Gemeente Simpelveld Milieubeleidsplan 2014-2018 “Kiezen voor de toekomst” Concept
5 december 2013
Vastgesteld door D.d.
Milieubeleidsplan 2014-2018
Inhoud 1. 2.
Samenvatting ................................................................................................................................. 4 Aanleiding, visie, doelen en leeswijzer .......................................................................................... 5 2.1. AANLEIDING ............................................................................................................................ 5 2.2. VISIE....................................................................................................................................... 5 2.3. DOELEN .................................................................................................................................. 5 2.4. LEESWIJZER ............................................................................................................................ 6 3. Totstandkoming van het milieubeleidsplan.................................................................................... 7 3.1. STAND VAN ZAKEN MET BETREKKING TOT MILIEU ....................................................................... 7 3.2. BEPALING AMBITIE EN PRIORITEITEN ......................................................................................... 7 3.3. STATUS VAN HET MILIEUBELEIDSPLAN ....................................................................................... 8 4. Algemene taken ............................................................................................................................. 9 5. Ondergrond: bodem, water, archeologie en cultuurhistorie......................................................... 10 5.1. BODEM ................................................................................................................................. 10 5.2. W ATER ................................................................................................................................. 12 5.3. CULTUURHISTORIE ................................................................................................................ 15 6. Groen en landschap..................................................................................................................... 18 6.1. BEHEER VAN OPENBAAR GROEN ............................................................................................. 18 6.2. NATUUR- EN LANDSCHAPSBEHEER ......................................................................................... 19 7. Milieu en ruimtelijke ordening ...................................................................................................... 21 7.1. LUCHT .................................................................................................................................. 21 7.2. GEUR.................................................................................................................................... 22 7.3. GELUID ................................................................................................................................. 23 7.4. EXTERNE VEILIGHEID ............................................................................................................. 24 8. Energie en duurzaamheid............................................................................................................ 27 8.1. ENERGIEBELEID..................................................................................................................... 27 8.2. DUURZAAM BOUWEN .............................................................................................................. 29 8.3. DUURZAME GEMEENTELIJKE ORGANISATIE .............................................................................. 31 9. Afval ............................................................................................................................................. 33 9.1. AFVALPREVENTIE EN –SCHEIDING........................................................................................... 33 9.2. ZWERFAFVAL......................................................................................................................... 34 10. Bedrijvigheid ................................................................................................................................ 36 10.1. VERGUNNINGVERLENING........................................................................................................ 36 10.2. AMMONIAKEMISSIE ................................................................................................................ 38 10.3. TOEZICHT EN HANDHAVING..................................................................................................... 39 11. Communicatie en educatie .......................................................................................................... 40 11.1. COMMUNICATIE EN EDUCATIE ALS TAAKVELD ........................................................................... 40 11.2. COMMUNICATIE ALS ONDERSTEUNING BIJ ANDERE TAAKVELDEN ............................................... 41 Bijlage 1. Lijst van afkortingen.............................................................................................................. 42 Bijlage 2. Bij het opstellen van het milieubeleidsplan gebruikte documenten...................................... 43 Bijlage 3. Overzicht bepaalde prioriteit wettelijk verplichte activiteiten ................................................ 44 Bijlage 4. Overzicht bepaalde prioriteit niet-wettelijk verplichte activiteiten ......................................... 45 Bijlage 5. Resultaat ambitie wettelijk verplichte activiteiten ................................................................. 47 Bijlage 6. Resultaat ambitie niet-wettelijk verplichte activiteiten .......................................................... 48
Pagina 2
Milieubeleidsplan 2014-2018
VOORWOORD Met trots kan ik u het Milieubeleidsplan 2014-2018, “Kiezen voor de toekomst” presenteren. In dit milieubeleidsplan komen onderwerpen aan de orde die verband houden met de leefomgeving. Dus breder dan alleen milieu. Het gaat om de ondergrond, wat daarin zit, om het mooie glooiende landschap, de gewone milieuthema’s (geluid, lucht, geur en externe veiligheid), energie en duurzaamheid, afval en bedrijvigheid. Ook hoe de gemeente hierover communiceert met u komt aan de orde. Want zonder uw hulp bereiken we niets. Dit stuk is in goede samenwerking met het college, gemeenteraad, raadscommissie en ambtenaren tot stand gekomen. Bijzonder aan dit Milieubeleidsplan is dat in een raadscommissiebijeenkomst voor alle onderwerpen prioriteiten zijn gesteld. En dit voor zowel de wettelijke als de niet-wettelijke taken. Zeker in tijden van bezuinigingen is het belangrijk dat deze keuzes worden gemaakt. Geld kan ten slotte maar een keer worden uitgegeven. Met de prioritaire activiteiten vullen we het algemene doel van dit plan: “Het verbeteren van de duurzaamheid op langere termijn en het bieden van een goede leefomgeving voor de huidige en toekomstige inwoners van onze gemeente” in. Met betrekking tot de wettelijke taken is uitgesproken dat prioriteit krijgen: beter inzicht in verontreinigde locaties, kwalitatief hoogwaardige vergunningverlening, toetsen aan geluidnormen bij planontwikkeling, energiebesparing bij vergunningverlening en meldingen en verbeteren van gescheiden inzamelen van afval. Voor wat betreft de niet-wettelijke taken hebben prioriteit gekregen: groenbeheer, zwerfafval terugdringen, communicatie bij bodemsanering, afkoppelen van hemelwater, evenementenbeleid, burgers informeren over energiebesparing, duurzaam bouwen en onderzoek naar energiezuinige openbare verlichting. Met dit nieuwe plan hebben we een duidelijke richting bepaald waarmee we, samen met u, de komende jaren vooruit kunnen.
Met vriendelijke groet, Namens burgemeester en wethouders van Simpelveld, Wethouder ing. R.J.J. (René) Ridderbeek
Pagina 3
Milieubeleidsplan 2014-2018
1. Samenvatting In dit milieubeleidsplan van de gemeente Simpelveld zijn de hoofdlijnen, de beleidsuitgangspunten, de prioritaire thema’s en bijpassende activiteiten vastgelegd voor het uit te voeren milieubeleid voor de periode 2014-2018. De activiteiten zijn verdeeld in wettelijk verplichte en niet-wettelijk verplichte activiteiten. In de besloten raadscommissiebijeenkomst op 9 oktober 2012 zijn voor beide soorten activiteiten prioriteiten gesteld. Voor de wettelijke activiteiten is in deze raadscommissiebijeenkomst het ambitieniveau vastgesteld en voor de niet-wettelijke activiteiten is aangegeven of deze uitgevoerd moeten worden of niet. Hieronder zijn de activiteiten met de hoogste ambitie/prioriteit gegeven. De top zes voor wat betreft wettelijk verplichte activiteiten (in volgorde van prioriteit) is: Prioriteit 5 4 4
3
2 2
Nr. 0.1 1.3 15.1
Wettelijk verplichte activiteit Opstellen jaarlijks milieuprogramma. Het in beeld brengen en registreren van verontreinigde locaties. Een actieve en stelselmatige aanpak bij het accepteren van meldingen, het verlenen van vergunningen en het actualiseren/intrekken van verouderde milieuvergunningen. 8.1 Het toetsen en beoordelen van nieuwe ontwikkelingen aan de geluidnormen (“omgekeerde werking”). 10.1 Adviseren toezicht op energiebesparing volgens het Activiteitenbesluit en de omgevingsvergunning. 13.1 Het continueren en deels nog verbeteren van de gescheiden inzameling van huishoudelijke afvalstoffen.
De top acht voor wat betreft niet-wettelijk verplichte activiteiten (in volgorde van prioriteit) is: Prioriteit Nr. 4 4.1 4 3 3 3 3 3 3
14.2 1.4 2.3 8.2 10.4 11.2 12.3
Niet-wettelijk verplichte activiteit Duurzaam beheren van openbaar groen conform het bestaande groenbeheerplan. Uitvoeren van maatregelen uit het zwerfafvalplan om zwerfafval terug te dringen. Meer aandacht voor communicatie rond saneringsprojecten om onnodige ongerustheid bij buurtbewoners te voorkomen. Afkoppelen hemelwater voortzetten. Opstellen van evenementenbeleid en naleven geluidvoorschriften, waardoor geluidoverlast wordt voorkomen. Burgers informeren over energie besparen, duurzame energie (fietsen), subsidies. Opstellen beleid t.a.v. duurzaam bouwen. Bij openbare verlichting de toepassing van led onderzoeken.
In bijlage 3 is een overzicht opgenomen van alle acties voor alle thema’s/onderwerpen. Hier is tevens aangegeven of een actie wettelijk verplicht is of een vrije keuze.
Pagina 4
Milieubeleidsplan 2014-2018
2. Aanleiding, visie, doelen en leeswijzer 2.1. Aanleiding Voor u ligt het milieubeleidsplan van de gemeente Simpelveld. Op 3 november 2011 heeft de afdelingsmanager Dienstverlening onder mandaat/namens het college van burgemeester en wethouders besloten om een nieuw milieubeleidsplan op te laten stellen. Het milieubeleid werd tot op dat moment gebaseerd op het VROM-beleidsprogramma 2005-2009. Het voorliggende plan geldt van 2014 tot en met 2018 en bevat de hoofdlijnen en de beleidsuitgangspunten met betrekking tot het uit te voeren milieubeleid voor de periode 2014-2018. Figuur 1. Gemeentehuis
2.2. Visie In haar college programma 2010 – 2014 “Verder samenwerken, verder samen werken” geeft zij aan dat er omvangrijke opdrachten liggen op het gebied van leefbaarheid, krimp en vergrijzing. In de Strategische visie gemeente Simpelveld 2013-2023 heeft de gemeente besloten vast te houden aan de doelen uit de visie van de voorgaande periode (2006-2016) “een integrale en duurzame versterking van het goede woon- en leefklimaat voor de eigen gemeenschap”. De volgende speerpunten zijn in de nieuwe Strategische visie gekozen: ‘Toerisme en recreatie’, ‘Blijven wonen’, ‘Participatie’ en ‘Kleinschalig en startend ondernemerschap’. 2.3. Doelen Doel programma milieu (vrij naar: programmabegroting gemeente Simpelveld 2012) Het doel is het blijven garanderen van de goede milieukwaliteit op het gebied van bodem, geluid, gezondheid en veiligheid. In dat perspectief zullen wij voortdurend blijven zoeken naar kansen om de leefkwaliteit en de hiermee samenhangende duurzaamheid van de omgeving te blijven verbeteren. De gemeente Simpelveld beoogt: • het blijven garanderen van de milieukwaliteit zoals geluid, gezondheid en veiligheid; • het voldoen aan de (wettelijke) milieukwaliteiten en voor de toekomst zo houden; het voldoen aan de wettelijke eisen op het gebied van lucht, geluid, water, bodem, afval, veiligheid en risico’s; • aansluitend op de basismilieukwaliteit: het voortdurend zoeken naar kansen om de leefkwaliteit en op de langere termijn duurzaamheid te verbeteren: • het verhogen van de milieukwaliteit om zo bij te dragen aan een aantrekkelijke woon-, werk- en recreatieve omgeving;
Pagina 5
Milieubeleidsplan 2014-2018
•
per gebied te streven naar verschillende milieu- en leefkwaliteitskenmerken, passend bij de kenmerken en mogelijkheden van de gebieden.
Het conceptmilieubeleidsplan is vastgesteld in de vergadering van het college burgemeester en wethouders van 14 januari 2014, behandeld in de raadscommissiebijeenkomst van 11 februari 2014 en vastgesteld in de raadsvergadering van 20 februari 2014. Het conceptplan ligt na vaststelling in de gemeenteraad gedurende vier weken voor een ieder ter inzage. Het hoofddoel van het milieubeleid is als volgt: Het verbeteren van de duurzaamheid op langere termijn en het bieden van een goede leefomgeving voor de huidige en toekomstige inwoners van onze gemeente. Om dit te realiseren staat de gemeente voor een integraal, duurzaam, geloofwaardig en haalbaar milieubeleid. De landelijk geldende beleidsthema’s zijn hierbij richtinggevend voor het lokale beleid. Daarbinnen worden keuzes gemaakt en nuances aangebracht met het oog op de lokale omstandigheden en financiële mogelijkheden. Na vaststelling van het plan zullen wij bij het uitoefenen van gemeentelijke bevoegdheden zoals vergunningverlening en het opstellen van gemeentelijke verordeningen rekening houden met het milieubeleidsplan. Daarnaast zijn er voor een aantal beleidsthema’s specifieke beleidsplannen of worden deze opgesteld. Waar dit aan de orde is, wordt in dit milieubeleidsplan naar deze plannen verwezen. Het doel van dit milieubeleidsplan is: • Het bieden van een beleidsmatige onderbouwing van de uit te voeren wettelijke taken en activiteiten. • Het maken van een vertaalslag van de milieutaken op landelijk en provinciaal schaalniveau naar de specifieke lokale omstandigheden. • Het inspelen op (toekomstige) ontwikkelingen en speerpunten. • Het leggen van een verband tussen uitgangspunten (randvoorwaarden), doelen, prioriteiten en uitvoering. • Versterken van integratie tussen milieu en andere taakvelden en beleidsplannen. 2.4. Leeswijzer In dit plan wordt per taakveld aangegeven wat de komende jaren moet gebeuren en wat de ambities zijn en hoe we dat willen realiseren. Per taakveld is: - een korte beschrijving gegeven van de landelijke, provinciale en regionale wetgeving, richtlijnen en beleidskader (indien aanwezig); - een korte beschrijving gegeven van de focus van het gemeentelijk beleid en het doel van het voorgestelde beleid (zoveel mogelijk meetbaar) voor de planperiode 2014-2018. - een overzicht van de activiteiten opgesteld om het doel/de doelen te realiseren.
