals het Westerstaketsel en het Casino. Naar het westen wordt deze Atlantic Wall onderbroken ter hoogte van de Wellingtonrenbaan, naar het oosten toe door de havengeul. Langsheen de kust is het lint van hoge appartementsblokken een herkenbare structuur die terugkeert in de verschillende badplaatsen. Deze Wall vormt binnen de stadskern een massief geheel. Pas ter hoogte van het Koningspark wordt de hoogbouw onderbroken door open ruimtes en stedelijke voorzieningen. De Koninklijke baan met de kusttram en de Nieuwpoortsesteenweg vormen evenwijdige verbindingen doorheen de Kustruimte en verbinden aldus de opeenvolgende elementen met elkaar. Ze hebben de natuurlijke overgang tussen polders en duinen grotendeels vervangen. Het verduinde kustfront Ten oosten van de havengeul bevindt zich de zeereepduin. De zeereepduin maakt integraal deel uit van de duinen Oostende - Bredene - De Haan. Typerend voor deze duinen zijn de karakters van de flanken. In het westen maakt de zeereepduin deel uit van een havengebied met industrieel karakter. Ten oosten wordt de omgeving gekenmerkt door een sterker open karakter met hoge potenties voor natuurontwikkeling. Het middendeel of de ‘romp’ van deze duinen wordt getypeerd door de zuidelijk gelegen flankerende, lineaire band van bebouwing op het grondgebied van de badplaats Bredene. Het langgerekte strand- en duingebied loopt bijna ononderbroken door tot in De Haan. Met uitzondering van enkele militaire relicten (onder andere Fort Napoleon) zijn deze duinen onbebouwd. Ten westen van de kernstad bevinden zich de duinen en duinrelicten van Raversijde en Mariakerke.
35
3.2 DE KERNSTAD
1. Westerstaketsel 2. Casino 3. Wellingtonrenbaan 4. Koninklijke Gaanderijen 5. Stedelijk zwembad 6. Koningspark 7. Leopoldpark 8. Mediacenter 9. Kerkhof 10. St Petrus en Paulus plein en kerk 11. Bibliotheek 12. Europagallerij 13. Post 14. Stadhuis 15. Mercatordok 16. Maria Hendikapark 17. Militair Site 18. Petit Paris
36
De historische stadskern Het gebied wordt omsloten door het strand en het zeegebied in het noorden, de haven en het achterliggende industriegebied in het oosten, het Maria-Hendrikapark in het zuiden en de Koninginnelaan in het westen. Binnen dit gebied komen de structuurbepalende lineaire assen samen, namelijk de Nieuwpoortsesteenweg, de Torhoutsesteenweg en de Koninginnelaan. De bebouwde ruimte van de historische stadskern wordt gekenmerkt door een dambordpatroon waarvan de ruimtelijke structuur, de verwevenheid van functies en schalen, dit stadsdeel het karakter geven van ‘een compacte stad’. De publieke ruimte wordt gekenmerkt door een netwerk van overwegend orthogonale straten en door de aanwezigheid van pleinen en parken. De zeedijk vormt een breed wandelgebied langsheen het strand. Het gebied wordt voornamelijk gekenmerkt door beeldbepalende landmarks (zoals het Casino), rustpunten in de vorm van pleinen en parken (zoals het Leopold II-park) en een sterke aanwezigheid van handel- en horecavoorzieningen. De bebouwing bestaat in hoofdzaak uit middelhoogbouw en enkele hoogbouwprojecten aan de zeedijk en langsheen de Van Iseghemlaan. De 19e-eeuwse gordel Dit stadsdeel wordt in het noorden ontsloten door de Koninginnelaan en in het zuiden door de Elisabethlaan. De Koninginnelaan vormt een rechtstreekse verbinding tussen het strand over Petit Paris naar het Maria-Hendrikapark. De ringweg vormt de fysische grens tussen de compacte stad en de residentiële wijken. De relatie met het centrum van de stad verloopt voornamelijk via de invalsassen Nieuwpoortsesteenweg en Torhoutsesteenweg. De ruimtelijke structuur, de hoge dichtheid en de verwevenheid van functies geven deze deelruimte het karakter van een nog relatief compacte stad. De publieke ruimte bestaat overwegend uit relatief brede, orthogonale straten en lanen. De structuur van de openbare ruimte in de wijken langsheen de Nieuwpoortse- en Torhoutsesteenweg wordt bepaald door de gerichtheid op deze assen. De aanwezigheid van de verschillende openbare vervoersknooppunten zorgt voor een goede bereikbaarheid. De stedelijke periferie of het polderfront Door de gestadige groei van de Oostendse bevolking werd de tweede ring namelijk de Elisabethlaan in het begin van de 20ste eeuw aangelegd. Deze laan verbindt het westelijk, tegen de zee aangelegen, Mariakerke met het Maria-Hendrikapark. Tot na de tweede wereldoorlog werd het stadsdeel ten westen en zuidwesten van de Elisabethlaan in beperkte mate en in flarden bebouwd. De bebouwde ruimte bestaat hoofdzakelijk uit halfopen en open bebouwing. De duidelijk te onderscheiden wijken hebben elk hun eigen structuur en openbare ruimte. Structurerende pleinen en parken ontbreken. Dwarse infrastructuren op de radiaal gerichte deelruimte worden gevormd door de Nieuwpoortsesteenweg, de Torhoutsesteenweg, de A10 en het kanaal Oostende-Brugge. Aan de grens tussen het randstedelijk gebied en het poldergebied liggen structuurbepalende deelruimten zoals de luchthaven, het stedelijk sportpark en het bedrijventerrein Konterdam. De activiteitenstrip Torhoutsesteenweg, met grootschalige handelsgebouwen, vormt een aparte deelruimte en dringt verder het poldergebied binnen. In het verlengde van het randstedelijk gebied van Oostende bevindt zich de kern van Stene.
37
DEELSTUDIE: Publieke netwerken – verruimde centrum3 DOEL Het (ontwerpend) stedenbouwkundig onderzoek voor het stedelijk trefpunt Oostende heeft tot doel een samenhangend geheel van ruimtelijke, infrastructurele en programmatische potenties in het verruimde centrum te detecteren, aan te wijzen en te illustreren. De te operationaliseren ruimtelijke, infrastructurele en programmatische potenties moeten het mogelijk maken de kwaliteiten van de betrokken gebieden te versterken, de knelpunten weg te werken en de kansen te benutten. Het centrum van Oostende is een belangrijke publiekstrekker op stedelijk en op regionaal niveau. Het staat bekend voor zijn wandelpromenade op de zeedijk met het aanliggende strand enerzijds en de horeca en het handelsapparaat in het historische centrum anderzijds. Een aantal andere interessante publiekstrekkers in het centrum of in de nabijheid ervan blijven buiten het gezichtsveld. Een verruiming van de blik is noodzakelijk. Om deze verruiming vorm en gestalte te geven wordt het begrip ‘stedelijk trefpunt Oostende’ geïntroduceerd. Het vormt het centrale onderdeel van de kernstad en heeft niet enkel betrekking op het historische centrum. Het kent meerdere polen die elk een eigen karakter en aantrekkingskracht hebben. Het stedelijk trefpunt is een ‘compleet centrum’ waar een veelheid aan functies een plaats kennen. Het is niet enkel gericht op winkelen of toerisme, maar een plek waar wonen, werken, commerciële functies, cultuur … naast, over en door elkaar aanwezig zijn. Dit complete karakter stelt bijzondere eisen aan de publieke netwerken die de verschillende onderdelen aan elkaar verbindt. Naast een focus op het verhogen van de kwaliteit van ieder onderdeel van het stedelijk trefpunt is het creëren en versterken van samenhang essentieel. Want het is ook hier dat een bijzondere kwaliteit word gegenereerd: de wisselwerking tussen een aantal wijken onderling en tussen deze wijken en aanliggende open en groene ruimten maken het aantrekkelijk om te wonen, te werken en te recreëren in het stedelijk trefpunt van Oostende. RUIMTELIJKE CONCEPTEN blauw front als toeristisch-recreatieve landschap stadslobby als representatieve ontvangstruimte van de stad bindingsraster als bindend element tussen de belangrijkste publieke en semi-publieke plekken van de stad en als koppeling tussen de verschillende stadsdelen winkelnet als zwaartepunt voor winkels en horeca in het recreatief stedelijk trefpunt parkhart als recreatief, educatief en natuurlijk ankerpunt van de stad VISIE Werken aan de verruimde binnenstad op de Westeroever Verder uitbouwen van het ‘blauwe front’ of de ‘maritieme promenade’ bestaande uit het kustfront, het havenfront (met een relatie naar het sluizencomplex) en de oude dokken (Mercatordok). De ‘promenade’ veronderstelt: hoogwaardig uitgeruste publieke en verblijfsruimte; vrije doorgang voor wandelaars en fietsers; aanwenden potentiële plekken als site Hoverspeed, sluizencomplex, … … ³ Deelstudie uitgevoerd door Technum Gent in opdracht van en in samenwerking met wvi in het kader van het gemeentelijk
ruimtelijk structuurplanningsproces
38
-
Verder uitbouwen van de ‘stadslobby’ of de ‘verruimde bestemmingsboulevard’: de draagstructuur, ruggengraat van de verruimde binnenstad bestaande uit stedelijke boulevards en stedelijke knopen. Dit nieuw gedefinieerde stedelijke netwerk van assen en knopen moet: het centrumverkeer opvangen en verwerken (organisatie en doorstroming); de stedelijke functies concentreren.
-
Uitbouwen van een ‘bindingsraster’ dat voor vlotte verbindingen zorgt met en binnen het verruimde centrum en de verschillende stadsdelen onderling verbindt. Het vormt een belangrijk langzaam verkeersnet, de kwaliteit van de publieke ruimte speelt een prominente rol. De diverse verbindingen moeten elk een eigen karakter krijgen.
-
Verder uitbouwen van het ‘winkelnet’: versterken van het winkelgebied; garanderen van een goede mix in het gebied: • mix van functies (winkels, wonen, …); • mix van winkels; • ondersteund door een kwalitatieve publieke ruimte.
-
Uitbouwen van een ‘parkhart’: verbinden van het MH-park met zijn omgeving; opladen van de groene kern met recreatieve en educatieve elementen.
39
3.3 DE OOSTEROEVER EN OMGEVING SPUIKOM
1. Havengeul 2. Voorhaven 3. Zeewezendok 4. Visserijdok 5. Vismijn 6. Oosterstaketsel 7. Vuurtoren 8. Vuurtorendok 9. Halvemaandijk 10. Fort Napoleon 11. ‘Duin en Zee’ 12. Militaire site 13. Stedelijke sporthal 14. Watertoren
40
De stad Oostende wordt door de havengeul opgesplitst in een oostelijk en westelijk stadsdeel. Binnen het oostelijke stadsdeel is opnieuw een ruimtelijke opsplitsing te constateren. De Dr.E.Moreauxlaan snijdt het oostelijk stadsdeel in twee. Beide delen hebben een verschillende functionele en ruimtelijke identiteit. Het gebied ten noorden van de Moreauxlaan wordt gekenmerkt door industriële infrastructuur en bedrijvigheid. Het gebied ten zuiden van de Moreauxlaan wordt gekenmerkt door de woonwijk Vuurtorenwijk. Het noordelijk gelegen gebied of ‘de Oosteroever’ ligt in directe relatie met de Voorhaven. Er zijn dan ook overlappingen en een grote verwevenheid tussen beide deelruimten. Binnen de Oosteroever onderscheiden we volgende deelgebieden: Visserijdok en bedrijvenzone Ten westen van het Visserijdok bevinden zich de installaties van de Vismijn. Ten zuiden en ten oosten hebben zich allerhande bedrijvigheden ontwikkeld, veelal in relatie tot de visserij, de scheepvaart en de watersport. Bufferzone Tussen de gewestweg N34 (Koninklijke Baan) en de Ankerstraat werd een bufferzone van circa 50 meter breedte voorzien. Aldus werd directe toegankelijkheid vanaf de gewestweg vermeden, wat de verkeersveiligheid ten goede komt, en werd de bedrijvenzone met een groenscherm gescheiden van de woon- en toeristische functies. Noordelijk gedeelte Het noordelijk gedeelte van de Oosteroever omvat: − haveninstallaties (Oosterstaketsel, vuurtoren, Slipway, scheepswerven, Vuurtorendok,...) − een strand- en duinenstrook Ten oosten van de Halvemaandijk strekt zich een langgerekt strand- en duingebied uit. Elementen in het duingebied zijn de torenconstructie, het Fort Napoleon en gronden van het Militair hospitaal waarbinnen zich twee gebouwen bevinden. − een zone met voorzieningen Deze zone is relatief vlak en bevindt zich achter de duinstrook. Zij is ingenomen door het stedelijk openluchtcentrum ‘“Duin en Zee”; het voormalig Militair Hospitaal en het Zeemanshuis van de Stichting Godtschalck. Het zuidelijk gelegen gebied of ‘omgeving Spuikom’ omvat de woonwijk Vuurtorenwijk en de Spuikom. Beide woonwijken liggen geklemd tussen de Spuikom en de Koninklijke Baan en worden door de havengeul en haveninfrastructuren relatief geïsoleerd van de rest van de stad. De kernbebouwing vertoont gelijkenissen met het Westerkwartier in het westelijke stadsdeel. De Spuikom heeft geen structureel belang meer voor de haven en heeft in de huidige situatie geen structurerende functionele relatie met de bebouwing er rond. Omwille van de ruimtelijke impact als groot wateroppervlak binnen het woonweefsel kan de Spuikom wel als structurerend element voor dit deelgebied worden beschouwd. De Spuikom heeft voornamelijk een toeristischrecreatieve functie.
41
DEELSTUDIE: The Other Side of Ostend4
A Path trough Ostend Jenny Stickles
The Fingers and the Hand Julio Poblete
Bands of Density Lucinda Statler 4
Deelstudie uitgevoerd door the studio Urban Design HU Boston in opdracht van en in samenwerking met wvi in het kader van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplanningsproces
42
VISIE “… The existence of the East Bank is certainly a great asset for the city. It is a huge land reserve and a natural expanse. Its proximity to the town center allows for a future expansion that maintains the center’s compactness, which sets Ostend apart from many other Belgian towns. While directing future development to the East Bank, one does not only safeguard the surrounding polders, but also optimizes potential benefits from public transport. The train station, combining regular connections to Belgium’s main cities with tram en bus links within the city itself and along the coast, lies at the point of convergence between the city center and the port. It now turns its back to the East Bank but can be made accessible from this side by introducing relatively simple new connections. The former harbor naturally counterbalances the existing town. It lies right across the gully: close, yet inaccessible. Like in many other cases, the water divides the city from the port extension. Changing the use of the latter therefore requires judicious new links with the former. The first step in this direction has already been taken. Retracing the course of the eastern town entrance into a bona fide ring road has indeed set a territory apart within its circumference and joined the different pieces along the newly laid out urban route. Thus, the successive islands and land strips that constitute the figure ground of the inland harbor act as stepping-stones. They make it possible for the city to bridge the gap of the water by searching for the path of least resistance. In this way, expansion is no longer dependent on substantial preliminary investment. It can take place as a process of gradual transformation, and need not produce the usual form of colonization intended to yield a profit in real estate that would pay back the cost of infrastructure. This choice for a strategy of measured alteration rather then premeditated growth seems particularly important in the case of Ostend. In general, one can argue that such an incremental attitude is the only apt response to the essential feature of uncertainty in today’s economic and social developments. In terms of urban design, it allows reacting quickly to changing circumstances, and incorporating the result of strategic interventions into future action. By appraising the value of what exists, it tends to uphold urban quality against the doubtful forecast of intended change. In view of the uncertain future of Ostend, both in terms of port activity and in terms of the newly planned industrial development, this kind of careful and cautious way of proceeding seems really to the point while considering the East Bank. It looks like the only sensible approach to a situation in need of a broad prospective view. For one toes not want to jeopardize the unmistakable value of existing dunes, water surfaces and empty land, if the prognoses of future development turn out to be false.”
Voids and Masses Amnisia Cialone
43
3.4 DE HAVENS
DE ZEEHAVEN De Voorhaven De voorhaven wordt gekenmerkt door zowel industriële als toeristische activiteiten. Voornamelijk het westelijk deel van de voorhaven wordt voor toeristische doeleinden geëxploiteerd in samenhang met de stedelijke functies. Voorbeelden hiervan zijn de verbinding over zee naar Groot-Brittanië, het vissersplein aan het Montgomerydok, de vistrap en het Noordzeeaquarium, de North Sea Yachtclub, de Mercatorjachthaven en de jachthaven Ryco en het voor de bevolking toegankelijke Westerstaketsel. Het oosten kent voornamelijk industriële activiteiten inclusief de visserij, het goederenvervoer te water en het militair domein. De marinebasis is sinds enkele jaren afgebroken, alle militaire activiteiten werden overgebracht naar Zeebrugge. De Achterhaven Het gebied wordt gekenmerkt door drie parallelle structuren de A10 Brussel - Oostende, het kanaal Brugge - Oostende en de spoorweg Brussel - Gent. Volgens het gewestplan is de zone in hoofdzaak bestemd voor milieubelastende industrie. Het gebied kent dus hoofdzakelijk een industriële invulling met watergebonden bedrijvigheid, deels geënt op het kanaal, deels in het verlengde van het havengebeuren. Grootschalige bedrijfsgebouwen karakteriseren de Achterhaven.De recente gewestplanwijziging voorziet een uitbreidingsmogelijkheid van de industriële activiteiten ten noorden van het kanaal en in het verlengde van de industrie tussen het kanaal en de A10.
1. Voorhaven 2. Ferries 3. Vissersplein 4. Montgomerydok 5. Vistrap 6. Noordzeeaquarium 7. North Sea Yachtclub 8. Jachthaven Mercator 9. Jachthaven Ryco 10. Westerstaketsel 11. Vismijn 12. Militaire site 4413. Achterhaven
DE LUCHTHAVEN De deelruimte ‘Luchthaven’ wordt door enkele belangrijke wegen begrensd: de Torhoutsesteenweg, de Duinkerkseweg en de Nieuwpoortsesteenweg. De hoofdaccommodatie situeert zich aan het kruispunt Duinkerkseweg - Nieuwpoortsesteenweg. De deelruimte omvat de luchthaven zelf en de aanliggende luchthavengebonden bedrijvigheid. De hoofdactiviteit van de luchthaven is transport van goederen, in beperktere mate passagierstrafiek. Op de luchthaven is eveneens de Noordzee vliegclub gevestigd. De aanwezige functioneel en ruimtelijk verbonden bedrijvigheid is tot nog toe beperkt. Door de zonering van een luchthavengebonden bedrijventerrein bij de recente gewestplanwijziging ten zuiden van het vliegveld ontstaan nieuwe ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden. Ten noordoosten van de luchthaven zijn er hoofdzakelijk woonwijken ingeplant. De dorpskern Stene ligt in het verlengde van de landingsbaan en is daardoor het meest kwetsbaar voor geluidshinder. De dorpskern Raversijde ligt ten noorden van de landingsbaan en ondervindt daardoor meer hinder van de drukke verkeersweg, de Nieuwpoortsesteenweg, dan van de luchthaven.
45
3.5 DE OOSTENDSE POLDERRUIMTE EN RANDSTEDELIJKE ENCLAVES DE OOSTENDSE POLDERRUIMTE De polders worden doorsneden door grote lijninfrastructuren zoals de A10/E40, de Torhoutsesteenweg, het kanaal Oostende-Gent en de Noordede. Door de openheid en vlakheid van het landschap en de schaal van de infrastructuren zijn deze lijnen duidelijk afleesbaar. Het polderlandschap is op te delen in landschapseenheden die een verschillende structuur kennen door hun specifieke ontstaans- en ontginningsgeschiedenis. De ‘Oostendse polderruimte’ bestaat uit: − de Oudlandpolder met de Oude Polder van Zandvoorde of Zwaanhoekpolder; − de Middellandpolder met de Westlandpolder en de Polder van Snaaskerke; − de Nieuwlandpolder met de Nieuwe Polder of Historische Polders.
1. Het poldergebied Leffing-Slijpe 2. De Historische Polders 3. Het gransland van Zwaanhoek-Oudenburg 4. Activiteietenstrip Torhoutsesteenweg 5. Zandvoorde 6. De Keignaert
46
De Oudlandpolders worden gekenmerkt door: − kreekruggronden : met zand en klei opgevulde getijdekreken − poelgronden: met klei bedekte en ingeklonken veeneilanden (zware klei op veen) − oude kleiplaatgronden: zware klei en klei − overdekt pleistocene gronden: pleistoceen zand (<1,20m diepte) onder polderafzettingen − kunstmatige gronden: uitgeveende gronden De Middellandpolders worden gekenmerkt door: − overdekte kreekruggronden: klei op lichter materiaal − dekkleigronden: kleidek (> 1 m), rustend op poelgrondklei − geulgronden: niet geheel opgevulde getijdegeulen van (zware klei) − kunstmatige gronden: uitgeveende gronden De Nieuwlandpolders worden gekenmerkt door: − schorgronden: klei rustend op een zandig of kleiig substraat − geulgronden: laagliggende gronden van niet geheel opgevulde getijdegeulen − kreekwalgronden: lichte gronden langs de getijdegeulen met weinig uitgesproken hoogte − kunstmatige gronden: uitgeveende gronden Volgende relictzones zijn in de Oostendse polderruimte terug te vinden: − Het poldergebied Leffinge-Slijpe Het betreft uitgebrikte gronden met natte poldergraslanden. Ze hebben een belangrijke botanische en fauna waarde. Hier zijn voornamelijk grote perceelsblokken met overwegend grasland. − Het grasland van Zwaanhoek – Oudenburg Dit graslandgebied heeft een uitgesproken open karakter, met grillige percelering en een fijnmazig ontwateringspatroon. Het betreft één van de poldergebieden waarin redelijk grote reliëfrijke graslanden met bijzondere soortenrijkdom van zowel vogels als planten voorkomen. − De Historische Polders van Oostende De Historische polders worden gekenmerkt door kreken, sloten en plaatselijk spontane ontwikkelingen van kleiputten tot brakke waterplassen afgewisseld met zilte graslanden en moerassen. Het betreft een vlak open landschap met weidse panoramische zichten. Het westelijk deel heeft een rechthoekig straatpatroon, in het oosten komt een grilliger patroon voor door de aanwezigheid van natuurlijke kreken. Het voorkomen van zeldzame plantensoorten wijst op een hoge ecologische waarde voornamelijk terug te vinden aan de kreken en andere open waters. Nabij de kreken en hun uitlopers komt veeleer grasland voor, in de komgronden veeleer akkerland.
47
DE RANDSTEDELIJKE ENCLAVES De randstedelijke enclaves in het stedelijk gebied Oostende zijn: − het kustdorp Raversijde; − de activiteitenstrip Torhoutsesteenweg; − het sportpark De Schorre; − het bedrijvenpark Conterdam. − het polderdorp Zandvoorde;
Het kustdorp Raversijde Het kustdorp Raversijde ligt ingebed tussen twee lineaire structuren, de Nieuwpoortsesteenweg in het zuiden en de zeedijk in het noorden. Geografisch ligt Raversijde vrij geïsoleerd. De lineaire bebouwingsstrook langsheen de kust is in het oosten en het westen onderbroken respectievelijk door de havengeul en een natuurgebied. Hierdoor is Raversijde ruimtelijk-morfologisch afgesneden van de rest van de stad. Een verbinding met het achterliggende polderlandschap wordt onmogelijk gemaakt door de luchthaven van Oostende. Raversijde kende de laatste jaren een sterke uitbreiding. Oorspronkelijk bestond de kern enkel langsheen de Nieuwpoortsesteenweg en de luchthaven. De dorpskern werd ten noorden uitgebreid met een nieuwe residentiële zone (tussen de Duinenstraat en de Nieuwpoortsesteenweg). De ruimte tussen de Zeedijk en de Duinenstraat wordt voornamelijk gekarakteriseerd door toeristisch georiënteerde doeleinden onder de vorm van verblijfsrecreatie in appartementen. Raversijde wordt, naast de oorspronkelijke bebouwing langsheen de Nieuwpoortsesteenweg en de appartementen langsheen de kust, voornamelijk gekenmerkt door open bebouwing. Binnen Raversijde zijn weinig tot geen structurerende lanen, pleinen of parken aanwezig. Het kustdorp vertoont veeleer het karakter van het suburbane wonen.
De activiteitenstrip Torhoutsesteenweg (zie verder studie) De activiteitenstrip Torhoutsesteenweg vormt een baanwinkelstrip aan de rand van de stad. De Torhoutsesteenweg is tegelijk een belangrijke verkeersader en toegangsweg tot de stad. Dit zorgt voor de nodige conflicten tussen bestemmings- en doorgaand verkeer. De bebouwing langs de Torhoutsesteenweg is een kleurrijke vermenging van velerlei bebouwingstypes: villa’s, showrooms-annex-woningen, loodsen, gegroepeerde bebouwing. De rooi- en bouwlijnen en de bouwschaal variëren per kavel. Dit maakt dat het geheel weinig geordend, veeleer chaotisch overkomt.
48
Het sportpark De Schorre Het sportcomplex De Schorre ligt ten noordoosten van de dorpskern Stene. Het grenst in het noorden aan de woonwijken binnen de stedelijke periferie en in het zuiden aan de open ruimte van de polders. De sportterreinen, voornamelijk voetbalvelden, en sportzalen zijn bereikbaar via de Stuiverstraat, een belangrijke historische as die het poldergebied verbindt met de binnenstad (woonwijken) en verder doorloopt tot aan de Wellingtonrenbaan.
1. De luchthaven 2. De kern Stene
49
Het bedrijvenpark Konterdam De wijk Konterdam wordt begrensd door de ring van Oostende (Elisabethlaan-Ringlaan), de spoorweg Oostende-Brussel, de Gouwelozekreek en de Gistelsesteenweg en wordt doormidden gesneden door de A10. Het bedrijvenpark Konterdam zit verstrengeld in de woonbebouwing van de wijk en bevindt zich ten zuiden van de Zandvoordestraat langs beide zijden van de A10. De KMO-zone wordt gekenmerkt door een mix van kleinschalige ambachtelijke bedrijven en relatief grootschalige bedrijven. Ze sluit tevens aan op de bedrijvigheid van de Achterhaven. Het bedrijventerrein is bereikbaar via het op en afrittencomplex te Zandvoorde en de Zandvoordestraat of via de Kennedyrotonde en eveneens de Zandvoordestraat. Heraanleg van de Zandvoordestraat en een parallelle bediening langs de Gouwelozekreek zouden de wijk in de toekomst moeten ontlasten van zwaar verkeer.
Het polderdorp Zandvoorde De deelgemeente Zandvoorde ligt ten zuidoosten van de stadskern van Oostende. De ruimtelijke grenzen worden gevormd door de autosnelweg (A10), de spoorweg (Oostende-Keulen) en het kanaal (Oostende-Brugge) in het noorden en de Keignaertkreek en de voormalige spoorwegbedding (Oostende-Torhout) in het westen. Zandvoorde heeft zich ontwikkeld rond de Groenendijkstraat en de Zandvoordedorpstraat met dwarse binneninfrastructuren. De bebouwde ruimte binnen Zandvoorde kan worden gekarakteriseerd door de historisch gegroeide lintbebouwing langs de Kasteellaan, de Zandvoordedorpstraat en de Grintweg enerzijds en anderzijds de recent gerealiseerde nieuwbouwwijken met open bebouwing, met name de verkavelingen ten zuiden van de Grintweg en de Zandvoordedorpstraat. De voornaamste publieke voorzieningen en het handelsapparaat situeren zich in hoofdzaak langsheen de Kasteelstraat en de Zandvoordedorpstraat. Open ruimteverbindingen worden gevormd met de belangrijke landschappelijk homogene entiteiten aan de rand van de deelgemeente: het krekengebied de Keignaert ten westen van de dorpskern en de Zwanehoek ten oosten van de dorpskern. Binnen de bebouwde ruimte van de gemeente is de open (niet-bebouwde) ruimte beperkt tot pleinen, straten en private tuinen. Beeldbepalende straten voorzien van groenaanleg worden gevormd door de Zwanenlaan en de E. Claeslaan. Ook Zandvoorde vertoont veeleer het karakter van het suburbane wonen.
50
1. Autosnelweg A10 2. De Grote Keignaert 3. De KLeine Keignaert 4. Krekengebied 5. Op-en afrittencomplex 6. Gouweloze kreek
51
DEELSTUDIE: The Other Site of Ostend5 of kleinhandelslint Torhoutsesteenweg DOEL Het perifere deel van de Torhoutsesteenweg en haar omgeving vormt een achillespees in het ruimtelijk beleid van de stad Oostende. Heden is die omgeving te karakteriseren als een autodynamisch stedelijk fragment dat op de mentale kaart van de Oostendenaar het beeld draagt van een ongestructureerd en onveilig perifeer kleinhandelslint. In dit gebied stelt zich de problematiek van de vrije (niet gestuurde) inplanting van baanwinkels, de doorstroming, de verkeersonveiligheid en de geringe leefbaarheid. Met het oog op de herstructurering van dit gebied in functie van een betere doorstroming, een grotere verkeersveiligheid, een verhoogde leefbaarheid, beeldkwaliteit, het efficiënter benutten van de bestaande ruimte en het richting geven aan het gebruik en de inrichting van de achterliggende braakliggende gronden, zijn andere, nieuwe rationaliteiten en wetmatigheden aan de orde.
KRACHTLIJNEN VAN VOORSTELLEN Gegeven: een stop op de lineaire uitbreiding van het kleinhandelslint langsheen de verkeersader. Deze ruimtelijke beperking beoogt niet automatisch paal en perk te stellen aan de groei van de economische activiteitscentra, maar dwingt daarentegen tot nadenken over een alternatief waarop randstedelijke ontwikkelingen kunnen worden gestimuleerd en gecoördineerd. Probleem: ruimteschaarste. De invulling aan beide kanten is groot en zeer divers, het beeld is gefragmenteerd en incoherent. Die visuele wanorde wordt nog versterkt door willekeurige schaalverspringingen – woningen, pompstations, handelszaken, parkings – en de door overbelasting onduidelijk geworden verkeersinfrastructuur. Uitdaging: de beperkte ruimte langsheen de verkeersader zorgvuldig programmeren, de identiteitsbepalende achterliggende gebieden herwaarderen en activeren, ze doordacht aan elkaar linken met nieuwe programma’s zodat ze interactief worden.
5
Deelstudie uitgevoerd door FLC extended in opdracht van en in samenwerking met wvi in het kader van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplanningsproces
52
VISIE : ONTWIKKELINGSPRINCIPES EN ONTWERPINSTRUMENTEN Een aantal ontwikkelingsprincipes worden aangereikt om het kleinhandelslint ruimtelijk te structureren. Deze ontwikkelingsprincipes zijn te hanteren bij de opmaak van een RUP voor het gebied. Het vormen de randvoorwaarden van de plek. Volgende ontwikkelingsprincipes worden vooropgesteld: -
Stam-as condities Binnen het gebied worden een aantal stam-assen gedefinieerd. De diverse stam-assen hebben elk eigen ruimtelijke condities naar ontwikkeling toe. Deze condities worden gedefinieerd vanuit de functie van de weg, de aanpalende omgeving, ... Het werken met of vanuit stam-as condities maakt het mogelijk nieuwe activiteiten in het gebied hiërarchisch te structureren. De stam-assen binnen het gebied zijn: de Torhoutsesteenweg – voor de ontwikkeling van bedrijvigheid; de Steense Dijk – voor de ontwikkeling van woonondersteunende functies; de Schorredijk – voor de ontwikkeling van toeristisch-ecologische functies; de Luchthaven – voor de ontwikkeling van (internationaal) goederenverkeerondersteune nde functies.
-
Bodemgebonden condities De bodemgebonden condities worden gedefinieerd vanuit de structurerende elementen van de plek. Voor het achterliggende open gebied tussen de Torhoutsesteenweg, de Steense Dijk en de Schorredijk zijn de structurerende elementen en bepalende condities naar ruimtelijke ontwikkeling: de open ruimte; de kleine landschapselementen; de open waterhuishouding.
-
Relatiegebonden condities De relatiegebonden condities van de plek omvatten zowel de visuele als functionele relaties van de plek met de andere omliggende functies en gebouwen. Het gaat om de confrontatie tussen de nieuw te ontwikkelen activiteiten en de kenmerken van de bestaande, aanpalende omgeving.
Een tweede deel binnen de studie omvat het aanreiken van ontwerpinstrumenten, twee ruimtelijke modellen om het gebied effectief te gaan invullen. De ontwerpinstrumenten zijn gebaseerd op het doorstromingsprincipe en verblijfsprincipe. Ze structureren de ruimte vanuit de kenmerkende ‘tussenruimte’ van een kleinhandelslint meerbepaald vanuit de verkeers- en parkeerinfrastructuren. Volgende ontwerpinstrumenten worden vooropgesteld:
53
-
Groeiparkings: gestuurde lineariteit Groeiparkings zijn flexibele parkeerzones met als doel: Kwalitatief recreatief verblijven; Creëren van een interessante zichtlocatie; In de aanleg van de parkeerzone moet rekening worden gehouden met de structurerende elementen van de plek (zie bodemgebonden condities) en het meervoudig gebruik van de zone. De groeiparkings worden dwars op de Torhoutsesteenweg ingeplant. Het voordeel is dat ze aan beide kanten ontwikkelingsmogelijkheden bieden en toch een zekere openheid en het zicht op het achterliggende (stedelijk) landschap vrijwaren.
-
Bypasses: gestuurde gelaagdheid Het werken met bypasses veronderstelt het invoeren van parallelle verkeersinfrastructuren aan de hoofdverkeersas opdat zowel een vlotte doorstroming als een vlotte bestemming mogelijk worden. Hierdoor ontstaat een parallelle ontwikkeling aan de Torhoutsesteenweg. De bypass kan tevens fungeren als scheiding tussen, begrenzing van de kleinhandelszone naar de achterliggende gebieden toe. Binnen het achterliggende gebied palend aan de Schorredijk kan de bypass fungeren als “dijk” op het polderlandschap, als overgangselement van het verstedelijkte landschap naar het open landschap. Binnen het achterliggende gebied naar de luchthaven toe, kan de bypass fungeren als “afsluiting” van het vliegveld. De huidige Rolbaanstraat zou als bypass kunnen fungeren.
54
55
4. VERBINDENDE EN BEELDBEPALENDE ELEMENTEN Alhoewel de deelruimten sterk als eigen entiteiten op zich functioneren, is de wisselwerking tussen de deelruimten van groot belang. Immers, het is net de wisselwerking tussen de deelruimten die mee de kwaliteit van het functioneren van de stad bepalen. Omdat in voorgaande analyse de deelruimten op zichzelf werden onderzocht, worden nu de beeldbepalende elementen en knooppunten en de verbindende elementen tussen de deelruimten onderzocht. Het spreekt voor zich dat hierbij wordt gefocust op de elementen van stedelijk niveau.
4.1 BEELDBEPALENDE ELEMENTEN EN KNOOPPUNTEN Aan het Kustfront − het Westerstaketsel (1) − het Casino (2) − de Venetiaanse Gaanderijen, de Koninklijke Gaanderijen (3), het Thermae Palace (4), de Wellingtonrenbaan (5), de nieuwe stedelijke bibliotheek en zwembad (6), het mediacenter (26) − de verscheidene militaire relicten op het westelijke en oostelijk deel van het ‘Kustfront’ (7) In de kernstad − door de concentratie van verschillende stedelijke functies vormt het stadscentrum (8) het hart in het stedelijk functioneren voor de bewoners van de verschillende deelruimten maar ook voor de bezoekers (toeristen, zeelui, …). Kenmerkend zijn de orthogonale structuur en het Wapenplein met het Stedelijk Feest- en Kultuurpaleis, het Marie-Joséplein als knooppunt voor openbaar vervoer, de St.-Petrus en Pauluskerk met aanpalend plein, de Europatoren en het postgebouw. − de stationsomgeving (9) (station, ferry, deels cruisehaven): deze omgeving is een transferium voor zowel doorgaande reizigers, toeristen en bewoners. − het Leopoldpark (10) − het Stadhuis (11) − de jachthavens (Mercator, Montgomery, Ryco) (12) − het Maria-Hendrikapark met watertoren (13) Op de Oosteroever en in de omgeving Spuikom − de Spuikom (14) vormt visueel een overgang tussen enerzijds de ‘Voor- en Achterhaven’ en anderzijds de verstedelijkte Bredense ruimte. − de vuurtoren (15) − het voormalig Militair Hospitaal (16) − het Vuurtoren- en Visserijdok (17) − de watertoren (18)
56
In de Voor- en Achterhaven − de Vismijn (19) − de Demeysluizen en bijhorend bruggencomplex (20) − het Westerstaketsel (1) − de chemiesite (27) Binnen de Oostendse polderruimte en randstedelijke enclaves − Recreatiezone Raversijde met militaire relicten (22) − De Luchthaven (24) − Activiteitenstrip Torhoutsesteenweg (25) − Stene dorp (21) heeft nog een echt landelijk karakter en een zekere toeristisch-recreatieve aantrekkingskracht (horeca). De functionele interactie van het dorpscentrum met de aansluitende stedelijke woonwijken is echter beperkt. − Het krekengebied de Keignaert (23)
57
4.2 VERBINDENDE ELEMENTEN De verbindende elementen tussen de deelruimten zijn: De radiale invalswegen en hun omgeving Zij zijn de belangrijkste functioneel verbindende assen tussen de deelruimten, verzamelen en verdelen het verkeer binnen de deelruimten. De opeenvolgende knooppunten Kennedyrotonde en De Bolle vormen hierin het belangrijkste knooppunt. Tegelijkertijd stellen delen van deze wegen duidelijke grenzen aan de verschillende deelruimten en vormen barrières omwille van het brede profiel en het drukke verkeer. Het gaat om volgende invalswegen: A10 (1), Brugsesteenweg (2) en Gistelsesteenweg (3) de invalswegen Torhoutsesteenweg (4) en Nieuwpoortsesteenweg (5) en flankerende handelsconcentraties. Deze vervullen naast een verbindende functie evenzeer een centrumfunctie, zij het dan vooral wat betreft het winkelen en voornamelijk voor de bewoners van de regio. de Koninklijke Baan met de Kusttram (6). Deze bindt de kernstad aan het verstedelijkte netwerk van de Kust.
De stedelijke ringweg of R31 (7)
Het complex van strand, wandeldijk, jachtdokken en Westerstaketsel en de aanliggende bebouwing (handel en horeca, kustappartementen, …) (8) Hier ontmoeten de recreërende toerist en de bewoners elkaar en worden het stedelijk wonen en het recreatief verblijven ruimtelijk met elkaar verweven. Dit complex vormt het knooppunt tussen de Kuststrook en de Kernstad, en sluit aan op de Voor- en Achterhaven.
De Havengeul (9) en het kanaal Oostende-Brugge (10)
De Gouwelozekreek (11), de Noordede (12) en de Oude Spoorwegberm (13) Zij vormen de belangrijkste groene (ecologische) verbindingen vanuit de polderruimte en doorlopend tot in het (ver)stedelijk(te) weefsel.
De Oude Spoorwegberm en het kanaal Plassendale-Nieuwpoort (14) Als toeristisch-recreatieve wandel-, fiets- of vaarroute leggen ze een functionele verbinding tussen enerzijds de polderruimte (landschaps- en plattelandstoerisme/recreatie) en anderzijds het toeristisch-recreatief gebeuren in de Kuststrook en de Kernstad.
58
59
60
1. HET GEVOERDE RUIMTELIJK BELEID OP STEDELIJK NIVEAU IN DE VOORBIJE DECENNIA 2. RUIMTELIJKE BELEIDSPLANNEN 3. JURIDISCHE PLANNINGSCONTEXT 4. GEBIEDSSPECIFIEKE EN SECTORALE PLANNEN
PLANNINGSCONTEXT
61
1. HET GEVOERDE RUIMTELIJK BELEID OP STEDELIJK NIVEAU IN DE VOORBIJE DECENNIA De Stad Oostende probeert al jaren een doordacht ruimtelijk beleid te voeren. Na enkele schuchtere pogingen vanaf 1978 werd vanaf begin 1983 het structuurplanningsproces te Oostende systematisch op gang gebracht. Het sleutelwoord in de achterliggende visie was ‘herwaardering’, waarmee bedoeld werd dat de oorspronkelijke troeven, die Oostende tot ‘Koningin der Badsteden’ gemaakt hadden, potentieel nog steeds aanwezig waren en alleen maar opnieuw tot leven dienden gebracht. Natuurlijk volstond geen loutere restauratie van het verleden - wat overigens niet mogelijk was - maar het ging erom de erfenis van het verleden te transformeren tot een stad gericht op de de 21-ste eeuw. Gelet op de enorme leegloop en vergrijzing van het stadscentrum werd in een eerste fase vooral gefocust op het aspect ‘stedelijk wonen’ onder meer via projecten in de herwaarderingsgebieden ‘Visserskwartier’, ‘Acht-Urenhuis’ en ‘Hazegras’. Daarnaast werd ook heel wat aandacht én financiële inspanning besteed aan de heraanleg van diverse straten en pleinen, die het beeld van een attractieve binnenstad dienden te ondersteunen: Wapenplein, Groentemarkt, Mijnplein, e.a. Deze heraanleg van straten en pleinen sloot ook aan bij een mobiliteitsvisie, die concreet uitmondde in een verkeerscirculatieplan en een parkeerbeleid voor de binnenstad. Dit laatste leidde tot de realisatie van ondergrondse parkings (Leopold-II-laan en Mijnplein) en tot een systematisch beheer van het betalend parkeren. Het projectmatig beleid (BPA’s, renovatieprojecten, heraanleg openbaar domein, …) werd in het laatste decennium van de voorbije eeuw nog krachtiger doorgezet mede ondersteund door resultaten en actieprogramma’s geformuleerd op basis van sectorale onderzoeksprocessen (mobiliteitsplan, woningbehoeftenstudie, …). Dit beleid vertrok vanuit volgende doelstellingen: − Versterking van Oostende als ‘stad aan zee’; − Een gezinsgericht woonbeleid teneinde de uitwijking van gezinnen te voorkomen; − Een ontwikkelingsgericht ruimtelijk economisch beleid om nieuwe economische impulsen te genereren die de achteruitgang in de traditionele sectoren (visserij, chemie, ferrydienst) kon compenseren; − Het herwaarderen en vernieuwen van de publieke voorzieningen en het cultuurhistorisch erfgoed (bibliotheek, casino, Fort Napoleon, …); − Een kwaliteitsbeleid om de toeristisch-recreatieve aantrekkingskracht, de aantrekkelijkheid als vestigingsplaats voor ondernemingen van Oostende te vrijwaren en te versterken. Naast het voormalige structuurplan en de verscheidene BPA’s en herwaarderingsplannen vormen de wijkstructuurplannen sinds 1996 een belangrijk beleidsinstrument om te komen tot een geïntegreerde ruimtelijke ontwikkeling van de verschillende stedelijke deelruimten. Tot op heden zijn wijkstructuurplannen opgemaakt voor het Westerkwartier, Zandvoorde, de Vuurtorenwijk, de wijk Oud-Hospitaal en de wijk Konterdam. Mede op basis van de projectgerichte indicaties geformuleerd in de wijkstructuurplannen is ook bijzondere aandacht geschonken aan een kwalitatieve herinrichting van de publieke ruimten in voornoemde stedelijke deelruimten. 62
Met het opstarten van het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplanningsproces wil de stad de lange termijnvisie waarin voornoemde projecten de voorbije jaren werden opgezet expliciteren én vernieuwende inzichten verwerven voor het voeren van een actief ruimtelijk beleid gericht op het kwalitatief versterken van haar stedelijkheid.
63
2. RUIMTELIJKE BELEIDSPLANNEN 2.1 RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN VLAANDEREN (RSV)
RSV Oostende: regionaal stedelijk gebied Oostende wordt geselecteerd als regionaal stedelijk gebied met delen van Oostende, Bredene en Middelkerke. De afbakening van de regionaal stedelijke gebieden gebeurt door het Vlaamse Gewest in nauw overleg met de provincie en de betrokken gemeenten en worden in de gewestplannen of in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen afgebakend. Het afbakeningsproces is opgestart eind 2001. Het regionaal stedelijk gebied Oostende heeft grote potenties om een belangrijk deel van de groei inzake bijkomende woongelegenheden, stedelijke voorzieningen en ruimte voor economische activiteiten op te vangen. Volgende ontwikkelingsperspectieven voor het stedelijk gebied Oostende staan voorop en moeten concreet worden gemaakt: − Realiseren van een groter aandeel bijkomende woongelegenheden − Streven naar minimale woningdichtheden − Differentiëren en verbeteren van de woningvoorraad − Versterken van de multifunctionaliteit − Concentreren van kantoren aan knooppunten van het openbaar vervoer (station, …) − Inplanten van voorzieningen afgestemd op het belang van het regionaal stedelijk gebied − Bundelen van kleinhandel op binnenstedelijke locaties en op kleinhandelszones − Optimaliseren van de aanwezige recreatieve en toeristische voorzieningen 64
− − − − −
Verzorgen van collectieve en openbare ruimten Behoud en ontwikkeling van stedelijke natuurelementen en randstedelijke groengebieden Bieden van waarborgen voor stedelijke landbouw Behouden en uitbouwen van cultureel-maatschappelijke en historisch waardevolle elementen Stimuleren van een stedelijk mobiliteits- en locatiebeleid
Oostende: economisch knooppunt en poort op Vlaams niveau Oostende is als regionaal stedelijk gebied een economisch knooppunt. Economische knooppunten zijn gebieden die een belangrijke rol vervullen in de economische structuur van Vlaanderen en die een belangrijk aandeel in de tewerkstelling vormen. Poorten zijn strategische plaatsen binnen de economische structuur. De haven van Oostende wordt als zeehaven geselecteerd. Doordat internationaal georiënteerde multimodale logistieke parken uitsluitend in zeehavens en aansluitend bij de internationale luchthaven van Zaventem dienen te worden gelokaliseerd, kan een eventuele locatie in het luchthavengebied of zeehavengebied van Oostende worden overwogen. Deze worden afgebakend door het Vlaamse Gewest in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. De regionale luchthaven van Oostende wordt als luchthavengebied afgebakend binnen het afbakeningsproces van het stedelijk gebeid. Visievorming met betrekking tot de ruimtelijke ontwikkeling van de zeehaven en de luchthaven alsook de daaraan te koppelen afbakening behoort toe aan het Vlaams niveau.
De lijninfrastructuren en mobiliteit - wegen De optie voor het optimaliseren van het bestaande wegennet houdt een functionele categorisering van het wegennet in. Andere doelstellingen zijn het versterken van alternatieven voor autoverkeer en het mobiliteitsbeleid richten op het beheer van het verkeer. Het Vlaamse Gewest maakt de selectie van de volgende categorieën: • Hoofdweg, hoofdfunctie: verbinden op internationaal niveau; nevenfunctie: verbinden op Vlaams niveau. • Primaire weg I, hoofdfunctie: verbinden op Vlaams niveau; nevenfunctie: verzamelen op Vlaams niveau. • Primaire weg II: hoofdfunctie: verzamelen op Vlaamse niveau; nevenfunctie: verbinden op Vlaams niveau. In de regio van Oostende worden volgende wegen geselecteerd: • Hoofdweg : E40: Jabbeke - Brussel A18: Jabbeke - Veurne - Frankrijk • Primaire weg type I : A10: Jabbeke - Oostende (tot de R31) • Primaire weg type II : N33: aansluiting van A18 naar Gistel - N341 N341: van N33 - N318 (Oostende luchthaven) R31: van Oostende rondpunt - kruispunt De Bolle 65
Spoorinfrastructuur: De verbinding Oostende - Brugge - Kortrijk - Lille vormt een hoofdspoorwegennet voor personenvervoer op Vlaams niveau. Het station van Oostende vormt een hoofdstation dat structuurbepalend is voor het regionaal stedelijk gebied. Waterwegeninfrastructuur: Het hoofdwaterwegennet verzorgt de verbindingen van (inter)nationaal en Vlaams niveau. Het secundair waterwegennet zorgt voor de toevoer (een verzamelnet) naar het hoofdwaterwegennet. De aansluiting van de zeehaven van Oostende op het hoofdwaterwegennet wordt beschouwd als zijnde een hoofdwaterweg. Om in de toekomst een waterweg met internationale verbindingsfunctie tussen de zeehaven en het hoofdwaterwegennet mogelijk te maken, worden drie alternatieven gereserveerd, namelijk: de verbetering van het kanaal Gent-Brugge, de verbinding tussen Zeebrugge en het kanaal Gent-Terneuzen of de uitbouw van de kustvaart op de Scheldemonding. Voor de beoordeling van de drie alternatieve trajecten moeten de ruimtelijke en de economische opportuniteiten en prioriteiten voorafgaandelijk en gezamenlijk worden onderzocht.
De natuurlijke structuur Er wordt een onderscheid gemaakt naar ‘grote eenheden natuur’ (GEN), de ‘grote eenheden natuur in ontwikkeling’ (GENO), de ‘natuurverbindingsgebieden’ en de ‘natuurverwevingsgebieden ’, met inbegrip van de bosstructuur. De GEN, de GENO en de natuurverbindingsgebieden worden in de gewestelijke uitvoeringsplannen afgebakend, de natuurverbindingsgebieden in provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen. Voor de kustmilieus (inclusief de duinengordel) worden gebiedsspecifieke ontwikkelingsperspectie ven geformuleerd. Meer bepaald worden de ecologische waarden er versterkt door de bestaande natuurgebieden uit te breiden, door bijzondere aandacht te geven aan de relatie strand en duinen en achterliggende polders, door stranden in de omgeving van natuurgebieden af te sluiten voor recreatie en door alternatieven te zoeken voor waterwinning. Er werden tevens ontwikkelingsperspectieven geformuleerd voor specifieke toeristisch-recreatieve infrastructuren. Alle terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven moeten worden geëvalueerd in functie van de ruimtelijke draagkracht van het betrokken gebied. Binnen het regionaal stedelijk gebied Oostende moet er ruimte worden voorzien voor stedelijke natuurelementen, randstedelijke groengebieden en stedelijke landbouwgebieden. Stedelijke natuurelementen hebben verschillende functies: een ecologische, een esthetische, een sociale en een psychologische functie en zijn bovendien stadslandschapvormend. In de stedelijke landbouwgebieden wordt onderscheid gemaakt tussen (ingesloten) gebieden voor de professionele landbouw en gebieden met een hobby land- en tuinbouw in de recreatieve sfeer.
