GemeenteBeleidsMonitor 2015 - Gemeente De Bilt Onderzoeksbeschrijving In het najaar van 2015 is in opdracht van de Gemeente De Bilt een nieuwe gemeente-brede Burgerpeiling uitgevoerd onder de naam GemeenteBeleidsMonitor (GBM) 2016. Doel van deze monitor was de gemeente actuele informatie te leveren over de mening van bewoners over diverse actuele beleidsaspecten. Om het aantal enquête-onderzoeken te beperken is geprobeerd zoveel mogelijk onderwerpen in deze GBM samen te nemen. Daarmee geeft de GBM 2015 informatie over onder andere leefbaarheid en veiligheid, sociale kwaliteit en sociale kracht en gemeentelijke dienstverlening. Ook zijn enkele nieuwe vragen toegevoegd. Met de nieuwe monitor zijn impliciet gegevens verzameld voor (de verkorte versie van) de KING-Burgerpeiling Waar Staat Je Gemeente? en voor de Monitor Sociale Kracht die in U10-verband wordt uitgevoerd in de regio Utrecht. Deze aspecten hadden prioriteit bij het samenstellen van de GBM. Door aan te sluiten op bestaande onderzoeken kunnen vergelijkingen worden gemaakt. Daarnaast is zoveel mogelijk aangesloten op de vorige Burgerpeilingen (2013 en eerder), om vergelijkingen in de tijd te kunnen blijven maken en trends te kunnen zien. Het onderzoek genereert uitkomsten op gemeente- en kernniveau. De onderzoeksmethode Voor de praktische uitvoering is het onderzoek in twee delen gesplitst: 1. een enquête onder een steekproef van bewoners en 2. een gerichte enquête onder cliënten van de gemeente. 1. Steekproef van bewoners De enquête onder bewoners is uitgevoerd om de beleving en mening van de bewoners over een groot aantal beleidsthema’s te achterhalen. Hiervoor is een willekeurige steekproef van inwoners van 18 tot 85 jaar getrokken. Bij het trekken van de steekproef is er rekening mee gehouden dat voldoende enquêtes konden worden verzameld in elk van de zes kernen van de gemeente: Bilthoven, De Bilt, Hollandsche Rading, Maartensdijk, Westbroek en Groenekan. De bewoners in de steekproef hebben per brief van de gemeente een uitnodiging ontvangen om de enquête online in te vullen. Bij de brief was een antwoordkaartje gevoegd, waarmee men een enquête op papier kon opvragen. Dat kon ook telefonisch. Na twee weken is een herinneringsbrief gestuurd. Om de respons te verhogen en te optimaliseren is vervolgens aanvullend telefonisch geënquêteerd in de non-respons. Uiteindelijk hebben 891 inwoners aan de enquête meegewerkt, een respons van 38% ten opzichte van alle (2.325) aangeschreven bewoners. Daarvan is 27% online ingevuld, 2% op papier en 9% telefonisch afgenomen. Een responspercentage van 38% iets hoger dan gemiddeld wordt behaald bij deze werkwijze (30-35%). Steekproef en respons GBM bewonersenquête De Bilt Steekproef Respons Bilthoven 650 272 De Bilt 650 244 Groenekan 175 67 Hollandsche Rading 175 57 Maartensdijk 500 179 Westbroek 175 72 Gemeente De Bilt 2325 891
Resp % 42% 38% 38% 33% 36% 41% 38%
Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid Steekproefbepaling Om betrouwbare uitspraken te kunnen doen is het van belang om voldoende absolute respons te behalen. Er zijn verschillende modellen beschikbaar om de benodigde minimale respons te bepalen op basis van de omvang van de populatie. De benodigde respons ligt bijna altijd tussen 300 en 450, enigszins afhankelijk van de omvang van de populatie. Voor de gemeente De Bilt zou de respons moeten liggen tussen 400 en 450 om betrouwbare uitspraken te kunnen doen op gemeenteniveau. We hebben 891 