Pagina 6
Milieubeleidsplan 2014-2018
3. Totstandkoming van het milieubeleidsplan Als onderdeel van het opstellen van het nieuwe plan is gestart met Figuur 2. Gemeente Simpelveld het in kaart brengen van de huidige situatie. Hierbij is het VROMbeleidsprogramma 2005-2009 als uitgangspunt genomen en is gekeken naar de huidige beleidslijnen op milieugerelateerde taakvelden. De ambities en kaders voor dit milieubeleidsplan zijn bepaald na een aantal ambtelijke bijeenkomsten. Vervolgens zijn de activiteiten verder uitgewerkt en is op 9 oktober 2012 een raadscommissievergadering gehouden om het ambitieniveau en de prioriteiten vast te stellen voor de wettelijk verplichte en nietwettelijk verplichte activiteiten. Vervolgens is een globale begroting opgesteld en besproken. De vastgestelde ambitieniveaus en de aangepaste begroting zijn verwerkt in dit milieubeleidsplan. Uiteindelijk zal het milieubeleidsplan bestuurlijk worden vastgesteld. Het milieubeleidsplan is daarmee het kader voor de uitvoering van de gemeentelijke taken op het gebied van milieu tot en met 2018. 3.1. Stand van zaken met betrekking tot milieu Voor wat betreft de inventarisatie van de huidige stand van zaken met betrekking tot milieubeleid is gebruik gemaakt van vragenlijsten, die zijn ingevuld door ambtenaren van de gemeente Simpelveld. Daarnaast is voor de evaluatie gebruik gemaakt van een groot aantal documenten waarin milieu of duurzaamheid een plaats heeft gekregen en waarin mogelijk relevante beleidslijnen zijn uitgezet. Dit betreft de documenten opgenomen in bijlage 2. Voor de verschillende milieuthema’s is inzichtelijk gemaakt wat de doelstellingen en ambities uit het milieubeleidsplan waren en in hoeverre deze zijn bereikt. Op grond hiervan is per taakveld een stand van zaken geformuleerd. 3.2. Bepaling ambitie en prioriteiten Gekozen is om het milieubeleid te ontwikkelen vanuit een lijst van milieuthema’s en -onderwerpen die ontleend zijn aan vastgesteld landelijk, provinciaal en lokaal beleid. Op basis van het verkregen inzicht via gesprekken en door de ingevulde vragenlijsten per thema, zijn in overleg de belangrijkste onderwerpen bepaald.
Pagina 7
Milieubeleidsplan 2014-2018
Gekozen is voor de volgende onderwerpen en indeling: Onderwerp 1. Ondergrond 2. Groen en landschap 3. Milieu en ruimtelijke ordening 4. Klimaat en duurzaamheid 5. Afval 6. Bedrijvigheid 7. Communicatie en educatie
Taakvelden Bodem, water, cultuurhistorie Beheer van openbaar groen, natuur- en landschapsbescherming Geluid, luchtkwaliteit, geurhinder, externe veiligheid Klimaatbeleid, duurzaam bouwen, duurzame gemeentelijke organisatie preventie, scheiding en zwerfafval Vergunningverlening, toezicht en handhaving Communicatie en educatie
Op 9 oktober 2012 zijn in een besloten raadscommissiebijeenkomst de ambities en prioriteiten bepaald voor de wettelijk verplichte en niet-wettelijk verplichte activiteiten. Onder de afzonderlijke thema’s zijn de activiteiten en de prioriteiten opgenomen. De legenda voor de gebruikte kleuren is hieronder opgenomen.
Toelichting kleuren en prioriteiten
Kleur/cijfer 3, 4 en 5 1 en 2 0 -1 en -2 -3, -4 en -5
Prioriteit Hoge prioriteit
Iets minder hoge prioriteit Neutraal Iets lagere prioriteit Lage prioriteit
In bijlage 3 en 4 is een overzicht opgenomen van de resultaten van de prioriteitstellingssessie. Voor de wettelijke activiteiten met prioriteit 5 en 4 wordt een bovenwettelijke niveau nagestreefd. De niet-wettelijke activiteiten met prioriteit 4 of 3 kunnen worden uitgevoerd indien het budget dit toelaat. 3.3. Status van het milieubeleidsplan Artikel 4.16 van de Wet milieubeheer biedt gemeenten de mogelijkheid om een gemeentelijk milieubeleidsplan vast te stellen, waarin hoofdlijnen, ambities en doelstellingen van het gemeentelijke milieubeleid worden beschreven. Een gemeentebestuur dat een milieubeleidsplan heeft vastgesteld, wordt geacht in elk geval rekening te houden met dit plan bij het nemen van besluiten in het kader van de Wet milieubeheer (waaronder vergunningverlening en handhaving) of andere besluiten waarbij het belang van de bescherming van het milieu in beschouwing moet of kan worden genomen. Tot voor kort moest de gemeente ook bij het opstellen van het jaarlijkse milieuprogramma rekening worden gehouden met het gemeentelijke milieubeleidsplan.
Pagina 8
Milieubeleidsplan 2014-2018
4. Algemene taken In de Wet milieubeheer waren tot 1 april 2013 een aantal wettelijk verplichte taken (0.1 en 0.2) opgenomen. Deze zijn met de komst van de Crisis en Herstelwet vervallen. De rijksoverheid gaat ervan uit dat de gemeente haar beleid in haar begroting heeft vastgelegd. Voor toezicht en handhaving is de verplichting voor het programma en het verslag nog steeds aanwezig. Voor een goede beleidscyclus heeft de gemeente Simpelveld besloten de huidige systematiek te handhaven. De taken die hiermee samenhangen zijn hieronder genoemd. Om deze taken goed te kunnen verrichten, is het gewenst zijn om de ontwikkelingen op dit gebied bij te houden. Acties Wettelijk verplichte activiteiten Opstellen jaarlijks milieuprogramma. Opstellen milieujaarverslag. Niet-wettelijk verplichte activiteiten 0.3 Algemeen milieubeleid (bijstellen/bijhouden ontwikkelingen). Op pagina 8 is de legenda voor de gebruikte kleuren opgenomen. Nr. 0.1 0.2
Pagina 9
Prioriteit 5 0 2
Milieubeleidsplan 2014-2018
5. Ondergrond: bodem, water, archeologie en cultuurhistorie 5.1. Bodem Het bodembeleid in Nederland is gericht op het voorkomen van nieuwe verontreinigingen en het saneren van verontreinigingen die in het verleden zijn ontstaan. Het doel van het bodembeleid is een bewust en duurzaam gebruik van de bodem. Voor het voorkomen van nieuwe verontreinigingen is in de Wet bodembescherming een zorgplicht opgenomen. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en bij omgevingsvergunningsaanvragen wordt in veel gevallen bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten worden opgenomen in een bodeminformatiesysteem, waardoor de bodemkwaliteit in de gemeente inzichtelijk is. Deze informatie kan weer worden gebruikt bij het plannen van ruimtelijke ontwikkelingen, bodemenergiesystemen en voor het informeren van burgers. Wet- en regelgeving Activiteitenbesluit Met ingang van 1 juli 2013 zijn de gesloten bodemenergiesystemen opgenomen in het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling. De activiteiten om te komen tot gesloten warmtekoudeopslagsystemen (WKO) zijn (onder voorwaarden) meldingsplichtige activiteiten of inrichtingen geworden. Eigenaren van een nieuw gesloten bodemenergiesysteem moeten een melding bij de gemeente doen. De gemeente is verantwoordelijk voor het beoordelen van deze meldingen, het toezicht hierop en in bijzondere gevallen het beoordelen van de Omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM). Besluit bodemkwaliteit In 2008 is als opvolger van het Bouwstoffenbesluit het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) in werking getreden. Dit besluit heeft betrekking op grond, bagger en waterbodems. De doelstelling van het besluit is de (lokale en regionale) bodemkwaliteit te verbeteren door eisen te stellen aan grondtransport, aan hergebruik van grond en aan de bodemkwaliteit in relatie tot de functie van de bodem. In het kader van het Besluit bodemkwaliteit kunnen Figuur 3. Landschap gemeenten voor wat betreft het in stand houden van de bodemkwaliteit kiezen voor het volgen van generiek beleid (landelijk beleid), maar ze kunnen ook eigen gebiedsspecifiek beleid opstellen. Eigen beleid moet worden opgenomen in een nota bodembeheer. Een bodemkwaliteitskaart is een verplicht onderdeel van deze nota. In het kader van het nieuwe Besluit bodemkwaliteit worden enigszins andere eisen gesteld aan een nota bodembeheer en een bodemkwaliteitskaart dan voorheen. Een belangrijk aspect in het nieuwe bodembeleid is naast de bodemfunctiekaart het convenant Bodem: de transitie die in 2015 moet hebben geleid van een bodembeleid naar een beleid voor de ondergrond, grondwaterbeheer en bodemsanering.
Pagina 10
Milieubeleidsplan 2014-2018
Wet bodembescherming Het saneren van verontreinigingen uit het verleden is geregeld in de Wet bodembescherming. Sinds 1 januari 2006 wordt ingezet op functiegerichte sanering (zo schoon als nodig is voor het gewenste gebruik van de bodem) in plaats van op multifunctionele sanering. Het doel hiervan is dat de sanering efficiënter plaatsvindt. De provincie is het bevoegde gezag hiervoor. Omgevingswet Met de Omgevingswet worden de wettelijke kaders inzichtelijker gemaakt om ontwikkeling en beheer van de leefomgeving beter beheersbaar te maken. Onderwerpen die in de nieuwe wet worden geregeld verdwijnen uit de bestaande wetgeving. De nieuwe wet zal daarmee een aanzienlijke inhoudelijke reductie van regels, wetten en regelingen op het terrein van de fysieke leefomgeving betekenen. De planning is dat de Omgevingswet in 2014 in werking zal treden. De nieuwe wet gaat met prioriteit de volgende zaken regelen: • Het versnellen en verbeteren van besluitvorming in het brede fysieke domein; • De integratie van plannen en toetsingskaders; • Het vergroten van bestuurlijke afwegingsruimte; • Het doelmatig uitvoeren van onderzoek. Stand van zaken Op 11 maart 2004 is de bodemkwaliteitskaart (BKK) en het bijbehorende bodembeheerplan uit 2001 vastgesteld. Vanwege het ontbreken van een geldigheidstermijn in het vorige bodembeheerplan was deze bodemkwaliteitskaart en bijbehorend bodembeheerplan geldig tot 1 juli 2013. Voor de nietgezoneerde gebieden gelden de in het besluit van 28 juni 2008 opgenomen bodemfunctieklassen uit het generieke kader van het Besluit bodemkwaliteit (Bbk). Voor nieuwe stoffen binnen gezoneerde gebieden gelden de AW2000 (Achtergrondwaarde 2000). Het bodeminformatiesysteem (BIS) van de gemeente Simpelveld is gevuld met resultaten van bodemonderzoeken en dient regelmatig te worden geactualiseerd. Het is momenteel nog niet via internet te raadplegen. De gemeente Simpelveld kon tot 2012 aanvragen indienen voor de projectmatige aanpak van bodem- en grondwatersaneringen die in het verleden zijn ontstaan (statische bodemverontreinigingen) in het kader van stedelijke vernieuwing. Belangrijk is dat voor 2015 in Limburg alle zogenaamde prioritaire bodemverontreinigingsgevallen zijn gesaneerd. Dit zijn de gevallen van bodemverontreiniging met een humaan-, verspreidings- en/of ecologisch risico. De gemeente treedt stimulerend op bij het saneren van verontreinigde bodems in ontwikkelingsgebieden (dynamische verontreinigingen). De focus van het bodembeleid verschuift van het saneren of beheersen van verontreinigingen naar zogenaamd duurzaam bodembeheer. Duurzaam bodembeheer vraagt om ordening van de ondergrond. Ordening draagt bij aan de balans tussen het beschermen van de kwetsbare ondergrond (ofwel het in stand houden van de opbouw en de samenstelling van de bodem) en zorgvuldig gebruik van de ondergrond voor verschillende functies.
