Drs. Henk Stoepker Register senior-KNA-archeoloog Onafhankelijk adviseur archeologische monumentenzorg Specialist middeleeuwse archeologie
Archeocoach Archeologische kwaliteitsborging en beleidsadvisering
Tienbundersweg 8 6321 CR Wijlre 06-22153580
[email protected]
Gemeente Simpelveld Postbus 21000 6369 ZG Simpelveld t.a.v. de heer H. Pruppers Wijlre, 27 januari 2011
Geachte heer Pruppers, Hierbij deel ik u mede dat ik van Econsultancy een gecorrigeerde versie van het rapport over Vlengendaal ontvangen heb. De gevraagde aanvullingen zijn verwerkt. Het rapport is van goede kwaliteit en kan gebruikt worden voor besluitvorming over de vergunning. Het rapport kan definitief gemaakt worden en bij de vereiste instanties (RCE, provincie) gedeponeerd worden. Het rapport adviseert archeologische begeleiding in het westelijke bouwblok, maar geeft aan dat er nog geen informatie is over de diepte van de bouwput. Mijn advies is om te besluiten dat er geen zekerheid is over de aanwezigheid van archeologische waarden, maar dat archeologische begeleiding tijdens de uitvoering inderdaad als controle nodig is, omdat de locatie in een gebied ligt met een hoge dichtheid aan archeologische terreinen, terwijl gebleken is dat het bodemprofiel aan de westzijde gaaf is. Ik wil hierbij aantekenen dat het gaat om een in principe zeer beperkt onderzoek bestaande uit controle van de bouwput en documenteren van eventuele archeologische resten. Gezien de beperkte oppervlakte is het risico op archeologische vondsten, zoals begravingen, gering, maar het is in ieders belang dat bij onvoldoende voorbereiding door een ‘toevalsvondst’ stagnatie ontstaat of een vondst verloren gaat. Voor dit onderzoek moet een eenvoudig programma van eisen worden opgesteld (vergunningvrager kan dat vragen aan Econsultancy). Na toetsing wordt dat als voorwaarde gevoegd aan de bouwvergunning. Voor dit programma van eisen zijn echter meer concrete gegevens nodig over het
bouwplan. Het bouwplan is bepalend voor de omvang van het onderzoek. Indien na indiening van het bouwplan blijkt dat de ingreep qua diepte en omvang geen risico oplevert, kan alsnog besloten worden geen onderzoeksvoorwaarde te stellen. Vriendelijke groet,
Drs. H. Stoepker
Drs. H. Stoepker Senior-KNA-archeoloog Onafhankelijk adviseur archeologische monumentenzorg Specialist middeleeuwse archeologie
Archeocoach Archeologische kwaliteitsborging en beleidsadvisering
Tienbundersweg 8 6321 CR Wijlre, Nederland tel. 0622 153580
[email protected]
Beoordeling van een Archeologisch Rapport Rapport:
Stiekema, M., 2010: archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek, Vlengendaal 87, te Bocholtz, gemeente Simpelveld, Swalmen (Ecoconsultancy Rapport 10111793; concept 17 december 2010). Bevoegd gezag: Gemeente Simpelveld Postbus 21000 6368 ZG Simpelveld Contactpersoon: H. Pruppers Datum: 30 december 2010
Doel van de beoordeling In opdracht van de Gemeente Simpelveld, d.d. 22 december 2010, wordt door drs. H. Stoepker, onafhankelijk adviseur archeologische monumentenzorg (Archeocoach, archeologische kwaliteitsborging en beleidsadvisering), een rapport getoetst van een bureauonderzoek, opgesteld door “Econsultancy” te Swalmen, van de locatie Vlengendaal 87, te Bocholtz, gemeente Simpelveld . Het rapport bevat gegevens over de archeologische kenmerken en de bekende en verwachte archeologische waarde van deze locatie en doet aanbevelingen over het nemen van een vervolgstap. Het doel van deze toetsing is om te bepalen of het uitgevoerde onderzoek van voldoende kwaliteit was, of alle voor besluitvorming noodzakelijke gegevens aanwezig zijn, of de aanbevelingen logisch voortvloeien uit deze gegevens en of de aanbevelingen in overeenstemming zijn met verantwoord en proportioneel beleid op het gebied van de archeologische monumentenzorg, zowel in algemene zin als volgens het vigerende gemeentelijke beleid. De toetsing kan er toe leiden dat geadviseerd wordt de feitelijke gegevens te laten verbeteren of aan te vullen volgens aanwijzingen van toetser. De waardebepaling en aanbevelingen van de rapporteur vallen binnen het domein van zijn integriteit en verantwoordelijkheid en hoeven in het rapport niet aangepast te worden. Indien de toetser tot een andere waardebepaling en aanbeveling komt, wordt in deze toetsing gemotiveerd waarom de toetser adviseert de aanbevelingen van de rapporteur terzijde te leggen. Aan het slot van deze toetsing bevindt zich een toelichting op de wijze van toetsen en een lijst van bij toetsingen geraadpleegde documentatie.
30 december 2010
Vlengendaal Bocholtz, Bureauonderzoek en verkennend booronderzoek
2
Onderzoeksgegevens Nr . Onderzoeksmelding Uitvoeringsperiode: Oppervlakte plan- en onderzoeksgebied: Aanleiding onderzoek: Huidig gebruik:
Verwachting: Methoden: Conclusies:
Aanbevelingen:
44408/44409 3, 7 december 2010. Onderzoeksgebied bureaustudie circa 1 km omtrek. Plangebied 3800 m2. Voornemen tot bouw van twee huizen in kader Ruimte voor Ruimte. Oppervlakte bouwblok circa 350 m2. Inrichting erf, tuin, huisweide. Deel akkerland, deels verhard met afgraving tot 0,5 m -mv, deels varkensstal onderkelderd tot 2,20 m - mv. Oostelijke 20 meter wegens egalisatie tot 2 meter afgegraven. Volgens IKAW deels laag, deels hoog. Volgens beleidskaart Parkstad (niet geraadpleegd) hoge verwachting binnen historische dorpskern. Bureauonderzoek. Verkennend booronderzoek met proefputje. Verwachting na bureauonderzoek: deels laag, middelhoog, hoog. In westelijk deel intact bodemprofiel. In oostelijk deel diepgaande verstoring. Geen verder archeologisch onderzoek bij bouw oostelijke woning. Archeologische begeleiding volgens protocol opgraven bij bouw westelijke woning.
Beoordeling van de onderzoeksrapportage Algemeen Het rapport is in vele opzichten van goede kwaliteit. Er is bij de bureaustudie echter geen gebruik gemaakt van het rapport en de archeologische beleidskaart voor Parkstad. De AMK-, Archiswaarnemingengegevens, vondst- en onderzoeksmeldingen zijn actueel. Een omissie is ook dat geen gebruik is van de publicatie: Groot, T. de, 2006: Resultaten van de opgraving van een Romeins tumulusgraf in Bocholtz (gem. Simpelveld), Amersfoort (Rapportage Archeologische Monumentenzorg 127). Dit rapport bevat veel informatie over het onderzoeksgebied.
Opmerkingen Pag 7. Bij de archeologische waarden is geen gebruik gemaakt van het rapport en de archeologische beleidskaart voor Parkstad. Deze kaart vervangt de IKAW. Op de beleidskaart heeft het gebied een hoge verwachting wegens de ligging in een historische dorpskern. Pag. 7. De CHW van de provincie is voor de archeologie vooralsnog niet meer relevant, omdat de CHW de IKAW weergeeft en een verouderde versie van de AMK. Voor een weergave van de bekende archeologische waarden in een bureaustudie volstaat de Parkstadbeleidskaart voor het verwachtingsgedeelte en on-line raadpleging van Archis voor actuele waarnemings-, vondstmeldings-, onderzoeksmelding- en AMK-gegevens. Pag. 12. T.a.v. het verslag over de opgraving van de askist (waarneming 48413) staat in Archis inderdaad onder het tabblad ‘beschrijving’ dat bij de invoer het rapport er nog niet was. Bij het tabblad ‘literatuur’ staat het rapport echter wel vermeld. Het is bij een bureaustudie noodzakelijk om relevante literatuur te raadplegen. Via de on-line catalogus van de RCE kan gekeken worden welke literatuur er is. Het hangt natuurlijk af van het project of het mogelijk is de relevante literatuur daadwerkelijk te lezen. Het rapport bij de beleidskaart had in ieder geval geraadpleegd moeten worden. Pag. 14. Ook de bouwvoor kan vondsten bevatten. Dat zijn weliswaar losse vondsten, maar zeker bij steentijdvondsten zijn dit (indien er geen colluvium is) meestal de enige vondsten uit die periode. Pag. 17. Wat is de oppervlakte van het verstoorde / gave gedeelte? Wat is de oppervlakte van het bouwblok waarbinnen begeleiding wordt voorgesteld? Wordt de westelijke woning onderkelderd? Archeocoach, archeologische kwaliteitsborging en beleidsadvisering Drs. Henk Stoepker – Senior-KNA-archeoloog - KvK Zuid-Limburg 14087727
30 december 2010
Vlengendaal Bocholtz, Bureauonderzoek en verkennend booronderzoek
3
Wordt een bouwput uitgegraven of een kruipruimte? Wat is de diepte van het uit te graven deel? Hoeveel graafwerkzaamheden worden er nog meer uitgevoerd in het westelijk deel van de locatie?
Beoordeling van de aanbeveling Vlengendaal is wegens de aanwezigheid van villa’s en begravingen in de omtrek een gevoelige locatie. Vanuit die optiek is archeologische begeleiding van de uitvoering een zinnig advies, maar dan moet wel zeker zijn dat er ingreep komt die werkelijk een risico vormt voor het potentieel aanwezige bodemarchief. Dat is het geval als er een bouwput over het gehele westelijke bouwblok wordt uitgegraven van minstens 40 cm diepte. Indien dat niet het geval is geen onderzoek nodig. Als er een onderzoek wordt uitgevoerd, hebben we het over een in principe zeer klein onderzoek (waarneming tijdens het aanleggen van de bouwput) waarvoor ook een mini-pve moet worden geschreven. Alleen indien bij die waarneming een archeologische vondst wordt gedaan, is daadwerkelijk onderzoek nodig. Het rapport geeft nu echter nog te weinig gegevens over het toekomstige bouwplan om de aanbeveling op proportionaliteit en mogelijk archeologisch rendement te kunnen beoordelen.
Advies na toetsing Ons advies is om aan de vergunningvrager en de auteur mede te delen dat het voor de kwaliteit van het rapport nodig is om in ieder geval de beleidskaart Parkstad met bijbehorend rapport te raadplegen en dit te verwerken in het definitieve rapport van dit onderzoek. Voor besluitvorming over de noodzaak van onderzoek moeten de vragen die bij de opmerkingen over pagina 17 gesteld zijn, beantwoord worden.
Archeocoach, archeologische kwaliteitsborging en beleidsadvisering Drs. Henk Stoepker – Senior-KNA-archeoloog - KvK Zuid-Limburg 14087727
30 december 2010
Vlengendaal Bocholtz, Bureauonderzoek en verkennend booronderzoek
4
Toelichting op de toetsing De toetsing van de rapportage geschiedt aan de hand van de in de archeologische monumentenzorg voorgeschreven kwaliteitsnormen, de vakliteratuur, en de in de beroepsgroep gangbare gedragscodes m.b.t. deskundigheid en onafhankelijkheid. Indien de gegevens van onvoldoende kwaliteit worden beschouwd, of als onvolledig voor deze fase van het onderzoek, zal het College door toetser geadviseerd worden om aanvulling of verbetering te vragen. Bij de toetsing van de aanbevelingen wordt gelet op de (potentiële) informatiewaarde van de locatie en op de proportionaliteit tussen bestaande en verwachte verstoring, informatiewaarde en vereiste onderzoeksinspanning. De (potentiële) informatiewaarde wordt getoetst aan de Nationale Onderzoeksagenda Archeologie, het selectiebeleid van de provincie Limburg, eventuele andere onderzoeksagenda’s en aan beredeneerde expert judgment. Bij het bepalen van de informatiewaarde wordt de locatie geplaatst in een regionale context. Met de toekomstige verstoring wordt in het advies rekening gehouden, voor zover aard, plaats, diepte en omvang van de geplande verstoring bekend zijn. De toetsing van de aanbevelingen leidt tot een advies aan het College om deze al dan niet over te nemen, zonodig onder voorlegging van een alternatief.