66
Oostende in het stedelijk en toeristisch-recreatief netwerk De Vlaamse Kust De Kust neemt als stedelijk en toeristisch-recreatief netwerk in Vlaanderen het belangrijkste aandeel van het verblijfstoerisme en dagtoerisme voor zijn rekening. De Kust heeft ook het meest uitgesproken te maken met het seizoensgevoelige karakter van de toeristische vraag. Wat de daguitstappen betreft worden bijna de helft van de daguitstappen van de Belgen aan de Kust doorgebracht. Het dagtoerisme bedraagt meer dan één zesde van de kustomzet. Wat het verblijfstoerisme betreft is het aanbod van nagenoeg alle overnachtingsvormen gesitueerd aan de Kust. Oostende behoort tot dit stedelijk en toeristisch-recreatief netwerk van Vlaams niveau. Dit stedelijke netwerk is niet zozeer één aaneengesloten stedelijk gebied dan wel een gebied waar enkele stedelijke gebieden op korte afstanden van elkaar liggen en die omwille van toeristischrecreatieve voorzieningen en potenties, van nationale betekenis zijn. Hierin dient rekening te worden gehouden met specifieke behoefte aan tweede verblijven en vakantiewoningen. De rol van dit gebied ligt vooral in de kustgebonden toeristisch-recreatieve ontwikkeling. Daarnaast is de transportfunctie, in het bijzonder de maritieme transportfunctie rond de poorten belangrijk. Binnen de stedelijke netwerken kunnen er nieuwe en grootschalige toeristisch-recreatieve infrastructuur met bijkomend ruimtegebruik worden gelokaliseerd. Bij de uitwerking van een stedelijk netwerk moeten ontwikkelingsperspectieven worden uitgewerkt, zowel voor de stedelijke gebieden als het buitengebied en dat in sterke onderling samenhang. Het stedelijk netwerk is daarbij niet één aaneengesloten stedelijk gebied, maar het betreft een ruimtelijk beleidskader met een belangrijke plaats en rol voor de structuurbepalende functies van het buitengebied binnen het stedelijk netwerk. De potenties van het stedelijk netwerk Kust moeten op een zodanige wijze worden benut dat de bestaande natuurlijke en agrarische structuur in hun ontwikkeling worden versterkt. De uitwerking van de stedelijke netwerken op Vlaamse niveau gebeurt door het Vlaams Gewest. Bij de afbakening van het regionaalstedelijk gebied Oostende zal specifieke aandacht besteed worden aan de positie van het stedelijk gebied in het netwerk van de Vlaamse Kust zonder dat hiervoor het volledige ontwikkelingsperspectief van het stedelijk netwerk zal worden uitgewerkt.
67
2.2 PROVINCIAAL RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN WEST-VLAANDEREN ELEMENTEN VAN RUIMTELIJK BELEID OP PROVINCIAAL NIVEAU NAAR DEELSTRUCTUREN DIE BEPALEND ZIJN VOOR OOSTENDE De ruimtelijke nederzettingsstructuur Het PRS West-Vlaanderen vult het principe van de gedeconcentreerde bundeling uit het RSV verder aan. Het wonen en werken bundelen in de stedelijke gebieden en in het buitengebied bijkomende wooneenheden bundelen in de hoofdkernen en woonkernen. De stad Oostende wordt door het RSV geselecteerd als een regionaal stedelijk gebied. Het PRS selecteert binnen het grondgebied Oostende geen kernen die eventueel na het vastleggen van de afbakening, buiten dat regionaal stedelijk gebied gelegen zouden zijn. De ruimtelijke structuur bedrijvigheid De deelstructuur bedrijvigheid heeft betrekking op bovenlokale economische activiteiten van de sectoren industrie en diensten. In het PRS worden de basisdoelstellingen van het RSV verder ingevuld voor de economische activiteiten. De stad Oostende wordt door het RSV geselecteerd als poort en economisch knooppunt op Vlaams niveau. Het PRS selecteert binnen het grondgebied Oostende geen bijkomende gebieden voor bovenlokale economische ontwikkeling die eventueel na het vastleggen van de afbakening, buiten dat regionaal stedelijk gebied gelegen zouden zijn. De ruimtelijke structuur kleinhandel In de afbakeningsplannen van de stedelijke gebieden worden de bestaande kleinhandelsgroepen geëvalueerd op grond van mogelijke ontwikkelingen. Binnen de regionaal stedelijke gebieden kunnen nieuwe kleinhandelszones worden aangeduid. In Oostende werden geen te herstructureren kleinhandelslinten geselecteerd die eventueel na vastleggen van de afbakening buiten dat regionaal stedelijk gebied zouden liggen. De ruimtelijke structuur toerisme en recreatie Toerisme en recreatie zijn voor de provincie maatschappelijke activiteiten met een aanzienlijke ruimtelijke impact in West-Vlaanderen. Voor deze deelstructuur worden gebiedsgericht ontwikkelingsperspectieven geformuleerd. De concepten hebben betrekking op verschillende beleidscategorieën: netwerken, lijnelementen, strategische projectgebieden, (verblijfs)knooppunten, ... Als toeristisch-recreatieve lijnelementen voor Oostende zijn geselecteerd: • Het kanaal Brugge-Oostende (tot aan het kanaal Nieuwpoort-Plassendale) • Het kanaal Nieuwpoort-Plassendale (tot aan het kanaal Brugge-Oostende) • De as (over delen) van verlaten spoorwegbedding Oostende-Gistel-Torhout • De Koninklijke Baan langs de kust Als openluchtrecreatieve groene domeinen: − Domein Raversijde / domein Prins Karel
68
Naast de bestaande toeristisch-recreatieve mogelijkheden bieden het provinciaal domein Raversijde en Oosteroever met onder andere de Spuikom potenties. De provincie heeft ook specifieke beleidskaders omschreven voor strandconstructies en voor kleinschalige toeristisch-recreatieve activiteiten in de landelijke toeristische recreatieve netwerken en in het poldergebied. Voor de strandconstructies verbindt de provincie zich ertoe om een provinciaal uitvoeringsplan of verordening op te maken. Wat betreft de golfterreinen zal de provincie haar taak opnemen binnen een Vlaamse golfrichtnota. Inrichtingsplannen over recreatief medegebruik in duingebieden zullen worden opgemaakt door de provincie in samenspraak met hogere overheden. De ruimtelijke structuur van verkeer en vervoer De provincie selecteert de secundaire wegen om door middel van deze categorisering tot een optimalisering te komen van het wegennet in West-Vlaanderen. De categorisering van wegen gebeurt in drie categorieën: • Secundaire weg type I, hoofdfunctie: verbinden op bovenlokaal en lokaal niveau; nevenfunctie: verzamelen en toegang geven. • Secundaire weg type II, hoofdfunctie: verzamelen op bovenlokaal en lokaal niveau; nevenfunctie: verbinden en toegang geven. • Secundaire weg type III, hoofdfunctie: verbinden voor openbaar vervoer en fietsverkeer op bovenlokaal en lokaal niveau; nevenfunctie: verbinden en verzamelen voor autoverkeer en toegang geven. Zijn geselecteerd voor de stad Oostende : Secundaire wegen categorie I • N341: van de brug Mercatorsluis tot de N34 • N34: van het Vuurkruisenplein tot het E. Feysplein (Oostende) • N34: van kruispunt De Bolle (Oostende) tot het kruispunt N329 (Vosseslag) • R31: van de N34 tot de Kennedyrotonde • N340: van Vuurkruisenplein tot Kennedyrotonde (Oostende) • N9: van de N34 tot het kruispunt N320 secundaire wegen categorie II • N34: van het kruispunt N39 (Nieuwpoort) tot het kruispunt Koninginnelaan (Oostende) • N318: van de N380 (Nieuwpoort) tot kruispunt Petit Paris (Oostende) • Oostendeweg – Gistelsesteenweg: van de spoorwegbedding lijn 62 (Oostende) tot de N358 secundaire wegen categorie III • N33 : van de N318 tot de N341 (Oostende) • Gistelsesteenweg: van Kennedyrotonde tot de spoorwegbedding lijn 62 (Oostende) De provincie selecteert regionale knooppunten die als eerste in aanmerking dienen te komen voor een kwalitatieve inrichting, voor een optimale afstemming van vervoerswijzen en als vestigingsplaats voor verkeersgenerende activiteiten. Voor Oostende werden het NMBS-station en het Marie-Joséplein geselecteerd als knooppunten van regionaal vervoer.
69
De ruimtelijke natuurlijke structuur De afbakening van de GEN, GENO en natuurverwevingsgebieden gebeurt op Vlaams niveau. Doel is het behoud en de ontwikkeling van grotere eenheden natuur en deze onderling te verbinden. In afwachting van deze afbakening bundelt de provincie deze gebieden in natuuraandachtzones. Op het grondgebied van Oostende gaat het over de grensoverschrijdende Kustpolders van “Oostende - Brugge – Zeebrugge”. De afbakening van de natuurverbindingsgebieden en de bovenlokale ecologische infrastructuur behoort tot de taak van de provincie. Natuurverbindingsgebieden : • Duin - polderovergang Koninklijke Baan • Domein Raversijde en zeereepduin tussen Raversijde en Mariakerke. Natte ecologische infrastructuur van bovenlokaal belang: • Kanaal van Plassendale-Nieuwpoort • Kanaal Oostende-Brugge • Noordede De oude spoorwegbedding Oostende-Gistel wordt aangeduid als droge ecologische infrastructuur. De ruimtelijke agrarische structuur De provincie stelt dat landbouw ruimtelijk ondersteund dient te worden als belangrijkste beheerder van de open ruimte. Alsook waar de agrarische structuur drager is van andere functies, zoals een economische, natuur- en landschappelijke, sociaal-educatieve functie of toeristisch-recreatief medegebruik, dient de landbouw ruimtelijk te worden ondersteund. Het PRS onderscheidt verschillende beleidscategorieën. In de regio van Oostende is dit de grondgebonden agrarische structuur als ruimtelijke drager. In het PRS worden geen (bindende) selecties doorgevoerd van de agrarische structuur. De ruimtelijke structuur van het landschap De provincie houdt er een andere beschouwing op na wat betreft het begrip landschap dan het RSV. Voor haar dient de deelstructuur landschap bekeken te worden vanuit zijn verschijningsvorm en zijn cultuurhistorische waarde en dus niet louter als onderdeel van het buitengebied. Landschap is dus een aparte deelstructuur met een eigen beleid voor de provincie. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen landschapseenheden en structurerende landschapselementen en - componenten. De provincie onderscheidt vier soorten landschapseenheden die gebiedsdekkend zijn met name, de ‘gave landschappen’, de ‘nieuwe landschappen’, de ‘verschraalde landschappen’ en de ‘stadslandschappen’ Concreet voor Oostende zijn volgende selecties gemaakt: • Stadslandschap: - het verstedelijkt gebied van Oostende • Gave landschappen: - de historische polders ten zuiden van het verstedelijkt gebied en het poldergebied Klemskerke - Zuienkerke In deze landschapseenheden worden volgende structurerende landschapselementen of componenten onderscheiden: 70
•
• •
Structurerende lineaire elementen :
- de spoorwegbedding Oostende - Torhout - het kanaal Plassendale - Nieuwpoort - het kanaal Brugge - Oostende - de Noordede Markante terreinovergangen : - de overgang strand-duin en duin-polder Open ruimteverbindingen : - het Poldergebied Oostende - Zandvoorde naar Klemskerke-Zuienkerke
SELECTIE NEDERZETTING
SELECTIE NATUUR
SELECTIE VERKEER EN VERVOER
SELECTIE BEDRIJVIGHEID
71
ELEMENTEN VAN RUIMTELIJK BELEID OP PROVINCIAAL NIVEAU NAAR DEELRUIMTEN DIE BEPALEND ZIJN VOOR OOSTENDE
PRS De visie op het provinciale niveau en van de verschillende deelstructuren worden gebiedsgericht vertaald naar deelruimten toe. Per deelgebied worden voor specifieke elementen ontwikkelingsper spectieven en beleidsdoelstellingen geformuleerd. Oostende is gelegen binnen een overlappingszone van verscheidene deelstructuren waarbij de Oostendse ruimte een aparte deelstructuur vormt bovenop de structuren van de Kustruimte, de westelijke en oostelijke polderruimte.
72
De Kustruimte Het provinciaal beleid voor de Kustruimte is gericht op: • De toeristisch-recreatieve activiteiten verweven met de natuurlijke structuur (zee-strandduinen-polder); • Het kralensnoer van badplaatsen als multifunctionele, complementaire knooppunten ondersteunen; • De open ruimteverbindingen vrijwaren als garantie voor ‘kralensnoer’ en voor de natuurlijke structuur (markante terreinovergang en ecologische gradiënten van zee-strand-duinenpolder). De open ruimte achter de verstedelijkte kustband moet ook bewaard blijven om verstedelijking in de polders te vermijden; • Economische ontwikkelingen buiten de poorten enten op toerisme en recreatie; • De Koninklijke Baan als structurerend verbindend snoer voor verdere ontwikkelingen en versterken als beeldbepalend element doorheen de kralen; • De verkeersafwikkeling (bereikbaarheid/ontsluiting/parkeren) optimaliseren, door afwerken kamstructuur voor autoverkeer en een ‘omgekeerde kam’ voor het collectief vervoer. De Oostendse ruimte De economische ontwikkelingen in de Vlaamse poort (de combinatie van zeehaven en luchthaven) en de bovenlokale verzorgende rol van het regionaalstedelijk gebied, vormen de grootste krachtlijnen binnen het gebied. Bepalend voor de ruimte zijn met andere woorden het regionaalstedelijk gebied Oostende als concentratie van stedelijke activiteiten, de zeehaven en luchthaven als Vlaamse economische poort en de open ruimteverbinding tussen het stedelijk gebied en de kernen van het buitengebied. Er dient evenwel rekening gehouden te worden met de dualiteit tussen industriële en toeristische ontwikkelingen, industrie mag de toeristische activiteiten niet hypothekeren. Het multimodaal knooppunt rond het station wordt versterkt waarbij een kwalitatieve inrichting van de stationsomgeving moeten worden ondersteund. Naar toeristisch-recreatieve mogelijkheden bieden het provinciaal domein Raversijde en Oosteroever met onder andere de Spuikom potenties. De zeehaven en de luchthaven leggen zich toe op personenvervoer en goederenbehandeling; daarnaast ook op economische activiteiten met toegevoegde waarde. Deze activiteiten dienen te worden voorzien op de bedrijventerreinen voor luchthavengebonden activiteiten en op de bedrijventerreinen aan het kanaal Oostende - Brugge. Het krekengebied dat de verbinding vormt tussen de Oostelijke en Westelijke polderruimte verhindert de vergroeiing van het stedelijk gebied met de achterliggende polderdorpen. Aansluitend aan het stedelijk gebied kan deze ook gedeeltelijk ingevuld worden door bos waardoor een stadsrandbos ontstaat.
73
2.3 GEMEENTELIJKE RUIMTELIJKE STRUCTUURPLANNEN IN DE BUURGEMEENTEN RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN BREDENE Het Ruimtelijk Structuurplan Bredene is in voorontwerp. De basisdoelstellingen van het gemeentelijke beleid zijn: • Versterken van de ruimtelijke structuur en identiteit; • Verbeteren van de inrichting van de publieke ruimte als hefboom voor kwalitatief wonen; • Optimaliseren van de toeristisch-recreatieve infrastructuur; • Respecteren van de natuurwaarden en landschappelijke kwaliteiten; • Behoud van een leefbare landbouw als medehoeder en blijvend grootste drager van de open ruimte. Relevante elementen uit de ‘aanzet tot gewenste ruimtelijke structuur’ zijn: • Maximale bescherming van de duinengordel/strand; • Integrale aanpak van het duinenfront; • Woonuitbreiding ten zuiden van Bredene dorp (Noord-Edewijk) en ten zuidwesten van de Vicognewijk; • Inbreidingsprojecten in het noordwesten (onder andere aan woontorens); • Herinrichting van de Vicogneweiden als park(bos) en het creëren van linken met de Spuikom enerzijds en anderzijds met het sportpark en het open ruimtegebied ten noorden van Bredene dorp; • De Zeelaan uitwerken als groene ruggengraat en aansluitend de uitbreiding van het park aan het gemeentehuis; • Optimaliseren bestaande campings/verblijfsparken; • Functionele heroriëntatie en herstructurering van de ‘Kop van ’t Sas’; • Behoud en versterken landschappelijke agrarische identiteit van het polderlandschap ten oosten van Bredene dorp; • Beschermen en ontwikkelen natuurwaarden in het Bluytsyde-Heidecomplex.
RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN MIDDELKERKE De startnota van het Ruimtelijk Structuurplan Middelkerke is goedgekeurd door het College van Burgmeester en Schepenen en reeds voorgelegd aan AROHM. In de startnota is een aanzet tot visie over de gewenste ruimtelijke ontwikkeling opgenomen. De belangrijkste (in het kader van dit afbakeningsproces) beleidsdoelstellingen zijn: • De mogelijkheid voor het verblijfstoerisme optimaliseren, waarbij een gedifferentieerd aanbod vooropstaat; • Voldoende kansen creëren voor de eigen bevolking op de lokale woningmarkt; • Bereikbaarheid wordt primordiaal gesteld voor de toeristische uitbouw, maar mag niet leiden tot een vermindering van de leefomgeving. De uitbouw van randparkings en versterken van openbaar vervoer staan voorop; 74
• •
• • •
Het vrijwaren van de nog aanwezige natuurlijke kwaliteiten in de verstedelijkte kuststrook; In de polder zal worden gestreefd naar een evenwicht tussen toeristische uitbouw in functie van passieve recreatie en beperkte vormen van verblijfsrecreatie, de landbouwvoering en natuur. Het vrijwaren van de open ruimte staat hierbij voorop; De verdere uitbouw van recreatieve wandel- en fietsroutes in het poldergebied; De potenties van het kanaal Plassendale-Nieuwpoort voor passieve recreatie en riviertoerisme optimaal benutten; De polderdorpen voldoende kansen geven in functie van de leefbaarheid.
RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN GISTEL Het ontwerp van het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Gistel is in de fase van definitieve goedkeuring. De basisdoelstellingen van het gemeentelijke beleid zijn: • Gistel, een stad met een eigen gezicht; • Aandacht voor het aanbod en de kwaliteit van voorzieningen; • Aandacht voor vernieuwd en gemengd wonen; • Ruimte voor bedrijvigheid; • Ruimte voor veilige en alternatieve verplaatsingen; • Aandacht voor het uitbouwen van een netwerk en verknopen van recreatieve en toeristische activiteiten. Relevante elementen uit de ‘aanzet tot gewenste ruimtelijke structuur’ uit het voorontwerp zijn: • Versterken van de hoofdkern en verbeteren van de deelkernen; • Concentreren van economische activiteiten nabij het op- en afrittencomplex van de A18 en de Kalsijdebrug (ter hoogte van de vaart Plassendale-Nieuwpoort); • Optimaliseren van het bestaande wegennet; • Gewenste routes voor zwaar verkeer zijn de Oostendsesteenweg/Gistelsesteenweg ten noorden van kanaal/Kanaalstraat, de N358: Kanaalstraat tussen N33 en Gistelsesteenweg, de N33 Oostendse Baan/Torhoutse Baan en de E40/A18 (autosnelweg). • Voor de functionele relaties (scholieren, werknemers, …) binnen het beoogde samenhangend fietsnetwerk zijn volgende trajecten van belang: de ‘Groene 62’ (provincie), de N358 (ten zuiden van kanaal functionele verkeer, ten noorden recreatieve verkeer) en de Gistelsesteenweg/ Oostendsesteenweg (Vaartstraat). • Openhouden van de open ruimte; • Landbouw en natuur, in waardevolle natuurgebieden, vormen de hoofdrolspelers in de open ruimte. Van grensoverschrijdend belang is de uitbouw van een ‘natuurpark’ langsheen’ de Groene 62’ en de ontwikkeling van de natuurassen (= toelaten van natuurlijke ontwikkeling, indien nodig opnieuw aanplanten en/of beheersen van de groenstructuren) langs de ‘Groene 62’ en het Kanaal (Nieuwpoort-Plassendale) • Uitbouwen van een recreatief en toeristisch netwerk;
75
•
De stad Gistel behoort tot het toeristisch-recreatieve netwerk Brugs Ommeland. Tegelijk is ze, voornamelijk via fietsnetwerken, verbonden met het toeristisch-recreatieve netwerk van de Kust. Het uitbouwen van dit toeristisch-recreatieve netwerk in aanzet, op basis van de bestaande voorzieningen en infrastructuren, vormt een potentie voor de stad Gistel. De ‘Groene 62’ en het Kanaal (Nieuwpoort-Plassendale) vormen de potentiële ruggengraat van dit netwerk.
RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN OUDENBURG De gemeente Oudenburg heeft recent beslist een Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan op te maken. Op 15 april 2002 werd een startoverleg gehouden.
2.4 VOORSTEL VAN AFBAKENING De afbakening van het regionaalstedelijk gebied Oostende gebeurt in uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Het RSV kiest immers voor een Vlaanderen dat “open en stedelijk” is en maakt een onderscheid tussen de stedelijke gebieden en het buitengebied. In stedelijke gebieden komt er een grotere concentratie van woongelegenheden, bedrijventerreinen en andere activiteiten zoals recreatie, cultuur, dienstverlening. Zo blijft de open ruimte bewaard en zijn in de stedelijke gebieden alle voorzieningen nabij, wat de woonkwaliteit verhoogt.
76
Het stedelijk gebied Oostende: vandaag en morgen KRACHTLIJNEN VOOR DE GEWENSTE RUIMTELIJKE STRUCTUUR: -
De kernstad, de lob ten oosten van de haven (het meer stedelijke deel van Bredene, de vuurtorenwijk, Oosteroever) en Raversijde vormen samen het regionaalstedelijk gebied Oostende.
-
In de kernstad Oostende is er nog ruimte voor een bijkomend en divers aanbod aan woningen. Er is veel aandacht voor kwaliteitsvolle gezinswoningen en het is zeker niet de bedoeling om alles aan hoge dichtheden vol te bouwen.
-
Het meer stedelijke deel van Bredene evolueert verder tot een rustig en aangenaam woon- en verblijfsgebied voor diverse leeftijden en inkomens. Er zijn nog verschillende bouwmogelijkheden in of aansluitend bij de huidige bebouwing.
-
Aan de rand van de kernstad is er op enkele locaties nog plaats voor woningen, kantoren, recreatie of handel.
-
Het krekengebied en de historische polders vormen echter de uiterste grens.
-
In het stedelijk gebied is er plaats voor recreatie en groen.
-
De luchthaven en de haven zijn belangrijke “motoren van economische ontwikkelingen” voor de stad en krijgen verder voldoende ontwikkelingskansen. Dit gebeurt met zorg voor de leefbaarheid van het stedelijk gebied en de omringende badplaatsen en polderdorpen.
-
Langsheen de Torhoutsesteenweg is er onder meer ruimte voor de vestiging van handelszaken. Enkel grootschalige handel die omwille van haar groot volume niet thuishoort in het stadscentrum krijgt hier een plaats. 77
Oostende, een stad om in te wonen De Vlaamse overheid verwacht dat er in het stedelijk gebied Oostende voor de periode 2000 tot 2007 zo’n 5200 tot 5500 woongelegenheden worden gerealiseerd. Uiteraard is ook de renovatie en vervanging van langdurig leegstaande en verkrotte woningen nodig en belangrijk. Dit is echter onvoldoende. Het woonplan van het stadsbestuur van Oostende geeft al aan waar op korte termijn bouwprojecten kunnen en zullen worden gerealiseerd. Het eindrapport van de afbakening van het stedelijk gebied, dat ter goedkeuring is bezorgd aan de bevoegde minister, duidt in vier strategisch gekozen projectzones gebieden aan waar bijkomende en aantrekkelijke woningen worden voorzien, die kunnen dienen als voorbeeld en speerpunt van het stedelijk woonbeleid. Ook te Bredene zijn er meerdere mogelijkheden. Belangrijke woonprojecten voor Bredene zijn onder meer het woongebied tussen Noord- Edestraat, Sluizenstraat en Fritz Vinckelaan, het toekomstig woongebied tussen Duinenstraat en Fritz Vinckelaan en de voorziene verkaveling ten noorden van het toekomstig Parkbos aan de Spuikom.
Ruimte voor bedrijvigheid De werkloosheid in de Oostendse regio is hoog. Het afbakeningsproces besteedt dan ook heel wat aandacht aan acties om nieuwe bedrijven aan te trekken naar Oostende en bestaande bedrijven voldoende ontwikkelingskansen te geven. Een aantal terreinen wordt verder ontwikkeld. Een bedrijventerrein aan de luchthaven dat dan specifiek bestemd is voor bedrijven die verbonden zijn met de luchthaven (koerierdiensten, cargobehandeling, toeleveringsbedrijven,…). Eerst worden de terreinen aan de oostzijde van de Rolbaanstraat, die aansluiten op de bebouwing Torhoutsesteenweg, ingenomen. Plassendale 3, 4 en industriepark Zandvoordestraat worden verder ingericht als gemengde regionale bedrijventerreinen. Voor onder meer hoogtechnologische bedrijvigheid is er ruimte aan Plassendale 3, met goede verbindingen voor het openbaar vervoer en de fiets met het station en het stadscentrum. Het bestaande bedrijventerrein (shoppingcentrum) aan de Oostendelaan te Middelkerke kan als een lokaal bedrijventerrein verder uitbreiden landinwaarts. Het Albertusgeleed is de grens voor deze uitbreiding.
Groen in de stad Het is niet de bedoeling om in het stedelijk gebied alles vol te bouwen. Ook het behoud van open ruimten, voldoende groen en ruimte voor recreatie zijn belangrijk voor een leefbare stedelijke woonomgeving. Het afbakeningsplan houdt daar rekening mee: Tussen Raversijde en Mariakerke wordt een open ruimte corridor behouden; Er komt een stadsrandbos; Er komt een parkbos nabij de Spuikom te Bredene; Er komt een park aan de luchthaven, tegelijk ook een groene buffer voor de luchthaven; Het parkgebied Noord-Ede wordt verfraaid; Het stedelijk sport- en recreatiegebied de Schorre wordt uitgebreid.
78
Afbakening Zeehaven Om het zeehavengebied enkel voor zeehavenactiviteiten te bestemmen is een afbakening, het duidelijk vastleggen van een grens, nodig. In het stedelijk gebied wordt daarom een “grijze zone” nog niet ingevuld. De verdere ontwikkeling van deze zone wordt duidelijk na de uitwerking van het strategisch plan voor de haven van Oostende, dat nu wordt gemaakt. Zodra duidelijk is welke delen voorbehouden worden voor de havenactiviteiten en welke delen voorbehouden voor het stedelijk gebied (bijvoorbeeld als regionaal bedrijventerrein) kan de grens tussen het stedelijk gebied en het havengebied worden vastgelegd.
Vandaag de principes, morgen de uitvoering VIER STRATEGISCHE PROJECTZONES Het ontwerp stelt vier zones voor die in de eerste plaats belangrijk zijn om het beleid voor het stedelijk gebied Oostende een concrete invulling te geven: 1. Oosteroever; 2. Kop van’t Sas; 3. overgangszone Stuiverstraat/Gistelsesteenweg; 4. overgangszone Schorredijk/Torhoutsesteenweg.
1. OOSTEROEVER WORDT EEN NIEUW EN VERSCHEIDEN STUKJE STAD Oosteroever heeft unieke mogelijkheden om verder uit te groeien tot een boeiend stadsdeel: het ligt aan de haven, grenst aan het strand en het centrum, en is goed ontsloten zowel over de weg als met het openbaar vervoer. Op kortere termijn staan een aantal concrete projecten op stapel zoals: de omvorming van het vroegere militaire hospitaal naar woningen, de ontwikkeling van een marina aan het Vuurtorendok. Sedert kort is op deze site reeds het wetenschappelijk themapark ‘Earth Explorer’ gerealiseerd met een ruime nieuwe randparking. Deze all weather-attractie is een uitstekende toeristische trekpleister voor de zone tussen het om te vormen militair hospitaal en het bestaand Fort Napoleon. Deze ontwikkelingen passen in een samenhangende visie voor de langere termijn waarbij Oosteroever evolueert naar een gemengd gebied met ruimte voor woningen, bedrijven, toerisme en recreatie. De bedrijven die er zijn krijgen waarborgen om ter plekke verder te kunnen werken. Een verbinding met het station en het stadscentrum voor fietsers en voetgangers doorheen de haven zou de verdere ontwikkeling van Oosteroever ten goede komen. De mogelijkheden worden verder onderzocht maar mogen geen hinder betekenen voor de zeehaven. Een ontwikkelingsplan voor Oosteroever wordt nu verder uitgewerkt.
79
2. KOP VAN ’T SAS: WONEN AAN HET WATER! Kop van ’t Sas kan verder evolueren tot een aantrekkelijk woongebied nabij de Spuikom en het kanaal. De Spuikom is belangrijk voor het toerisme en de recreatie en kan in de toekomst nog meer die rol opnemen. Dit alles moet wel gebeuren in een goede verstandhouding met de woonomgeving. Zowel naar architectuur als landschappelijk beeld mogen hier hoge eisen worden gesteld. De mogelijke inrichting en ontwikkeling van de uiterste kop (tussen Bredensesteenweg en Vicognedijk) wordt duidelijk na de afbakening van de zeehaven.
3. OVERGANGSZONE STUIVERSTRAAT/GISTELSESTEENWEG: WONEN IN EEN GROEN KADER! In de omgeving van de Stuiverstraat, tussen de bebouwing en het geplande stadsrandbos, is er ruimte voor woningen en recreatie. Concrete voorstellen zijn: een uitbreiding van de sportterreinen; een bouwproject met woningen in het groen. Dit bouwproject situeert zich tussen de geplande uitbreiding van de sportterreinen en de Gistelsesteenweg; een aanzienlijk deel van de oppervlakte in dit bouwproject wordt voorzien voor groen als overgang tussen stad en stadsrandbos. Het project stelt een duidelijk afgewerkte grens aan het stedelijk gebied en markeert ook de overgang met het buitengebied. De recreatiezone is tegelijk ook de toegang tot het stadsrandbos.
4. OVERGANGSZONE SCHORREDIJK/TORHOUTSESTEENWEG: EEN AFGEWERKT POLDERFRONT! Het gaat hier over het gebied gelegen tussen Torhoutsesteenweg, Stene en de historische polders. Hier kan een kwalitatieve afwerking komen van het polderfront. Concrete voorstellen zijn: ruimte voor grootschalige kleinhandel aan de Torhoutsesteenweg. Enkel handel die niet in de binnenstad past hoort hier thuis. De ontsluiting en ook het beeld van de Torhoutsesteenweg kunnen zeker worden verbeterd; ruimte voor woningen en kleinschalige kantoren en vrije beroepen in een groene omgeving. Zo krijgt het polderfront hier een eigen gezicht; de uiterste grens is de Schorredijk.
80
2.5 CONCEPT STREEFBEELD STRATEGISCH PLAN HAVEN
1. Voorhaven met het Montgomerydok, het Zeewezendok, het Tijdok en het Visserijdok 2. Binnenhaven gelegen rondom de dokken achter de Demeysluis (het Vlot-, Hout-, Zwaaidok) 3. Achterhaven : de transport- en logistieke zone op Plassendale I 4. Achterhaven : de westelijke kanaalzone (industrie ten oosten van Doksluis, Plassendale Chemie en Plassendale II) 5. De Spuikom, minder van belang voor deze studie
KRACHTLIJNEN VAN EEN GEWENSTE ONTWIKKELING VOOR DE HAVEN VAN OOSTENDE De zeehaven behoudt en versterkt haar rol als poort en motor van de economische ontwikkeling in de omgeving, met als uitdagingen: de werkgelegenheid verhogen; de economische potenties van de haven maximaal valideren; een veilige Schengenhaven ontwikkelen (rekening houdend met de voorwaarden inzake grenscontroles), wat mogelijk gevolgen heeft naar de inrichting; de maritieme toegang maximaal benutten en optimaliseren; de intermodale ontsluiting verbeteren; de zeehaventerreinen selectief invullen, waarbij het complementair zijn met de andere zeehavens een troef kan zijn; de ontsluiting van de haven verbeteren; het aandeel van het openbaar vervoer in de bereikbaarheid verhogen; het gebruik van de fiets in het woon-werkverkeer stimuleren; de toeristisch-recreatieve mogelijkheden van de haven optimaal benutten. Streven naar een milieuvriendelijke haven, met als uitdagingen: de bestaande woonzones maximaal behouden; de verkeersoverlast, geur- en lawaaihinder en de visuele hinder beperken; een duurzaam en intensief ruimtegebruik nastreven. 81
De natuur- en ecologische infrastructuur binnen en buiten het zeehavengebied behouden en versterken, met als uitdagingen: de natuurlijke structuur in of in de nabijheid van het zeehavengebied behouden en versterken; de ecologische infrastructuur binnen het zeehavengebied behouden en versterken; de kustvogelbroedplaatsen instandhouden; het marien milieu behouden en versterken.
EEN VISIE OP DE TOEKOMSTIGE ONTWIKKLEING VAN DE HAVEN VAN OOSTENDE Het RSV selecteert de haven van Oostende, in samenhang met haar regionale luchthaven, als één van de “poorten” (of motor voor de economische ontwikkeling) van Vlaanderen. De verdere ontwikkeling van de haven is uitermate belangrijk voor Vlaanderen in het algemeen en de Oostendse regio in het bijzonder. Ze steunt op 4 pijlers: de ferrydiensten (vracht onder de vorm van roro, containers en in mindere mate passagiers); de containerdiensten; de cruise- en excursievaart; de bulk-general cargo vaart, waarbij zeemineralen, kleiproducten en ertsen naar voor worden geschoven als traditionele producten met groeicapaciteit. De ruimte is beperkt, zeker wat betreft de direct en dus snel maritiem ontsloten delen, waardoor de ruimte in de Voorhaven optimaal moet worden benut. Hetzelfde geldt voor het gebruik van de industrieterreinen op Plassendale. Deze ruimte moet in de eerste plaats worden gebruikt voor havenactiviteiten die de meeste kansen bieden, de grootste toegevoegde waarde genereren en een duurzaam karakter hebben. DE ROROTRAFIEK IS DE BELANGRIJKSTE PIJLER VAN DE HAVENACTIVITEIT IN OOSTENDE. DIE POSITIE WIL OOSTENDE BEHOUDEN EN VERSTERKEN. Belangrijke troeven daarbij zijn de ligging aan de kust, de vlotte bereikbaarheid van de roro-terminals via de weg en de afzetmogelijkheden in de EU. De containervaart, waar een schaalvergroting merkbaar is, vormt een ander aandachtspunt. Een aantal havens profileert zich als knooppunt, andere als aanvoerlijn van knooppunten. De Oostendse haven is zeer geschikt als aanvoerlijn voor kleinere containertrafieken. De haven werkt immers flexibel, snel, met lagere kosten en biedt een alternatief voor de aanvoer via de weg naar knooppunten als Rotterdam en Antwerpen.
82
Met de volgende 2 elementen houdt de toekomstvisie impliciet rekening: 1. EEN VERBETERING VAN DE HAVENTOEGANG, zodat de haven toegankelijk wordt voor grote schepen. Vooral voor roro-activiteiten en cruiseschepen is een verbeterde toegang een absolute voorwaarde voor de verdere commerciële uitbating van de haven; 2. DE BEPERKTE RUIMTELIJKE MOGELIJKHEDEN door de ingesloten ligging in het stedelijk weefsel en de omgevende polders. De havenontwikkeling blijft maximaal beperkt tot de voorlopige begrenzing. Dit betekent dat zeker Oosteroever, Kop van ’t Sas de KMO-zone langs de Brugsesteenweg en de woningen nabij de oostelijke grens van Plassendale II niet tot het havengebied horen.
CONCEPTEN VOOR DE TOEKOMST VAN DE OOSTENDSE HAVEN Belangrijke vragen waaraan de ontwikkelingsconcepten een antwoord proberen te geven, zijn: hoe kan er voldoende ruimte worden geboden aan de groeiende rorotrafieken op direct maritiem ontsloten locaties? Het beschikbare aanbod van ruimte in de Voorhaven is beperkt; hoe krijgen container- en bulktrafieken voldoende toekomstmogelijkheden rekening houdend met de schaalvergroting in de scheepvaart en de beperkte maritieme toegankelijkheid van de Binnenhaven en de Achterhaven?
WORDT VERVOLGD
…
83
2.6 AFBAKENING NATUURLIJKE STRUCTUUR: VEN 1° FASE WAT IS HET VLAAMS ECOLOGISCH NETWERK? Het VEN is een selectie van bestaande waardevolle en gevoelige natuurgebieden. Het streefdoel is zoveel mogelijk grote aaneengesloten gehelen natuur te vormen. Het VEN heeft voornamelijk tot doel natuur in Vlaanderen beter te beschermen, te herstellen en te ontwikkelen. Eigenaars en gebruikers van de natuurgebieden in het VEN krijgen daarom bijkomende middelen en mogelijkheden. DE EERSTE FASE VAN HET VEN GOEDGEKEURD. Vlaamse regering bakent 86.500ha natuurgebied af. De Vlaamse regering besliste op 18 juli 2003 over de definitieve afbakening van het eerste deel van het VEN. Het VEN staat voor 86.500ha platteland waar natuur en natuurbescherming de belangrijkste plaats innemen. De Vlaamse overheid trekt de volgende jaren jaarlijks 25 miljoen euro uit om binnen deze gebieden de natuur te bewaren en te herstellen en de bevolking optimaal van deze natuur te laten genieten. Eigenaars en gebruikers worden financieel gesteund om de doelstellingen van het VEN te bereiken. Eigenaars krijgen bovendien fiscale voordelen. Zo kunnen alle eigenaars van onbebouwde percelen binnen de afgebakende natuurgebieden genieten van vrijstelling van successierechten. Voor zonevreemde woningen of bedrijven en vergunde woningen en bedrijven in de onmiddellijke nabijheid van een VEN-gebied verandert er niets. VEN OP OOSTENDS GRONDGEBIED Afbakeningsplan van de Grote Eenheden Natuur en Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling: de Historische Polders van Oostende; de Poldergebieden tussen Oostende, Jabbeke en De Haan.
84
85
3. JURIDISCHE PLANNINGSCONTEXT 3.1 GEWESTPLAN OOSTENDE-MIDDENKUST De Stad Oostende is gelegen binnen het gewestplan ‘Oostende-Middenkust’, goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 26 januari 1977. Het gewestplan werd gedeeltelijk gewijzigd bij B.V.R. van 9 november 1994, 25 januari 1995 en 13 juli 2001. De gewestplanwijzigingen van 1994 en 1995 waren veeleer beperkt. De recente gewestplanwijzigingen bij B.V.R. van 13/07/2001 zijn omvangrijker.
86
3.2 BPA’S
De voor het gemeentelijk ruimtelijk structuurpan relevante BPA’s zijn deze die aanzienlijke wijzigingen of verfijningen aanbrengen t.o.v. de gewestplanbestemmingen en/of structuurbepalend zijn voor de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van de stad. • BPA 104: (in ontwerp) BPA ten behoeve van de renovatie van de woonbuurt Konterdam; • BPA 107: (in ontwerp) BPA ten behoeve van de woonuitbreiding van de Pr. Roselaan/Steensedijk (Mariakerke); • BPA 113.01: MB 16/01/2003 BPA ten behoeve van de realisatie van een multifunctionele sporthal, wonen en handel nabij het Mediacenter (Mariakerke); • BPA 114.03: (in ontwerp) BPA ten behoeve van de versterking van de cultuur- en toeristisch-recreatieve ontwikkeling in en rondom de Wellingtonrenbaan; • BPA 117: (in ontwerp) BPA ten behoeve van de verblijfsrecreatie in de TRP-zone Raversijde; • BPA 123.01: MB 20/08/2003 BPA ten behoeve van de renovatie van het woongebied ‘Oud Hospitaal’; • BPA 126B.01 (in procedure: CBS principiële aanvaarding 19/01/2004 en GR voorlopige aanname 26/03/2004) en 126B02: (in ontwerp) BPA ten behoeve van de herbouw- en renovatieprojecten en de reconversie van de publieke voorzieningen in het stadscentrum ; • BPA 131: MB 15/05/2003 BPA ten behoeve van de omzetting en differentiatie van Plassendale I van zone voor milieubelastende industrie naar zone voor logistieke bedrijvigheid, technologie- en wetenschapspark; • BPA 133: (in ontwerp) BPA ten behoeve van de omzetting en differentiatie van Plassendale III van zone voor dienstverlenende, ambachtelijke- en industriële bedrijvigheid; • BPA 135.01 en 135.02: beide goedgekeurd resp. bij MB 15/07/2002 en MB 07/10/2002 BPA ten behoeve van de uitbreiding van het sportcomplex (zone voor recreatie) in agrarisch gebied met landschappelijk waardevol karakter • BPA 140.01: goedgekeurd bij MB 17/11/2003 BPA ten behoeve van de reconversie van het voormalig ‘Militair Hospitaal’ tot woongebied 87
3.3 HET DUINENDECREET Enkele kustduinen werden reeds beschermd als natuurreservaat in uitvoering van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, hetgeen onder meer een bouwverbod impliceert. Ook het Minaplan 1990-1995 bevatte reeds een aantal bepalingen omtrent de duingebieden. Gezien het gebrek aan rechtskracht van deze beleidsbrief, en vermits tot dusver specifieke rechtsregels ontbraken, die toelieten dat kustduinen, die zich in een gebied bestemd voor gebruik als bouwgrond bevonden, beschermd werden tegen bebouwing, werd het duinendecreet aangenomen. Het executievebesluit dat de gebieden aanduidt, waarop dit decreet van toepassing is, is in werking getreden op 17 september 1993. Het is toepasselijk op de maritieme duinstreek en betreft een totale oppervlakte aan aldus beschermde kustduinen van 1069 hectaren. De bescherming krachtens het duinendecreet houdt een volledig bouwverbod in, ongeacht de stedenbouwkundige bestemming. De getroffen percelen worden als ‘beschermd duingebied’ of als ‘voor het duinengebied belangrijk landbouwgebied’ aangewezen. Het bouwverbod heeft betrekking op de werken die bouwvergunningsplichtig zijn. Het bouwverbod geldt echter niet voor verbouwing, herbouw of uitbreiding van bestaande landbouwbedrijven, voor zover deze werken geen wijziging van de landbouwbestemming tot gevolg hebben. Het bouwverbod geldt evenmin voor instandhoudingswerken aan gebouwen of woningen in de voor het duingebied belangrijke landbouwgebieden. In Oostende gaat het om twee gebieden: ter hoogte van Walraversijde-Raversijde en ter hoogte van het oud Fort Napoleon. Deze duingebieden grenzen beiden aan een duinengordel die reeds als reservaat is aangeduid op het gewestplan. In totaal gaat het om 12ha ‘beschermd duingebied’. ‘Voor het duingebied belangrijke landbouwgronden’ zijn geen gronden aangeduid.
3.4 RAMSAR-, HABITAT- EN VOGELRICHTLIJNGEBIEDEN Het betreft de afbakening van de speciale beschermingszones, namelijk de afbakening van zones van natuurlijke habitats en vogelsoorten in uitvoering van de Conventie van Ramsar en in uitvoering van Europese richtlijnen. De Ramsarconventie beoogt het behoud en duurzaam beheer van wetlands, met bijzondere aandacht voor de bescherming van de leefgebieden van watervogels. Voor de kust van Oostende en Middelkerke zijn de Vlaamse Banken als Ramsargebied afgebakend.
88
De habitatrichtlijn heeft als doel de biodiversiteit te behouden en de instandhouding én het herstel van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna die hiervan deel uitmaken. In de omgeving van Oostende betreft het: - de duinenstrook tussen Middelkerke en Raversijde; - de duinenstrook tussen Raversijde en Mariakerke; - de duinenstrook van de havengeul (Oosteroever) over Bredene tot De Haan; - de omgeving Zoute Kreek, Oude Straatkreek (zilte poldergraslanden gekoppeld aan kreken); - de omgeving Keignaertkreek, Kleine Keignaert (zilte poldergraslanden gekoppeld aan kreken); - de omgeving Zwaanhoek – Plassendale (reliëfrijk grasland). De vogelrichtlijn wil de instandhouding van alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten bevorderen. In de omgeving van Oostende zijn echter geen Vogelrichtlijngebieden afgebakend.
89
3.5 MONUMENTEN, LANDSCHAPPEN EN DORPSGEZICHTEN Beschermde monumenten Heden telt Oostende een zestigtal beschermde monumenten. De belangrijkste monumenten op stedelijk niveau zijn: • De infrastructuren en vervoersknooppunten met de “de Smet de Naeyerbruggen”, het Sluizencomplex en omgeving kanaal Brugge – Oostende, het Douanegebouw en het Stapelhuis aan de Oostkaai van het Vlotdok, het Koninklijk stapelhuis aan de Westkaai van het Vlotdok, het Station “Oostende-Kaai” en de Watertoren aan de Mercatorlaan 3; • De militaire relicten met de Batterijen Hundius en De Halve Maan, het Fort Napoleon, de Mortierbunker R633 en de Veldbatterij te Stene; • De kerken O.L.V.-ter-Duinen, de Oude Kapucijnenkerk wijk N547, de St.-Annakerken en de St.-Petrus en Pauluskathedraal; • De toeristisch-recreatieve en andere publieke voorzieningen zoals het Casino-Kursaal, de Mercator, de Wellington Hippodroom, de Koninklijke stallingen, de Koninklijke Gaanderijen, de Albert I-Promenade en het Postgebouw Hendrik Serruyslaan. Beschermde landschappen en dorpsgezichten Op het grondgebied van de stad Oostende zijn een aantal landschappen, stads- en dorpsgezichten beschermd. Het betreft: • Omgeving Fort Napoleon (beschermd landschap); • Wellington Hippodroom (beschermd stadsgezicht); • Omgeving O.L.V.-Ter Duinen (Mariakerke, beschermd dorpsgezicht); • Begraafplaats O.L.V.-Ter Duinen (Mariakerke, beschermd landschap); • Duin- en polderlandschap Raversijde (atlantic wall, beschermd landschap); • Dorpskom Stene (beschermd dorpsgezicht); • Kreek Grote Keignaert (Zandvoorde, beschermd landschap); • Creosoteerwerf (Oostende, beschermd dorpsgezicht); • Omgeving sluizencomplex (beschermd dorpsgezicht).
90
91
4. GEBIEDSSPECIFIEKE EN SECTORALE PLANNEN 4.1 BOVENGEMEENTELIJK GEBIEDSVISIE ZEEREEPDUIN OOSTENDE - DE HAAN De studie werd in 2000 uitgevoerd in opdracht van de administratie voor waterwegen en zeewezen en beoogde een geïntegreerd beleid uit te stippelen voor het beheer van de zeereepduin Oostende – Bredene – De Haan. Het studiegebied heeft betrekking op de “Oosteroever “ te Oostende, de “romp van de duinen” te Bredene, de Paelsteenpanne te Bredene en Spanjaardduin te De Haan. Als algemene visie voor de kust werd het beeld van ‘de ontspannen kust’ voorgesteld, wat erop neerkomt dat de aandacht gericht dient te worden op het goedmaken van zwakten, het vermijden van verloedering en verval, het wegwerken van leemten, het benutten van kansen en het uitzetten van bakens voor een beleid gericht op lange termijn. Vanuit planologisch en stedenbouwkundig oogpunt werden er voor de onderscheiden deelgebieden andere ontwikkelingsperspectieven geformuleerd. Voor het gedeelte gelegen op Oostends grondgebied gelden volgende richtlijnen: Op de “Oosteroever” zijn er mogelijkheden voor een stedelijke ontwikkeling ten zuiden van de duinen en voor de cultuurhistorische ontsluiting van het militair erfgoed gelegen in de duinen. Het toeristisch-recreatief medegebruik van de duinen is hier uitdrukkelijk aanwezig en is te koppelen aan de kansen om de duinen in zuidelijke richting te verbreden en de toegankelijkheid ervan te beperken tot de meest noodzakelijke ontsluitingen.
PROVINCIAAL STRATEGISCH BELEIDSPLAN VOOR TOERISME EN RECREATIE In het Strategisch Beleidsplan voor toerisme en recreatie aan de Kust werd vanuit het facet van de ruimtelijke planning en stedenbouw de aandacht gericht op geïntegreerde projecten die structuur- en beeldbepalend zijn voor de Kust. Initiatieven met betrekking tot het optimaliseren en vernieuwen van het bestaande toeristischrecreatief apparaat worden bij prioriteit gericht op de ruimtelijke structurele dragers van het gebied zoals het natuurlijk recreatief apparaat, de badplaatsen en dorps- en stadskernen en andere verblijfsruimten, de infrastructuren, de bovenlokale routes voor toeristisch-recreatief verkeer en op de beeldkwaliteit. Enkele voorbeelden van de hefboomprojecten opgenomen in dit strategisch plan zijn: Maritieme boulevard en balustrade, strandscènes en nachtelijke morfologie Het project heeft tot doel om, in samenwerking met de lokale en hogere overheden, werk te maken van de kwalitatieve herinrichting en het beheer van de kustverdedigingsinfrastructuur en de stranden op basis van een globale visie en strategie.
92
Cultuurboulevard / multicultureel lint / toeristisch-recreatieve strip De Koninklijke Baan herinrichten en opladen met meervoudig gelaagde betekenissen en gebruiksvormen in relatie met de contextuele potenties en condities. Oosteroever / Opex-XL te Oostende - Bredene Centraal staat in dit project het genereren, inhoudelijk en organisatorisch ondersteunen en bewaken van de kwaliteit van de herstructurering en de reconversie van de Oosteroever teneinde deze te integreren in zowel de ruimtelijke, economische, financiële als de sociale, culturele en mentale structuur van het stedelijk gebied Oostende en deze van het stedelijk netwerk de Kust.
93
OOSTENDS KREKENGEBIED
Ligging Het Oostends Krekengebied ligt op het grondgebied van de steden Oostende, Oudenburg en Gistel. Het beslaat 630ha. Het gebied wordt in het noorden begrensd door de A10 en de spoorlijn Brugge-Oostende; in het westen door de Gouwelozekreek en in het oosten en het zuiden door het kanaal Plassendaele-Nieuwpoort.