Pagina 11
Milieubeleidsplan 2014-2018
Stand van zaken bodemkwaliteit De bodemkwaliteitskaart is in 2008 geactualiseerd, maar niet geaccepteerd door de provincie vanwege het ontbreken van een bodembeheerplan. Omdat de gemeente Simpelveld gebruik maakt van het generieke beleidskader hoeft geen bodembeheerplan te worden opgesteld. In 2013 is een gemeente dekkende bodemfunctieklassekaart vastgesteld. Bodemonderzoeken voert de gemeente niet zelf uit; deze worden uitbesteed. Stand van zaken bodemsanering Binnen de gemeente is de gehele bovengrond diffuus verontreinigd met zware metalen en PAK. Eén potentiele spoedlocatie moet nog worden onderzocht, een aantal locaties heeft de aandacht. Doelen Uitvoering van wettelijke taken op het gebied van bodem voor wat betreft het registreren van verontreinigde locaties op bovenwettelijk niveau en meer aandacht voor communicatie rond bodemsaneringen. Acties Wettelijk verplichte activiteiten Prioriteit Het opstellen van een gemeentedekkende bodemfunctieklassenkaart en toegankelijk 1 maken via internet. 1.2 Het uitvoeren en toetsen van bodemonderzoeken bij nieuwe ontwikkelingen en het 1 vastleggen van deze en nog niet ingevoerde resultaten (incl. WKO) in het bodeminformatiesysteem. 1.3 Het in beeld brengen en registreren van verontreinigde locaties. 4 Niet-wettelijk verplichte activiteiten 1.4 Meer aandacht voor communicatie rond saneringsprojecten om onnodige ongerustheid bij 3 buurtbewoners te voorkomen. 1.5 Aandacht voor voormalige tankstations, niet in gebruik zijnde ondergrondse tanks, 1 afdeklaag van voormalige stortlocaties. 1.6 Begeleiden van saneringen van verontreinigde locaties. 0 1.7 De samenhang tussen energie, water, biodiversiteit, bodem en RO bevorderen door kennis 1 en informatie tussen de verschillende afdelingen/medewerkers uit te wisselen. Op pagina 8 is de legenda voor de gebruikte kleuren opgenomen. Nr. 1.1
5.2. Water Wet- en regelgeving Europees beleid De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water (KRW) omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (estuaria), kustwateren en grondwater. De streefdatum voor het bereiken van de gewenste waterkwaliteit is 2015. Eventueel kan er, mits goed onderbouwd, uitstel (derogatie) verleend worden tot uiteindelijk 2027. Voor het uitwerken van de doelstellingen zijn er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld, die in 2009 definitief zijn goedgekeurd en vastgesteld door “Den Haag” en “Brussel”. In deze (deel)stroomgebiedsbeheerplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. De ecologische ambities worden vooral op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald. Het gebied waarin de Pagina 12
Milieubeleidsplan 2014-2018
gemeente Simpelveld is gelegen ligt in het internationale stroomgebied van de Maas en specifiek in het stroomgebied van Roer en Overmaas: het stroomgebied Geleenbeek, Rode Beek en Worm. Rijksbeleid Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is in diverse nota’s vastgelegd. Het meest directe beleidsplan is de Vierde Nota Waterhuishouding en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, juli 2003, geactualiseerd 2008). Het Nationaal Bestuursakkoord Water heeft tot doel “om in de periode tot 2015 het hoofdwatersysteem in Nederland te verbeteren en op orde te houden”. Het gaat daarbij om het aanpakken van de gevolgen van de zeespiegelstijging, bodemdaling en een veranderend klimaat. Door het laatstgenoemde krijgt Nederland steeds meer te maken met extreem natte en extreem droge periodes. Belangrijk onderdeel is om de drietrapsstrategie ‘vasthouden, bergen, afvoeren’ in alle overheidsplannen als verplicht afwegingsprincipe te hanteren. In het Nationaal Bestuursakkoord is vastgelegd dat de watertoets een verplicht te doorlopen proces is in waterrelevante ruimtelijke planprocedures, waarbij een vroegtijdige betrokkenheid van de waterbeheerder in de planvorming wordt gewaarborgd. Verder is water in de Nota Ruimte een belangrijk, structurerend principe voor bestemming, inrichting en gebruik van de ruimte. Om problemen met water te voorkomen moet, anticiperend op veranderingen in het klimaat, de ruimte zo worden ingericht dat water beter kan worden vastgehouden of geborgen. Ook de Waterwet (december 2009) speelt een rol, omdat deze wet de verantwoordelijkheden regelt in het waterbeheer en de hoofdrichting bepaalt van het waterbeleid. Provinciaal beleid Op provinciaal niveau is het waterbeheer vastgelegd in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL), vastgesteld door Provinciale Staten van Limburg op 22 september 2006. Het POL wordt jaarlijks geactualiseerd. Het provinciale waterbeleid bevat de volgende strategische doelen (de cijfers tussen haakjes verwijzen naar de betreffende paragrafen: Herstel sponswerking (4.4.2) • Het voorkomen van wateroverlast en watertekort in het regionale watersysteem, anticiperend op veranderende klimatologische omstandigheden. Herstel van de natte natuur (4.4.3) • Het bereiken van ecologisch gezonde watersystemen en grondwaterafhankelijke natuur. Schoon water (4.4.4) • Het bereiken van een goede chemische kwaliteit voor water en sediment. Duurzame watervoorziening (4.4.5) • Het beschermen van water voor menselijke consumptie, zodanig dat voldoende water van de vereiste kwaliteit via eenvoudige zuiveringstechnieken beschikbaar is. Een veilige Maas (4.4.6) • Het streven naar een acceptabel risico voor overstromingen in het rivierbed van de Maas. Naast een beleidskader is het POL ook toetsingskader voor de taakuitoefening van lagere overheden op het gebied van water. Voor specifieke doelen zijn in het plan waterhuishoudkundige functies toegekend (zoals de Ecologische Hoofdstructuur, waternatuur, ecologische verbindingszone’s en zwemwater). De doelstellingen voor het herstel van waterlopen met een ecologische functie en de stimulering van aanleg van ecologische verbindingszones buiten de bebouwde kom zijn hierin opgenomen. In het Waterplan zijn voorwaarden opgenomen voor energieopslag in de bodem in Pagina 13
Milieubeleidsplan 2014-2018
relatie tot andere grondwateronttrekkingen, voor bodemverontreiniging en voor grondwaterbeschermingsgebieden (25- en 100-jaarszones). Op grond van de Waterwet fungeert het POL als structuurvisie. Dit plan heeft daardoor een belangrijke doorwerking in dit milieubeleidsplan. Figuur 4. Eyserbeek Beleid waterschap Het waterschap is verantwoordelijk voor het operationele beheer van de regionale oppervlakte-wateren in kwantitatief en kwalitatief opzicht. Met de inwerkingtreding van de Waterwet is het waterschap tevens verantwoordelijk voor het grondwaterbeheer en de vergunningverlening voor grondwateronttrekkingen van minder dan 150.000 m³. Aangezien het waterbeheer in de gemeente Simpelveld is opgedragen aan het Waterschap Roer en Overmaas dient rekening te worden gehouden met het vigerende beleid van het waterschap. Relevant beleid voor de gemeente is het Waterbeheersplan 2010 – 2015, vastgesteld door het Algemeen Bestuur van het Waterschap Roer en Overmaas op 29 september 2009 en de aangepaste Keur (Waterwet) van het waterschap (2009).
Beleid gemeente Uitgangspunt in het huidige beleid met betrekking tot oppervlaktewater en grondwaterkwaliteit is dat planontwikkeling moet aansluiten bij een duurzaam integraal waterbeheer. De gemeente conformeert zich aan het ingezette beleid van het Waterschap Roer en Overmaas, het provinciale en het landelijke beleid. Daardoor staan de volgende uitgangspunten centraal: • Vrijkomend of afstromend hemelwater loopt in het landelijke gebied de volgende voorkeursvolgorde door: 1. Hergebruik; 2. Infiltreren; 3. Bufferen; 4. Afvoeren; 4a. af laten stromen naar oppervlakte water 4b. aansluiten op de riolering. • Omgevingsvergunning: Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt geadviseerd om regenwater op eigen terrein vast te houden en geen uitlogende materialen (koper, lood en zink) te gebruiken. De hydrologische situatie moet gelijk blijven aan de oorspronkelijke situatie. De gemiddeld hoogste grondwaterstand mag niet worden verlaagd. Gebruik wordt gemaakt van de kwaliteitsvolgorde bij lozing van afvalwater (schoonhouden, scheiden, zuiveren). • Bij de (her)inrichting van gebieden, dat geldt ook voor particuliere ontwikkelingen, mag water afgevoerd worden naar het watersysteem van het waterschap, maar dat wordt per locatie bepaald. Indien mogelijk wordt afgekoppeld of verbeterd gescheiden. • Nieuwe ongezuiverde lozingen in het buitengebied worden niet toegestaan. Als een persleidingsysteem in de omgeving aanwezig is dient daarop aangesloten te worden. Indien geen systeem aanwezig is dient de eigenaar een IBA III (Individuele Behandeling van Afvalwater) te plaatsen aangezien het in het algemeen kwetsbaar gebied betreft. Stand van zaken Het water gerelateerde beleid van de gemeente Simpelveld is vastgelegd in het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2010-2015. In de wet gemeentelijke watertaken (2008) is opgenomen dat de gemeente de algemene zorgplicht heeft om afvalwater, hemelwater en grondwater gescheiden te verwerken. Het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (verbreed-GRP) van de gemeente Simpelveld is hiervoor de richtlijn. Het voornaamste streven van de gemeente is Pagina 14
Milieubeleidsplan 2014-2018
afkoppeling van het regenwater door middel van infiltratie. Als infiltratie niet haalbaar is, bijvoorbeeld in dicht bebouwd gebied, dan wordt gestreefd naar een gescheiden rioolstelsel. Bij nieuwbouw dient zoveel mogelijk rekening gehouden te worden met dit streven. Het Verbreed-GRP richt zich op een verbetering van de kwaliteit van het rioleringsstelsel, op de vermindering van de vuiluitworp naar het oppervlaktewater, de bodem en het grondwater, op het voorkomen van overlast en op het vasthouden van schoon hemelwater in de gemeente. Stand van zaken hemelwater De watertoets bij nieuwbouwplannen wordt uitgevoerd, regenwater wordt zoveel mogelijk afgekoppeld. Wadi's, oppervlakkige afstroming, deels (verbeterd) gescheiden stelsel/afkoppeling, in BRP regen- en grondwaterbeleid en archeologisch vooronderzoek bij werken met enige omvang, worden zoveel mogelijk toegepast. Stand van zaken afvalwater • Alle panden zijn aangesloten op het riool of een IBA (Individuele Behandeling van Afvalwater). • voor onkruidbestrijding wordt DOB-methode (Duurzaam Onkruidbeheer) toegepast (niet binnen 1 m van kolken en taluds van oppervlaktewater)). • Als gevolg van gewijzigde regelgeving voldoet de gemeente Simpelveld niet meer aan de basisinspanning risicovolle overstorten. • OAS (Optimalisatie Afvalwatersysteem) mei 2009 uitgevoerd, (de maatregelen van de OAS zijn in het) BRP (Basis Rioleringsplan) 2011 en VGRP (Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan) 2010-2015 opgenomen. • Door gewijzigde regelgeving is er geen goed inzicht en onvoldoende kennis aanwezig binnen de gemeente Simpelveld op het aspect water (m.u.v. de riolering). Doelen Voldoen aan wettelijke eisen op het gebied van water en voortzetten van afkoppelen van hemelwater. Acties Wettelijk verplichte activiteiten Opstellen/uitvoeren beleid m.b.t. bestemming/functie van gebieden en waterkwaliteit en –kwantiteit. 2.2 Coördinatie en opstellen watertoets en stellen van maatwerkvoorschriften. Niet-wettelijk verplichte activiteiten 2.3 Afkoppelen hemelwater voortzetten. 2.4 Gebiedseigen water zoveel mogelijk vasthouden door infiltratie. 2.5 Meer communicatie naar burgers en bedrijven bij afkoppelingen en meer aandacht voor afvalwaterlozingen door zowel huishoudens als bedrijven en door diffuse bronnen (zoals uitloging van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen naar grondwater). 2.6 Bijscholing ambtenaren gemeente m.b.t. waterwetgeving. Op pagina 8 is de legenda voor de gebruikte kleuren opgenomen. Nr. 2.1
Prioriteit 1 0 3 -1 -2
5.3. Cultuurhistorie Wet- en regelgeving Cultuurhistorie of erfgoed is een optelsom van geschiedenis, monumenten, musea, archieven, landschap en archeologie en de verbintenis daartussen staat centraal. Onroerend erfgoed zoals Pagina 15
0
Milieubeleidsplan 2014-2018
monumenten en archeologie hebben het cultuurlandschap en de natuur eromheen als context nodig om volledig tot hun recht te komen, zowel esthetisch als om hun betekenis en geschiedenis te kunnen begrijpen. De archeologie houdt zich bezig met materiële resten van vroegere menselijke activiteiten. Alle archeologische overblijfselen samen vormen het bodemarchief. Het bodemarchief is onderdeel van het landschappelijk en (steden)bouwkundig erfgoed. Het bodemarchief vormt een belangrijke bron van informatie over de geschiedenis van de gemeente en Figuur 5. Binnenzijde sarcofaag van is een bron van inspiratie voor het zichtbaar maken Simpelveld daarvan. Het zichtbaar maken van de resultaten van archeologisch onderzoek laat inwoners van en bezoekers aan de gemeente de eigen identiteit van de dorpen en landerijen beter begrijpen. Kennis van het heden gaat gepaard met waardering voor het verleden en draagt uiteindelijk bij aan meer respect voor de omgeving. De rijksoverheid heeft de laatste jaren initiatieven genomen om het erfgoed wettelijk te verankeren. In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 2013 geeft het Rijk haar visie tot 2040 op het nationale belang van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische kwaliteiten voor de identiteit van een gebied. Het behoud van ons cultureel erfgoed is opgenomen in de Top10 van Nationale belangen tot 2040. De visie geeft aan hoe de rijksoverheid het onroerend erfgoed borgt in de ruimtelijke ordening, welke prioriteiten ze stelt en op welke wijze ze wil samenwerken met publieke en private partijen. In 2012 is de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (Momo) verankerd in de Monumentenwet en Wet ruimtelijke ordening (Wro/Bro). Deze wetgeving omvat een koerswijziging van de monumentenzorg met twee hoofdlijnen: ‘van objectgericht naar omgevingsgericht’ en ‘van conserverend naar ontwikkelend gericht erfgoedbeleid’. De belangrijkste wijziging is dat bij alle ruimtelijke ontwikkelingen erfgoed als verplicht afwegingskader wordt opgenomen in de besluitvorming. Voor archeologie werd de Wet archeologische monumentenzorg al 2007 opgenomen in de Monumentenwet. Op basis van deze wet hebben veel gemeenten een eigen archeologiebeleid geformuleerd. In de nieuwe omgevingswet wordt erfgoed als ruimtelijke kwaliteit opgenomen. Stand van zaken De gemeente heeft een archeologische verwachtings- en cultuurhistorische advieskaart (vastgesteld 11 dec. 2008), beleid m.b.t. de ondergrenzen archeologische onderzoeksplicht, er zijn geen archeologische aandachtsgebieden en communiceert niet actief over archeologie en cultuurhistorie. De gemeente Simpelveld heeft de archeologische verwachtingskaart recent geactualiseerd. Doelen Voldoen aan wettelijke eisen op het gebied van cultuurhistorie en archeologie.
