GEMEENTE WEST MAAS EN WAAL Bestemmingsplan Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
Toelichting
131-017
januari 2013
INHOUD
BLZ
1.
INLEIDING................................................................................. 3
1.1. 1.2. 1.3. 1.4.
Aanleiding....................................................................................... 3 Begrenzing plangebied................................................................... 3 Juridisch kader ............................................................................... 4 Leeswijzer ...................................................................................... 4
2.
BESTAANDE SITUATIE ........................................................... 6
2.1. 2.2. 2.3.
Algemeen ....................................................................................... 6 Ruimtelijke structuur....................................................................... 6 Functionele structuur...................................................................... 6
3.
BELEIDSKADERS .................................................................... 7
3.1. 3.2. 3.3.
Europees en rijksbeleid .................................................................. 7 Provinciaal en gemeentelijk beleid................................................. 8 Gemeentelijk beleid...................................................................... 11
4.
PLAN ....................................................................................... 12
4.1. 4.2.
Stedenbouwkundig plan ............................................................... 12 Verkeer en parkeren..................................................................... 13
5.
ONDERZOEK / VERANTWOORDING ................................... 15
5.1. 5.2. 5.3. 5.4. 5.5. 5.6. 5.7. 5.8. 5.9. 5.10. 5.11. 5.12. 5.13.
Distributie planologisch onderzoek .............................................. 15 Bedrijven en milieuzonering ......................................................... 15 Geurhinder en veehouderij........................................................... 16 Externe veiligheid ......................................................................... 17 Geluidhinder (wegverkeerslawaai) ............................................... 18 Geluidhinder (industrielawaai)...................................................... 19 Luchtkwaliteit ................................................................................ 20 Externe veiligheid ......................................................................... 21 Bodemonderzoek ......................................................................... 22 Landschap ................................................................................ 24 Archeologische en cultuurhistorische waarden ........................ 24 Watertoets ................................................................................ 26 Flora en fauna........................................................................... 29
6.
JURIDISCHE PLANOPZET .................................................... 32
6.1. 6.2. 6.3.
Inleiding ........................................................................................ 32 Opbouw van de regels ................................................................. 32 Bestemmingen ............................................................................. 32
Gemeente West Maas en Waal
Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
januari 2013
1
7.
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID ................................. 35
8.
OVERLEG EN INSPRAAK ..................................................... 36
8.1. 8.2.
Inspraak en overleg...................................................................... 36 Zienswijzen................................................................................... 36
Gemeente West Maas en Waal
Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
januari 2013
2
1.
INLEIDING
1.1. Aanleiding Het onderhavige bestemmingsplan wordt in procedure gebracht om de planologische basis te leggen voor de vestiging van een tuincentrum met bijbehorende dienstwoning aan de Van Heemstraweg 49 in BenedenLeeuwen.
Ligging plangebied
1.2. Begrenzing plangebied De Van Heemstraweg, gelegen aan de noordzijde in de ontwikkelingslocatie, wordt aan beiden zijden geflankeerd door een gevarieerde bebouwing die een zekere afwisseling en menging van functies kent als (zakelijke) dienstverlening, (agrarische) bedrijvigheid en wonen. De Van Heemstraweg (N322) vervult momenteel een belangrijke verkeersfunctie voor het doorgaande verkeer en heeft een breed profiel met weinig groen. Door de aanleg van een nieuw tracé voor de provinciale weg N322 ten zuiden van het plangebied, zal de Van Heemstraweg een wijkontsluitingsfunctie krijgen en kan dan een herprofilering ondergaan.
Globale begrenzing plangebied
Gemeente West Maas en Waal
Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
januari 2013
3
1.3. Juridisch kader Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan “Buitengebied” en de gedeeltelijke herziening ervan uit 2006. De planlocatie is in deze bestemmingsplannen bestemd tot “Agrarisch gebied”. Binnen deze bestemming is binnen het bouwperceel bedrijfsbebouwing toegestaan met een maximale hoogte van 12,5m. Eén dienstwoning is toegestaan met een maximale hoogte van 9m, een maximale goothoogte van 4,5m en een maximale inhoud van 500m3, dan wel op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan bestaande hoogte, goothoogte en/of inhoud. Bijgebouwen ten behoeve van de dienstwoning zijn toegestaan met een maximum totaal bebouwde oppervlakte van 80m2.
Uitsnede vigerend plan
1.4. Leeswijzer De voorliggende toelichting is als volgt opgebouwd: inleiding Voorgaande beschrijving van de ligging van het plangebied, de vigerende bestemmingsplanregelingen en een motivering van het bestemmingsplan;
Gemeente West Maas en Waal
Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
januari 2013
4
bestaande situatie In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de bestaande situatie; beleidskader Een samenvatting van de relevante beleidskaders op landelijk, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau ten aanzien van voorliggend bestemmingsplan; planbeschrijving Het planconcept wordt kort toegelicht en vervolgens volgt een beschrijving van het voorgenomen initiatief in het plangebied; Onderzoek / verantwoording In dit hoofdstuk komen de relevante randvoorwaarden – bijvoorbeeld: aanwezige bedrijvigheid, bodemgesteldheid, landschap en archeologie Vervolgens wordt nader ingegaan op de waterhuishouding, flora en fauna, luchtkwaliteit en externe veiligheid. De voorgenoemde aspecten kunnen namelijk leiden tot beperkingen voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden; Juridische planopzet Een toelichting op de opzet en inhoud van de verbeelding en de regels, ofwel het juridisch plan; economische uitvoerbaarheid Een financieel-economische toelichting bij het voorliggende bestemmingsplan; Overleg en inspraak Dit hoofdstuk behandelt de maatschappelijke haalbaarheid van het project.
Gemeente West Maas en Waal
Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
januari 2013
5
2.
BESTAANDE SITUATIE
2.1. Algemeen 2.2. Ruimtelijke structuur Karakteristiek voor Beneden Leeuwen zijn de oost-west lopende lijnen. Met name de Waalbandijk en de Zandstraat worden gekenmerkt door historische lintbebouwing, die in de loop der jaren is verdicht. Aan de Zandstraat is het dorpscentrum met voorzieningen gelegen. Bijzondere elementen aan de Zandstraat zijn de kerk, de molen, het voormalig gemeentehuis en enkele beeldbepalende en karakteristieke panden (Tboerderijen en villa’s). Vanaf de Waalbandijk heeft men zicht op de rivier en over een deel van de kern. Opvallend zijn de wielen met het daarbij gelegen groen, die de kern lucht en ruimte geven. Een derde structurerende oost-west lopende lijn/weg is de Van Heemstraweg. Deze weg vormt momenteel de zuidelijke begrenzing van de kern en heeft een barrièrewerking door de hoge verkeersintensiteit. Dit zal veranderen na de doortrekking van de N322.
2.3. Functionele structuur De gemeente West Maas en Waal ligt in het Gelders rivierengebied en wel in het meest zuidelijke deel ervan. De rivieren de Maas en de Waal vormen de zuidelijke en de noordelijke natuurlijke begrenzing van de gemeente. De gemeente is sinds 1984 ontstaan door samenvoeging van de gemeenten Appeltern, Dreumel en Wamel en heeft ongeveer 18.300 inwoners. Verspreid door de gemeente liggen de dorpen Alphen, Altforst, Appeltern, Beneden Leeuwen, Boven Leeuwen, Dreumel, Maasbommel en Wamel. Elk dorp heeft zo haar eigen karakteristiek, die voornamelijk bepaald wordt door de rivier waaraan ze liggen. Het Waaldorp Beneden Leeuwen ligt direct ten zuiden van de Waalbandijk waarachter ten noorden een uitgestrekt uiterwaardengebied ligt. Aan de zuidzijde van de kern vormen de komgronden, voornamelijk bestaande uit agrarische kavels en enkele boomgaarden, de begrenzing. Van oudsher vormt de Van Heemstraweg de verbinding in oostwest richting. De weg, vroeger de Koningsweg, was een belangrijke verbinding over land tussen de handelssteden Tiel en Nijmegen.
Gemeente West Maas en Waal
Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
januari 2013
6
3.
BELEIDSKADERS
3.1. Europees en rijksbeleid Nota Ruimte In de Nota Ruimte, die in werking is getreden op 27 februari 2006, staan de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland beschreven. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarin ontwikkelingsplanologie, de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland (RHS), een ‘basis kwaliteit’ en de lagenbenadering een belangrijke rol spelen. Een aantal ruimtelijke structuren en netwerken dat in belangrijke mate ruimtelijk structurerend is voor Nederland als geheel (van nationaal belang), vormt samen de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur (RHS). Het rijk zal zich intensief bemoeien met de uitwerking van het beleid voor deze gebieden. Tot de RHS behoren onder andere de zes stedelijke netwerken, de mainports, natuurbeschermingsgebieden en de EHS. Buiten deze RHS zal het rijk zich terughoudend en selectief opstellen en wordt een generieke basiskwaliteit nagestreefd. Voor alle ingrepen binnen en in de nabijheid van de groene contour die mogelijk bestaande waarden en wezenlijke kenmerken aantasten geldt het ‘nee-tenzij’ principe.