enquêtes verzameld. Dit is meer dan genoeg. Aan alle kernen waarop wordt ingezoomd zijn tenminste 50 respondenten gekoppeld. Dit is ruim voldoende om verschillen te kunnen aangeven tussen de kernen. Als ook nog binnen de kernen onderscheid wordt gemaakt tussen bewonersgroepen wordt de nauwkeurigheid logischerwijs lager. Gecombineerde dataverzameling Omwille van een optimale respons zetten wij zo mogelijk een gecombineerde werkwijze in om gegevens te verzamelen (online, schriftelijk én telefonisch). Door meerdere mogelijkheden aan te bieden worden meer bewoners bereikt. Door na te bellen worden ook mensen meegenomen in de respons die uit zichzelf niet met enquêtes / onderzoeken mee doen. De respons is daardoor niet alleen hoger, maar ook betrouwbaarder en minder selectief. Weging Om in alle kernen voldoende absolute waarnemingen te kunnen behalen, is de gewenste respons in ‘kleinere’ kernen opgehoogd, door hier een grotere steekproef te trekken. Door middel van weging (op basis van de werkelijke verhouding van inwonertallen naar kern, geslacht en leeftijdsgroep) worden de scheef getrokken verhoudingen gecorrigeerd. Betrouwbaarheids- en nauwkeurigheidsmarges Door middel van het enquêteren van een steekproef van de bevolking zijn niet alleen uitspraken te doen over degenen die geënquêteerd zijn, maar ook over de hele populatie waaruit die steekproef is getrokken. Hierbij geldt wel een bepaalde nauwkeurigheidsmarge. Doorgaans wordt bij het berekenen van deze marges uitgegaan van 95% betrouwbaarheid. Dit betekent dat als het onderzoek 100 maal herhaald wordt, 95 keer een waarde gevonden wordt die in het berekende interval valt. Nauwkeurigheidsmarges naar steekproefgrootte uitgaande van een betrouwbaarheidsmarge van 95% Aantal respondenten =N 50 75 100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000 1500
gevonden percentage in de steekproef 5% of 95% 6,0 4,9 4,3 3,0 2,5 2,1 1,9 1,7 1,6 1,5 1,4 1,4 1,1
10% of 90% 8,3 6,8 5,9 4,2 3,4 2,9 2,6 2,4 2,2 2,1 2,0 1,9 1,5
20% of 80% 11,1 9,1 7,8 5,5 4,5 3,9 3,5 3,2 3,0 2,8 2,6 2,5 2,0
30% of 70% 12,7 10,4 9,0 6,3 5,2 4,5 4,0 3,7 3,4 3,2 3,0 2,8 2,3
40% of 60% 13,6 11,1 9,6 6,8 5,5 4,8 4,3 3,9 3,6 3,4 3,2 3,0 2,5
50% 13,9 11,3 9,8 6,9 5,6 4,9 4,4 4,0 3,7 3,4 3,3 3,1 2,5
Voorbeeld: Wanneer van de 300 respondenten de helft kiest voor een bepaald antwoord (50% antwoordt bevestigend op een bepaalde vraag), dan is het nauwkeurigheidsinterval in de populatie 5,6%. Dat wil zeggen dat in 95 van de 100 keer de werkelijke waarde in de populatie ligt tussen 44,4% en 55,6%. Antwoordt 90% bevestigend op een bepaalde vraag dan ligt de waarde in de populatie tussen 86,6% en 93,4%. Het nauwkeurigheidsinterval is dan + of - 3,4%. In dit rapport worden de gevonden percentages na weging weergegeven en niet de daarbij horende nauwkeurigheidsintervallen omdat dit het rapport onleesbaar zou maken. Wel is in de bij het rapport horende tabellenboeken aangegeven op welk absoluut aantal respondenten het resultaat is gebaseerd. Met behulp van de bovenstaande tabel kunnen de bijbehorende marges worden afgelezen. De behaalde respons van 891 betekent dat op vrijwel alle uitkomsten de marges van toepassing zijn uit de regel met 900 respondenten. Deze liggen dan tussen 1,4% en 3,3%. Dat betekent dat mag worden aangenomen dat bij alle uitkomsten een marge van maximaal 3,3% geldt voor 95% betrouwbare uitspraken. Als wordt ingezoomd op wijken of bewonersgroepen worden de betrouwbaarheidsmarges iets groter.