Pagina 16
Milieubeleidsplan 2014-2018
Acties Wettelijk verplichte activiteiten Opstellen integraal beleid erfgoed t.a.v. archeologie en cultuurhistorie. Actualiseren verwachtings- en advieskaart cultuurhistorie en archeologie Activiteiten in het kader van cultuurhistorie en archeologie: wettelijk verplichte activiteiten, incl. adviseren ruimtelijke onderbouwingen. Niet-wettelijk verplichte activiteiten 3.4 Activiteiten in het kader van cultuurhistorie en archeologie: communicatie erfgoed (waaronder archeologische resten) en verwerken in toerisme/recreatie. Op pagina 8 is de legenda voor de gebruikte kleuren opgenomen. Nr. 3.1 3.2 3.3
Pagina 17
Prioriteit -3 -5 -3
-1
Milieubeleidsplan 2014-2018
6. Groen en landschap Groen draagt op veel manieren bij aan een gezond leefmilieu. Denk bijvoorbeeld aan waterzuivering en wateropslag, fijn stof- en hittereductie, behoud biodiversiteit en de recreatiemogelijkheden. Het groen en landschap behoren tot de cultuurhistorische kernkwaliteiten van Simpelveld en vormen de toeristisch-recreatieve basis voor de lokale economie. 6.1. Beheer van openbaar groen Stand van zaken Figuur 6. Landschap
Groenbeheer in de gemeente Simpelveld Binnen de gemeente Simpelveld heeft in 2003 een groeninventarisatie plaatsgevonden. Op grond hiervan is een groenstructuurplan samengesteld met een bijbehorend groenbeheerplan. In 2014 zal een nieuw groenstructuur- en beheerplan gepresenteerd worden. In het groenbeheerplan is vastgelegd hoe en wanneer onderhoud dient plaats te vinden, maar ook waar groen dient te worden omgevormd. Het groenonderhoud is sindsdien in drie beheertypen onderverdeeld te weten, traditioneel (handhaven van het beeld), alternatief (milieuvriendelijk en soberder) en ecologisch beheer (beperken van menselijk handelen). Begrazing openbaar groen Binnen de gemeente Simpelveld is gezocht naar alternatieven voor beheer van openbaar groen, die zowel kostenbesparend werken, als ook de kwaliteit van de natuur verbeteren. Vanaf 2006 wordt een aantal plaatsen door schapen begraasd. Door begrazing ontstaat een meer open begroeiing en verschraalt de grond waardoor meer variatie in bloemen, gras en kruiden komt. Zo ontstaan kleine natuurgebiedjes die een positieve bijdrage leveren aan de natuur, de ecologische structuur en de landschapsbeleving.
Figuur 7. Schaapskudde
Doelen Voldoen aan wettelijke eisen op het gebied van openbaar groen, doorgaan met de huidige insteek.
Acties Niet-wettelijk verplichte activiteiten 4.1 Duurzaam beheren van openbaar groen conform het bestaande groenbeheerplan. 4.2 Opstellen groenstructuurplan in 2012/2013. Op pagina 8 is de legenda voor de gebruikte kleuren opgenomen.
Pagina 18
Prioriteit 4 -1
Milieubeleidsplan 2014-2018
6.2. Natuur- en landschapsbeheer De gemeente Simpelveld kenmerkt zich door haar heuvelachtige weide en akkerbouwgebieden met kleinschalige houtopstanden, bosgebiedjes en holle wegen met houtwallen. Deze landschappelijke cultuurhistorie is onderdeel van het Nationaal Landschap Zuid Limburg. Het landschap en deze landschapselementen behoren tot de cultuurhistorische kernkwaliteiten van Simpelveld en vormen de toeristisch-recreatieve basis voor de lokale economie. Stand van zaken Vitaal platteland De provincie Limburg is voornemens het platteland te verbeteren en te versterken: de verbetering van de economische en sociale vitaliteit en de omgevingskwaliteit. Hiertoe heeft ze het “Plan van Aanpak Zuid Limburg Vitaal Platteland” voor Zuid Limburg Figuur 8. Landschap opgesteld. Hierin worden de lange termijn doelen en de operationele doelen genoemd die de provincie tot 2020 wil uitvoeren. Gemeente Simpelveld is ondergebracht in de regio “Vitaal Platteland Parkstad Limburg”. Het is de bedoeling dat organisaties en ondernemers in de gebieden zelf projecten aandragen waarmee de doelen gerealiseerd kunnen worden. De regio’s zijn hiervoor verantwoordelijk. De projecten kunnen betrekking hebben op de ontwikkeling van economische sectoren als landbouw en recreatie, de bescherming en ontwikkeling van natuur en landschap en het vergroten van de leefbaarheid van het platteland. Limburgs kwaliteitsmenu Op 12 januari 2012 hebben Gedeputeerde Staten van Limburgs het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM) vastgesteld. Dit is vastgelegd in het document Limburgs kwaliteitsmenu 2010. Het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM) stelt regels voor het bouwen in het buitengebied in Limburg. Het LKM geldt voor alle ‘rode ontwikkelingen’: woningbouw, een bedrijfsuitbreiding, nieuwe agrarische bedrijven, bungalowparken enzovoorts. Dergelijke ontwikkelingen kunnen alleen als tegelijk een verbetering van de kwaliteit van het buitengebied plaatsvindt. Bijvoorbeeld de aanleg van nieuwe natuur of landschap, een goede ‘groene inpassing’ of de afbraak van bebouwing. Gemeenschappelijk Landbouwbeleid De komende jaren wordt een groen Gemeenschappelijk Landbouwbeleid opgesteld. Hierin komt te staan hoeveel procent van zijn areaal een agrariër groen moet inrichten. Stand van zaken Simpelveld Binnen de gemeente vindt toepassing van natuurcompensatie plaats en elk jaar wordt een boomplantdag georganiseerd. Er is geen actieve houding ten aanzien van het ontwikkelen van droge EVZ (Ecologische Verbindingszone), de gemeente zet vooral in op beheer van bestaand landschap (i.s.m. stichting Instandhouding Kleine Landschapselementen Limburg).
Pagina 19
Milieubeleidsplan 2014-2018
Doelen Voldoen aan wettelijke eisen op het gebied van natuur- en landschapsbeheer. In stand houden van de structuur binnen het Nationaal Landschap Zuid Limburg. Acties Wettelijk verplichte activiteiten Beoordelen van flora- en faunaonderzoek bij ruimtelijke ontwikkelingen. In stand houden van de structuur binnen het Nationaal Landschap Zuid Limburg; toetsen van belangen met cultuurhistorische landschappen en landschapselementen Niet-wettelijk verplichte activiteiten 5.2 Aandacht voor natuurbehoud en –ontwikkeling (incl. ecologische verbindingszones), waarbij een link wordt gelegd met de toeristisch-recreatieve mogelijkheden (versterken van de lokale economie). 5.3 Behouden van de biodiversiteit (flora en fauna). Op pagina 8 is de legenda voor de gebruikte kleuren opgenomen. Nr. 5.1 5.1a
Pagina 20
Prioriteit 0 0
0 -1
Milieubeleidsplan 2014-2018
7. Milieu en ruimtelijke ordening 7.1. Lucht Luchtbeleid richt zich op de algemene luchtkwaliteit in de leefomgeving en op geurbeleid. Figuur 9. Stoomtrein; Miljoenenlijn
Wet- en regelgeving Landelijke wetgeving Op 15 november 2007 is het Besluit luchtkwaliteit vervangen door de zogenaamde “Wet luchtkwaliteit” (in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer). Specifieke onderdelen van deze wet zijn uitgewerkt in Amvb's en ministeriële regelingen, zoals het Besluit NIBM (niet in betekenende mate) en de bijbehorende regeling en het Besluit gevoelige bestemmingen. Een belangrijk onderdeel van de nieuwe Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). In dit programma worden de maatregelen beschreven die de gezamenlijke Nederlandse overheden tot 1 augustus 2014 zullen gaan uitvoeren om de luchtkwaliteit te verbeteren. In het NSL wordt gekozen voor een gebiedsgerichte aanpak waarbij de verbetermaatregelen bouwprojecten moeten compenseren en bovendien moeten zorgen voor een netto verbetering van de luchtkwaliteit binnen een programmagebied. Aangezien maatregelen niet alleen op nationaal niveau getroffen kunnen worden, is gekozen voor een lokale uitwerking van het NSL. De provincie Limburg heeft een regionale uitwerking opgesteld: het Limburgs Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (LSL) “Schone lucht, we doen het samen”, vastgesteld op 15 april 2008. Daarnaast heeft de provincie een aantal handreikingen opgesteld: Handreiking locatiebeleid luchtkwaliteit, Handreiking luchtkwaliteit en ruimtelijke ordening. Voor het bepalen van de luchtkwaliteit zijn stikstofdioxide en fijn stof belangrijke graadmeters. Richtlijn en handreikingen Naast wetgeving zijn er diverse richtlijnen en handreikingen opgesteld. Bij omgevingsvergunningverlening moet onder andere rekening worden gehouden met de Nederlandse Emissie Richtlijn. Hierin zijn normen opgenomen die bij vergunningverlening worden gebruikt als richtlijn. Ter ondersteuning bij het beoordelen van het aspect luchtkwaliteit bij nieuwe ontwikkelingen zijn daartoe opgestelde handreikingen beschikbaar. Zoals de Handreiking luchtkwaliteit NIBM, incl. de NIBM-tool, en de Handreiking fijn stof en veehouderijen. Stand van zaken • De grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof worden in de gemeente Simpelveld niet overschreden. Pagina 21
Milieubeleidsplan 2014-2018
•
Lucht wordt in ruimtelijke plannen en omgevingsvergunningen als beoordelingsaspect meegenomen (tot nu toe leverde dit geen knelpunten).