Uitsnede kaart RHS, water, natuur, landschap De projectlocatie is niet gelegen binnen de RHS
Gemeente West Maas en Waal
Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
januari 2013
7
Flora- en faunawet In deze wet wordt de wettelijke bescherming van in het wild levende planten en dieren geregeld. Dit is met name van belang voor natuurwaarden die buiten de EHS en de beschermde natuurgebieden voorkomen. Dit betekent dat handelingen waarmee beschermde dieren worden verontrust, verjaagd, gevangen of gedood, zijn verboden. Ook het verontrusten en beschadigen van rust- en voortplantingsplaatsen van beschermde dieren is verboden. Natuurbeschermingswet Om te voldoen aan de internationale richtlijnen is in 1998 een nieuwe Natuurbeschermingswet opgesteld, welke in 2005 in gewijzigde vorm in werking is getreden. Deze Natuurbeschermingswet richt zich alleen op de gebiedsbescherming; de verplichtingen voor soortbescherming zijn vastgelegd in de Flora- en faunawet. Met het in werking treden van de (nieuwe) nationale wetgeving verdwijnen de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn naar de achtergrond. De bescherming van Natura 2000 gebieden volgens de Natuurbeschermingswet is vergelijkbaar met de bescherming volgens artikel 6 van de Habitatrichtlijn. Nederland past een vergunningenstelsel toe om een zorgvuldige afweging te waarborgen rond projecten die mogelijk gevolgen hebben voor de afspraken als vastgelegd in Natura 2000. De betreffende vergunningen kunnen worden verleend door de provincie. Daarnaast zal Nederland in de komende jaren voor alle gebieden die samen Natura 2000 vormen, beheerplannen opstellen. Hiermee wordt duidelijk welke activiteiten wel en niet mogelijk zijn in en om die gebieden. Het nieuwe woongebied is zelf niet gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur, maar het buitendijks gebied maakt wel deels onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur.
3.2. Provinciaal en gemeentelijk beleid De Wet ruimtelijke ordening Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Deze wet verandert niets aan de inhoud van het Streekplan ‘Gelderland 2005’. Het enige is dat de term ‘streekplan’ niet meer gebruikt wordt. Daarvoor in de plaats heet het streekplan ‘structuurvisie’. Dit op basis van de invoeringswet Wro. Het instrumentarium van de provincie wijzigt echter ingrijpend ten opzichte van de huidige situatie. Provincies keuren niet langer gemeentelijke bestemmingsplannen goed: de goedkeuring vervalt. In plaats daarvan krijgt de provincie een aantal andere instrumenten om het eigen beleid juridisch te laten doorwerken en uit te voeren om zo de eigen verantwoordelijkheid waar te maken. De provincie kan straks onder
Gemeente West Maas en Waal
Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
januari 2013
8
meer een verordening opstellen of een provinciaal bestemmingsplan (inpassingsplan) maken. Het rijk krijgt met de nieuwe wet vergelijkbare bevoegdheden als de provincie. Structuurvisie (Streekplan 2005) De provincie Gelderland heeft in 2005 een streekplan vastgesteld. Het streekplan kiest voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Dat gebeurt door te sturen op kenmerken en waarden die van provinciaal belang worden geacht: water, natuur, landschap (groenblauwe raamwerk) èn de ruimtelijke ontwikkelingen in het rode raamwerk van stedelijke functies en infrastructuur (knooppuntenbenadering). Met het ruimtelijk beleid beoogt de provincie bij te dragen aan de versterking van de ecologische, economische en sociaal-culturele positie van Gelderland als één van de Europese regio’s. Hierbij hanteert de provincie de volgende doelen als uitwerking van de hoofddoelstelling: sterke stedelijke netwerken en regionale centra bevorderen, de vitaliteit van het landelijk gebied en de leefbaarheid van daarin aanwezige kernen versterken, de waardevolle landschappen verbeteren en de Ecologische Hoofdstructuur realiseren,de watersystemen veilig en duurzaam afstemmen op de veranderende water aan- en afvoer en de benodigde waterkwaliteit, een gezonde en veilige milieu(basis)kwaliteit bewerkstelligen, met ruimtelijk beleid bijdragen aan de verbetering van de bereikbaarheid van en in de provincie, bijdragen aan een evenwichtige regionaal gedifferentieerde ruimtelijke ontwikkeling, door de cultuurhistorische identiteiten en ruimtelijke kenmerken als inspiratiebron te hanteren in de ruimtelijke planning. In het provinciale beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen ‘bestaand bebouwd gebied’ en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor zijn o.a. nodig: een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimte door fysieke aanpassingen. het oplossen en voorkomen van milieuproblemen en –knelpunten door een duurzame planontwikkeling. door kwalitatief woonbeleid bevorderen dat woonmilieus en de kwaliteit van de woningen aansluiten op de vraag van de inwoners van Gelderland. intensivering van het stedelijk grondgebruik, maar wel met behoud van karakteristieke elementen en zorgvuldig omgaan met open ruimten daarbinnen.
Gemeente West Maas en Waal
Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
januari 2013
9
Het Gelders kwalitatieve woonbeleid richt zich zowel op bestaand bebouwd gebied (herstructurering, transformatie) als op nieuw stedelijk gebied (uitbreiding). Eén van de belangrijkste ruimtelijke beleidsaccenten is een aanbod aan woningen en woonmilieus dat beter aansluit bij de voorkeuren van bewoners. Om deze reden bevordert de provincie vooral de realisatie van woningen voor ouderen en starters en van de woonmilieus centrum-stedelijk en landelijk wonen. Voorts wil de provincie een versnelling bevorderen van herstructurering en transformatie van bestaand bebouwd gebied, het aanpakken van de stagnerende (nieuwbouw)productie, het vergroten van het aanbod aan levensloopbestendige woningen en wijken en het versterken van verscheidenheid en identiteit. De planlocatie is aangewezen als “Zoekzone stedelijke functies.
Uitsnede Beleidskaart ruimtelijke ontwikkeling
Voor de regio Rivierenland is het volgende beleid in het Streekplan opgenomen. Het ruimtelijk beeld op basis van de structuurdragers en de opgaven voor het gebied leiden tot de volgende koers voor ruimtelijke ontwikkelingen: water als structurerend element: meervoudig ruimtegebruik met verbreding van watergangen en concretiseren zoekgebieden waterberging; contouren voor zoekruimte verstedelijking tot 2015 volgens experiment ‘een lijn voor kwaliteit’ blijft uitgangspunt; aanvullende zoekruimte voor bedrijvigheid met meerwaarde voor Rivierenland als vestigingscriterium; accent op impuls voor openbaar vervoer; functieverandering in het landelijk gebied voor kommen en oeverwallen differentiëren; structuurversterkende bebouwing aan de dijk; voor het landelijk gebied is de landbouw richtinggevend. Een landbouwvisie wordt opgesteld; glastuinbouw herstructureren en concentreren in de Bommelerwaard en Tuil (Neerijnen); ontwikkeling meer samenhangend toeristisch-recreatief aanbod. Structuurvisie Rivierenland 2004 – 2015
Gemeente West Maas en Waal
Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
januari 2013
10
De provincie Gelderland heeft in het kader van het opstellen van het nieuwe Streekplan aan de regio's verzocht een Structuurvisie op te stellen. De Structuurvisies worden gebruikt als bouwsteen voor het Streekplan. Het proces om tot de regionale structuurvisie te komen is in een projectmatige aanpak gestart in augustus 2003. De voornoemde gemeenten, het waterschap Rivierenland en de provincie Gelderland stonden in dit proces centraal. Zij hebben in een kort tijdsbestek en in een zeer intensieve samenwerking de visie opgesteld. Als klankbord hebben het platform Rivierenland op eigen kracht (Roek) en de bestuurscommissie van het Stimuleringsprogramma Economie Rivierenland (StER) gefungeerd. Als uitgangspunt voor de visie zijn de beleidsdocumenten gebruikt die de laatste jaren door de gemeenten zijn vastgesteld. Als inspirerend document is het startdocument voor Roek "Rivieren land in 2020" gebruikt. Van deze structuurvisie maken beleidsmatig de volgende beleidsdocumenten integraal onderdeel uit: 1. Eén lijn voor kwaliteit (Experiment ruimtelijk beleid Rivierenland); 2. Convenant bedrijventerreinen (StER) 3. Ontwikkelingsprogramma Bouwen en Wonen 2000-2004, Regio Rivierenland 4. Het regionaal plan Bommelerwaard; De Structuurvisie is een integraal kader geworden van de al bestaande plannen of de ruimtelijke elementen uit die plannen. Centraal staan de richtinggevende kwaliteiten van het Rivierenland. Aanvullend zijn de eerste aanzetten gegeven voor het ontwikkelen van een visie op onderdelen waar die nog ontbreekt, zoals de ruimtelijke samenhang in de ontwikkeling van recreatie en toerisme, functieverandering in het landelijk gebied en duurzame energie. De ruimtelijke agenda geeft de punten weer waar in de komende jaren verder aan gewerkt gaat worden.