Beschrijving Het gebied bestaat voor een klein deel uit Oudlandpolders (Zwaanhoek) en voor een groot deel uit Nieuwlandpolders (Keignaertkreek, Zoute kreek). Om strategische redenen werden deze polders in de 16e eeuw overstroomd, waardoor een krekensysteem ontstond. Het studiegebied heeft 5 deelgebieden: de Zwaanhoek; de Grote en Kleine Keignaert; het gebied met de Zoutekreek, de Sluiskreek en de Straatkreek; de kleiputten van Snaaskerke; en het bosuitbreidingsgebied. De Zwaanhoek bestaat hoofdzakelijk uit graasweiden met een uitgesproken microreliëf als gevolg van vroegere uitveningen en door het uitbrikken van klei. Het landschap van de Grote Keignaert en de Zoutekreek is een afwisseling van weiden met microreliëf en akkers die doorsneden worden door de kreken. De putten van Snaaskerke zijn voormalige kleiontginningen.
94
Visie De Zwaanhoek is een weilandgebied, daarom zal worden getracht de aanwezige akkers terug om te zetten naar grasland. Op de lager gelegen stukken vinden we zilverschoongraslanden en dotterbloemhooilanden, vegetaties die grondwaterafhankelijk zijn. Een aangepast waterpeilbeheer in functie van deze vegetaties is wenselijk. Het Nieuwland ligt hoger dan het Oudland en het ligt ook dichter bij het afwateringspunt. Dit zorgt ervoor dat de gronden in het Nieuwland veel minder vochtig zijn. Kenmerkend voor dit landschap zijn de kreken: Grote en Kleine Keignaert, Zoutekreek, Sluiskreek, Straatkreek, ... De meeste oevers van de kreken waren vroeger weilanden. Om de kreken te herstellen zal een bufferstrook worden aangelegd langs de oevers, waarbij akkerland terug wordt omgezet naar grasland en rietland. In het Nieuwland komen nog twee deelgebieden voor waar gekozen is voor een grotere menselijke ingreep die het landschap volledig doet veranderen: de aanleg van een stadsrandbos. In stedelijke gebieden zoals Oostende is er immers een grote behoefte aan recreatiemogelijkheden in een bos. Er werd gekozen voor een stadsrandbos aan de zuidrand van de A10 tussen Oostende en Zandvoorde. Ook de kleiputten van Snaaskerke ogen niet meer als polders. Rond de plassen staan rietkragen en wat struiken. Dit gebied moet vooral worden ingericht in functie van fauna. De moeraszones met brede rietkragen kunnen worden uitgebreid door de oevers wat af te graven. Het krekengebied is een belangrijk gebied voor weidevogels en rietvogels. Voor weidevogels speelt een aangepast beheer een grote rol in het broedsucces. Door laantjes terug te ruimen en een aantal plassen te graven wordt het voedselaanbod en de nestgelegenheid vergroot. Voor rietvogels zijn vooral de buffers rond de kreken en waterlopen belangrijk.
Natuurinrichtingsproject STADSRANDBOS
Het is de bedoeling om een zone van 150ha op termijn om te vormen tot bos, met hier en daar open plekken met riet, water en graslandjes. De stad Oostende plant elk jaar bomen aan op een aantal percelen. De Vlaamse overheid draagt bij door een geluidswal, een wandelpad en een fietsverbinding te voorzien. Er komen paden in het bos die aansluiten op de polder en de fietsverbinding met Zandvoorde wordt verder aangelegd. Aan de rand van Zandvoorde is een speelbos voorzien, waar kinderen volop kunnen ravotten. Bij de aanleg van het bos wordt rekening gehouden met archeologische vindplaatsen. OEVERS Van een aantal kleinere waterlopen worden de oevers heringericht of geherprofileerd en de weideafsluitingen verplaatst. Zo kunnen sloot- en oeverplanten zich uitbreiden en daardoor zullen sloot- en rietvogels hier weer komen nestelen.
95
LUCHTLEIDINGEN EN VEEVANGCONSTRUCTIES Luchtleidingen worden ondergronds gebracht en in de plaats van de oude metalen veevangconstructies komen er houten veevangen. BUFFERS ROND KREKEN Kreken zijn kenmerkend voor het landschap in deze polder. Vaak lopen de akkers tot aan de rand van de kreek, zodat de oevers kapot gaan. Door bufferstroken met gras en riet te voorzien, zullen de oevers beter beschermd zijn en ontstaan er broedplaatsen voor riet- en weidevogels. UITKIJKPUNT Vanuit de nieuw te bouwen observatiehutten of -torens zullen wandelaars of fietsers de natuur en het landschap beter kunnen bekijken. Op infoborden komt uitleg over de dieren en de planten en over de vorming van de polders en kreken. OUDE CONSTRUCTIES Oude caravans, verlaten stallen en andere in onbruik geraakte constructies horen niet thuis in het polderlandschap en in natuurgebied. Ze zullen daarom worden afgebroken. GROENBUFFERS Om stallen, industrie en woonwijken wat meer aan het zicht te onttrekken worden groenbuffers voorzien. Ze kunnen bestaan uit hagen, knotbomen of hoogstambomen. Landbouwers zullen op vrijwillige basis aan erfbeplanting kunnen doen met een subsidie van de overheid. WATERPEILAANPASSING In de Zwaanhoek zal het waterpeil aangepast worden zodat planten en vogels er in ideale omstandigheden kunnen leven. LAANTJES EN POELEN Veel oude afwateringsgreppels zijn verland en dus verdroogd. Door deze laantjes uit te diepen kunnen bepaalde plantensoorten zich opnieuw ontwikkelen. In het voorjaar zullen de laantjes meer water bevatten en meer weidevogels aantrekken. In de nieuw gegraven poelen zullen kikkers en salamanders zich kunnen vestigen. Er worden alleen laantjes geruimd en poelen gegraven op percelen van de overheid of van Natuurpunt of in overleg met de eigenaar/gebruiker.
96
4.2 GEMEENTELIJK NIVEAU MOBILITEITSPLAN
Naar aanleiding van het afsluiten van een mobiliteitsconvenant is de stad Oostende gestart met de opmaak van een mobiliteitsplan. De opmaak van het mobiliteitsplan omvat drie fasen: de oriëntatiefase, de fase van opbouw van het plan en de beleidsfase. De oriëntatiefase en de opbouwfase met de uitwerking van een aantal scenario’s (synthesenota) zijn reeds uitgewerkt en goedgekeurd door de auditcommissie. Mede op basis van een stedelijk verkeersmodel wordt heden het beleidsplan afgewerkt. Het beleidsplan zal op 21 mei 2002 voor goedkeuring aan de auditcommissie worden voorgelegd. De operationele doelstellingen definiëren voor een aantal aspecten van de mobiliteitsproblematiek concrete streefwaarden. Op deze wijze is het mogelijk mobiliteitsscenario’s en ook specifieke initiatieven te toetsen op vlak van een aantal cruciale aspecten van de strategische doelstellingen. 1.
Een stabilisering van de autodrukte in de zone binnen de ringweg R31, met uitzondering van de hoofdtoegangsweg Verenigde Natiënlaan.
2.
Verhoging van het openbaar vervoergebruik met 100% voor verplaatsingen (som der motieven) van en naar het Oostendse stadscentrum, hierbij de stationsomgeving en de driehoek ‘Petit-Paris – Casino – Stadhuis’ inclusief. 97
3.
Voor het openbaar vervoer dient een ongehinderde doorstroming te worden gegarandeerd in 100% van de ritten, zowel tijdens dal- als tijdens spitsuren. Afhankelijk van het gewenste snelheidsregime is door De Lijn een gewenste trajectsnelheid6 bepaald: voor een snelheidsregime van 50 km/u dient een trajectsnelheid van 40 km/uur te worden bereikt, voor een snelheidsregime van 70 km/u is de trajectsnelheid op 55 km/u gesteld.
4.
Voor nader te definiëren stam-assen voor het openbaar vervoer te Oostende dienen bijzondere eisen te worden gekoppeld voor wat de halteafstand en de frequentie betreft.
5.
Verhogen van het fietsgebruik (inclusief de intermodale verplaatsingen fiets – openbaar vervoer) voor de verplaatsingen in het gebied binnen de ringweg R31 met 30%.
STRATEGISCH COMMERCIEEL PLAN
Eind jaren negentig heeft de stad Oostende haar Strategisch-Commercieel Plan opgemaakt met het oogmerk via een open, globale en integrale aanpak: • Een toekomstvisie uit te werken voor het handelsapparaat teneinde een nieuwe commerciële dynamiek in de stad te creëren; • De bestaande commerciële kernen aantrekkelijker te maken zodat de handelsactiviteiten er levensvatbaar blijven, ze versterkt worden en op termijn kunnen groeien; • De verplaatsing van commerciële functies naar de open ruimte buiten de stad af te remmen; • Verkommerde commerciële zones met groeikansen nieuw leven in te blazen en verwaarloosde commerciële panden te integreren in het commercieel beleid van de stad; • Het verruimen van het commercieel gebied met regionale en/of (inter)nationale uitstraling.
6 De gemiddelde trajectsnelheid wordt berekend door de afgelegde afstand te delen door de effectieve rijtijd; de wachttijd aan de haltes nodig voor het laten opstappen, betalen en/of afstappen van de reizigers telt dus niet mee.
98
GEMEENTELIJK NATUURONTWIKKELINGSPLAN Volgende landschapseenheden worden in het GNOP onderscheiden: Zee en strand Situeert zich langs de kustlijn, omvattende een lengte van 8,7km. Op bepaalde plaatsen bereikt het strand een breedte van 300m en wordt slechts gedeeltelijk onderbroken door de Havengeul. De natuurwaarde wordt voornamelijk gekenmerkt door de vele zeeorganismen langs de vloedlijn en de talrijke foerageerplaatsen voor zeevogels. Duinenlandschap Op het grondgebied kunnen drie vrij kleine duingebieden worden onderscheiden. De duinen tussen Middelkerke en Raversijde vormen een sterk voedselrijk complex van stuifduinen, het gebied is echter sterk aangetast door recreatie. Zeehaven De zeehaven is een sterk kunstmatig landschap. De overslaginfrastructuur, de pakhuizen, de ruimte, parkeerplaatsen en personen en de overslag- en opslagfunctie domineren het landschap. Polderlandschap • Nieuwlandpolder, gekenmerkt door percelen met dambordontsluiting (Snaaskerkepolder) • De Snaaskerkepolder valt op door zijn geometrisch patroon van percelen en wegenis. • Nieuwlandpolder, gekenmerkt door de aanwezigheid van kreken met rietvegetatie (Nieuw polder). • Middellandpolder, gekenmerkt door delen met ruilverkaveling (Westlandpolder). • Oudlandpolder, gekenmerkt door grillige perceelsgrenzen en weiden met microreliëf (Zwaanhoekpolder). Concrete doelstellingen in het kader van het algemeen natuurbeleid zijn: • • • • • •
Optimale toepassing van het bestaande wettelijk instrumentarium met betrekking tot natuur en landschap; Aanpak verontreiniging stranden; Aanpak illegale kampeerterreinen in het duinengebied; Maximale bescherming en natuurontwikkeling van het duinengebied; Bescherming, aanleg en onderhoud van bestaande kleine landschapselementen waaronder het verhogen van de natuurwaarden van de lijnvormige KLE’s; Verhogen van de natuurwaarde van het stedelijk groen.
Aan de hand van ecologische en landschappelijke criteria, overheidsbeleid, maatschappelijke haalbaarheid en wettelijke bescherming werd het volledige krekengebied als actiegebied voor het GNOP geselecteerd. Voor een aantal gebieden te Oostende voert de stad een beleid gericht op natuurbehoud en natuurontwikkeling. Deze gebieden zijn het Krekengebied, de Kalkaert, de Spuikom en het MariaHendrika Park. 99
Verder werken met bestaande wijkstructuurplannen Wijkstructuurplan Oud Hospitaal (2001) Het historische karakter van de wijk behouden en versterken. - Beperken van een verdere verticale verdichting van de wijk: het beperken van de bouwhoogte enerzijds en het tegengaan van de opsplitsing van de woningen anderzijds. Verticale verdichting door de toename van de bouwhoogte kan enkel in de rand van de wijk, langs de A.Pieterslaan en het Stadhuis. Het verder opsplitsen van de woningen moet worden beperkt tot maximaal 2 woongelegenheden per woning. Openbaar vervoer op loopafstand en troeven voor het traag verkeer. - Het doorgaand verkeer op de hoofdassen binnen de wijk moet worden geweerd door het aanduiden van een alternatieve route rond de wijk en de herinrichting van de assen met de nadruk op de verblijfsfunctie. Sluikverkeer moet worden vermeden door het invoeren van eenrichtingsverkeer. - De A. Pieterslaan vormt een stedelijke openbare vervoerscorridor en winkelboulevard. Uitgaand verkeer uit de wijk naar de A.Pieterslaan moet worden geweerd. - Het realiseren van bijkomende collectieve parkeervoorzieningen in de westelijke en oostelijke flank van de wijk, moet de druk op de wijk door de vele publieke voorzieningen in en om de wijk doen afnemen. Publiek domein als hefboom voor herwaardering. - De heraanleg van het openbaar domein en het uitwerken van een gewenste groenstructuur moet de wijk opnieuw aantrekkelijk maken. - De bereikbaarheid van de bestaande en her in te richten publieke ruimte moet worden geoptimaliseerd voor fietsers en voetgangers. Wijkstructuurplan Westerkwartier (1995?) Potenties voor kwalitatief wonen in de stad. - Behoud en articulering van de cultuurhistorische waarde van de tuinwijk. - Herstellen van de woonkwaliteit door sanering. - De woonfunctie is primair. Andere functies zijn ondergeschikt aan de woonbestemming, enkel langsheen de invalsassen tot het stadscentrum (Nieuwpoortse- en Torhoutsesteenweg) zijn andere functies als hoofdfunctie toegelaten. - Geen actieve recreatie aanwezig in de wijk, wel op loop- en fietsafstand. Passieve recreatie te integreren in openbaar domein en semi-publieke ruimten. Goede interne bereikbaarheid als kwaliteit. - Creëren van optimale condities voor het fietsverkeer in de wijk. - Vergroten van het comfort en de veiligheid van de voetgangers. - Aanpassen van de verkeersafwikkeling van de auto’s aan bovenstaande condities. - Contact met randwegen: beperken van de toegangen en beveiligen van de kruispunten. Interne knooppunten belangrijke schakels in functie van verkeersveiligheid. - Door de specifieke structuur van de wijk, een dambordpatroon, zijn het aantal knooppunten talrijk. Het gericht ingrijpen op deze knooppunten vormt een belangrijke schakel in het werken aan verkeersveiligheid. - Het accent bij de ingrepen ligt op de verbetering van de verblijfskwaliteit en de opwaardering van het beeld van de wijk.
100
Wijkstructuurplan Konterdam (2002) Het historische karakter van de wijk behouden en versterken. - Het kleinschalige karakter door het overwicht aan eengezinswoningen biedt kansen voor gezinnen met kinderen mits een aanvaardbaar comfortniveau, het ondervangen van de parkeerdruk en een attractieve en veilige woonomgeving. Samengaan van kwalitatieve ruimtelijke belevingswaarde en verkeersleefbaarheid. - De aanleg van het openbaar domein (pleinen en straten) moet het doorgaand verkeer duidelijk maken dat de verblijfsfunctie primeert op de verkeersfunctie en tegelijk een vlotte toegankelijkheid en bereikbaarheid (wonen en publieke voorzieningen) voor het plaatselijk verkeer garanderen. - Cruciaal is de heraanleg van de Zandvoordestraat als ruggengraat van de wijk. Dit veronderstelt het afremmen van doorgaand en zwaar verkeer en meer ruimte voor voetgangers en fietsers. Hiervoor moeten alternatieven worden gezocht. - Mogelijk alternatief: een omleidingsweg langsheen de Gouwelozekreek als industriële verzamelweg. Publiek domein als hefboom voor herwaardering. - De aanwezige publieke ruimte kwalitatief herinrichten, toegankelijk en bereikbaar maken voor fietsers en voetgangers en integreren in een lokaal netwerk van (groene) publieke ruimte voor de wijk. Een kwalitatief netwerk van publieke ruimte moet de wijk opnieuw aantrekkelijk maken. - De fysieke breuk (R31) met de rest van de stad herstellen voor fietsers en voetgangers door de aanleg van een ‘plein op 5 hoog’. De term ‘plein’ suggereert veeleer een ‘plek’ dan wel enkel een ‘link’. Wijkstructuurplan Vuurtorenwijk (1996) Ruimtelijke principes: - Wegwerken van fysieke barrières onder meer aan de Dr.E.Moreauxlaan; - Versterken van bestaande ruimtelijk kwaliteiten; - Relateren van de wijk met zijn begrenzende enclaves als de Oosteroever, de Spuikom en het potentiële parkbos; - Creëren van ruimtelijke zwaartepunten als kop van de Opex, centrum, schoolomgeving, groene wig; - Herinrichten van het collectief domein in functie van de verkeersveiligheid, het verblijfscomfort en de verbreding van de gebruiksmogelijkheden; - Verknopen van bestaande en nieuwe publieke voorzieningen.
101
WOONPLAN
SITUERING GEPLANDE PROJECTEN
Het woonplan bundelt de ambities van het stadsbestuur om tegen 2007 in overleg met de Vlaamse overheid en haar diensten, 1.000 bestaande sociale woningen te renoveren, 500 nieuwe sociale huurwoningen en 500 nieuwe woningen in de private sector te bouwen. Dit plan valt uiteen in twee verschillende deelaspecten die ieder op zich een aparte benadering en uitwerking vereisen: enerzijds het deelaspect ‘sociaal wonen’ en anderzijds het deelaspect ‘privaat wonen’. Het plan voor het wonen moet daarnaast ook getoetst worden aan diverse elementen die een andere wijze van aanpak kunnen bevatten. Deze elementen zijn onder meer: -
-
102
De beoogde doelgroepen; De wijze waarop bepaalde projecten kunnen gestimuleerd worden (zowel rechtstreeks door toelagen of onrechtstreeks door onder meer eigen impulsen te geven of door een herwaardering van het aanpalend openbaar domein of door realisatie van nieuwe open ruimten in dichtbebouwde zones, en dergelijke meer); De rol van de plaatselijke overheid in het geheel; De mogelijkheden op het vlak van ruimtelijke ordening, waarin niet alleen de stedelijke overheid maar zeker ook de bovenlokale overheden een rol te vervullen hebben; Het streven naar een evenwicht en een goede sociale mix; Het optimaliseren van de beperkte beschikbare financiële middelen, enz.
GABARIETENPLAN Het stadsbestuur wenst met de opmaak van een gabarietenplan, voor bepaalde gebieden in Oostende waar geen uitvoeringsplan van toepassing is, de te volgen gabarieten van de gebouwen vast te leggen teneinde een wildgroei te vermijden. In dit plan wordt het te volgen gabariet bepaald via de aanduiding van de bouwhoogte, de dakvorm van het hoofdgebouw, de bouwdiepte en de bezettingsgraad.
VILLAPLAN Met het Villaplan wenst het stadsbestuur de waardevolle en/of beeldbepalende gebouwen in Oostende te vrijwaren, in afwachting dat er voor de betrokken wijken een uitvoeringsplan wordt opgemaakt met daarin specifieke voorschriften ter bescherming van deze gebouwen. Op die manier kan het waardevol patrimonium nu reeds een zekere vorm van bescherming genieten.
JEUGDRUIMTEPLAN Het jeugdruimteplan behandelt een aantal concrete thema’s. Per thema worden de behoeften, de visie en bijhorende doelstellingen, de concrete acties en gevolgen voor de ruimtelijke ordening besproken. Volgende thema’s worden besproken: jeugdwerkinfrastructuur, openluchtcentrum Duin en Zee, t Bosjoenk, Ruimte voor spel, skaten, fuiven en repetities, SIF-projecten (cyberspace, speelbus, kinderboerderij), open ruimte en groenruimte. Belangrijk naar het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan toe is dat de relevante ruimtelijke behoeften worden geselecteerd en geïntegreerd in de gewenste deelstructuren en deelruimten.
103
104
1. WONEN 2. WERKEN 3. VERKEER EN VERVOER 4. NATUUR
PROGRAMMATISCHE CONTEXT
105
1. WONEN In het voorjaar van 2000 werd voor de stad Oostende een woningbehoeftestudie afgewerkt. In het GRS worden de belangrijkste aspecten uit voornoemde studie opgenomen.
1.1 ANALYSE VAN DE WONINGVRAAG Demografische schets Bevolkingsevolutie Het bevolkingsaantal te Oostende bleef nagenoeg continu afnemen tot in 1999. Men ontvluchtte de stad en zocht een nieuw onderkomen in de kleinere gemeenten van het arrondissement. De laatste jaren verloopt het bevolkingsaantal opnieuw in stijgende lijn. De wijken die hoog scoren wat betreft het aantal inwoners zijn: de wijken tussen de Leopold II laan en de Koninginnelaan; het Westerkwartier (ten westen van de Stuiverstraat); de Conterdam; buiten de stedelijke ringweg de wijken langsheen de Nieuwpoortsesteenweg, de wijken ten oosten van de Stuiverstraat en de Vuurtorenwijk. Uit de evolutie naar leeftijdsgroepen is af te leiden dat de stad haar jonge mensen verliest en meer en meer gekenmerkt wordt door een oudere bevolking. De natuurlijke aangroei binnen de stad Oostende neemt met de tijd steeds meer af. Reeds in 1981 is de natuurlijke aangroei hier negatief. Het migratiesaldo voor de stad Oostende was aanvankelijk negatief en is thans opnieuw negatief. In 1981 en 1991 kende de stad een positief migratiesaldo. De procentuele aangroei in de stad Oostende stijgt tot in 1991, nadien krijgt het een flinke deuk en is thans negatief. De grootste dichtheden komen voor in de historische binnenstad (ten oosten van de Koninginnelaan), in het Westerkwartier en in de Vuurtorenwijk.
106
Evolutie van de gezinnen Het aantal gezinnen neemt tussen 1970-1981 sterk toe, tussen 1981-1991 is de toename het grootst, tussen 1991-1997 stagneert het aantal gezinnen. Het grootste aandeel gezinnen situeert zich ten oosten van de Koninginnelaan in de wijken tussen de as Koningstraat/Van Iseghemlaan en de as Kaïrostraat/Leopold III laan; in het Westerkwartier (ten westen van de Stuiverstraat); buiten de stedelijke ringweg springen de wijken rond de Nieuwpoortsesteenweg en de Vuurtorenwijk in het oog. De groei van het aantal gezinnen ligt het hoogst binnen het kustfront (stedelijke strip tussen strand en Nieuwpoortsesteenweg, Raversijde inclusief); binnen de stedelijke ringweg de wijk Meiboom (ten zuiden van het Maria-Hendrikapark); buiten de stedelijke ringweg de wijken tussen de Nieuwpoortse- en Torhoutsesteenweg, de wijken ten oosten van de Stuiversstraat en het noorden van de Vuurtorenwijk. De gezinnen naar leeftijdsgroepen -de jonge gezinnen (-35jaar), de middengroep (35-65jaar) en de oudere gezinnen (+65jaar)- tonen specifieke ruimtelijke concentraties. Een concentratie van jonge gezinnen is terug te vinden in het Westerkwartier (ten oosten van de Stuiverstraat); binnen de driehoek Torhoutsesteenweg/Stuiverstraat; in de Meiboom en in de Vuurtorenwijk. De middengroep komt geconcentreerd voor buiten de stedelijke ringweg in de wijk ten westen van de Torhoutsesteenweg en in het gebied tussen de Torhoutsesteenweg, de stedelijke ringweg en de A10 en in Zandvoorde. Een concentratie van oudere gezinnen is in dezelfde gebieden terug te vinden als de middengroep. De afname van de grootte van de gezinnen is een algemene tendens. De één- en tweepersoonsgezinnen vormen het grootste aandeel te Oostende. De gemiddelde gezinsgrootte is het grootst buiten de stedelijke ringweg in de wijken ten oosten van de Stuiversstraat en in het westen van de dorpskern Zandvoorde; en het laagst binnen de historische binnenstad en binnen het kustfront.
107
1.2 ANALYSE VAN HET HUIDIGE WONINGAANBOD ALGEMEEN Bewoonde woningen In de stad Oostende groeit het aantal bewoonde woningen tussen 1970-81 en 1981-91 respectievelijk met 9% en 6,2%. Volgens de meest recente cijfers blijkt dat tussen 1992-2002 het aantal bewoonde woningen met 3.727 eenheden of 14,8% is toegenomen. Leegstand De historische binnenstad (ten oosten van de Koninginnelaan) en de 19e-eeuwse gordel (tussen Koninginnelaan en Elisabethlaan) worden het meest geconfronteerd met problemen van leegstand, verwaarlozing en onbewoonbaarheid. Buiten de stedelijke ringweg (Elisabethlaan) is de leegstand relatief hoog langsheen de historische invalswegen (Nieuwpoortse- en Torhoutsesteenweg). Dit wordt mede veroorzaakt door het vanuit de stedenbouw opgelegde aantal bouwlagen. In de toekomst mag worden verwacht dat zich hier meer en meer verbouwingsnoden zullen stellen. Het beleid zal dit moeten ondersteunen, om een optimale herwaardering van het bestaande woningpatrimonium mogelijk te maken. In de historische binnenstad zijn de omgeving Van Iseghemlaan, de omgeving Jozef II straat, de Sint-Paulusstraat, het Sint-Petrus en Paulus plein, de omgeving Wellingtonstraat, de Muscarstraat, de omgeving Kaïrostraat en het F. Van Maestricht plein gekenmerkt door hoge concentraties. Binnen de 19e-eeuwse gordel springen de wijken langsheen de Nieuwpoortse- en Torhoutsesteenweg in het oog meerbepaald de omgeving tussen de Nieuwpoortsesteenweg en de Timmermansstraat en de omgeving tussen de Torhoutsesteenweg en de Tarwestraat. Nieuwbouw en verbouwingen De cijfers van de Stad tonen dat er tussen 1993 en 1996 zo’n 1019 nieuwe één- en meergezinswoningen zijn bijgekomen. Gemiddeld is dit ongeveer een 255 woningen per jaar. De verhouding tussen het aantal nieuwe woningen door nieuwbouwprojecten en het aantal nieuwe woningen door verbouwingsprojecten is relatief constant. De verhouding is afwisselend respectievelijk 70% tegenover 30% en 75% tegenover 25%. Het aantal verbouwingen ligt relatief laag voor een historisch gegroeide stad als Oostende. De structurele verbetering en renovatie van woningen is tot op heden vrij beperkt. Dit betekent dat naar de toekomst toe mag worden verwacht dat hierdoor de leegstandsproblemen kunnen toenemen.
KWALITEIT VAN DE WONINGEN EN DE WOONOMGEVING Om enigszins voeling te krijgen met de kwaliteit van de woningen en de woonomgeving binnen de stad wordt respectievelijk ingezoomd op de ouderdom van het patrimonium, de grootte van de woning, het aantal vertrekken en de gerieflijkheden in de woning en op de ruimtelijke spreiding van het auto- en tuinbezit in de stad. 108
Het bekijken van het garage- en/of tuinbezit, is van belang voor het formuleren van maatregelen in functie van de aanpak van de openbare ruimte. Op die manier kan de kwaliteit van het stedelijke wonen worden verbeterd, kunnen gebiedsgerichte maatregelen voor de aanpak en inrichting van de openbare ruimte worden geformuleerd. Voorbeelden naar tuinfaciliteiten toe zijn het ontwerpen van collectieve voorzieningen, speel- en sportvelden. De aanpak van de randstedelijke (groen)gebieden kan hier een belangrijke rol gaan spelen. Historische binnenstad (stadsdeel ten oosten van de Koninginnelaan) Ten oosten van de Leopold II laan vormt het lage comfortniveau het grootste probleem van het woningpatrimonium. Ten westen van de Leopold II laan (wijk Oud-Hospitaal en Petit-Paris) wordt het woningpatrimonium gekenmerkt zowel door een hoge ouderdomsfactor als een laag comfortniveau. Ook binnen de stationsbuurt gekend als de Hazegraswijk stellen zich de beide problemen. De problemen binnen de woonomgeving worden voornamelijk veroorzaakt door bereikbaarheids- en parkeerproblemen en door het ontbreken van optimale relaties tussen het wonen en de openbare ruimte als parken en pleinen. 19e-eeuwse gordel (stadsdeel tussen Koninginnelaan en stedelijke ringweg) Binnen het Westerkwartier, de Meiboom en Konterdam wordt het woningpatrimonium gekenmerkt zowel door een hoge ouderdomsfactor als een laag comfortniveau. De problemen binnen de woonomgeving moeten voornamelijk worden bekeken vanuit het compacte stadsweefsel en vanuit het beperkte garage- en tuinbezit. De kwaliteit van de openbare ruimte heeft een voorname rol in functie van de leefbaarheid van het wonen. Stedelijke periferie (stadsdeel buiten stedelijke ringweg) Problemen wat betreft een hoge ouderdomsfactor en een laag comfortniveau komen voornamelijk voor in de wijken langsheen de invalswegen. Langsheen de Nieuwpoortsesteenweg zijn dit de wijk Mariakerke en de Nieuwe Koerswijk. Langsheen de Torhoutsesteenweg situeren de problemen zich binnen de langsbebouwing. Ook binnen de dorpskern Stene stellen zich beide problemen. De wijken waar enkel het lage comfortniveau parten speelt is het gebied tussen de Elisabethlaan, de Seringen-, Chrysanten- en Stuiverstraat. De problemen binnen de woonomgeving moeten voornamelijk worden bekeken vanuit het gebrek aan structuur binnen de openbare ruimte. Oosteroever en omgeving Spuikom In de Vuurtorenwijk wordt het woningpatrimonium gekenmerkt zowel door een hoge ouderdomsfactor als een laag comfortniveau. In het noorden van de Vuurtorenwijk speelt alleen het lage comfortniveau parten. De problemen binnen de woonomgeving moeten in de Vuurtorenwijk worden bekeken vanuit het compacte stadsweefsel en het beperkte garage- en tuinbezit. De kwaliteit van de openbare ruimte heeft een voorname rol in functie van de leefbaarheid van het wonen. In het noorden van de Vuurtorenwijk moeten deze worden bekeken vanuit het gebrek aan structuur binnen de openbare ruimte. Randstedelijke enclaves Binnen het oostelijke deel van het polderdorp Zandvoorde stelt zich zowel het probleem van een hoge ouderdomsfactor als van een laag comfortniveau. 109
Het westelijke deel wordt net zoals in het kustdorp Raversijde gekenmerkt door een laag comfortniveau. De kwaliteit van de woonomgeving moet binnen beide dorpen worden verbeterd in relatie met het omliggende open landschap.
AANBOD NAAR TYPE/SECTOR/EIGENDOMSTRUCTUUR VT 1991: 32.430 gezinnen = woningaanbod Type woning - eengezinswoning Sector
Eigendomsstructuur
Procentuele verhouding 42%
-
appartement sociale bouwmaatschappij
57% 9%
-
sociale kavels
1%
-
privaat initiatief eigenaar
90% 48%
-
huurder
50%
Het streven naar een diversificatie van het woningaanbod waarbij wordt geanticipeerd op de demografische processen die op termijn nieuwe behoeften zullen creëren (kleinere woningen, woningen voor senioren,…) vormt een belangrijke uitdaging. Uit voorliggend onderzoek blijkt dat er een gebrek is aan grondontsloten woningen. Het aandeel woningen en kavels binnen de sociale sector is tot op vandaag zeer beperkt. Uit voorliggend onderzoek blijkt dat het aandeel lagere inkomensgroepen onder de Oostendse bevolking relatief hoog ligt. Mettertijd moet een groter woningaanbod binnen de sociale sector kunnen worden gecreëerd; een meer realistische verhouding tussen de sociale en private woningmarkt die beantwoordt aan de bevolkingssamenstelling van de stad. De huidige eigendomstructuren vertonen een nagenoeg gelijke verhouding van eigenaars en huurders in de stad. Deze gelijke verhouding kan gehandhaafd blijven.
1.3 ANALYSE VAN HET POTENTIEEL WONINGAANBOD De inventaris van de onbebouwde percelen, toestand 01.01.1997, voor de stad Oostende telt 1.306 percelen die onbebouwd zijn. Na terreinbezoek, toestand 01.07.1999, blijkt dat enerzijds een deel van deze percelen reeds is aangesneden en anderzijds een deel niet meer in aanmerking komt om nieuwe woningen op te realiseren. Het aantal onbebouwde percelen effectief bruikbaar voor nieuwe woningbouw is gereduceerd tot zo’n 537 percelen. Belangrijk is dat site per site wordt gekeken of dat een verdere verdichting van en inbreiding in het stedelijke weefsel wel wenselijk is. De kwaliteit van woning en woonomgeving is van een te groot belang, wil men het tij van een verdere stadsvlucht doen keren en het stedelijk wonen terug aantrekkelijk maken. Binnen een aantal sites zal het dan ook veeleer wenselijk zijn deze nog onbebouwde ruimte in te zetten voor de optimalisering en uitbreiding van de openbare ruimte (pleinen en parken), ter verbetering van de kwaliteit van het huidige wonen en de huidige woonomgeving (cfr. Vuurtorenwijk) enerzijds, en delen van de bestaande bebouwde ruimte te vrijwaren voor verticale verdichting anderzijds. 110
Binnen het randstedelijk gebied is de beschikbare woonruimte in het polderdorp Zandvoorde recent benut. Vanuit stedelijk perspectief, in het opzicht van de afwerking van het randstedelijk gebied, is ook de ontwikkeling van’t Baanhof denkbaar. Het Baanhof gelegen tussen Stuiverstraat en Gistelsesteenweg is, zoals voorzien in het afbakeningsproces, aan te wenden voor de ontwikkeling van nieuwe woningen. Voor deze zone is bepaald dat naast een overgang naar het stadsrandbos ook minimum 200 woongelegenheden moeten kunnen worden gerealiseerd.
1.4 TAAKSTELLING WONEN Taakstelling 1992-2007 Het stedelijk gebied beleid steunt op het voeren van een aanbodbeleid inzake ruimte voor bijkomende woongelegenheden. Daarom worden vanuit het Vlaamse Gewest voor het regionaalstedelijk gebied taakstellingen inzake bijkomende woningen vooropgesteld. Deze taakstelling kan echter niet worden opgevat als een verplicht aantal te realiseren woongelegenheden binnen het stedelijk gebied. Er moet verder worden onderzocht in hoeverre deze taakstelling op kwalitatieve wijze kan worden opgenomen in het gebied. De taakstelling woningbouw voor alle stedelijke gebieden in de provincie West-Vlaanderen bedraagt 33.053 à 33.979 bijkomende woongelegenheden. In het arrondissement Oostende is er een behoefte aan 10.377 bijkomende woongelegenheden volgens de prognoses uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. De taakstelling voor het regionaalstedelijk gebied Oostende op basis van beide scenario’s is opgenomen in volgende tabel. Taakstelling stedelijk gebied Oostende 1992-2007 Scenario 1: doorrekening niveau provincie Scenario 2: doorrekening niveau arrondissement
7.331 7.780
Deze taakstelling behelst de planperiode 01/01/1992 tot 01/01/2007. Het intussen gerealiseerde aantal woningen moet worden in rekening gebracht, om te weten voor hoeveel bijkomende woongelegenheden ruimte moet worden gezocht in het stedelijk gebied Oostende. Actualisatie taakstelling Recent werd binnen de studie omtrent de afbakening van het regionaalstedelijk gebied Oostende de taakstelling omtrent het wonen geactualiseerd. In de laatste bespreking van het projectteam werd beslist te kiezen voor de taakstelling volgens hypothese 2+. In deze hypothese worden Oostende, Bredene, Middelkerke en Raversijde vooropgesteld om de taakstelling waar te maken, Leffinge en Zandvoorde worden niet langer meegenomen. Taakstelling stedelijk gebied Oostende 2002-2007 Bijgekomen gezinnen 1991-2000 Scenario 1: doorrekening niveau provincie Scenario 2: doorrekening niveau arrondissement
2.121 5.210 5.659
111
2. WERKEN 2.1 ALGEMEEN Tewerkstelling (1998) Op basis van gegevens van de NIS-volkstellingen van 1981 en 1991 en statistische gegevens van ‘98 kunnen voor wat de tewerkstelling betreft volgende conclusies getrokken worden voor Oostende: − De tewerkstelling is in Oostende tussen 1980 (28.454) en 1998 (24.995) met ongeveer 12% afgenomen. Dit is meer dan op West-Vlaams niveau waar de tewerkstelling met een zeer lichte daling nagenoeg gelijk is gebleven terwijl op Vlaams niveau de tewerkstelling met 9% gedaald is. − De verdeling over de verschillende sectoren (primair, secundair en tertiair) bedroeg in 1981 respectievelijk 1,6%; 18% en 81%. Deze verdeling is in 1998 geëvolueerd naar 0,6%; 17% en 82,5%. − De evoluties op Vlaams niveau spelen zich ook op het niveau van de stad af. In de periode 1981-1991 daalt de tewerkstelling en is een sterke tertiairisering vast te stellen die tot op vandaag aanhoudt. De toename van de tertiaire sector speelt zich ook binnen Oostende af, maar niet in zo’n sterke mate. Het aandeel tewerkgestelden in de primaire en secundaire sector blijft wel dalen ten voordele van de tertiaire sector. − De evolutie in de visserijsector is ongunstig. Hierbij kan onder meer worden verwezen naar de terugloop van het aantal vissersschepen met Oostende als thuishaven en naar het dalend aantal vissers. − De secundaire sector is zwak aanwezig. De industrialiseringsgraad is er thans de laagste van alle Vlaamse arrondissementen en is beduidend lager dan het Belgische gemiddelde. De renovatie van de haven van Oostende en de potenties rond de luchthaven kunnen impulsen geven aan de ontwikkeling van de secundaire sector. − Het aandeel tewerkgestelden in de tertiaire sector ligt zeer hoog in vergelijking met de omliggende niet-kustgemeenten en het gemiddelde voor West-Vlaanderen (58%). De groei van de werkgelegenheid in de dienstensector was in het arrondissement Oostende niettemin lager dan deze in West-Vlaanderen en het rijk. − De arbeidsbalans of werkgelegenheidscoëfficiënt van Oostende is hoog (99) in vergelijking met het arrondissement Oostende (73) of het West-Vlaams gemiddelde (83). Werkloosheid Volgens cijfers van de VDAB (mei 2002) is het aantal niet werkende werkzoekenden in de stad Oostende 2.897 en in het Arrondissement Oostende 4.720. Voor de stad betekent dit een stijging van 3% t.o.v. vorig jaar. De werkloosheidsgraad ligt in de stad Oostende op 10,49% en in het Vlaams Gewest op 6,25%. De werkloosheidsgraad van Oostende kende een stijging van 0,23% t.o.v. vorig jaar.
112
2.2 PRIMAIRE SECTOR Kengetallen landbouwbedrijvigheid Op 15 mei 1996 telde Oostende 48 land- en tuinbouwbedrijven. De hoeveelheid cultuurgrond omvat slechts 980ha of 26% van het grondgebied, in vergelijking met gemiddeld 60% in het arrondissement en 68% in de provincie. De hoeveelheid akkerland en tuinbouw bedraagt 531ha (14%) en de hoeveelheid grasland 450ha (12%) op een totale oppervlakte van 3.772ha. Een duidelijker beeld met betrekking tot de landbouwstructuur bekomt men wanneer men de verschillende cultuurgronden in verhouding brengt met de totale beschikbare oppervlakte aan cultuurgrond. Voor Oostende betekent dit 45% grasland in vergelijking met gemiddeld 40% in het arrondissement en 38% in de provincie en 54% akkerland en tuinbouw in vergelijking met gemiddeld 59% in het arrondissement en 62% in de provincie. De evolutie van het grondgebruik toont dat tussen 1986-1996 84ha onbebouwde ruimte is afgenomen ten voordele van onder andere woningen, ambacht en industrie. Het bosareaal in Oostende bedroeg in 1986 amper 2ha, hetzij 0,05% van de totale gekadastreerde oppervlakte van de gemeente. In 1996 is deze 2ha nagenoeg verdwenen. De evolutie die zich tussen ‘86-’96 afspeelde, zette zich eveneens voort tussen ‘96-’99. Bedrijfsstructuur De gemiddelde bedrijfsgrootte situeerde zich te Oostende in ‘83 tussen de 11ha7 en meer per bedrijf. Het gemiddelde op het niveau van het Vlaams Gewest bedroeg 9ha. Volgens de landbouwtellingen8 van 1996 blijkt dat de gemiddelde bedrijfsgrootte op Vlaams niveau is geëvolueerd naar 15,6ha uit het oogpunt van rendabiliteit. De trend van schaalvergroting zet zich tevens op gemeentelijk niveau voort. De gemiddelde bedrijfsgrootte bedraagt in Oostende 21ha in vergelijking met gemiddeld 19ha in het arrondissement. De totale bewerkte oppervlakte en het aantal bedrijven zijn afgenomen. Vooral de kleine bedrijven zijn verdwenen. Wat de bedrijfsopvolging betreft, stellen zich ook hier problemen. Bijna de helft van de landbouwers beschikken niet over een mogelijke bedrijfsopvolger. Bodemgeschiktheid In het kader van de sectorstudie Land- en Tuinbouw, opgesteld ten behoeve van de Ontwerpstructuur Kustzone, werden uitgaande van de Bodemkaart van België bodemgeschikt heidskaarten opgemaakt. Hieruit blijkt dat nagenoeg het volledige grondgebied van Oostende in klasse 1 wordt ingedeeld, wat wil zeggen zeer geschikt met meer dan 90% van de optimale opbrengst, met uitzondering van de geulgronden gelegen in de historische polders en de uitgeveende en uitgebrikte gronden. Alleen de duinengordel is niet geschikt voor agrarische toepassingen.
7 8
Stichting Plattelandsbeleid VZW, Leuven 1986 Min. van Economische zaken, Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS), Statistiek van de bodembezetting
113
Meer specifiek voor de diverse poldergebieden: − De oudlandpolders zijn geschikt voor akkerbouw en grasland. − Alle bodemtypes van de middellandpolders zijn zeer geschikt voor grasland. De overdekte kreekruggronden, dekkleigronden en poelgronden zijn geschikt tot zeer geschikt voor akkerbouw. − Binnen de historische polders zijn de kleiplaatgronden geschikt tot zeer geschikt voor akkerbouw en grasland. De geulgronden zijn matig tot minder geschikt voor akkerbouw en grasland. Toekomstperspectieven Uit een vergelijking tussen de bodembestemming en het actuele bodemgebruik blijkt dat voor de woongebieden nog maar slechts enkele bestemmingen niet gerealiseerd zijn. De nog niet gerealiseerde industriegebieden en transportinfrastructuur beslaan nog vrij grote oppervlakten die momenteel grotendeels als landbouwzone in gebruik zijn.
2.3 SECUNDAIRE SECTOR Situatieschets De zone voor milieubelastende industrie wordt voor het grootste gedeelte ingepalmd door de zeehaven van Oostende. Hiervan is ongeveer 350ha ingenomen en een 200ha braakliggend. De transportzones en logistieke parken zijn in de directe omgeving van de havens te situeren. Een afbakeningsplan zal moeten aangeven welke delen voor zeehavengebonden activiteiten en welke delen als toekomstig regionaal bedrijventerrein in aanmerking komen. Er bevindt zich één zone voor KMO’s, aanpalend aan de Oostendse luchthaven, met een ontsluiting naar de Torhoutsesteenweg (N33). De in ontwikkeling zijnde zone voor luchthavengebonden industriebedrijven is momenteel nog grotendeels landbouwgebied. Tussen de Kromme Elleboog en de Duinkerkseweg situeert er zich een hoge concentratie aan baanwinkels langs de N33. Tewerkstelling Het aandeel van de tewerkstelling in de secundaire sector in Oostende is veeleer laag. Er is momenteel zelfs een gebrek aan industriële tewerkstelling. Het hoge aandeel van de tewerkstelling in de tertiaire sector daarentegen is typerend voor een toeristische stad als Oostende. Het is nodig het aanbod van de tewerkstelling binnen de secundaire sector te vergroten. Volgende twee aspecten zijn hiervoor van belang: het voorzien van ruimte voor industrie en de verdere uitbouw van de haven. De krijtlijnen voor de industriële vernieuwing van de Oostendse regio zijn ondertussen uitgezet9. Het toerisme, de visserij en de luchthaven ontbreken nog in deze beleidsnota. Zo gauw hier meer gegevens over gekend zijn kunnen deze in het GRS worden verwerkt.
9
Een Industriële toekomst voor Oostende, Beleidsnota, december 2000
114
Toekomstperspectieven Ontwikkeling van de voorhaven De activiteiten in de voorhaven zijn: ferry-diensten, cruise- en excursievaart en bulk-cargo vaart. De ontwikkeling van de voorhaven en haar activiteiten is afhankelijk van de beschikbare infrastructuur. In de scheepvaart en kustvaart is een algemene trend naar schaalvergroting. Een eerste vereiste is dat de haven van Oostende toegankelijk wordt gemaakt voor schepen van +/- 200m. Dit veronderstelt een nieuwe haventoegang. Daarnaast is er nood aan bijkomende landoppervlakte. Herinrichting van de binnenhaven De binnenhaven vormt de toegangspoort naar de achterhaven. De activiteiten in de binnenhaven situeren zich voornamelijk in de overslag van water op weg- en spoorvervoer. Ontwikkeling van de bedrijventerreinen Plassendale Plassendale 1: het gebied is 35ha groot. Drie bedrijventypes komen er in aanmerking: scheepswerven, watergebonden bedrijven en industriële en logistieke ontwikkelingen. Plassendale 1 moet op 6 jaar tijd goed zijn voor minimum 800 tewerkstellingsplaatsen. Het gebied is multimodaal ontsloten. Plassendale 2: deze zone is 16ha groot en kan uitgebreid worden op het grondgebied van Oudenburg met zo’n 3ha. Twee bedrijventypes komen er in aanmerking: transportbedrijven en constructiebedrijven. Het gebied moet op termijn werk kunnen bieden aan 400 mensen. Plassendale 3: het gebied is 29ha groot Het gebied komt door de goede zichtlocatie en vlotte bereikbaarheid in aanmerking voor moderne groeiindustrieën als informatie- en communicatietechnologie, biotechnologie, lifestyle producten en research en ontwikkeling. Plassendale 3 moet op 6 jaar tijd 1000 arbeidsplaatsen creëren. De vestiging van Telindus is hier het eerste voorbeeld. Plassendale 4: het gebied is 18ha groot. Het gebied bestaat uit 2 subgebieden goed voor kleinere productiebedrijven en de verdere uitbreiding van logistieke bedrijven, bouwbedrijven en recyclageactiviteiten. Het moet op termijn zo’n 300 arbeidsplaatsen opleveren. Plassendale Chemie: de huidige chemische site omvat ruimte en mogelijkheden voor het aantrekken van nieuwe activiteiten in de sector van de chemie. Op termijn moet de site terug groeien naar 500 arbeidsplaatsen. Het gebied heeft een zeer goede ontsluiting naar de verschillende vervoersmodi: weg, spoor en water. Project “Kromme Elleboog” In de gewestplanwijziging is een zone van 14,3ha aangeduid met als bestemming regionaal bedrijventerrein met openbaar karakter. Het situeert zich langs de Torhoutsesteenweg tegenaan de bocht “Kromme Elleboog”.
115
2.4 TERTIAIRE EN KWARTAIRE SECTOR Handel Socio-economische gegevens Oostende scoort hoog als handel- en dienstengemeente wat betreft overheid, onderwijs, gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening. De stad heeft zowel een commerciële, administratieve, culturele, als toeristisch-recreatieve functie. Dit uit zich duidelijk in de werkgelegenheid: 21.140 jobs in de tertiaire sector versus 2.732 jobs in de industrie, 873 jobs in de bouw en 180 jobs in de landbouw en visserij. Binnen de stad Oostende bedraagt het aandeel van het personeel werkzaam in de handel en de verkoop ongeveer 13%. Dit is iets minder dan in andere kustgemeenten zoals Koksijde, De Haan, Nieuwpoort en Middelkerke maar iets meer dan in Bredene. Op basis van de gegevens van de studie/enquête met betrekking tot de kleinhandel te Oostende, uitgevoerd door de Verenigde Handelaarsbonden (mei 1997) en RSZ gegevens, kunnen volgende conclusies genomen worden: Handel in ruime zin − De handel in ruime zin betekent een inkomensbron voor 5.000 mensen in Oostende : 3.250 werknemers en 1.750 zelfstandigen (zelfstandigen in bijberoep niet meegerekend ). De verhouding tussen zelfstandige en loontrekkende werkgelegenheid in de handel is 1 op 2. − 1 op 7 werknemers in Oostende is tewerkgesteld in de sector handel (ruime zin), tegenover 1 op 10 in de horeca (2.100 jobs). Kleinhandel − Oostende behoort tot de 10 belangrijkste steden in Vlaanderen inzake de werkgelegenheid in de kleinhandel. In West-Vlaanderen scoort alleen Brugge als handelscentrum hoger. − Minimum 3.750 mensen in Oostende putten een inkomen uit de kleinhandel (2.500 werknemers + 1.250 zelfstandigen). − 4 op 10 zelfstandigen in Oostende zijn actief in de handel (ruime zin) waarvan 3 op 10 actief in de kleinhandel. − Tewerkstellingsstructuur kleinhandel: 60% verkoop 20% arbeiders 20% administratie en boekhouding − Een kleinhandelszaak is en blijft een familiebedrijf bij uitstek. Ongeveer 1 op 2 zelfstandige uitbaters wordt voltijds (80%) of deeltijds (20%) in de zaak bijgestaan door een meewerkende echtgen(o)t(e). 1 op 4 uitbaters kan rekenen op de hulp van een familielid (waarvan 55% als zelfstandig helper en 45% als loontrekkende). − Door de geringe(re) schaalgrootte van de ondernemingen vertegenwoordigt het belangrijkste segment van de werknemers de “lager” geschoolden (= de werknemers met een diploma lager onderwijs als HOBU en universitair onderwijs) die tevens de belangrijkste categorieën werkzoekenden vormen in Oostende.