Bij toetsing geraadpleegde documenten en literatuur Algemeen: Waar nodig is gebruik gemaakt van de volgende documentatie Erfgoedinspectie: M.H. van den Dries & P.A.M. Zoetbrood 2007: Werk in uitvoering (1): van PvE tot veldwerk, Den Haag, Erfgoedinspectie. Erfgoedinspectie: M.H. van den Dries & P.A.M. Zoetbrood 2008: Werk in uitvoering (2): van veldwerk tot standaardrapport, Den Haag, Erfgoedinspectie. NVVA: gedragscode van de Vereniging van Nederlandse Archeologen Provincie Limburg: provinciale richtlijn verkennend boren (brief provincie Limburg 2006/58816, d.d. 19 december 2006) Provincie Limburg: handreiking Ruimtelijke Ontwikkeling 2007 Provincie Limburg: Gaauw, P. van der, 2008: Provinciale archeologische aandachtsgebieden, archeologisch selectiedocument, Maastricht (Provincie Limburg, cluster erfgoed, afdeling cultuur, welzijn en zorg). Provincie Limburg: Gaauw, P. van der, M. de Grooth, J. Hoevenberg, L. van Hoof & H. Stoepker 2007: Evaluatie en synthese van het in Limburg tussen 1995 en 2006 uitgevoerde onderzoek (www.limburg.nl) RCE: database Archis II (waarnemingen, monumenten, onderzoeksmeldingen) met onderliggende CMA/CAA-documentatie via LiveLink RCE: richtlijn archeologisch onderzoek van beekdalen in Pleistoceen Nederland www.cultureelerfgoed.nl RCE: Nationale Onderzoeksagenda Archeologie, hoofdstukken 6, 11, 17, 18, 22, 24, www.noaa.nl SIKB: KNA 3.2. (Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie) SIKB: KNA-leidraad karterend boren. SIKB: KNA-leidraad proefsleuven SIKB: Checklist beoordeling standaardrapport IVO-verkennend en IVO-borend Verhoeven, M.P.F., 2007: Hoog, middelhoog en laag, een archeologische verwachtings- en cultuurhistorische advieskaart voor de Parkstad Limburg gemeenten en de gemeente Nuth, Weesp (RAAP-rapport 1483). Waar nodig is gebruik gemaakt van relevante vakliteratuur met als voornaamste bronnen de literatuurlijsten in de NOaA en de provinciale evaluatie en synthese 2007. Archeocoach, archeologische kwaliteitsborging en beleidsadvisering Drs. Henk Stoepker – Senior-KNA-archeoloog - KvK Zuid-Limburg 14087727
ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN VERKENNEND BOORONDERZOEK VLENGENDAAL 87 TE BOCHOLTZ GEMEENTE SIMPELVELD
archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek Vlengendaal 87 te Bocholtz in de gemeente Simpelveld Opdrachtgever
Dhr. H. Vaessen Vlengendaal 87 6351 HC Bocholtz
Project
SIM.VAE.ARC
Rapportnummer
10111793
Status
Definitieve rapportage
Datum
22 februari 2011
Vestiging
Swalmen
Auteur(s)
drs. M. Stiekema
Paraaf
Autorisatie
drs. A.H. Schutte (Senior KNA-Archeoloog)
Paraaf
© Econsultancy bv, Swalmen Foto‟s en tekeningen: Econsultancy bv, tenzij anders vermeld Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. Econsultancy bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek. ISSN: 2210-8777 (Analoog rapport) ISSN: 2210-8785 (Digitaal rapport E-depot)
Econsultancy Archeologisch Rapport
Administratieve gegevens plangebied Projectnummer en -code
10111793 SIM.VAE.ARC
Toponiem
Vlengendaal 87
Opdrachtgever
Dhr. H. Vaessen
Gemeente
Simpelveld
Plaats
Bocholtz
Provincie
Limburg
Kadastrale gegevens
Gemeente Bocholtz, sectie D, nummer 279
Omvang plangebied
3.800 m2
Kaartblad
62 B
coördinaten centrum plangebied
X: 198.543 / Y: 313.564
Bevoegde overheid
Gemeente Simpelveld Postbus 21000 6368 ZG Simpelveld T: 045-5448383
Deskundige namens de bevoegde overheid
Archeocoach t.a.v. drs. H. Stoepker Tienbundersweg 8 6321 CR Wijlre T: 06-22153580
ARCHIS2
Bureauonderzoek 44.408 nvt 34.904
Onderzoeksmeldingsnummer (OM-nr.) Vondstmeldingsnummer Onderzoeksnummer
Booronderzoek 44.409 Nvt 34.905
Archeoregio NOaA
Limburgs Lössgebied
Beheer en plaats documentatie
Econsultancy, Swalmen/ Provinciaal Archeologische Depot
Uitvoerders
Econsultancy, Drs. M. Stiekema
Datum
22 februari 2011
Kwaliteitszorg Econsultancy beschikt over een eigen opgravingsvergunning, afgegeven door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). De opgravingsvergunning geeft opdrachtgevers de zekerheid dat het uitvoerend bureau werkt conform de eisen die de RCE stelt op het gebied van competenties en integriteit van medewerkers en het toepassen van vigerende normen en onderzoeksprotocollen. Betrouwbaarheid Dit onderzoek is op zorgvuldige wijze uitgevoerd, conform de toepasselijke en van kracht zijnde regelgeving. Een booronderzoek wordt in het algemeen uitgevoerd door het steekproefsgewijs onderzoeken van de bodem, waardoor het, op basis van de resultaten van een booronderzoek, onmogelijk is garanties af te geven ten aanzien van de aan- of afwezigheid van archeologische waarden. In dit kader dient ook opgemerkt te worden dat geraadpleegde bronnen niet altijd zonder fouten en volledig zijn. Daar Econsultancy voor het verkrijgen van historische informatie afhankelijk is van deze bronnen, kan Econsultancy niet instaan voor de juistheid en volledigheid van deze informatie.
Econsultancy Archeologisch Rapport
SAMENVATTING Econsultancy heeft in opdracht van de heer H. Vaessen een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor het plangebied gelegen aan de Vlengendaal 87 te Bocholtz in de gemeente Simpelveld. In het plangebied zullen twee woningen worden gerealiseerd in het kader van de regeling “Ruimte voor Ruimte” (bestemmingsplanwijziging en Bouwverordening). Het archeologisch onderzoek wordt noodzakelijk geacht om te bepalen of er een gerede kans is dat archeologische waarden wel of niet aanwezig (kunnen) zijn in de ondergrond, die door de voorgenomen ontwikkelingen kunnen worden aangetast. Doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende en verwachte archeologische waarden, om daarmee een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel voor het plangebied op te stellen. Het veldonderzoek is er op gericht om het opgestelde verwachtingsmodel aan te vullen en te toetsen door middel van waarnemingen in het veld. Hiermee kan worden vastgesteld of binnen het plangebied archeologische waarden aanwezig (kunnen) zijn en of vervolgonderzoek en/of planaanpassing noodzakelijk is. Volgens het opgestelde gespecificeerde archeologisch verwachtingsmodel wordt de kans op het aantreffen van archeologische waarden binnen het plangebied deels laag, deels middelhoog en deels hoog geacht en worden deze waarden verwacht in en direct onder de bouwvoor en een eventuele colluviumlaag. Tijdens het verkennend booronderzoek is binnen westelijke deel van het plangebied een intact profiel aangetroffen. Hierdoor behoud het gehele plangebied zijn gespecificeerde archeologische waarde, zoals opgesteld in het bureauonderzoek Selectieadvies Op grond van de resultaten van het bureau- en veldonderzoek adviseert Econsultancy om tijdens het uitgraven van de bouwput voor de westelijke woning een onderzoek door middel van een archeologische begeleiding volgens het protocol opgraven uit te voeren. Vanwege de diepe verstoring van het oostelijk deel van het plangebied is een vervolgvonderzoek ter plaatse van de geplande oostelijke woning niet noodzakelijk. Econsultancy adviseert om dit deel van het plangebied dan ook vrij te geven. Bovenstaand advies vormt een selectieadvies. Econsultancy wil de opdrachtgever erop wijzen dat dit selectieadvies nog niet betekent dat de bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten kunnen worden ondernomen. De resultaten van dit onderzoek zullen eerst moeten worden beoordeeld door het bevoegd gezag (gemeente Simpelveld), die vervolgens een selectiebesluit neemt. Er is geprobeerd een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethode. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Econsultancy wil de opdrachtgever er daarom ook op wijzen dat, mochten tijdens de geplande werkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen, er conform artikel 53 van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg uit 2007 een meldingsplicht geldt bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: ARCHIS-meldpunt, telefoon 033-4227682), de gemeente of de provincie.
10111793 SIM.VAE.ARC
INHOUDSOPGAVE 1.
INLEIDING .................................................................................................................................. 1
2.
DOELSTELLING EN ONDERZOEKSVRAGEN ......................................................................... 1
3.
BUREAUONDERZOEK .............................................................................................................. 2 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10 3.11
4.
INVENTARISEREND VELDONDERZOEK .............................................................................. 15 4.1 4.2 4.3
5.
Methoden .......................................................................................................................... 2 Afbakening van het plangebied ........................................................................................ 2 Huidige situatie ................................................................................................................. 3 Toekomstige situatie ......................................................................................................... 3 Beschrijving van het historische gebruik .......................................................................... 4 Aardwetenschappelijke gegevens .................................................................................... 5 Archeologische waarden .................................................................................................. 7 Aanvullende informatie ................................................................................................... 13 Korte bewoningsgeschiedenis van Bocholtz .................................................................. 13 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel ........................................................ 13 Beantwoording onderzoeksvragen bureauonderzoek .................................................... 15
Methoden ........................................................................................................................ 15 Resultaten ....................................................................................................................... 16 Beantwoording onderzoeksvragen veldonderzoek ........................................................ 16
CONCLUSIE EN SELECTIEADVIES ....................................................................................... 17 5.1 5.2
Conclusie ........................................................................................................................ 17 Selectieadvies................................................................................................................. 17
LITERATUUR ...................................................................................................................................... 18 BRONNEN .......................................................................................................................................... 19
10111793 SIM.VAE.ARC
LIJST VAN AFBEELDINGEN Afbeelding 1 - Locatie van het plangebied Afbeelding 2 - Detailkaart van het plangebied Afbeelding 3 - Historische kaart uit Afbeelding 4 - Historische kaart uit Afbeelding 5 - Geomorfologische kaart Afbeelding 6 - Geologische kaart Afbeelding 7 - Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) Afbeelding 8 - Bodemkaart Afbeelding 9 - Onderzoeksmeldingen, monumenten en waarnemingen Afbeelding 10 - Archeologische verwachtingskaart voor de Parkstad Limburg gemeenten Afbeelding 11 - Boorpuntenkaart Afbeelding 12 - Gespecificeerde verwachtingskaart
LIJST VAN TABELLEN Tabel I. Tabel II. Tabel III. Tabel IV. Tabel V. Tabel VI. Tabel VII.
- Geraadpleegd historisch kaartmateriaal - Aardwetenschappelijke gegevens plangebied - Overzicht AMK-terreinen - Overzicht onderzoeksmeldingen - Overzicht ARCHIS-waarnemingen - Overzicht ARCHIS-vondstmeldingen - Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel
BIJLAGEN BIJLAGE 1: BIJLAGE 2: BIJLAGE 3: BIJLAGE 4: BIJLAGE 5:
Overzicht geologische en archeologische tijdvakken Bewoningsgeschiedenis van Nederland AMZ-cyclus Planontwerp Boorprofielen
10111793 SIM.VAE.ARC
1.
INLEIDING
Econsultancy heeft in opdracht van de heer H. Vaessen een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor het plangebied gelegen aan de Vlengendaal 87 te Bocholtz in de gemeente Simpelveld. In het plangebied zullen twee woningen worden gerealiseerd in het kader van de regeling “Ruimte voor Ruimte” (bestemmingsplanwijziging en Bouwverordening). Het archeologisch onderzoek wordt noodzakelijk geacht om te bepalen of er een gerede kans is dat archeologische waarden wel of niet aanwezig (kunnen) zijn in de ondergrond, die door de voorgenomen ontwikkelingen kunnen worden aangetast. Het archeologisch onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek (Hoofdstuk 3) en een inventariserend veldonderzoek (IVO-overig, verkennende fase) door middel van boringen (Hoofdstuk 4). Op basis van het onderzoek wordt een advies gegeven of vervolgstappen nodig zijn en zo ja, in welke vorm (Hoofdstuk 5). Dit advies dient te worden voorgelegd aan het bevoegd gezag (gemeente Simpelveld). De geadviseerde vervolgstappen worden conform de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) opgesteld, het kader waarin archeologisch onderzoek binnen Nederland wordt uitgevoerd (zie bijlage 3).
2.