3.3. Gemeentelijk beleid Ontwikkelingsvisie Wonen & Werken In de ontwikkelingsvisie Wonen & Werken van de gemeente West Maas en Waal (augustus 2002) wordt aangegeven wat de integrale ruimtelijke afweging voor de ontwikkeling van woon- en werklocaties binnen de gemeente op korte en middellange termijn, in en aansluitend aan het bestaand stedelijke gebied (bebouwde kom) is. Verder wordt een kwantificering en de verwachte uitvoeringstermijn van de te ontwikkelen woon- en werklocaties aangegeven. (bron: “Ontwikkelingsvisie Wonen & Werken van de gemeente West Maas en Waal” augustus 2002 SAB adviseurs voor ruimtelijke ordening Arnhem)
Gemeente West Maas en Waal
Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
januari 2013
11
4.
PLAN
4.1. Stedenbouwkundig plan De Van Heemstraweg bestaat uit een gevarieerde lintbebouwing. Dit is zichtbaar in de ruimtelijke uitstraling met onder andere verspringende rooilijnen, wisselende bouwmassa’s en architectonische vormgeving. Ook uit zich dit functioneel doordat naast wonen eveneens onder meer bedrijven en maatschappelijke voorzieningen aanwezig zijn. De Van Heemstraweg heeft bovendien een belangrijke ontsluitingsfunctie, welke bij de aanleg van de N322 op dorpsniveau zal blijven bestaan. De bereikbaarheid en zichtbaarheid vanaf deze weg heeft voor een belangrijk deel bijgedragen aan de ontwikkeling van diverse functies erlangs. Uitgangspunt is het hierboven beschreven karakter van een gevarieerde lintbebouwing te versterken. In hoofdlijnen zijn binnen de lintbebouwing twee zones te onderscheiden (zie principe afbeelding hiernaast): - Een zone dicht langs de weg met relatief kleinschalige en representatieve bebouwing: de hoofdbebouwingszone. In hoofdlijnen gelden daarvoor de volgende richtlijnen: o Niet te bebouwen zone voorerf van circa 5 meter. o Zone voorerf circa 25 meter. o Maximaal 2 lagen met kap op voorerf. o Het voorerf is over de breedte voor maximaal circa 50% bebouwd. o Bebouwing op het voorerf heeft een agrarische architectuur zodat wordt aangesloten op het bestaande beeld van de zuidzijde van de Van Heemstraweg. - Een zone verder van de weg af waar de relatief grotere bouwmassa;s een plek kunnen krijgen: de bijgebouwenzone. In hoofdlijnen gelden daarvoor de volgende richtlijnen: o Achtererf voor maximaal circa 70% bebouwd. o Bebouwing op achtererf bestaat uit maximaal 1,5 laag met kap of 2 lagen met een platte afdekking. De ontwikkeling van het tuincentrum is op de hierboven richtlijnen afgestemd. De relatief kleinschalige bedrijfswoning Van Heemstraweg 49 blijft gehandhaafd en vormt met de agrarische uitstraling de invulling van de hoofdgebouwenzone. Het relatief grootschalige tuincentrum ligt verder van de weg af en maakt onderdeel uit van de bijgebouwenzone. Deze bebouwing heeft een maximale bouwhoogte van 1,5 bouwlaag met een kap en zal grotendeels uit kassen bestaan. Het voorterrein bestaat uit parkeren onder bomen. Dit sluit enerzijds aan bij het type bedrijf, en anderzijds bij de landelijke uitstraling langs de Van Heemstraweg. De afbeelding op de volgende pagina toont het stedenbouwkundig plan op basis waarvan het bestemmingsplan invulling heeft gekregen.
Gemeente West Maas en Waal
Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
januari 2013
12
4.2. Verkeer en parkeren 2
De oppervlakte van het tuincentrum bedraagt 3.000 m bvo (bruto vloeroppervlak. Aan de hand van de beleidsregels van artikel 2.5.30 (parkeerartikel) van de Bouwverordening Gemeente West Maas en Waal is de parkeerbehoefte van het tuincentrum bepaald. In de tabel parkeerbehoefte is de parkeerbehoefte berekend.
Gemeente West Maas en Waal
Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
januari 2013
13
Tabel: Functie Tuincentrum
parkeerbehoefte
oppervlak 3000
norm m 2 bvo
2.45
Eenheid
Parkeerbehoefte
100 m 2 bvo
74
Er zijn 74 parkeerplaatsen nodig. Het plan voorziet in minimaal 72 parkeerplaatsen. Deze afwijking is dusdanig gering dat het aanbod voldoende wordt geacht. Aan de hand van de publicatie 272, Verkeersgeneratie voorzieningen (uitgave CROW, december 2008) is de te verwachten verkeersgeneratie van het tuincentrum berekend. De berekening is in de tabel verkeersgeneratie opgenomen. Tabel: Functie
Tuincentrum pa Tuincentrum vwa
verkeersgeneratie
oppervlak
3000 3000
Verkeersgeneratie m 2 bvo m 2 bvo
33.3 0.225
eenheid
100 m 2 bvo 100 m 2 bvo
Te verwachten generatie 999 7
Afgerond
1000 10
(pa = personenauto, vwa = vrachtwagen)
Het verkeer zal direct op de Van Heemstraweg worden ontsloten. De huidige verkeersintensiteit bedraagt 16790 motorvoertuigen per etmaal (2008). De functie van de Van Heemstraweg is gebiedsontsluiting en is een belangrijke schakel tussen de A15 en de A50/A73. In de nabije toekomst zal er een alternatief komen voor de Van Heemstraweg, in de vorm van een omleiding van de N322. De verkeersintensiteit zal hierdoor afnemen naar circa 5.000 motorvoertuigen per etmaal. De aanleg hiervan is reeds begonnen. Er zal ten behoeve van het tuincentrum 1 inrit/uitrit worden gerealiseerd met een breedte van maximaal 6 meter. De inrit/uitrit zal ten opzichte van het stedenbouwkundig ontwerp iets in westelijke richting worden verschoven. De precieze locatie is aangegeven op de verbeelding.
Gemeente West Maas en Waal
Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
januari 2013
14
5.
ONDERZOEK / VERANTWOORDING
5.1. Distributie planologisch onderzoek In het kader van de bestemmingsplanprocedure is door Seinpost een distributieplanologisch onderzoek (DPO) uitgevoerd naar de mogelijkheden voor een tuincentrum op de beoogde locatie. Vraagstelling hierbij is: - Hoeveel distributieve ruimte is er nu en voor de nabije toekomst aan te geven voor een uitbreiding van het tuincentrumaanbod op de beoogde locatie? - Wat zijn de mogelijke effecten van realisatie van deze uitbreiding op de lokale detailhandelsstructuur? In de rapportage (32006, oktober 2012) wordt het volgende geconcludeerd. - De locatie van Heemstraweg is een goede locatie voor perifere detailhandel en specifiek een tuincentra: de locatie is goed bereikbaar en ligt aan een doorgaande weg aan de rand van het dorp. Aan de overzijde van de planlocatie is reeds een winkelcluster gevestigd. Een tuincentrum past qua aard en omvang op de locatie. - Het beoogd metrage op de planlocatie is circa 3.000 m² BVO, omgerekend circa 2.400 m² WVO (dit kan echter aanzienlijk minder zijn naarmate het onoverdekte deel van het tuincentrum groter is, onoverdekte meters worden niet als WVO gezien). Aan marktruimte voor extra tuincentra is slechts 1.000 - 1.300 m² WVO beschikbaar. Dit is aanzienlijk minder dan de 2.400 m² WVO die de beoogde nieuwvestiging zal bevatten. - De concurrentie zal dus toenemen en dat zal leiden tot omzetdaling van reeds gevestigde ondernemingen, mogelijk gevolgd door een sluiting van een gevestigde onderneming dan wel de nieuwvestiging. Dit is afhankelijk van de ondernemerscapaciteiten van de betreffende ondernemers. Uit het ruimtelijk-juridisch kader kan echter worden afgeleid dat een bestemmingsplan niet mag worden gebruikt voor het reguleren van concurrentieverhoudingen, tenzij het bieden van ruimte aan nieuwe detailhandelsvestigingen leidt tot een duurzame ontwrichting van het bestaande voorzieningenniveau. Van dat laatste is met toelating van de beoogde nieuwvestiging geen sprake. - Het parkeren kan volledig op eigen terrein worden afgewikkeld. Gezien het voorgaande zal de nieuwvestiging geen onaanvaardbare problemen (in de zin van goede ruimtelijke ordening) opleveren.