116
Spreiding van het handelsapparaat Gebied Centrumgebied Invalsassen Torhoutsestwg Nieuwpoortsestwg Totaal
convenience10 171 58 33 25 229
shopping 356 88 58 30 444
specialty 155 90 74 16 245
Totaal 682 236 165 71 918
Uit de inventarisatie van 1997 blijkt: − Als belangrijkste commerciële assen (met specialisatie inzake de shopping-assortimenten) kunnen de Kapellestraat - A. Buylstraat en Vlaanderenstraat worden aangeduid. Ook het eerste gedeelte van de Torhoutsesteenweg (tussen Petit Paris en Leopold I-plein, dit plein incluis) vertonen een sterk “shoppend” karakter. Net daaronder (qua niveau) scoren de Christinastraat en de Witte Nonnenstraat-Dwarsstraat. − In het onderzochte gebied van Oostende telt men 909 dienstverlenende activiteiten (= 43% van het opgenomen handelsbestand). Opvallend is de belangrijke aanwezigheid van de dienstverlenende functie in de omgeving van de Van Iseghemlaan, Langestraat, Albert Ipromenade en Visserskaai (deze straten allen met een erg sterke horeca-functie) en verder de Louisastraat en het Wapenplein. − Binnen de dienstverlenende activiteiten situeert 53% zich in de horeca en 15% in de financiële sector. Samengevat kan worden gesteld dat Oostende beschikt over een relatief goed uitgebouwd handelsapparaat inzake convenience-goederen. Overzicht van het aanbod per sector Branche Groep Voeding Pers.verz. Kleding Huish/won.inr Hob/sp/vr td Vervoer Andere Totaal
−
−
Aantal winkels 229 28 243 157 218 30 13 918
Oostende In % 24,9 3,1 26,5 17,1 23,7 3,3 1,4 100,0
Met ruim 26% van het aantal winkels is de branchegroep kleding en schoeisel de belangrijkste groep in Oostende, gevolgd door voeding (25%), artikelen voor hobby, sport en vrije tijd (24%) en artikelen van huishouding en woninginrichting (17%). In vergelijking met de omliggende steden is het winkelaanbod aan voedingszaken, huishouding en woninginrichting hoog, terwijl de sector vervoer laag scoort.
10
Convenience goederen staan bekend als dagdagelijkse goederen of primaire goederen, bvb. de algemene voeding, vlees, brood. De shopping goederen worden ook meer-keuze-goederen of secundaire goederen genoemd. Deze assortimenten worden periodiek of seizoensgebonden aangekocht, bvb. kleding, geschenken, boeken, artikelen voor sport en vrije tijd. De specialty goederen staan bekend als luxe-goederen of tertiaire goederen, bvb.meubelen, audio-visuele artikelen, juwelen.
117
Ruimtelijke spreiding − Handelszaken inzake kleding en schoeisel, persoonsverzorging, hobby/sport/vrije tijd alsmede (opvallend !) voeding worden eveneens overwegend aangetroffen in het centrumgebied. − Omwille van het vaak volumineuze karakter van de handelszaken worden deze inzake huishouding/woninginrichting vaker aangetroffen langs de invalsassen, zeker de grotere oppervlakten. Dit geldt ook voor de branchegroep “vervoer”. Toekomstperspectieven De topwinkelstraten blijven zich handhaven, maar de aanpalende (zij)straten van een aantal (hoofd)winkelstraten of (minder goed gelegen) deelzones van binnenstedelijke commerciële centra (zoals Torhoutsesteenweg/’t Peerd) alsook de overige commerciële centra (Mariakerke/ Nieuwpoortsesteenweg) verliezen duidelijk terrein ten overstaan van randcentra in Middelkerke en Stene. Een uitzondering inzake de (zij)straten is de Christinastraat. Deze geniet heropleving door de inplanting van een aantal speciaalzaken. De randcentra (vooral Middelkerke/Sea Shopping Center en in mindere mate SteneTorhoutsesteenweg) oefenen een sterke concurrentiele invloed uit op de binnenstedelijke en andere commerciële centra inzake aankoop van (grotere hoeveelheden) convenience goederen (voeding, drank, huishoudelijke producten) alsook inzake aankoop van bepaalde specialty goederen (grote huishoudelijke apparaten, meubelen enz). Een aantal distributiecentra, ingeplant langs goed bereikbare invalswegen in West- en OostVlaanderen oefenen (door middel van agressieve mediacampagnes via regionale televisie) een niet te onderschatten concurrentiele invloed uit op de aankoop van bepaalde shopping goederen (onder andere ‘Euroshop’, ‘WEBA’, ‘koopcentrales’ enz). Er is een afnemende specialisatiegraad en verschraling van het aanbod van winkels in de binnenstedelijke commerciële centra: − een aantal publiekstrekkers met uitgebreid ‘van a tot z’ productengamma zijn verdwenen (in de Kapellestraat blijft alleen Inno als ‘traditioneel’ grootwarenhuis over); − bepaalde types van (gespecialiseerde) winkels zijn naar de rand uitgeweken (elektriciteitszaken enz); − de galerijen, met uitzondering van de James Ensorgaanderij, scoren zwak (zij missen de uitstraling van een aantal grootstadgalerijen in binnen- en buitenland); − in de historische binnenstad is er een gebrek aan beschikbare middelgrote winkeloppervlakte (400-800m²), middelgrote winkels (speciaalzaken) kunnen eveneens een publiekstrekkers zijn (cfr. Deweert/Inter Sport). In het kader van het Strategisch Commercieel plan werden bepaalde ontwikkelingsperspectieven vanuit een globale visie geformuleerd. Belangrijke toekomstige ontwikkelingen, kaderend binnen de gewenste structuur en structuur- en ruimtebepalend zijn de volgende: − Ieder bijkomende vestigingsaanvraag, herlocalisatie en/of grootschalige uitbreiding dient door het bestuur grondig bestudeerd en geëvalueerd te worden. − Impulsbeleid op vlak van shoppingsfunctie is aangewezen. − Er dient een sturend beleid te worden gevoerd m.b.t. de (her)structurering van de lintvormige structuren van het handelsapparaat. 118
−
Gezien de noodzaak het shoppingkarakter van Oostende te benadrukken en waar nodig te valoriseren, zijn maatregelen en acties te ondernemen die kernversterkende benadering ondersteunen en die de aantrekkingskracht van het winkelapparaat verhogen.
−
− De commercieel - hiërarchische structuur van de handel in het stedelijk centrum wordt gedeeltelijk ondergraven door de aanwezige infrastructuur in de periferie. Bepaalde winkels, de zogenaamde autonome detailhandelsbedrijven zoals winkels met een relatief lage omzet per vierkante meter verkoopsoppervlakte zijn wel te verantwoorden. Concentratie van deze winkels is aangewezen. Toegankelijkheid en bereikbaarheid Gebruiks -en belevingswaarde van het openbaar domein. Relaties tussen de verschillende commerciële centra. Revalorisatie van verkommerde buurten en leegstaande panden. Oostende dient ten aanzien van de buitenwereld als veelzijdig centrum te worden aanbevolen. Een programma van promotie moet daartoe ondersteunend werken.
− − − − −
Binnen de voorgestelde structuurschets werden bijkomende nieuw te ontwikkelen zones voor handelsactiviteiten voorzien. Concreet gaat dit onder meer om de vernieuwbouw van 2 bouwblokken in de Van Iseghemlaan en de reconversie van het Feest- en Kultuurpaleis gelegen in het hart van het Oostendse handelscentrum. Toerisme en recreatie De basis van de internationale attractiviteit van Oostende is en blijft haar ‘natuurlijke rijkdom’ : de zee, het strand en de duinen. Wat Oostende onderscheidt van de andere kustplaatsen is haar stedelijk karakter. Oostende is de enige volwaardige stad aan de Kust. Met ‘volwaardig’ wordt voornamelijk de aanwezigheid bedoeld van een compleet net aan voorzieningen. Oostende beschikt zowel over faciliteiten voor het verblijfstoerisme als voor het dagtoerisme. Oostende beschikt over verscheidene waardevolle accommodaties voor culturele en toeristischrecreatieve activiteiten. Oostende beschikt over een uitgebreid gamma aan stedelijke sportcentra (in- en outdoor). Het beleven van Oostende als ‘Stad aan zee’ omvat: Het strand- en dijkleven; De stedelijke omgeving; Oostende als cultuurbestemming; De animatie en de evenementen. Stene en Mariakerke als complementaire bestemmingen: Het polderdorp Stene biedt een complementaire belevenis tegenover het stadsgebeuren van Oostende. Het is bekend omwille van de restaurants en wordt druk bezocht zowel door toeristen als lokale bewoners. De relaties voor zachte recreanten tussen de binnenstad en het polderdorp zijn echter onvoldoende en weinig aantrekkelijk. Mariakerke heeft als familiale badplaats een eigen identiteit. Het sociaal toerisme en de campingsector zijn er voornamelijk vertegenwoordigd.
119
Het beleven van attracties: Oostende heeft niet echt grote publiekstrekkers. Ze heeft wel een interessant aanbod van maritieme attracties. Belangrijke attracties zijn het Fort Napoleon, het Provinciaal domein Raversijde, de Wellingtonrenbaan, … Bij elk van deze attracties is echter werk aan de winkel hetzij door vernieuwing, verbetering van de omgeving, restauratie, enz. Water- en andere sporten: Oostende beschikt over 3 jachthavens, 2 van de 3 staan in directe verbinding met de zee. De capaciteit van de ligplaatsen is echter beperkt en de infrastructuur is verouderd. Initiatiemogelijkheden voor watersporten zijn aanwezig maar nog onvoldoende bekend bij de toeristen. Oostende beschikt over een aantrekkelijk en goed gelegen weersonafhankelijk zwembad. De luchthaven biedt mogelijkheden voor recreatieve vliegsporten. Oostende als cruisebestemming: Oostende trekt een cruisetrafiek aan van kleinere cruiseschepen die in het centrum van de stad aanmeren. Natuurgerichte recreatie: Oostende heeft slechts een beperkt aanbod van natuurgerichte recreatiemogelijkheden in vergelijking met andere badplaatsen aan onze Kust. Recreatief fietsen: Oostende wordt als niet fietsvriendelijk ervaren zowel inzake faciliteiten als inzake communicatie. De bereikbaarheid met de fiets van het landelijk gebied vanuit de binnenstad vormt een knelpunt. Oostende als MICE-bestemming: Oostende heeft reeds een interessant aanbod voor MICE door de goede mix van logies, faciliteiten en incentives. Nieuwe projecten zullen de congrescapaciteit gevoelig verruimen. Logeren in Oostende: Logiesvorm Hotels Toeristische standplaatsen op campings Gastenkamers Logies voor doelgroepen Residentiële standplaatsen op campings Tweede woningen
Aantal bedden, 1 juli 2002 5.069 618 22 2.239 2.871 34.965
% 11,1 1,3 0,0 4,9 6,3 76,4
- individuele huurvakantiewoningen
11.888
- tweede verblijven Totaal
23.077
45.784
26,0 100
50,4
Oostende biedt een relatief groot en gediversifieerd aanbod aan van logiescapaciteit (45.678 bedden). Oostende vertegenwoordigt bijna één tiende of 9% van de totale beddencapaciteit aan de kust.
120
De individuele huurvakantiewoningen en tweede verblijven vormen de grootste groep. Deze logiesvorm vertegenwoordigt drie vierden (76%) van de totale beddencapaciteit. Hiervan komt echter slechts bij benadering 44% op de verhuurmarkt. Wat betreft individuele huurvakantiewoningen is het aandeel van Oostende in de beddencapaciteit van de Kust beperkt tot 9%. Dit is ook zo voor de tweede verblijven. De hotels zijn sterker aanwezig voor 11% in de gehele capaciteit van Oostende tegenover slechts 3% in de capaciteit van de Kust. De kampeerterreinen zijn sterk ondervertegenwoordigd in vergelijking met de Kust. De logiesvormen voor doelgroepen (incl. vakantiecentra) vertegenwoordigen in Oostende 5% van de beddencapaciteit wat iets hoger ligt dan de gemiddelde capaciteit binnen de Kust. De gastenkamers zijn praktisch niet aanwezig in Oostende, maar dit is zo voor de ganse Kust. Naast het aantal overnachtingen en het logiesaanbod vormen het groeiend aantal dagtoeristen, mede door de toegenomen mobiliteit, eveneens een belangrijke factor. De dagtoeristen zijn vooral belangrijk voor de horeca en de kleinhandel. De alomtegenwoordigheid van de horecazaken is in sterke mate beeldbepalend. Toekomstperspectieven Oostende heeft heel wat troeven wat betreft de toeristisch-recreatieve sector, er is echter veel werk aan de winkel naar verbetering van de infrastructuren, promotie, verder uitbouwen van aanwezige infrastructuren, … inspelend op de markt. Wat betreft de logiesvormen gaat het om: De huidige trend is dat de kortere verblijven meer en meer toenemen. Te verwachten is dat deze trend zich in de toekomst zal verder zetten. Dit vereist de juiste accommodatie. Momenteel is het grootste aanbod voor verblijven van kortere duur te zoeken in de hotels. De vraag komt echter vanuit een doelgroep die voor een korte periode meer vrijheid wil dan op hotel. Het aanbod huurvakantiewoningen is echter beperkt. Het grootste deel van de tweede verblijven komt niet op de verhuurmarkt. Tegelijkertijd is er een probleem met de woonkwaliteit van de huurvakantiewoningen/tweede verblijven. Herwaarderingsoperaties van de bestaande tweede verblijven zijn in de toekomst vereist. Hotels zijn sterk aanwezig. Oostende mist echter een aantal grotere kwalitatief hoogstaande hotels en kwalitatieve logiesmogelijkheden voor jongeren in het centrum van Oostende. Door het toenemend belang van de vrije tijd in de maritieme sector is wat betreft de jachthavens een vraag naar bijkomende aanlegplaatsen te verwachten. Publieke en private dienstverlening Stedelijke, Provinciale, Gewestelijke en andere diensten In het centrum Stadhuis, OCMW, H. Serruys ziekenhuis, Bureau voor Toerisme, Stedelijk Museum, Stedelijk Zwembad, NMBS - Station Oostende, Belgacom I 121
n de voorhaven Stedelijke Werkhuizen, Autonoom Havenbedrijf, Vismijn, Min. Vl. Gem. AWZ-Afd. Zeewezen Kust In de achterhaven Stedelijke reinigingsdienst, Werkhuizen, Vlaamse Milieumaatschappij Wijk Hazegras Ministerie voor Financiën, Min. Vl. Gem. AWZ-Afd. Waterwegen Kust, VDAB, RVA, De Post In het Westerkwartier Nieuwe stadsbibliotheek, Damiaan Campus Sint-Jozef, Brandweer, Vlaamse Vervoersmaatschappij De Lijn In Konterdam Damiaan Campus Heilig Hart In Stene Oud gemeentehuis Stene, Filiaal bibliotheek In Zandvoorde Oud gemeentehuis Zandvoorde, Filiaal bibliotheek, Min. Vl. Gem. AWV- Regiepost Oostende In Mariakerke / Raversijde Filiaal bibliotheek, Min. Vl. Gem. Luchthaven Oostende, In de Vuurtorenwijk Filiaal bibliotheek Onderwijs In Oostende zijn er een vijftigtal schoollocaties waarvan: − 13 in het stedelijk kerngebied (27%) − 20 in de 19de-eeuwse stadsuitbreiding (42%) − 15 in de naoorlogse stadsuitbreiding en deelgemeenten (31%) Van de schoollocaties zijn er drie waar hoger onderwijs wordt verschaft. Twee ervan zijn gelegen ten noorden van de Wellingtonrenbaan. De derde is gelegen aan het kruispunt van de Leffingestraat en de Spoorwegstraat. Naast de drie instellingen voor hoger onderwijs zijn er ook zeventien scholen voor middelbaar onderwijs. Nagenoeg alle instellingen van middelbaar onderwijs zijn gelegen op loopafstand van de belangrijkste invalswegen zijnde de Torhoutsesteenweg, de Alfons Pieterslaan en de Vindictivelaan. Kantoren Kantoren komen geconcentreerd voor in de binnenstad. Ze zijn voornamelijk gericht op de toeristisch-recreatieve sector en de vastgoedsector.
2.5 TAAKSTELLING STEDELIJK GEBIED BELEID11 Taakstelling voor stedelijk gebied Oostende voor de periode 1994-2007 volgens het RSV Provinciale verhouding Af te bakenen bedrijventerreinen 11
Bron: afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende
122
Scenario 76% minimum 29ha
Scenario 81% maximum 35ha
Actualisatie van de taakstelling volgens het PRS Taakstelling volgens concentratiescenario provinciaal structuurplan In het provinciale structuurplan West-Vlaanderen wordt voor de effectieve toebedeling van bedrijventerreinen de 76%-norm aangehouden voor de economische knooppunten, maar wordt tegelijkertijd de 19%-norm vooropgesteld voor de overige gemeenten in het buitengebied. De overige 5% wordt als reservepakket gehouden op provinciaal niveau om eventuele bijkomende economische dynamiek op te vangen, extra ruimtevragen voor specifieke bedrijventerreinen te beantwoorden of voor aanvulling als de beschikbare bedrijventerreinen opgebruikt zijn. Voor de gemeenten van het regionaalstedelijk gebied Oostende moet dus initieel een taakstelling van 29ha bijkomend bedrijventerrein voor de periode 1994-2007 vooropgesteld worden. Verrekening bijkomend bestemde oppervlakte sinds 1994 De recente gewestplanwijzigingen hielden aanzienlijke wijzingen in m.b.t. de bestemming van bedrijventerreinen (in ruime zin). Dit betekent dat het aanbod aan bestemde bedrijventerreinen gewijzigd is t.o.v. het referentiejaar 1994. Volgens een planimetrische berekening zijn er in de gemeenten Oostende, Bredene en Middelkerke bij de gewestplanwijziging ca. 57,2ha nieuwe bestemmingen voor bedrijventerreinen bijgekomen, doch tegelijkertijd ook bijna 22,9ha reeds bestemd bedrijventerrein geschrapt. Hierin is de herbestemming van een deel van het ‘gebied voor milieubelastende industrie’ in de haven naar ‘stedelijk ontwikkelingsgebied’ (ca. 15,4ha) niet meegerekend, aangezien dit als een wijziging in het zeehavengebied kan worden beschouwd. Dit maakt voor de gewestplanwijziging voor het grondgebied van de gemeenten Oostende, Bredene en Middelkerke een saldo van ca 34,3ha bijkomend bedrijventerrein in het gewestplan t.o.v. het referentiejaar 1994. Bijkomend moeten ook de eventuele bijkomende zoneringen voor bedrijventerreinen via BPA’s sinds 1994 in rekening worden gebracht. Voorzover momenteel bekend is er sinds 1994 geen bijkomende oppervlakte bestemd of bestemde oppervlakte ‘geschrapt’ d.m.v. BPA’s. M.a.w. de initieel vooropgestelde taakstelling voor de periode 2001-2007 kan als ingevuld worden beschouwd. Enkele bemerkingen De initieel vooropgestelde taakstelling van 29ha bijkomend bedrijventerrein is, door de recente gewestplanwijziging en uitbreidingen in het BPA Bedrijvenzone Oostendelaan, overschreden. Gelet op de provinciale ruimtebalans inzake bijkomende bedrijventerreinen moet – voorzover tegen 2007 geen huidige zoneringen worden herbestemd – deze overschrijding verrekend worden in het provinciale reservepakket. Tot slot moet ook rekening gehouden worden met de afbakening van de zeehaventerreinen en de opties m.b.t. de reeds bestemde zones (industrie en KMO & ambachtelijke bedrijven). Bij de uitwerking van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen werden alle industriezones in de voorhaven en de industriezones omheen het kanaal Gent/Oostende (ten noorden van de spoorweg) beschouwd als behorend tot de haven. Indien (delen van) deze gebieden bestemd worden voor (specifieke) regionale of lokale bedrijventerreinen voor niet-zeehavenactiviteiten, moeten ze beschouwd worden als bijkomende bedrijventerreinen te verrekenen t.o.v. de vooropgestelde taakstelling van 29ha voor de stedelijk gebied gemeenten.
123
3. VERKEER EN VERVOER 3.1 VERVOERWIJZE In het kader van het mobiliteitsplan werden de pendelbewegingen in het woon-schoolverkeer en woon-werkverkeer geanalyseerd aan de hand van de volkstelling uit 1991. Woon-werkverkeer Ongeveer 75% van de beroepsbevolking werkt in het arrondissement Oostende, hiervan werkt 68% in de stad Oostende zelf en 10% verplaatst zich naar het arrondissement Brugge. Slechts 11% werkt buiten West-Vlaanderen. De ingaande pendel wordt voornamelijk vertegenwoordigd door mensen afkomstig uit het arrondissement Oostende en Brugge. Van de mensen die in Oostende wonen en werken gaat ongeveer 40% te voet of met de fiets, 41% gaat met de auto en 8% gebruikt de tram of bus. De mensen van Oostende die in West-Vlaanderen werken (exclusief arrondissement Oostende) gaan in hoofdzaak werken met de auto (ongeveer 50-80%). Voor de mensen die naar Oostende pendelen zijn voornamelijk de trein (ongeveer 20-25%) en de auto (40-50%) populair. Gemiddeld is er een hoger autogebruik bij het overheidspersoneel in vergelijking met het gemiddelde van alle woon-werkverplaatsingen. Woon-schoolverkeer In de helft van het aantal scholen gelegen in Oostende is het gebruik van de auto voor de woonschoolverplaatsing groter dan het gemiddelde op stedelijk niveau (30%). Alle scholen waar voor het woon-schoolverkeer speciale bussen worden ingelegd, kennen het laagste autogebruik. 24% gaat met de fiets en 21% te voet. Slechts 16% gaat met het openbaar vervoer. Er is slechts een beperkt aantal scholen dat zelf bussen inlegt ten behoeve van het woon-schoolverkeer. Toeristisch-recreatief verkeer Naast het dagelijkse reilen en zeilen van de stad wordt het beleid tijdens de zomermaanden geconfronteerd met een verdubbeling tot verdrievoudiging van de bevolking. Met betrekking tot het verkeer uit zich dat hoofdzakelijk in de parkeerdruk op het openbaar domein in het kustfront en de binnenstad.
3.2 VERKEERSINTENSITEITEN In het hoogseizoen wordt de stad Oostende voornamelijk geconfronteerd met een sterke stijging van het toeristische verkeer. Het dagtoerisme genereert filevorming op de hoofdontsluitingswegen en de primaire wegen. Het uitgaande verkeer op de A10 is dubbel zo hoog dan het ingaande verkeer. Het uitgaande verkeer via de N34 is eveneens hoger, bij de N33 beduidend lager. De luchthaven wordt vanaf de A18 hoofdzakelijk bereikt via de N33. De directe, doch vooral indirecte verbindingen met de zeehavenactiviteiten van Oostende en Zeebrugge verloopt via de Koninklijke Baan en dus ook langs de Oosteroever en de Vuurtorenwijk. Vanaf de A10 is de voorhaven heden bereikbaar via de verbinding Kennedyrotonde – De Bolle. Vanuit Zeebrugge is de Koninklijke Baan nog steeds de meest gebruikte verbinding. 124
3.3 PARKEERINTENSITEITEN Het parkeerplan van de jaren ‘80 wees uit dat er een structureel tekort was van ca 1300 parkeerplaatsen. Uiteindelijk zijn er een zeshonderdtal bijkomende parkeerplaatsen gerealiseerd met name tussen de Leopold II-laan en de H.Serruyslaan en aan het Mijnplein. De stad Oostende sloot in de jaren ‘90 een concessie overeenkomst af met nv. Setex parkeerbeheer teneinde het parkeerbeleid aan te passen aan de huidige en toekomstige noden en behoeften. De bedoeling was een zo goed mogelijk evenwicht trachten te verkrijgen en te behouden tussen de parkeervraag en het parkeeraanbod door het invoeren van een dynamisch parkeerplan dat jaarlijks aanpasbaar is. Tevens tracht men het parkeeraanbod en de kwaliteit van het parkeren te verhogen door de bouw van een parkeergarage onder het Mijnplein. De invoering van het nieuwe parkeerplan voor de stad Oostende heeft de parkeerstructuur drastisch gewijzigd. Het betalend parkeerareaal werd selectief vergroot binnen het verruimde commerciële centrum ten voordele van het kort en middellang parkeren. Het parkeren van langere duur wordt opgevangen op één of meer randparkings gelegen aan de rand van het commerciële centrum. De stad werkt heden aan een GIS-geïntegreerde inventarisatie van de parkeervoorzieningen.
3.4 VERKEERSVEILIGHEID De meeste ongevallen komen in hoofdzaak voor aan de kleine stadsring en langs de primaire wegen en invalswegen waarbij de Torhoutse- en Nieuwpoortsesteenweg de belangrijkste knelpunten vormen. Voor de zwakke weggebruikers kan het volgende worden geconcludeerd: − Het aantal verkeersongevallen waarbij voetgangers betrokken zijn, daalt sinds 1990 maar het relatief aandeel is in Oostende (6,95%) wel groter dan in het Vlaamse Gewest (4,95%). Het grootste aandeel ongevallen (66%) komt in hoofdzaak voor in de flanken van het handelscentrum, langs de invalswegen en in de schoolomgevingen. Het niet geringe aantal ongevallen met voetgangers aan de zeedijk (18%), de kleine stadsring (13%); de Torhoutsesteenweg, de Nieuwpoortsesteenweg, de Elisabethlaan, de Dr. E. Moreauxlaan, de Troonstraat en de Koningin Astridlaan vragen extra aandacht. −
Het ongevallenbeeld met lichamelijke letsels bij het fietsverkeer nam sedert 1994 sterk af. De recente inspanningen van het stadsbestuur en politie zijn hier niet vreemd aan: uitwerking van een fietsbeleidsplan, fietsroutes en flankerende maatregelen. De ongevallen situeren zich voornamelijk op de hoofdfietsroutes, doorgaans gewestwegen.
−
Het ongevallenbeeld vertoont bij de bromfietser sedert 1994 een stijging van 28%. De ongevallen doen zich voornamelijk voor op de gewestwegen met onaangepaste fietspaden en onveilig ingerichte kruispunten langs de Nieuwpoortsesteenweg en Torhoutsesteenweg.
125
2.5 LIJNVOERING OPENBAAR VERVOER Vooral op vlak van voorstedelijk vervoer en het centrumaanbod is het openbaar vervoersnet te Oostende de laatste jaren gewijzigd. Treinverkeer Aanbod Oostende-Brugge-… …. -Brugge-Oostende
Frequentie per avondspitsuur 3/u. 6/u.
Frequentie per daluur
Frequentie per avondspitsuur Buiten Tijdens seizoen seizoen 3/u. 6/u. 3/u. 6/u.
Frequentie per daluur
Frequentie per avondspitsuur
Frequentie per daluur
Frequentie na 20u.00
3/u. 3/u.
3/u. 3/u.
Tramverkeer Aanbod
Oostende-Bredene-… ….-Bredene-Oostende
Buiten seizoen 3/u. 3/u.
Tijdens seizoen 6/u. 6/u.
Frequentie na 20u.00 Buiten seizoen 1/u. 1/u.
Tijdens seizoen 2/u. 2/u.
Busverkeer Aanbod Stadsbussen Lijn 4 en 9 Lijn 5, 6 & centrumbus Lijn 7 Voorstadsbussen Lijn 31 Lijn 32 Lijn 33 Lijn 34 Lijn 39 Streekbussen Lijn 50 A Lijn 62 A Lijn 759 Lijn 766 Lijn 769 Lijn 770 Lijn 793
126
Frequentie na 20u.00
5/u. 5/u. 2/u.
3/u. 5/u. 2/u.
1/u. 1/u./geen centrumbus /
2/u. / 1/u. 2/u. 3/u. tot shopping; 1/u. tot Leffinge
één middagdienst 1/u. en 2 ‘s middags 1/u. 1/u. 2/u. tot shopping; 1/u. tot Leffinge
1 rit na 21.u00 1 rit na 20.u00 / /
2/u. enkel tussen 16u.30 en 18u.00 3/u. 1/u. vier bussen per dag 1/u. zes bussen per dag 1/u.
één middagdienst
/
1/u. 1 om de twee uur / 1/u. twee middagdiensten 1/u.
1 rit / / / / /
3.6 TOEKOMSTPERSPECTIEVEN Toename auto- en vrachtverkeer Zoals elders in Vlaanderen is het autogebruik te Oostende gestegen. Verwacht wordt dat deze trend niet onmiddellijk zal ophouden. Effecten die door deze toename gecreëerd worden, zijn: − filevorming op de invalswegen; − een stijging van de bezettingsgraad van het parkeren op het openbaar domein; − het stijgend objectief en subjectief onveiligheidsgevoel; − de overwegingen om nieuwe weginfrastructuren te voorzien. Door het verruimen van het bedrijventerrein rond de luchthaven (via de N33) en het activeren van het benutten van de bedrijventerreinen Plassendale, in de achterhaven (via de A18) wordt een toename van het vrachtverkeer verwacht. De verbinding Kennedyrotonde-De Bolle ontlast het verkeer in de binnenstad en op de Verenigde Natiënlaan, de Leopold III-laan, de Graaf De Smet- De Naeyerlaan en de Slijkensesteenweg in het bijzonder. Parkeerdruk Het gebruik van gebundelde parkeervoorzieningen in onder- of bovengrondse parkings stijgt. Tijdens de zomer zijn nagenoeg alle beschikbare parkeerplaatsen op het openbaar domein in de verruimde binnenstad ingenomen. Buiten het seizoen is er een parkeerdruk in het verruimde centrum, op de Torhoutse- en Nieuwpoortsesteenweg en nabij de scholen en stedelijke voorzieningen. Er zijn weinig alternatieven om het lang parkeren buiten de binnenstad op te vangen. Mede door de verschuiving van het gebruik van ultra kort, over kort naar middellang en lang parkeren, wordt het aantal plaatsen aan middellang en lang parkeren in de verruimde binnenstad te krap. Gebrekkige ontsluiting van de poorten De ontsluiting van de zeehaven en de luchthaven is ondermaats op alle vlakken. Vooral nu men bezig is met een investeringsprogramma voor de zeehaven zelf, met de bedoeling meer activiteiten aan te trekken, dient de nodige aandacht besteed aan de ontsluiting. Aanzet tot betere lijnvorming voor openbaar vervoer Aansluitend op het planningsproces dat gevoerd werd bij de opmaak van het Mobiliteitsplan is de laatste jaren heel wat aandacht besteed aan een betere lijnvorming en doorstroming van het openbaar vervoer. Ook flankerende maatregelen zoals het gratis openbaar vervoer voor kinderen en bejaarden heeft reeds z’n vruchten afgeworpen.
127
Specifieke probleemvelden - Petit Paris - Nieuwpoortsesteenweg - N34 tussen de Voorhavenlaan en De Bolle - Torhoutsesteenweg of N33 Uit verder onderzoek blijkt dat de oorzaak van het fileprobleem op N33 richting Oostende voorbij de Duinkerkseweg, meer stadinwaarts, is gelegen. Om de doorstroming op N33 te verbeteren moet in eerste instantie het wegsegment tussen de Duinkerkseweg en de Elisabethlaan worden aangepakt. Een uitbreiding in de toekomst van de activiteiten langsheen de Torhoutsesteenweg vereist tevens een heraanleg van het wegsegment tussen de Kromme Elleboog en het kruispunt Duinkerkseweg-Rosmolenstraat. Voor de aanpak van dit wegsegment zijn 3 scenario’s onderzocht: een rotondescenario, een lichtenscenario en de combinatie van een rotonde in het zuiden (richting Torhout) en een lichtengeregeld kruispunt voor het kruispunt Torhoutsesteenweg-DuinkerksewegRosmolenstraat. Uit de microsimulaties blijkt dat voor het zuidelijke kruispunt een rotonde de meest aangewezen oplossing is en voor het kruispunt Torhoutsesteenweg-DuinkerksewegRosmolenstraat een lichtengeregelde kruispuntoplossing. Belangrijk is wel dat voor een betere verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid de structurele congestie, veroorzaakt door het wegsegment voorbij de Duinkerkseweg meer stadinwaarts, eerst wordt aangepakt.
128
4. NATUUR 4.1 SITUATIESCHETS Het historische landschap langsheen de Belgische kust werd in grote mate bepaald door strand en duinen. Door de snelle verstedelijking en de uitbouw van het toeristische apparaat is veel van het oorspronkelijk terrein verdwenen. Als kust- en polderstad biedt Oostende een enorme variatie aan milieutypes. De fysischgeomorfologische toestand en de aan de kust-en duinbiotoop eigen dynamiek is bepalend voor de grote verscheidenheid en variatie aan vegetatietypen. Milieuverschillen als zout-zoet, kalkrijkkalkarm, nat-vochtig-droog, noord-zuidhelling en duin-polderovergangen met onder andere kwelzones zijn van groot ecologisch belang.
4.2 BIOLOGISCH WAARDEVOLLE GEBIEDEN Zee en strand De zandstranden bestaan meestal uit een grofkorrelig, mobiel sediment. De levensgemeenschappen die deze natte zone bewonen, behoren vooral tot de bodemfauna. Hun levenswijze vereist een aanpassing aan de getijdencyclus (kokkel, zaagje,...). Sommige soorten spoelen aan (kwallen, krabben, garnalen) of leven tijdelijk ingegraven en zwemmen wanneer ze onder water komen te zitten (diverse vlokreeftachtige). Zichtbare predators zijn ondermeer scholeksters, meeuwen en strandlopers. Op de golfbrekers, waarvan een aantal onder een laag zand verdwenen zijn, komen onder andere zeepokken, mosdiertjes, alikruiken, mossels en zeesterren voor. De golfbrekers aan de Middenkust worden bijzonder op prijs gesteld door de Paarse strandloper en de Steenloper, soorten die elders aan de Kust minder talrijk zijn. Het Oosterstaketsel van de Havengeul wordt beschouwd als een der beste plaatsen langs de Vlaamse kust om zeevogeltrek (najaar en winter) waar te nemen (vb. de Jan van Gent). Duinen Op het grondgebied van de stad Oostende bevinden zich drie kleine duingebieden, met name de duinen tussen Middelkerke-bad en Raversijde-bad, tussen Raversijde en Mariakerke en de duinen ter hoogte van het Oud Fort Napoleon. De duinen tussen Middelkerke en Raversijde vormen een sterk voedselrijk complex van stuifduinen met een zout- en stikstofminnende vegetatie en kalkrijk duingrasland. Het gebied is echter zwaar aangetast door vegetatie. In tegenstelling tot vroeger is er nog maar een klein duingebied waar de zeldzame Blauwe Zeedistel nog talrijk voorkomt. De twee andere duingebieden vormen restanten van zeereepduinen, eveneens met vegetatieloze stuifduinen en kalkrijke duingraslanden. Als opmerkelijke planten werden er de Duizendguldenkruid, Zeewinde en Hertshoornweegbree aangetroffen. De grazige duinen vormen een uitverkoren terrein voor konijnen en insecten, terwijl duinstruwelen een uitermate geschikt biotoop bieden voor heel wat vogelsoorten (kneu, grasmus, fitis, nachtegaal, tapuit, geelgors,...). Vooral de zangvogels maar ook roofvogels en reigerachtigen volgen graag de duinengordel op hun route naar het noorden.
129
Polders Drie belangrijke polders kunnen we onderscheiden : de nieuwlandpolders, de middellandpolders en de oudlandpolders. − De Nieuwlandpolders of historische polders. Het uitzicht van de historische polders verschilt van polder tot polder. Een groot gedeelte is ingenomen door industriegebied en bebouwd. De Saspolder bestaat uit microreliëfweiden, akkers en gewone graasweiden. De polder van Snaaskerke is een bijna boomloze vlakte en bestaat in grote mate uit akkerland met strak rechthoekige percelen. De wegbermen hebben dikwijls nog een mooie bloemrijke begroeiing en sommige sloten zijn eveneens belangrijk met soorten als Zwanebloem, Grote waterweegbree, Lisdodde, ... In de Nieuwe polder zijn er nog open kreken terug te vinden. Langs de brakke kreken komen er rietkragen voor met vooral Riet, Grote lisdodde en Mattenbies. Opvallend zijn een aantal bloemrijke dijken, ook de berm van de verlaten spoorweg Oostende-Torhout is waardevol. Men vindt er ondermeer Margriet, Cypreswolfsmelk, Teunisbloem en Dubbelkelk. Het krekengebied vormt tevens een belangrijk vogelgebied. Het gebied is voornamelijk van belang voor doortrekkende en overwinterende vogels. De kreken zijn bovendien vrij visrijk. Tot voor kort werd de kleine modderkruiper er nog aangetroffen, een beschermde soort en gebonden aan zuiver water. −
De Middellandpolder ligt ten zuiden van de luchthaven en ten westen van de Torhoutsesteenweg. Het betreft een typisch agrarisch poldergebied. De biologische waarde van de akkers en de meeste weilanden is gering. In het gebied in de buurt van de luchthaven werden 22 soorten zeldzame tot zeer zeldzame plantensoorten aangetroffen. De meeste van deze soorten zijn gebonden aan milieus die typerend zijn voor de kustpolders : brak water, schorren en verlandingsvegetaties in zoet en stromend water. Vele van de moerasvogels die er voorkomen zijn vrij schaars in Vlaanderen. Ook de Kwartel, de oeverzwaluw, de grauwe gors en de kerkuil zijn vrij schaars in Vlaanderen.
−
De Oudlandpolders zijn van groot biologisch belang. Gedeelten van het weidecomplex werden vroeger uitgeveend of uitgebrikt waardoor het een uitgesproken microreliëf vertoont. Op de lagergelegen delen komen onder andere Lidsteng en ziltesoorten als Zulte en Melkkruid voor. Langs en in de sloten groeien waardevolle vegetaties, er zijn enkele rietveldjes en hooilandjes. In één van deze rietvelden groeien enkele orchideeënsoorten. De polders zijn een zeer belangrijke plaats op het vlak van avifauna, ook als overwinteringgebied heeft de Zwaanhoek een goede reputatie.
Waterhuishouding Het regenwater dringt zeer snel in het duinenzand en een zoetwaterstroom naar de polders ontstaat. In de polders wordt de waterhuishouding kunstmatig geregeld. De kreekruggen, die een dikke zoetwaterlaag hebben, worden hierdoor niet beïnvloed terwijl de klei op veengebieden meestal wel.
130
Vanuit de hoger gelegen duinen treedt een zoetwaterstroom op naar de lager gelegen poldergronden. Omdat er onder de zoetwaterlaag zoute of brakke waters voorkomen (2 tot 30m dikte) verzilt het oppervlaktewater in de bodem. In Oostende situeert dit grensvlak zich op zeer sterk en snel wisselende diepte. Het grensvlak bevindt zich zeer ondiep (minder dan 2m) in grote gedeelten van de historische polders. Het grensvlak bevindt zich op meer dan 20m diepte ter hoogte van Raversijde Bad en ten zuiden van Stene. De problemen met de afwatering in de kustvlakte, ingevolge het vlakke reliëf, lagen aan de basis van het ontstaan van de zogenaamde wateringen of polderbesturen. Het waren grondeigenaars die zich verenigden om dijken op te richten, kanalen te graven en de goede afwatering te waarborgen. In den beginne gebeurde de afwatering in de bestaande waterlopen. Later ontstond een onafhankelijk net van sloten, grachten en vaarten. Door de plaatsing van sluizen wordt de waterstand en de ontwatering kunstmatig geregeld. Vandaag de dag wordt de waterhuishouding in de polders vooral bepaald vanuit het oogpunt van de landbouwvoering. Ontwateringsproblemen zijn grotendeels verholpen. Overstromingen kunnen zich nog voordoen in het gebied rond de Gouwelozekreek en de Zwaanhoekpolder. Door ingrepen in de waterafvoer van het gebied wordt de grondwaterstand kunstmatig op peil gehouden.
131
132
1. KWALITEITEN 2. KNELPUNTEN 3. KANSEN
KWALITEITEN,KNELPUNTEN & KANSEN 133
1. KWALITEITEN Compacte Stad De ruimtelijke kwaliteit van Oostende is haar nog relatief compacte vorm. Het behoud en de ontwikkeling van deze scherpe aftekening van de stad in het landschap zijn van groot belang voor de ruimtelijke kwaliteit en aantrekkingskracht van de stad. Stad aan Zee Oostende is de enige volwaardige stad aan de kust. De zee, het strand en de duinen, zijn voor de stad belangrijke trekpleisters. De kansen voor het toeristisch recreatief medegebruik beïnvloeden de ontwikkelingskansen van de stad. Naast de natuurlijke rijkdommen en haar ruimtelijke structuur en verschijningsvorm beschikt de stad ook over een compleet net van voorzieningen: winkelcentrum met regionale aantrekkingskracht, een uitgebreid onderwijsnet, diverse openbare diensten, ziekenhuizen en verscheidene accommodaties voor culturele, sociale en toeristisch-recreatieve activiteiten. Waterfront met twee oevers Het waterfront wordt door de havengeul opgedeeld in een wester- en oosteroever. Ondanks het verschillende ruimtelijke en functionele karakter van beide oevers hebben ze met de potentiële kwaliteit van het havenfront een gemeenschappelijke troef. Sterke 19° eeuwse structuur De stad kende een enorme stedelijke uitbreiding onder Leopold II met belangrijke stedenbouwkundige ontwikkelingen. De destijds doorgevoerde planning en consequente uitvoering zorgen voor een sterke samenhang van het stedelijk weefsel. Interessante water- & polderfronten De stad bevindt zich binnen de kwalitatieve ruimtelijke begrenzing van zee en polders. Beide fronten, open ruimtes, hebben kwaliteiten in zich die de stad, de bebouwde ruimte, kan benutten om haar uitstraling en interne (ruimtelijke) kwaliteit te versterken. Cultuurhistorisch patrimonium Oostende kent een ruim cultuurhistorisch patrimonium in de stad en een interessant militair erfgoed binnen de duinen. Onder Leopold II werd, met de stedenbouwkundige ontwikkelingen, een reeks indrukwekkende gebouwen gerealiseerd (onder andere het Casino, de Hippodroom, de ‘Koninklijke Gaanderijen’, de ‘Koninklijke Stallingen’, …). Multimodale bereikbaarheid stadskern De ligging aan zee en de uitbouw van een toereikend verkeers- en vervoersnetwerk maken van Oostende een bereikbare stad op verschillende niveaus, met verschillende doeleinden, met verschillende bereiken.
134
Regionale poorten De poorten tot de stad zijn de lucht-, de zee- en jachthavens; het station; de hoofdhaltes voor de kusttram, de streek- en stadsbussen en de collectieve (rand)parkeervoorzieningen. De verschillende mogelijkheden om de stad binnen te komen hebben elk hun eigen attractiviteit en richten zich naar een brede waaier van gebruikers en bezoekers. De toegangen tot Oostende vormen een duidelijk verbindings- en overgangspunt tussen stad en omgeving.
135
2. KNELPUNTEN Beperkt strandoppervlak en toenemende vraag naar huurvakantiewoningen In Oostende kent de toeristisch-recreatieve sector beperkingen door het relatief klein strandoppervlak. Een groot deel van de kuststrook grenzend aan de historische stadskern heeft geen verblijfsstrand. Tegelijkertijd is er een toenemende vraag naar kortere verblijven in huurvakantiewoningen. Van het aanbod tweede verblijven komt echter slechts een beperkt percentage op de verhuurmarkt en doen er zich problemen voor van woonkwaliteit (voorzieningen en oppervlakte). Een bijkomende problematiek is dat in bepaalde buurten de concentratie van tweede verblijven een zekere verdringing van de vaste bewoners met zich meebrengt en de leefbaarheid van de buurt in het gedrang komt (leegstand buiten het seizoen). Stadsvlucht De laatste decennia is er een duidelijke migratie van jonge gezinnen die de stad inruilen voor de buurgemeenten gelegen in het buitengebied en verder. Jongeren en jonge gezinnen trekken weg omwille van de verminderde woonkwaliteit, de beperkte keuze in woningtype, het kleine woningaanbod en de beperkte en eenzijdige tewerkstelling. Tegelijkertijd neemt het aantal senioren en bejaarden gestaag toe. De bevolkingspiramide is duidelijk uit balans. Dit genereert niet enkel verschraling maar vergroot ook het autoverkeer tussen de stadskern en de stadsrand. Leegstand en verkrotting in 19° eeuwse wijken en delen van de Voorhaven Oostende heeft in haar de oudere stadsdelen te kampen met een verouderd woningpatrimonium en woningen met een laag comfortniveau. De kwaliteit van de woningen en de woonomgeving in de historische binnenstad en in de 19°-eeuwse stadsuitbreiding is momenteel achtergesteld. Binnen het oude stadsweefsel bevinden zich leegstaande, vervallen en onderbenutte gebouwen die, samen met een verloedering van de openbare ruimte, het stedelijk wonen onaantrekkelijk maken. Leefbaarheid en veiligheid activiteitenstrip Torhoutsesteenweg De Torhoutsesteenweg ontwikkelde de voorbije decennia tot een activiteitenas met vooral grootschalige baanwinkels en KMO’s. Deze historische invalsweg heeft een tweeledige functie van verbinden en ontsluiten. Deze dubbele functie veroorzaakt op de Torhoutsesteenweg een hoge verkeersdruk en te hoge verkeersonveiligheid en - onleefbaarheid. Perifere wijken zonder ruimtelijke identiteit en samenhang De duidelijk te onderscheiden wijken in de stedelijke periferie hebben elk hun eigen structuur en openbare ruimte, hun eigen interieur. Structurerende pleinen en parken, structurerende openbare ruimte ontbreekt. Ze hebben geen eigen wijkcultuur. Deze zou door het voorzien van gemeenscha psvoorzieningen, buurthuizen, diensten, … kunnen worden ondersteund. Beperkte toegang tot de Oosteroever Heden is de Oosteroever te karakteriseren als een ‘blinde vlek’, een geïsoleerd stedelijk fragment dat aan de aandacht ontsnapt. Dit is ondermeer te wijten aan de moeilijke bereikbaarheid en aan het desolate en amorfe karakter van deze 19°-eeuwse havenbuurt. De verschillende ruimtelijke entiteiten op de Oosteroever vertonen geen samenhang en de betrokkenheid met de Westeroever mist functionele, fysische en infrastructurele relaties. 136
Relatief hoge werkloosheid en (potentiële) kansarmoede De geleidelijke uitholling van het socio-economisch draagvlak en de relatief grote werkloosheidscijfers onder meer door de verzwakking van de visserijsector, de desaffectatie van de verschillende militaire basissen, de faling van de RMT, de gebrekkige toegankelijkheid van de haven en de verouderde haveninfrastructuur, vormen een probleem voor de stad. Verdichting kent grenzen Verdichting in Oostende is niet overal toepasbaar. Terwijl het stedelijk ontwikkelingsgebied Oosteroever een uitgelezen gebied is voor het verdicht wonen, is in andere zoals de verticaal verdichte delen van de stad en deze met een beperkt aanbod aan grondontsloten woningen. veeleer verdunning toe te passen. De luchthaven beperkt de aard van de stedelijke ontwikkeling in het westen van de stad Vooral het kustdorp Raversijde zit geklemd tussen de luchthaven en de zee. De kern Stene in het verlengde van de landingsbaan is het meest kwetsbaar voor geluidshinder. Door de nabijheid van de luchthaven zijn de gebieden ten noorden van de Duinkerksesteenweg veeleer geschikt randstedelijk groen en luchthavengebonden diensten dan voor woongelegenheden. Gebrek aan ruimtelijke ontwikkelingsperspectieven voor de omgeving van primaire en secundaire wegen Met de aanleg van de verbinding Kennedyrotonde-De Bolle zal de verkeersdruk op de R31 (Elisabethlaan) verhogen. Heden bestaat de visie op de ruimtelijke ontwikkelingsperspectie ven langsheen deze routes slechts partieel. Bij de verkeerskundige opties vastgelegd in het mobilteitsplan ontbreekt een geïntegreerde stedenbouwkundige visie. Toegankelijkheid en bereikbaarheid van de stad Hoewel West-Vlaanderen in zijn geheel nog weinig lijdt onder structurele files begint Oostende, zoals andere grote West-Vlaamse steden, op piekmomenten op de invalswegen toch bereikbaarheidsproblemen te ondervinden. Het gaat dan vooral om ochtend- en avondspitsproblemen (buiten het seizoen) en pieken van toeristisch verkeer (binnen het seizoen). De belangrijkste bereikbaarheidsproblemen stellen zich op de Torhoutsesteenweg, de Kustbaan (N34), de Nieuwpoortsesteenweg (N318) en de Gistelsesteenweg. Ontsluiting Zee- en Luchthaven en bijhorende industrieterreinen De ontsluiting van de zeehaven is ondermaats op alle vlakken. Vooral nu het investeringsprogramma voor de haven wordt opgevoerd met de bedoeling meer activiteiten aan te trekken, dient aandacht besteed aan het optimaliseren van de ontsluiting. Volgende ontsluitingsproblemen stellen zich: Ontsluiting naar de autosnelweg: Voor de ontsluiting van de Plassendale terreinen is een herschikking van de aansluitingen op de A10 (Oudenburg, Zandvoorde) noodzakelijk. De onvoldoende afgewerkte verkeerswisselaar te Jabbeke maakt de haven slecht bereikbaar voor verkeer van en naar Noord-Frankrijk. Ook de verbinding tussen de voorhaven en de achterhaven zijn te verbeteren. Ontsluiting via het spoor: Het frequent gebruik van het spoor, waarbij de kustbaan (N34) wordt gekruist, vormt een potentieel probleem voor het functioneren van de weg. 137
Specifieke mobiliteitsknelpunten per modus Voetgangersverkeer • Op stedelijk niveau ontbreken een aantal schakels om over een volwaardig voetgangersnetwerk te kunnen spreken. • De ruimtelijke condities van de verplaatsings- en verblijfsruimten voor de voetgangers en wandelaars zijn in de voor- en naoorlogse wijken te weinig gedifferentieerd. • Op buurtniveau is er een gebrek aan verblijfsruimte. • Op enkele commerciële assen wordt het winkelen nog verstoord door het autoverkeer. • Tijdens de topweekends en in het toeristisch seizoen ondervindt het voetgangersverkeer grote hinder door de hoge parkeerdruk en verkeerd geparkeerde voertuigen. • De belangrijkste veiligheidsproblemen doen zich voor op de flanken van de binnenstad en op primaire wegen en invalswegen met uitzondering van de Verenigde Natiënlaan. Fietsverkeer • Er ontbreken volwaardige fietspaden op primaire en secundaire wegen. • De belangrijkste knelpunten voor de fietser zijn te situeren op de invalswegen. • Op de plaatsen waar reeds stalplaatsen voor fietsers werden voorzien, is de capaciteit vaak te klein. Er blijven strategische locaties waar nog geen stalplaatsen werden gebouwd. Openbaar vervoer • De probleemvelden betreffen in hoofdzaak doorstromingsproblemen. Een ander probleempunt is het foutief parkeren van automobilisten op de haltevoorzieningen van het openbaar vervoer met een aanzienlijk kwaliteitsverlies tot gevolg. • Verkeersonveiligheid langs het kusttramtraject. • Verkeersonveiligheid langs de bustrajecten. Autoverkeer • De aangehaalde mobiliteitsproblemen van bovenlokale aard en meer alledaagse lokale mobiliteitsproblemen zijn in hoofdzaak terug te vinden in het westelijke stadsdeel. • Belangrijke wegen in de problematiek rond de ontsluiting van het centrum zijn het kruispunt ‘Petit Paris’, de Koninklijke Baan (N34), de Gistelse- (N346) en Torhoutsesteenweg (N33), de Verenigde Natiënlaan (N340), de A10, de randweg R31 en de Duinkerkseweg N341. • De facto functioneren de N33 en de N318, samen met de N34, de Gistelsesteenweg (N346) en de A10, momenteel als invalswegen voor het stadscentrum dat niet enkel een belangrijke woonfunctie heeft, maar ook een belangrijke concentratie van handel en dienstverlening kent en een sterke toeristisch-recreatieve aantrekkingskracht heeft. Parkeervoorzieningen • Het aanbod van het aantal plaatsen aan middellang en lang parkeren in de verruimde binnenstad is te krap. • De verkeersdruk op de omliggende gebieden is hoog. In het Maria-Hendrikapark worden de voetgangers verdrongen door foutparkeerders. Niettemin is er op piekdagen een alternatief voorhanden: de randparking Media Center, thans zo goed als onbenut. • Buiten het seizoen is er een parkeerdruk in het verruimde centrum, op de Torhoutse- en Nieuwpoortsesteenweg en nabij de scholen en stedelijke voorzieningen.