DOELSTELLING EN ONDERZOEKSVRAGEN
Het onderzoek heeft tot doel inzicht te krijgen in de archeologische waarden van het plangebied. Het bureauonderzoek heeft tot doel om een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel van het plangebied op te stellen. Het verwachtingsmodel is gebaseerd op bronnen over bekende of verwachte archeologische waarden in en om het plangebied. Voor het bureauonderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld:
Wat is er bekend over bodemverstorende ingrepen binnen het plangebied uit het verleden? Is er bijvoorbeeld informatie bekend over vroegere ontgrondingen, bodemsaneringen, egalisaties, diepploegen of landinrichting? Ligt het plangebied binnen een landschappelijke eenheid, die vanuit archeologisch oogpunt een specifieke aandachtslocatie kan betreffen (zoals een relatief hoge dekzandkop of -rug, nabij een veengebied, een beekdal)? Wat is de gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied?
Het inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek heeft tot doel het in het bureauonderzoek gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel aan te vullen en te toetsen, en is erop gericht om inzicht te krijgen in de geologische en bodemkundige opbouw binnen het plangebied. Tevens wordt gelet op het voorkomen van (diepe) verstoringen van het bodemprofiel. Indien de ondergrond tot grote diepte verstoord is, zullen eventueel aanwezige archeologische resten mogelijk verdwenen zijn. Het veldonderzoek dient antwoord te geven op de volgende vragen:
Wat is de bodemopbouw binnen het plangebied? Is het bodemprofiel binnen het plangebied intact of (binnen een deel van het plangebied) verstoord, en indien verstoord tot hoe diep gaat deze verstoring? Wat zijn de gevolgen van het in het plangebied aangetroffen bodemprofiel op de gespecificeerde archeologische verwachtingswaarde van het plangebied.
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 1 van 43
Het bureauonderzoek is uitgevoerd op 3 december 2010. Het rapport is geschreven door drs. M. Stiekema (senior-prospector) en geaccordeerd door drs. A.H. Schutte (senior KNA-archeoloog). Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd op 7 december 2010 door drs. M. Stiekema (seniorprospector).
3.
BUREAUONDERZOEK
3.1
Methoden
Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd conform de eisen en normen zoals aangegeven in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 3.2, maart 2010), die is vastgesteld door het Centraal College van Deskundigen (CCvd) Archeologie en is ondergebracht bij het SIKB te Gouda. Voor de uitvoering van het bureauonderzoek gelden de specificaties LS01, LS02, LS03, LS04 en 1 LS05. De resultaten van dit onderzoek worden in dit rapport weergegeven conform specificatie LS06. Binnen dit onderzoek zijn de volgende werkzaamheden verricht:
afbakening plangebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige gebruik (LS01); beschrijving van de huidige en toekomstige situatie (LS02); beschrijving van de historische situatie en mogelijke verstoringen (LS03); beschrijving van bekende archeologische en historische waarden en aardwetenschappelijke gegevens (LS04); opstellen van een gespecificeerde verwachting (LS05).
Bij het uitvoeren van deze werkzaamheden zijn de volgende bronnen geraadpleegd:
Het Archeologische Informatie Systeem (ARCHIS); De Archeologische Monumenten Kaart (AMK); Bodem-, geologische en geomorfologische kaarten; Dinoloket; Literatuur en historisch kaartmateriaal; Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie (KICH); bouwhistorische gegevens; De recente topografische kaart 1:25.000; Recente luchtfoto‟s; Het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN); De Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Limburg; De archeologische verwachtingskaarten van de gemeente; Plaatselijke (amateur-)archeoloog c.q. heemkundevereniging; Numis.
3.2
Afbakening van het plangebied
Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen het onderzoeksgebied en het plangebied. Het plangebied is het gebied waarbinnen feitelijk de bodemverstorende ingreep gaat plaatsvinden. Het onderzoeksgebied is het gebied waarover informatie is verzameld om een goed beeld te krijgen van de archeologische waarden binnen het plangebied. Dit gebied is groter dan het plangebied. Bij dit 1
Beschikbaar via www.sikb.nl
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 2 van 43
onderzoek betreft het onderzoeksgebied het gebied binnen een straal van circa 1 km rondom het plangebied. Het plangebied ligt aan de Vlengendaal 87, circa 0,9 km ten zuiden van de kern van Bocholtz in de gemeente Simpelveld (zie afbeelding 1 en 2). Volgens de topografische kaart van Nederland ligt het plangebied op kaartblad 62 B (schaal 1:25.000). Volgens het Algemeen Hoogtebestand Nederland (AHN) bevindt het maaiveld zich op een hoogte van circa 173 m +NAP. Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Simpelveld, sectie N, nummer 185 Het bodemgebruik van de omliggende percelen is als volgt: aan de noordzijde bevindt zich het agrarisch bedrijf Vlengendaal 87; aan de oostzijde bevindt zich akkerland; aan de zuidzijde bevindt zich akkerland; aan de westzijde bevindt zich de weg Vlengendaal. 3.3
Huidige situatie
Voor het bureauonderzoek is het van belang de huidige situatie te onderzoeken. Bodemverontreiniging, landgebruik en bebouwing kunnen van invloed zijn op het archeologische verwachtingsmodel. Het plangebied is momenteel in gebruik als deels in gebruik als akkerland, deels verhard en deels in gebruik als (onderkelderde) varkensstal. De onderkeldering van de stal is volgens de opdrachtgever circa 2,20 meter diep. Verder is voor de aanleg van de verharding de natuurlijke bodem met circa 0,5 meter afgegraven. Als fundering voor de verharding is een pakket mijnsteen gebruikt. De oostelijke 20 meter van het verharde deel van het erf is voor de egalisatie met circa 1 tot 2 meter afgegraven. 3.4
Toekomstige situatie
Het toekomstige gebruik van het plangebied kan bepalend zijn voor het vervolgtraject (behoud in-situ of behoud ex-situ van archeologische waarden). De manier waarop het plangebied wordt ingericht kan tot gevolg hebben dat eventuele archeologische waarden (deels of geheel) onverstoord (kunnen) blijven. Ook kan besloten worden de inrichting zo aan te passen, dat archeologische waarden alsnog onverstoord kunnen blijven liggen. In het plangebied is de bouw van twee woningen gepland. Hierbij zal een gebied met een oppervlakte 2 van circa 350 m worden bebouwd. De rest van het plangebied zal in gebruik worden genomen als erf, tuin en huisweide. De toekomstige diepte van verstoring is onbekend (zie bijlage 4).
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 3 van 43
3.5
Beschrijving van het historische gebruik
In het plangebied kunnen naast archeologische sporen ook sporen van menselijk gebruik voorkomen die nog in het landschap zichtbaar zijn. Het gaat hierbij om historische gebouwen en historische geografie. Veel van de bewaard gebleven historische gebouwen en historische geografie geven door e de herverkavelingen in de tweede helft van de 20 eeuw een incompleet beeld van het historisch landschap. Historische kaarten van voor de herverkaveling zijn een goede aanvulling op het huidige incomplete beeld. Voor de historische ontwikkeling is naast het historisch kaartmateriaal ook relevante achtergrondliteratuur geraadpleegd. De historische situatie is op verschillende historische kaarten als volgt: Tabel I.
Geraadpleegd historisch kaartmateriaal2
Bron
Periode
Kaartblad
Tranchot und v. Müffling kaart
1805-1806
Omschrijving plangebied
Bijzonderheden/directe omgeving
weide langs onverharde Vlengendaal
boerderij nog niet aanwezig, weg verder naar het westen
Kadastrale minuut
1828
Gemeente Bocholtz, sectie B, perceel 348
1:2.500
weiland
boerderij nog niet aanwezig, weg verder naar het westen
Militaire topografische kaart (veldminuut)
1900
771
1:50.000
weiland
boerderij nog niet aanwezig, weg verder naar het westen
Militaire topografische kaart (veldminuut)
1925
771
1:50.000
weiland
boerderij nog niet aanwezig, weg verder naar het westen
Militaire topografische kaart (veldminuut)
1937
771
1:50.000
boomgaard langs verharde Vlengendaal
boerderij aanwezig, Vlengendaal verlegd naar huidige ligging en verhard
Topografische kaart
1955
62 B
1:25.000
boomgaard langs verharde Vlengendaal
boerderij aanwezig, Vlengendaal verlegd naar huidige ligging en verhard
Topografische kaart
1979
62 B
1:25.000
boomgaard langs verharde Vlengendaal
boerderij aanwezig, Vlengendaal verlegd naar huidige ligging en verhard
Topografische kaart
1989
62 B
1:25.000
akkerland en stal
boomgaarden in de omgeving allen verdwenen
85 Vaals
Schaal
1:25.000
Historisch kaartmateriaal e Op basis van het beschikbare historische kaartmateriaal blijkt dat de Vlengendaal begin 19 eeuw reeds aanwezig was als onverharde weg. De weg lag ter hoogte van de huidige weg iets verder naar het westen en maakte direct ten noorden van het plangebied een scherpe bocht in oostelijke richting (zie afbeelding 4). Deze voormalige ligging is tegenwoordig nog duidelijk in het landschap zichtbaar als een diepe geul langs de huidige weg. Mogelijk had deze voormalige (holle) weg een dusdanig diep ligging dat deze vanwege de waterhuishouding minder geschikt was als doorgaande weg. De boerderij aan de Vlengendaal 87 is volgens de opdrachtgever in 1927 gebouwd. Deze gegevens komen overeen met de gegevens uit het historisch kaartmateriaal. In dezelfde periode is de Vlengendaal verlegd naar zijn huidige (hoger gelegen) ligging en tegelijk verhard (zie afbeelding 4). e De huidige stallen in het plangebied zijn gerealiseerd in de jaren ‟80 van de 20 eeuw.