2. Enquête onder cliënten van de gemeente Voor het onderdeel ‘’klanttevredenheid dienstverlening’’ is een aparte, gerichte enquête gehouden onder bewoners die recent contact hadden gehad met de gemeente. Het gaat dan om bewoners die de balie van de gemeente hebben bezocht, telefonisch contact hebben gehad of via het digitale loket contact hebben gehad met de gemeente in de periode november-december 2015. De verschillende doelgroepen zijn op een verschillende manier benaderd: 1. De gemeente heeft in de periode medio november – eind december wekelijks telefoonnummers aangeleverd van mensen die telefonisch contact hebben gehad met de gemeente. Vervolgens werden deze mensen teruggebeld voor een korte telefonische enquête. Er zijn circa 180 telefoonnummers aangeleverd; de respons bedroeg 64% (115 respondenten) 2. Daarnaast zijn 370 mailadressen aangeleverd van mensen die in het najaar van 2015 digitaal contact hebben gehad met de gemeente De Bilt. Deze mensen zijn per mail benaderd met het verzoek een online-enquête in te vullen. Er zijn enkele reminders gemaild. Uiteindelijk hebben 150 inwoners de enquête ingevuld, een respons van 40%. 3. Tot slot zijn baliebezoekers geënquêteerd. In eerste instantie hebben we geprobeerd bezoekers van de balie enthousiast te maken via een kaartje met daarop een link naar een online vragenlijst, dat aan de balie werd uitgereikt. Ook was bij de balie een computer neergezet waarmee de enquête kon worden ingevuld. Toen bleek dat deze methode niet de gewenste respons opleverde (men nam hiervoor eigenlijk geen tijd) is besloten aanvullend ter plekke te enquêteren. Uiteindelijk is bij 124 bezoekers van de balie een enquête afgenomen, waarvan 105 ter plekke en 19 online. Representativiteit Bij dit klantenonderzoek is het lastiger te bepalen in hoeverre de respons representatief is voor alle klanten van de gemeente. We hebben echter geprobeerd om zoveel mogelijk klanten in de onderzoeksperiode bij het onderzoek te betrekken. Het absolute aantal respondenten, in combinatie met de relatieve respons, is voldoende om betrouwbare uitspraken te kunnen doen over de tevredenheid met de dienstverlening van de gemeente.
De opzet van de nieuwe GemeenteBeleidsMonitor Met de GemeenteBeleidsMonitor (GBM) 2016 is beoogd een vernieuwde burgerpeiling te starten om de mening van bewoners over een groot aantal actuele beleidsonderwerpen te meten en te kunnen blijven volgen, met als belangrijkste uitgangspunten: zoveel mogelijk onderwerpen onderbrengen in één periodiek onderzoek, aansluiten op Waar Staat Je Gemeente en de U10 monitor Sociale Kracht en waar mogelijk het volgen van ontwikkelingen in de tijd. Om dit te kunnen realiseren is in samenspraak met de gemeente vooraf een aantal voorwaarden en prioriteiten gesteld:
Bundeling van onderwerpen, zodat maar één keer een enquête hoeft te worden gehouden. De omvang van de vragenlijst moet wel ‘behapbaar’ (en dus niet te lang) zijn. Aansluiting op de KING-burgerpeiling (verkorte versie), zodat benchmark mogelijk is. Meenemen van de monitor Sociale Kracht, die in alle U10-gemeenten wordt uitgevoerd. Indien mogelijk aansluiting op de monitor Veiligheid en leefbaarheid Zoveel mogelijk aansluiting op de Burgerpeiling uit 2013. Toevoegen van enkele losse beleidsvragen Meenemen van het klanttevredenheidsonderzoek als onderdeel van de GBM
Op basis van deze uitgangspunten zijn samen met de gemeente twee vragenlijsten opgesteld: één vragenlijst voor de enquête onder een steekproef van alle bewoners en één vragenlijst voor de klanten die contact hebben gehad met de gemeente. De verslaglegging Voor de uitwerking en presentatie van de uitkomsten zijn drie rapporten opgesteld: Een rapport over de klanttevredenheid over de gemeentelijke dienstverlening Een rapport over Sociale Kracht, aansluitend op de U10-rapportages over dit onderwerp Een rapport met de andere beleidsvragen (onder de noemer Leefbaarheid en Voorzieningen) Bij de rapporten behoren ook tabellen, waarin alle antwoorden