138
Waterhuishouding Bij normale weersomstandigheden kan het waterzuiveringstation langs de Gouwelozekreek het wateraanbod zonder problemen verwerken. Hevige neerslag veroorzaakt echter piekaanvoeren via de collectoren. Het gravitaire systeem, dat de traagheid van de tijbewegingen van de Noordzee moet volgen, is daar niet op berekend. Dit ‘gebiedsvreemde’ water zoekt, in afwachting van mogelijke lozing in zee, zijn weg naar de krekengebieden van Zandvoorde en Oudenburg, waar wateroverlast ontstaat. Dit veroorzaakt een kettingreactie, aangezien de aanwezigheid van dit gebiedsvreemde water op zijn beurt een normale afvoer verhindert van het achterliggende gebied dat van oudsher via dit krekenstelsel naar zee afwatert. Meestal duurt het dan verscheidene dagen of weken voor de toestand volledig genormaliseerd is. De schade die deze langdurig hoge waterstanden aan waterlopen en krekenoevers hebben toegebracht, laat zelfs niet toe te spreken over ‘volledige normalisering’. Naast dit kwantitatieve aspect is er echter ook het kwalitatieve gegeven, dat vooral in de zomer speelt. Het ganse waterbekken verkeert dan in quasi stilstand. De kleinste vervuilingsbron veroorzaakt onder die omstandigheden een bijna exponentiële pollutie van het oppervlaktewater. Wanneer dan bij hevige regenval het gebiedsvreemde afvalwater ongezuiverd naar het krekenstelsel wordt teruggestuwd, zijn de gevolgen voor landbouw, natuur en milieu soms fataal.
139
3. KANSEN Nabijheid stedelijke voorzieningen, strand en openbare vervoersmodi Het verruimen en optimaliseren van de bestaande, dicht bij elkaar gelegen stedelijke voorzieningen kunnen de aantrekkingskracht van het stedelijk wonen aan de kust versterken. Toeristisch-recreatieve ontsluiting van het cultuurhistorisch erfgoed Het cultuurhistorisch erfgoed is een troef voor de uitbouw van seizoensonafhankelijke toeristischrecreatieve voorzieningen. In die geest past een continue aandacht voor de herwaardering van bestaande en het creëren van nieuwe monumenten. Reconversie van militaire en maritieme sites De voormalige militaire en maritieme sites en gebouwen zijn vatbaar voor reconversie in termen van nieuwe woningen, uitbreiding van handel en horeca en/of het uitbouwen van het toeristischrecreatief gebeuren met trekpleisters die minder weer- en seizoenafhankelijk zijn. Van 19°-eeuws perifeer randstedelijk park tot eigentijds stadspark Met de aanleg van de verbinding Kennedyrotonde-De Bolle kan het 19°-eeuwse MariaHendrikapark geïntegreerd worden in het stedelijk weefsel en sterker betrokken worden op de stadskern. Zowel voor de bewoners als de bezoekers van de stad biedt een ecologisch verantwoorde ruimtelijke en functionele herdefiniëring van deze groene stedelijke long de kans om gebruiks-, belevings- en toekomstwaarde van de kernstad te verhogen. Havengeul wordt link in plaats van barrière Door het verder uitbouwen van de stad op de Oosteroever kan Oostende haar water ‘centraal’ stellen. De havengeul kan van breuk worden geherdefinieerd tot een scharnier. De omgeving van de Demeysluizen vormt een strategische stapsteen in het verbinden van beide oevers. Meervoudig gelaagde ontsluiting van de Wellingtonrenbaan Door deze site toegankelijker te maken kan ze zowel ruimtelijk als functioneel worden opgeladen. De ruimtelijke meerwaarde veronderstelt een grotere openheid en verbinding tussen het Westerkwartier en de kust. De functionele meerwaarde veronderstelt een ruimer gebruik van deze grootschalige site voor toeristische, recreatieve en culturele activiteiten. Nieuwe vormen van publieke ruimten Het verdunnen van eerder verdichte stadsdelen creëert kansen voor de inrichting van nieuwe publieke ruimten. Bij de (her)inrichting van de publieke ruimten ontstaan kansen om op een creatieve, eigentijdse manier betekenis te geven aan de ontmoetingsplekken van de toekomst. Wervende (woon)ruimten voor jonge gezinnen Nieuwe woontypologieën kunnen ontwikkeld worden via vervangende nieuwbouw in het bestaande stedelijk weefsel en via nieuwbouwprojecten op de Oosteroever en in de randstedelijke gebieden.
140
Van perifere stadsrand tot randstedelijk park Het ombuigen van het randstedelijk groen - momenteel veeleer restgroen - in volwaardig stedelijk groen kan de ruimtelijke kwaliteit van de stad verbeteren en de aantrekkelijkheid van de stad verhogen. Tewerkstellingsperspectieven in de havens en in de tertiaire sector Met de verdere uitbouw van de Voor en Achterhaven, worden de tewerkstellingskansen in de secundaire sector verhoogd. Het optimaliseren en uitbreiden van de bestaande toeristisch recreatieve voorzieningen, kunnen de tewerkstellingsmogelijkheden in de reeds sterker aanwezige tertiaire sector verhogen.
1. Station 2. Watertoren 3. Postgebouw 4. Kazerne 5. Militair Hospitaal 6. Feest- en Cultuurpaleis 7. Zeevaartschool 8. Noordzeeaquarium 9. Maria-Hendrikapark 10. Koninginnelaan 11. Demeysluizen 12. Wellingtonrenbaan 13. TRP-zone/provinciaal domein 14. Krekengebied 15. Herstructurering Torhoutsesteenweg 16. Verkeersleefbaarheid Sas Slijkens
141
142
1. PARTNERS EN ORGANISATORISCHE AANPAK 2. PROCESVERLOOP 3. COMMUNICATIEMIDDELEN
PLANNINGSPROCES
143
1. PARTNERS EN ORGANISATORISCHE AANPAK De betrokken partners binnen de organisatorische onderbouw van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplanningsproces zijn: • de ontwerp- en kerngroep: o het ontwerpteam o de kerngroep en haar secretariaat • de gemeentelijke beleidsverantwoordelijken en adviesorganen: o het college van Burgemeester en Schepenen o Gemeenteraad o de Gecoro (Gemeentelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening) eventueel aangevuld met vertegenwoordigers van de gemeentelijke adviesraden (milieuraad, gemeentelijke begeleidingscommissie mobiliteit, jeugdraad, seniorenraad, cultuurraad, ...) • de boven lokale adviserende en/of de te informeren overheden en organisaties: o de Ambtelijke of Thematische Adviesgroep o de diensten ruimtelijke planning van de Provincie en van het Vlaams Gewest • de georganiseerde en niet georganiseerde bevolking • de buurgemeenten De ontwerp- en kerngroep Het ontwerpteam Het GRS wordt opgemaakt door een team van ruimtelijk planners en mede uitgevoerd door externe ontwerpers en stafmedewerkers - onderzoekers – deskundig in natuurbeheer en ontwikkeling, milieu en landschapsopbouw. Voor de ruimtelijke uitspraken met betrekking tot de economische ontwikkelingsperspectieven (handel, toerisme en recreatie, bedrijvigheid) baseert het ontwerpteam zich op de resultaten van eerder opgemaakte studies zoals het Strategisch Commercieel Plan, het Strategisch Plan voor de Haven. Het ontwerpteam neemt daarenboven actief deel aan andere planningsprocessen zoals deze van het Mobiliteitsplan en van het Strategisch Plan voor Toerisme en Recreatie. Kern- of plangroep De kern- of plangroep staat in voor het dagelijks bestuur van het structuurplanningsproces en de voorbereiding van de overleg initiatieven: bespreken informatiemateriaal, vastleggen en opvolgen werkafspraken en taakverdeling, voorleggen van werkdocumenten, adviezen vragen aan verschillende overlegorganen e.d. De kerngroep bestaat uit afgevaardigden van het stadsbestuur, afgevaardigden van de stedelijke administraties die direct betrokken zijn bij de voorbereiding en opvolging van het ruimtelijk beleid, een afgevaardigde van de stedelijke informatie- en voorlichtingsdienst en het ontwerpteam. Waar nodig wordt de kerngroep uitgebreid met andere vertegenwoordigers van het stadsbestuur en andere verantwoordelijken van de administratieve diensten.
144
Secretariaat kerngroep De relevante tussentijdse documenten van het GRS worden voor de leden van de Gecoro, de gemeenteraadsleden en de geïnteresseerde bevolking ter inzage gelegd. Zij kunnen ten allen tijde hun bemerkingen en suggesties m.b.t. het ruimtelijk structuurplan(ningsproces) aan het secretariaat van de kerngroep overmaken. Het secretariaat van de kerngroep staat ook in voor het opmaken en versturen van alle uitnodigingen en voor het opmaken en versturen van de verslaggeving van de verschillende overlegmomenten. De gemeentelijke beleidsverantwoordelijken en adviesorganen het CBS, de Gemeenteraad en het overleg en besluitvormingsproces De gemeenteraad neemt bij de besluitvorming een centrale plaats in. Op drie momenten vindt er een formeel besluitvormingsmoment in de gemeenteraad plaats: -
Bij de start van het planningsproces neemt de gemeenteraad de beslissing tot opmaak van een gemeentelijk ruimtelijk structuurplan.
-
Bij de start van de officiële procedure en na formeel advies van de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening of Gecoro stelt de gemeenteraad het ontwerp gemeentelijk ruimtelijk structuurplan voorlopig vast.
Nadat de Gecoro alle bezwaren en opmerkingen geformuleerd tijdens het openbaar onderzoek gebundeld en geadviseerd heeft en na het advies van de Vlaamse regering of Bestendige Deputatie stelt de gemeenteraad het ontwerp gemeentelijk ruimtelijk structuurplan definitief vast. Buiten deze formele besluitvormingsmomenten worden de leden van de Gecoro, van de Raadscommissie (delegatie van de gemeenteraad) voor ruimtelijke ordening alsook afgevaardigden van de administraties van de provincies en het Vlaams Gewest uitgenodigd op specifieke info- en overlegmomenten. -
Gemeentelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening (Gecoro) De Gecoro adviseert het ontwerp GRS. Ter voorbereiding van dit advies worden de leden van de Gecoro uitgenodigd deel te nemen aan de info- en overlegmomenten georganiseerd naar aanleiding van de opmaak van de startnota, het voorlopig en het definitief ontwerp en het ontwerp. De werking van de overlegorganen wordt geoptimaliseerd door: -
het secretariaat van de kerngroep, dat instaat voor de voorbereiding en de administratieve en logistieke ondersteuning;
-
de leden van de overlegorganen steeds vooraf de uitnodiging, agenda en, indien mogelijk de te bespreken documenten toe te sturen;
-
aan de ontwerper de rol van inhoudelijk procescoördinator toe te vertrouwen.
145
Tussentijdse vergaderingen met het CBS en de gemeenteraad In de Gecoro is het politiek overleg beperkt en het is er decretaal ook niet gewenst. De dialoog met de bevolking en de deskundigen staat er centraal. Daarom is op een aantal momenten in het procesverloop een terugkoppeling voorzien naar het voltallige College van Burgemeester en Schepenen en in een latere fase naar de gemeenteraad. Op deze officieuze vergaderingen worden de nota’s en voorstellen toegelicht en besproken. Op deze wijze is bijsturing mogelijk vanuit politieke invalshoek en wordt de besluitvorming voorbereid. De leden van het CBS en de gemeenteraad worden ook uitgenodigd op de open overlegmomenten. De bovenlokale adviserende en/of de te informeren overheden en organisaties Ambtelijke of Thematische werkgroep Er is geopteerd om dit overleg thematisch te organiseren. Het betreft overleg met personen die ambts- en/of beroepshalve advies kunnen verstrekken ten aanzien van de specifieke onderdelen of thema’s die binnen het ruimtelijk structuurplanningsproces aan bod komen. De ambtelijke of thematische adviesgroep bespreekt de verschillende voorstellen, stuurt de voorstellen waar nodig bij en brengt extra informatie aan. De ambtelijke of thematische adviesgroep wordt samengesteld door de kern- of plangroep en dit in functie van de binnen het ruimtelijk structuurplanningsproces te bespreken onderdelen of thema’s. In die context is overleg georganiseerd met AWZ, AMINAL en VLM. Bestuurlijk overleg ruimtelijke ordening Op wel bepaalde momenten is apart ‘bestuurlijk’ overleg voorzien met de afgevaardigden van de afdeling ruimtelijke planning van AROHM, van de cel ruimtelijke ordening van de provinciale afdeling ROHM en van de Provinciale Planologische Dienst. Het bestuurlijk overleg heeft, conform de omzendbrief over het gemeentelijk structuurplanning sproces, plaats vóór de cruciale beslissingsmomenten over afgewerkte documenten (startnota, structureel overleg voorontwerp, plenair overleg voorontwerp> ontwerp). Aan het bestuurlijk overleg ruimtelijke ordening wordt deelgenomen door een afvaardiging van de Kerngroep, het Provinciebestuur van West-Vlaanderen - provinciale planologische dienst, het Vlaams Gewest - AROHM en de afdeling ROHM West-Vlaanderen - cel RO. De georganiseerde en niet georganiseerde bevolking Op cruciale momenten in het structuurplanningsproces wordt het overleg opengetrokken naar alle belangstellenden. Deze overlegmomenten hebben tot doel een ruime groep mensen bij het denkproces rond het structuurplan te betrekken en zo een ruim draagvlak te creëren. Met een ruime groep mensen wordt een denkproces op gang gebracht over de gewenste toekomstige ontwikkelingen in de stad. Een eerst overleg is te organiseren op het ogenblik dat het voorontwerp van het GRS met de kerngroep en het CBS besproken werd. Na het afwerken van het ontwerp of definitief GRS is ter voorbereiding van de bevolking op het openbaar onderzoek een informatievergadering te voorzien. 146
Raadpleging buurgemeenten In het Planningsdecreet is voorzien dat de aanpalende gemeenten tijdens het openbaar onderzoek hun advies uitbrengen over het gemeentelijk structuurplan. Het is zinvol om vanaf de start deze partners te informeren en te raadplegen, vooral omtrent grensoverschrijdende en gemeenschappelijke problemen, kansen of oplossingen. Om een maximale afstemming te bekomen met de structuurplannen van aanpalende gemeenten wordt voorgesteld niet enkel het ontwerp maar ook het voorontwerp van het GRS met deze gemeenten te bespreken.
2. PROCESVERLOOP Startnota Tijdens de opmaak van de Startnota komt de kerngroep minstens één maal per maand samen. Er wordt ook één maal met de kerngroep een gerichte, gebiedsgebonden of thematische terreinverkenning verricht. Een dergelijk overlegmoment met de allures van een ‘inleefreis’ brengt immers aanvullende informatie aan de oppervlakte. De startnota wordt besproken in de Gecoro, de raadscommissie RO en het CBS. De door het CBS goedgekeurde startnota wordt tijdens een structureel overleg met ARP en PPD besproken. Voorontwerp Tijdens de opmaak en het afwerken van het voorontwerp GRS komt de kerngroep minstens één maal per kwartaal samen. Het voorontwerp wordt besproken in de Gecoro, de raadscommissie RO en het CBS. Het door het CBS goedgekeurde voorontwerp wordt tijdens het structureel overleg met ARP en PPD besproken. Na aanpassing van het voorontwerp op basis van de geformuleerde bemerkingen en gevraagde aanvullingen tijdens het structureel overleg wordt ook deelgenomen aan het plenair overleg met ARP en de PPD. In afwachting van de organisatie van het plenair overleg worden de bevolking en de buurgemeenten geraadpleegd. Ontwerp Na het plenair overleg organiseert de kerngroep minstens twee overlegmomenten om het ontwerp GRS af te werken ten behoeve van het advies van de Gecoro en de voorlopige aanvaarding van het CBS. Op basis van het door het CBS voorlopig aanvaarde ontwerp GRS wordt een openbaar onderzoek georganiseerd. De Gecoro behandelt de bezwaren en geeft aan het CBS de nodige adviezen ten einde het ontwerp definitief te kunnen goedkeuren.
147
3. COMMUNICATIEMIDDELEN Het overleg tussen de verschillende gesprekspartners mag niet alleen mondeling verlopen. Standpunten en visies moeten ook schriftelijk uitgewisseld worden. Bovendien moeten schriftelijke communicatiemiddelen waarborgen dat elke partner tijdig en voldoende geïnformeerd wordt. Even belangrijk is dat de partners op een aangepaste wijze kunnen reageren tijdens het planningsproces. Voor elke fase in het planningsproces zijn specifieke communicatiemiddelen in te zetten: -
formele uitnodigingen voor de ambtelijke of thematische werkgroep, de Gecoro, het CBS en de gemeenteraad, de buurgemeenten en het bestuurlijk overleg;
-
nota’s. syntheseteksten of brochures die besproken worden op de verschillende vergaderingen; - verslagen van de vergaderingen; schriftelijke reacties. adviezen en bemerkingen van de Gecoro, overheden, buurgemeenten en bevolking; persteksten, persbijeenkomsten, artikels in het stedelijk infoblad, extra katernen bij het stedelijk infoblad, berichten op Teletekst; synthesenota’s maatschappelijk draagvlak: de synthesenota’s bieden een meerwaarde aan het structuurplanningsproces en leiden de opmaak van elk nieuw planningsdocument in; tentoonstelling en brochure kunnen opgemaakt worden na de definitieve goedkeuring van het structuurplan en de publicatie in het Belgisch Staatsblad.
-
-
148
149
VISIEVORMING 1. UITGANGSPUNTEN 2. DOELSTELLINGEN 3. RUIMTELIJKE CONCEPTEN 4. GEWENSTE RUIMTELIJKE STRUCTUUR
DEELSTRUCTUREN 1. BEBOUWDE STRUCTUUR 2. (STEDELIJKE) OPEN RUIMTE STRUCTUUR EN (STEDELIJK) LANDSCHAP 3. VERKEERS- EN VERVOERSSTRUCTUUR
DEELRUIMTEN 1. HET KUSTFRONT 2. DE KERNSTAD 3. HET POLDERFRONT: DE POLDERRUIMTE, DE RANDSTEDELIJKE ENCLAVES EN DE HAVENS 150
151 154 156 157 162
165 167 196 202
217 218 224 232
RICHTINGGEVEND GEDEELTE gewenste ruimtelijke structuur
151
152
1. UITGANGSPUNTEN 2. DOELSTELLINGEN 3. RUIMTELIJKE CONCEPTEN 4. GEWENSTE RUIMTELIJKE STRUCTUUR
VISIEVORMING
153
1. UITGANGSPUNTEN DUURZAME RUIMTELIJKE ONTWIKKELING Streven naar een duurzame ruimtelijke ontwikkeling is in hoofdzaak een houding die tot uiting komt in: - het behouden en zo mogelijk versterken van bestaande ruimtelijke kwaliteiten; - het oplossen van knelpunten en het optimaal benutten van kansen zonder negatieve effecten af te wentelen op andere (deel)ruimten, sectoren en bevolkingsgroepen; - het creëren van samenhang tussen de ruimtelijke fragmenten; - het continu (procesmatig) en concreet (actie- en projectgericht) werken aan ruimtelijke kwaliteit; - het beheer van stromen (energie, water, afval, materialen, verkeer, mensen, ...); - de culturele meerwaarde die tot stand komt door het inzetten van specifieke acties en projecten; - de maatschappelijke meerwaarden, de betrokkenheid en het integrerend vermogen; - de procesbereidheid en de mate waarin belang wordt gehecht aan overleg, betrokkenheid, begeestering, en samenwerking op basis van evenwaardigheid. Vanuit deze houding worden de doelstellingen en ruimtelijke concepten geformuleerd. Deze concepten vormen de basis voor de ontwikkeling van een gewenste ruimtelijke structuur. EEN STAD AAN ZEE EN HAVEN Oostende is de enige volwaardige stad aan de Kust. Met ‘volwaardig’ wordt zowel verwezen naar haar ruimtelijke structuur en verschijningsvorm als naar de aanwezigheid van een compleet net van voorzieningen en naar de link met de zee en de haven. Naast de ruimtelijke kenmerken wordt het stedelijk karakter van Oostende en de kansen om die stedelijkheid te versterken, bepaald door de regionale aantrekkingskracht van het handelscentrum, het relatief uitgebreide onderwijsnet, de diverse openbare diensten, ziekenhuizen en verscheidene waardevolle accommodaties voor culturele en toeristischrecreatieve activiteiten. In dit perspectief is Oostende minder seizoenafhankelijk dan andere badplaatsen en is deze stad uit te bouwen als het stedelijk trefpunt aan de Kust. Ook de link met de (zee)haven is een belangrijke troef voor het verder ontwikkelen van dit stedelijk trefpunt. In die zin is de haven te verankeren aan de stad door: - de onmiskenbare kwaliteiten van de bestaande ruimtelijke structuur van de historische en 19°-eeuwse binnenstad waar nodig en waar mogelijk te versterken en te verhelderen enerzijds; - en het ‘in de haven brengen’ of met andere woorden het aan de haven verankeren van de stad, anderzijds. Recente stedelijke en infrastructurele ontwikkelingen laten immers toe dat de haven in de stad de positie van scharnier kan innemen. Naast een adequate ontwikkeling van de zeehaven kan het afstemmen van de stedelijke ontwikkeling op deze nieuwe positie een belangrijke bijdrage leveren tot het genereren van zowel sociale en economische als ruimtelijke en culturele meerwaarden.
154
EEN STRATEGISCH EN ACTIEGERICHT RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN Een ruimtelijk structuurplan is niet enkel te legitimeren omwille van de nood aan een globale visie voor de uitvoering van een ruimtelijk beleid. De legitimatie en de relevantie van een ruimtelijk structuurplan wordt evenzeer gevoed door haar strategisch karakter en de manier waarop concrete acties in het planningsproces worden opgenomen. Om de vooropgestelde doelstellingen en concepten te realiseren worden in die optiek strategische projectzones als hefboom ingezet om de gewenste ruimtelijke structuur te realiseren. Het gaat in hoofdzaak om gebieden die heden worden gekenmerkt door hun perifere conditie die op basis van verder stedenbouwkundig onderzoek als hefboom voor stedelijkheid, stedelijke identiteit en vernieuwing in te zetten zijn. Naast strategische projectzones worden er voor de realisatie van de gewenste ruimtelijke structuur ook specifieke projecten en maatregelen (beleidsinstrumenten) voorzien die gericht zijn op de herwaardering van de bestaande stedelijke structuur. Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Oostende wil zich focussen op het stedelijke niveau. Voor het aanwijzen en definiëren van de ruimtelijke ontwikkelingsperspectieven op intralokaal niveau (wijken en buurten) is het de bedoeling ‘wijkstructuurplanning’ als methodiek in te zetten. Oostende is op dat vlak niet aan zijn proefstuk toe. Sinds 1996 zijn reeds een viertal wijkstructuurplannen opgemaakt en goedgekeurd door het College van Burgemeester en Schepenen (CBS). Het inschakelen van ‘wijkstructuurplanning’ als middel om de gewenste ruimtelijke structuur op intralokaal niveau inhoud en zin te geven is heden, in tegenstelling met de vroegere aanpak, te verankeren aan het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan (GRS). De wijkstructuurplannen zullen zich in ieder geval moeten richten naar de richtinggevende en bindende bepalingen van het GRS. Rekening houdend met het bestaan van goed functionerende wijkraden haakt deze werkwijze ook in op het streven naar subsidiariteit. In die optiek is het geenszins de bedoeling om het bevoegde beleidsniveau (het CBS) ter discussie te stellen maar wordt veeleer gestreefd om het ‘werkveld’ af te stemmen op het niveau waarop het draagvlak effectief te creëren is, om die aspecten van de ruimtelijke planning die inspelen op de dagelijkse bekommernissen van de inwoners ter sprake te brengen op tijdstippen en plaatsen die voor hen toegankelijk zijn. Dit sluit geenszins uit dat zij niet zouden kunnen deelnemen aan het debat over de gewenste ruimtelijke structuur op het stedelijke niveau. Beide sporen staan open voor een ruime participatie. In Oostende worden volgende wijken onderscheiden: Centrum (incl. Oud Hospitaal), KonterdamMeiboom, Mariakerke-Nieuwe Koers, Opex/Vuurtorenwijk, Raversijde, Stene, WesterkwartierVlaams Plein en Zandvoorde. De wijkstructuurplannen die tot op heden werden opgemaakt en definitief goedgekeurd, zijn deze voor de wijken Westerkwartier (1996), Opex (1997), Zandvoorde (1998), Oud-Hospitaal (2001) en het wijkstructuurplan Konterdam-Meiboom (2002). Aangenomen wordt dat de optie, om op het intralokale niveau verder te kunnen werken met wijkstructuurplannen, in het ontwerp ruimtelijk structuurplan Oostende onderbouwd wordt door bindende inhoudelijke en procedurele criteria. 155
2. DOELSTELLINGEN DOELSTELLINGEN MET EEN BOVENLOKAAL EN GRENSOVERSCHRIJDEND KARAKTER Om de rol van kernstad in het regionaal stedelijk gebied waar te maken is het voor Oostende van belang de woon- en leefkwaliteit voor de huidige en de duizenden toekomstige inwoners te garanderen. Het kunnen inbouwen van deze garantie in de gewenste ruimtelijke structuur veronderstelt dat doeltreffende acties en ondersteunende maatregelen mede op het bovenlokale niveau worden overwogen en ondernomen. De beoogde acties en ondersteunende maatregelen hebben betrekking op: - De ontsluiting en de toegankelijkheid van de poorten en de verkeersafwikkeling op de primaire en secundaire wegen; - Het versterken van het multimodaal verkeer tussen de Voor- en Achterhaven; - Het creatief linken van de westeroever en de oosteroever; - Het verbeteren van het streekvervoer; - Het geïntegreerd benaderen van de semi-natuurlijke zeewering en de toeristischrecreatieve gebruiksmogelijkheden van de stranden, dijken en duinen; - Het aanwenden van de randstedelijke (groen)gebieden als ‘ontspannend bindmiddel’; - Het geïntegreerd aanpakken van de waterhuishouding; - De verruiming van de gebruiksmogelijkheden van bestaande landbouwbedrijven in het poldergebied; - … DOELSTELLINGEN MET EEN LOKAAL KARAKTER Oostende is een uitgelezen context om te werken aan stedelijkheid. Met andere woorden deze elementen die haar stedelijk karakter bepalen en beïnvloeden moeten worden ingezet als troeven voor een gewenste ruimtelijke structuur. Stedelijkheid wordt onder meer bepaald door de bundeling en nabijheid van voorzieningen, voldoende en gedifferentieerde dichtheden, verwevenheid van functies, sfeerbepalende contrasten en overgangsgebieden (bv. stad-haven, strand-dijk-stad), de architectuur van het stedelijk weefsel en de beeldbepalende sites en gebouwen, een evenwichtige samenstelling van bevolkings- en leeftijdsgroepen en dergelijke. De elementen voor het ontwikkelen van een gewenste ruimtelijke structuur op lokaal niveau gebaseerd op het streven naar meer stedelijkheid, bestaan uit: - Het herwaarderen en gedifferentieerd verruimen van de woningvoorraad; - Het herstructureren en herwaarderen van assen en knooppunten (stadslobby’s) in de Oostendse binnenstad; - Het verbeteren van de verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid; - Het bundelen van overdekte sportvoorzieningen en voorzieningen voor sport in open lucht; - Het versterken van de identiteit, het publieke karakter en de samenhang van de open(bare) ruimte die de perifere wijken flankeert.
156
3. RUIMTELIJKE CONCEPTEN Een gewenste ruimtelijke structuur is meervoudig gelaagd. Om die lagen op te bouwen zijn de doelstellingen vertaald in een zevental ruimtelijke concepten: • Compacte stad: nabijheid als kwaliteitslabel in ruimte en tijd • Stedelijk trefpunt aan de Kust met complementaire oevers • Publieke fronten met een eigen identiteit • Verscheiden open ruimtelandschappen in en om de stad • Een evenwichtig verdichte en verdunde (binnen)stad • Havengebied met gedifferentieerde (bedrijfs)ontwikkeling • Verbindende elementen met een eigen rol en betekenis
COMPACTE STAD: NABIJHEID ALS KWALITEITSLABEL IN RUIMTE EN TIJD De ruimtelijke kwaliteit van Oostende is haar nog relatief compacte vorm. Het behoud van die compacte vorm door het benutten van verlaten of verloederde sites en de ontwikkeling van de ongedefinieerde restruimten en/of overgangsgebieden tussen de stad en de open ruimte, bieden de mogelijkheid om ‘nabijheid’ verder strategisch in te zetten als troef of kwaliteitslabel in ruimte en tijd. Het strategische inzetten van deze troef veronderstelt dat concrete projecten op stedelijk niveau de compacte stad versterken.
157
STEDELIJK TREFPUNT AAN DE KUST MET COMPLEMENTAIRE OEVERS Het kustfront wordt gekenmerkt door de potentiële complementariteit van de wester- en oosteroever. Deze ruimtelijke entiteiten zijn op elkaar betrokken door hun gerichtheid op de havengeul die een meer centrale positie kan gaan innemen. De havengeul wordt van breuk geherdefinieerd tot ‘stedelijke scharnier’. Oostende, stad aan zee stelt haar waterfronten centraal. Beide oevers bestaan op hun beurt uit een aantal te onderscheiden ruimtelijke fragmenten. De koppeling van deze verschillende fragmenten maakt van deze ruimtelijke entiteiten potentieel sterke stedelijke ankerpunten. Ze bestaan uit een dicht bebouwd stadsdeel en een stedelijk natuurelement. Op de westeroever is dit de koppeling van het dichte weefsel van de binnenstad (tot tegen de Koninginnelaan) met het Maria-Hendrikapark. Op de oosteroever is dit de koppeling van het stedelijk ontwikkelingsgebied met het potentiële Parkbos aan de Spuikom en de Spuikom zelf (tussen Oostende en Bredene).
PUBLIEKE FRONTEN MET EEN EIGEN IDENTITEIT De stad tekent zich af tussen twee fronten met name het water- en polderfront. Aan waterfront vormen dijken en kaden de ruimtelijke aanknopingspunten voor verstedelijking. In het polderfront zijn multifunctioneel randstedelijke (groen)gebieden latent aanwezig doch zonder of met een gebrekkige functionele en fysieke koppeling met de stad. Ze vertonen in de huidige ruimtelijke situatie veeleer het statuut van enclaves of restruimten, amorfe gebieden waar de stad als het ware is geamputeerd. Zij kunnen echter een belangrijke rol spelen in de gebruikswaarde en de beeldvorming van de fronten van de stad enerzijds en in de uitbouw van een volwaardig stedelijk gebied anderzijds. Het ten volle benutten van de potentiële betrokkenheid van de stad met haar water- en polderlandschap biedt interessante kansen voor de kwaliteit van haar stedelijkheid en de aantrekkelijkheid van haar stedelijke functies.
VERSCHEIDEN OPEN RUIMTE LANDSCHAPPEN IN EN OM DE STAD De bestaande verscheidenheid die vanuit cultuurhistorisch, landschappelijk, landbouweconomisch en ecologisch perspectief de open ruimte in de rand van de stad kenmerkt, is een te behouden en waar mogelijk te versterken kwaliteit. Vooral in de Historische polder van Oostende en in het bijzonder in de Oude en Nieuwe Zandvoordepolder en de Snaaskerkepolder kunnen ruimtelijke maatregelen het behoud van de ecologische en landschappelijke waarden ondersteunen. De Middellandpolder is als typisch agrarisch poldergebied te vrijwaren voor de landbouw. In de Snaaskerkepolder is vooral het dambordpatroon bestaande uit verhoogde wegbermen met een maas van ongeveer 750m op 750m die akkerland met strak rechthoekige percelen ontsluit, een te behouden landschappelijke kwaliteit. In de Nieuwe Zandvoordepolder, gekenmerkt door de grillige lijnvorming van de ecologisch waardevolle kreken en geleden, is het belangrijk te komen tot een ecologisch, landschappelijk en landbouwkundig verantwoorde waterhuishouding. De Oudlandpolders zijn van groot biologisch belang. Gedeelten van het weidecomplex werden vroeger uitgeveend of uitgebrikt waardoor het een uitgesproken microreliëf vertoont. Ondanks de indruk van weidsheid en openheid ter hoogte van de water- en polderfronten is de zichtbare en beleefbare open ruimte in de stad daarentegen schaars. In die optiek wordt geopteerd om de bestaande, vaak anonieme open ruimte in en rond de kernstad in te richten en toegankelijk(er) te maken en ze via de droge en natte ecologische infrastructuren of via cultuurhistorische tracés met elkaar te verbinden. 158
159
EEN EVENWICHTIG VERDICHTE EN VERDUNDE (BINNEN)STAD De relatief hoge bebouwingsdichtheid in bepaalde delen van de kernstad laat om redenen van woonomgevingkwaliteit niet toe om nog hogere dichtheden te creëren. Verdichting moet in de stad Oostende gedifferentieerd worden aangepakt. De kernstad Oostende kent een zeer hoge dichtheid en veel kleine gezinnen. Nieuwe woonontwikkelingen zijn hier vooral gericht op het realiseren van woningdifferentiatie en kwaliteitsvolle woonmogelijkheden voor gezinnen. In de dichtbebouwde wijken zoals het Westerkwartier, de Konterdam en delen van de Vuurtorenwijk, wordt verdere verdichting zoveel als mogelijk vermeden en is er geleidelijk te streven naar lagere woondichtheden ten voordele van een kwaliteitsvolle woonomgeving. In de rand van de kernstad is de mogelijkheid tot een beperkte randstedelijke ontwikkeling open te houden ten einde te kunnen voorzien in voldoende woonmogelijkheden en recreatieve voorzieningen voor de stedelijke inwoners. Deze randstedelijke ontwikkelingen moeten een kwalitatieve overgang tussen stedelijk gebied en buitengebied bewerkstelligen. Anderzijds is door de ontwikkeling van specifieke stedelijke projecten zoals de reconversie van een deel van de kazerne aan het Maria-Hedrikapark, het gebied tussen het Montgommerydok en de Havengeul en op de oosteroever te voorzien in een tweeduizendtal nieuwe woongelegenheden waarvan maximaal een achthonderdtal tweede verblijven.
HAVENGEBIED MET GEDIFFERENTIEERDE (BEDRIJFS)ONTWIKKELING De ontwikkelingsperspectieven van de zeehaven worden vastgelegd in het strategisch plan voor de zeehaven van Oostende. Het is duidelijk dat de zeehaven op een gedifferentieerde manier is te ontwikkelen. Alleen al de verscheidenheid van de ruimtelijke condities van de Voorhaven en van de Achterhaven maken dat de potentiële ontwikkelingen er anders zijn. Deze potentiële verscheidenheid is belangrijk omwille van de kansen en beperkingen die hierdoor ontstaan ten aanzien van de beoogde verankering met de stedelijke ontwikkeling. Bij het uitzetten van de strategie voor de ontwikkeling van de zeehaven wordt dan ook gepleit om in te spelen op de ruimtelijke en culturele meerwaarden die kunnen worden gegenereerd door het opteren voor een gedifferentieerde, gebiedsgerichte (bedrijfs)ontwikkeling van de zeehaven. Een dergelijke benadering veronderstelt dat de ontwikkeling van de zeehaven niet enkel af te stemmen is op de interne behoeften en prioriteiten maar ook op de noodzakelijke voorwaarden opdat de stad haar stedelijkheid ten volle zou kunnen ontplooien.
VERBINDENDE ELEMENTEN MET EEN EIGEN ROL EN BETEKENIS De verbindende elementen zoals beschreven in het informatief gedeelte zijn niet alleen ruimtelijk structurerend. Ze zijn ook de getuigen van de genese van de stedelijke ontwikkeling en in die zin dragers van de cultuurhistorische rol en betekenis. Vanuit een dergelijke lectuur van de stad is het belangrijk om de stedelijke ontwikkelingsperspectieven uitdrukkelijk op deze elementen te betrekken. Zoals bepaalde gebouwen en plekken door hun architecturale weerstand en beeldkracht door de eeuwen heen een structurele positie verwerven, zijn de verbindende elementen in een gewenste ruimtelijke structuur te benaderen als structurele dragers en getuigen van de zingeving aan stedelijke transformaties.
160
161
4. GEWENSTE RUIMTELIJKE STRUCTUUR De gewenste ruimtelijke structuur integreert het geheel van doelstellingen en ruimtelijke concepten. Op basis van de bovenlokale taakstellingen, een evaluatie van bestaande beleidsopties, aanvullende programmatische studies, verkeersplanologisch en stedenbouwkundig ontwerpend onderzoek is de gewenste ruimtelijke structuur verder uitgewerkt in deelstructuren en deelruimten. Om de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de deelstructuren en deelruimten te concretiseren werden de relevante bestaande projecten en beleidsopties opgenomen en aangevuld met nieuwe strategische, actiegerichte en flankerende maatregelen. De gewenste ruimtelijke structuur wordt in eerste instantie uiteengelegd in een aantal deelstructuren met een eigen vorm en ruimtelijkheid. Volgende deelstructuren worden onderscheiden: de bebouwde structuur, de open ruimte structuur en de verkeers- en vervoersstructuur. Per deelstructuur worden achtereenvolgens doelstellingen, taakstelling en gewenste ruimtelijke deelstructuur toegelicht. Daarnaast worden binnen de gewenste ruimtelijke structuur ook een aantal deelruimten onderscheiden met een specifieke ruimtelijke, structurele en/of functionele samenhang (zie verder). Binnen de gewenste ruimtelijke structuur van de deelruimten wordt ingezoomd op specifieke projecten en projectgebieden. Door de ‘verzorgende rol’ van Oostende als regionaal stedelijk gebied is het onvermijdelijk dat binnen de gewenste ruimtelijke structuur heel wat elementen aan bod komen met een (potentieel) bovenlokaal karakter. Binnen de lokale elementen is dan ook een onderscheid te maken tussen de lokale elementen van ‘stedelijk belang’ en de lokale elementen met een belangrijke rol op wijkniveau of de intralokale elementen. Gezien het samenlopen van verschillende planningsprocessen en de sterke onderlinge relatie, komen in het structuurplan Oostende naast elementen van lokaal niveau ook elementen van bovenlokaal niveau ter sprake. De uitspraken omtrent bovenlokale elementen vormen suggesties naar de hogere overheden toe. Beslissingen met betrekking tot deze elementen zullen door de bevoegde instanties worden genomen.
162
163
164
1. BEBOUWDE STRUCTUUR 2. (STEDELIJKE) OPEN RUIMTE STRUCTUUR EN (STEDELIJK) LANDSCHAP 3. VERKEERS- EN VERVOERSSTRUCTUUR
DEELSTRUCTUREN 165
166
1. BEBOUWDE STRUCTUUR Binnen de bebouwde structuur komt het geheel van bebouwde ruimte aan bod met de activiteiten die er gehuisvest zijn zoals wonen, bedrijvigheid en toerisme en recreatie. De bebouwde structuur is op haar beurt uiteengelegd in de woonruimte, de economische ruimte en de toeristisch-recreatieve en culturele ruimte.
167
1.1 WOONRUIMTE
DOELSTELLINGEN Algemene doelstellingen - Versterken van het imago van de stad als woonplaats; - Verhogen van de verblijfskwaliteit in de stad; - Stimuleren van de sanering en renovatie van het bestaande woningpatrimonium; - Benutten van verlaten militaire en maritieme sites; - Creëren van kwalitatieve en betaalbare woningen; - Creëren van een voldoende gedifferentieerd aanbod afgestemd op de bevolkings- en gezinssamenstelling (diverse woningtypes) enerzijds en in functie van een goede sociale verweving (leeftijdsgroepen en inkomensklassen) anderzijds.
168
Doelstellingen naar stadsdeel - Beschermen van de woonfunctie in de binnenstad en de 19°-eeuwse wijken; - Herwaarderen van het wooncomfort en de publieke ruimte in de binnenstad en de 19°eeuwse wijken; - Versterken van de kwaliteit en samenhang van de publieke ruimte in de perifere wijken; - Gedifferentieerd verruimen van het woningenbestand in de stedelijke ontwikkelingsgebieden; - Ruimtelijk structureren van de tweede verblijven in de stad in het algemeen en in het kustfront in het bijzonder met het oog op: o het verlagen van de druk op de woningmarkt; o het voorkomen van de onleefbaarheid buiten het seizoen.
TAAKSTELLING Volgens de geactualiseerde taakstelling moeten binnen het regionaal stedelijk gebied Oostende in de periode 2000-2007 nog 5.210 à 5.659 bijkomende woningen worden gerealiseerd. Voor de stad Oostende betekent dit de realisatie van een 3.000-tal bijkomende woningen. Deze taakstelling kan worden opgevangen binnen het voorgestelde stedelijke gebied, de omvang van de realisatie is echter niet haalbaar tegen 2007. Er wordt gekozen voor maximaal behoud van de open ruimte en een kwalitatieve woonontwikkeling die primeert op het kwantitatieve. Structureel verruimen van de woningvoorraad Benutten van onbebouwde percelen en leegstaande panden Het is belangrijk dat onbebouwde percelen en leegstaande panden worden benut in functie van de kwaliteit van het omliggende wonen. Braakliggende gronden en leegstand hebben immers een negatieve invloed op de omgeving, de aantrekkelijkheid van de buurt neemt hierdoor gestadig af. Het aanwenden hiervan kan zowel voor een uitbreiding van het woningaanbod als voor een uitbreiding van de openbare ruimte, afhankelijk van de problematiek, behoefte van de buurt. Onbebouwde percelen Onbebouwde percelen langs uitgeruste weg totaal aantal aandeel op markt 2000-2007 aantal op markt 2000-2007 Onbebouwde percelen in goedgekeurde verkaveling totaal aantal aandeel op markt 2000-2007 aantal op markt 2000-2007 Totaal totaal op markt 2000-2007 reeds opgenomen als gepland project (woonplan) Aanbod onbebouwde percelen
267 28% 75 228 56% 128 203 -45 158
Leegstaande woonpanden Er wordt vanuit gegaan dat binnen de langdurige leegstand en de verkrotte woningen mits renovatie of vervanging bijkomende woningen kunnen worden gecreëerd. Dit zou moeten leiden tot ca. 175 bijkomende woongelegenheden. 169
Ontwikkelen van nieuwe, aangepaste woningtypes Er is nood aan nieuwe woningtypologieën die beantwoorden aan de gezinnen die in het stedelijk milieu willen komen wonen, aan de behoeften van de ‘nieuwe stedeling’. Er is voornamelijk vraag naar grondontsloten woningen. Dit sluit geen grote dichtheden uit. Het ontwikkelen van nieuwe woningtypologieën kan op verschillende manieren zoals reconversie en vervangende nieuwbouw in het bestaande stedelijke weefsel en nieuwbouwprojecten binnen de potentieel stedelijke woonen ontwikkelingsgebieden. Projecten in in- en uitbreidingsgebieden met woonbestemming nr.
situering
opp
richt dicht heid
max aand 2° verbl
bijk won
1
woonzone ten O van Raversijde, ingenomen door camping
2,49
25
40%
44
verkavelingsaanvraag in overleg geweest
2,19
16
0%
36
vergunde verkaveling
opmerking
woonzone tss Nieuwpoortsesteenweg, 2
Mariakerkelaan, Derbylaan en Amandsberglaan
3
WUG ten O van Nieuwe Koerswijk (Zuidzijde Prins Roselaan)
6,76
10
0%
68
WUG – geplande verkaveling
4
WUG ten N van oefenrenbaan achter bebouwing Steense Dijk
4,78
10
0%
48
WUG – geplande verkaveling
5
woonzone tss Stene-Dorp en sportvelden
4,54
24
0%
110
geplande sociale woningbouw
6
woonzone tss Cardijnplein, Chrysantenlaan, Brigade Pirronlaan
7,00
20
0%
140
sociale woningbouw
7
woonzone Korenbloemlaan, Paasbloemlaan
0,52
6
0%
3
goedgekeurde verkaveling
8
woonzone tss Kennedyrotonde en uiteinde Vijverstraat
0,10
15
0%
5
deels voor kantoren, ev. resterend deel voor wonen (max. 4 bouwlagen cfr. BPA)
9
woonzones aan kruising Steenovenstraat - Dageraadstraat
0,75
15
0%
25
deel voor wonen in realisatie
10
woonzone Zandvoordestraat en Koebrugstraat
0,60
33
0%
20
gewenste sociale woningbouw
11
woonzone hoek Zandvoordestraat Leegaerdsdijk
0,50
20
0%
10
verkavelingsaanvraag
12
woonzone tss Dr. E. Moreauxlaan, Taboralaan, Groenedijkstraat (Vuurtorenwijk)
1,40
14
0%
20
geplande sociale woningbouw
31,63
17
3%
529
Totaal
170
Projecten in andere projectgebieden max richtdichtheid of aand richtaantal 2° verbl
nr
situering
opmerking
13
Stuiverstraat / Gistelsesteenweg
deels structureel groengebied
14
Schorredijk / Torhoutsesteenweg
ook andere functies
60 eenh
15
Oosteroever
ook andere functies
16
Montgomerydok/ ook andere havengeul ten N van stedelijke en station poortfcties
17
Deel vroegere kazerne Bootsman Jonsen (zijde Zinnialaan en Lijnbaanstraat)
Totaal
huidige bestemming
200
agrarisch gebied (gewestplan)
0%
60
deels LWAgebied, lokaal bedrijventerrein, KMOK-gebied
30 w/ha
40%
1.110
180 eenh
40%
110
woongebied openbaar nut (BPA)
80 à 100 eenh
0%
80
nu militair gebied
2.370 à 2.390
34%
1.560
200 eenh
gedeelte herontw nr wonen
min aant bijk won
0%
zone voor stedelijke ontwikkeling en industriegebied
Samenvatting aanbod geraamd aantal bijkomende (reguliere) woonmogelijkheden sanering / vervanging langdurige leegstand en verwaarloosde gebouwen
ca 175
onbebouwde percelen en kavels op de markt
ca 158
realisatie in- en uitbreidingsgebieden met woonbestemming
ca 529
uitvoering (andere) geplande projecten woonplan
ca 406
realisatie woonproject Stuiverstraat / Gistelsesteenweg
ca 200
realisatie woonproject Schorredijk / Torhoutsesteenweg stedelijk ontwikkelingsgebied Oosteroever stationsomgeving / Montgomerydok omvorming kazerne Totaal
ca 60 ca 1.110 ca 110 ca 80 ca 2.828
171
Differentiëren verruimde woningaanbod naar specifieke doelgroepen Sociale verweving Sociale segregatie uit zich in de kwaliteit van de woonomgeving. Buurten met een concentratie van lagere inkomens zijn onderhevig aan een snellere verloedering en aftakeling van het woningenbestand, waardoor tevens een verloedering van de buurt ontstaat. Een grotere sociale verweving veronderstelt een gedifferentieerd woningaanbod binnen de verschillende te onderscheiden wijken en buurten. Aandeel woningen binnen de sociale sector Het aandeel woningen en kavels binnen de sociale sector is slechts 10% (zie informatief gedeelte). Het aandeel lagere inkomensgroepen onder de Oostendse bevolking ligt relatief hoog. Binnen de sociale sector moet een groter woningaanbod kunnen worden gerealiseerd. Het streven naar een meer realistische verhouding binnen de sociale en private woningmarkt (15/85), die beter beantwoordt aan de bevolkingssamenstelling van de stad, veronderstelt een totale toename van de woningen en kavels in de sociale sector van 5%. Geplande sociale projecten binnen het woonplan Er worden 722 wooneenheden gepland via sociale projecten. Deze omvatten 524 nieuwbouwwoningen om te huren en 198 nieuwbouwwoningen om te kopen, met respectievelijk 60 woningen en 464 appartementen en 172 woningen en 26 appartementen. Door de realisatie van dit sociaal woonprogramma zou het aandeel woningen in de sociale sector tegen 2007 de 11% naderen.
GEWENSTE WOONRUIMTE Ruimtelijke krachtlijnen Binnen de verruimde binnenstad (wijken binnen lus Petit Paris, Van Iseghemlaan, Visserskaai, Vindictivelaan, Alfons Pieterslaan) en langsheen de invalswegen tot de verruimde binnenstad (Nieuwpoortse- en Torhoutsesteenweg) moet de woonfunctie worden beschermd en kan verdere verdichting worden nagestreefd. Tweede verblijven moeten ruimtelijk worden gestuurd. Nieuwe ontwikkelingen kunnen enkel nog in de verruimde binnenstad, binnen het kustfront en op de oosteroever mits een evenwichtige mix van permanente en niet permanente woningen.