2
http://watwaswaar.nl
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 4 van 43
3
KICH Het KennisInfrastructuur CultuurHistorie (KICH) heeft alle bekende archeologische en bouwkundige monumenten en historisch-geografische informatie samengebracht in een digitale kaart. Via deze kaart zijn cultuurhistorische waarden per gebied te bekijken. Het raadplegen van KICH heeft voor het plangebied geen aanvullende informatie opgeleverd met betrekking tot archeologie. Bouwhistorische gegevens Omdat de bouwhistorische gegevens die via de opdrachtgever zijn verkregen overeenkomen met de historische kaarten wordt verwacht dat het raadplegen van het bouwarchief geen aanvullende informatie zal worden verkregen. Om deze reden is het archief van de Bouw- en Woningtoezicht van de gemeente Simpelveld niet geraadpleegd. 3.6
Aardwetenschappelijke gegevens
Het landschap heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in het nederzettingspatroon van de mens. Bij onderzoek naar archeologische sporen in een bepaald gebied is het van groot belang te weten hoe het landschap er in het verleden heeft uitgezien. Men kan meer te weten komen over dit landschap door de geologische opbouw, de bodem en hydrologie van een gebied te bestuderen. De volgende aardwetenschappelijke gegevens zijn bekend van het plangebied: Tabel II. Aardwetenschappelijke gegevens plangebied Type gegevens Geologie
4
Gegevensomschrijving Formatie van Boxtel, Laagpakket van Schimmert (löss), Formatie van Maastricht, Kunrader kalksteen (kalkafzettingen uit het Krijt)
(Bx7)
Geomorfologie5
westelijke helft plangebied: droog dal (al dan niet met dekzand/löss) (15/14S3) oostelijke helft plangebied: afbraakwand (17/16A2)
Bodemkunde6
westelijke helft plangebied: poldervaaggrond, siltige leem, colluvium in dal (Lnd6) oostelijke helft plangebied: ondiep kalksteen (KM/C)
op
Geologie en Geomorfologie Geomorfologisch gezien ligt het plangebied op de overgang van een afbraakwand in het oosten naar een droog dal in het westen (zie afbeelding 5). De afbraakwand is ontstaan door erosie van een plateauterras waarvan de kern zich op circa 200 meter ten oosten van het plangebied bevindt. Dit plateauterras is een restant van het in het Tertiair opgeheven Leisteenplateau, bestaand uit kalksteenafzettingen uit het Krijt (Formatie van Maastricht, Kunrader kalksteen). Gedurende het Tertiair heeft er onder (sub)tropische omstandigheden een intensieve chemische verwering plaatsgevonden. De kalksteenafzettingen werden hierbij sterk aangetast. Wat overbleef waren afzettingen van meer resistente vuursteen in een bruin getint verweringsresidu van de kalksteen met lokaal uitgeloogde Tertiaire zan7 den, in dolinen voorkomend (Formatie van Tongeren). In de direct omgeving van het plangebied worden deze Tertiaire afzettingen en de onderliggende Krijtafzettingen van de Formatie van Maastricht aan het maaiveld aangetroffen, vooral aan de randen van de plateau‟s. Het plangebied bevindt zich op een wand waar de Krijtafzettingen zijn afgedekt met een löss-pakket, de Tertiaire afzettingen worden hier alleen ten oosten van het plangebied aangetroffen (zie afbeelding 6). De löss-afzettingen aan het oppervlakte behoren geologisch tot de Formatie van Boxtel, Laagpakket van Schimmert. Deze afzettingen zijn gevormd door de wind gedurende de laatste twee ijstijden, het Saalien (200.000 3
www.kich.nl De Mulder et al. 2003 5 Alterra 2003 6 Stichting voor Bodemkartering 1990 7 Berendsen, 2004, 2005 4
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 5 van 43
130.000 jaar geleden) en het Weichselien (120.000-10.000 jaar geleden). In beide ijstijden bereikte het landijs Zuid-Limburg niet. Er heerste een zeer koud en continentaal klimaat. Het landschap bestond uit een poolwoestijn waarin amper vegetatie voorkwam. Hier had de wind vrij spel in het ver8 plaatsen van zand en silt. Volgens de opdrachtgever zijn er bij diverse graafwerkzaamheden in de oostelijke helft van het plangebied kalksteenafzettingen direct onder de bouwvoor aangetroffen. Dit betreft de top van de kalksteenafzettingen van de Formatie van Maastricht. 9
DINO Het Dinoloket is de centrale toegangspoort tot Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond (DINO). Het DINO-systeem is de centrale opslagplaats voor geowetenschappelijke gegevens over de diepe en ondiepe ondergrond van Nederland. Het archief omvat diepe en ondiepe boringen, grondwatergegevens, sonderingen, geo-elektrische metingen, resultaten van geologische, geochemische en geomechanische monsteanalyses, boorgatmetingen en seismische gegevens. De site wordt beheerd door TNO. 10
In het Dinoloket is een boring bestudeerd die in de westelijke helft van het plangebeid is gezet . Hieruit blijkt dat de ondergrond tot een diepte van 3,3 m –mv bestaat uit bruingele, sterk grindige leem. Vanaf 3,3 m –mv is er kalksteen aangetroffen. Op basis van de diepte van de aangetroffen kalksteen kan worden geconcludeerd dat deze boring in het droge dal dat deels is opgevuld met löss is gezet. 11
Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) Het Actueel Hoogtebestand Nederland vormt een belangrijke aanvullende informatiebron voor de landschapsanalyse. Dit met behulp van laser-altimetrie verkregen digitale bestand vormt een gedetailleerd beeld van het huidige reliëf in het plangebied. Volgens het AHN ligt het plangebied op de flank van een hoger gelegen plateau in het westen naar een lager gelegen droog dal in het westen. Het plangebied ligt 16 meter lager dan de top van het plateau op 300 meter ten oosten van het plangebied en 3 meter hoger dan de bodem van het droge dal op 50 meter ten westen van het plangebied (zie afbeelding 7). Bodemkunde Volgens de Bodemkaart van Nederland (1:50.000) is de westelijke helft van het plangebied gekarteerd als poldervaaggrond, bestaande uit siltige leem, colluvium in dal en de oostelijke helft als ondiep kalksteen (zie afbeelding 8). Vanwege de liging op de helling zal de dikte van het colluviumdek in het plangebied waarschijnlijk meevallen. Grondwatertrap Grondwatertrappen zijn een indicatie voor de diepte van de grondwaterstand en de seizoensfluctuatie daarvan. Grondwatertrappen zijn een combinatie van de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) en gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG). De GHG betreft de wintergrondwaterstanden, de GLG is een maat voor de grondwaterstand in de zomer. Aangezien in stedelijk gebied geen grondwatertrappen worden bepaald, zijn dit „witte vlekken‟ op de kaart. Vanwege diepe grondwaterstanden en vast gesteente dicht aan het maaiveld ligt het plangebied in een gebied waarvan geen grondwatertrappen zijn opgesteld. Op basis van de geohydrologische kaart blijkt dat het grondwaterniveau op circa 3 m –mv zou moeten liggen. Vanwege deze diepe grondwaterstand is niet te verwachten dat de toekomstige bebouwing het grondwaterpeil zal beïnvloeden.
8
Berendsen, 2005 www.dinoloket.nl 10 boring B62B1277. 11 www.ahn.nl 9
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 6 van 43
3.7
Archeologische waarden
Voor de uitkomst van het bureauonderzoek is het van belang de bekende archeologische waarden (al dan niet volledig onderzocht) te beschrijven. Een belangrijke informatiebron is het landelijke ARCHeologisch Informatie Systeem (ARCHIS), dat beheerd wordt door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). In dit systeem worden alle archeologische gegevens verzameld en via internet zijn deze door bevoegden te raadplegen. De bekende archeologische waarden staan afgebeeld op afbeelding 9; een kaart met daarop, binnen een straal van 1 km rondom het plangebied de in ARCHIS geregistreerde AMK-terreinen, waarnemingen, vondstmeldingen en onderzoeksmeldingen. Archeologische verwachtings- en advieskaart gemeente Simpelveld Sinds 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht (WAMZ), Het doel van deze wet is te voorkomen dat archeologische waarden uit het verleden verloren gaan. In deze wet zijn de gemeenten verantwoordelijk voor het beheer van het bodemarchief binnen hun grondgebied. Voor een goed beheer van dit bodemarchief gebruikt de gemeente een archeologische beleidskaart. De Archeologische beleidskaart geeft een gemeentebreed overzicht van bekende en te verwachten archeologische waarden. De kaart maakt inzichtelijk waar bij welke ruimtelijke ingrepen een archeologisch onderzoek verplicht is en wordt als toetsingskader gebruikt voor ruimtelijke procedures. Volgens de archeologische verwachtings- en advieskaart van de gemeente Simpelveld ligt het plangebied binnen een gebied met een hoge archeologische verwachting: historische dorpskern. Binnen deze gebieden dient, bij planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening bij bodemingrepen dieper dan 40 cm -mv vroegtijdig een inventariserend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De historische kern waarbinnen het plangebied valt betreft de historische kern van het gehucht Vlengendaal. Iets ten zuiden van het plangebied bevindt zich volgens de archeologische verwachtings- en advieskaart een klein industrieterrein of mijnbouwgebied. Volgens 12 de huidige bewoner van Vlengendaal 87 betreft dit een kleine kalksteenwinning. AMK-terreinen binnen het onderzoeksgebied De Archeologische Monumentenkaart (AMK) bevat een overzicht van archeologische terreinen in Nederland, welke ook wel worden aangeduid als monumenten. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria (kwaliteit, zeldzaamheid, representativiteit, ensemblewaarde en belevingswaarde). Op grond daarvan zijn de terreinen ingedeeld in vier categorieën; terreinen met archeologische waarde, een hoge archeologische waarde, een zeer hoge archeologische waarde of een zeer hoge archeologische waarde met een beschermde status. In het plangebied liggen geen AMK-terreinen. Binnen het onderzoeksgebied liggen 10 AMK-terreinen (zie tabel III en afbeelding 9). Tabel III: Overzicht AMK-terreinen
12
AMK nr.
Waarde
Complex
Situering t.o.v. plangebied
Datering
Omschrijving
5.486
Archeologische waarde
Romeinse Villa
170 meter ten westen
Romeinse tijd
Terrein waar op basis van de vondst van Romeins bouwmateriaal een villa wordt vermoed. De landschappelijke ligging leent zich vanwege de relatief hoge ligging nabij de Maas en de hoge lokale Romeinse bewoningsconcentratie uitstekend voor de aanwezigheid van Romeinse villa's. Op het terrein zijn bij een oppervlaktekartering
Verhoeven, 2007
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 7 van 43
in 1980 fragmenten Romeins dakpan, kalksteen en pleisterwerk aangetroffen. Door de erosiegevoeligheid van de lössbodem is mogelijk een pakket colluvium aanwezig. 5.570
Zeer hoge archeologische waarde
Grafveld
200 meter ten oosten
Romeinse tijd
Terrein met waarschijnlijk resten van een groot aantal begravingen (grafveld) uit de Romeinse tijd. De bescherming is onder meer gebaseerd op luchtfoto's (RLM, Bonn) waarop circa 90 grondsporen (ronde en vierkante structuren) te zien zijn, die mede op basis van een veldbezoek in 1984 (W. Willems, H. ter Schegget, J. Noordam) worden geinterpreteerd als graven. Het verslag van het veldbezoek (Willems 11-05-1984) is opgenomen in het CMA. Gezien werden met name 'cropmarks'. De bodem ter plekke van deze 'afwijkingen' in de begroeiing wordt gekenmerkt door concentraties van grind en grotere brokken steen. Boringen liepen op 30 cm diepte telkens vast op het grind, terwijl bij controle-boringen buiten de concentraties steeds diep kon worden geboord, in een pakket loess. Scherven of ander archeologisch materiaal werden niet aangetroffen. De verwachting is dat eventuele begravingen met bijgiften zich nog onder de bouwvoor bevinden. Het grafveld ligt centraal tussen een drietal Romeinse villa's.
5.538
Archeologische waarde
Nederzetting
500 meter ten zuidwesten
Neolithicum
Terrein met sporen van mogelijke bewoning (vuursteenvindplaats) uit het neolithicum. Eenmalige kartering waarbij een hoeveelheid debitage-afval en enkele werktuigen werden gevonden, waaronder een bijlfragment. De vondstdichtheid wordt aangemerkt als 'bescheiden'. Het complex wijkt af van andere vuursteencomplexen, zonder dat duidelijk is waar het om gaat. Een aanvullende kartering lijkt nodig.
5.485
Archeologische waarde
Nederzetting
550 meter ten zuiden
IJzertijdRomeinse tijd
Terrein met mogelijk sporen van bewoning uit de IJzertijd of Romeinse tijd. Tijdens een eenmalige kartering werden hier enkele handgevormde scherven en een fragment van een glazen armband gevonden (Waarneming 19624). Het terrein grenst aan mon.nr 5580 (Romeinse bewoning) en houdt daar mogelijk verband mee. In 2006 zijn door de provincie de Limburgse terreinen van Archeologische Betekenis (AB) geherwaardeerd. Op basis van de beschikbare gegevens werd de status van het onderhavige monument verhoogd tot Archeologische Waarde.
5.580
Zeer hoge archeologische waarde
Romeins villa(complex)
600 meter ten zuiden
Romeinse tijd
Terrein met resten waarschijnlijk behorend tot een Romeins villa-complex. Het oostelijk aangrenzende terrein (mon.nr 5485) leverde vooral dakpanfragmenten op en wat ijzerslakken; mogelijk een bijgebouw? Opm.: op 500-600 m afstand in oostelijke richting ligt de Romeinse villa Vlengendaal. Op een zelfde afstand naar het noorden ligt eveneens een concentratie Romeins bouwmateriaal.
5.568
Zeer hoge archeologische waarde
Romeins villa(complex)
600 meter ten zuidoosten
Romeinse tijd
Terrein met resten van een luxueuze villa(complex) uit de Romeinse tijd. Een deel werd door W. Goossens opgegraven in
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 8 van 43
augustus-september 1911, het resterende deel in augustus 1913 in samenwerking met Holwerda. In de collectie van L. Blezer (inmiddels coll. Provinciaal Bodemdepot Limburg) bevinden zich opgeploegde brokken van een mozaiekvloer die van dit terrein zouden komen. De villa is ruim bekend bij en afgegraasd door detectoramateurs. Opm.: gezien de locatie van Waarneming 17579 is het monument mogelijk te klein. De vondstspreiding kan echter ook het gevolg zijn van hellingprocessen (zie het nabij gelegen mon.nr 11112). 5.579
Zeer hoge archeologische waarde
Weg, Landweer
700 meter ten oosten
Late Middeleeuwen
Terrein met resten van een landweer / grenswal uit de 14e eeuw. Mogelijk bevinden zich (deels) onder de wal nog resten van een geplaveide Romeinse weg. Aan de Duitse zijde van de wal is een pakket colluvium ontstaan dat een conserverende werking heeft gehad ten aanzien van de resten van een circa 100 m noordoostelijker, vooral op Duits grondgebied gelegen villa-complex (Brounen 1989; Van Haaff 1993). Onder het colluvium bevindt zich daar ook een greppel die deel uitmaakt van de landweer (Van Haaf 1993:292). Opm.: ter plekke komt Kunrader kalksteen aan het oppervlak. Het is niet uit te sluiten dat de 'weg' derhalve een natuurlijke oorsprong heeft, of ontstond doordat opgeploegde brokken kalksteen aan de rand van het perceel werden gegooid. Echter: tijdens onderzoek van de voornoemde villa Dellender werd een kalkstenen puinlaag/verhardingslaag aangetroffen (Van Haaff 1993:292), die mogelijk vergelijkbaar is met het onderhavige 'weg'.