5.2. Bedrijven en milieuzonering Een tuincentrum is conform de publicatie Bedrijven en milieuzonering, editie 2009 van het VNG, een milieucategorie 2 bedrijf (sbi-code 4752). Dit houdt in dat er een milieuhinderafstand van 30 meter in acht
Gemeente West Maas en Waal
Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
januari 2013
15
gehouden dient te worden. Deze richtafstand geldt voor het gebiedstype ‘rustige woonwijk’. De hinderafstand wordt door het aspect geluid veroorzaakt. Westzijde richting woning Van Heemstraweg 49a Daar de woning binnen de 30 meter hinderafstand komt te liggen dient door een aanvullend akoestisch onderzoek te worden aangetoond dat de geluidsbelasting een acceptabel waarde zal bedragen (50 dB(A)). Voor deze locatie is een akoestisch onderzoek (industrielawaai) verricht door Abovo Acoustics verricht, zie § Geluidhinder (industrielawaai). Uit het onderzoek blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor dit aspect. Zuidzijde richting woningen woonwijk Beneden-Leeuwen Zuid. Voor de toekomstige woonwijk Beneden-Leeuwen Zuid zal voor de aangrenzende woningen een ‘rustige woonwijk’ gelden. Hiervoor geldt dus milieucategorie 2, hinderafstand 30 meter. Uit de VNG-publicatie blijkt dat de hinder voornamelijk ten gevolge van parkeren van auto’s zal zijn. Het parkeren zal, zo blijkt uit de inrichtingsschets tussen de Van Heemstraweg en het tuincentrum zijn. Te verwachten is dus dat aan de zuidzijde de geluidshinder beperkt zal zijn. Uit het akoestisch onderzoek (zie § Geluidhinder industrielawaai) blijkt dat van de 30 meter afstand afgeweken kan worden. Conclusie is dat er geen belemmeringen zijn voor dit aspect. Bedrijven in de omgeving Door de gemeente West Maas en Waal is informatie aangeleverd ten aanzien van bedrijven in de directe omgeving van de (bestaande) woning behorende bij het tuincentrum. In de volgende tabel is het bedrijf met adres, sbi-code, categorie-indeling en hinderafstand aangegeven. Tabel: bedrijfsgegevens omliggende bedrijven. Bedrijf Wooncenter De Agave
Adres Van Heemstraweg 46 Van Heemstraweg 42-44
Activiteit Detailhandel neg Grth. bloemen pl.
Kantoren
Van Heemstraweg 48b – 50
Zak. dienstverl.
Sbi-code 47 4622 of 4752 63
Categorie 1 2 of 2
hinderafstand 10 m 30 m of 30 m
1
10 m
De hinderafstand kent geen overlap met plan. Ten aanzien van de bedrijfswoning kan opgemerkt worden dat deze reeds bestaat. De bedrijfswoning zal voor de omliggende bedrijven geen verdere belemmering veroorzaken.
5.3. Geurhinder en veehouderij Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij in werking getreden. De Wet is het exclusieve beoordelingskader voor vergunningverlening aan veehouderijen. De wet geeft hiervoor twee
Gemeente West Maas en Waal
Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
januari 2013
16
soorten normen namelijk geurbelastingsnormen en afstandsnormen. De in de Wet geurhinder en veehouderij opgenomen geurbelastings- en afstandsnormen zijn gebaseerd op een gemiddeld gebied, waar geurbronnen (dierenverblijven) en geurgevoelige objecten op een redelijke afstand van elkaar zijn gelegen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft de mogelijkheid om, binnen bepaalde grenzen, op lokaal niveau afwijkende regelgeving vast te stellen voor de minimale afstanden en/of maximale geurbelasting. Deze afwijkende regelgeving moet worden vastgelegd in een verordening. Daarbij moeten overeenkomstig artikel 6 van de Wet geurhinder en veehouderij de volgende aandachtspunten worden betrokken: A de huidige en de te verwachten geursituatie vanwege de veehouderijen in het gebied, en B het belang van een geïntegreerde aanpak van de verontreiniging, en C de noodzaak van een even hoog niveau van de bescherming van het milieu, en D de gewenste ruimtelijke inrichting van het gebied, of E de afwijkende relatie tussen geurbelasting en geurhinder. De gemeente West Maas en Waal heeft een geurverordening vastgesteld op 1 juli 2010. Uit de bestudering van de geurverordening blijkt dat er geen bedrijven in de omgeving liggen die naar het bedrijf beperkende hinder veroorzaken en het andersom. In onderstaande afbeelding is de geurbelasting in de omgeving van het plangebied weergegeven.
Uit de afbeelding blijkt dat de geurbelasting terplekke als “goed” is aangegeven.
5.4. Externe veiligheid Geraadpleegd is de provinciale risicokaart. In onderstaande afbeelding is een uitsnede hiervan weergegeven.
Gemeente West Maas en Waal
Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
januari 2013
17
Uit de risicokaart blijkt dat de locatie buiten de invloedssfeer ligt van risicobronnen. Derhalve kan geconcludeerd worden dat er geen belemmeringen zijn voor het aspect externe veiligheid.
5.5. Geluidhinder (wegverkeerslawaai) Ingevolge de Wet Geluidhinder moet bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek gedaan worden naar de geluidbelasting van geluidgevoelige objecten als gevolg van wegen, spoor-, tram- en metrowegen en industrieterreinen. In de Wet geluidhinder (Wgh, art. 74 lid 1) is bepaald dat elke weg van rechtswege een zone heeft. Een zone is het akoestisch aandachtsgebied. Bij vaststelling van een bestemmingsplan (art. 3.1 Wet ruimtelijke ordening) dient voor alle wegen waarvan de zone een overlap met het plangebied kent, een akoestisch onderzoek te worden verricht (art.76 lid 1 Wgh). De breedte van deze zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de status van de weg. De wettelijke voorkeursgrenswaarde voor nieuw te bouwen woningen bedraagt 48 dB, de maximaal te ontheffen geluidsbelasting bedraagt in een binnenstedelijke situatie 63 dB. Het plan genereert geen geluidsgevoelige objecten. Voor dit aspect hoeft niet getoetst te worden. Uit de berekening van de verkeersgeneratie blijkt dat het plan 1000 motorvoertuigen per etmaal zal generen. Dit zal niet leiden tot ‘reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder’ (toename van maximaal 2 dB,). Als vuistregel wordt aangehouden dat bij een toename van voornamelijk personenauto’s van 40% deze drempel wordt overschreden. Op de Van Heemstraweg (zal na reconstructie van de Van Heemstraweg en de opening van de omleiding van de N322) zo’n 5000 motorvoertuigen per etmaal rijden. De toename van 1000 motorvoertuigen (per richting is dit 500 motorvoertuigen) leidt tot een toename van 10%. Hieruit kan
Gemeente West Maas en Waal
Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
januari 2013
18
geconcludeerd worden dat de geluidstoename van de Van Heemstraweg minder dan 2 dB zal bedragen. Aanvullend hierop is door ABOVO Acoustics het effect van reflectie van wegverkeerslawaai ten gevolge van de gebouwen van de geplande ontwikkeling onderzocht (rapport V1435-1-GB, 5 maart 2012). Berekend is een aantal situaties: Situatie 2010 zonder ontwikkeling. Situatie 2020 waarbij v.w.b. de intensiteit is uitgegaan van de prognosecijfers uit het verkeersmodel 2020, waarbij de extra voertuigen t.g.v. het geplande tuincentrum zijn bijgeteld. Vergelijking t.b.v. de bepaling van de bijdrage van de reflectie t.g.v. de gebouwen van het geplande tuincentrum. Hieruit blijkt dat, ondanks de extra voertuigen van de ontwikkeling de geluidsbelasting in 2020 veel lager is dan in 2010. Dit is het gevolg van de realisatie van de nieuwe noord-zuidweg. De bijdrage van de reflectie bedraagt 1 dB bij NO-gevel van de woning Van Heemstraweg 49a. De geluidsbelasting (inclusief de ontwikkeling) is echter beduidend lager dan in de huidige situatie. Bij alle andere punten is de bijdrage van de reflectie te verwaarlozen (maximaal 0,2 dB bij de ZO gevel van de woning Beatrixstraat 69).