172
Binnen de 19e-eeuwse wijken (wijken ten noorden van de Elisabethlaan, Mariakerke, Oud Vliegveld, Konterdam en een deel van de Vuurtorenwijk) vormen de herwaardering van het bestaande patrimonium en de bescherming van de eengezinswoningen de prioriteiten. Verdere verdichting van het woonweefsel moet worden vermeden. De 20e-eeuwse wijken (wijken ten zuiden van de Elisabethlaan) missen ‘stedelijk karakter’. Een meer stedelijke aanpak van de publieke ruimte en de resterende bouwmogelijkheden in deze zuidelijke stadsrand moet worden nagestreefd. Een belangrijk aandachtspunt bij de bouwmogelijkheden in de zuidelijke stadsrand is het streven naar een ruimtelijk kwalitatieve overgang van het stedelijk gebied naar het open ruimte gebied. De projectgebieden vormen uitgelezen kansen om nieuwe woningtypes te ontwikkelen. Deze ontwikkelingen zijn te voeden vanuit de specificiteit van de plek (wonen in de overgangszone tussen stad en open ruimte, wonen in relatie met de waterfronten, wonen aan het park, …) en het streven naar een stedelijk karakter.
Optimaliseren van het bestaande stedelijk weefsel Het bestaande stedelijke (woon)weefsel kan worden geoptimaliseerd door verdichting enerzijds en verdunning anderzijds.
Een verdere verdichting van het stedelijk (woon)weefsel kan worden gerealiseerd in de wijken in de verruimde binnenstad (zie hoger), in het kustfront en langsheen de Nieuwpoortse- en Torhoutsesteenweg door horizontale verdichting, inbreiding, en verticale verdichting (een hoger aantal bouwlagen dan in de rest van de stad en de mogelijkheid tot opsplitsing van eengezinswoningen in meerdere wooneenheden). Het benutten van de stedelijke ontwikkelingsgebieden en de resterende bouwmogelijkheden in de rand van de stad (20e-eeuwse wijken) zorgt voor een horizontale verdichting van het stedelijk (woon)weefsel. Op die manier krijgt de rand van de stad een meer stedelijk karakter.
173
Bij de bepaling van de richtdichtheden / het aantal woningen (zie voorgaande tabellen taakstelling en bijgevoegde kaart) wordt vertrokken vanuit: het streven naar verdichting van de (rand)stedelijke ontwikkelingsgebieden en lagere dichtheden in de uitgelezen woonwijken; de plaatselijke omgevingskenmerken; de juridisch-planologische context (reeds geplande of vergunde projecten als verkavelingen, BPA-voorschriften). Deze dichtheden worden meestal overgenomen teneinde de realisatie op korte termijn niet in het gedrang te brengen. Binnen de 19e-eeuwse wijken wordt veeleer geopteerd voor een verdunning van het stedelijke (woon)weefsel. Belangrijk is dat de architecturale en stedenbouwkundige kwaliteiten van deze wijken worden behouden. Verticale verdichting, de opsplitsing van eengezinswoningen in meerdere wooneenheden, moet worden vermeden. De woonfunctie met een grondontsloten karakter primeert. De verdunning kan in verticale en horizontale zin gebeuren. Een verticale verdunning kan worden gerealiseerd door de reductie van de (al te hoge) bouwhoogtes (in huidige bijzondere plannen van aanleg) en van het aantal percelen om voldoende grondontsloten woningen te vrijwaren. Een horizontale verdunning kan worden gerealiseerd door het open werken van het (al te dichte) weefsel en de herwaardering van de binnengebieden om zo de openbare ruimte uit te breiden. Voor wat betreft de braakliggende terreinen moet worden afgewogen of deze niet beter worden ingezet om een horizontale verdunning te realiseren dan wel dat ze worden volgebouwd. Zo werd in de Vuurtorenwijk een braakliggend bouwblok niet bebouwd maar benut als openbare ruimte.
Herwaarderen van het woningpatrimonium Het relatief oude woningpatrimonium binnen de stad Oostende beantwoordt niet meer voldoende aan het programma van eisen van de huidige gezinnen. Er is nood aan een structurele aanpassing, renovatie van de woningen. Aansluitend op het ruimtelijk beleid van de voorbije jaren wordt heden nog steeds voorrang gegeven aan de herwaardering van de 19°-eeuwse wijken en de oudere woningen. Dit gaat gepaard met een selectieve impuls vanuit de sociale huisvestingssector, de herinrichting van de publieke ruimte, de belasting op tweede verblijven en op leegstaande, verwaarloosde en/of verkrotte panden. Ten voordele van het behoud van voldoende woonmogelijkheden voor gezinnen met kinderen, is bij het opzetten van herwaarderingsoperaties in de reeds dichtbebouwde kernstad een ruimtelijk evenwicht na te streven tussen het verdichten en het verdunnen (zie hoger). In die optiek is verticale verdichting van bestaande eengezinswoningen in de 19°-eeuwse wijken verder af te remmen. Enkel langs de belangrijke invalswegen zoals de Torhoutsesteenweg, de Nieuwpoortsesteenweg alsook in verruimde binnenstad en langsheen de zeedijk, is een dergelijke vorm van verdichting nog mogelijk.
174
Verbeteren van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving Een belangrijk aspect binnen een compacte stad als Oostende is het aanbod aan kwalitatieve openbare ruimte en gemeenschappelijke groenvoorzieningen. Door een onderlinge afstemming van ruimtelijke ordening, openbare werken en huisvesting kan de herwaardering van het openbaar domein worden ingezet ter verbetering van het woonmilieu, daar waar het voor de huisvesting het meest prioritair is.
Verruimen van het woningbestand Korte termijn Het verruimen van het bestaande woningenbestand is op korte termijn nog haalbaar in een beperkt aantal stedelijke randgebieden zoals ten oosten van Raversijde (camping), ten noorden van de Oefenrenbaan en ten oosten van het potentiële stedelijke sportpark (Stuiverstraat/ Gistelsesteenweg); en door de reconversie van een aantal (verlaten) sites als het militair hospitaal, delen van de kazerne Bootsman Jonsen, de Churchillkaai en de strook langsheen de Nieuwpoortsesteenweg ter hoogte van de Wellingtonrenbaan. Middellange termijn Op middellange termijn komt het randstedelijke gebied Torhoutsesteenweg/Schorredijk, naast de ontwikkeling van bedrijvigheid (zie verder), ten dele in aanmerking voor de uitbreiding van het woningaanbod. Mogelijkheden voor bijkomende woningen binnen het gebied zijn te situeren aansluitend op de bebouwde structuur van Stene (westelijke flank van het polderdorp). Lange termijn Op langere termijn is de Oosteroever het stedelijk ontwikkelingsgebied bij uitstek om een duizendtal gezinnen te huisvesten. Het gaat om een ruimer gebied dan het huidige stedelijk ontwikkelingsgebied. De strategische projectzone ‘Oosteroever’ loopt tot de Dokter Edouard Moreauxlaan. Een herbestemming valt onder bovenlokale bevoegdheid. Essentieel bij deze ontwikkeling is de verwevenheid van functies, het kwalitatief benutten van de waterfronten zonder deze publieke zones te privatiseren, het integreren van merkwaardige, beeldbepalende relicten en sites en het verankeren van de site in de globale stedelijke structuur. Om een dergelijke operatie voldoende slaagkansen te bieden op een kwalitatieve realisatie is een tijdige voorbereiding onder de vorm van proces- en projectregie aangewezen. Een belangrijke sleutel tot de uitbouw van de oosteroever is het havengebied. Zij vormt de schakel tussen de wester- en oosteroever. Delen van de haven vormen op termijn potentiële stedelijke ontwikkelingsgebieden en stapstenen naar de overkant/oosteroever zoals de kop tussen het Montgomerydok en de havengeul.
175
Zoeken naar een oplossing voor de zonevreemde problematiek De zonevreemde woningen op het grondgebied van Oostende komen voor in clusters. De gewenste toekomst wordt cluster per cluster bekeken. - Cluster 1 Kalkaert De zonevreemde woningen binnen de cluster liggen in parkgebied en zijn opgenomen in het BPA Kalkaertstraat. Het BPA is in ontwerp. De bestaande bebouwing langs de Nieuwpoortsesteenweg wordt opgenomen in een zone voor gesloten en halfgesloten woningbouw met voortuinstrook. - Cluster 2 Nieuwpoortsesteenweg De zonevreemde woningen binnen de cluster liggen in parkgebied. Het beleid wenst deze woningen te handhaven. Verbouwingen zijn mogelijk. Uitbreidingsmogelijkheden worden beperkt tot 25% van het bestaand volume met een maximaal bruto volume na verbouwing van 1000m³. Herbouw is enkel toegelaten bij overmacht. Verplaatsing is niet toegelaten. - Cluster 3 Schoolstraat-Zakstraat De zonevreemde woningen binnen de cluster liggen in luchthavengebied. De stad wenst deze woningen te behouden. Verbouwingen zijn mogelijk. Uitbreidingen zijn mogelijk tot 100% van het bestaand volume met een maximaal bruto volume na verbouwing van 1000m³. Herbouw en verplaatsing zijn toegelaten. Indien een uitdovend beleid toch nodig blijkt in functie van de ontwikkeling van de luchthaven, wenst de stad dat dit enkel kan op voorwaarde dat de luchthaven een aankoopplicht wordt opgelegd.De uiteindelijke beslissing met betrekking tot deze cluster behoort toe aan het Vlaams Gewest in het kader van de afbakening van het regionaal stedelijk gebied. - Cluster 4 Torhoutsesteenweg De zonevreemde woningen binnen de cluster liggen in KMO-zone. Het beleid wenst voor deze woningen een uitdovend beleid voorop te stellen. Het gebied moet worden gereserveerd voor de voorziene functie. Instandhoudingswerken kunnen worden uitgevoerd (= kleine, niet structurele werken of comfortwerken). Geen verbouwingen, uitbreidingen, herbouw noch verplaatsing worden toegelaten. - Cluster 5 Grintweg De zonevreemde woningen binnen de cluster liggen in natuurgebied. Het beleid wenst voor deze woningen een uitdovend beleid voorop te stellen. Instandhoudingswerken kunnen worden uitgevoerd (= kleine, niet structurele werken of comfortwerken). Geen verbouwingen, uitbreidingen, herbouw noch verplaatsing worden toegelaten. - Cluster 6 en 7 Oudenburgsesteenweg De zonevreemde woningen binnen beide clusters liggen in havengebied. De afbakening en ontwikkelingsperspectieven en uiteindelijke beslissingen omtrent van het havengebied worden door de hogere overheid uitgezet. De woningen liggen buiten het beschermd dorpsgezicht van de Creosoteerwerfen en de omgeving van het sluizencomplex Plassendale.
176
- Cluster 8 Hendrik Baelskaai De zonevreemde woningen binnen de cluster liggen in industriegebied en stedelijk ontwikkelingsgebied. De woningen kunnen behouden blijven zolang geen globale visie en ontwikkelingsstrategie met de daarbij horende stadsontwerpen voor de Oosteroever zijn ontwikkeld. Verbouwingen zijn mogelijk. Uitbreidingsmogelijkheden worden beperkt tot 25% van het bestaand volume met een maximaal bruto volume na verbouwing van 1000m³. Herbouw is enkel toegelaten bij overmacht. Verplaatsing is niet toegelaten. De uiteindelijke beslissing met betrekking tot deze cluster behoort toe aan het Vlaams Gewest in het kader van de afbakening van het regionaal stedelijk gebied.
Maatregelen en acties Realiseren van de sociale woonprojecten Het woonplan voor de periode van 01/01/2001 tot en met 31/12/2006 beoogt de verbetering van het bestaande woningenbestand en vergroting van het huidige woningaanbod. De belangrijkste doelgroep binnen de vooropgezette planning wordt gevormd door jonge mensen, nieuwe gezinnen en gezinnen met kinderen. De geplande projecten omvatten: - De renovatie van 1.662 bestaande sociale woningen; - De bouw van 518 nieuwe sociale huurwoningen; - De bouw van 500 nieuwe woningen in de private sector.
Renovatie of vervanging van langdurig leegstaande en/of verkrotte woningen/gebouwen De renovatie van 1.662 bestaande sociale woningen gedefinieerd in het woonplan.
177
Reconversie van specifieke sites en gebouwen De reconversie van het Militair hospitaal, delen van de kazerne Bootsman Jonsen en de Churchillkaai en het gebied gelegen tussen de Hendrik Baelskaai, de Fortlaan en de Ankerstraat. De belangrijkheid en de impact van deze inbreidingsgerichte projecten en de gevolgen voor het stedelijk weefsel zijn dermate groot dat de Stad Oostende deze projecten zelf zal uitvoeren of er ten minste de regie van zal waarnemen. Realiseren van een kwalitatieve overgang tussen de stedelijke structuur en de open ruimte Het gaat om een aantal gebieden aan de rand van de bebouwde en de open ruimte. Door het benutten van deze gebieden kan de stedelijke structuur, de woonrand, kwalitatief worden afgewerkt naar de open ruimte toe. Dit houdt in dat de ruimtelijke kenmerken van de stedelijke uitbreiding zoveel mogelijk aansluiten bij deze van de aanpalende open ruimte zodat visueel een ‘geleidelijke’ overgang ontstaat. Een bijkomende meerwaarde wordt gecreëerd als ook functioneel een dergelijke geleidelijke overgang wordt bekomen. Volgende gebieden komen hiervoor in aanmerking: - Het gebied ten oosten van Raversijde (voormalige camping); - De strook langsheen de Nieuwpoortsesteenweg ter hoogte van de Wellingtonrenbaan; - Het gebied ten noorden van de Oefenrenbaan: Prins Roselaan en Steense Dijk; - Het gebied Stuiverstraat/Gistelsesteenweg: ’t Baanhof. Uitbouwen van stedelijke ontwikkelingsgebieden Deze gebieden komen in aanmerking voor een mix van stedelijke activiteiten als ‘eigentijds wonen’ aan het water, tweede verblijven, bedrijvigheid, kantoren, voorzieningen en recreatie. Het gaat om volgende gebieden: - Torhoutsesteenweg/Schorredijk; - De Churchillkaai; - Het gebied gelegen tussen de Hendrik Baelskaai, de Fortlaan en de Ankerstraat. Ruimtelijk sturen en structureren van de tweede verblijven De tweede verblijven vormen een zware hypotheek op het woningaanbod en een bedreiging voor het stedelijk functioneren (druk op immobiliënmarkt, verlaten zones in bepaalde periodes, …). Het is wenselijk dat een beleid wordt uitgewerkt dat zich richt op het beheersen van het aantal bijkomende tweede verblijven en de ruimtelijke sturing ervan. Dit beleid zou echter best voor de hele Kust samen, gemeentegrensoverschrijdend, worden uitgezet om een afwenteling van de druk op de andere kustgemeenten te vermijden. Verder onderzoek naar een mogelijk instrumentarium is nodig. Naast de voorschriften en andere richtlijnen in RUP’s, in verkavelingsvergunningen en in de stedelijke verordening op de bouwwerken en de aanvullende voorwaarden opgelegd in stedenbouwkundige vergunningen, zullen maatregelen vanuit andere beleidsdomeinen (als fiscaliteit) deze opties moeten ondersteunen. Verder onderzoek naar geïntegreerde beleidsmogelijkheden is nodig. Aan de bovenlokale overheid wordt gesuggereerd om in overleg met de kustgemeenten een instrumentarium te ontwikkelen dat toelaat om aan de Kust een samenhangend en geïntegreerd ruimtelijk beleid m.b.t. de tweede verblijven te kunnen voeren. 178
Heroriënteren herwaarderings- en renovatiepremies Een eerste stap waren de subsidies voor gevelrenovatie, een volgende stap is het uitwerken van subsidies voor vervangende nieuwbouw of doorgedreven renovatie. Het veronderstelt een evolutie van make-up subsidies naar subsidies voor een meer structurele aanpak. Het uitwerken en implementeren van deze subsidies kan het best gebiedsgericht gebeuren, zodat op de specifieke problemen van de verschillende wijken kan worden ingespeeld. Naast de reeds bestaande subsidies voor gevelrenovatie moeten subsidies kunnen worden toegekend die enerzijds een verhoging van het comfortniveau en anderzijds een structurele renovatie stimuleren. Belangrijke accenten in het uitwerken van een doorgedreven subsidiëring zijn: - de doelgroep: de jonge gezinnen; - het structureel karakter van de beoogde ingreep; - de culturele meerwaarde: de woningen die door hun typologie, architectuur, … een meerwaarde betekenen voor de omgeving (zie villaplan). Aangezien het onderzoek naar de eigendomsstructuren van de verschillende probleemwijken op het hoge aandeel van huurders duidt, is het aanbevolen naast een subsidiëring voor eigenaars tevens een subsidiëring voor huurders uit te werken. Verder zetten leegstandsbelasting Momenteel wordt de belasting op de ongeschikte, onbewoonbare, verwaarloosde en leegstaande woningen geïnd op Vlaams niveau. De gemeentes heffen opcentiemen op deze belasting. Hierbinnen stelt de categorie van de leegstaande woningen een probleem. In praktijk blijkt dat van de inventaris van een 300 à 400 leegstaande woningen te Oostende slechts een 60 à 80 eigenaars effectief de heffing betalen. De inkomsten uit deze belasting, die zouden kunnen worden verworven en opnieuw ingezet in de vernieuwing van het bestaande woningpatrimonium, vormen een gemiste kans. Op het Vlaams niveau zijn nieuwe maatregelen genomen die nog van kracht moeten worden en die een betere juridische onderbouw moeten bieden voor de geplande vaststelling en inning van de heffing op leegstand. De praktijk van de nieuwe regelgeving zal moeten uitmaken of de beoogde doelstellingen worden bereikt. Later kan worden geëvalueerd of het wenselijk is om het gebruik van de mogelijkheden gesteld in het gewijzigde artikel 25 van het Decreet, om vrijstelling te vragen van de gewestelijke heffing en een eigen plaatselijke heffing, in te voeren. Uiteraard kan deze mogelijkheid slechts worden gebruikt nadat de Stad uiteraard voldoet aan alle gestelde voorwaarden van dit Decreet op de leegstand. Wonen boven winkels Naast mogelijke financiële hefbomen zijn, voor het stimuleren van het wonen boven winkels, op basis van ontwerpend onderzoek ruimtelijke richtlijnen aan te geven en te verankeren in de op te maken RUP’s voor de verruimde binnenstad.
179
Inzetten van het stadsontwerp of stedenbouwkundig ontwerp als instrument Door de diversiteit van de projectgebieden naar schaal, mogelijke termijn van ontwikkeling, … zijn diverse types van het stadsontwerp aan te wenden: - het stadsontwerp als uitvoeringsplan; - het stadsontwerp als kader voor ontwikkeling. Het stadsontwerp als uitvoeringsplan is bezig met de feitelijke aanleg van de ruimte. Het ontwerpt infrastructuur, publieke ruimte en gebouwen in een verantwoorde samenhang. Het is op uitvoering gericht. Het stadsontwerp als kader voor ontwikkeling is minder rechtstreeks uitvoeringsgericht in de zin dat er nog eerst reële ontwikkeling op gang moet komen vooraleer er kan worden uitgevoerd. Het geniet consensus en omvat een stel richtlijnen die de essentiële kwaliteiten van het gebied moeten vastleggen bij toekomstige uitvoering zonder gefixeerd te zijn op een eindtoestand. Het bouwt marges en flexibiliteit in. Het doet dienst als afwegingskader. Cruciale punten bij het stadsontwerp: - een goede opdrachtomschrijving; - de selectie van de ontwerper; - voldoende overleg tussen de verschillende partners: woonbeleid / openbare werken / ruimtelijke ordening. Volgende projectgebieden komen in aanmerking om via een stadsontwerp te worden aangepakt: - het Militair Hospitaal - delen van de kazerne Bootsman Jonsen - ’t Baanhof - Torhoutsesteenweg/Schorredijk - de Churchillkaai - het gebied gelegen tussen de Hendrik Baelskaai, de Fortlaan en de Ankerstraat
180
1.2 ECONOMISCHE RUIMTE
DOELSTELLINGEN - Optimaal benutten van de haven- en industriegebieden voor een gedifferentieerde en toekomstgerichte (bedrijfs)ontwikkeling. - Aantrekken en creëren van nieuwe tewerkstellingsvormen. - Versterken van de regionale aantrekkingskracht van de kleinhandel.
181
TAAKSTELLING Volgens de geactualiseerde taakstelling bedrijventerreinen blijkt de taakstelling binnen het regionaal stedelijk gebied Oostende rekenkundig te zijn volbracht, rekening houdend met de herbestemming van het lokaal bedrijventerrein in Stene als een vermindering van het aanbod. De taakstelling met betrekking tot de economische ruimte is op het bovenlokaal niveau beperkt tot de realisatie van bedrijventerreinen. In Oostende spelen echter binnen de (gewenste) economische ruimte de kantoorontwikkeling en de toeristisch-recreatieve ontwikkelingen een prominente rol en worden hier tevens behandeld.
GEWENSTE ECONOMISCHE RUIMTE Ruimtelijke krachtlijnen Binnen de gewenste economische ruimte wordt een beleid van concentratie vooropgesteld. De verruimde binnenstad en de havens vormen de economische polen bij uitstek om nieuwe ontwikkelingen op te enten. Het voorzien van mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen moet gepaard gaan met een optimalisatie van de bestaande ruimte binnen de economische polen zoals de herwaardering van de publieke ruimte en de herstructurering van de ontsluitingsmodaliteiten. Specifiek voor wat betreft de kleinhandel lijkt het, na ontwerpend en verkeerskundig onderzoek (zie informatief gedeelte), aangewezen dat de periferie voorlopig moet worden bevroren in de voorziene planperiode, meerbepaald de KMOK-zone tussen de Torhoutsesteenweg en Stenedorp. Kleinhandelsontwikkelingen worden geconcentreerd in de verruimde binnenstad.
Het herstructureren en herwaarderen van assen en knooppunten (stadslobby’s) in de Oostendse binnenstad De realisatie van de verbinding Kennedy-De Bolle maakt het mogelijk om belangrijke stedelijke routes en promenades een nieuw élan te geven, delen ten westen en ten oosten van de Leopold II-laan te binden en het vroeger verloren gelegen Maria-Hendrikapark uitdrukkelijker binnen het stedelijk weefsel van de historische binnenstad te betrekken. In die optiek is de voormalige ‘kleine stadsring’ (Visserskaai, Van Iseghemlaan, Leopold II-laan en Vindictivelaan) als ‘draaischijf’ voor de toeristisch-recreatieve en commerciële activiteiten in de binnenstad te verlaten ten gunste van een ‘verrruimde bestemmingsboulevard’ (Visserskaai, Van Iseghemlaan, Torhoutsesteenweg, Petit Paris, A. Pieterslaan en Vindictivelaan). Dwars op deze stedelijke activiteitenlus zijn de potentiële relaties tussen de zeedijk en het Maria-Hendrikapark te herwaarderen.
182
Het gaat om: - de oostelijke link via de Koninginnelaan (de groene route); - de centraal gelegen linken: o deze tussen het Maria-Hendrikapark en de commerciële binnenstad via de Graaf de Smet de Naeyerlaan en de Kapellebrug en Kapellestraat (de commerciële of gele route) o deze tussen het Maria-Hendrikapark en het Casino Kursaal via de Leopold IIlaan (de rode route); - de westelijke link via de Demeysluizen, het havenfront en de Visserskaai ( de maritieme of blauwe route). De knooppunten op de kruising van de ‘verruimde bestemmingsboulevard’ en de linken tussen park en zee worden beschouwd als stadslobby’s. Deze stadslobby’s zijn te beschouwen als ruimten waar publieke ruimten en voorzieningen worden gebundeld met het oog op het intensiveren van de verwevenheid, het versterken van relaties en onderlinge contacten en het stimuleren van een positieve confrontatie en wisselwerking tussen activiteiten die zonder deze nabijheid niet tot stand zou komen. Binnen het samenhangend netwerk van routes en knooppunten (stadslobby’s), zijn volgende aandachtspunten van belang: - Voldoende ruimte reserveren voor de verdere uitbouw van commerciële activiteiten, dienstverlenende activiteiten en kantoorfuncties; - mede te ondersteunen door de renovatie en de reconversie van het cultuurhistorisch erfgoed; - gecombineerd met een kwalitatief openbaar domein; - de multimodale bereikbaarheid van de voorzieningen (belang alternatieven!); - en een sterk parkeerbeleid gericht op de gewenste verkeersafwikkeling en verkeersleefbaarheid met nadruk op de verblijfskwaliteit van de binnenstad.
Bundelen van ruimte voor grootschalige bebouwing in en rondom de havens De luchthaven en zeehaven moeten als internationale poorten kunnen blijven functioneren. Het inzetten van het ruime aanbod aan bedrijventerreinen in aansluiting op deze havens vormt hierbinnen een belangrijke troef. Tegelijk moet het stedelijk gebied Oostende nieuwe economische impulsen krijgen. Belangrijk hierbij is dat moderne niet milieubelastende bedrijvigheid kan worden aangetrokken, die tevens een garantie vormt voor de stedelijke leefbaarheid. Het bundelen van de bedrijvigheid in aansluiting op de havens heeft een dubbel doel: het versterken van de internationale poorten door clustering en netwerkvorming enerzijds en het vrijwaren van de woon- en leefkwaliteit binnen het stedelijk gebied (en de stad Oostende) en het toeristisch en ecologisch functioneren van de Kust anderzijds.
183
Het potentieel aan bedrijventerreinen in en rondom de luchthaven (Torhoutsesteenweg inclusief) omvat ruimte voor luchthavengebonden bedrijvigheid, kleinhandelszaken (die niet in de binnenstad thuishoren omwille van de omvang en bereikbaarheid), KMO’s en gemengde regionale bedrijvigheid. -
Kwalitatieve en verkeersleefbare ontwikkeling van de Torhoutsesteenweg Omwille van de ligging langsheen (en aansluiting op) de Torhoutsesteenweg enerzijds en de ligging op de rand van de stad anderzijds zijn bij de ontwikkeling van bedrijvigheid binnen deze perimeter / bundel volgende aandachtspunten van belang: o De organisatie van het verkeer in functie van de doorstromingsfunctie en verkeersleefbaarheid van de Torhoutsesteenweg: Gecombineerde toegangen en parkeervoorzieningen; Bijkomende ontsluitingsmodaliteiten afstemmen op de omvang van de ontwikkelingen; o De architecturale en landschappelijke kwaliteit als entreegebied tot de stad en als beeld van de stad, het stedelijk gebied vanuit de polders: Een architecturale en landschappelijke uitstraling; o Complement en geen concurrent van de binnenstad; o De toekomst van de luchthaven. De concentratie van autonome handelszaken is ‘ruimtelijk’ aangewezen aangezien: o Het solitaire karakter van wat altijd als ‘autonoom distributiebedrijf’ werd gecatalogeerd, trendmatig achteruit lijkt te gaan, doordat meer autonomen mekaar gaan opzoeken; o Door de concentratie (afbakening en verdichting) van deze autonomen kunnen ‘distributielinten’ worden voorkomen en/of afgebouwd. ‘Verkeerskundig’ onderzoek (zie informatief gedeelte) heeft echter uitgewezen dat de huidige verkeersinfrastructuren een verhoging van de activiteiten en het verkeer moeilijk zullen kunnen verwerken. Het lijkt aangewezen de KMOK-zone (tussen Torhoutsesteenweg en Stene) voorlopig te bevriezen. In eerste instantie moet de huidige verkeersproblematiek worden opgelost in functie van de bestaande handelsactiviteiten, door de aanleg van parallelle ventwegen aan weerszijden van de Torhoutsesteenweg. De zone voor luchthavengebonden bedrijvigheid kan worden ontwikkeld.
Het potentieel aan bedrijventerreinen in en rondom de zeehaven (voorhaven, binnenhaven, achterhaven met Plassendaleterreinen, Konterdam en A10-zuid) wordt nog gedefinieerd via het strategisch plan voor de haven naar bevoegdheid en mogelijk gebruik. De stad doet volgende suggesties naar de hogere overheden: -
184
Gedifferentieerde ontwikkeling van het havengebied (vnl. Voorhaven en Plassendaleproject) Belangrijk is dat het ruime aanbod aan bedrijventerreinen in en rondom de zeehaven vanuit diverse invalshoeken wordt bekeken:
o
o
o
vanuit de optiek om een nieuwe economische impuls aan de stad te geven en nieuwe tewerkstellingsvormen (niet alleen in secundaire sector, maar ook in tertiaire sector) te creëren door onder andere ruimte te voorzien voor hoogwaardige bedrijvigheid; vanuit de optiek de haven ruimtelijk en functioneel beter bij de stad te betrekken, door binnen het havengebied in het bijzonder de Voorhaven naar strategische locaties te zoeken waar een grotere menging van stedelijke functies (wonen, bedrijvigheid, kantoren, recreatie, …) kan worden gerealiseerd; vanuit de optiek de haven van breuk tot stedelijke scharnier te herdefiniëren, uit te bouwen als ruimtelijke en functionele stapsteen tussen de westeroever en de nog te ontwikkelen oosteroever.
Dit veronderstelt: o Multimodale ontsluitingsmogelijkheden; o Aantrekken hoogwaardige bedrijvigheid; o Een sterk architecturaal en landschappelijk beeld op basis van een stedenbouwkundig ontwerp; o Strategische locaties waar ruimte is voor een mix van stedelijke activiteiten. -
Extra dimensie voor de lokale bedrijventerreinen (Konterdam en A10-zuid) Door de nabijheid van en gedeeltelijke verwevenheid met het wonen, zijn volgende aandachtspunten van belang: o Aandacht voor het openbaar domein als meerwaarde voor het omliggende wonen; o Aandacht voor alternatieve ontsluitingsmogelijkheden voor het zwaar verkeer ter ontlasting van het omliggende wonen.
Zoeken naar een oplossing voor de zonevreemde problematiek Het aantal zonevreemde bedrijven op het grondgebied van Oostende, waarvoor geen specifieke oplossing wordt geboden, is te verwaarlozen. Het beleid wenst in het algemeen voor deze veeleer relatieve gevallen een uitdovend beleid voorop te stellen.
Maatregelen en acties Versterken van de samenhang, diversiteit en densiteit van de handel en horeca - Versterken van de samenhang van het stedelijke netwerk voor handel en horeca mede op basis van een globaal herinrichtingsconcept voor de verruimde binnenstad. - In de ruimtelijke uitvoeringsplannen voor de verruimde binnenstad ruimte creëren voor de reconversie van publieke gebouwen, grootschaliger kleinhandel, culturele voorzieningen, hoogwaardige hotels en het bundelen van kantoorcomplexen in en om de stadslobby’s. - Parkeerbeleid afstemmen op het bereikbaarheidsprofiel van de stedelijke functies en de verblijfskwaliteit van de publieke stadsdelen.
185
Herstructureren Torhoutsesteenweg - Herstructureren van de omgeving van de Torhoutsesteenweg ten zuiden van de Steense Dijk in functie van de doorstromingsfunctie, de verkeers-leefbaarheid, het tegengaan van de lintvorming en het optimaliseren van de openbaar vervoersbediening van de activiteitenstrip en de stad. - Herstructureren en detailleren van de bestemming van de KMOK-zone gelegen tussen de Steense Dijk en de Schorredijk, ten oosten van de Torhoutsesteenweg. - Uitwerken van gecombineerde toegangen en parkeervoorzieningen. Realiseren van specifieke ontsluitingsmogelijkheden voor het havengebied In overleg met de hogere overheden (cfr. mobiliteitsplan) optimaliseren van de ontsluiting van de Voor- en de Achterhaven: - Via het spoor; - Over de weg vanaf de A10, Oudenburg en de N9, Plassendale; - Over het water; - Het uitwerken van een alternatieve ontsluiting voor het bedrijventerrein Konterdam ten noorden van de Gouwelozekreek. Uitzetten van een gedifferentieerde ruimtelijke strategische ontwikkelingsvisie voor de ontwikkeling van de Voor- en Achterhaven In overleg met de hogere overheden (zie strategisch plan voor de haven): - Prioritaire zones voor havenontwikkeling en specifieke bedrijvigheid; - Locaties die, in termen van “de haven als scharnier voor stedelijke ontwikkeling”, strategisch zijn. Inzetten van het stadsontwerp of stedenbouwkundig ontwerp als instrument Door de diversiteit van de projectgebieden naar schaal, mogelijke termijn van ontwikkeling, … zijn diverse types van het stadsontwerp aan te wenden: - het stadsontwerp als uitvoeringsplan; - het stadsontwerp als kader voor ontwikkeling. (uitleg, zie maatregelen en acties woonruimte) Volgende projectgebieden komen in aanmerking om via een stadsontwerp te worden aangepakt: - Torhoutsesteenweg - Havengebied (Voor- en Achterhaven)
186
1.3 TOERISTISCH-RECREATIEVE EN CULTURELE RUIMTE
DOELSTELLINGEN - Oostende positioneren als voortrekker (vernieuwer) en marktleider van het toerisme aan de Vlaamse Kust. - Verhogen van de verblijfskwaliteit en het versterken van het imago van de stad. - Oostende verder ontwikkelen als een kwaliteitsbestemming door het optimaliseren van het stedelijk weefsel en het verbeteren van het niveau van de toeristische dienstverlening. - Optimaliseren van Oostende als toeristische bestemming door het nog beter valoriseren van haar potenties (seizoensverbreding, keuze van specifieke doelgroepen en uitspelen van de Unique Selling Propositions (USP’s). 187
- Accent op het recreatief verblijfstoerisme (en haar spin offs voor verblijfstoerisme in het algemeen). - Versterken van het marktaandeel van Oostende op de Belgische markt van congressen, seminaries en incentives als complementaire markt voor het recreatief toerisme. - Opvangen van dagtoerisme op een kwalitatieve manier. - Beter integreren van het toerismebeleid met het beleid voor andere sectoren. - Streven naar een evenwichtige balans tussen de behoeften van verblijfstoeristen, dagtoeristen en de lokale bevolking. - Inspelen op wijzigingen in de behoeften: o Korte vakanties; o Cultuurtoerisme: museale collecties, bouwkundig erfgoed en culturele evenementen (kwaliteitsgebonden en seizoensspreiding) o Grote keuze van activiteiten; o Meer belevingsgerichte invulling van attracties en musea; o Vraag naar authenticiteit: bouwkundig erfgoed inschakelen; o Aandacht voor gezonde levensstijl: fitness, sauna en wellness; o Ontwikkelen avontuurlijke activiteiten; o Kwaliteit van bestemming (bebouwde omgeving en openbaar domein); o Thematische arrangementen; o … - Verbreden in ruimte en tijd en differentiëren van de toeristisch-recreatieve en cultuurhistorische troeven. - De potentiële verbreding van het ‘seizoen’ ruimtelijk ondersteunen. - Ontsluiten van het cultuurhistorisch erfgoed als hefboom voor complementaire toeristischrecreatieve activiteiten. - Aandacht voor nieuwe doelgroepen.
TAAKSTELLING Lokale toeristisch-recreatieve knooppunten kunnen op gemeentelijk niveau worden aangeduid, ze moeten de netwerkvorming versterken. Extra aandacht wordt gevraagd voor historische sites en merkwaardige gebouwen. Bijkomende lijnelementen kunnen op gemeentelijk niveau worden aangeduid die het provinciaal netwerk verder aanvullen. Ontwikkelingsperspectieven van bestaande toeristisch-recreatieve voorzieningen buiten de toeristisch-recreatieve netwerken moeten in het GRS worden onderzocht.
188
GEWENSTE TOERISTISCH-RECREATIEVE EN CULTURELE RUIMTE Ruimtelijke krachtlijnen Alle troeven die de stad Oostende heeft worden maximaal ingezet om het seizoensafhankelijke karakter van de ‘kuststad’ te minimaliseren en het hele jaar door aantrekkelijk te zijn. Naast haar natuurlijke rijkdom van zee en strand heeft Oostende ook een uitgebreid commercieel en cultureel netwerk en een rijk cultuurhistorisch patrimonium. Het stedelijk trefpunt (op wester- en oosteroever), het kustfront en het polderfront vormen de ruimtelijke gehelen bij uitstek om bestaande polen op te laden en nieuwe polen te ontwikkelen. Belangrijk is dat de diverse bestaande en nieuw te ontwikkelen voorzieningen in een samenhangend netwerk worden verwerkt om de bereikbaarheid en toegankelijkheid van de diverse activiteiten te verhogen. Het uitgezette toeristisch-recreatieve netwerk omvat zowel elementen gericht op toeristen als elementen gericht op de eigen inwoners. Ontspannen tussen ‘kust en kunst’ Naast de zee en het strand biedt de nabijheid van de stad met haar handel, horeca, musea, merkwaardig patrimonium én de materiële en immateriële relicten van haar levensbeschouwelijke en culturele geschiedenis, een uitgelezen kans om een toeristisch beleid te voeren dat te spreiden is over gans het jaar. In die zin kan de stad ook goed inspelen op de vraag naar korte vakantieverblijven en een baken zijn voor een inspirerend ontwaken. Niet enkel de musea of culturele centra zijn hierbij van belang. Ook het cultuurhistorisch erfgoed is dermate waardevol dat het opzetten van een toeristisch-recreatief netwerk in die context een zinvolle bijdrage kan leveren in de ontspanning tussen ‘kust en kunst’. Daarenboven zijn ook bestaande voorzieningen zoals het Casino Kursaal in te zetten om Oostende als congresstad te promoten. Een dergelijke optie veronderstelt echter dat er meer kwaliteitsvolle hotels worden gebouwd. Versterken van de activiteitenassen Binnen de verruimde binnenstad komen een aantal specifieke (ruimtelijk en/of functioneel) assen voor. Deze specificiteit wordt als een kwaliteit beschouwd en naar de toekomst toe verder versterkt en uitgewerkt. - De ‘historische as’ verbindt het Maria Hendrikapark over de Koninginnelaan met het strand. Het vormt een activiteitenas en ‘promenade’ in aanzet. Op de Koninginnelaan zijn een aantal markante infrastructuren geënt als de koninklijke gaanderijen, het stedelijk zwembad, het geheel van de pleinen Prinses Clementina en Prinses Stefanie, het stedelijk sportcentrum, de tennisclub, twee scholencomplexen, de hockeyclub en overdekte sporthal in de Leffingestraat. 189
Deze as van activiteiten en promenade wordt versterkt enerzijds door met de inrichting van de openbare ruimte ‘de promenade’ sfeer te benadrukken en anderzijds door de as verder uit te werken in het Maria Hendrikapark en de diverse parkactiviteiten eraan te koppelen. Op die manier wordt het Maria Hendrikapark sterker bij de stad betrokken. - De ‘commerciële as’ verbindt het Maria Hendrikapark over de Kapellestraat met het strand. De Kapellestraat vormt de winkelstraat bij uitstek in de binnenstad. Deze as wordt versterkt door de handelsactiviteiten in het verlengde van de Kapellestraat verder te zetten vanaf de Leopold III laan tot het Maria Hendrikapark over het Ernest Feysplein en de Graaf de Smet de Naeyerlaan. Op die manier wordt de binnenstad verruimd. - De ‘maritieme as’ verbindt de Demeysluizen (potentiële stapsteen naar de oosteroever) over het stationsplein met de Visserskaai en het strand. De Visserskaai vormt een concentratie van horecazaken en ‘promenade’ langs het water. Deze as wordt versterkt door de promenade langs het water verder door te trekken tot aan de Demeysluizen (en in een latere fase de link met de overkant te maken). De herinrichting van de openbare ruimte van het strand over de Visserskaai tot het stationsplein is een feit. De rest van de promenade, tussen het station en de Demeysluizen, moet in eenzelfde sfeer worden aangepakt.
Ruimtelijke en functionele herdefiniëring van de groene polen Het aanbod, de kwaliteit en de aantrekkelijkheid van groene stedelijke en randstedelijke polen wordt verhoogd. Ze vormen belangrijke elementen voor de aantrekkelijkheid van de stad en het stedelijk leven. - Het Maria Hendrikapark moet als potentieel voor de stad worden aangepakt. Het vormt in haar huidige hoedanigheid te weinig onderdeel en veeleer rand van de stad. Om deze situatie om te keren moet worden gezocht naar een grotere structurele samenhang van het park en de stad. Het park moet worden verankerd in de bestaande stedelijke structuren. Het herstructureren en herorganiseren van de parkruimte (het interne gebeuren) in relatie met de stedelijke omgeving (het externe gebeuren) is van groot belang. De toegankelijkheid en doorsteekbaarheid van het park en haar betrokkenheid met de rest van de stad vormen hierbij belangrijke aspecten. De randen van het park met ontwikkelingspotentieel kunnen worden ingezet om dit mede te realiseren (kazerne Bootsman Jonsen, …). - De tweespan Spuikom en het (te ontwikkelen) Parkbos vormt een potentieel voor het omliggende bestaande en uit te bouwen stedelijk wonen, voor de inwoners, enerzijds en voor de verdere ontwikkeling van het toeristisch-recreatieve aanbod in de stad, voor de toeristen, anderzijds. De wederzijdse betrokkenheid van deze stedelijke natuurelementen versterkt de kracht, uitstraling voor de onmiddellijke omgeving, de gehele stad en regio. Een sterkere verankering in het stedelijke en toeristisch-recreatieve gebeuren is nodig. Voor de (toekomstige) stedelijke woonomgeving vormen de waardevolle wandelomgeving en doorsteekbaarheid van het Parkbos (relatie tussen te ontwikkelen stedelijk weefsel op de oosteroever en Bredene dorp) belangrijke aspecten. De toeristisch-recreatieve functie van de Spuikom moet worden opgeladen. 190
- Het randstedelijk groengebied Duinkerkseweg heeft een belangrijke bufferfunctie tussen de omliggende woonwijken en de regionale luchthaven. Het gebied heeft het potentieel als stedelijke groene en recreatieve ruimte te worden ontwikkeld. Als (rand)stedelijk park verhoogt het de ruimtelijke kwaliteit, leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de stad, verbetert de woonkwaliteit van de aanpalende wijken en geeft een extra uitstraling aan de luchthaven. De (rand)stedelijke parkruimte moet worden gestructureerd/ontworpen vanuit de relatie met het wonen en de beeldvorming naar de Duinkerkseweg toe. Een vlotte toegankelijkheid vanuit de woonwijken is cruciaal. - Het stadsrandbos vormt een kwalitatieve overgang tussen het verstedelijkte en open gebied. Het heeft het potentieel de stad ruimtelijk kwalitatief te verbeteren: de perceptie bij het naderen van de stad, de relatie met het omliggende wonen, de toegankelijkheid en doorsteekbaarheid van het gebied, als schakel tussen de stad en het achterliggende open polderlandschap en krekengebied, ... De inrichting moet geïntegreerd gebeuren met het aanpalende krekengebied.
Intensiveren van (bestaande) toeristisch-recreatieve polen Het versterken van het toeristisch-recreatieve netwerk omvat het opladen van bestaande toeristisch-recreatieve polen en ontwikkelen van nieuwe toeristisch-recreatieve polen. - Het stedelijk sportpark ’t Schorre wordt ontwikkeld als stedelijke open ruimte ten behoeve van het recreatief stedelijk gebeuren. Het vormt de schakel tussen de stad en het stadsrandbos en moet functioneren als toegang tot het stadsrandbos. - De Wellingtonrenbaan wordt ruimtelijk en functioneel opgeladen. Het ruimtelijk opladen omvat enerzijds het realiseren van een verbinding tussen de achterliggende woonwijken en het strand en anderzijds het realiseren van een visuele openheid naar de omgeving toe. Het functioneel opladen omvat de inschakeling in het toeristisch-recreatieve en culturele netwerk en het creëren van verblijfsmogelijkheden langsheen de Nieuwpoortsesteenweg. - De aanleg van de strekdammen en bijhorend groeistrand wordt geïntegreerd aangepakt. De aanleg van de strekdammen in functie van een verbreding van de haventoegang maakt het mogelijk het beperkte strandoppervlak van Oostende op beide oevers uit te breiden en een verblijfsstrand te voorzien ter hoogte van de historische binnenstad. - De uitbouw van een multifunctioneel sportcomplex, geflankeerd door handelsvoorzieningen, kantoren en woongelegenheden, wordt gekoppeld aan de site van het Mediacenter. De site heeft een goed bereikbaarheidsprofiel. De uitbouw is van belang in het kader van een versterking van het recreatieve gebeuren in de stad en verruiming van het aanbod aan weersonafhankelijke activiteiten. - De inrichting van het maritiem park Duin en Zee. Het maritiem park is te situeren tussen het Vuurtorendok en het Militair Hospitaal en wordt geflankeerd door enkele typische gebouwen als het Fort Napoleon, Duin en Zee en het Militair Hospitaal in het noorden en het Frimoutcentrum in het zuiden. Het wordt heringericht ten behoeve van recreatieve functies voor de jeugd met aandacht voor het microreliëf met duinvegetatie met recreatief medegebruik. 191
- Bestendigen van het bestaande terrein voor openluchtrecreatieve verblijven. Ten westen van het Provinciaal Domein Walraversijde situeren zich 2 campings. Ze zijn opgenomen in het BPA Kalkaertstraat. Het BPA is in ontwerp. De stad wenst deze locatie te bestendigen voor openluchtrecreatieve verblijven in functie van de verblijfsrecreatie (campings en weekendverblijfparken) en de tijdelijke verblijven (doortrekkersterrein). Nergens anders in de stad worden bijkomende mogelijkheden voorzien voor openluchtrecreatieve verblijven. Dit veronderstelt dat de overige bestaande terreinen worden afgebouwd.
Heroriënteren van historische plekken in de stad Het rijk cultuurhistorisch patrimonium vormt een troef voor het toeristisch-recreatieve gebeuren van de stad. Een aantal historische plekken worden (op)nieuw ingezet in het toeristischrecreatieve netwerk. - De renovatie van het Casino Kursaal. - De reconversie en herwaardering van het militair en maritiem erfgoed op wester- en oosteroever. - Het inzetten van de omgeving van de Demeysluizen als schakel tussen de wester- en oosteroever. In eerste instantie moet worden vermeden dat nieuwe ontwikkelingen dit perspectief, als bevoorrechte kwalitatieve en veilige verbinding, in de toekomst onmogelijk zouden maken. Ruimtelijk herorganiseren en uitbreiden van de watersport - Uitbouwen van de watersportrecreatie aan het strand op de wester- en oosteroever. - Uitbreiden en optimaliseren van de aanlegsteigers in de jachthavens. - Inrichten van het Visserijdok en Vuurtorendok als jachthaven. - Uitbouwen van kleinschalige watersportrecreatie op maat van de Spuikom.
Uitbouwen MICE-faciliteiten: Oostende als congresstad - Uitbouwen van infrastructuren voor evenementen: o Het Casino Kursaal o Mediacenter met multifunctioneel sportcomplex - Uitbouwen van (nieuwe) hoogwaardige hotels. Zoeken naar een oplossing voor de zonevreemde problematiek Zonevreemde recreatie komt niet voor op het grondgebied van Oostende.
192
Maatregelen en acties Uitwerken activiteitenassen - Inrichten van de ‘historische as’ of Koninginnelaan als promenade tussen zee(dijk) en Maria Hendrikapark. - Verlengen van de ‘commerciële as’ of Kapellestraat tot aan het Maria Hendrikapark. - Verder zetten van de herinrichting van de openbare ruimte van de ‘maritieme as’ of promenade langs het water tussen het station en de Demeysluizen.
Versterken bestaande en nieuwe groene polen met recreatief medegebruik - Maria Hendrikapark: herinrichten van de parkruimte ten behoeve van een eigentijds, gedifferentieerd recreatief medegebruik en als ‘groene scharnier’ voor het langzaam verkeer tussen de verruimde binnenstad en de perifere woonwijken. - Spuikom: ontwikkelen als een samenhangende stedelijke open ruimte ten behoeve van een eigentijds, gedifferentieerd recreatief medegebruik in samenhang met de aanleg en inrichting van het Parkbos ten oosten van de Vuurtorenwijk (grondgebied Bredene). - Randstedelijk groengebied Duinkerkseweg: ontwikkelen als stedelijk park ten behoeve van een eigentijds, gedifferentieerd recreatief medegebruik, inclusief complementaire voorzieningen en als buffer ten opzichte van de luchthaven. Belangrijk: beeldwaarde Duinkerkseweg en toegankelijkheid vanuit omliggende wonen. - Stadsrandbos langsheen A10: inrichtingsproject (cfr. Uitvoering van het voorstel van afbakening van het regionaal stedelijk gebied).
Versterken toeristisch-recreatieve polen - Stedelijk sportpark ’t Schorre: herstructureren en verruimen van de recreatieve ruimte. Belangrijk: tevens toegang tot het stadsrandbos. - Wellingtonrenbaan: ontwikkelen van een meervoudige toeristisch-recreatieve en culturele ontsluiting van de Wellingtonrenbaan met verblijfsmogelijkheden langsheen de Nieuwpoortsesteenweg. - Uitbouwen van een multifunctioneel sportcomplex nabij het Mediacenter geflankeerd door handelsvoorzieningen, kantoren en woongelegenheden. - Uitbreiden van de capaciteit van aanlegsteigers voor jachten en zeilboten in het Visserij- en het Vuurtorendok. - Inrichten van het Maritieme park Duin en Zee als een ruimtelijk bindmiddel tussen de duinen, het Vuurtorendok, het Fort Napoleon, het voormalig Militair Hospitaal en de jeugdruimte Duin en Zee.
Renovatie- en reconversieprojecten - Kursaal: mede ten behoeve van de strategische ontwikkeling van de congresfunctie. - Militair en maritiem erfgoed op de wester- en oosteroever. - De Demeysluizen en omgeving.
193
Inzetten van het stadsontwerp of stedenbouwkundig ontwerp als instrument (uitleg, zie maatregelen en acties woonruimte) Volgende projectgebieden komen in aanmerking om via een stadsontwerp te worden aangepakt: - Randstedelijk groengebied Duinkerkseweg; - Stedelijk sportpark ’t Schorre; - Wellingtonrenbaan.
194
195
2. (STEDELIJKE) OPEN RUIMTE STRUCTUUR EN (STEDELIJK) LANDSCHAP
DOELSTELLINGEN - Herwaardering van de landschappelijke kwaliteiten van de open ruimte. - Komen tot een ecologisch, landschappelijk en landbouwkundig verantwoord waterhuishoudingsbeleid. - Voldoende groenvoorzieningen in het stedelijk woonlandschap.
TAAKSTELLING Het is wenselijk dat lokale ecologische infrastructuur wordt geselecteerd. Deze moet aansluiten op de natuurverbindingsgebieden en op de ecologische infrastructuur van bovenlokaal belang. Het is wenselijk dat lokale bouwvrije zones worden aangeduid waar de grondgebonden landbouw als ruimtelijke drager voorkomt in de kleinere aaneengesloten gebieden.