16.488
Hoge archeologische waarde
Nederzetting
700 meter ten noorden
Late Middeleeuwen – Nieuwe tijd
Oude dorpskern van Bocholtz Op de AMK zijn historische dorpskernen en clusters oude bebouwing als gebieden van hoge archeologische waarde aangegeven. Dit is op grond van het belang van deze locaties, waar de wortels van de huidige dorpen of steden kunnen liggen. De begrenzing van deze kernen is gebaseerd op 19e-eeuwse en vroeg 20e-eeuwse kaarten. Binnen deze contouren kunnen in de bodem resten van vroegmoderne en waarschijnlijk ook van laatmiddeleeuwse (vanaf circa 1300 AD) bewoning aangetroffen worden. Ook sporen van oudere bewoning kunnen aanwezig zijn. 11-082009: op basis van het rapport 'Hoeve Overhuizen te Bocholtz, IVO d.m.v. proefsleuven' is het AMK-terrein dat de oude dorpskern van Bocholz beslaat iets uitgebreid naar het zuid-oosten (centrumcoordinaat hoeve: 199303 / 314397). Het rapport is verschenen n.a.v. onderzoek van Synthegra op deze locatie, er zijn tijdens het onderzoek resten van de gracht aangetroffen die heeft toebehoord aan het huis Overhuizen. Datering gracht: 18e eeuw met een mogelijk vroegere oorsprong.
21.988
Hoge archeologische waarde
Romeins villa(complex)
1.000 meter ten oosten
Romeinse tijd
Terrein met resten behorend tot een Romeins villa-complex, waarvan het hoofdgebouw op Duits grondgebied ligt. Ook omvat het monument een deel van een 14e eeuwse landweer / grenswal. Ten
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 9 van 43
aanzien van de landweer: zie ook mon.nr 5579. In augustus en september 1992 heeft de ROB onderzoek (proefsleuven) verricht op het Nederlandse deel van dit villa-complex, Dellender geheten in Nederland, Butterweide in Duitsland (Van Haaff 1993). Daarbij is komen vast te staan dat er nauwelijks tot geen muurresten en niet veel grondsporen meer aanwezig zijn, als gevolg van erosie en landbouw. De bouwrestanten aan Duitse zijde zijn goed geconserveerd gebleven onder een colluviaal pakket dat werd afgezet achter en tegen de landweer. De overblijfselen op Nederlands gebied omvatten nog slechts een mogelijk restant van muurwerk (vlijlaag?), een tweetal afvoergoten, een verhardings- of puinlaag van kalksteenbrokken, een greppeltje en enkele kuilen. Op Duits gebied blijkt onder colluvium eveneens een tot de landweer behorende greppel te liggen. In verband met de aangetoonde sterke mate van aantasting werd de status van het monument op 0605-2004 gewijzigd in HAW. Opm.: in een krantenartikel (12-08-1992; zie CMALivelink) wordt de Duitse archeoloog P. Wagner geciteerd, die de resten aan Duitse zijde niet als villa interpreteert, maar als tempel. In een tweede artikel (1009-1992) wordt (nog) slechts gesproken over 4 werkvertrekken en een woonruimte, vergelijkbaar met de zuidelijke hoektoren van de villa Vlengendaal. 16.487
Hoge archeologische waarde
Nederzetting
1.000 meter ten noordwesten
Late Middeleeuwen – Nieuwe tijd
Oude dorpskern van Bocholtzerheide Op de AMK zijn historische dorpskernen en clusters oude bebouwing als gebieden van hoge archeologische waarde aangegeven. Dit is op grond van het belang van deze locaties, waar de wortels van de huidige dorpen of steden kunnen liggen. De begrenzing van deze kernen is gebaseerd op 19e-eeuwse en vroeg 20e-eeuwse kaarten. Binnen deze contouren kunnen in de bodem resten van vroegmoderne en waarschijnlijk ook van laatmiddeleeuwse (vanaf circa 1300 AD) bewoning aangetroffen worden. Ook sporen van oudere bewoning kunnen aanwezig zijn.
De diverse AMK-terreinen in de omgeving van het plangebied betreffen vooral terreinen waar archeologische resten uit de Romeinse tijd zijn aangetroffen. Op 200 meter ten oosten van het plangebied bevindt zich AMK-terrein 5.570, waar volgens ARCHIS resten van een grafveld uit de Romeinse tijd worden verwacht. Deze verwachting is echter gebaseerd op waarnemingen vanaf luchtfoto‟s, er zijn geen archeologische indicatoren in het veld aangetroffen. Vermoedelijk betreffen de waarnemingen van de luchtfoto‟s een geologisch verschijnsel (zoals de ter plaatse dagzomende 13 vuursteen- en kalksteen lagen) en geen grafveld. In het verleden uitgevoerde archeologische onderzoeken binnen het onderzoeksgebied Binnen het onderzoeksgebied zijn in de afgelopen jaren door verschillende archeologische bedrijven en instellingen in totaal 7 archeologische onderzoeken uitgevoerd. Het gaat daarbij om bureauonderzoeken, booronderzoeken (verkennend/karterend), archeologische begeleidingen van graafwerkzaamheden en opgravingen (zie tabel IV en afbeelding 9).
13
Mondelinge mededeling dhr. H. Stoepker, archeologisch adviseur van de gemeente Simpelveld
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 10 van 43
Tabel IV: Overzicht onderzoeksmeldingen Onderzoeksmeldingnr.
Situering t.o.v. plangebied
Uitvoerder
Aard en resultaten van het onderzoek
20.693
170 meter ten westen
BAAC bv
Bureauonderzoek: Eigenlijk geldt voor het terrein een hoge archeologische waarde. De huidige Standaard AMK (versie mei 2000) laat een dergelijke waardering echter niet toe zonder vervolgonderzoek. Daarom geldt voor het terrein een archeologische waarde.
5.404
350 meter ten zuiden
Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek
Opgraving door de Rijksdienst naar een sarcofaag uit de Romeinse tijd.
25.360, 28.222 en 31.486
500 meter ten oosten
Synthegra
Karterend booronderzoek, oppervlaktekartering en archeologische begeleiding waarbij uitsluitend bij de oppervlakterkartering fragmenten aardewerk uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd zijn aangetroffen.
41.742
400 meter ten zuiden
RAAP
Verkennend booronderzoek waarbij intact bodemprofiel is aangetroffen, extensieve archeologische begeleiding aanbevolen.
41.741
600 meter ten noordwesten
RAAP
Verkennend booronderzoek waarbij intact bodemprofiel is aangetroffen, intensieve archeologische begeleiding aanbevolen.
Waarnemingen binnen het onderzoeksgebied In ARCHIS staan alle bekende archeologische waarnemingen geregistreerd. Binnen het plangebied zijn geen waarnemingen geregistreerd. Binnen het onderzoeksgebied staan ruim zestig waarnemingen geregistreerd. De belangrijkste dertig waarnemingen in de (directe) omgeving van het plangebied worden hier besproken (zie tabel V en afbeelding 9). Tabel V: Overzicht ARCHIS-waarnemingen Waarnemingsnr.
Situering t.o.v. plangebied
Datering
Aard van de melding
19.642
200 meter ten westen
Romeinse tijd
Fragmenten bouwmateriaal, pleisterwerk en dakpannen.
19.617
300 meter ten zuidwesten
Neolithicum
2 vuursteen afslagen
16.099
300 meter ten oosten
Romeinse tijd
Grafveld op basis van luchtfoto‟s.
48.413
350 meter ten zuiden
Romeinse tijd
In oktober 2003 kwam de melding binnen dat een boer bij het ploegen een askist had aangetroffen. Tijdens de opgraving die hierop volgde bleek de kist in een grafkelder te staan die ook vele bronzen en glazen bijgiften bevatte. Een waardestellend onderzoek in de omgeving van het graf leverde geen enkele aanwijzing voor andere graven of sporen op. De kist zelf is in het Thermenmuseum (Heerlen) geopend en bleek niet geroofd te zijn. Naast crematieresten kwamen ook hier weer bijgiften tevoorschijn. Bodemtype: Bergbrikgrond. In een schetsje is vermeld dat de bouwvoor 20-40 cm dik was. Daaronder lag de kist in de schonere löss (diepte kist: bovenkant 10cm onder maaiveld, onderkant 80cm). Eén van de opgravers, Tessa de Groot, schrijft er onder meer het volgende over: “Het monumetale karakter van het graf, zijn inhoud en de ligging plaatsen het in de wereld van de Romeinse villa-elite. het graf bestond uit een (stenen, m.v.) askist in een waarschijnlijk geheel houten grafkamer. Mogelijk heeft de kamer onder een tumulus gelegen. Rondom en in de askist zijn diverse bijgiften geplaatst. Op het moment van het schrijven van dit artikel is bekend dat het zeker om 44 voorwerpen gaat, waarvan de meeste uit brons of glas vervaardigd zijn. De symboliek van de verschillende bijgiften suggereert een kennis van en affiniteit met een aantal Romeinse ideeën en waarden, waaronder de
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 11 van 43
jacht, het uitgebreide diner (symposium) en het bezoek aan een badhuis. Gezien de voorwerpen die betrekking hebben op de jacht, is in het graf waarschijnlijk een man begraven. Het graf e wordt voorlopig van tegen het einde van de 2 eeuw of van het 14 begin van de 3e eeuw gedateerd” e
e
15.817
450 meter ten noorden
Romeinse tijd
1 messing munt uit de 1 of 2 eeuw
19.597
475 meter ten noorden
Neolithicum
1 maalsteen, 5 vuursteen afslagen, 1 vuurstenen kern.
19.617
500 meter ten westen
Mesolithicum Neolithicum
15 vuurstenen afslagen, 1 vuurstenen kern.
413.748
500 meter ten oosten
Late Middeleeuwen – Nieuwe tijd
Bij de oppervlakterkartering zijn fragmenten aardewerk uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd aangetroffen.
19.596
500 meter ten zuidwesten
Neolithicum
5 vuursteen afslagen, 1 vuurstenen werktuig.
19.606 en 19.607
550 meter ten zuidwesten
Mesolithicum Neolithicum
1 stenen (Lydiet) bijl, 4 vuurstenen kernen, 45 vuursteen afslagen en een onbekend aantal vuurstenen stekers en schrabbers.
19.616
550 meter ten zuidwesten
Neolithicum
15 vuurstenen afslagen, 1 vuurstenen kern.
51.518
550 meter ten zuidoosten
Romeinse tijd
Bronzen fibula (mantelspeld)
19.624
575 meter ten zuidwesten
IJzertijd
1 glazen La Tene-armband, 2 fragmenten aardewerk.
19.618
600 meter ten noorden
Neolithicum
1 vuursteen afslag.
16.107, 16.156, 16.284, 17.579, 38.999, 39.001, 44.427, 51.583, 51.585, 232.066, 406.411 en 406.553
525 tot 725 meter ten zuiden
Romeinse tijd
Luxe villacomplex met badgebouw, hypocaustvloeren, vensterglas, wandschilderingen en vloermozaieken, koperen en zilveren munten, bronzen paardentuig, fibula en beslag, ijzeren gereedschappen, zilveren lepels en vingerring.
19.655, 19.656, 19.657 en 19.658
650 tot 750 meter ten zuidwesten
Neolithicum en Romeinse tijd
Villacomplex, vuurstenen bijlen, afslagen en kernen en bouwmateriaal, aardewerk, steen, maalstenen, dolia en dakpannen.
28.639
750 meter ten zuiden
Romeinse tijd
Onbekend aantal bronzen voorwerpen.
Vondstmeldingen binnen het onderzoeksgebied In ARCHIS staan vondstmeldingen geregistreerd. Nadat deze zijn gecontroleerd worden het waarnemingen. Tot die tijd staan ze als vondstmeldingen geregistreerd. Binnen het plangebied zijn geen vondstmeldingen geregistreerd. Binnen het onderzoeksgebied staat één vondstmelding geregistreerd (zie tabel VI en afbeelding 9). Tabel VI: Overzicht ARCHIS-vondstmeldingen Vondstmeldingsnr.