Doel Voldoen aan wettelijke eisen op het gebied van luchtkwaliteit. Acties Wettelijk verplichte activiteiten Het toetsen en beoordelen van nieuwe ontwikkelingen aan de luchtkwaliteitseisen en/of normen. Niet-wettelijk verplichte activiteiten 6.2 Bij de uitvoering van verkeer- en vervoersplannen meer de nadruk leggen op vermindering van de luchtverontreiniging (b.v. stimuleren fiets en OV, vervoersmanagement). 6.3 Opstellen beleid ten aanzien van lucht. Op pagina 8 is de legenda voor de gebruikte kleuren opgenomen. Nr. 6.1
Prioriteit 1
-1 -1
7.2. Geur Wet- en regelgeving Het algemene uitgangspunt van het geurbeleid is het zoveel mogelijk beperken van geurhinder en het voorkomen van nieuwe hinder. Dit uitgangspunt is de kern van het landelijke geurbeleid, dat ook door de gemeente wordt toegepast bij de vergunningverlening in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Ten aanzien van de agrarische sector is ook de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) van toepassing. De Wgv schrijft voor op welke wijze een bevoegd gezag de geurhinder vanwege dierenverblijven moet beoordelen indien een veehouderij een omgevingsvergunning aanvraagt. Indirect heeft de Wgv ook consequenties voor de totstandkoming van geurgevoelige objecten en dus voor de ruimtelijke ordening, dit wordt wel de ‘omgekeerde werking’ genoemd. Stand van zaken De gemeente Simpelveld heeft geen verordening o.b.v. de Wet geurhinder veehouderijen en toetst bij ruimtelijke ontwikkelingen aan wettelijke eisen met betrekking tot geur-, ammoniak en luchtkwaliteit. Doel Voldoen aan wettelijke eisen op het gebied van geur. Acties Wettelijk verplichte activiteiten Bij ruimtelijke plannen "toets omgekeerde werking". Het toetsen en beoordelen van nieuwe ontwikkelingen aan de geurnormen. Niet-wettelijk verplichte activiteiten 7.3 Opstellen van geurbeleid. Op pagina 8 is de legenda voor de gebruikte kleuren opgenomen. Nr. 7.1 7.2
Pagina 22
Prioriteit -1 -1 -4
Milieubeleidsplan 2014-2018
7.3. Geluid Geluid is nog steeds een vaak voorkomende bron van ergernis. De mate waarin geluid leidt tot hinder kan in belangrijke mate worden beïnvloed door de ruimtelijke inrichting van een gebied. Hiervoor is de gemeente verantwoordelijk. Bij de vaststelling van bestemmingsplannen onderzoeken wij daarom welke gevolgen de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen hebben voor de geluidbelasting op de gevel van woningen en gebouwen. Wet- en regelgeving Door middel van omgevingsvergunningen worden bij inrichtingen van type C in het kader van het Barim (Besluit Algemene Regels voor Inrichtingen Milieubeheer) geluidsvoorschriften opgelegd waarbij toetsing plaatsvindt aan de hand van de Handreiking “industrielawaai en vergunningverlening”. Inrichtingen die vallen onder type A en B inrichtingen dienen met betrekking tot geluid te voldoen aan de standaard geluidvoorschriften in het Barim. In de Wet geluidhinder is een maximum gesteld aan de geluidsbelasting van verkeerslawaai op een woning. Voor de bestaande situaties met een te hoge geluidbelasting (de z.g. A-lijstwoningen) is een saneringsplicht opgenomen. Met bestaande situaties wordt bedoeld situaties die op het moment van inwerkingtreding van de Wet geluidhinder aanwezig waren. De sanering van deze woningen vindt daarbij op kosten van het Rijk plaats. Binnen de gemeente Simpelveld is de sanering van de Alijstwoningen afgerond. De Wet geluidhinder kent een normenstelsel met een voorkeurswaarde en grenswaarden. Als de geluidbelasting beneden de voorkeurswaarde blijft dan zijn er vanuit de wet geen belemmeringen voor nieuwe geluidgevoelige situaties. Bij een geluidbelasting tussen de voorkeurswaarde en de grenswaarde moet er een gemotiveerd besluit genomen worden om nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen mogelijk te maken (hogere grenswaarde). Het toenmalige Ministerie van VROM heeft een wetsvoorstel tot wijziging van de Wet milieubeheer opgesteld. In dit wetsvoorstel wordt het deel uit de Wet geluidhinder dat de rijksinfrastructuur bestrijkt herzien en ingevoegd in de Wet milieubeheer (SWUNG I). Per 1 juli 2012 is SWUNG 1 geregeld via een nieuw Hoofdstuk 11 Geluid in de Wet Figuur 10. Autoweg milieubeheer. De wijzigingen hebben betrekking op aanleg en wijzigingen van rijksinfra (rijkswegen en hoofdspoorwegen. In vervolg op SWUNG I wordt ook een wetsvoorstel met betrekking tot geluid voorbereid voor de provinciale en gemeentelijke infrastructuur (SWUNG II) en woningbouw. De precieze invulling van de wijzigingen is nog niet bekend. Wel is er een grote kans dat er geluidkaarten opgesteld moeten worden van de belangrijkste wegen binnen de gemeente. Ook is er een mogelijkheid dat de hogere grenswaardeprocedure komt te vervallen. Stand van zaken Geluid is aandachtspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen. Afhankelijk van de hoogte van het geluidniveau vastgesteld in een bestemmingsplan, wordt een geluidrapport gevraagd. De gemeente Simpelveld heeft geen nota hogere grenswaarde, het bedrijventerrein is gesaneerd, voor het Pagina 23
Milieubeleidsplan 2014-2018
bedrijventerrein is een nota industrielawaai opgesteld en de zonebewaking is up-to-date. Alle Alijstwoningen zijn gesaneerd. De gemeente Simpelveld heeft geen evenementenbeleid. Zeer zelden zijn hier klachten over; dit wil niet zeggen dat er geen overlast is. Bij evenementen met een wat hogere geluidproductie in de open lucht en/of in een tent en in de buurt van geluidgevoelige bebouwing is hinder/overlast (normoverschrijding) niet uit te sluiten. Wellicht dat dit (mogelijk vanwege het culturele belang) in zekere mate wordt geaccepteerd. Middels evenementenbeleid kan een balans worden gevonden tussen het maatschappelijk, cultureel en economisch belang van evenementen enerzijds en de overlast (waaronder geluid) en inzet die evenementen met zich meebrengt voor/van derden, zoals omwonenden, hulpdiensten, verkeer e.d., anderzijds. Bij horeca worden t.b.v. inzicht regelmatig geluidcontroles gehouden. Hierbij worden de horecabedrijven in eerste instantie – ter plaatse van in de nabijheid gelegen geluidsgevoelige objecten (woningen van derden) – op hoorbaar muziekgeluid gecontroleerd. Indien het muziekgeluid hoorbaar is, dan wordt een geluidmeting uitgevoerd. Bij overschrijding van de geluidnormen wordt handhavend opgetreden. Doel Uitvoering van wettelijke taken op het gebied van geluid op bovenwettelijk niveau en opstellen evenementenbeleid. Acties Wettelijk verplichte activiteiten Het toetsen en beoordelen van nieuwe ontwikkelingen aan de geluidnormen (“omgekeerde werking”). Niet-wettelijk verplichte activiteiten 8.2 Opstellen van evenementenbeleid en naleven geluidvoorschriften, waardoor geluidsoverlast wordt voorkomen. 8.3 Het ontwikkelen van lokaal (gebiedsgericht) geluidsbeleid. Op pagina 8 is de legenda voor de gebruikte kleuren opgenomen. Nr. 8.1
Prioriteit 3
3 0
7.4. Externe veiligheid Het milieubeleid van de gemeente Simpelveld heeft tot doel een veilige en duurzame werk- en leefomgeving te bieden en te waarborgen, waarbij tevens zorg wordt gedragen voor een optimale samenhang en integraliteit bij de aanpak van externe veiligheid vraagstukken en de implementatie van nieuwe wet- en regelgeving op dit gebied. Het aspect externe veiligheid heeft daardoor de afgelopen jaren binnen de gemeente Simpelveld de nodige aandacht gekregen. Ook voor de komende jaren worden op de gebieden van wet- en regelgeving en lokale problematieken diverse ontwikkelingen en veranderingen verwacht. Externe veiligheid is dus een onderwerp dat nadrukkelijk in de belangstelling blijft staan. Wet- en regelgeving Voor bedrijven (inrichtingen) vormen het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de onderliggende regelgeving, de Wet milieubeheer en het Vuurwerkbesluit de belangrijkste wet- en regelgeving. In het Bevi (LPG-tankstations, ammoniakkoelinstallaties en grote opslagen van chemicaliën) en het Vuurwerkbesluit, worden de risicoafstanden en risicobenaderingen als norm of als richtlijn vastgelegd. Binnen de Wet milieubeheer worden of voorschriften (vergunningplichtige Pagina 24
Milieubeleidsplan 2014-2018
bedrijven) of algemene regels gesteld waar aan moet worden voldaan. Dit zijn geen harde risicoafstanden. Risicovolle bedrijven kunnen door de aanwezige risicoafstanden ook interfereren met andere gemeentelijke plannen zoals bestemmingplannen en verkeersbesluiten. Daarnaast zijn voor gevaarlijke stoffen praktijkrichtlijnen opgesteld. De volgende praktijkrichtlijnen gevaarlijke stoffen (PGS) zijn in werking getreden: PGS 25 Aardgas afleverinstallaties voor motorvoertuigen, PGS 15:2011 Opslag gevaarlijke stoffen, PGS-33-1 LNG- vulstations voor wegverkeer en PGS 19: 2013 Opslag propaan en butaan Het ontwerpbesluit LPG-tankstation milieubeheer is ingetrokken. Dit heeft gevolgen voor de Pr 10-6 contour (Plaatsgebonden risico) bij LPG-tankstations. Hierdoor dient opnieuw te worden bekeken of bestaande LPG-tankstations voldoen aan de 10-6 contour geldend van voor 2004. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Vóór 1 januari 2016 moeten bestemmingsplannen in overeenstemming zijn met het Bevb. Dit betekent concreet het opnemen in het bestemmingsplan van: • de ligging van: - buisleidingen en; - belemmeringenstrook; • een vergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden in de belemmeringenstrook. Op 12 oktober 2012 is de Structuurvisie Buisleidingen vastgesteld. In de Structuurvisie Buisleidingen zijn leidingstroken aangewezen waar nieuwe buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen over lange afstand kunnen worden gelegd. Deze stroken sluiten – waar mogelijk – aan bij reeds bestaande leidingen, zoals in de gemeente Simpelveld. Het beleid uit de Structuurvisie buisleidingen bindt de lagere overheden niet bij de uitoefening van hun bevoegdheden. Omdat het Rijk dit wel gewenst vindt, wil het Rijk de doorwerking van de Structuurvisie juridisch bindend vastleggen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het is de bedoeling dat de gemeenten hierin de verplichting krijgen om bij het wijzigen van bestemmingsplannen rekening dienen te houden met toekomstige leidingen op hun grondgebied. Het Rijk wil aan de gemeenten de nodige flexibiliteit bieden door in het Barro de mogelijkheid op te nemen om vanwege lokaal maatwerk van het voorkeurstracé af te wijken. De normen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn nog niet wettelijk verankerd. Totdat dit is gedaan, moet het landelijke beleid worden toegepast. Dit beleid is vastgelegd in de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen. Op grond van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen kunnen provincies en gemeenten routes aanwijzen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Indien een overheid routes heeft aangewezen, dan mogen deze stoffen alleen over de aangewezen wegen worden vervoerd. Vervoerders van routeplichtige stoffen kunnen in een gemeente met een routebesluit alleen na verkregen ontheffing afwijken van
Pagina 25
Milieubeleidsplan 2014-2018
de vastgestelde route voor gevaarlijke stoffen. Binnen de gemeente Simpelveld is geen route voor gevaarlijke stoffen aangewezen. Tenslotte moeten steeds meer gemeentelijke besluiten (omgevingsvergunningen, bestemmingsplannen, bouwvergunningen, etc.) worden voorzien van weloverwogen en goed beargumenteerde afwegingen inzake de toelaatbare risico’s (verantwoording risico’s). Het betreft hier een wettelijke taak waaraan we de komende jaren invulling geven. Een belangrijke informatiebron hierbij is de risicokaart. Op grond van het Registratiebesluit Externe veiligheid is het onder andere voor gemeenten verplicht risicosituaties rond (de opslag en het transport van) gevaarlijke stoffen te registreren. Deze gegevens worden opgeslagen in het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS). Daarnaast is er een registratieverplichting ten aanzien van kwetsbare objecten en risicosituaties anders dan met gevaarlijke stoffen (de overige ramptypen). Deze registratieverplichting berust op de Wet veiligheidsregio’s en registratie vindt plaats in het Informatie Systeem Overige Ramptypen (ISOR). De gegevens van het RRGS en het ISOR (in beheer bij de provincie Limburg) worden vervolgens via de professionele risicokaart weergegeven. Hiervan is een vereenvoudigde versie beschikbaar via de gemeentelijke website. Om de actualiteit, kwaliteit en volledigheid van de risicokaart te verbeteren wordt deelgenomen aan het project “Centrale invoer Risicoregister”. Een project dat onderdeel is van het uitvoeringsprogramma externe veiligheid van de Provincie Limburg. Stand van zaken Een risicokaart is aanwezig en burgers kunnen de risicokaart inzien via de gemeentelijke website. Op het gebied van externe veiligheid zijn geen knelpunten en/of saneringssituaties. Bij Ruimtelijke ontwikkeling houdt de gemeente rekening met externe veiligheid. Doelen Voldoen aan wettelijke eisen op het gebied van externe veiligheid. Acties Wettelijk verplichte activiteiten Integreren besluit buisleidingen en hoogspanningsleidingen in RO. Het actueel houden en zo nodig uitbreiden van het inzicht in de risico’s (RRGS, ISOR en risicokaart). 9.3 Het toetsen en beoordelen van nieuwe ontwikkelingen aan de wettelijke eisen ten aanzien van externe veiligheid. Niet-wettelijk verplichte activiteiten 9.4 Opstellen van EV-beleid. 9.5 Het verbeteren van de risicocommunicatie. Op pagina 8 is de legenda voor de gebruikte kleuren opgenomen. Nr. 9.1 9.2
Pagina 26
Prioriteit -1 -3 -1 0 2
Milieubeleidsplan 2014-2018
8. Energie en duurzaamheid 8.1. Energiebeleid Klimaatverandering, oprakende voorraden fossiele brandstoffen, stijgende energieprijzen en onbetrouwbaarheid van de energievoorziening vragen om energiebeleid. Wet- en regelgeving Europees beleid In maart 2007 heeft de Europese Unie een akkoord bereikt over Europese klimaatdoelstellingen. Nederland liep met haar ambities voor op de Europese doelstellingen in het programma “Schoon en zuinig”. Intussen zijn de Nederlandse klimaatdoelstellingen bijgesteld tot wat Nederland minimaal volgens de Europese afspraken dient te halen: 20% energiebesparing in 2020 t.o.v. 2010 (2% energiebesparing per jaar); 14% aandeel van duurzame energie in het energieverbruik in 2020; 20% minder broeikasgassen uitstoten in 2020 t.o.v. 1990. Een recente ontwikkeling is dat overheidsgebouwen verplicht een energielabel moeten hebben. Landelijk beleid Het Rijk en de VNG hebben in het Klimaatakkoord 2007-2011 afgesproken om zich gezamenlijk in te spannen om deze doelstellingen te realiseren. De rol van gemeenten is cruciaal bij het streven naar een duurzame en efficiënte energievoorziening. Provinciaal beleid Provinciale Staten hebben op 7 november 2008 het Energieprogramma Limburg 2020 vastgesteld. In het Energieprogramma is de ambitie van de Provincie Limburg op gebied van duurzame energie en energiebesparing vastgelegd, inclusief de ambities voor de tussenliggende coalitieperiodes. Dat betekent dat Limburg in 2020: haar CO2-uitstoot met 20% heeft verlaagd ten opzichte van 1990, 20% van haar energiebehoefte duurzaam opwekt en 20% energie heeft bespaard ten opzichte van 2005. Jaarlijks wordt een Operationeel Plan opgesteld, met daarin de informatie over de voortgang van het Energieprogramma, de reeds bereikte resultaten, de nog openstaande doelstellingen en programma voor het volgende kalenderjaar Eén van de onderdelen van het Energieprogramma is het beleid voor warmte en koudeopslag (WKO) omdat warmte en koude opslag een goede bijdrage kan leveren aan het behalen van klimaatdoelstellingen. Het uitgangspunt van het provinciale WKO-beleid is het zo breed mogelijk beschikbaar stellen van alle grondwaterpakketten (behalve die voor drinkwaterwinning) voor de toepassing van WKO, zodat het beschikbare potentieel aan energieopslag in de Limburgse bodem maximaal gebruikt kan worden. In 2010 ontstond bij GS de behoefte om toekomstige besluiten over energie - economie - ecologie beter te kunnen onderbouwen. Daarom is de Kadernota Energie, ecologie, economie opgesteld.