GEWENSTE (STEDELIJKE) OPEN RUIMTE STRUCTUUR EN (STEDELIJK) LANDSCHAP Ruimtelijke krachtlijnen De groenvoorzieningen op stedelijk niveau worden geoptimaliseerd en uitgebreid. Via uit te bouwen ‘langzame’ tracés wordt de relatie tussen het wonen en deze groenvoorzieningen vergemakkelijkt en versterkt. De groenvoorzieningen in de rand van de stad vormen de overgangsgebieden tussen het stedelijk gebied en het open ruimte gebied of de polderruimte. De landschappelijke verscheidenheid binnen de polderruimte wordt behouden en versterkt. Herwaarderen en verruimen van de (stedelijke) open ruimte en haar publieke toegankelijkheid Realiseren van parken en (rand)stedelijke groengebieden op stedelijk niveau Belangrijk voor de leefkwaliteit van een compacte stad als Oostende is het aanbod aan stedelijk groen. De groenvoorzieningen op stedelijk niveau moeten worden geoptimaliseerd (bestaande groenvoorzieningen) en uitgebreid (nieuwe groenvoorzieningen) in het belang van haar inwoners, de toeristen en haar regionale rol. De bestaande stedelijke parken vragen om een herwaardering van de parkruimte en sterkere verankering in het stedelijk gebeuren. Het gaat om het Maria Hendrikapark en het koningspark. Ook de Wellingtonrenbaan moet als open, groene ruimte beter worden betrokken bij het stedelijk gebeuren. Dit veronderstelt het creëren van een sterkere verankering in de omgeving door enerzijds het realiseren van een doorgang, een rechtstreekse relatie van de achterliggende woonwijken met het kustfront, en anderzijds het aanwezig stellen van deze groene ruimte in de omgeving door het vergroten van de visuele openheid / betrokkenheid. De te creëren doorgang moet tijdens (sport)manifestaties kunnen worden afgesloten.
Nieuw te ontwikkelen stedelijke parken zijn het Parkbos aan de Spuikom in samenhang met de Spuikom. Belangrijk bij het ontwerp is de relatie tussen Oosteroever en Bredene dorp. Het koppelen van het Parkbos en de Spuikom moet de gebruikswaarde en attractiviteit van beide elementen opladen. De nieuw te ontwikkelen randstedelijke parken situeren zich binnen het polderfront. Het gaat om het randstedelijk groengebied Duinkerkseweg en het stadsrandbos. Belangrijk bij de ontwikkeling van het randstedelijk groengebied Duinkerkseweg is haar bufferfunctie, de toegankelijkheid vanuit het omliggende wonen en de beeldvorming naar de Duinkerkseweg. De realisatie van het stadsrandbos creëert een kwalitatieve overgang van het stedelijk landschap naar het open polderlandschap. Opvangen tekort aan groenvoorzieningen op wijkniveau Ook op wijkniveau moeten de groenvoorzieningen worden geoptimaliseerd en uitgebreid. Het gaat om specifieke voorzieningen als pleinen en parken en het integreren van voldoende groen bij de heraanleg van de straten. De mogelijkheden om het groene karakter van de bestaande wijken te versterken, moeten wijk per wijk worden onderzocht. Dit onderzoek is concreet te kaderen in de uitwerking van een wijkstructuurplan, waarbinnen de gewenste ruimtelijke ontwikkelingsperspectieven per wijk worden uitgezet.
Versterken/uitbouwen van verbindingen/relaties binnen de (stedelijke) groenstructuur Belangrijke natuurlijke routes en cultuurhistorische tracés tussen open ruimte en (binnen)stad Volgende routes/tracés spelen een belangrijke rol in het creëren van een grotere toegankelijkheid van het (stedelijke) groen in relatie tot het wonen: - Gouwelozekreek; - Fietsroute op voormalige spoorwegbedding of groene 62; - Gistelsesteenweg; - Stuiverstraat; - Steense Dijk; - Koninginnelaan.
(Stedelijk) landschap met verscheiden karakters Behoud diversiteit polderruimte De diverse soorten polders die het Oostendse landschap kenmerken zijn de middenland polder ten zuiden van de luchthaven, de historische polder tussen de Torhoutsesteenweg en Zandvoorde dorp en de oudland polder ten oosten van Zandvoorde dorp. De gewenste structuur van het (stedelijk) landschap streeft ernaar deze diversiteit binnen het landschap te behouden en naar de toekomst toe te accentueren door een specifiek landschapsbeheer.
198
De typerende elementen van de diverse polderruimten zijn: - Binnen de middenland polder: o Laaggelegen natte graslanden met uitgesproken microreliëf, poelen en talrijke sloten. - Binnen de historische polder: o Kreken en graslanden met microreliëf en akkers. - Binnen de oudland polder: o Zwaanhoek: laaggelegen gebied met talrijke sloten, poelen en depressies. Ecologische herwaardering van het krekengebied De problematiek van de waterhuishouding van de stad Oostende is niet enkel binnen het stedelijk gebied op te lossen. De Gouwelozekreek, het belangrijkste afwateringskanaal van Oostende, heeft immers haar vertakkingen tot diep in het poldergebied. Samen met de “groene 62” is het een bovenlokale verbinding naar het unieke krekengebied. AMINAL, afdeling Water beheert deze kreek. Deze kreek moet dringend worden ontslibt. Een geïntegreerd beheer is noodzakelijk om geïsoleerde oplossingen te vermijden. De geïntegreerde aanpak van het waterbeheer, de landbouw, de natuur, het toerisme en de recreatie in dit randstedelijk gebied en het aanpalende krekengebied is aan een landschappelijke benadering te verankeren.
Verbreed kustfront Het toepassen van het geïntegreerd kustzonebeheer veronderstelt een groter strandoppervlak. De stad Oostende gaat er van uit dat dit ruimer strandareaal ten volle kan worden ingezet om haar positie van ‘stad aan zee’, toeristisch-recreatief te benutten. De dijken die door deze vorm van kustzonebeheer steeds minder aan stormschade onderhevig zijn, komen dan ook voor een meervoudig gebruik in aanmerking (geïntegreerde strandcabines, ondergrondse parkeervoorzieningen, clublokalen voor watersportverenigingen, bergplaatsen voor surfplanken en kleine zeilboten, …). Zonevreemde bebouwing in de polders De zonevreemde bebouwing in de Oostendse polderruimte is dermate beperkt dat volgende algemene uitspraken moeten volstaan om een open ruimte beleid te voeren: - Functiewijzigingen worden niet toegelaten; - Zonevreemde bedrijvigheid krijgt een uitdovend karakter; - De hoevegebouwen van verlaten landbouwsites kunnen enkel worden gebruikt in functie van het wonen. Toeristisch-recreatieve faciliteiten worden bij voorkeur in de stad ondergebracht, de faciliteiten op het platteland horen veeleer thuis in de open ruimte van het buitengebied.
199
Maatregelen en acties Herwaarderen bestaande stedelijke open ruimten en parken Opladen van het stedelijk weefsel door het herwaarderen, het toegankelijker maken en het ruimtelijk inbedden van bestaande stedelijke open ruimten en parken zoals het Maria Hendrikapark, de Wellingtonrenbaan, het Koningspark. -
Maria Hendrika-park: o her waarderen van de stedelijke parkruimte; o programmatisch actualiseren van het park; o herinrichten van het park: heraanleggen van de padenstructuur; versterken van verschillende karakters binnen het park o aanleggen van toegangen in functie van de omliggende stadsdelen.
-
Wellingtonrenbaan o creëren van een doorgang: in functie van relatie wonen – zeedijk (fietsers en voetgangers) belangrijke as Stuiverstraat: diverse woonwijken op geënt o aanwezig stellen van groene ruimte in omgeving: visuele openheid / betrokkenheid realiseren. Koningspark: o verhogen van de toegankelijkheid van het park; o versterken koppeling park – zeedijk; o aansluiten op de ‘groene as’ of Koninginnelaan; o hoogwaardig uitrusten van het park; o realiseren van kwalitatieve ommuring in functie van geborgen karakter en beeldwaarde.
-
Ontwikkelen en inrichten van nieuwe stedelijke parken en open ruimte Randstedelijk parkgebied Duinkerkseweg (inclusief natuurgebied ten oosten van camping te Raversijde): o bufferfunctie ten overstaan van luchthaven; o extra kwaliteit voor omliggende wonen, belang toegankelijkheid; o verder uitbouwen recreatieve netwerk op stedelijk niveau; o upgraden beeldwaarde Duinkerkseweg. Stadsrandbos (cfr. uitvoering van het voorstel van afbakening van het regionaal stedelijk gebied): o kwalitatieve overgang tussen stad en open ruimte; o extra kwaliteit voor stedelijk wonen, belang toegankelijkheid. Parkbos aan de Spuikom – grensgebied met Bredene (cfr. uitvoering van het voorstel van afbakening van het regionaal stedelijk gebied).
200
Versterken groene karakter bestaande wijken in kernstad In de delen van de kernstad waar de open ruimte beperkt is (bv. Westerkwartier, Konterdam, …) zal bij het creëren en (her)inrichten van de publieke ruimte meer groen en recreatieruimte worden voorzien. Het gaat om: het optimaliseren en uitbreiden van de groenvoorzieningen op wijkniveau; het integreren van pleinen, parken en groen bij de heraanleg van de straten; dit alles is uit te werken in een wijkstructuurplan per wijk. Versterken/uitbouwen verbindingen/relaties binnen (stedelijke) groenstructuur Tussen de stedelijke open ruimte en parken zullen groene strips worden ontwikkeld. De structurele dragers voor deze groene strips zijn de Gouwelozekreek en de cultuurhistorische tracés zoals de Groene 62, de Gistelsesteenweg, de Stuiverstraat, de Steense Dijk en de Koninginnelaan.
Suggesties naar de hogere overheden Geïntegreerd aanpakken van de waterhuishouding in het krekengebied. Geïntegreerd kustzonebeheer: aanleg strekdammen, verbreden strandareaal, … Gesuggereerd wordt om bij de renovatie van dijken en het bouwen van (nieuwe) strekdammen aandacht te besteden aan het potentieel meervoudig gebruik.
Inzetten van het stadsontwerp of stedenbouwkundig ontwerp als instrument (uitleg, zie maatregelen en acties woonruimte) Volgende projectgebieden komen in aanmerking voor een stadsontwerp: Wellingtonrenbaan; Duinkerkseweg; Stadsrandbos.
201
3. VERKEERS- EN VERVOERSSTRUCTUUR
202
DOELSTELLINGEN -
De toegankelijkheid en bereikbaarheid van de poorten optimaliseren; Het gebruik van alternatieve vervoersmodi ruimtelijk vergemakkelijken; Optimalisatie van de verkeersleefbaarheid en verkeersveiligheid in en om de wijken; Het multimodaal ontsluiten van de oosteroever voor het toeristisch-recreatief verkeer.
TAAKSTELLING In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en in het PRS West-Vlaanderen wordt een indeling en selectie gemaakt van de wegen die worden beschouwd als zijnde van bovenlokaal belang respectievelijk de hoofd- en primaire wegen en de secundaire wegen. Binnen het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan moet deze indeling en selectie worden gemaakt wat betreft de wegen van lokaal belang of de lokale wegen.
GEWENSTE VERKEERS- EN VERVOERSSTRUCTUUR Ruimtelijke krachtlijnen Het verkeer binnen en doorheen Oostende wordt selectief gestuurd door een herstructurering van het wegennet, gekoppeld aan een strategisch parkeerbeleid en een complementair openbaar vervoersnet. Bovenlokale en lokale verkeersassen, toegangspoorten, overslagen overstapmogelijkheden en fiets- en voetgangersnetwerken worden op elkaar afgestemd. De mobiliteitsruimte wordt vormgegeven vanuit de interactie tussen de infrastructuur en de aanpalende stedelijke ruimte. Het herinrichten van de mobiliteitsruimte vanuit de aanpalende stedelijke ruimte maakt dat het juiste rijgedrag binnen een welbepaalde stedelijke omgeving van de weggebruiker kan worden afgedwongen.
Herstructureren van het wegennet De toegangsstructuur tot het Oostendse stadscentrum vertrekt vanaf R31, te optimaliseren als regionaal stedelijke verdeelweg. De weg dient volgende functies te vervullen: - Ontsluiten van het regionaal stedelijk gebied Oostende naar het hoofdwegennet; - Verdelen van het verkeer van en naar de hoofdinvalswegen tot de verdeelweg; - Opvangen van doorgaand verkeer. Daarnaast wordt geopteerd voor een selectief in en uit concept wat concreet inhoudt dat N340 (Verenigde Natiënlaan) als drager wordt uitgebouwd voor de relatie R31 - bestemmingsboulevard (zie verder). 203
Op toeristische hoogdagen is een aanvullende functie weggelegd voor N34 (Troonstraat - Koningin Astridlaan – Koningsstraat). Het concept dat een grotere verkeersfunctie geeft aan N340 en N34 en dus pleit voor een afbouw van N33 (Torhoutsesteenweg) en N318 (Nieuwpoortsesteenweg) als invalswegen tot het centrum, wordt verdedigd vanuit de grotere omgevingscapaciteit die de wegen N340 en N34 hebben. Tevens wordt met de selectie van deze twee toegangswegen tot het centrum de verkeersdrukte op de verruimde bestemmingsboulevard maximaal gespreid. De implementatie van de beschreven toegangsstructuur is sterk complementair met het stamassen concept voor het openbaar vervoer te Oostende. Doordat lagere eisen aan de verkeersfunctie van de radiale assen N33 en N318 kunnen worden gesteld, worden meteen meer mogelijkheden gecreëerd voor de herprofilering van de wegen als openbaar vervoersas en handels- en dienstenas. Het idee om stamassen voor het openbaar vervoer te selecteren, vertrekt enerzijds van de huidige activiteitenstructuur op stedelijk niveau. Daar waar een concentratie van activiteiten zich voordoet, dient een goed openbaar vervoersaanbod te worden voorzien. Hierbij wordt vooral gedacht aan N33, Torhoutsesteenweg waarop een belangrijk aandeel van de kleinhandel en grootschalige detailhandel is gevestigd. Het selecteren van stamassen veronderstelt het bundelen van de streek- en stadslijnen en het enten van de overstapplaatsen op deze assen. Inspanningen inzake de doorstroming van het openbaar vervoer dienen op deze assen te worden geconcentreerd. Openbaar vervoer kan worden beschouwd als een sterk ruimtelijk structurerend element met het station, de openbaar vervoersknopen en de stamassen als basis. De sterkste as, niet alleen op het regionaal niveau, maar ook op het stedelijk niveau, is de kusttram. Stamassen voor het openbaar vervoer houden niet enkel verband met het functioneren van het openbaar vervoerssysteem maar dienen eveneens hun invloed te hebben op de verdere ruimtelijke invulling van de stad. Het bereikbaarheidsprofiel van het stadscentrum wordt maximaal afgestemd op het strategisch-commercieel plan van de stad door te opteren voor de uitbouw van de verruimde bestemmingsboulevard. De ontwikkelingsperspectieven voor handel en diensten dienen te worden gesitueerd in de ‘verruimde binnenstad’. De uitbouw zal gefaseerd gebeuren waarbij zowel de boulevard zelf dient te worden uitgebouwd en waarbij ook de hoofdstructuur van de interne wijken dient te worden gedefinieerd en geïmplementeerd in wijkstructuurplannen. Het parkeerbeleid zal een belangrijke randvoorwaarde vormen bij de implementatie van de verruimde bestemmingsboulevard: de locatie van (nieuwe) grootschalige parkings alsook de differentiatie van het parkeerregime dienen zich op de boulevard te richten. Belangrijk bij de ontwikkeling van de Plassendaleterreinen is enerzijds het realiseren van een eigen industriële ontsluiting opdat het vrachtverkeer naar de Plassendaleterreinen zo snel mogelijk van de verkeersdragers naar de te ontwikkelen interne industriewegen kan worden gebracht en anderzijds het uitwerken van een sterke openbaar vervoersbediening voor de toekomstige werknemers. Ook bij de ontwikkeling van het gebied Luchthaven – Torhoutsesteenweg moet worden gewerkt op eigen ontsluitingssystemen, om het (toekomstige) functioneren van de Torhoutsesteenweg niet te hinderen. 204
Voor de luchthavengebonden activiteiten kan in eerste instantie gebruik worden gemaakt van de Rolbaanstraat, in een verdere toekomst moet worden gedacht aan een meer zuidelijke aansluiting op de Torhoutsesteenweg tussen de aansluiting van de Rolbaanstraat en de Kromme Elleboog (richting A18). Voor de bestaande handelsactiviteiten moet met het principe van ‘clustering’ worden gewerkt: de toegangen en parkeervoorzieningen moeten zoveel mogelijk worden gebundeld. Voor het optimaliseren van de relatie luchthaven - zeehaven wordt geopteerd voor het concept hoofdwegennet als schakel. De verbinding wordt gerealiseerd volgens volgende route: N33, Torhoutsesteenweg – A18 – A10 – complex Oudenburg (in afwachting van de nodige vergunningen) – N358 – havengebied. Deze vooropgestelde route op basis van het mobiliteitsplan wijkt echter af van de vooropgestelde route binnen het voorstel van afbakening.
Afstemmen van bovenlokale en lokale verkeersinfrastructuren en verkeersafwikkeling Multimodaal bereikbare poorten Door het optimaliseren van de multimodale toegankelijkheid en bereikbaarheid van de ‘poorten’ zijn de overstap- en overslagmogelijkheden te optimaliseren. Naast de kans om hierdoor specifieke activiteiten binnen de stad te verankeren, wordt de rol van de stad als knooppunt en transferium aan de Kust bekrachtigd. Poorten en bovenlokale wegen Om de toegankelijkheid en bereikbaarheid van de poorten te verbeteren wordt gesuggereerd de selectie en de inrichting van primaire en secundaire wegen te optimaliseren. Het streven naar een goede doorstroming op de Elisabethlaan (R31) en de Koninklijke Baan (N34 ten oosten van De Bolle) is daarbij cruciaal. De relatie tussen de zeehaven en de luchthaven over de weg veronderstelt ingrepen ter hoogte van de verkeerswisselaar te Jabbeke en de realisatie van het op- en afrittencomplex op de A10 ter hoogte van Oudenburg (in afwachting van de nodige vergunningen). Deze ingrepen zijn gebaseerd op de te volgen route vooropgesteld binnen dit GRS op basis van het mobiliteitsplan (zie hoger), die afwijkt van de vooropgestelde route in het voorstel van afbakening. Oostende is niet enkel een knooppunt voor het goederentransport. Ook voor het openbaar vervoer van personen beschikt Oostende over voldoende troeven om uit te groeien tot een volwaardig transferium. In dit opzicht zijn de overstapmogelijkheden tussen cruises, ferry’s, trein, tram en streek- en stadsbussen te optimaliseren. Link tussen de Voor- en Achterhaven Ongeacht de prioriteiten die worden gegeven aan het optimaliseren van de ontsluiting en bereikbaarheid van de Oostendse poorten vanuit het hinterland of vanuit de zee, is tegelijkertijd te wijzen op het belang van een betere, multimodale verbinding tussen de Voor- en de Achterhaven. Het gaat in dit verband om een betere verbinding te water, een vernieuwde spoorontsluiting en het 205
bundelen van het vrachtverkeer op de Oudenburgsesteenweg. Ter hoogte van de roro-kaden en de nieuwe industriële sites zijn ook de overslagfaciliteiten voor verbetering vatbaar. In functie van de leefbaarheid van de wijk Konterdam wordt ook gepleit voor een omleiding voor het vrachtverkeer via een nieuw aan te leggen weg langsheen de Gouwelozekreek. Hierdoor wordt een volwaardige herinrichting mogelijk van de Zandvoordestraat tussen R31 en de Gouwelozekreek in functie van de aldaar gevestigde handel en diensten. Link tussen wester- en oosteroever De status van barrière die de havengeul tot op heden heeft verworven moet worden ontkracht. Een eerste stap om deze drempel te overwinnen is het creatief inlassen van alternatieve verbindingen tussen beide oevers. Een verbinding ten noorden van de Voorhaven bij middel van een veer is zeker zinvol doch onvoldoende om beide stedelijke deelruimten daadwerkelijk te hechten. Ook ten zuiden is een link te leggen. De omgeving van de Demeysluizen vormen in die context een betekenisvolle stapsteen. Een duurzame ruimtelijke ontwikkeling tussen beide oevers vraagt echter nog meer. In die zin is ook het stedenbouwkundige weefsel van beide gebieden op elkaar te heroriënteren. Verbeteren van het streekvervoer Naast de aandacht voor het vracht- en autoverkeer is ook het openbaar vervoer tussen de stad en de omliggende gemeenten voor verbetering vatbaar. In overleg met de Lijn werd in dit verband in het kader van het mobiliteitsplan vooropgesteld de streeklijnen tussen Oostende, Bredene, Gistel en Oudenburg via aanpassingen van de routes, de verhoging van frequenties of het inschakelen van een alternatieve voorstadbediening, te optimaliseren.
Verkeersveilige en verkeersleefbare woonwijken en invalswegen Door de verkeersmaatregelen op het bovenlokale niveau wordt het mogelijk en is het wenselijk: - stamassen voor het openbaar vervoer te selecteren en in te richten en waar zinvol nieuwe routes voor openbaar vervoer in te lassen en frequenties te verhogen; - de verkeersleefbaarheid en verkeersveiligheid in en om de wijken te optimaliseren onder meer door de woonwijken te ontlasten van het doorgaand en zwaar verkeer; - de herinrichting van het openbaar domein, dat heden minder door het doorgaand verkeer wordt belast, concipiëren vanuit de nieuwe en potentiële gebruiksvormen en belevingswaarden; - het bovengronds parkeren waar mogelijk af te schaffen of te beperken ten voordele van collectieve parkeervoorzieningen in onder- of bovengrondse constructies, nieuwe randparkings te voorzien en bestaande uit te breiden of beter toegankelijk te maken in relatie met de overstapmogelijkheden op andere vervoersmodi.
206
Een gebiedsdekkend fiets- en voetgangersnetwerk De stad opteert voor een gebiedsdekkend fietsnetwerk dat alle woon- en activiteitenzones binnen de stad op een veilige en comfortabele wijze bedient en een gebiedsdekkend voetgangersnetwerk dat alle verblijfsgebieden verbindt en ook langsheen de verkeersstructuren veilige en comfortabele voorzieningen biedt.
Verder uitwerken van een ruimtelijk strategisch parkeerbeleid De stad opteert voor een complementaire parkeerstructuur die de noodzakelijke parkeerplaatsen efficiënt ter beschikking stelt, in de openbare ruimte plaats laat voor de stedelijke activiteiten en bereikbaar is zonder extra verkeer aan te trekken. De uitbouw van de parkeervoorzieningen dient zich te richten op het helpen realiseren van de ‘verruimde bestemmingsboulevard’ en de ‘dwarsverbindingen’ vanuit een stand-still principe. Potentiële zoeklocaties voor grootschalige stedelijke parkings zijn: omgeving Petit Paris, omgeving Casino Kursaal, omgeving station, omgeving Koningsstraat. Vanuit de centrale ligging van de Zeeparking in het concept van de ‘verruimde bestemmingsboulevard’, de ligging ten opzichte van de regionale ontsluitingsinfrastructuur en de eenvoudige technische haalbaarheid, is een uitbreiding reeds gerealiseerd. De randparkings (en de daaraan gekoppelde principes) zijn te beschouwen als essentiële sleutels in een ruimtelijk afgestemd parkeerbeleid. In die zin is de idee geopperd om de randparking ‘Maria-Hendrikapark’ uit te breiden en de bereikbaarheid van de randparking ‘Media Center’ te verhogen. Ontwikkelen van verbindende elementen met een eigen mobiliteitskarakter Mobiliteit genereert stedelijkheid. Het brengt mensen en activiteiten samen en creëert de condities voor uitwisseling. Deze potentie tot interactie wordt echter zelden aangegrepen om ruimte en infrastructurele knooppunten in het bijzonder, vorm te geven. In de onmiddellijke omgeving van belangrijke infrastructurele knooppunten komen meerwaarden immers pas tot stand dankzij een doordachte reflectie over de stedelijke vorm van mobiliteit. Het voorbijgaan aan deze potentiële ruimtelijke interacties en meerwaarden bij het stedelijk vormen van de mobiliteit kan enkel als een verlies worden beschouwd. Door het belang van de mobiliteit uitdrukkelijk in een bredere, ruimtelijke context aan te wijzen, wordt de positie van de interactie automatisch in een breder netwerk geplaatst en is het effect ervan te betrekken op de stad als geheel. In die optiek is het belangrijk dat voor de verbindende elementen in het stedelijk gebied streefbeelden kunnen worden ontwikkeld. Deze streefbeelden zijn te ontwikkelen op basis van een doordachte afweging tussen de mobiliteit en de stedenbouwkundige structuur waarin de wegen zijn ingebed.
207
De verbindende elementen binnen het stedelijk gebied zijn: - het complex van strand / zeedijk / aangrenzende bebouwing; - de Koninklijke Baan; - de stedelijke ringweg; - de Nieuwpoortsesteenweg; - de Torhoutsesteenweg; - de A10; - de Verenigde Naties laan en Leopold II laan; - de Brugsesteenweg; - de Stuiverstraat; - de Gistelsesteenweg; - de Groene 62; - de Gouwelozekreek.
De verbindende elementen hebben elk een eigen rol en betekenis. Per verbindend element dienen inrichtingsconcepten te worden uitgewerkt die de functie, het gebruik en de vorm van de weg en haar omliggende stedelijke ruimte op elkaar afstemmen.
208
209
Maatregelen en acties Prioritaire accenten, maatregelen en acties - Infrastructuurwerken in functie van het versterken van het verblijfskarakter van het verruimde (handels)centrum als: herinrichting Alfons Pieterslaan en Petit Paris; herinrichting Graaf de Smet de Naeyerlaan, Kapellestraat, Lijnbaanstraat en Vlaanderenstraat; herinrichting Van Iseghemlaan en Monacoplein; herinrichting Langestraat; herinrichting Koningstraat. - Uitwerken parkeerbeleid verruimde binnenstad: locatie van (nieuwe) grootschalige parkings; differentiatie van het parkeerregime. - Optimaliseren stedelijk openbaar vervoer: inrichten van de geselecteerde stamassen en overstapplaatsen voor openbaar vervoer; aanwenden van deze openbare vervoersassen en -knooppunten als ruimtelijke speerpunten voor verdichting van stedelijke functies. - Uitbouwen netwerk langzaam verkeer: gebiedsdekkend fietsnetwerk tussen woon- en activiteitenzones; gebiedsdekkend voetgangersnetwerk met veilige en comfortabele voorzieningen langs de verkeersstructuren. - Ontwikkelen van streefbeelden voor de verbindende elementen: uitwerken van inrichtingsconcepten per verbindend element.
Overleg met hogere overheden Rekening houdend met bovenstaande visie op de rol van de diverse wegen in de gewenste stedelijke structuur wordt, op basis van de vooropgestelde types, volgende selectie van wegen in het stedelijk gebied voorgesteld. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de lokale wegen en de afwijkingen ten opzichte van de categorisering in het RSV en/of PRS. De voorstellen zijn suggesties naar de hogere overheid gebaseerd op de visie uit het voorstel van afbakening.
210
selectie en afbakening in RSV / PRS secundair I N9 van N320 tot N34 (De Bolle)
motivering
voorstel vanuit afbakeningsproces secundair II van nieuwe industriële ontsluiting tot nieuwe brug over kanaal aansluitend N358 en in verlengde laatste deel N9 tot N34 lokaal van nieuwe brug tot aantakking N358
Regionaal verkeer prioritair via A10, interlokaal verkeer, en vrachtverkeer tussen Plassendale I en voorhaven, aftakken vóór Bredene Sas (leefbaarheid) Prinses Elisabethlaan (van nieuwe brug tot aantakking N358) geen functie op stedelijk niveau meer
secundair I N320 N358 van A10 tot Plassendalebrug
lokaal (industriële verzamelweg)
Geen verbindende functie, enkel ter ontsluiting van Plassendaleterreinen (interne industrieweg) N320 bovendien vervangen door nieuwe industriële verzamelweg door Plassendale I
secundair I N320 N358 van A10 tot Plassendalebrug
industriële verzamelweg (van Plassendalebrug tot nieuwe industrieweg in Plassendale I)
Geen verbindende functie, enkel ter ontsluiting van Plassendaleterreinen (interne industrieweg) N320 bovendien vervangen door nieuwe industriële verzamelweg door Plassendale I
lokaal (overige deel) primair II N 341 N33 (van N341 tot autosnelweg)
primair II N33 van Rolbaanstraat tot autosnelweg
Heroriëntering luchthavengebonden vrachtvervoer naar LHBO. LHBO rechtstreeks te ontsluiten op N33 via Rolbaanstraat (industriële ontsluiting) of ev. nieuwe parallelweg
lokaal N341
Bereikbaarheid passagiersterminal blijft gegarandeerd wegens verbetering bereikbaarheid met openbaar vervoer (N34 en N318). Stremming op N33 zal niet toenemen bij herinrichting.
secundair III van Rolbaanstraat tot Koninginnelaan
Luchthavengebonden vrachtverkeer wordt afgetakt. Belangrijke ontsluitingsfunctie aanliggende KMOK-zone en bereikbaarheid met openbaar vervoer/fiets benadrukken
211
primair II van Rolbaanstraat tot autosnelweg
Heroriëntering luchthavengebonden vrachtvervoer naar LHBO. LHBO rechtstreeks te ontsluiten op N33 via Rolbaanstraat (industriële ontsluiting) (voorwaarde voor decategorisering)
secundair III van Rolbaanstraat tot Koninginnelaan
Luchthavengebonden vrachtverkeer wordt afgetakt. Stremming personenverkeer naar luchthaven op N33 zal niet toenemen bij herinrichting. Belangrijke ontsluitingsfunctie aanliggende KMOK-zone en bereikbaarheid met openbaar vervoer/fiets benadrukken
primair II N 341
lokaal
Bereikbaarheid passagiersterminal blijft gegarandeerd wegens in verhouding beperkte volumes autoverkeer en verbetering bereikbaarheid met openbaar vervoer (N34 en N318) Luchthavengebonden vrachtverkeer via Rolbaanstraat (voorwaarde voor decategorisering)
secundair I N34 Oost vanaf De Bolle richting Blankenberge
primair II De Bolle tot kruispt Vismijnln
ontsluiting (haven)bedrijvigheid (zie hoger)
primair II N33 (van N341 tot autosnelweg)
secundair II N34 West
secundair I van kruispt Vismijnln/Voorhavenln cfr. PRS richting Blankenberge secundair II van R31 richting Middelkerke secundair III van R31 tot kruispt Koninginnelaan/N318
secundair I N34g (Mercatorsluis tot N34) N34 (van N34g tot Vuurkruisenplein)
212
lokaal
cfr. PRS
Bestemmingsverkeer naar stadscentrum (aantakkend op bestemmingsboulevard) en tegelijkertijd centrum-as Verbindende functie opgevangen door R31 via ondertussen gerealiseerde verbinding KennedyDe Bolle Parkings voor ferry zijn anders georganiseerd en bereikbaar gemaakt via Kennedy-De Bolle Geen doorgaand wegverkeer meer
secundair I R31 van Kennedy tot N34
secundair I
Gedetailleerd onderzoek nodig vanuit plaatselijke stedenbouwkundige context (streefbeeldstudie) m.b.t. inrichtingsaspecten
secundair I N340
secundair II
Geen verbindende functie, wel dé toegang voor regionaal verkeer tot stadscentrum (bestemmingsboulevard)
secundair III secundair III van kruispt N318/Koninginnelaan N33 verlengen tot Rolbaanweg van N341 tot kruispt N318/Koninginnelaan
secundair II N318 van Petit Paris richting Nieuwpoort
secundair III tot grens stedelijk gebied
secundair III N346 (tot spoorweg)
secundair III
Belangrijke ontsluitingsfunctie aanliggende KMOK-zone en bereikbaarheid met openbaar vervoer/fiets benadrukken (Luchthavengebonden vrachtverkeer wordt eerder afgetakt: zie ook hoger) Verbindende functie op niveau netwerk Kust via N34 West/R31 Deels centrum-as en functie in bereikbaarheid stedelijke componenten (KMO en kleinhandel Oostendelaan, passagiersterminal luchthaven, Raversijde) en as voor voorstedelijk vervoer Openbaar vervoer en fietsverkeer benadrukken Binnen stedelijk gebied cfr. PRS
Selectie lokale wegen Lokale wegen – type 1: (inter) gemeentelijke verbindingswegen - Zandvoordedorpstraat - Kasteelstraat - Zandvoordestraat - N341 (Duinkerkseweg) - Grintweg vanaf N346 (Gistelsesteenweg) tot Zwanenlaan - Konterdamkaai
- De selectie en voorwaardelijke decategorisering van N341 vereist een bijstelling van het RSV. Gelet op de bepalingen in het Masterplan voor de luchthaven Oostende om de cargo-ontsluiting te richten op N33 (via Rolbaanstraat) kan de selectie als PII in principe vervallen. N341 wordt een weg van lokaal belang. De voorwaarde voor de decategorisering is dat het luchthavengebonden vrachtverkeer via de Rolbaanstraat wordt ontsloten op N33. - De Konterdamkaai wordt heraangelegd als toegangsweg tot de randparking vanaf R31. 213
Lokale wegen – type 2 Wijkverzamelweg Wijk Meiboom: Gouwelozestraat August Vermeylenstraat Wijk Oud Hospitaal: Spoorwegstraat Edith Cavellstraat (tussen Spoorwegstraat en Kaïrostraat) Kaïrostraat (tussen E.Cavellstraat en Koninginnelaan) Vuurtorenwijk: Voorhavenlaan Mansveldstraat Taboralaan Wijk Westerkwartier: Leffingestraat Dokter Verhaeghestraat Prof.J.VercoulliestraatTimmermansstraatSchildersstraat NijverheidstraatVrijheidstraat Stuiverstraat Gelijkheidstraat/ Vredestraat Honoré Borgerstraat (tussen Leffingestraat en Elisabethlaan) Wijk Oud Vliegveld: Leeuwerikenstraat Maurits Sabbestraat Wijk Konterdam: Nieuwe Langestraat Wijk Raversijde: Middenlaan
214
De selectie van deze straten is in overeenstemming te brengen met verkeersleefbaarheidsplannen en wijkstructuurplannen.
Industriële Alle lokaal verzamelende wegen in de verzamelweg bedrijvenzones zijn weerhouden. Ook de nog aan te leggen omleidingsweg omheen de Konterdamwijk is weerhouden als industriële verzamelweg.
- De selectie van N358 en N320 vereist een bijstelling van het PRS. - De selectie van N358 als industriële verzamelweg gebeurt vanuit de gewenste functie van het nieuwe complex met A10 en de aanpalende weginfrastructuur: De wegenis tussen A10 en N9 heeft een ontsluitende functie voor de aldaar gelegen bedrijvenzones. De kustdorpen dienen bijgevolg nog steeds te worden bereikt (en bewegwijzerd) vanaf de Kennedyrotonde – N34. Voor de relatie tussen het Plassendale I-gebied en de Voorhaven is een aansluiting ter hoogte van N9 opportuun. Hierdoor ontstaat echter een potentieel verkeersleefbaarheidsprobleem te Sas Slijkens (zie hoger).
Verruimde - Koningsstraat - Van Iseghemlaan - Visserskaai - Vindictivelaan - Alfons Pieterslaan - Koninginnelaan en Leopold II-laan
De boulevard omringt het verruimde centrum. Bereikbaarheids- en mobiliteitsprofiel worden maximaal op elkaar afgestemd.
Lokale wegen – type 3 Lokale - Zandvoordestraat tussen Ringlaan hoofdstraat en Gouwelozedijk - Graaf De Smet De Naeyerlaan vanaf de Slimmersdreef tot het E. Feysplein - Grintweg (vanaf Zwanelaan) - Zandvoordedorpstraat (tot rand bebouwde kom)
- Met de aanleg van een omleidingsweg omheen de wijk Konterdam kan het genoemde segment van de Zandvoordestraat volwaardig worden heringericht ten behoeve van de aldaar gevestigde handel en diensten. - De selectie van de Graaf De Smet De Naeyerlaan wordt gemotiveerd vanuit het strategisch-commercieel plan en kan dankzij de verbinding Kennedy-De Bolle. 215
216
Naast de deelstructuren worden ook een aantal deelruimten onderscheiden. In tegenstelling tot de deelstructuren wordt binnen de deelruimten de samenhang van de diverse structuren geïntegreerd bekeken. De deelruimten zijn afgebakend op basis van een specifieke ruimtelijke, structurele en/of functionele samenhang. Volgende deelruimten worden onderscheiden: 1. Het kustfront met de stedelijke satelliet Raversijde; 2. De kernstad met het stedelijk trefpunt, de 19e-eeuwse gordel en de rand van de kernstad; 3. Het polderfront met de polderruimte en de randstedelijke enclaves als de Torhoutsesteenweg, het sportpark, het bedrijvenpark Konterdam, het stadsrandbos en het polderdorp Zandvoorde en de Havens. Binnen de gewenste ruimtelijke structuur van de deelruimten wordt ingezoomd op specifieke projecten en projectgebieden.
1. HET KUSTFRONT 2. DE KERNSTAD 3. HET POLDERFRONT
DEELRUIMTEN
217
1. HET KUSTFRONT GEWENSTE RUIMTELIJKE STRUCTUUR
Algemene krachtlijnen - Versterken van de specifieke attractiviteit van Oostende als ‘Stad aan Zee’: het samengaan van het strand- en dijkleven, de stadssfeer in zijn globaliteit en de culturele dimensie. - Verder werken aan het verhogen van de gebruiks- en belevingswaarde van de zeedijk. - Verruimen van het areaal voor strandgebonden toeristisch-recreatieve activiteiten. - Het benutten van de toeristisch-recreatieve potenties in het verduinde kustfront. - Bewaken van de ruimtelijke integratie en de beeldkwaliteit van de te renoveren en nieuw te bouwen haveninfrastructuur.
218
Continuïteit van het strand- en dijkleven Deze continuïteit is ruimtelijk te realiseren door de continuïteit van de inrichting van het openbaar domein. De aanleg van het openbaar domein veronderstelt tegelijkertijd continuïteit en differentiatie. De differentiatie is te realiseren door in te spelen op de specificiteit van de aanpalende stedelijke functies in de tweede lijn van het kustfront (zie verder). De kwalitatieve heraanleg van de openbare ruimte van het strand- en dijkleven is reeds enige jaren bezig. Belangrijke plekken, segmenten die nog moeten worden aangepakt zijn: - Het strand- en dijkleven tussen het Casino Kursaal en het Zeeheldenplein. Het gaat om de voorziene golfbreker met bijhorend groeistrand en de herinrichting van de dijk zelf. Belangrijk bij de heraanleg van de publieke ruimte van dit dijksegment is de relatie met de historische binnenstad enerzijds en de relatie met de publieke ruimte van het te behouden Westerstaketsel en de geplande strekdam met kwalitatieve promenade in zee, als verlengden van de publieke ruimte van de dijk tussen het Casino en het Zeeheldenplein, anderzijds. - De nodige zandsuppleties in functie van de kustverdediging ter hoogte van Mariakerke zullen resulteren in een breder en hoger strand. Ook de vernieuwing en verbreding van de zeedijk met een houten staketsel tot het Mariakerkeplein staat op het programma. - Het strandleven op de oosteroever is momenteel weinig aantrekkelijk. Belangrijke elementen voor de verdere ontwikkeling en attractiviteit van de oosteroever zijn: de kwalitatieve ontwikkeling van het strand; de vernieuwing van het Oosterstaketsel; benutten van de geplande nieuwe oostelijke strekdam als kwalitatieve constructie met wandelpromenade; de realisatie van het maritiempark ‘Duin en Zee’ met het Fort Napoleon, de reconversie van het militair hospitaal, het vakantiecentrum Duin en Zee, het Centrum van de aarde, het Vuurtorendok met jachthaven, de vuurtoren, … … De verankering bij de inrichting met de eigen omgeving is belangrijk in functie van de eigen identiteit van de plek. De specifieke zeewerende infrastructuur geeft andere mogelijkheden aan de ontwikkeling van dit strandleven.
219
Versterken van de relatie tussen het Kustfront en het achterliggende stadsweefsel De kwalitatieve heraanleg van het openbaar domein veronderstelt tegelijkertijd ruimtelijke continuïteit en differentiatie. De ruimtelijke differentiatie is te realiseren door in te spelen op de specificiteit van het achterliggende stadsweefsel / de achterliggende functies aanpalend op de dijk, in de tweede lijn van het kustfront. Het zoeken naar een verankering met de specifieke omgeving geeft de mogelijkheid binnen de continuïteit van de dijk ‘bijzondere plekken’ te creëren met een eigen identiteit. De specifieke omgevingen waarmee de ruimte van strand en dijk is te verankeren zijn de volgende: - de verruimde binnenstad; - de Wellingtonrenbaan; - Mariakerke met Mediacenter en multifunctioneel sportcomplex; - Natuurgebied tussen Mariakerke en Raversijde; - Raversijde-dorp; - TRP-zone en duinen.
Cultuurhistorische en hedendaagse ankerpunten Het Casino Kursaal vormt een cultuurhistorisch ankerpunt binnen het kustfront in het algemeen en een beeldbepalend element binnen de Oostendse dijk in het bijzonder. De actuele renovatie beoogt de ontwikkeling van congresinfrastructuur en een verhoogde relatie met het strand- en dijkleven. De heraanleg van de publieke ruimte ten zuiden van het Casino, het Monacoplein, versterkt aan de andere kant de verankering in de verruimde binnenstad. De hedendaagse ankerpunten op de dijk (zouden moeten) worden gevormd door de nieuwbouwprojecten. Het gaat meestal om het vervangen van oude appartementsgebouwen. Belangrijk voor de kwaliteit van het zeefront en de belevingswaarde van de dijk is dat aan de architecturale vereisten strenge kwaliteitscriteria worden opgelegd.
Ruimtelijke en functionele heroriëntatie Van Iseghemlaan Een belangrijke stedelijke en toeristische as in het centrum is de Van Iseghemlaan. Door de toenemende automobiliteit verloor ze het beoogde karakter als wandelboulevard met als gevolg leegstand, verkrotting en trekpleister voor marginale activiteiten. De heraanleg van de publieke ruimte teneinde het boulevardkarakter te herstellen (brede voetpaden, voldoende groen, aangepaste verlichting en meubilair en het terugdringen van de verkeersfunctie door de beperking van het profiel), zou de katalysator moeten vormen voor het opnieuw aantrekken van kwalitatieve stedelijke functies. Een andere belangrijke hefboom binnen het heroriënteren van de Van Iseghemlaan vormt het Het PPS-project. Het omvat het omvormen van twee bouwblokken tot een weersonafhankelijke omgeving voor kwalitatief winkelen en trendy horecazaken gecombineerd met nieuwe woonvormen.
220
Uitbouwen faciliteiten congrestoerisme Binnen het verruimen van het aanbod aan activiteiten en verblijfsmodaliteiten in Oostende vormt het uitbouwen van Oostende als congresstad een nieuw gegeven. Binnen het Kustfront vormen het Casino Kursaal en het Mediacenter met multifunctioneel sportcomplex de centra om de infrastructuur voor evenementen uit te bouwen (bedrijfsevenementen en congressen). Daarnaast is het belangrijk dat er een voldoende groot aanbod aan hoogwaardige hotels voorhanden is om de gasten van deze evenementen op te vangen.
Ruimtelijk structureren van de tweede verblijven Alhoewel tweede verblijven deel uitmaken van het toeristisch-recreatief gebeuren in het stedelijk gebied, kunnen ze een bedreiging vormen voor het stedelijk functioneren (druk immobiliënmarkt, ‘verlaten’ zones in bepaalde periodes,…). Daarom is het wenselijk dat een beleid wordt uitgewerkt dat zich richt op het beheersen van het aantal bijkomende tweede verblijven en de ruimtelijke sturing er van. Er moet rekening mee worden gehouden dat een deel van de ruimte voor woongelegenheden door tweede verblijven zal worden ingenomen. Naast de specifiek daartoe voorziene zones (campings, weekendverblijfsparken buiten het stedelijk gebied), is het beleidsmatig niet de bedoeling het globale aanbod aan tweede verblijven in het stedelijke (woon)weefsel nog te vergroten, wel de ontwikkeling er van ruimtelijk te sturen en te beheersen. Daarnaast is het ook van belang dat de druk op de woningmarkt vanuit de vraag naar tweede verblijven ruimtelijk wordt gekanaliseerd en binnen de perken wordt gehouden. Hiertoe bestaat geen specifiek en sluitend instrumentarium. In het domein van het ruimtelijk ordeningsbeleid kunnen wel de nodige voorschriften opgenomen worden in RUP’s (hoofdverblijfplaats) en lasten opgelegd worden in stedenbouwkundige vergunningen en verkavelingsvergunningen. Op zich zijn deze maatregelen waarschijnlijk onvoldoende, en te steunen met maatregelen vanuit andere beleidsdomeinen (bv. fiscaliteit). Een doorgedreven communicatiebeleid lijkt alvast een conditio sine qua non. Verder onderzoek naar geïntegreerde beleidsmogelijkheden is nodig. Bovendien is een gem eentegrensoverschrijdend beleid aangewezen, teneinde afschuiving van de druk naar andere kustgemeenten te voorkomen.
221
Linken Kustfront met hinterland en andere kustgemeenten voor langzaam verkeer Het uitwerken van zachte relaties, recreatieve fietsverbindingen tussen het Kustfront en de polders en tussen het Kustfront en de andere kustgemeenten verrijkt het verblijf te Oostende. Projecten als de Kustfietsroute binnen het Kustactieplan en het fietsnetwerk voor het Brugs Ommeland voorzien interessante relaties tussen deze gebieden.
Handhaven van Raversijde als ‘stedelijke satelliet’ Raversijde wordt gekenmerkt door haar geïsoleerde ligging ten opzichte van de kernstad enerzijds en haar stedelijk karakter anderzijds. Zowel haar isolement als haar stedelijkheid zijn te handhaven. Haar isolement is te handhaven door het vrijwaren van de open ruimte corridor ten oosten van Raversijde, tussen Raversijde en de kernstad. Haar stedelijkheid of het stedelijk karakter van het wonen is te handhaven door stedelijke dichtheden na te streven. Binnen het kustfront of de zone tussen de Zeedijk en de Duinenstraat ligt het accent op appartementen en meergezinswoningen, in het achterliggend gebied ligt het accent op eengezinswoningen. De Middenlaan wordt geselecteerd als wijkverzamelweg en moet het verkeer van en naar de Nieuwpoortsesteenweg verwerken. Tot Raversijde behoort ook de geïsoleerde cluster ten zuiden van de Nieuwpoortsesteenweg, aan de Schoolstraat en de Zakstraat. De cluster bevat het grootste deel van de middenstandsvoorzieningen voor het kustdorp Raversijde. De cluster ligt momenteel in luchthavengebied. Het beleid opteert ervoor om deze zuidelijke cluster bestaande uit woningen en kleinhandelsvestigingen op te nemen als volwaardig deel van het kustdorp Raversijde.
222
MAATREGELEN EN ACTIES Het Kustfront is bij uitstek het stadsdeel voor de ontwikkeling van functies die het toeristischrecreatief beleid ondersteunen. Het is te ontwikkelen en in te richten met respect voor haar natuurlijke en cultuurhistorische context en in relatie met de structuur, morfologie, rol en betekenis van omliggende stadsdelen. In het westelijk deel van het kustfront zijn maatregelen en acties in hoofdzaak te richten op de renovatie van gebouwen en infrastructuren en op het actualiseren van de toeristisch-recreatieve functies alsook het mogelijk houden een doortrekkersterrein ter beschikking te stellen in de omgeving van het domein Raversijde. Ten oosten van de havengeul heeft het Kustfront veeleer nood aan reconversie van het bestaande militaire en maritieme erfgoed, een beperkte ontwikkeling van toeristisch-recreatieve trekpleisters en tijdelijke verblijven ten zuiden van de Halve Maandijk, het Vuurtorendok en het te realiseren Maritieme park. Deze opties en de ambitie daarbij resoluut te kiezen voor ruimtelijke kwaliteit zal door de stad opgenomen worden in ruimtelijke uitvoeringsplannen en/of stedelijke verordeningen. Bij de geïntegreerde aanleg van twee nieuwe strekdammen en bijhorend groeistrand wordt aan de bovenlokale overheid uitdrukkelijk gevraagd om de potentiële vormen van medegebruik (ondergrondse parkeervoorzieningen, bergplaatsen voor zeil- en surfclubs, …) mogelijk te maken.
223
2. DE KERNSTAD GEWENSTE RUIMTELIJKE STRUCTUUR DE ‘VOLLEDIGE’ (KERN)STAD
224
Algemene krachtlijnen - De uitbouw van complementaire centra op wester- en oosteroever. - De bestaande stedelijke ruimte verder herwaarderen en saneren. Een aantal belangrijke aspecten hierbij zijn: o de herwaardering van het bestaande woningpatrimonium en de openbare ruimte; o het hergebruik van leegstaande en vervallen terreinen en cultuurhistorisch waardevolle gebouwen; o het verruimen van de binnenstad. - De periferie in wording omkeren tot een volwaardig stadsdeel of m.a.w. het randgebied van de stad als volwaardige stadsdeel uitbouwen. - Verbindende en beeldbepalende elementen herwaarderen en op stedelijke schaal heroriënteren (bv. Torhoutsesteenweg, Koninginnelaan, G. De Smet de Naeyerlaan). - De oosteroever uitbouwen als volwaardig onderdeel van het stedelijk gebied. De Oosteroever wordt beschouwd als een ‘sleutelgebied’ voor de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van de stad Oostende. Om deze rol waar te maken zijn ruimtelijke relaties te leggen t.a.v. de stad, de zee en de landinwaarts gelegen woongebieden. Er zijn ruimtelijke condities te genereren die een fysieke en functionele link leggen met de historische stadskern. De alomtegenwoordigheid van het water biedt interessante kansen voor het creëren van nieuwe vormen van huisvestingsmogelijkheden voor verschillende bevolkingsgroepen. - Het potentiële parkgebied (Parkbos aan de Spuikom) ten oosten van de Vuurtorenwijk inzetten als ruimtelijke link met de buurgemeente Bredene. - Het alternatief linken van de wester- en oosteroever ten noorden en ten zuiden van de Voorhaven. In een eerste fase, op korte termijn, moeten de potentiële linken worden gevrijwaard.