Situering t.o.v. plangebied
Datering
Aard van de melding
415.636
975 meter ten oosten
Romeinse tijd
Zilveren Denarius met de kop van Keizer Nero
NUMIS NUMIS, oftewel het NUMismatisch InformatieSysteem, is een database waarin beschrijvingen zijn te vinden van in Nederland gevonden munten, penningen en andere numismatische voorwerpen. In NUMIS zijn alle bij het Geldmuseum bekende schatvondsten beschreven. Van de losse vondsten is 15 met name materiaal van vóór het jaar 1600 na Christus opgenomen. In NUMIS is geen aanvullende informatie bekend. 14
15
Verhoeven, 2007 http://www.geldmuseum.nl/museum/content/zoeken-numis
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 12 van 43
3.8
Aanvullende informatie
Lokale Archeologen Voor aanvullende informatie is contact gezocht met plaatselijke archeologen die bekend zijn met de omgeving. Via de heer H. Stoepker is aanvullende informatie verkregen die in deze raportage is verwerkt. 3.9
Korte bewoningsgeschiedenis van Bocholtz
In deze paragraaf wordt een bespreking van de bewoningsgeschiedenis van de streek gegeven. Een algemene ontwikkeling van de bewoningsgeschiedenis van Nederland wordt weergegeven in bijlage 2. Bocholtz is in de Middeleeuwen gesticht vanuit de kern van Simpelveld. De naam wijst op een e 16 bosontginning. De fundamenten van de Jacobuskerk in Bocholtz zijn ten dele 12 eeuws of ouder. De naam Bocholtz zou Germaans zijn. De oudste (bekende) schrijfwijze van Bocholtz is „Bukehout‟ in 1253. De betekenis is beukenbos of beukenhout (Buche of beuk en dan Holz of hout). De naam is gegeven naar een kenmerkende begroeiing van de plaats, mogelijk lag er toen een tamelijk uitgestrekt beukenbos. Deze naam komt voor op verschillende plaatsen in allerlei landen, o.a. Duitsland, e 17 België en Frankrijk, soms al in de 7 eeuw. 3.10
Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel
Op grond van het bureauonderzoek is het volgende gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel opgesteld: Tabel VII.
16 17
Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel
Archeologische periode
Gespecificeerde verwachting
Te verwachten resten en/of sporen
Relatieve diepte t.o.v. het maaiveld
(Laat)-Paleolithicum
hoog
vuursteenstrooiïngen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen
Onder de bouwvoor en een eventueel colluviumdek
Mesolithicum
hoog
vuursteenstrooiïngen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen
Onder de bouwvoor en een eventueel colluviumdek
Neolithicum
hoog
akkerlaag en/of nederzettingssporen, graven: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, vuursteenstrooiïngen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen, houtskool en gebruiksvoorwerpen
Onder de bouwvoor en een eventueel colluviumdek
Bronstijd
hoog
akkerlaag en/of nederzettingssporen, graven: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, vuurstenen gebruiksvoorwerpen, metaalresten, houtskool, botresten en gebruiksvoorwerpen
Onder de bouwvoor en een eventueel colluviumdek
IJzertijd
hoog
akkerlaag en/of nederzettingssporen, graven: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten en gebruiksvoorwerpen
Onder de bouwvoor en een eventueel colluviumdek
Renes, 1988 www.simpelveld.nl
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 13 van 43
Romeinse tijd
hoog
akkerlaag en/of nederzettingssporen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten en gebruiksvoorwerpen
Onder de bouwvoor en een eventueel colluviumdek
Middeleeuwen
hoog
bewoningssporen van een boerenerf: kleine fragmenten aardewerk, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten, organische resten en gebruiksvoorwerpen
Onder de bouwvoor en in en onder een eventueel colluviumdek
Nieuwe tijd
hoog
bewoningssporen van een boerenerf: kleine fragmenten aardewerk, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten, organische resten en gebruiksvoorwerpen
Onder de bouwvoor en in en onder een eventueel colluviumdek
Uit de landschappelijke ligging in het Zuid-Limburgse heuvelland blijkt dat het plangebied vanaf het Paleolithicum gunstig is geweest voor jagers-verzamelaars en vanaf het Neolithicum voor landbouwers. In het hele plangebied kunnen archeologische resten voorkomen uit alle archeologische perioden. De kans op het voorkomen van de resten is hoog. De archeologische resten worden zowel in als onder de bouwvoor en een eventueel colluviumdek verwacht. De vondstenlaag wordt verwacht in de eerste 30 cm beneden het maaiveld en een eventueel colluviumdek. Archeologische sporen (uitgezonderd diepe paalsporen en waterputten) worden binnen 50 cm beneden de bouwvoor en een eventueel colluviumdek verwacht. Vanwege de aanwezigheid van drie villaterreinen en enkele graven in de omgeving van het plangebied moet met name rekening worden gehouden met de aanwezigheid van archeologische resten uit de Romeinse tijd. Dit kunnen behalve resten van bewoning ook resten van bijvoorbeeld een grafveld of een weg zijn. De archeologische resten bestaan hoofdzakelijk uit aardewerk- of vuursteenstrooiïngen, metalen voorwerpen, bouwmateriaal, resten van wegen en grafvelden. Organische resten en bot zullen door de relatief droge en zure bodemomstandigheden slecht zijn geconserveerd. Het complextype en de omvang kunnen niet nader worden gespecificeerd door de beperkte gegevens Bodemverstoring Dat een gebied een hoge archeologische verwachting heeft, hoeft niet te betekenen dat de eventuele archeologische resten ook waardevol zijn. Als gevolg van bodemingrepen kunnen vindplaatsen geheel of gedeeltelijk verstoord zijn. De waarde van archeologische vindplaatsen wordt grotendeels bepaald door de mate waarin vondsten in situ bewaard zijn gebleven in de bodem en/of grondsporen intact zijn. Het plangebied is deels in gebruik als agrarisch bedrijf. Door graafwerkzaamheden kunnen eventuele archeologische resten, die vanaf het maaiveld worden verwacht, mogelijk verloren zijn gegaan. Omdat de oostelijke geplande nieuwe woning voor 2/3 deel samenvalt met de huidige onderkelderde varkensstal en voor 1/3 met een van te voren met circa 50 cm afgegraven erf, zijn archeologische resten als ze hier aanwezig zijn geweest als verloren te beschouwen. De verwachting voor de bebouwde delen van het plangebied kunnen daarom naar beneden worden bijgesteld naar laag. Omdat de mate van verstoring van het afgraven van het erf afhankelijk is van de dikte van het colluviumdek, kan de verwachting voor het deel van het plangebied dat in gebruik is als erf naar beneden worden bijgesteld naar middenhoog. Van het deel van het plangebied dat als akker in gebruik is, en waarop de westelijke woning gepland staat, zijn geen bodemverstoringen uit het verleden bekend. Voor dit deel van het plangebied blijft dus een hoge gespecificeerde verwachting gelden.
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 14 van 43
3.11
Beantwoording onderzoeksvragen bureauonderzoek
Voor het bureauonderzoek zijn een drietal onderzoeksvragen opgesteld. Hieronder worden deze vragen beantwoord voor zover het bureauonderzoek de daarvoor benodigde gegevens hebben opgeleverd.
Wat is er bekend over bodemverstorende ingrepen binnen het plangebied uit het verleden? Is er bijvoorbeeld informatie bekend over vroegere ontgrondingen, bodemsaneringen, egalisaties, diepploegen of landinrichting? Van de huidige bebouwing in het plangebied is bekend dat deze tot een diepte van 2,20 m – mv is onderkelderd. Van de huidige erfbestrating is bekend dat het oorspronkelijke maaiveld hier met circa 50 cm is afgegraven.
Ligt het plangebied binnen een landschappelijke eenheid, welke vanuit archeologisch oogpunt een specifieke aandachtslocatie kan betreffen (zoals een relatief hoge dekzandkop of rug, nabij een veengebied, een beekdal)? Uit de landschappelijke ligging in het Zuid-Limburgse heuvelland blijkt dat het plangebied vanaf het Paleolithicum gunstig is geweest voor jagers-verzamelaars en vanaf het Neolithicum voor landbouwers.
Wat is de gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied? Het als akker in gebruik zijnde deel van het plangebied heeft een hoge gespecificeerde archeologische verwachting, het als erf in gebruik zijnde deel van het plangebied heeft een middelhoge gespecificeerde archeologische verwachting en het bebouwde deel van het plangebied heeft een lage gespecificeerde archeologische verwachting voor archeologische resten uit alle perioden (zie afbeelding 12).
4.
INVENTARISEREND VELDONDERZOEK
4.1
Methoden
Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd in de vorm van een verkennend /karterend booronderzoek, conform de eisen van de KNA, versie 3.2, specificatie VS03. Het veldwerk is uitgevoerd op 7 december 2010 door een senior-prospector. Er zijn in het plangebied, in overleg met de heer H. Stoepker, de archeologisch adviseur van de gemeente Simpelveld, 2 boringen gezet en er is 1 profielputje gegraven (boorpunt 3) (zie afbeelding 11). Er is geboord tot een diepte van maximaal 2 m -mv met een Edelmanboor met een diameter van 7 cm. De twee boringen zijn gezet ter plaatze van de toekomstige westelijke woning. Het profielputje is gegraven aan de rand van de huidige erfverharding, om een beeld te verkrijgen van de bodemopbouw onder her erf. De boringen zijn lithologisch conform de Archeologische Standaard 18 Boorbeschrijvingsmethode . De boringen zijn met meetlinten ingemeten (x- en y-waarden). Van alle boringen is de maaiveldhoogte afgeleid van Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). Het opgeboorde materiaal is beoordeeld of er wel, niet of deels sprake is van een gaaf bodemprofiel en tevens is er gekeken naar de aanwezigheid van mogelijke vegetatie- en/of cultuurlagen, die zichtbaar zijn als bodemverkleuringen. Tevens is het opgeboorde materiaal in het veld door middel van versnijden/verkruimelen geïnspecteerd op het voorkomen van archeologische indicatoren, zoals fragmenten vuursteen, aardewerk, houtskool, verbrand leem en bot. 18
Bosch, 2005
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 15 van 43
4.2
Resultaten
Geologie en bodem De resultaten van de boringen zijn opgenomen in de vorm van boorprofielen en worden in bijlage 5 weergegeven. Op basis van de deze boorprofielen kan de bodemopbouw als volgt worden beschreven. Alle profielen bestaan geheel uit zwak zandige leem (löss) afzettingen. De bovenste 40-50 cm bestaat uit een zwak humeuze bouwvoor. In boring 1 en 2 is onder deze bouwvoor een geelbruin colluviumdek met een dikte van 20-25 cm aangetroffen. Dit colluviumdek is in boring 1 zwak houskoolhoudend en in boring 2 zwak baksteenhoudend. Onder het colluvium is een „natuurlijk‟ lösspakket aangetroffen dat herkaanbaar is aan de aanwezigheid van ingespoelde kleivlekken, een zogenaamde „briklaag‟ (Bt-horizont). Vanaf 1,80 –mv zijn er in het profiel van boring 1 kleine fragmenten kalksteen aangetroffen. Vermoedelijk betreft het verweerde brokken kalksteen van het iets dieper aanwezige vaste gesteente. Profiel 3 betreft het handgegraven profielputje. Vanwege grote hoeveelheden kalksteenbrokken en vuursteenbrokken was het niet mogelijk om met de hand dieper dan 40 cm –mv te graven. De bovenste 40 cm kwamen qua opbouw overeen met de ophooglaag zoals beschreven door de opdrachtgever. Archeologie In geen van de boringen zijn, buiten een fragment baksteen en houtskool in het colluviumdek, archeologische indicatoren waargenomen. Het gaat hier echter om een verkennend bodemonderzoek, dat zich richt op de bodemopbouw en mogelijke bodemverstoringen die de archeologische trefkans kunnen beïnvloeden en niet zo zeer op het onderzoeken op de aanwezigheid van archeologische vondsten en/of sporen. 4.3
Beantwoording onderzoeksvragen veldonderzoek
Voor het veldonderzoek zijn een aantal onderzoeksvragen opgesteld. Hieronder worden deze vragen beantwoord voor zover het veldonderzoek de daarvoor benodigde gegevens hebben opgeleverd;
Wat is de bodemopbouw binnen het plangebied? In het plangebied is een lössprofiel aangetroffen dat is afgedekt met een colluviumdek met een dikte van circa 20-25 cm en een bouwvoor met een gezamenlijke dikte van 65 tot 70 cm. Op grotere diepte bevinden zich kalksteenfragmenten die afkomstig zijn van het onderliggende vaste gesteente.
Is het bodemprofiel binnen het plangebied intact of (binnen een deel van het plangebied) verstoord, en indien verstoord tot hoe diep gaat deze verstoring? Het bodemprofiel onder de akker is onverstoord. Het bodemprofiel onder het erf is verstoord tot minimaal 40 cm –mv.
Wat zijn de gevolgen van het in het plangebied aangetroffen bodemprofiel op de gespecificeerde archeologische verwachtingswaarde van het plangebied. De gespecificeerde verwachting zoals opgesteld in het bureauonderzoek blijft gelden. Het plangebied houdt een hoge gespecificeerder archeologische verwachting voor het akkerland. Voor het erf kunnen er nog steeds (deels) intacte archeologische resten aanwezig zijn die zijn beschermd door de (oorspronkelijke) dikte van het colluvium. Hiervoor blijft dus een middelhoge gespecificeerder archeologische verwachting gelden. Voor het bebouwde deel van het plangebied blijft deze verwachting laag (zie afbeelding 11).