Pagina 27
Milieubeleidsplan 2014-2018
In 2010 is daarnaast, naar aanleiding van een motie van Provinciale Staten, het Witboek Duurzame Energie opgesteld. Het Witboek bevat een aantal voorstellen waarmee de uitvoering van het Energieprogramma versneld kan worden, zodanig dat burgers en het bedrijfsleven deze transitie willen en kunnen oppakken. Regionaal beleid In september 2013 hebben de bestuurders van Parkstad zich gecommitteerd om een ambitiedocument met betrekking tot energietransitie in Parkstad op te stellen. Dit document moet uitspraken doen over toekomstige energiebesparing, opwekking duurzame energie en CO2-reductie in onze regio, moet ruimtelijk onderbouwd zijn en de opmaat zijn naar te nemen stappen in de toekomst. Om te komen tot het ambitiedocument wordt een nulmeting, een besparingsanalyse, een ruimtelijke potentie-analyse (atlas) uitgevoerd en bestaande initiatieven onderzocht. Het resultaat moet in februari 2014 gereed zijn. Wetgeving gemeentelijk niveau Het beleidsterrein kenmerkt zich door beperkte wettelijke verplichtingen. Een van de wettelijke verplichtingen is de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). De EPC is een maat voor de energieprestatie van gebouwen, waarbij geldt: hoe lager de EPC, hoe energiezuiniger het gebouw. Zie hiervoor het taakveld Duurzaam bouwen. Een andere wettelijke verplichting is omschreven in het Activiteitenbesluit (artikel 2.15): bedrijven met een bepaald minimum energieverbruik (50.000 kWh of 25.000 m3 aardgasequivalenten) moeten energiebesparende maatregelen treffen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder ofwel de gemeente kan hen die verplichting opleggen in de omgevingsvergunning. Vanaf een verbruik van 200.000 kWh of 75.000 m3 aardgasequivalenten kan het bevoegd gezag het bedrijf verplichten om een energiebesparingsonderzoek uit te laten voeren. Dit kan alleen als het aannemelijk is dat niet alle bekende maatregelen uitgevoerd zijn. Een aantal branches met bijbehorende bedrijven (zoals supermarkten) heeft een convenant gesloten: de Meerjaren afspraken energie-efficiëntie (MJA-3). Bedrijven die dit convenant hebben ondertekend, hebben een inspanningsverplichting om gemiddeld 2% per jaar energieefficiëntieverbetering te realiseren door het treffen van rendabele maatregelen (maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder) en te zorgen dat voorwaardelijke of onzekere maatregelen rendabel worden. Het ligt voor de hand om in de vergunnningverlening, toezicht en handhaving prioriteit te verlenen aan de niet-deelnemers van de MJA. De gemeente Simpelveld kan winst halen door enerzijds als bevoegd gezag op te treden en anderzijds energiebesparing te stimuleren. Met beperkte wettelijke verplichtingen kan Simpelveld klimaatdoelen alleen halen als ook andere partijen hieraan meewerken, zoals particuliere huiseigenaren, bedrijven, etc. De gemeente Simpelveld kan met de gemeentelijke organisatie in absolute zin slechts een kleine bijdrage aan deze doelen leveren. Maar juist als gemeente is het belangrijk om zelf het goede voorbeeld te geven om daarmee ook anderen te stimuleren te investeren in maatregelen op energiegebied.
Pagina 28
Milieubeleidsplan 2014-2018
Stand van zaken De gemeente Simpelveld heeft geen energie- of klimaatbeleid, voorbeeldprojecten, communicatie over energiebesparing e.d., opwekking van duurzame energie, interne milieuzorg, energievisies, schoon eigen wagenpark, energie heeft geen plaats in het gemeentelijk vervoersplan, duurzaam inkopen, geen stimulering van bedrijven voor wat betreft energiebesparing of gebruik van duurzame energie. De gemeente Simpelveld maakt wel gebruik van duurzame bronnen (percentage niet bekend) en heeft een beleidsplan openbare verlichting. Doelen Meer aandacht voor communicatie over energiebesparing, verminderen gebruik van fossiele brandstoffen en toepassen van alternatieve energiebronnen met bedrijven en burgers. Acties Wettelijk verplichte activiteiten Advisering en toezicht op energiebesparing volgens het Activiteitenbesluit en de omgevingsvergunning. Niet-wettelijk verplichte activiteiten 10.2 Het opstellen klimaatbeleidsplan en het ontwikkelen van een visie. 10.3 Deelname aan de (SLOK/Bans) subsidieregeling en het aanstellen van een energiebeleidscoördinator. 10.4 Burgers informeren over energie besparen, duurzame energie (fietsen), subsidies. 10.5 Meer nadruk op het stimuleren van duurzaam ondernemen b.v. door het organiseren van informatiebijeenkomsten en symposia en het bij elkaar brengen van partijen. Dit heeft het meeste effect als aangesloten wordt bij natuurlijke momenten. 10.6 Input leveren aan het ambitiedocument ‘Energietransitie Parkstad’. Op pagina 8 is de legenda voor de gebruikte kleuren opgenomen. Nr. 10.1
Prioriteit 2 -3 -2 3 -4 0
8.2. Duurzaam bouwen Duurzaam bouwen is relevant voor zowel woning- als utiliteitsbouw en richt zich op materiaal-, energie- en waterbesparing, gezondheid en flexibel ruimtegebruik. Wet- en regelgeving Rijksbeleid De basis voor duurzaam bouwen ligt besloten in het Nationale MilieubeleidsPlan 4 (NMP4) uit 2001. Nationale speerpunten van alle overheden zijn duurzaam inkopen, duurzaam bouwen en energiebesparing in nieuw- en bestaande bouw. Daarnaast hebben de Nederlandse gemeenten en het Rijk in 2007 het Klimaatakkoord getekend, met als belangrijkste afspraken: Gemeenten streven naar 75% duurzaam inkopen in 2010 en 100% in 2015 (dit betreft dus ook het duurzaam inkopen of bouwen van gemeentelijke gebouwen). Rijk en gemeenten bevorderen dat het aandeel duurzame energie in 2020 uitkomt op 20% (dit heeft dus betrekking op bijvoorbeeld zonnepanelen of duurzame warmte in het eigen gebouw of woningbouwprojecten).
Pagina 29
Milieubeleidsplan 2014-2018
Rijk en gemeenten willen dat in 2020 de nieuwbouw klimaatneutraal is. Woningen en gebouwen worden dan zo gebouwd dat ze zelfvoorzienend zijn in gebouwgebonden energieverbruik. Regelgeving voor bouwen ligt vastgelegd in o.a. het Bouwbesluit. In 2012 wordt een nieuw Bouwbesluit van kracht. In het Bouwbesluit zijn voorschriften uit het oogpunt van energiezuinigheid opgenomen. Hierbij zijn met name normen voor thermische isolatie, beperking van luchtdoorlatendheid en de energieprestatiecoëfficiënt (EPC) voor nieuwbouw van belang. Dit is de enige juridische grondslag voor duurzaam bouwen, verdergaande duurzaamheid zal via privaatrechtelijke afspraken vastgelegd moeten worden. Provinciaal beleid De provincie Limburg wil graag naar een bouwpraktijk waarin met duurzame materialen wordt gewerkt en waarbij innovatieve technieken worden ingezet voor een klimaatneutraal energieverbruik. Hiertoe ondersteunt zij diverse pilotprojecten. Stand van zaken Het DuBo-beleid van de gemeente Simpelveld is achterhaald, GPR-gebouw wordt niet toegepast, EPC-berekeningen worden niet getoetst, geen duurzame voorbeeldprojecten, geen beleid/instrumenten duurzame Figuur 11. Energielabels stedenbouw, geen communicatie over energiebesparing in bestaande/nieuwe woningen, duurzaamheid e.d. Nog niet alle gemeentelijke gebouwen hebben een energielabel. In 2009 is een EPA/ EPA-U certificaat en/of energielabel afgegeven voor respectievelijk het gemeentehuis, Sporthal Bocholtz, MFC op de Boor en Bibliotheek op de Boor. Doelen Voldoen aan wettelijke eisen en opstellen beleid Duurzaam bouwen. Acties Wettelijk verplichte activiteiten Bepalen van de energielabels van de gemeentelijke gebouwen die nog geen energielabel hebben. Niet-wettelijk verplichte activiteiten 11.2 Opstellen beleid t.a.v. duurzaam bouwen. 11.3 Duurzame Stedenbouw: Het zoveel mogelijk benutten van milieukansen bij het ontwikkelen van nieuwe gebieden. 11.4 Bestaande bouw: Het stimuleren van duurzaam bouwen bij bestaande bouw door het maken van afspraken met en het stimuleren van woningbouwverenigingen en bewoners. 11.5 Nieuwbouw: Het stimuleren van duurzaam bouwen bij nieuwbouw (gronduitgifte) bijvoorbeeld door het laten ondertekenen van de intentieverklaring, het opstellen en uitwerken van energievisies. Op pagina 8 is de legenda voor de gebruikte kleuren opgenomen. Nr. 11.1
Pagina 30
Prioriteit -4 3 -2 -2 -1
Milieubeleidsplan 2014-2018
8.3. Duurzame gemeentelijke organisatie Als gemeente is het belangrijk om zelf het goede voorbeeld te geven met een duurzame gemeentelijke organisatie. Door zelf het goede voorbeeld te geven wint de gemeente aan geloofwaardigheid en draagt daarmee bij aan het scheppen van een klimaat waarin ook anderen willen investeren in duurzaamheid. Duurzaam inkopen en duurzaam ondernemen In het verleden bestonden er landelijke doelstellingen voor interne milieuzorg bij overheden. Nu ligt de nadruk bij een duurzame overheid op Duurzaam Inkopen. In het Klimaatakkoord hebben Rijk en gemeenten afgesproken dat zij zich gezamenlijk gaan inspannen voor een schoner, duurzamer en zuiniger Nederland. De gemeenten streven naar 75% duurzaam inkopen in 2010 en 100% in 2015. Dat betekent dat bij aanbestedings- en inkooptrajecten duurzaamheidscriteria worden meegewogen (indien die voor een productgroep beschikbaar zijn). Gemeenten hebben gezamenlijk een groot inkoopvolume en kunnen door duurzaam in te kopen een belangrijke bijdrage leveren aan duurzaam ondernemen bij bedrijven. Simpelveld heeft zich ook aan de duurzaam inkopen doelstellingen gecommitteerd met ondertekening van de deelnameverklaring duurzaam inkopen van de VNG. Duurzaam ondernemen wordt ook wel aangeduid met maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). Duurzame ondernemers kijken niet alleen naar hun winst- en verliescijfers, maar ook naar de gevolgen van hun bedrijfsactiviteiten voor mens en milieu. Duurzame ondernemers beperken niet alleen de huidige, maar ook de toekomstige gevolgen van deze activiteiten. MVO is in zijn essentie bovenwettelijk. In december 2007 is de kabinetsvisie Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen 2008- 2011 aan de Tweede Kamer aangeboden. Het motto van deze kabinetsvisie is “inspireren, innoveren, integreren”. Doel is dat iedere ondernemer maatschappelijk verantwoord ondernemen in zijn kernactiviteiten integreert. MVO biedt immers kansen waar een vooruitziend ondernemer op inspeelt. Energie besparen en duurzame energieopwekking Als gemeente zelf het goede voorbeeld geven kan ingevuld worden met energiebesparing en duurzame energieopwekking binnen de eigen gemeentelijke organisatie. In navolging van het landelijk themateam Duurzame Overheid (van de VNG), zijn logische keuzes hierbij energiebesparing en duurzame energieopwekking bij gemeentelijke gebouwen, mobiliteit en openbare verlichting. Deze onderwerpen leveren een substantiële bijdrage aan de gemeentelijke CO2-emissie én zijn ook goed door de gemeente te beïnvloeden. Cradle to Cradle Cradle to Cradle (C2C) is een principe met een nieuwe kijk op duurzaam ontwerpen. Volgens C2C kan in overvloed worden geproduceerd, zolang producten worden gemaakt die nimmer nadelige gevolgen hebben voor mens, dier en plant. De kern van C2C-principe ligt in het concept “afval is voedsel”. Alle gebruikte materialen zouden, na hun leven in het ene product, nuttig kunnen worden ingezet in een nieuw product. Hierbij mag geen kwaliteitsverlies optreden, zodat alle restproducten op gelijkwaardig niveau hergebruikt kunnen worden of tenminste milieuneutraal zijn. De kringloop is dan compleet en afval is voedsel.