5.6. Geluidhinder (industrielawaai) Door Abovo Acoustics is een akoestisch onderzoek verricht naar de te verwachten geluidsuitstraling van het bedrijf naar de omgeving (rapport U1341-1-R, d.d. 20 januari 2011). Hieronder volgt de samenvatting en conclusie van dit onderzoek. Het onderzoek wordt uitgevoerd ter onderbouwing van een ruimtelijk plan dat de ontwikkeling van een tuincentrum mogelijk moet maken aan de Van Heemstraweg te Beneden Leeuwen. In de omgeving zijn enkele woningen aanwezig. Daarnaast wordt ten zuiden van het tuincentrum voorzien in een ontwikkeling van een aantal woningen. De geplande woningen zijn gelegen binnen de richtafstand uit de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” die voor het onderwerp geluid, voor tuincentra 30 meter bedraagt. Er ligt ook een bestaande woning binnen deze richtafstand. Verder liggen nog enkele bestaande woningen op relatief korte afstand maar buiten de richtafstand. Om die reden is dit geluidsonderzoek nodig. Het moet de vraag beantwoorden, of de ontwikkeling zich met de woonbestemmingen
Gemeente West Maas en Waal
Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
januari 2013
19
in de omgeving verdraagt en er dus sprake is van een goede ruimtelijke ordening. De resultaten worden voor de inpasbaarheid in eerste instantie getoetst aan het grenswaardenstelsel dat voor het Besluit Algemene Regels Inrichtingen Milieubeheer (Activiteitenbesluit), waar algemene regelgeving voor inrichtingen is vervat en de Circulaire indirecte hinder betreffende geluid vanwege verkeer van en naar de inrichting. Voor de berekeningen wordt gebruik gemaakt van het akoestische rekenmodel Gomilieu v1.71. Dit rekenmodel rekent voor wat betreft industrielawaai conform HMRI-II-1999. Er wordt op alle rekenpunten voldaan aan de uit het Activiteitenbesluit geldende grenswaarden. Zowel in de situatie ‘vrijdag’ als in de situatie ‘zaterdag’. Op de overige minder drukke dagen zal de geluidsbelasting nog iets lager liggen. De maximale geluidniveaus blijven overal beneden de grenswaarden. Waarbij moet worden opgemerkt, dat bij het opstellen van het model niet op voorhand de piekgeluiden vanwege lossen en laden zijn uitgezonderd. De waarden zonder lossen/laden worden wel gepresenteerd. De piekgeluidsniveaus worden veroorzaakt door voertuigen, danwel door laden en lossen waar in die situatie een hogere geluidwaarde is berekend. Voor wat betreft de indirecte hinder wordt voldaan aan de grenswaarden uit de Circulaire. De ontwikkeling van het tuincentrum zoals hier uitgewerkt, is op basis van de nu bereikte resultaten zonder meer mogelijk. Zonder dat daarvoor verdere maatregelen nodig zijn. Er is, ten opzichte van de geplande en de bestaande woningen sprake van een goede ruimtelijke ordening. Van belang is op te merken dat het onderzoek als voorwaarde stelt dat, zoals aangegeven in het initiatief, geen of zeer beperkte buitenopslag en –presentaties plaatsvinden en dat er geen geluidsveroorzakende installaties worden toegepast.
5.7. Luchtkwaliteit Alle ontwikkelingen van de afgelopen jaren op het gebied van luchtkwaliteit hebben geleid tot een aanpassing van de Wet milieubeheer met betrekking tot luchtkwaliteitseisen. Daarnaast zijn het Besluit en de Regeling “Niet In Betekenende Mate bijdrage” op 15 november 2007 in
Gemeente West Maas en Waal
Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
januari 2013
20
werking is getreden. Het Besluit luchtkwaliteit 2005 is hiermee komen te vervallen. Deze wetswijziging brengt de volgende veranderingen met zich mee: Uitsluiting van het stand-still beginsel. Het stand-still beginsel houdt in dat een situatie die voldoet aan de normen, toch niet mag verslechteren tot aan de norm. Uitsluiting van dit beginsel ten aanzien van luchtkwaliteit betekent dat de luchtkwaliteit mag worden ‘opgevuld’ tot aan de grenswaarde. Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit bij (dreigende) overschrijding grenswaarden. Hiertegen is geen beroep mogelijk. Niet in betekenende mate verslechteren; een verslechtering van de luchtkwaliteit is toegestaan, mits dit niet in betekende mate is. Hiervoor wordt een grens van 3% gehanteerd. Per 1 augustus 2009 is het NSL in werking getreden. VROM heeft de definitie van 'in betekenende mate' vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Projecten die de concentratie NO2 of fijn stof met meer dan 3% verhogen, dragen in betekenende mate bij aan de luchtvervuiling. Dit criterium is een 'of-benadering'. Als een project voor één stof de 3%grens overschrijdt, dan verslechtert het project 'in betekenende mate' de luchtkwaliteit. De 3%-norm betekent concreet: woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg, 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen; infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie). Het tuincentrum valt niet onder de regeling Nibm, zodat een beoordeling heeft plaatsgevonden. Uit de paragraaf Verkeer en parkeren is gebleken dat het bestemmingsplan in haar maximale vormen een gemiddelde verkeersgeneratie van 1000 motorvoertuigen per etmaal genereert (worst-case benadering). Met behulp van het webbased-programma Car II (versie 8.1) is berekend of er sprake is van overschrijdingen van de normen. Uit de berekeningen (zie bijlage) blijkt dat weliswaar de grens van Nibm wordt overschreden, echter de grenswaarden worden niet overschreden.
5.8. Externe veiligheid De provincie Gelderland heeft een zogenaamde risicokaart opgesteld. Op de kaart zijn zoneringsafstanden van plaatsgebonden risico berekend. De zoneringsafstand is de afstand vanaf een risicobron waar een bepaald plaatsgebonden risico (PR) is. In de Nederlandse milieuwet- en regelgeving zijn er grenswaarden gesteld voor het plaatsgebonden risico.
Gemeente West Maas en Waal
Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
januari 2013
21
Het PR geeft aan op welke plek (de risicocontour) er een bepaalde kans is op een ramp en eventuele slachtoffers daarbij. Vanaf de rand van de risicocontour neemt het risico tot de bron toe. Uit de afbeelding op de volgende pagina blijkt dat er geen risicocontour nabij het plangebied ligt. Nieuwe gevoelige bestemmingen mogen niet worden gerealiseerd in gebieden waar sprake is van een plaatsgebonden risico van meer dan -6 10 per jaar, oftewel de kans per jaar dat een persoon, die op een bepaalde plaats (onafgebroken en onbeschermd) verblijft, komt te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval, waarbij een gevaarlijke (afval)stof of bestrijdingsmiddel is betrokken, moet kleiner zijn dan 1 op 1 miljoen.
Uitsnede risicokaart provincie Gelderland De locatie is gelegen op voldoende afstand tot risicovolle activiteiten, zoals transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het water, het spoor en door buisleidingen en risicovolle inrichtingen.
5.9. Bodemonderzoek De heer J. H. A. van Wijk heeft Verhoeven Milieutechniek R. V. opdracht gegeven voor uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek (rapportnr. B09.3862 versie 1.0 d.d. 24 juni 2009). Het onderzoek is uitgevoerd conform de normen NEN 5725 en NEN 5740. Het onderzoek heeft tot doel een indicatie te verkrijgen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem op de onderzoekslocatie teneinde vast te stellen of vanuit milieuhygiënisch oogpunt bezwaren bestaan tegen de toekomstige nieuwbouw op het perceel.