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 16 van 43
Indien er binnen het plangebied een vindplaats aanwezig is, wat zijn dan de gevolgen voor de voorgenomen bodemingrepen voor de vindplaats? Indien de geplande bodemverstoringe dieper dan 60 cm –mv zullen reiken, dan kunnen er bij de bouw van de westelijke woning archeologische resten verstoord raken. De geplande ingrepen in de rest van het plangebied zullen geen schade opleveren voor mogelijk aanwezige archeologische resten.
5.
CONCLUSIE EN SELECTIEADVIES
5.1
Conclusie
Het bureauonderzoek toonde aan dat er zich mogelijk archeologische waarden in het plangebied zouden kunnen bevinden. In het bijzonder de aanwezigheid van drie Romeinse villa‟s in de omgeving van het plangebied verhoogt de kans daarop. Daarom is aansluitend een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek. De gespecificeerde archeologische verwachting, zoals die is weergegeven bureauonderzoek, is door het booronderzoek bevestigd (zie afbeelding 12).
tijdens
het
Op basis van de lage verwachting, de waargenomen bodemverstoringen en de aanwezigheid van bebouwing op een deel van de nieuwbouwlocatie, kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen nieuwbouw van de oostelijke woning geen bedreiging vormt voor het archeologisch erfgoed. Het oostelijke deel van het plangebied met een lage verwachting heeft een oppervlakte van circa 1.600 2 m. Het deel van het plangebied dat als erf in gebruik is en op basis van het bureauonderzoek en de 2 aanleg van de proefput een middelhoge verwachting heeft, heeft en oppervlakte van circa 1.200 m . Op basis van het behoud van een hoge trefkans voor het als akker in gebruik zijnde deel van het plangebied, blijft de kans reëel dat archeologische indicatoren ter plaatse van de westelijk te bouwen woning aanwezig kunnen zijn. De akker met een hoge verwachting voor archeologische resten heeft 2 een oppervlakte van circa 1.500 m . De woning die binnen dit deel van het plangebied zal worden 2 gerealiseerd zal een oppervlakte hebben van circa 175 m . Meer gegevens van de toekomstige verstoring zijn nog niet bekend.
5.2
Selectieadvies
Op grond van de resultaten van het bureau- en veldonderzoek adviseert Econsultancy om tijdens het uitgraven van de bouwput voor de westelijke woning een onderzoek door middel van een archeologische begeleiding volgens het protocol opgraven uit te voeren. Vanwege de diepe verstoring van het oostelijk deel van het plangebied is een vervolgvonderzoek ter plaatse van de geplande oostelijke woning niet noodzakelijk. Econsultancy adviseert om dit deel van het plangebied dan ook vrij te geven. Bovenstaand advies vormt een selectieadvies. Econsultancy wil de opdrachtgever erop wijzen dat dit selectieadvies nog niet betekent dat de bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten kunnen worden ondernomen. De resultaten van dit onderzoek zullen eerst moeten worden beoordeeld door het bevoegd gezag (gemeente Simpelveld), die vervolgens een selectiebesluit neemt. Er is geprobeerd een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 17 van 43
onderzoeksmethode. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Econsultancy wil de opdrachtgever er daarom ook op wijzen dat, mochten tijdens de geplande werkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen, er conform artikel 53 van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg uit 2007 een meldingsplicht geldt bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: ARCHIS-meldpunt, telefoon 033-4227682), de gemeente of de provincie.
LITERATUUR Alterra, 2003: Digitale Geomorfologische kaart van Nederland, schaal 1:25.000 Berendsen, H.J.A. 2004: Fysische Geografie van Nederland, deel 1: De vorming van het land. Inleiding in de geologie en de geomorfologie. Van Gorcum, Assen. Berendsen, H.J.A. 2005: Fysische Geografie van Nederland, deel 3: Landschap in Delen. Overzicht van de geofactoren.Van Gorcum, Assen. Berendsen, H.J.A. 2005: Fysische Geografie van Nederland, deel 4: Landschappelijk Nederland. De fysisch-geografische regio's. Van Gorcum, Assen. Bosch, J.H.A. 2005: Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode, Versie 5.2. Utrecht (TNOrapport, NITG 05-043-A). Deeben, J.H.C. (red.) 2008: De Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, derde generatie, Rapportage Archeologische Monumentenzorg 155, Amersfoort. Mulder, E.F.J. de, Geluk, M.C., Ritsema, I.L., Westerhoff, W.E., Wong, T.E. 2003: De ondergrond van Nederland. Wolters-Noordhoff, Groningen. Renes, J. 1988: De geschiedenis van het Zuidlimburgse Cultuurlandschap. Van Gorcum, Assen. Rijks Geologische Dienst, 1988: Geologische kaart van Zuid-Limburg en omgeving: Oppervlaktekaart. ,Rijswijk Stichting voor Bodemkartering, 1990: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000, blad 61-62 West/Oost Maastricht/Heerlen Verhoeven, M.P.F., 2007: Hoog, middelhoog en laag; een archeologische verwachtings- en cultuurhistorische advieskaart voor de Parkstad Limburg gemeenten en de gemeente Nuth, Weesp Wolters-Noordhoff Atlasprodukties 1992: Grote Historische Provincie Atlas 1: 25.000, Limburg 1837 – 1844. Groningen.
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 18 van 43
BRONNEN AHN; internetsite, december 2010. http://www.ahn.nl Archeologisch informatiesysteem Archis2, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), Amersfoort, december 2010. http://archis2.archis.nl/archisii/html/index.html Dinoloket, internetsite, december 2010. http://www.dinoloket.nl/ Gemeente Simpelveld http://www.simpelveld.nl Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie; internetsite, december 2010. http://www.kich.nl SIKB; internetsite, december 2010. http://www.sikb.nl Wat Was Waar; internetsite, december 2010. http://www.watwaswaar.nl Provinciaal Omgevingsplan Limburg, internetsite, december 2010. http://portal.prvlimburg.nl/ Numis, internetsite, december 2010. http://www.geldmuseum.nl/museum/content/zoeken-numis
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 19 van 43
Afbeelding 1 Heerlen Heerlen Heerlen Heerlen Heerlen Heerlen Voerendaal Voerendaal Voerendaal Voerendaal Voerendaal Voerendaal 320000
Kerkrade Kerkrade Kerkrade Kerkrade Kerkrade Kerkrade
315000
Simpelv Simpelv Simpelveld eld eld
Bocholtz Bocholtz Bocholtz Bocholtz Bocholtz Bocholtz
310000
Gulpen Gulpen Gulpen Gulpen Gulpen Gulpen
N N N N N N Vaals Vaals Vaals Vaals Vaals Vaals
0 00 00 0
190000
5000m 5000m 5000m 5000m 5000m 5000m
195000
200000
205000
Bocholtz - Vlengendaal 87 Locatie van het plangebied bron: Geodan
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 20 van 43
313600
Afbeelding 2
313550
l
a nd a ng e Vl e
N N N N N N
25m
313500
0
198500
198550
198600
198650
Bocholtz - Vlengendaal 87 Detailkaart van het plangebied Legenda Plangebied Huidige bebouw ing Toekomstige bebouw ing
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 21 van 43
Afbeelding 3
Bocholtz - Vlengendaal 87 Historische kaart uit 1805-1806 Legenda plangebied
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 22 van 43
Afbeelding 4
Bocholtz - Vlengendaal 87 Historische kaart uit 1937 Legenda plangebied
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 23 van 43
Afbeelding 5
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 24 van 43
Afbeelding 6
Bocholtz - Vlengendaal 87 Geologische kaart Legenda plangebied
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 25 van 43
Afbeelding 7
Bocholtz - Vlengendaal 87 Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) Legenda plangebied bron: www.ahn.nl
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 26 van 43
Afbeelding 8
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 27 van 43
Afbeelding 9
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 28 van 43
Afbeelding 10
Bocholtz - Vlengendaal 87 Archeologische verwachtingskaart voor de Parkstad Limburg gemeenten Legenda plangebied rest Legenda: zie volgende pagina
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 29 van 43
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 30 van 43
313600
Afbeelding 11
a nd a ng e Vl e l
3 1 313550
2
N N N N N N
25m
313500
0
198500
198550
198600
198650
Bocholtz - Vlengendaal 87 Boorpuntenkaart Legenda Plangebied
Boorpunten
Huidige bebouw ing Toekomstige bebouw ing
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 31 van 43
313600
Afbeelding 12
313550
al nd a ng e Vl e
N N N N N N
25m
313500
0
198500
198550
198600
198650
Bocholtz - Vlengendaal 87 Gespecificeerde archeologische verwachtingswaarde Legenda Plangebied
lage verw achtingsw aarde
Huidige bebouw ing
middelhoge verw achtingsw aarde
Toekomstige bebouw ing
hoge verw achtingsw aarde
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 32 van 43
Bijlage 1
10111793 SIM.VAE.ARC
Overzicht geologische en archeologische tijdvakken
Pagina 33 van 43
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 34 van 43
Bijlage 2
Bewoningsgeschiedenis van Nederland
Als aanvullende informatie wordt hieronder bewoningsgeschiedenis van Nederland weergegeven.
een
algemene
ontwikkeling
van
de
Paleolithicum (tot ca. 8800 voor Chr.) De vroegste bewoningssporen in Nederland uit deze periode dateren uit de voorlaatste ijstijd, ca. 300.000-130.000 jaar geleden. Waarschijnlijk hebben in de koudste fasen van de ijstijden in Nederland geen mensen geleefd. Daarentegen was bewoning in de warmere perioden wel mogelijk. De mensen die hier toen leefden trokken als jagers/vissers/verzamelaars rond in kleine groepen en maakten gebruik van tijdelijke kampementen. Veranderingen in het klimaat zorgden voor een veranderende flora en fauna. Tijdens de koude perioden bestond het groot wild onder meer uit rendieren, mammoeten, paarden en steppewisenten. Vooral op paarden en rendieren werd in het Laat Paleolithicum intensief jacht gemaakt. Tijdens de warmere perioden werd er onder andere op herten, wilde zwijnen en oerossen gejaagd. Mesolithicum (ca. 8800-4900 voor Chr.) Rond de overgang van het Pleistoceen naar het Holoceen (ca. 9000 voor Chr.) verbeterde het klimaat zich voor een langdurige periode. De gemiddelde temperatuur steeg, waardoor de variatie in flora en fauna (o.a. bosontwikkeling) toenam. De mens kreeg nu de mogelijkheid om meer gevarieerd te eten: vruchten en andere eetbare gewassen stonden nu vaker op het menu. Doordat de temperatuur steeg, trok het groot wild (met name rendieren) naar het noorden, dat plaats maakte voor meer territoriumgebonden klein wild, vogels en vissen. Door deze veranderende leefomstandigheden werd de jachttechniek aangepast. De vuursteen bewerkingstechniek hield met deze ontwikkeling gelijke tred. Er werden kleine spitse vuursteenspitsen vervaardigd die als pijl- en harpoenpunt werden gebruikt. Met de stijging van de temperatuur begon het landijs te smelten en de zeespiegel te stijgen. Het tot dan toe droge Noordzee-Bekken kwam onder water te staan. De groepen jagers/vissers/verzamelaars wisselden nog wel van locatie maar exploiteerden kleinere gebieden. In het voorjaar viste men in de rivieren, tijdens de zomer leefde men voornamelijk langs de kust, waar naast vis en schaaldieren ook zeehonden als voedselbron dienden. In de herfst verzamelde men noten en vruchten, terwijl in de winter op onder meer pelsdieren werd gejaagd. Neolithicum(ca. 5300-2000 voor Chr.) Aan het begin van deze periode gingen het jagen, vissen en verzamelen een steeds minder belangrijke rol spelen. Men ging nu zelf cultuurgewassen telen en dieren houden bij het kamp. Uit vondsten valt af te leiden dat het om twee groepen mensen gaat, enerzijds kolonisten met een vrijwel agrarische levenswijze, anderzijds om de autochtone mesolitische bevolking die een halfagrarische levensstijl erop na gaat houden. Deze verandering ging gepaard met enkele technologische en sociale vernieuwingen zoals: het wonen op een vaste plek in een huis, het gebruik van vaatwerk van (gebakken) klei en de introductie van geslepen stenen dissels en bijlen. De bevolking groeide nu gestaag, mede door de productie van overschotten. Uit het Neolithicum zijn verschillende nu nog zichtbare grafmonumenten bekend, te weten grafkelders, hunebedden en grafheuvels.