Pagina 31
Milieubeleidsplan 2014-2018
Figuur 12. Kringlopen verteerbare en niet verteerbare materialen
• • •
Om afval als voedsel te laten terugkeren in nieuwe producten is volgens het C2Cprincipe een splitsing nodig van verteerbare en niet verteerbare materialen. Vervolgens dienen materialen afzonderlijk in een biologische en technische kring te circuleren. Voor het eindeloos produceren en consumeren zijn vanuit het C2C-principe drie basisregels opgesteld:
afval is voedsel gebruik hernieuwbare energie respecteer de diversiteit van mensen en ecosystemen
Het C2C-principe kiest dus andere spelregels om een afvalsysteem mee op te bouwen, dan dat we in ons huidige systeem gebruiken. Het zet het filosofisch principe van een 100% circulaire economie tegenover een systeem dat zich met handhaven en reguleren richt op verbetering van de bestaande situatie door het beperken van milieudruk. Voor C2C is in het landelijke afvalbeleid een kwalitatieve doelstelling opgenomen, namelijk het gebruiken van het C2C-concept als inspiratiebron bij de zogenaamde prioritaire afvalstromen (dat zijn bijv. papier en karton, textiel en voedselverliezen) die in het kader van het ketengericht afvalbeleid worden opgepakt. Als gemeentelijke organisatie kun je C2C als inspiratiebron gebruiken bij het eigen inkoopproces, ruimtelijke ontwikkelingen en het vormgeven van “afval” inzameling. Stand van zaken Gemeentelijke instellingen hebben allen een vergunning of melding, vallen onder regulier milieutoezicht, verruimde reikwijdte is niet van toepassing. De gemeente houdt geen verbruiksgegevens bij (gas, papier, water, elektra, etc.). De gemeente heeft geen beleid gericht op besparing. Doel Minimale inspanningen op het gebied van een duurzame gemeentelijke organisatie. Wel onderzoek naar mogelijkheden openbare led-verlichting. Acties 12.1 12.2 12.3 12.4 12.5 12.6 12.7
Niet-wettelijk verplichte activiteiten Het toepassen en verankeren van milieumanagement (milieuzorg) in de gemeentelijke organisatie (voorbeeldfunctie uitdragen) en bij inkoop- en aanbesteding. Criteria Duurzaam inkopen gebruiken. Bij openbare verlichting de toepassing van led onderzoeken. Energiebesparende maatregelen toepassen in gemeentelijke gebouwen. Cradle to cradle als inspiratiebron bij duurzaam inkopen. Registreren van het verbruik van gas, papier, water, elektra, etc. Regionaal gezamenlijk inkopen van elektriciteit.
Pagina 32
Prioriteit 0 1 3 1 0 -1 0
Milieubeleidsplan 2014-2018
9. Afval 9.1. Afvalpreventie en –scheiding De tijd dat afval gezien werd als een onvermijdelijk bijproduct van onze productie en consumptie ligt voor een belangrijk deel achter ons. Steeds meer zullen we ons realiseren dat met afval behalve kostbare en schaarser wordende grondstoffen ook energie verloren gaat. Wet- en regelgeving Rijksbeleid In het recent vastgestelde Landelijke Afvalbeheer Plan 2 (LAP2) staat daarom de omslag van het huidige afvalstoffenbeleid naar een materiaalketenbeleid centraal. In het Figuur 13. Minicontainers verleden heeft het afvalbeleid zich vooral gericht op de eindfase van materiaalketens, het afvalstadium. Daarmee zijn belangrijke milieuwinsten geboekt, maar geconstateerd is dat de grenzen van de mogelijkheden van het sectorale afvalbeleid in zicht komen. Momenteel vindt een verandering van een lineaire naar een circulaire economie plaats. Door de mondiaal toenemende welvaart en groei van de wereldbevolking stijgt de vraag naar grondstoffen met beschikbaarheidsrisico’s en prijsschommelingen tot gevolg. Hierdoor is de betekenis van afval ook nadrukkelijk veranderd. Steeds meer wordt afval grondstof. De meest effectieve stappen in de richting van een duurzaam materiaalgebruik zijn te realiseren vanuit het perspectief van de hele materiaalketen. De 'lineaire' manier waarop we veelal met materialen omgaan (winning - gebruik - afdanken) wordt in een duurzame samenleving vervangen door een kringloopbenadering. Daarnaast biedt deze benadering ook interessante economische kansen voor innovatie, kostenbesparing en werkgelegenheid. Verdergaande afvalscheiding zal uiteindelijk leiden tot de “afvalloze gemeente”. Alle materialen waarvan een inwoner zich ontdoet komen terecht in een biologische kringloop (energieopwekking, bodemverbetering) of in een technische kringloop waarin materialen/voorwerpen worden hergebruikt, bij voorkeur op hetzelfde toepassingsniveau, eendachtig het cradle tot cradle-concept, zie hoofdstuk 8. Hierbij wordt aangesloten op de voorkeursvolgorde bij verwerking uit het LAP2. Ook de gemeente Simpelveld wordt geconfronteerd met deze ontwikkelingen. Het streven naar een duurzamere samenleving wordt vertaald in wet- en regelgeving. Bestuur en inwoners hebben wensen en ambities ten aanzien van het lokale afvalbeheer. De inwoners worden immers via de afvalstoffenheffing en de wijze van inzameling direct geconfronteerd met de uitvoering. Dit betekent dat er beslissingen moeten worden genomen over de vertaling van de ontwikkelingen en wensen naar het gemeentelijke afvalbeheer. Belangrijke keuzes die gemaakt dienen te worden gaan over de wijze van inzamelen van de fracties restafval, kunststofafval, GFT en papier. Keuzes zijn bepalend voor de aanschaf van het type inzamelwagens en inzamelmiddelen. Op dit moment wordt restafval en GFT alternerend ingezameld middels minicontainers. Met de afvalregio heeft maandelijks afstemmingsoverleg op het gebied van het te voeren beleid plaats.
Pagina 33
Milieubeleidsplan 2014-2018
De visie van de “circulaire economie” met het terugwinnen van grondstoffen uit ons afval heeft dan ook als inspiratie gediend voor nieuw afvalbeleid, zoals beschreven in het op 3 oktober 2013 door de raad vastgestelde Afvalbeheersplan 2014-2020. Per 1-1-2014 wordt een verlaagd tarief ingevoerd voor het legen van GFT-containers en wordt voor de hoogbouw maandelijks een extra inzameling van kunststofverpakkingen gehouden. Tevens wordt de laatste hand gelegd aan een beleidsstuk op het gebied van zwerfafval. Het afvalbeheersplan 2014-2020 moet de afvalinzameling verder optimaliseren en aanpassen c.q. aan laten sluiten op de toekomstige ontwikkelingen. Op Limburgse schaal is door de Vereniging Afval Samenwerking Limburg (ASL) per 1-1-2014 huishoudelijk restafval en GFT openbaar aanbesteed. Daarnaast is de wetgeving rond inzameling van elektronisch afval veranderd. De gemeente moet per 1-1-2014 kiezen wie voor hen gaat inzamelen en dit melden. Stand van zaken Op grond van het LAP heeft de gemeenteraad in 2004 een Afvalinzamelplan vastgesteld met een basissysteem (bechippen containers) en een vervolgsysteem (diftar ogv volumefrequentie). Sinds de invoering van het volumefrequentiesysteem per 1 januari 2008 is de hoeveelheid restafval met 20% en de hoeveelheid gft met 30% afgenomen. Met de gelijktijdige start van de kunststofverpakkinginzameling is ook de hoeveelheid oud papier en karton met 10 % en de hoeveelheid glas met 5% toegenomen. Aandacht voor afvalpreventie minimaal, afvalscheiding maximaal. Doelen Voldoen aan wettelijke eisen. Acties 13.1 13.2 13.3 13.4
13.5
Wettelijk verplichte activiteiten Het continueren en deels nog verbeteren van de gescheiden inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Aandacht voor afvalpreventie. Opstellen en uitvoeren afvalbeleidsplan. Het actualiseren van de Afvalstoffenverordening en jaarlijkse afvalstoffenheffing en inzamelkalender. Niet-wettelijk verplichte activiteiten Voorbeeldproject anders inzamelen afval (geen bakken meer) of omgekeerd inzamelen (minicontainers restafval/gft inzetten voor droge componenten), maximale afvalscheiding/ preventie (geen diftar).
Prioriteit 2 1 0 0
-1
9.2. Zwerfafval Wet- en regelgeving Op grond van de Wet milieubeheer zijn gemeenten verplicht een afvalstoffenverordening vast te stellen, waarbij rekening wordt gehouden met een eventueel gemeentelijk milieubeleidsplan of milieuprogramma. In de verordening worden in elk geval regels opgenomen over het aanbieden en inzamelen van huishoudelijk afval. Daarnaast kunnen in de verordening en in de APV regels worden opgenomen die betrekking hebben op het voorkomen en opruimen van zwerfafval.
Pagina 34
Milieubeleidsplan 2014-2018
Stand van zaken In de afvalstoffenverordening 2005 is geregeld hoe wordt omgegaan met zwerfafval. In de gemeente Simpelveld is weinig zwerfafval. Doelen Terugdringen aantal meldingen over zwerfafval. Acties 14.1 14.2
Niet-wettelijk verplichte activiteiten Opstellen van een plan rondom het verder terugdringen van zwerfafval (bestuurlijk nog niet vastgesteld). Uitvoeren van maatregelen uit dit plan om zwerfafval terug te dringen.