Gemeente West Maas en Waal
Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
januari 2013
22
Op basis van de beschikbare gegevens is voor de bovengrond van de onderzoekslocatie een hypothese vastgesteld van een verdachte locatie met betrekking tot het voorkomen van bestrijdingsmiddelen. Voor de overige parameters (NEN) is de locatie onverdacht. In overleg met de gemeente is in afwijking op de NEN 5740, de grondwaterkwaliteit niet opnieuw bepaald, maar is er gebruik gemaakt van de gegevens (de direct tegen de perceelgrens gesitueerde peilbuis PB44) uit het verkennend bodemonderzoek op het naastgelegen perceel aan de Van Heemstraweg 51. Op de locatie zijn zover bekend, geen asbestverdachte materialen toegepast en/of aanwezig. Op basis hiervan is het asbestonderzoek beperkt gebleven tot een visuele inspectie van het maaiveld en het opgeboorde materiaal. Resultaten Zintuiglijk Zintuiglijk zijn in de bovengrond ter plaatse van boringen B10 en B11 sporen van puin, kolen of resten van baksteen waargenomen, in de ondergrond ter plaatse van boringen B4, B6, B13 en B14 zijn zwakke bijmengingen van roest aangetroffen. Verder zijn zintuiglijk geen oliecomponenten en asbestverdachte materialen (D > 16 mm) aangetroffen. Het uitvoeren van een analytisch of verkennend onderzoek naar asbest is derhalve niet noodzakelijk. Grond In de zwak puin- en kolenhoudende bovengrond (klei) en in de zwak roesthoudende ondergrond (zand) zijn licht verhoogde gehalten voor kobalt aangetoond. Voor de overige geanalyseerde parameters (Inclusief OCB's) zijn geen verhoogde gehalten aangetoond. In de zintuiglijk schone bovengrond (klei) en de zwak roesthoudende ondergrond (klei) zijn geen verhoogde gehalten voor de geanalyseerde parameters aangetoond. Grondwater In het grondwater uit de peilbuis PB44 is een licht verhoogd gehalte voor barium aangetoond. Voor de overige geanalyseerde parameters zijn geen verhoogde gehalten aangetoond. Conclusies Voor de bovengrond werd de hypothese gesteld van een verdachte locatie met betrekking tot het voorkomen van bodemverontreinigingen met bestrijdingsmiddelen. Op basis van de bovenstaande onderzoeksresultaten wordt de gestelde hypothese verworpen,
Gemeente West Maas en Waal
Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
januari 2013
23
aangezien in de grond geen verhoogde gehalten voor bestrijdingsmiddelen zijn aangetoond. Voor de overige locatie wordt de onverdachte hypothese verworpen, aangezien in de grond en het grondwater licht verhoogde gehalten voor metalen zijn aangetoond. Het betreffen overschrijdingen van de achtergrond- en streefwaarden. Aangezien de tussenwaarden niet worden overschreden zijn geen vervolgstappen noodzakelijk. Op basis van de huidige onderzoeksresultaten kan worden gesteld dat er lichte verontreinigingen in de bodem van de onderzoekslocatie aanwezig zijn. Vanwege de geringe mate van verontreinigingen zijn de risico’s voor de volksgezondheid en het milieu verwaarloosbaar. Daarnaast is er geen sprake van noemenswaardige verspreidingsrisico's. Met het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek is, volgens het onderzoeksbureau, de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem op het kadastrale perceel 11610 te Beneden-Leeuwen in voldoende mate vastgesteld. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt bestaan geen bezwaren tegen de toekomstige nieuwbouw op het perceel.
5.10. Landschap De omgeving van het plangebied maakt geen deel uit van een gebied waar de bescherming van specifieke landschapswaarden geldt. De ruimere omgeving is aangewezen als primair landbouwgebied, terwijl het plangebied zelf deel uitmaakt van een “Zoekzone stedelijke functies”. Het plan ondervindt geen belemmeringen van landschappelijke aard.
5.11. Archeologische en cultuurhistorische waarden Algemeen Binnen het plangebied kan de Van Heemstraweg worden aangeduid als een oude belangrijke historische lijn. Voorts zijn er weinig tot geen herkenbare historische elementen in het gebied gelegen. Monumenten zijn niet aanwezig. Nota Belvedère In deze nota is het beleid van de Rijksoverheid geformuleerd over de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. De nota geeft een visie op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van het fysieke leefmilieu in de toekomstige ruimtelijke inrichting van Nederland kan worden omgegaan en geeft aan welke maatregelen daartoe moeten worden getroffen. Ligging plangebied in Belvedèregebied
Het plangebied is gelegen binnen het aangewezen Belvedèregebied Land van Maas en Waal. De specifiek te beschermen waarden in dit gebied betreffen hier hoofdzakelijk de landschappelijke karakteristieken van het rivierengebied (oeverwallen, kommen en donken, uiterwaarden
Gemeente West Maas en Waal
Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
januari 2013
24
en dijken) en de karakteristieke elementen daarin zoals o.a. karakteristieke T-boerderijen, hoogstamfruitboomgaarden, weteringen, eendenkooien, populierenbossen, steenfabrieken, wielen, veerhuizen, dijkmagazijnen, forten. Tevens zijn van belang de terreinen van hoge en zeer hoge landschappelijke en archeologische waarde en terreinen van archeologische betekenis: o.a. de rivierduinen, de oeverwallen, crevasseafzettingen en huisterpen Archeologie Het beleid met betrekking tot archeologische waarden dient er op gericht te zijn archeologisch belangrijke terreinen zoveel mogelijk te ontzien. In het geval dat dit niet mogelijk is, dient voldoende ruimte te zijn voor het uitvoeren van verantwoord archeologisch onderzoek, zodat de informatie in het deel van het bodemarchief dat verloren gaat, ook verantwoord kan worden vastgelegd. In opdracht van Verhoeven Milieutechniek BV heeft ADC ArcheoProjecten een bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied (ADC rapport 1953 juni 2009). Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van een projectprocedure ten behoeve van een wijziging in het bestemmingsplan en was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast Op grond van de verzamelde archeologische en aard wetenschappelijke informatie is de volgende gespecificeerde verwachting opgesteld: In de noordoostpunt van het plangebied kunnen archeologische resten uit de Bronstijd, IJzertijd en Romeinse tijd voorkomen op de afzettingen van de Leeuwense stroomgordel. De eventuele resten zijn bedekt door ca. 2 m overslag afzettingen van de Waal. De archeologische laag bestaat uit een vermenging van onder meer kleine fragmenten aardewerk, houtskool en bot met het oorspronkelijke substraat De meeste typen archeologische resten [bot, houtskool, aardwerk, metaal] zullen door de natte en zuurstofloze condities goed zijn geconserveerd. Ze zijn bovendien afgedekt door recentere klei afzettingen en buiten het bereik van moderne landbouwactiviteiten gebleven. In de rest van het plangebied, onder de kom- en oeverafzettingen van de Leeuwense stroomgordel kunnen archeologische resten voorkomen vanaf het Laat-Paleolithicum tot en met het Neolithicum op de oevers van de Pleistocene geul in de ondergrond, op ca. 4 m diepte beneden maaiveld. De verwachte dichtheid aan archeologische resten is laag. Door de bescherming van een dik pakket komafzettingen en de ligging onder de grondwaterspiegel is de verwachte conservering goed. Archeologische resten op dit niveau zullen hoofdzakelijk bestaan uit een vondststrooiing van vuursteen. Verder is het tot op heden niet uitgesloten
Gemeente West Maas en Waal
Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
januari 2013
25
dat in de komklei van de Leeuwense stroomgordel zich geen archeologische resten kunnen bevinden. ADC Archeoprojecten adviseert om een verkennend veldonderzoek te verrichten binnen het plangebied, teneinde inzicht te krijgen in de vormeenheden van het landschap, voor zover deze van invloed zijn op de locatiekeuze in het verleden en met als doel kansarme zones uit te sluiten en kansrijke zones te selecteren voor de volgende fasen. Gelet op de constatering van ADC dat op ca. 4 meter onder het maaiveld de mogelijkheid bestaat dat archeologische resten gevonden kunnen worden en dat de verwachte dichtheid aan archeologische resten laag is, wordt verondersteld dat een verkennend veldonderzoek niet noodzakelijk is mits bij de bouwwerkzaamheden de grond niet dieper dan 2 meter geroerd wordt. Selectiebesluit gemeente De gemeente West Maas en Waal deelt de mening van het ADC dat als er niet dieper wordt verstoord dan 2 meter er geen aanvullend onderzoek hoeft te worden verricht. Initiatiefnemer heeft aangegeven dat de grond niet dieper dan 2 meter wordt geroerd. Mocht dit wel het geval zijn, dan dient vroegtijdig een verkennend dan wel direct karterend booronderzoek te worden uitgevoerd. Op de verbeelding krijgt het betreffende plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Het voorgaande is opgenomen in het selectiebesluit van burgemeester en wethouders op 11 januari 2011 inzake het proces van Archeologische Monumenten Zorg (AMZ) in de gemeente West Maas en Waal.