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 35 van 43
Bronstijd (ca. 2000-800 voor Chr.) Het begin van dit tijdvak valt samen met het eerste gebruik van bronzen voorwerpen zoals bijlen. Vuurstenen werktuigen bleven, zij het minder, in gebruik. Het aardewerk uit deze periode is over het algemeen tamelijk zeldzaam. Vuursteenmateriaal uit de Bronstijd is meestal niet goed te onderscheiden van dat uit andere perioden. Lange tijd bleven bronzen voorwerpen zeer schaars binnen Nederlands grondgebied. Door het van nature ontbreken van de benodigde grondstoffen moest het brons worden geïmporteerd en ontstonden er handelscontacten over langere afstanden. Eén en ander had wel tot gevolg dat er binnen de bevolking grotere verschillen ontstonden door verschillen op basis van bezit. De grafheuveltraditie, die tijdens het Neolithicum haar intrede deed, werd in eerste voortgezet, maar rond 1200 voor Chr. vervangen door begravingen in urnenvelden. Het gaat hier om ingegraven urnen met crematieresten waar overheen kleine heuveltjes werden opgeworpen, omgeven door een greppel. Een Kopertijd voorafgaand aan de Bronstijd wordt in Noordwest-Europa niet onderscheiden, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Middellandse Zeegebied. Wel zijn uit het Laat-Neolithicum koperen voorwerpen bekend. IJzertijd (ca. 800-12 voor Chr.) In deze periode werden voor het eerst ijzeren voorwerpen vervaardigd. Voor de productie van werktuigen en wapens werd brons vervangen door ijzer. Er ontstond een inheemse ijzerproductie. Het gebruik van vuursteen voor het vervaardigen van werktuigen duurde nog in beperkte mate voort. Ten opzichte van de Bronstijd traden er in de aardewerktraditie geen radicale veranderingen op. Evenals in het Neolithicum en de Bronstijd woonden de mensen in verspreid liggende hoeven ('Einzelhöfe') of in nederzettingen bestaande uit maar enkele huizen; deze werden in een beperkt gebied nogal eens verplaatst. Op de hogere zandgronden ontstonden uitgebreide omwalde akkercomplexen ('Celtic fields'). Opvallend zijn de verschillen in materiële welstand (bezit van metalen voorwerpen), die mogelijk op sociale ongelijkheid duiden. In de zogenaamde vorstengraven uit Zuid Nederland, met daarin luxe, geïmporteerde bijgaven, zijn vermoedelijk lokale of regionale autoriteiten begraven. De meeste begravingen vonden nog immer plaats in urnenvelden. Tijdens de IJzertijd werd het Friese kustgebied gekoloniseerd en ontstonden de eerste terpen. Romeinse Tijd (ca. 12 voor Chr. - 450 na Chr.) Met de komst van de Romeinen eindigt de prehistorie en begint de geschreven geschiedenis. Aangezien de schriftelijke bronnen slechts een zeer fragmentarisch beeld schetsen, is men toch nog in belangrijke mate aangewezen op de archeologie als informatiebron. Een tijd lang diende het Nederlandse rivierengebied als uitvalsbasis voor veldtochten in het noorden van Germanië. In 47 na Chr. werd de Rijn definitief als Romeinse rijksgrens ingesteld. Ter controle en verdediging van deze zogenaamde 'limes' werden langs de Rijn, tot diep in Duitsland, 'castella' (militaire forten) gebouwd. De inheemse manier van leven handhaafde zich nog lange tijd. Wel werd, vooral na de opstand van de Bataven tegen de Romeinse overheersers in 69-70 na Chr., de Romeinse invloed steeds duidelijker. In veel inheems-Romeinse nederzettingen was bijvoorbeeld, naast het eigen handgevormde aardewerk, Romeins importaardewerk in gebruik, dat op de draaischijf was vervaardigd. Er werden, vooral in Limburg, grootse villa's (Romeinse herenboerderijen) gebouwd, hetzij nieuw gesticht, hetzij ontwikkeld vanuit een bestaande inheemse nederzetting. De Romeinen legden een voor die tijd al uitgebreide infrastructuur aan, waardoor het gebied steeds beter werd ontsloten. Op verschillende plaatsen ontstonden aanzienlijke nederzettingen, waarvan er enkele met een stedelijk karakter (zoals Nijmegen). De inheemse bevolking, ten noorden van de de Limes, werd niet zo sterk beïnvloed door de Romeinse aanwezigheid. Er was wel sprake van handelscontacten en het uitwisselen van geschenken. In de tweede helft van de derde eeuw ontstond, onder meer door invallen van Germaanse stammen, een instabiele situatie die met korte onderbrekingen voortduurde tot in de vijfde eeuw. Uiteindelijk leidde dit in het jaar 406 tot de definitieve ineenstorting van de grensverdediging langs de Rijn.
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 36 van 43
Middeleeuwen (ca. 450-1500 na Chr.) Over de Vroege Middeleeuwen, vooral over het tijdvak 450-600 na Chr., is relatief weinig bekend. Zowel historische bronnen als archeologische overblijfselen zijn schaars. De bevolkingsomvang was ten opzichte van de voorafgaande periode sterk afgenomen. De marktgerichte economie verdween en de mensen vielen terug op zelfvoorziening. De politieke macht was na het wegvallen van de Romeinse staatsorganisatie in handen gekomen van regionale en lokale hoofdlieden. Een gezaghebbende status was nu vooral gebaseerd op militair succes en materiële welstand. Deze instabiele periode wordt ook wel aangeduid als de 'tijd van de volksverhuizingen'. Vanaf de tiende - elfde eeuw wordt een overheersende positie van de al dan niet adelijke grootgrondbezitters waargenomen. Dit vertaalt zich in nieuwe nederzettingsvormen als mottes, kastelen en versterkte hoeven. In verband met de aanhoudende bevolkingsgroei, en mede dankzij gunstige klimatologische omstandigheden, werd een begin gemaakt met het ontginnen van woeste gronden als bos, heide en veen. Veel van de huidige dorpen en steden dateren uit deze periode. Door de aanleg van dijken en kaden werden laaggelegen gebieden beschermd tegen wateroverlast. De heersende rivaliteit tussen de vorsten leidde, in combinatie met een zwak centraal gezag, veelvuldig tot lokaal geweld, waarvan de bevolking vaak het slachtoffer werd. Door het aanleggen van burgen, schansen, landweren en wallen trachtte men zich te beveiligen. Nieuwe tijd (1500-heden) De Nieuwe tijd kenmerkt zich door een groot aantal veranderingen vooral op het gebied van mens- en wereldbeeld. Er is sprake van een Europese overzeese expansie wat leidt tot handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie. Er ontstaat een nieuwe wetenschappelijke belangstelling wat zich uit in vele uitvindingen. Deze uitvindingen vormen de motor van de industriële revolutie. Er ontstaat een nationale staat die centraal bestuurd wordt. Als gevolg van deze ontwikkelingen neemt het belang en de omvang van steden toe en neemt de macht van adel af. Het grootste deel van de bevolking is niet meer werkzaam en woonachtig op het platteland maar in de e steden. In verband met de aanhoudende bevolkingsgroei worden aan het eind van de 19 tot het e begin van de 20 eeuw op grote schaal woeste gronden gecultiveerd. Door de industriële revolutie komen steeds meer producten beschikbaar voor steeds meer mensen waardoor de welvaart stijgt. In de Nieuwe tijd vindt er eveneens een hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke Oudheid e plaats, wat zich tot in het begin van de 20 eeuw uit in de kunsten.
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 37 van 43
Bijlage 3
AMZ-cyclus
Het AMZ-proces Archeologisch onderzoek in Nederland wordt in het algemeen uitgevoerd binnen het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Het gehele traject van de AMZ omvat een aantal stappen die elkaar kunnen opvolgen, afhankelijk van het resultaat van de voorgaande stappen. Om inhoudelijke, prijs- en planningstechnische redenen kan er soms voor gekozen worden om bepaalde stappen gelijktijdig uit te voeren. Bovendien kan, indien reeds voldoende gegevens bekend zijn, een stap worden overgeslagen. Elke stap eindigt met een rapport met daarin een advies voor de vervolgstappen. Na elke stap wordt er een selectiebesluit genomen door de bevoegde overheid, gemeente, provincie of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek. Indien na een bepaalde stap blijkt dat geen nader vervolgonderzoek nodig is, wordt het archeologisch onderzoek afgesloten. Ook kan het bevoegd gezag besluiten dat een vindplaats van zo groot belang is, dat deze in situ behouden moet worden. Dan dienen de archeologische resten in de grond beschermt te worden door planaanpassing of planinpassing. Het begint met het bepalen van de onderzoeksplicht. Gemeentelijke, provinciale en landelijke archeologische waardenkaarten geven aan of het plangebied in een gebied ligt met een archeologische verwachting. Indien dit het geval is, dan zal er in het kader van de planprocedure onderzoek verricht moeten worden om te bepalen of er archeologische waarden binnen het plangebied aanwezig zijn. Hiermee start de zogenaamde AMZ-cyclus (zie schema). De eerste fase: Bureauonderzoek Elk archeologisch onderzoek begint met een bureauonderzoek. Dit heeft tot doel het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende of verwachte archeologische waarden, binnen het plangebied om tot een gespecificeerd verwachtingsmodel te komen, op basis waarvan een beslissing genomen kan worden ten aanzien van een eventuele vervolgstap. De tweede fase: Inventariserend VeldOnderzoek (IVO) Het doel van een IVO is het aanvullen en toetsen van het gespecificeerde verwachtingsmodel. Het IVO moet informatie geven over de aan- of afwezigheid, de aard, het karakter, de omvang, de datering, de gaafheid, de conservering en de inhoudelijke kwaliteit van de archeologische waarden. Inventariserend Veldonderzoek; Booronderzoek en Veldkartering Door een booronderzoek kan er een goede inschatting gemaakt worden van de kans op archeologische waarden (grondsporen en daarmee samenhangende voorwerpen). Bij het booronderzoek is een onderscheid aangebracht in een verkennende, karterende en waarderende fase. De verkennende fase heeft tot doel inzicht te krijgen in de vormeenheden van het landschap, voor zover deze van invloed zijn op de locatiekeuze. Op deze manier worden kansarme zones uitgesloten en kansrijke zones geselecteerd voor de volgende fasen. Tijdens de karterende fase wordt het onderzoeksgebied systematisch onderzocht op de aanwezigheid van archeologische vondsten of sporen. De waarderende fase sluit aan op de karterende fase. Het waarnemingsnet kan verdicht worden om de horizontale begrenzing, ligging en omvang van archeologische vindplaatsen vast te stellen. Een veldkartering wordt uitgevoerd wanneer vondsten of sporen aan de oppervlakte worden verwacht en zichtbaar zijn op het moment dat het onderzoek uitgevoerd wordt. Dit type onderzoek bestaat uit het belopen van het maaiveld van het plangebied.
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 38 van 43
Inventariserend Veldonderzoek; Proefsleuven Als uit vooronderzoek blijkt dat binnen het plangebied archeologische resten aangetroffen kunnen worden kan het bevoegd gezag beslissen tot een proefsleuvenonderzoek. Proefsleuven zijn lange sleuven van twee tot vijf meter breed die worden aangelegd in de zones waar in de voorgaande onderzoeksfase aanwijzingen voor vindplaatsen zijn aangetroffen. De KNA schrijft voor dat bij een dergelijk onderzoek minimaal 5% van het te verstoren gebied onderzocht dient te worden. De Derde fase: Archeologische Begeleiding (AB) of Opgraven (AAO) Archeologische Begeleiding Als het vooronderzoek niet voldoende informatie heeft opgeleverd om de archeologische waarde van de archeologische resten te bepalen, kan besloten worden tot archeologische begeleiding van de sloop- of graafwerkzaamheden. Dit betekent dat archeologen bij het graafwerk aanwezig zijn om het werk te volgen en eventuele resten te documenteren. Wanneer tijdens de werkzaamheden vondsten (van hoge archeologische waarde) naar boven komen, die aanleiding geven tot nader onderzoek, kan alsnog besloten worden om tot een opgraving over te gaan. Opgraven Indien de archeologische resten niet in situ bewaard kunnen blijven, maar wel van belang zijn voor de wetenschap, kan het bevoegd gezag besluiten over te gaan tot een Algehele Archeologische Opgraving (AAO). Het doel hiervan is volgens de KNA het documenteren van gegevens en het veiligstellen van materiaal van vindplaatsen om daarmee informatie te behouden, die van belang is voor kennisvorming over het verleden.
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 39 van 43
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 40 van 43
Bijlage 4
10111793 SIM.VAE.ARC
Planontwerp
Pagina 41 van 43
Bijlage 5
10111793 SIM.VAE.ARC
Boorprofielen
Pagina 42 van 43
10111793 SIM.VAE.ARC
Pagina 43 van 43