225
STEDELIJK TREFPUNT Werken aan de verruimde binnenstad op de westeroever1 - Verder uitbouwen van het ‘blauwe front’ of de ‘maritieme promenade’ bestaande uit het kustfront, het havenfront (met een relatie naar het sluizencomplex) en de oude dokken (Mercatordok). De ‘promenade’ veronderstelt: o hoogwaardig uitgeruste publieke ruimte en verblijfsruimte; o vrije doorgang voor wandelaars en fietsers; o aanwenden potentiële plekken als site Hoverspeed, sluizencomplex, … o … - Verder uitbouwen van de ‘stadslobby’ of de ‘verruimde bestemmingsboulevard’: de draagstructuur, ruggengraat van de verruimde binnenstad bestaande uit stedelijke boulevards en stedelijke knopen. Dit nieuw gedefinieerde stedelijke netwerk van assen en knopen moet: o het centrumverkeer opvangen en verwerken (organisatie en doorstroming); o de stedelijke functies concentreren. - Uitbouwen van een ‘bindingsraster’ dat voor vlotte verbindingen zorgt met en binnen het verruimde centrum en de verschillende stadsdelen onderling verbindt. Het vormt een belangrijk langzaam verkeersnet, de kwaliteit van de publieke ruimte speelt een prominente rol. De diverse verbindingen moeten elk een eigen karakter krijgen. - Verder uitbouwen van het ‘winkelnet’: o versterken van het winkelgebied; o garanderen van een goede mix in het gebied: mix van functies (winkels, wonen, …); mix van winkels; ondersteund door een kwalitatieve publieke ruimte. - Uitbouwen van een ‘parkhart’: o verbinden van het Maria Hendrika-park met zijn omgeving; o opladen van de groene kern met recreatieve en educatieve elementen.
1 De ruimtelijke krachtlijnen die worden geformuleerd voor het ‘verruimde centrum’ zijn gehaald uit de deelstudie Publieke netwerken – verruimde centrum, uitgevoerd door Technum Gent in opdracht van en in samenwerking met Wvi.
226
Uitbouwen van een complementair stadsdeel op de oosteroever2 De Oosteroever wordt beschouwd als een ‘sleutelgebied’ voor de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van de stad Oostende. De structuur en inrichting van de Oosteroever moet gericht zijn op het complementeren en versterken van de gehele stedelijke structuur. Om deze rol waar te maken zijn ruimtelijke en functionele relaties te leggen met de stad op de westeroever, met de zee en met de zuidelijk gelegen woonwijken. Het te ontwikkelen gebied gelegen tussen het Visserijdok, het strand en de Dr.E.Moreauxlaan krijgt op die manier 3 fronten: een havenfront, een zeefront en een landfront. De knooppunten van deze 3 fronten: de kop van de oostelijke Voorhaven, het Militair Hospitaal en het gebied ten zuiden van het Visserijdok; vormen de ruimtelijke scharnieren van het gebied en de trekpleisters voor publieke voorzieningen. - In het ‘havenfront’ zijn ruimtelijke condities te genereren die een fysieke en functionele relatie leggen met de historische stadskern. De alomtegenwoordigheid van het water biedt interessante kansen voor het creëren van nieuwe vormen van huisvestingsmogelijkheden voor verschillende bevolkingsgroepen. - In het ‘zeefront’ is ruimte te maken voor toeristisch-recreatieve ontwikkelingen rekening houdend met de bestaande en potentiële restricties opgelegd of aangewezen vanuit de ecologische dimensie en de besluiten inzake monumenten en landschappen. - Het ‘landfront’ betreft het gebied ten zuiden van de Ankerstraat tot aan de Spuikom. In dit gebied zijn ruimtelijke ingrepen te richten op het elimineren van fysieke en functionele drempels tussen de bestaande woonwijken en de (te ontwikkelen) stad (op de oosteroever). De voormalige buffer tussen industrie en wonen kan getransformeerd worden tot stadspark. Binnen het havenfront, meerbepaald langs de Hendrik Baelskaai, is het aangewezen reconversie en vervangende nieuwbouw in te zetten in hoofdzaak ten behoeve van nieuwe vormen van grondontsloten huisvesting voor diverse doelgroepen. Naast de beoogde woonfunctie is ook ruimte te voorzien voor handel, horeca en dienstverlenende functies (winkels, kinderopvang, ....). De Hendrik Baelskaai biedt zich aan als een ‘terras aan het water’. De kennis en het inzicht met betrekking tot woontypologieën en uitvoeringsstrategieën die bij de reconversie van dit gebied zijn aan te wenden, zijn bij middel van ontwerpend stedenbouwkundig onderzoek te verruimen.
227
Het zeefront, meerbepaald het gebied gelegen tussen het strand en Vuurtorendok-zuid/Fortstraat met de Kop van de oostelijke Voorhaven, de Vuurtoren, het Vuurtorendok, het Fort Napoleon met omliggende duinengordel, het te ontwikkelen Frimoutcentrum, Duin en Zee en het Militair Hospitaal; biedt potenties om te worden uitgebouwd tot maritiem park. Dit veronderstelt de aanleg en inrichting van de gemeenplaats voor de verschillende voorzieningen binnen het gebied als: - de onthaalaccommodatie voor het veer inclusief attracties en horeca; - de aanleg en inrichting van het Vuurtorendok en omgeving in functie van de bouw van de Marina, de uitbouw van een jachthaven en bijhorende verblijfsaccommodatie ten zuiden van het dok; - de cultuur-historische ontsluiting van de militaire relicten als de batterij Halve Maan en Hundius en het Fort Napoleon; - de uitbreiding van het duinrelict ten zuid-oosten van het Fort Napoleon; - de reconversie en renovatie van het Militair Hospitaal; - de bouw van het Frimoutcentrum langsheen de Fortlaan; - het creëren van verblijfsaccommodatie voor de jeugd in het kader van de activiteiten van Duin en Zee. Binnen het landfront vormt de bestaande ‘bufferzone’, gelegen tussen de Ankerstraat en de Dr.E.Moureauxlaan, de potentiële schakel tussen de Vuurtorenwijk en het te ontwikkelen gebied op de oosteroever. Deze ‘groene’ strook is in te richten als stedelijk park. Het gebied leent zich tevens tot het creëren van parkeervoorzieningen voor de verschillende voorzieningen binnen het gehele gebied op de oosteroever en het gebruik als randparking voor de activiteiten op de westeroever.
2 De ruimtelijke krachtlijnen die worden geformuleerd voor de Oosteroever zijn gehaald uit de deelstudie The Other Side of Ostend, uitgevoerd door the studio Urban Design HU Boston in opdracht van en in samenwerking met Wvi.
228
19E-EEUWSE GORDEL Herwaarderen 19e-eeuwse wijken De herwaardering van de 19e-eeuwse wijken is de voorbije jaren reeds aangezet in de uitwerking van de wijkstructuurplannen. Het beleid wenst deze strategie/methodiek verder te zetten. Enkele belangrijke randvoorwaarden voor het verder werken met de wijkstructuurplannen zijn: - een betere democratische verankering; - het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan als kader; - het uitwerken van een geïntegreerde ruimtelijke visie met het wonen als primair aandachtspunt; - de goedkeuring door de gemeenteraad. Algemeen kan voor de 19e-eeuwse gordel worden gesteld dat: - de woonfunctie primordiaal is; - het eengezinswonen moet worden beschermd; - verdichting van het wonen enkel kan langsheen de invalswegen die de 19e-eeuwse gordel doorkruisen; - de parkeerproblemen buurt per buurt moeten worden opgelost, eventueel door specifieke plekken te voorzien in de wijken; - veel aandacht moet gaan naar de toegankelijkheid van de aanwezige scholen en de veiligheid binnen de schoolomgeving; - interessante relaties voor fietsers en voetgangers moeten worden uitgewerkt tussen de woonwijken en het kust- en polderfront als meerwaarde voor het wonen in de stad.
229
RAND KERNSTAD Verhogen van het ‘stedelijk karakter’ van de rand van de kernstad De gewenste ruimtelijke structuur streeft ernaar de rand van de kernstad een meer ‘stedelijk karakter’ te geven door de densiteit en complexiteit van het stedelijk weefsel in de rand te verhogen, het patchwork van verkavelingen te overstijgen, en op die manier een meerwaarde te creëren voor het wonen in de rand van de stad. Interessante aanknopingspunten tot het verhogen van het ‘stedelijk karakter’ van de rand zijn de aanpak van de publieke ruimte, een aantal hefboomprojecten en het kwalitatief inzetten van braakliggende stukken. Wat betreft de publieke ruimte wordt gedacht aan een hedendaagse herinrichting van de bestaande publieke ruimte en een sterkere verankering in het netwerk van publieke ruimten in de stad. De hefboomprojecten zijn de inrichting van het randstedelijk gebied Duinkerkseweg als stedelijk activiteitenpark en de inrichting van ’t Baanhof als overgangsgebied tussen de bestaande woonwijken en het stadsrandbos. De braakliggende stukken moeten worden ingezet in functie van het creëren van een verdichting van het wonen in de de rand en het verhogen van de kwaliteit en stedelijkheid van de rand. Het is zeker niet de bedoeling nieuwe voorzieningen op stedelijk niveau in te planten, buiten de bestaande complexen, maar wel het uitbreiden van de voorzieningen op buurt- en wijkniveau.
MAATREGELEN EN ACTIES De krachtlijnen van het ruimtelijk beleid op de westeroever van de kernstad zijn: - het herwaarderen van de bestaande woonwijken; - het verbinden van stadsdelen; - het uitbouwen en versterken van de verruimde binnenstad / het stedelijk trefpunt; - het inzetten van specifieke reconversie- en hefboomprojecten. Herwaarderen van de bestaande woonwijken - De herwaardering van de bestaande woonruimte en de publieke ruimte wordt uitgewerkt op basis van een globale visie die vertaald wordt in een wijkstructuurplan. De bestaande wijkstructuurplannen worden herzien na een besluit van het College van Burgemeester en Schepenen. Volgende principes worden gehanteerd bij de opmaak van wijkstructuurplannen: o Verhogen leefbaarheid en woonkwaliteit; o Selecteren hoofdontsluitingswegen en woonerven; o Differentiëren van de toegankelijkheid door de selectie van poorten tot de wijk; o Aangeven welke zones in aanmerking komen voor verdichting en verdunning; o Aangeven van zones voor publieke mogelijkheden; o Bundelen van publieke en commerciële functies; o …
230
Verbinden van stadsdelen - Westerkwartier < via Wellingtonrenbaan > Zeedijk - Stedelijk trefpunt < via de Graaf de Smet de Naeyerlaan > Maria-Hendrikapark - Maria-Hendrikapark < over R31 > Konterdam - Stene < langs de Steense Dijk en de Duinkerkseweg >Mariakerke - Westeroever < over de havengeul >oosteroever - Mariakerke (Mediacentrum) < via de Wellingtonrenbaan > Verruimde binnenstad / Stedelijk trefpunt. Uitbouwen en versterken van de verruimde binnenstad / het stedelijk trefpunt - Verder uitbouwen van het ‘blauwe front’ of de ‘maritieme promenade’. - Verder uitbouwen van de ‘stadslobby’ of de ‘verruimde bestemmingsboulevard’. - Uitbouwen van het ‘bindingsraster’ voor de recreatieve bewoner en bezoeker. - Uitbouwen van het ‘parkhart’. Het inzetten van specifieke hefboomprojecten - De renovatie van het Kursaal. - Het PPS-Triptiekproject (nieuwbouw aan de Van Iseghemlaan en reconversie van het Feest- en Kultuurpaleis en het voormalig Postgebouw). - De reconversie van delen van de kazerne Bootsman Jonsen. - De herinrichting van het Maria-Hendrikapark. - Het bouwen van een multifunctioneel sportcomplex nabij het Mediacenter geflankeerd door handelsvoorzieningen, kantoren en woongelegenheden. - Een meervoudige toeristisch-recreatieve en culturele ontsluiting van de Wellingtonrenbaan. - Het grensoverschrijdend plannen en inrichten van de omgeving van de Spuikom, inclusief het Parkbos. - Uitwerken van een alternatieve ontsluiting voor de Zandvoordestraat.
Op de oosteroever van de kernstad is op middellange termijn (nieuwe) stedelijkheid te creëren. De ruimtelijke krachtlijnen om tot die stedelijkheid te komen zijn: - de reconversie van het maritieme, militaire en industriële erfgoed: o de reconversie van het militair hospitaal; o … - het verbinden van stadsdelen; - het creëren van (nieuwe) verdichte woningvormen verweven met andere, complementaire stedelijke functies (handel, horeca, gemeenschapsvoorzieningen): o de reconversie van het gebied gelegen tussen de Hendrik Baelskaai, de Fortlaan en Ankerstraat ten behoeve van stedelijke ontwikkeling; o de herwaardering van het gebied ten zuiden van het Vuurtorendok ten behoeve van permanente en tijdelijke verblijven; o … - het inzetten van specifieke toeristisch-recreatieve hefboomprojecten: o de oprichting van het Frimoutcentrum; o …
231
3. HET POLDERFRONT: DE POLDERRUIMTE, DE RANDSTEDELIJKE ENCLAVES EN DE HAVENS GEWENSTE RUIMTELIJKE STRUCTUUR
232
DE POLDERRUIMTE Ruimtelijke krachtlijnen - Versterken van de landschappelijke eigenheid van de te onderscheiden open ruimte gehelen zoals: o Het geïntegreerd inrichten van het krekengebied ten behoeve van een landbouw-, natuur- en milieuvriendelijke waterhuishouding en een herwaardering van het landschap; o Het inrichten van het toekomstig stadsrandbos; o … - Optimaliseren van het netwerk voor fietsers en voetgangers; - Beperken van de mogelijkheden voor zonevreemde bebouwing in het open polderlandschap.
233
Behouden van de landschappelijke diversiteit binnen de polderruimte De gewenste ruimtelijke structuur van de polderruimte streeft ernaar de bestaande diversiteit binnen het landschap te behouden en naar de toekomst toe te accentueren door een specifiek landschapsbeheer. - De middenland polder, ten zuiden van de luchthaven, vormt een belangrijk gebied voor de landbouw. De landbouw moet hier voldoende mogelijkheden blijven krijgen. - De historische polder, tussen de Torhoutsesteenweg en Zandvoorde dorp, wordt getypeerd door een rasterlandschap en het Krekengebied. Belangrijk is dat het rasterlandschap in de toekomst kan worden gevrijwaard en zo mogelijk versterkt. Dit veronderstelt een specifiek landschapsbeheer. De landbouw binnen deze open ruimte kan behouden blijven mits voldoende zorg voor het specifieke landschap. Het Krekengebied speelt een belangrijke rol voor de waterhuishouding in de streek. Belangrijk is dat een geïntegreerde aanpak van het waterbeheer, de landbouw, de natuur, het toerisme en de recreatie kan worden uitgewerkt. - De oudland polder, ten oosten van Zandvoorde dorp, wordt gekenmerkt door natte graslanden en een rijke fauna en flora. Ook hier is het belangrijk dat de diverse functies van deze open ruimte op een geïntegreerde manier op elkaar kunnen worden afgestemd. Verder uitbouwen van het toeristisch-recreatieve fiets- en voetgangersnetwerk Belangrijk voor de kwaliteit van het wonen te Oostende en het aanbod aan toeristisch-recreatieve infrastructuur is de toegankelijkheid van de polders voor fietsers en voetgangers. Het kunnen exploreren van en recreëren in de polders vormt een meerwaarde voor de aantrekkingskracht van de stad. De verbindingen/relaties tussen de stad en de polders vormen hierbij essentiële schakels zoals: de Stuiverstraat, de groene 62, de Gouwelozekreek, de Gistelsesteenweg, … Het vormen de dragers in de polderruimte om een fiets- en voetgangersnetwerk aan op te hangen. Beperken van de mogelijkheden van zonevreemde bebouwing De zonevreemde bebouwing in de Oostendse polderruimte is zeer beperkt. Volgende algemene uitspraken moeten het open ruimte beleid inzetten: - Functiewijzigingen worden niet toegelaten; - Zonevreemde bedrijvigheid krijgt een uitdovend karakter; - De hoevegebouwen van verlaten landbouwsites kunnen enkel worden gebruikt in functie van het wonen. Toeristisch-recreatieve faciliteiten worden bij voorkeur in de stad ondergebracht, de faciliteiten op het platteland horen veeleer thuis in de open ruimte van het buitengebied.
234
DE RANDSTEDELIJKE ENCLAVES Ruimtelijke krachtlijnen - Optimaliseren van de ruimtelijke en functionele samenhang tussen de verschillende enclaves in het randstedelijk gebied. - Streven naar een kwalitatieve afwerking als overgang naar het (open) polderlandschap.
Activiteitenstrip Torhoutsesteenweg3 Uitgangspunten: - Zoeken naar een oplossing voor de huidige verkeersproblematiek; - Ruimtelijk structureren van het kleinhandelslint; - Zoeken naar een toekomst voor het achterliggend gebied (ten zuidoosten van de Torhoutsesteenweg). Werken aan de verkeersproblematiek - Scheiden van de doorstromingsfunctie en de verblijfsfunctie op de Torhoutsesteenweg. - Werken met ventwegen aan beide kanten van de Torhoutsesteenweg in functie van een vlotte doorstroming en een vlotte bestemming. - Clusteren van de dwarse bewegingen en toegangen tot de aanpalende functies. Structureren van het kleinhandelslint - Clusteren van de parkeervoorzieningen. - Uitwerken van een uitdovend beleid voor de zonevreemde woningen. Uitzetten van de krijtlijnen voor de toekomstige ontwikkeling van het achterliggend gebied - Structurerende elementen bij het uittekenen van een verdere ontwikkeling: o de open ruimte; o de kleine landschapselementen; o de open waterhuishouding; o de overgang stedelijk gebied open ruimtegebied. - Voorlopig bevriezen van het gebied wat betreft de verdere ontwikkeling van kleinhandel, de huidige capaciteit van de Torhoutsesteenweg is te beperkt.
³ De ruimtelijke krachtlijnen die worden geformuleerd voor de Torhoutsesteenweg zijn gehaald uit de deelstudie The Other Site of Ostend, uitgevoerd door FLC extended in opdracht van en in samenwerking met Wvi.
235
Stedelijk sportpark ’t Schorre - Uitbreiden en intensifiëren van het stedelijk sportpark ’t Schorre als groene pool voor de stad. - Bundelen van de openluchtrecreatie (voetbal, tennis, mountainbike,…). - Uitwerken als entrée-gebied tot het stadsrandbos.
Bedrijvenpark Konterdam - Zoeken naar een alternatieve ontsluiting voor het zwaar verkeer ter ontlasting van de Zandvoordestraat. - Inzetten van het openbaar domein als meerwaarde voor het omliggende wonen. - Creëren van een kwalitatieve overgang naar het wonen en het stadsrandbos.
Stadsrandbos - Ontwikkeling en realisatie van een multifunctioneel stadsrandbos. - Het te ontwikkelen stadsrandbos heeft zowel recreatief als ecologisch een regionale functie en is van Vlaams belang. Belangrijk is dat de realisatie in samenwerking met de stad kan gebeuren.
Polderdorp Zandvoorde Wijkstructuurplan Zandvoorde (1996) Ruimtelijke krachtlijnen: - Versterken van de identiteit van deze enclave: o kwaliteitsvolle herinrichting van de publieke ruimte in functie van de verkeersveiligheid, de verbetering van het verblijfscomfort en de verbreding van de gebruiksmogelijkheden o kwalitatieve inbreidingsprojecten - Uitbreiden en differentiëren van het woningaanbod - Streven naar een dichtheid van 15 woningen/ha - Revaloriseren van het (handels)centrum: o Gebied tussen het kasteel en het vroeger gemeentehuis als ‘centrum voor de ontwikkeling van de handelsactiviteiten’ - Interne bereikbaarheid als kwaliteit: o Optimale condities voor fietsers en voetgangers o Uitbreiding van de infrastructuur voor fietsers en voetgangers - Uitbreiden en verknopen van de publieke voorzieningen - Versterken van de oriëntatie op / relatie met het open polderlandschap als extra kwaliteit voor het wonen en leven te Zandvoorde.
236
DE HAVENS De havens vormen bovenlokale materie. Niettegenstaande is het belangrijk voor de stad Oostende haar visie op de ontwikkeling van de havens weer te geven, daar zij belangrijke ruimtelijke schakels vormen in het functioneren van het stedelijk weefsel als geheel. Volgende uitspraken zijn dan ook te lezen als suggesties naar de hogere overheden toe. Achterhaven - De havengeul is niet langer te beschouwen als een barrière maar veeleer als een verbindend element in het stedelijk gebied van Oostende. Ontwikkelingen in de haven zijn mede te richten op deze potentie. - Een multimodale bereikbaarheid van zowel de westelijke als de oostelijke flank van de Voor- en de Achterhaven is essentieel voor een volwaardige economische ontwikkeling zoals de verbetering van de spoorontsluiting. - Streven naar een gedifferentieerde ontwikkeling van de Achterhaven (Plassendale I, II, III, IV: gedeeltelijk in realisatie en gedeeltelijk in voorbereiding via uitvoeringsplannen). Luchthaven - De groeimogelijkheden van de luchthavengebonden bedrijvigheid zijn te vrijwaren tenzij na evaluatie blijkt dat de toekomstperspectieven voor dergelijke bedrijvigheden te beperkt zijn. - Kansen voor het actiever aanwenden van de luchthaven voor de recreatieve luchtvaart is te onderzoeken.
237
MAATREGELEN EN ACTIES DE POLDERRUIMTE - Uitwerken van een geïntegreerde aanpak van de diverse functies in de open ruimte als waterbeheer, landbouw, natuur en toerisme en recreatie. - Uitbouwen fiets- en voetgangersnetwerk. - De nodige maatregelen treffen om de uitgezette beleidslijnen omtrent de zonevreemde clusters waar te maken. In samenwerking mer de hogere overheden: - Landinrichtingsproject voor het Krekengebied; - Landschapsplan voor de Historische polder. DE RANDSTEDELIJKE ENCLAVES - Herbestemming van het gebied ten oosten van de baanwinkels gelegen aan de oostelijke flank van de Torhoutsesteenweg (gewestelijk RUP cfr. voorstel van afbakening RSG) - Realiseren van een alternatieve ontsluiting in functie van de bereikbaarheid van de kleinhandel en KMO’s langsheen de Torhoutsesteenweg. - Uitbreiding en inrichting van het Sportpark ‘t Schorre - Inrichting van het Stadsrandbos (mede op basis van het gewestelijk RUP) - Zoeken naar sterke inbreidingsprojecten en een kwalitatieve herinrichting van de publieke ruimte binnen het polderdorp Zandvoorde. DE HAVENS De Achterhaven Op bovenlokaal niveau gaat het om: - De verbetering van de spoorontsluiting van de haven; - De ontwikkeling van de Achterhaven (Plassendale I, II, III, IV: gedeeltelijk in realisatie en gedeeltelijk in voorbereiding via uitvoeringsplannen); - De gedifferentieerde ontwikkeling van het bedrijvenpark Plassendale; - Het uitbouwen van een potentieel windmolenpark Plassendale-industrieterreinen. Op lokaal niveau gaat het om: - De ontwikkeling van potentiële jachthavens. De Luchthaven Op bovenlokaal niveau gaat het om: - De ontwikkeling van de luchthavengebonden bedrijvigheid.
238
239
INLEIDING
243
BINDENDE BEPALINGEN M.B.T. DE DEELSTRUCTUREN
245
1. BEBOUWDE STRUCTUUR 2. (STEDELIJKE) OPEN RUIMTE STRUCTUUR EN LANDSCHAP 3. VERKEERS- EN VERVOERSSTRUCTUUR
245 248 248
BINDENDE BEPALINGEN M.B.T. DE DEELRUIMTEN
251
1. HET KUSTFRONT 2. DE KERNSTAD 3. HET POLDERFRONT: DE POLDERRUIMTE, DE RANDSTEDELIJKE ENCLAVES EN HAVENS
ONDERSTEUNENDE MAATREGELEN EN ACTIES 1. JAARPROGRAMMA 2. WERKEN AAN STEDELIJKHEID EN RUIMTELIJKE KWALITEIT 3. SENSIBILISEREN 4. OVERLEG 240
251 251 253
254 254 254 257 257
BINDEND GEDEELTE
241
242
INLEIDING De bindende bepalingen vormen, als derde deel van het ruimtelijk structuurplan, de spil tussen de visie en de effectieve realisatie van deze visie op het terrein. Ze omvatten de maatregelen en acties die zullen worden uitgevoerd tijdens de planperiode1 om de gewenste ruimtelijke structuur te realiseren. Hoe deze maatregelen en acties uit te voeren zijn en welke specifieke planningsen ontwerpinstrumenten daarvoor in te zetten zijn, wordt voor zover niet onmiddellijk vermeld bij de betrokken maatregelen en acties zelf, beschreven in het deel “Werken aan stedelijkheid en ruimtelijke kwaliteit”. Het structuurplan, dus ook de bindende bepalingen, hebben van rechtswege geen enkele bindende of verordenende kracht voor de burger. Er kunnen dan ook geen vergunningen worden verleend of geweigerd op basis van uitspraken in het structuurplan. De bindende bepalingen zijn echter wel bindend voor de gemeentelijke overheid, met name de gemeente en de instellingen die hieronder ressorteren. Zij moeten de uitspraken in de bindende bepalingen nakomen en kunnen er onder geen beding van afwijken. Dit sluit niet uit dat heden onbekende kansen en opportuniteiten herleid moeten worden tot blinde vlekken in de gewenste ruimtelijke structuur. Voor zover zij een bijdrage leveren tot de realisatie van de gewenste ruimtelijke structuur kunnen zij effectief ingezet worden. In dit perspectief zijn ook de projecten die opgesomd worden ten behoeve van de realisatie van gewenste deelstructuren en deelruimten niet limitatief.
1
Het structuurplan wordt in principe goedgekeurd voor een periode van 5 jaar. Het blijft van kracht zolang het niet wordt vervangen
door een nieuw goedgekeurd gemeentelijk structuurplan. De bindende bepalingen van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan mogen echter niet afwijken van de bindende bepalingen van de hogere structuurplannen (op Vlaams en provinciaal niveau). Indien een nieuw Vlaams of provinciaal ruimtelijk structuurplan wordt goedgekeurd zullen hierin de bindende bepalingen van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan, die afwijken van de nieuwe bindende bepalingen in het hogere plan, worden opgesomd en daarmee ook van rechtswege zijn opgeheven.
243
244
BINDENDE BEPALINGEN M.B.T. DE DEELSTRUCTUREN 1. BEBOUWDE STRUCTUUR WOONRUIMTE Realiseren van sociale woonprojecten Het gaat om de realisatie van de sociale woonprojecten van het woonplan, met als doel een relatieve stijging van het aanbod van sociale woongelegenheden te bekomen. De sociale woonprojecten worden gerealiseerd door de sociale huisvestingsmaatschappij in overleg met de stad Oostende. Renovatie en reconversie van specifieke sites en gebouwen De reconversie van het Militair hospitaal, delen van de kazerne Bootsman Jonsen en de Churchillkaai, het gebied gelegen tussen de Hendrik Baelskaai, de Fortlaan en de Ankerstraat. De realisatie van voornoemde reconversieprojecten worden toevertrouwd aan het Autonoom Gemeentebedrijf Stadsvernieuwing van de stad Oostende (AGSO). Het ASGO beoogt deze projecten te realiseren bij middel van een publiek private samenwerking (PPS) Realiseren van de andere woonprojecten Nieuw te realiseren woonprojecten zijn: Het gebied ten oosten van Raversijde (voormalige camping); Prins Roselaan; Steense Dijk; Torhoutsesteenweg/Schorredijk; Het gebied Stuiverstraat/Gistelsesteenweg: ‘t Baanhof; De strook langsheen de Nieuwpoortsesteenweg ter hoogte van de Wellingtonrenbaan. De hier opgesomde woonprojecten zullen in hoofdzaak door particulier initiatief gerealiseerd worden. Voor het creëren van nieuwe woonruimte worden de eventueel noodzakelijke bestemmingwijzigingen gerealiseerd via de RUP’s die voortvloeien uit het afbakeningsproces van het regionaal stedelijk gebied Oostende. Bij de realisatie van de woonprojecten houdt de stad rekening met de beoogde dichtheden. Ruimtelijk sturen en structureren van de tweede verblijven Naast ruimtelijke richtlijnen die zo nodig in een gemeentelijk RUP vast te leggen zijn, zullen maatregelen vanuit andere beleidsdomeinen (bv. fiscale maatregelen) het ruimtelijk beleid met betrekking tot het niet permanente wonen moeten ondersteunen.
245
Heroriënteren herwaarderings- en renovatiepremies Het stadsbestuur zal het huidig lokaal premiestelsel ten behoeve van de realisatie van de gewenste woonruimte evalueren en waar nodig bijsturen met aandacht voor. de doelgroep: de jonge gezinnen; het structureel karakter van de beoogde ingreep; de culturele meerwaarde: de woningen die door hun typologie, architectuur, … een meerwaarde betekenen voor de omgeving. Verder zetten leegstandsbelasting De opvolging van de leegstand en de betaling op de leegstandsheffing wordt verder geoptimaliseerd. Op het moment dat deze leegstandsbelasting op Vlaams niveau dreigt te worden afgeschaft wenst de stad deze op stedelijk niveau verder te zetten en strikter te hanteren. Wonen boven winkels Naast financiële hefbomen zijn, voor het stimuleren van het wonen boven winkels, op basis van ontwerpend onderzoek ruimtelijke richtlijnen aan te geven en te verankeren in de op te maken RUP’s voor het stedelijk trefpunt.
ECONOMISCHE RUIMTE Samenhang, diversiteit en densiteit van handel en horeca versterken Versterken van de samenhang van het stedelijke netwerk voor handel en horeca mede op basis van het globaal herinrichtingsconcept voor de verruimde binnenstad. In gemeentelijke RUP’s voor de verruimde binnenstad ruimte creëren voor de reconversie van publieke gebouwen, grootschaliger kleinhandel, culturele voorzieningen, hoogwaardige hotels en het bundelen van kantoorcomplexen in en om de stadslobby’s. Parkeerbeleid afstemmen op het bereikbaarheidsprofiel van de stedelijke functies en de verblijfskwaliteit van de publieke stadsdelen. Herstructureren Torhoutsesteenweg De omgeving van de Torhoutsesteenweg ten zuiden van de Steensedijk herstructureren in functie van de doorstromingsfunctie, de verkeersleefbaarheid, het tegengaan van de lintvorming en het optimaliseren van de openbare vervoersbediening van de activiteitenstrip en stad. Uitwerken van gecombineerde toegangen en parkeervoorzieningen. Realiseren van specifieke ontsluitingsmogelijkheden voor het havengebied Het uitbouwen van een alternatieve ontsluiting voor de Konterdam ten noorden van de Gouwelozekreek.
246
TOERISTISCH-RECREATIEVE EN CULTURELE RUIMTE Uitwerken activiteitenassen Inrichten van de ‘historische as’ of Koninginnelaan als promenade tussen zee(dijk) en Maria Hendrikapark. Verlengen van de ‘commerciële as’ of Kapellestraat tot aan het Maria Hendrikapark. Verder zetten van de herinrichting van de openbare ruimte van de ‘maritieme as’ of promenade langs het water tussen het station en de Demeysluizen. Bestaande en nieuwe groene polen met recreatief medegebruik Maria Hendrikapark: herinrichten van de parkruimte ten behoeve van een eigentijds, gedifferentieerd recreatief medegebruik en als ‘groene scharnier’ voor het langzaam verkeer tussen de verruimde binnenstad en de perifere woonwijken. Spuikom: te ontwikkelen als een samenhangende stedelijke open ruimte ten behoeve van een eigentijds, gedifferentieerd recreatief medegebruik in samenhang in samenhang met haar omgeving. Randstedelijk groengebied Duinkerkseweg: ontwikkelen als stedelijk park ten behoeve van een eigentijds, gedifferentieerd recreatief medegebruik, inclusief complementaire voorzieningen en als buffer t.o.v. de luchthaven. Versterken toeristisch-recreatieve polen Stedelijk sportpark ’t Schorre: herstructureren en verruimen van de recreatieve ruimte. Wellingtonrenbaan: het ontwikkelen van een meervoudige toeristisch-recreatieve en culturele ontsluiting van de Wellingtonrenbaan met verblijfsmogelijkheden langsheen de Nieuwpoortsesteenweg; Uitbouwen van een multifunctionele sporthal nabij het Mediacenter geflankeerd door handelsvoorzieningen, kantoren en woongelegenheden. Uitbreiden van de capaciteit van aanlegsteigers voor jachten en zeilboten in het Vuurtorendok. Inrichten van het Maritieme park ‘Duin en Zee’ als een ruimtelijk bindmiddel tussen de duinen, het Vuurtorendok, het Fort Napoleon, het voormalig Militair Hospitaal en de jeugdruimte Duin en Zee. Renovatie- en reconversieprojecten Kursaal: mede ten behoeve van de strategische ontwikkeling van de congresfunctie. Militair en maritiem erfgoed op de wester- en oosteroever.
247
2. (STEDELIJKE) OPEN RUIMTE STRUCTUUR EN LANDSCHAP Bestaande stedelijke open ruimten en parken herwaarderen Opladen van het stedelijk weefsel door het herwaarderen, het toegankelijker maken en het ruimtelijk inbedden van bestaande stedelijke open ruimten en parken zoals de Wellingtonrenbaan, het Maria Hendrika-park, de omgeving van de Demeysluizen en de Spuikom. Nieuwe stedelijke parken en open ruimte ontwikkelen en inrichten Ontwikkelen en inrichten van nieuwe parken en andere stedelijke open ruimten ter versterking van de stedelijkheid in de periferie van de kernstad. Randstedelijk parkgebied Duinkerkseweg (inclusief natuurgebied ten oosten van camping te Raversijde). Meer groene open ruimte in de bestaande stadskern In delen van de kernstad waar de open ruimte beperkt is (bv. Westerkwartier, Konterdam, …) zal bij het creëren en (her)inrichten van de publieke ruimte meer groen en recreatieruimte voorzien worden. Versterken/uitbouwen verbindingen/relaties binnen (stedelijke) groenstructuur Tussen de stedelijke open ruimte en parken zullen groene strips worden ontwikkeld. De structurele dragers voor deze groen strips zijn de Gouwelozekreek en de cultuurhistorische tracés zoals de Gistelsesteenweg, de Stuiverstraat, de Steensedijk en de Koninginnelaan.
3. VERKEERS- EN VERVOERSSTRUCTUUR Selectie en categorisering van de lokale wegen Volgende wegen worden geselecteerd als lokale wegen:
248
Lokale wegen – type 1: (inter) gemeentelijke verbindingswegen -
Zandvoordedorpstraat Kasteelstraat Zandvoordestraat N341 (Duinkerkseweg) Grintweg vanaf N346 (Gistelsesteenweg) tot Zwanenlaan Konterdamkaai
Lokale wegen – type 2 Wijk Meiboom: Gouwelozestraat August Vermeylenstraat Wijk Oud Hospitaal: Spoorwegstraat Edith Cavellstraat (tussen Spoorwegstraat en Kaïrostraat) Kaïrostraat (tussen E.Cavellstraat en Koninginnelaan) Vuurtorenwijk: Voorhavenlaan Mansveldstraat Taboralaan Wijk Westerkwartier: Leffingestraat Dokter Verhaeghestraat Wijkverzamelweg Prof.J.Vercoulliestraat-TimmermansstraatSchildersstraat Nijverheidstraat-Vrijheidstraat Stuiverstraat Gelijkheidstraat/Vredestraat Honoré Borgerstraat (tussen Leffingestraat en Elisabethlaan) Wijk Oud Vliegveld: Leeuwerikenstraat Maurits Sabbestraat Wijk Konterdam: Nieuwe Langestraat Wijk Raversijde: Middenlaan Alle lokaal verzamelende wegen in de bedrijvenzones zijn Industriële verzamelweg weerhouden. Ook de nog aan te leggen omleidingweg omheen de Konterdamwijk is weerhouden als industriële verzamelweg. Verruimde Koningsstraat, Van Iseghemlaan, Visserskaai, Vindictivelaan, bestemmingsboulevard Alfons Pieterslaan, Koninginnelaan en Leopold II-laan Lokale wegen – type 3 - Zandvoordestraat tussen Ringlaan en Gouwelozedijk - Gr. De Smet De Naeyerlaan vanaf de Slimmersdreef tot het E. Lokale hoofdstraat Feysplein - Grintweg (vanaf Zwanelaan) – Zandvoordedorpstraat (tot rand bebouwde kom) 249
Prioritaire accenten, maatregelen en acties Infrastructuurwerken in functie van het versterken van het verblijfskarakter van het verruimde (handels)centrum: herinrichting Alfons Pieterslaan en Petit Paris; herinrichting Gr. De Smet De Naeyerlaan, Kapellestraat, Lijnbaanstraat en Vlaanderenstraat herinrichting Van Iseghemelaan en Monacoplein herinrichting Langestraat. herinrichting Koningstraat Uitwerken parkeerbeleid verruimde binnenstad: locatie van (nieuwe) grootschalige parkings; differentiatie van het parkeerregime. Optimaliseren stedelijk openbaar vervoer: Inrichten van de geselecteerde stamassen en overstapplaatsen voor openbaar vervoer; aanwenden van deze openbare vervoersassen en -knooppunten als ruimtelijke speerpunten voor verdichting van stedelijke functies. Uitbouwen netwerk langzaam verkeer: gebiedsdekkend fietsnetwerk tussen woon- en activiteitenzones; gebiedsdekkend voetgangersnetwerk met veilige en comfortabele voorzieningen langs verkeersstructuren. Ontwikkelen van streefbeelden voor de bindende elementen van lokaal belang: uitwerken van inrichtingsconcepten per bindend element.
250
BINDENDE BEPALINGEN M.B.T. DE DEELRUIMTEN 1. HET KUSTFRONT Het Kustfront is bij uitstek het stadsdeel voor de ontwikkeling van functies die het toeristischrecreatief beleid ondersteunen. Het is te ontwikkelen en in te richten met respect voor haar natuurlijke en cultuurhistorische context en in relatie met de structuur, morfologie, rol en betekenis van omliggende stadsdelen. In het westelijk deel van het kustfront zijn maatregelen en acties in hoofdzaak te richten op de renovatie van gebouwen en infrastructuren en op het actualiseren van de toeristisch-recreatieve functies alsook het mogelijk houden een doortrekkersterrein ter beschikking te stellen in de omgeving van het domein Raversijde. Ten oosten van de havengeul heeft het Kustfront veeleer nood aan reconversie van het bestaande militaire en maritieme erfgoed, een beperkte ontwikkeling van toeristisch-recreatieve trekpleisters en tijdelijke verblijven ten zuiden van de Halve Maandijk, het Vuurtorendok en het te realiseren Maritieme park. Deze opties en de ambitie daarbij resoluut te kiezen voor ruimtelijke kwaliteit zal door de stad opgenomen worden in ruimtelijke uitvoeringsplannen en/of stedelijke verordeningen.
2. DE KERNSTAD De krachtlijnen van het ruimtelijk beleid op de westeroever van de kernstad zijn: het herwaarderen van de bestaande woonwijken; het verbinden van stadsdelen; het uitbouwen en versterken van de verruimde binnenstad / het stedelijk trefpunt; het inzetten van specifieke reconversie- en hefboomprojecten. Herwaarderen van de bestaande woonwijken De herwaardering van de bestaande woonruimte en de publieke ruimte wordt uitgewerkt op basis van een globale visie die vertaald wordt in een wijkstructuurplan. Volgende principes worden gehanteerd bij de opmaak van wijkstructuurplannen: Verhogen leefbaarheid en woonkwaliteit; Selecteren hoofdontsluitingswegen en woonerven; Differentiëren van de toegankelijkheid door de selectie van poorten tot de wijk; Aangeven welke zones in aanmerking komen voor verdichting en verdunning; Aangeven van zones voor publieke mogelijkheden; Bundelen van publieke en commerciële functies; …
Verbinden van stadsdelen Westerkwartier < via Wellingtonrenbaan > Zeedijk; Stedelijk trefpunt < via de Gr. De Smet De Naeyerlaan > Maria-Hendrikapark; 251
-
Maria-Hendrikapark < over R31 > Konterdam; Stene < langs de Steense Dijk en de Duinkerkseweg >Mariakerke; Westeroever < over de havengeul >oosteroever; Mariakerke (Mediacentrum) < via de Wellingtonrenbaan > Verruimde binnenstad / Stedelijk trefpunt.
Uitbouwen en versterken van de verruimde binnenstad / het stedelijk trefpunt Verder uitbouwen van het ‘blauwe front’ of de ‘maritieme promenade’. Verder uitbouwen van de ‘stadslobby’s’ op de ‘verruimde bestemmingsboulevard’. Uitbouwen van het ‘bindingsraster’ voor de recreatieve bewoner en bezoeker. Uitbouwen van het ‘parkhart’. Het inzetten van specifieke hefboomprojecten De renovatie van het Kursaal. Het PPS-Triptiekproject (nieuwbouw aan de Van Iseghemlaan en reconversie van het Feest- en Kultuurpaleis en het voormalig Postgebouw). Uitbouwen van een multifunctionele sporthal nabij het Mediacenter geflankeerd door handelsvoorzieningen, kantoren en woongelegenheden. Op de oosteroever van de kernstad is op middellange termijn (nieuwe) stedelijkheid te creëren. De ruimtelijke krachtlijnen om tot die stedelijkheid te komen zijn: de reconversie van het maritieme, militaire en industriële erfgoed het verbinden van stadsdelen; het creëren van (nieuwe) verdichte woningvormen verweven met andere, complementaire stedelijke functies (handel, horeca, gemeenschapsvoorzieningen); het inzetten van specifieke toeristisch-recreatieve hefboomprojecten. Deze ruimtelijk krachtlijnen zijn op basis van het reeds verrichte stedenbouwkundig ontwerpend onderzoek in samenwerking met de bovenlokale overheid uit te werken in een stadsontwerp. Dit stadsontwerp zal het ruimtelijk referentiekader vormen voor het stadsproject “Oosteroever” of m.a.w. “The Other Side of Ostend”
252
3. HET POLDERFRONT: DE POLDERRUIMTE, DE RANDSTEDELIJKE ENCLAVES EN HAVENS De Polderruimte Uitwerken van een geïntegreerde aanpak van de diverse functies in de open ruimte als waterbeheer, landbouw, natuur en toerisme en recreatie. Uitbouwen fiets- en voetgangersnetwerk. De nodige maatregelen treffen om de beleidslijnen omtrent de zonevreemde clusters waar te maken. De randstedelijke enclaves Realiseren van een alternatieve ontsluiting in functie van de bereikbaarheid van de kleinhandel en KMO’s langsheen de Torhoutsesteenweg. Uitbreiding en inrichting van het Sportpark ‘t Schorre. Zoeken naar sterke inbreidingsprojecten en een kwalitatieve herinrichting van de publieke ruimte binnen het polderdorp Zandvoorde.
253
ONDERSTEUNENDE MAATREGELEN EN ACTIES 1. JAARPROGRAMMA De gemeente stelt een jaarprogramma op, met een tijd- en kostenraming over: uit te voeren stedenbouwkundig onderzoek; op te maken stadsontwerpen; op te maken ruimtelijke uitvoeringsplannen; omschrijving van opdrachten en projecten de te betrekken partners en overlegmomenten; uit te bouwen flankerende maatregelen (promotie, premies, belastingen, verordeningen, …) beheer en evaluatie van het stedelijk beleid De beschikbaarheid over budgettaire middelen om het gewenste beleid te realiseren is essentieel. Hieromtrent zal onderzocht worden in welke mate, naast de eigen middelen, een beroep kan worden gedaan op overheidssubsidies en/of bijdragen vanuit de private sector om bepaalde acties te kunnen realiseren. Vanuit deze optiek is een koppeling van het actieplan aan de jaarlijkse begroting van belang.
2. WERKEN AAN STEDELIJKHEID EN RUIMTELIJKE KWALITEIT Het werken aan stedelijkheid en ruimtelijke kwaliteit is te situeren op verschillende schaalniveaus met name de stad als geheel, de stadsdelen/fragmenten, de strategische bouw- en infrastructuurprojecten en de kleinschalige particuliere projecten. De stad Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS) vormt het ruimtelijk beleidskader voor het genereren van stedelijkheid op het niveau van de stad als geheel. In het bindend gedeelte van het GRS wordt aangegeven voor welke stadsdelen, stadsprojecten en bouw- en infrastructuurwerken specifieke plannings- en ontwerpinstrumenten in te zetten zijn ter voorbereiding van de realisatie van de gewenste ruimtelijke structuur. Het stadsdeel/fragment Voor de te herwaarderen bestaande stadsdelen/wijken worden wijkstructuurplannen aangewend. Ze vormen het ruimtelijk beleidskader voor de beoogde maatregelen en acties zoals het zo nodig opmaken van gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen en/of het ontwikkelen van andere (ruimtelijke) beleidsinstrumenten.
254
De ontwikkeling van reconversiegebieden of te herstructureren stadsdelen wordt voorbereid aan de hand van (stedenbouwkundig) ontwerpend onderzoek dat gefinaliseerd wordt in een globale stedenbouwkundige visie . Procedurele en ruimtelijke principes en richtlijnen die een juridische verankering behoeven worden vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan. Voor de volgende stadsdelen/ fragmenten is een globale stedenbouwkundige visie op te maken: Wellingtonrenbaan en omgeving; De bindende elementen (Elisabethlaan, Torhoutsesteenweg, Nieuwpoortsesteenweg); Oosteroever i.s.m. het Vlaams Gewest; Torhoutsesteenweg/Schorredijk; Het gebied Stuiverstraat/Gistelsesteenweg: ’t Baanhof; Prins Roselaan en omgeving Steensedijk. Het herwaarderen van bestaande en het ontwikkelen en inrichten van nieuwe (stedelijke) open ruimten en parken is uit te voeren op basis van ontwerpend onderzoek dat wordt gefinaliseerd in een globale stedenbouwkundige visie. Voor de volgende stadsdelen/ fragmenten is een globale stedenbouwkundige visie op te maken: Maria-Hendrikapark; Omgeving Duinkerkseweg en het gebied ten noorden van de Oefenrenbaan (inclusief natuurgebied ten oosten van camping te Raversijde); Sportpark Stene en de westelijke flank van dit polderdorp; Stadsrandbos i.s.m. het Vlaams Gewest. De strategische bouw- en infrastructuurprojecten Grootschalige woonprojecten, strategische bouw- en infrastructuurwerken en (her)inrichtin gsprojecten voor de publieke ruimten moeten gebaseerd zijn op een integrale visie en een geïntegreerd concept. Vooraleer een voorontwerp in detail kan besproken worden moeten visieen conceptschetsen ter goedkeuring aan het College van Burgemeester en Schepenen worden voorgelegd. Het gaat onder meer om: Het PPS-Triptiekproject (nieuwbouw aan de Van Iseghemlaan en reconversie van het Feest- en Cultuurpaleis en het voormalig Postgebouw); De reconversie van het Militair Hospitaal; Uitbouwen van een multifunctionele sporthal nabij het Mediacenter geflankeerd door handelsvoorzieningen, kantoren en woongelegenheden; De Churchillkaai; De reconversie van een deel van de kazerne Bootsman Jonsen.
255
Opdrachtomschrijvingen Een goede bouwheer/opdrachtgever bereikt zijn ambitie in eerste instantie door de opdracht duidelijk en volledig te beschrijven met aandacht voor een hoge ruimtelijke kwaliteit. Selectie van ontwerpers/ontwerpteams Voor ontwerpend onderzoek, het opmaken van stedenbouwkundige visie, stadsontwerpen, landschapsontwerpen en het ontwerpen van strategische bouw- en infrastructuurprojecten en ontwerpen voor de (her) inrichting van publieke ruimten wil de stad samen met de andere overheidsdiensten en publieke instanties die op haar territorium werkzaam zijn, ontwerpers/ ontwerpteams selecteren op basis van verscheidene gelijkwaardige criteria die naast de kostprijs ook garanties bieden voor het vernieuwend en kwalitatief uitvoeren van de opdracht. In alle geval zijn kwaliteitscriteria in de offertevraag en/of samenwerkingsovereenkomst op te nemen. Projectregie Voor de voorbereiding en opvolging van de ontwikkeling van reconversiegebieden of te herstructureren stadsdelen, de grootschalige woonprojecten, strategische bouw- en infrastructuurwerken en (her)inrichtingsprojecten voor de publieke ruimten wordt door de stad voorzien in projectregie en projectmanagement. Projectregie is gericht op het steeds terugbrengen van de verschillende partijen tot het brede inhoudelijke kader met name, de vooropgestelde ambities, de kwaliteitsdoelstellingen, de culturele potenties en de duurzaamheidgaranties. De projectregie draagt er zorg voor dat het plannings- en projectproces de ambitie en visie die aan het project inhoud en betekenis geven, vanaf de ‘start’ tot aan het ‘toe eigenen’, permanent gevoed en verfijnd wordt. Het projectmanagement is gericht op het concreet opvolgen van de administratie, juridische en financiële aspecten van de realisatie van het project. Vanuit het projectmanagement is de organisatorische efficiëntie te maximaliseren om de permanente voeding en verfijning van de inhoud die gegenereerd wordt door de projectregie, vanaf de ‘start’ tot aan het ’toe eigenen’, te garanderen.
256
3. SENSIBILISEREN De structuurplanning biedt interessante aanknopingspunten om de brede bevolking te informeren en te sensibiliseren. Het creëren van een maatschappelijk draagvlak is van belang voor het realiseren van de doelstellingen van het gemeentelijk beleid. Hoe meer deze doelstellingen door de eigen bevolking en door de verschillende sectoren in de gemeente (bedrijvigheid, handel, toerisme, ...) worden gedragen, hoe groter de slaagkansen voor het beleid. Een voorbeeld van een specifieke actie in dit verband is het sensibiliseren van bedrijfsleiders tot het opstellen van bedrijfsvervoersplannen, het sensibiliseren van eigenaars van handelspanden om de verdiepingen bewoonbaar te maken, …
(Footnotes) 1 Het structuurplan wordt in principe goedgekeurd voor een periode van 5 jaar. Het blijft van kracht zolang het niet wordt vervangen door een nieuw goedgekeurd gemeentelijk structuurplan. De bindende bepalingen van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan mogen echter niet afwijken van de bindende bepalingen van de hogere structuurplannen (op Vlaams en provinciaal niveau). Indien een nieuw Vlaams of provinciaal ruimtelijk structuurplan wordt goedgekeurd zullen hierin de bindende bepalingen van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan, die afwijken van de nieuwe bindende bepalingen in het hogere plan, worden opgesomd en daarmee ook van rechtswege zijn opgeheven.
257
258