5.12. Watertoets Proces Sinds 1 november 2003 is het wettelijk geregeld dat voor het vaststellen van ruimtelijke plannen de watertoetsprocedure dient te worden doorlopen. Het doel van de Watertoets is om de waterbeheerders vroegtijdig te betrekken bij de ruimtelijke planvorming en waterhuishoudkundige doelstellingen zichtbaar te maken in het plan. Op basis van de waterparagraaf wordt een wateradvies aangevraagd bij waterschap Rivierenland. Beleid Sinds 1 november 2003 is het verplicht plannen in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te toetsen op water. Het doel van deze ‘watertoets’ is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen. De waterhuishouding bestaat uit de overheidszorg die zich richt op het op en in de bodem vrij aanwezige water, met het oog op de daarbij behorende belangen. Zowel het oppervlaktewater als het grondwater valt
Gemeente West Maas en Waal
Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
januari 2013
26
onder de zorg voor de waterhuishouding. Naast veiligheid en wateroverlast (waterkwantiteit) worden ook de gevolgen van het plan voor de waterkwaliteit en verdroging onderzocht. De belangrijkste beleidsdocumenten op het gebied van de waterhuishouding zijn de Vierde Nota Waterhuishouding, Anders omgaan met water: Waterbeleid 21e eeuw, de Europese Kaderrichtlijn Water, Beleidslijn ruimte voor de rivier en de nota Ruimte. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van alle wateren door middel van het stellen van haalbare doelen die in 2015 worden bereikt. De kaderrichtlijn gaat daarbij uit van een benadering vanuit de stroomgebieden. De uitvoering van de kaderrichtlijn vraagt een grote inspanning van verschillende partijen op internationaal, nationaal en regionaal niveau. e
Als laatste wordt in het kader van Waterbeheer 21 eeuw extra aandacht besteed aan het voorkomen van wateroverlast en watertekort. Het waterschap zoekt naar duurzame oplossingen. We willen dat het water zoveel mogelijk binnen een plangebied wordt vastgehouden en dat relatief schoon water ook relatief schoon blijft. Een toename van het verharde oppervlak in risicogebieden of beekdalen wordt gecompenseerd met extra waterberging. Regenwater dat op verharde oppervlaktes valt en schoon genoeg is, wordt zoveel mogelijk worden vastgehouden of geborgen. De laatste mogelijkheid is afvoeren via bestaande watergangen. Het waterschap heeft in haar beleid ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen drie thema’s centraal staan: waterneutraal, schoon en veilig inrichten. Daarnaast worden waar mogelijk natuurvriendelijke oevers nagestreefd. Het waterschap heeft eisen ten aanzien van het compenseren van de toename van het verharde oppervlak vastgesteld. Deze worden gebruikt in de hierna volgende waterparagraaf. Deze paragraaf is opgesteld door DHV (juni 2010, dossier : D1819.01.001 registratienummer : LW-DE20100046) in overleg met waterschap Rivierenland en de gemeente West Maas en Waal. Waterparagraaf Aan de Van Heemstraweg te Beneden Leeuwen wordt een tuincentrum ontwikkeld. Daardoor zal de hoeveelheid verhard oppervlak in het gebied toenemen. Uit geohydrologisch onderzoek in omliggende gebieden blijkt dat de bodem bestaat uit een doorlatende deklaag van klei (4 tot 5 m dik) met daaronder een goed doorlatend zandpakket. De doorlatendheid van de bodem is matig met doorlatendheden van 0,2 tot 0,8 m/dag. Op basis van de gemeten GHG’s kan geconcludeerd worden dat met de huidige maaiveldhoogten niet in het gehele plangebied voldaan wordt
Gemeente West Maas en Waal
Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
januari 2013
27
aan de gestelde ontwateringseisen. Daarnaast moet het maaiveldniveau minstens 1,0 meter hoger liggen dan het waterpeil in de aangrenzende watergangen (droogleggingseis).Door het maaiveld op te hogen kan voldaan worden aan de ontwaterings- en droogleggingseisen. Om pieken in de grondwaterstanden af te vangen kan drainage worden aangelegd op de hoogte van de GHG. In de A-watergang langs de Van Heemstraweg mondt een duiker uit welke water afvoert vanuit de kern Beneden Leeuwen. De locatie waar deze duiker uitmondt wordt vrij gehouden van obstakels. De inrit voor het tuincentrum wordt ten oosten of westen van deze locatie gerealiseerd. Door de toename van het verhard oppervlak en demping van een Bwatergang moet er compenserende waterberging worden gerealiseerd. Om de bergingsopgave te kunnen realiseren, wordt gebruik gemaakt van de huidige vijver en wordt de A-watergang langs de Van Heemstraweg verbreed. Door gebruik te maken van de huidige vijver in het plangebied (435 m²) kan er 130 m³ (435 x 0,3 peilstijging) hemelwater geborgen worden. Door verbreding van de A-watergang kan er in een situatie T=10+10% 171 m³ geborgen worden en in een T=100+10% situatie 570 m³. In hierna volgende tabel staat weergegeven hoeveel waterberging er in een T=10+10% en T=100+10% situatie gerealiseerd moet worden en hoeveel waterberging gecreëerd wordt door het toepassen van maatregelen. Hieruit blijkt dat voldoende waterberging wordt gecreëerd om te voorzien in de bergingsopgave.
Gemeente West Maas en Waal
Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
januari 2013
28
5.13. Flora en fauna Vogel- en/of Habitatrichtlijn Om de Europese biodiversiteit te behouden en te herstellen wordt gestreefd naar de ontwikkeling van een groot Europees netwerk van beschermde natuurgebieden, ‘Natura 2000’. Hiervoor zijn onder meer de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992) opgesteld. Op basis van deze Europese richtlijnen is Nederland verplicht om beschermde habitats, soorten en hun leefgebieden in stand te houden of te herstellen. Daarvoor worden gebieden aangewezen waar deze soorten en habitats voorkomen. Voor deze aangewezen gebieden, veelal reeds onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur, geldt een speciaal beschermingsregime. Bij uitbreiding of verandering van bestaande ruimtelijke activiteiten dan wel bij nieuwe ruimtelijke activiteiten in of in de nabijheid van deze gebieden moet er getoetst worden of er significante, negatieve gevolgen zijn te verwachten van de voorgenomen activiteiten op de te beschermen natuurwaarden van de aangewezen gebieden. Indien een initiatief significante gevolgen heeft op de te beschermen natuurwaarden binnen de beschermde gebieden kan het initiatief alleen worden toegestaan als er een dwingende reden van groot openbaar belang is, EN er geen alternatieven voor het project zijn EN er compenserende maatregelen worden gerealiseerd. Ecologische Hoofdstructuur Onderstaande afbeelding geeft de EHS weer zoals deze is vastgesteld door provinciale staten in juli 2009. Het plangebied (rood omcirkeld) ligt niet in de EHS.