op de vragen (voor de gemeente en per kern) naast elkaar zijn gezet. Daarnaast zijn de uitkomsten op de KING vragen aangeleverd aan KING en opgenomen in de kerncijfers voor Waar Staat Je Gemeente? De gegevens voor de U-10 monitor worden opgenomen in de regionale uitkomsten hierover. Waar mogelijk worden de uitkomsten vergeleken met de vorige Burgerpeiling en/of met andere gemeenten of landelijke of provinciale cijfers. KING Burgerpeiling Waar Staat Je Gemeente? Sinds een aantal jaren worden op landelijk niveau kerncijfers verzameld voor de KING-monitor Waar Staat Je Gemeente? Daartoe wordt ook een Burgerpeiling uitgevoerd in gemeenten die hieraan mee willen doen. De Burgerpeiling WSJG was ook opgenomen in de Burgerpeiling De Bilt 2013 (en daarvoor). De KING Burgerpeiling is echter geheel vernieuwd. Veel ‘oude’ vragen worden niet meer gebruikt. Ook is een breder pallet aan onderwerpen meegenomen (o.a. ook vragen over veiligheid en leefbaarheid). Om de WSJG-gegevens te kunnen aanleveren aan KING en mee te kunnen doen aan de benchmark, moeten de nieuwe vragen worden overgenomen. Dat heeft echter wel gevolgen voor de vergelijkbaarheid met de Burgerpeiling De Bilt 2013, omdat een aantal vragen anders is gesteld of anders is geformuleerd. Bij de interpretatie moet hiermee rekening worden gehouden. De meeste KING-vragen overlappen ook met de Monitor Sociale Kracht, waarin ook de onderwerpen Veiligheid en Leefbaarheid een rol spelen.
Daarnaast hebben we aangesloten op de Veiligheidsmonitor ‘oude stijl’. Op basis hiervan kunnen namelijk indicatoren worden berekend voor de mate van hinder van verloedering, vermogensdelicten, sociale overlast, dreiging en verkeersoverlast. Deze cijfers kunenn worden gelegd naast die van andere gemeenten, waarvoor we dezelfde vragen hebben gebruikt. De landelijke Veiligheidsmonitor is in 2012 eveneens vernieuwd (vragenlijst en methodiek) en wordt volgens een vast stramien uitgevoerd op poilitieregio-niveau. Vergelijking met de uitkomsten van de landelijke Veiligheidsmonitor is dan ook op de meeste punten niet goed mogelijk. De U10-monitor Sociale Kracht De Monitor Sociale Kracht is door Dimensus ontwikkeld en in 2015 als pilot uitgevoerd in de gemeente Houten. De monitor wordt onder andere uitgevoerd in alle U10-gemeenten (de regio Utrecht), teneinde regionale cijfers op dit onderwerp te verkrijgen. De insteek van de monitor is de veronderstelling dat de sociale kracht van het collectief van burgers wordt bepaald door zeven componenten die betrekking hebben op enerzijds de omgeving waarin men leeft (beleving van leefbaarheid en veiligheid in een wijk, buurt of kern, collectieve zelfredzaamheid) en anderzijds op de persoonlijke situatie en deelname aan de maatschappij (eenzaamheid, financiële zelfredzaamheid, participatie en individuele zelfredzaamheid).
Participatie Zelfredzaam heid Collectieve zelfredzaa mheid
Eenzaam heid Sociale kracht
Leefbaarheid
Financiële zelfredzaam heid
Veiligheid
Op basis van onderliggende vragen zijn voor deze zeven onderdelen indicatoren samengesteld op een schaal van 0 tot 10. Het zijn echter géén rapportcijfers. De indicatoren hebben vooral een relatieve waarde, waarmee vergelijkingen gemaakt kunnen worden in de tijd of tussen gebieden. De sociale kracht gemiddelden van de gemeente De Bilt kunnen bijvoorbeeld in de nabije toekomst vergeleken worden met andere U10-gemeenten of de gemiddelde waarden van de U10. De indicatoren lopen van ‘slecht’ naar ‘goed’: hoe hoger de waarde, hoe beter. In de overzichten is met kleuren aangegeven hoeveel het desbetreffende gemiddelde verschilt van het gemiddelde waar op dat moment mee vergeleken wordt. In de rapportage zijn ook de achterliggende variabelen van de indicatoren als toelichting opgenomen. In het bijbehorende tabellenboek Sociale Kracht is met een sterretje (*) aangegeven welke vragen zijn gebruikt om de indicatoren te berekenen. Dit overzicht laat zien welke aspecten bepalend zijn voor de waarde van de indicator.