Uitsnede Groenatlas Nederland met aanduiding plangebied
Gemeente West Maas en Waal
Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
januari 2013
29
Flora- en Faunawet Op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn moeten tevens een groot aantal inheemse bedreigde dier- en plantsoorten beschermd worden. Deze soortenbescherming is in Nederland geïmplementeerd in de Flora en Faunawet (april 2002). De Flora- en faunawet is bedoeld om soorten te beschermen, niet individuele planten of dieren. Het uitgangspunt van de wet is dat geen schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan (het “nee, tenzij”- principe). Dit betekent in de praktijk dat het gaat om het effect van de activiteiten op beschermde soorten. Om deze kwetsbare soorten te beschermen bevat de Flora- en faunawet een aantal verbodsbepalingen, zoals het verbod op het doden of verontrusten van beschermde dieren. CSO Adviesbureau heeft in verband met de voorgenomen planontwikkeling een quickscan Natuurwetgeving uitgevoerd (projectcode 09J147 d.d. 25 januari 2010). Het doel van de quickscan is een inschatting te maken of de geplande ontwikkelingen strijdig zijn met de soortbescherming conform de Floraen faunawet (20005) en/of de gebiedsbescherming volgens de Natuurbeschermingswet 1998. Op basis van het uitgevoerde literatuuronderzoek, het veldbezoek en de overige verzamelde gegevens kan het onderstaande worden geconcludeerd. Flora Binnen het plangebied zijn geen ontheffingsplichtige plantensoorten geregistreerd of aangetroffen. Het ligt ook niet in de lijn der verwachting dat deze zullen worden aangetroffen. Nader onderzoek naar het voorkomen van ontheffingsplichtige soorten wordt niet noodzakelijk geacht. Fauna De zwaarder beschermde soorten (tabel 2 en 3 soorten) die volgens het literatuuronderzoek mogelijk ter plaatse van het plangebied voorkomen zijn: Vleermuizen: Watervleermuis, Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis en Ruige dwergvleermuis. Vogels Ad. l Vleermuizen Het is mogelijk dat het plangebied gebruikt wordt door vleermuizen als foerageergebied. Omdat er geen bebouwing en grote (oude) bomen op het terrein aanwezig zijn, zijn er geen geschikte verblijflocaties voor vleermuizen. Het verdwijnen van een deel van het foerageergebied door de bouw van het tuincentrum kan mogelijk een negatief effect hebben op
Gemeente West Maas en Waal
Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
januari 2013
30
de aanwezigheid van deze soorten. Er is echter voldoende foerageergebied in de nabije omgeving waardoor er geen negatief effect voor de vleermuizen te verwachten is. Echter als de kassen ook in de nachtelijke uren worden verlicht en veel strooilicht veroorzaken in de omgeving is een negatief effect voor vleermuizen niet uit te sluiten. Koopavonden of bijvoorbeeld extra verlichting voor tropische planten in de avonduren kunnen voor extra lichtvervuiling zorgen. Ad. 2 Ongetwijfeld zullen binnen de terreingrenzen van het plangebied vogels broeden (in struiken en in het veld). Het plangebied biedt mogelijkheden voor broedvogels, maar standvogels worden niet verwacht. Eventueel in gebruik zijnde broedlocaties van broedvogels zijn gedurende het broedseizoen beschermd (ontheffing is niet mogelijk). Ook voor vogels geldt dat verlichting vanuit de kassen in de nachtelijke uren een verstorend effect kan hebben. Advies Samenvattend is geen nader onderzoek nodig naar het gebruik van het plangebied door vleermuizen of ander strikt beschermde soorten en derhalve geen ontheffing nodig in het kader van de Flora- en faunawet. Indien de kassen 's nachts worden verlicht is niet uit te sluiten dat er een negatief effect op vleermuizen en vogels wordt veroorzaakt en dient een nader onderzoek in het kader van de Flora- en faunawet uitsluitsel te geven. Geadviseerd wordt verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen (meestal tussen 15 maart en 15 juli) uit te laten voeren.
Gemeente West Maas en Waal
Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
januari 2013
31
6.
JURIDISCHE PLANOPZET
6.1. Inleiding De beleidsdoelstellingen zijn juridisch vertaald in de regels en de bijbehorende verbeelding. De basis voor de verbeelding is een recente kadastrale ondergrond, aangevuld met topografische gegevens. Op de verbeelding is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven. Uitgangspunt voor de regels is het Handboek bestemmingsplannen van de gemeente West Maas en Waal, welke is opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008). Daarnaast is voor de regels ook aansluiting gezocht bij de op 1 juli 2008 in werking getreden Wet ruimtelijke ordening, onder meer met betrekking tot de anti-dubbeltelbepaling en het overgangsrecht, alsmede bij de op 1 oktober 2010 in werking getreden Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
6.2. Opbouw van de regels De regels zijn opgedeeld in vier hoofdstukken: Hoofdstuk 1 bevat de begrippen (artikel 1) en een bepaling over de wijze van meten (artikel 2); deze worden opsommingsgewijs in alfabetische volgorde gegeven en dienen als referentiekader voor de overige regels. Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingen “Detailhandel”, “Waarde – Archeologie” en “Waterstaat – Beschermingszone watergang”. Hoofdstuk 3 bevat de anti-dubbeltelbepaling. Hoofdstuk 4 bevat tenslotte het overgangsrecht en de slotregel, met daarin de titel van het bestemmingsplan.
6.3. Bestemmingen Hoofdstuk 1: Inleidende regels Begrippen In artikel 1 is een aantal begrippen nader gedefinieerd teneinde onduidelijkheid te voorkomen. Voor een gedeelte van de begrippen is aansluiting gezocht bij de SVBP 2008, de rest is afkomstig uit het handboek en zijn in de gemeente gebruikelijke definities. Wijze van meten In artikel 2 wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden bij het beoordelen of de maatvoering in overeenstemming is met de regels.
Gemeente West Maas en Waal
Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
januari 2013
32
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels In het plan zijn de volgende bestemmingen opgenomen: Detailhandel De locatie voor het tuincentrum is bestemd als “Detailhandel”. Het is echter ongewenst om op deze locatie allerlei vormen van detailhandel toe te staan, daarom is op de verbeelding de aanduiding ‘tuincentrum’ opgenomen om aan te geven dat binnen de aanduidingsvlakken uitsluitend een tuincentrum is toegestaan. De locatie van de in- en uitrit ten behoeve van het tuincentrum is aangegeven op de verbeelding door middel van de aanduiding ‘ontsluiting’, evenals het parkeerterrein, dat uitsluitend mag worden gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak, en door middel van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is de maximale goot- en bouwhoogte aangegeven. Een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’. Waarde – Archeologie (dubbelbestemming) Ter bescherming van de archeologische waarden binnen het plangebied is de dubbelbestemming “waarde – archeologie” opgenomen, waarbij de inhoud van de dubbelbestemming is afgestemd op het archeologische onderzoek. Aansluitend op de conclusies in het onderzoek is het bouwen dieper dan 2 m onder het maaiveld niet direct toegestaan. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen teneinde dieper dan 2 m onder het maaiveld te bouwen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden ter plaatse niet onevenredig worden aangetast. Teneinde dit te waarborgen kan het bevoegd gezag als voorwaarde aan de omgevingsvergunning verbinden dat opgravingen gedaan dienen te worden, danwel dat de bodemverstoring wordt begeleid door een archeologisch deskundige. Ook het uitvoeren van werken en werkzaamheden is niet toegestaan dieper dan 2 m onder het maaiveld, hiervoor is een omgevingsvergunning nodig van het bevoegd gezag. Waterstaat – Beschermingszone watergang ( dubbelbestemming) Ten behoeve van de bescherming van de functie van de A-watergang is de dubbelbestemming “waterstaat – beschermingszone watergang” opgenomen. In de regels is opgenomen dat op deze gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de watergang zijn toegestaan, met dien verstande dat het bevoegd gezag een omgevingsvergunning kan verlenen teneinde bouwwerken ten behoeve van de andere bestemmingen toe te staan.
Gemeente West Maas en Waal
Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
januari 2013
33
Werken en werkzaamheden die de functie van de watergang kunnen schaden zijn daarnaast omgevingsvergunningplichtig gemaakt. Hoofdstuk 3: Algemene regels Anti-dubbeltelbepaling Deze bepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Hoofdstuk 4: Overgangsrecht en slotregel Overgangsrecht In dit artikel is een regeling opgenomen voor bestaande zaken en rechten die niet in overeenstemming zijn met de overige regelingen in dit bestemmingsplan. De regels voor het overgangsrecht zijn overgenomen uit het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening, waarin standaard overgangsrecht voor bestemmingsplannen is opgenomen. Slotregel De slotregel bevat de titel van het bestemmingsplan.
Gemeente West Maas en Waal
Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
januari 2013
34
7.
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
De gemeente West Maas en Waal en de initiatiefnemer hebben een exploitatieovereenkomst afgesloten, waarin procedurele en financiële afspraken zijn vastgelegd. Hierin is bepaald dat het ontwikkelingstraject van het tuincentrum geheel voor risico en rekening is van de initiatiefnemer. Ter afdekking van het risico en de eventuele kosten van planschade zal de gemeente een planschadeovereenkomst sluiten. Kern van deze overeenkomst is dat de kosten van eventuele planschade voor rekening zijn van de initiatiefnemer.
Gemeente West Maas en Waal
Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
januari 2013
35
8.
OVERLEG EN INSPRAAK
8.1. Inspraak en overleg Het plan heeft voor belanghebbenden met ingang van 5 mei 2011 gedurende een termijn van zes weken ter inzage gelegen. Er zijn geen inspraakreacties ingediend. Gelijktijdig met de terinzage legging is het voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegezonden aan de volgende instanties: - Provincie Gelderland; - VROM Inspectie; - Waterschap Rivierenland; - Brandweer. In het bijgevoegde “Inspraakverslag Voorontwerpbestemmingsplan Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49” is een samenvatting van de adviezen uit het vooroverleg opgenomen en is tevens aangegeven op welke wijze hiermee is omgegaan.
8.2. Zienswijzen De voorbereiding van het besluit omtrent de vaststelling van het ontwerpbestemmingsplan zal op grond van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht in het kader van de zienswijzen gedurende zes weken voor een ieder ter inzage worden gelegd. Eventuele ingediende zienswijzen zullen in de besluitvorming worden betrokken.
Gemeente West Maas en Waal
Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 49
januari 2013
36