Pagina 35
Prioriteit 1 4
Milieubeleidsplan 2014-2018
10. Bedrijvigheid 10.1. Vergunningverlening De milieubelasting veroorzaakt door de verschillende bedrijfsactiviteiten binnen de gemeente wordt zo veel mogelijk beperkt aan de hand van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Op basis van deze wetgeving worden aan bedrijven voorwaarden opgelegd die dienen te worden nageleefd. Wet- en regelgeving Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer in werking getreden (ook bekend als Barim of Activiteitenbesluit). In dit besluit zijn het merendeel van de Algemene Maatregelen van Bestuur samengevoegd en is de reikwijdte verder uitgebreid. In principe is dit besluit van toepassing op alle inrichtingen. Een uitzondering zijn de IPPC-bedrijven, maar deze heeft de gemeente Simpelveld niet. Per 1 januari 2013 is het Activiteitenbesluit (derde tranche tweede fase) ingrijpend gewijzigd en vallen nog meer bedrijven onder de algemene regels. De volgende (meer complexe) bedrijfstakken zijn onder de werking van het Activiteitenbesluit gebracht: rubber- en kunststofverwerking, industrieel vervaardigen van voedingsmiddelen, schietinrichtingen, Betonindustrie, grafische industrie en onderhoudsplaatsen voor trams, metro en treinen. Daarnaast is in de derde tranche het Besluit emissie-eisen middelgrote stookinstallaties (Bems) opgenomen in het Activiteitenbesluit milieubeheer en Activiteitenregeling milieubeheer; de vergunningplicht voor het verstoken van bepaalde brandstoffen in een stookinstallatie opgeheven. (de vergunningplicht voor onder andere houtgestookte stookinstallaties is vervallen) en het Oplosmiddelenbesluit opgenomen in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Gelijktijdig met de derde tranche zijn op 1 januari 2013 twee andere grote wijzigingen van het Activiteitenbesluit in werking getreden: Agrarische activiteiten in het Activiteitenbesluit, implementatie van de Richtlijn industriële emissies (RIE) (grote industriële bedrijven). Opname van de IPPC-richtlijn in de Richtlijn industriele emissies (RIE). Bijna alle Simpelveldse bedrijven vallen onder de werkingsfeer van het Activiteitenbesluit en dienen de voorwaarden na te leven die hierin zijn opgenomen. Het besluit kent drie type inrichtingen namelijk type-a, -b of -c inrichtingen. Het betreft vooral de bedrijven waarvoor geen meldingsplicht geldt (type-a) en bedrijven die een melding moeten indienen (type-b). Beide type bedrijven dienen de voorwaarden uit het besluit na te leven voor zover van toepassing op de betreffende werkzaamheden binnen de inrichting. Daarnaast zijn er bedrijven die worden gezien als type-c. Deze vallen eveneens onder de werking van het besluit en dienen te voldoen aan bepaalde voorwaarden uit het besluit. Het Besluit landbouw milieubeheer is per 1 januari 2013 in het Activiteitenbesluit ondergebracht. Daarnaast is voor deze bedrijven de (omgevings)vergunningsplicht van toepassing. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Met name de vergunningsplichtige bedrijven (type-c Barim en IPPC-bedrijven) hebben sinds 1 oktober 2010 te maken met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Door wijzigingen Pagina 36
Milieubeleidsplan 2014-2018
in het Activiteitenbesluit zijn de uitwerkingsregelingen van de Wabo: het Besluit algemene bepalingen omgevingsrecht (Bor) en de Regeling Ministeriele omgevingsrecht (Mor) ook gewijzigd. Deze wet heeft een breed scala aan vergunningen bij elkaar gebracht tot een zogenaamde omgevingsvergunning. Deze vergunning regelt, naast milieu, meerdere activiteiten in één keer, zoals bijvoorbeeld bouwen, slopen en kappen. Wanneer een aanvraag voor een omgevingsvergunning met de activiteit milieu wordt ingediend, wordt de uitgebreide voorbereidingsprocedure gevolgd (doorlooptijd van maximaal 26 weken). Voor het samenstellen van Omgevingsvergunningen wordt de applicatie SESOM 'Selecteren en Samenstellen Omgevingsvergunningen' van Royal Haskoning gebruikt. Per 1-1-2014 wordt uitsluitend een web-applicatie aangeboden; vanwege het feit dat de RUD de meeste vergunningplichtige inrichtingen en activiteiten overneemt, zal worden bezien in hoeverre een dergelijke applicatie noodzakelijk is. Waterwet De Waterwet, van kracht geworden per 22 december 2009, regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De Waterwet vervangt onder andere Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Voor indirecte lozingen is voortaan enkel het Wabo-bevoegde gezag in beeld. Wel houdt het waterschap een bindend adviesrecht en een toezichthoudende bevoegdheid. De handhavingsmogelijkheden berusten bij het Wabo-bevoegde gezag. De waterschappen stelden via de dienstverleningsovereenkomst tot 2012 hun kennis gratis ter beschikking om gemeenten hierin te ondersteunen (ook op het gebied van toezicht en handhaving). Sinds 1 januari 2012 voert de gemeente deze taken volledig zelf uit. Risicovolle bedrijven Voor bedrijven (inrichtingen) vormen het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de onderliggende regelgeving, de Wabo en het Vuurwerkbesluit de belangrijkste wet- en regelgeving. In het Bevi (LPG-tankstations, ammoniakkoelinstallaties en grote opslagen van chemicaliën) en het Vuurwerkbesluit, worden de risicoafstanden en risicobenaderingen als norm of als richtlijn vastgelegd. Binnen de Wet milieubeheer worden of voorschriften (vergunningplichtige bedrijven) of algemene regels gesteld waar aan moet worden voldaan. Dit zijn geen harde risicoafstanden. De risicovolle bedrijven zijn opgenomen in een handhavingsprogramma en worden daarmee periodiek gecontroleerd (en indien nodig aangeschreven) waarbij de aanwezige risico’s een essentieel thema zijn. Risicovolle bedrijven kunnen door de aanwezige risicoafstanden ook interfereren met andere gemeentelijke plannen zoals bestemmingplannen en verkeersbesluiten. Omgeving beperkte milieutoets (Obm) Voor een aantal activiteiten uit het Activiteitenbesluit hebben bedrijven sinds 1 januari 2011 toestemming van het bevoegd gezag nodig voordat ze kunnen starten met deze activiteiten. Deze "toestemming vooraf" wordt genoemd: Omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM). Het doel van de OBM is dat het bevoegd gezag vooraf instemt met het van start gaan van een specifieke activiteit op een specifieke locatie. De OBM bestaat uit een toestemming of een weigering. Het bevoegd gezag kan geen voorschriften aan de OBM verbinden (artikel 5.13a Besluit omgevingsrecht). Door de introductie van de OBM moeten bedrijven voor bepaalde activiteiten een melding Activiteitenbesluit doen èn een Omgevingsvergunning beperkte milieutoets aanvragen bij het bevoegd gezag.
Pagina 37
Milieubeleidsplan 2014-2018
Door de in 2013 gewijzigde wetvoering zijn voor een aantal activiteiten naast een melding ingevolge het Activiteitenbesluit milieubeheer of bij een omgevingsvergunning ingevolge de Wabo een Obm noodzakelijk. Zonder uitputtend te zijn noemen we een m.e.r.-beoordelingsplicht voor aangewezen activiteiten (vervaardigen dierlijke of plantaardige oliën of vetten, vismeel, visolie of conserven, bierbrouwerijen en mouterijen, zuivelfabrieken), activiteiten met afvalstoffen onder bepaalde voorwaarden, cement- en betonindustrie, veehouderijen, Verwerken van polyesterhars en installeren gesloten bodemenergiesysteem Als de aangewezen activiteit (onder meer) het oprichten, wijzigen/veranderen of uitbreiden van een inrichting is, dan is de OBM vereist bij oprichting èn bij latere wijzigingen. Geldt de OBM voor benoemde activiteiten , dan is de toestemming alleen nodig om de activiteit te kunnen starten en is niet voor iedere wijziging een OBM nodig. Stand van zaken De gemeente heeft geen IPPC-bedrijven, enkele milieuvergunningen ouder dan 10 jaar, geen coördinatie tussen de Waterwet en de Natuurbeschermingswet en geen beleid t.a.v. vergunningen en er vindt geen evaluatie plaats van de vergunningverlening. De gemeente Simpelveld heeft wel een geautomatiseerd bedrijvenbestand (Stramis), vergunningverlening heeft in de gemeente vooral een stimulerende rol, beschikkingen worden tijdig genomen, protocollen voor archivering en registratie zijn aanwezig en 1x per twee jaar vindt gevelcontrole plaats i.v.m. actualisering van het bedrijvenbestand. De gemeente Simpelveld heeft twee Bevi-bedrijven, weinig bedrijven met opslag van gevaarlijke stoffen en vijf buisleidingen die onder de Bevb vallen. Doelen • • •
Geen vergunningen meer ouder dan 10 jaar. Beschikkingen tijdig nemen. Actueel up-to-date bedrijvenbestand
Acties 15.1
15.2
Wettelijk verplichte activiteiten Een actieve en stelselmatige aanpak bij het accepteren van meldingen, het verlenen van vergunningen en het actualiseren/intrekken van verouderde milieuvergunningen. Niet-wettelijk verplichte activiteiten Opzetten coördinatie tussen de Wabo, de Waterwet en de Natuurbeschermingswet.
Prioriteit 4 1
10.2. Ammoniakemissie Wet- en regelgeving Om de ammoniakemissie te verminderen is het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderijen (Besluit huisvesting) opgesteld. Het besluit is een belangrijk instrument om te kunnen voldoen aan Europese afspraken over het nationale ammoniak emissieplafond. De huisvesting van pluimvee, varkens en melkvee moet voldoen aan maximale emissiewaarden voor ammoniak. Door de toenmalige ministeries van VROM en LNV, de provincies en de VNG is het ‘Actieplan Ammoniak Veehouderijen’ opgesteld. Dit Actieplan moet er toe leiden dat de middelgrote veehouderijbedrijven emissiearm worden en gaan voldoen aan het Besluit huisvesting. Pagina 38
Milieubeleidsplan 2014-2018
Vullen Web-BVB (Bestand Veehouderij Bedrijven) Het Web-BVB is een digitale database met gegevens over veehouderijen. Met deze database kan de milieubelasting van ammoniak en fijnstof en de ontwikkelingsruimte van agrarische bedrijven in beeld worden gebracht. Aan de database is een web-map gekoppeld, waarmee de bedrijven op een kaart in beeld worden gebracht. Naast de locaties van bedrijven, is ook de actueel vergunde situatie van de bedrijven in het bestand aanwezig. Denk hierbij aan dieraantallen, stalsystemen met bijbehorende emissiefactoren voor ammoniak, geur en fijnstof en eventueel gegevens over de emissiepunten. Het Web-BVB wordt ontsloten via internet en is toegankelijk voor provincies en gemeenten, maar ook bijvoorbeeld voor adviesbureaus, boeren en burgers. Stand van zaken De gemeente Simpelveld heeft meegewerkt aan het vullen van het Web-BVB bestand en zorgen tevens dat de gegevens actueel blijven (2x per jaar actualisatie). Doel Voldoen aan wettelijke eisen. Acties 16.1 16.2 16.3
Wettelijk verplichte activiteiten Adviseren bij controle op besluit huisvesting (ammoniakemissie veehouderij). Opnemen van agrarische bedrijven in het web-bvb Niet-wettelijk verplichte activiteiten Opleiden medewerkers in verband met controleren luchtwassers.
Prioriteit 0 -2 -4
10.3. Toezicht en handhaving Met de inwerkingtreding van de Wabo is een belangrijke rol weggelegd voor integrale handhaving. In het Besluit Omgevingsrecht (Bor) staan kwaliteitseisen genoemd, waaraan professionele handhavingorganisaties moeten voldoen. Daarbij gaat het om eisen met betrekking tot het handhavingsbeleid, uitvoeringsprogramma en -organisatie, borging van middelen, monitoring en rapportage. Voor meer informatie wordt verwezen naar het Integraal handhavingsplan 2014-2018 van de gemeente Simpelveld.
Pagina 39
Milieubeleidsplan 2014-2018
11. Communicatie en educatie Communicatie is een vreemde eend in de bijt naast alle andere taakvelden in dit milieubeleidsplan. Dit komt omdat het op twee manieren ingezet kan worden, namelijk als: 1. Taakveld binnen het milieubeleid om algemene communicatiedoelstellingen over het milieubeleid te verwezenlijken. 2. Instrument om de doelstellingen van de andere taakvelden te bereiken en/of te Figuur 14. Logo ondersteunen. natuurtransferium
11.1. Communicatie en educatie als taakveld Communicatie als afzonderlijk taakveld kan bijdragen aan een goede uitvoering van het milieubeleid als geheel. Communicatie kan worden ingezet voor/bij: • Het creëren van draagvlak bij de inwoners, bedrijven en organisaties van de gemeente Simpelveld voor het milieubeleid. • Het creëren van draagvlak bij de gemeenteambtenaren voor het milieubeleid en hen inspireren. • Het creëren van milieubewustzijn bij kinderen/jongeren (basisscholieren en middelbare scholieren). Hiermee zorg je ervoor dat de nieuwe generatie weet welke bijdrage zij kunnen leveren aan het milieu. Onderwerpen waar landelijk op dit moment veel aandacht voor is, zijn biodiversiteit, duurzaamheid en gezondheid. Daarnaast is de trend om hierbij krachten te bundelen binnen de gemeentegrenzen en met andere gemeenten. • Samenwerken met het IVN, SBB of Limburgs landschap via natuurbeheer (bijvoorbeeld bij acties zoals de boomfeestdag of met betrekking tot zwerfvuil). Stand van zaken De gemeente Simpelveld communiceert milieu-informatie niet actief, doet niet aan interactieve beleidsvorming (dialoog) en levert geen bijdrage aan natuur- en milieueducatie. Doel Minimale uitvoering van taken. Acties 17.1 17.2 17.3 17.4 17.5 17.6
Niet-wettelijk verplichte activiteiten Opstellen burgerjaarverslag milieubeleid. Meer aandacht schenken aan de uitvoering van het Verdrag van Aarhus door o.a. de digitale informatievoorziening via de website uit te breiden. Invullen van www.waarstaatjegemeente.nl. Structureel oppakken van natuur- en milieueducatie ivm draagvlak voor milieubeleid en milieubewustzijn bij kinderen. Interactieve beleidsvorming met burgers/verenigingen. Successen van milieubeleid via intranet delen met collega's.
Pagina 40
Prioriteit 1 0 -3 1 -1 -4
Milieubeleidsplan 2014-2018
11.2. Communicatie als ondersteuning bij andere taakvelden Communicatie en educatie kunnen we als instrument inzetten om bij te dragen aan de doelstellingen van de andere taakvelden. Communicatie wordt als instrument ingezet om concrete successen van gemeentelijk beleid met externe partijen te delen. Door zelf het goede voorbeeld te geven draag je bij aan het scheppen van een klimaat waarin ook anderen willen bijdragen aan of investeren in duurzaamheidsmaatregelen. In paragraaf 11.1 zijn alleen doelen en producten/projecten benoemd voor communicatie als afzonderlijk taakveld en die in zijn algemeenheid gelden voor hoe om te gaan met communicatie en educatie. Wanneer communicatie en educatie ondersteunend zijn aan de andere taakvelden worden deze als doelen en producten/projecten benoemd bij de taakvelden (afval, klimaatbeleid, water, duurzaam bouwen en duurzame gemeentelijke organisatie).
Pagina 41
Milieubeleidsplan 2014-2018
Bijlage 1. Lijst van afkortingen AMvB BARIM Bevb Bevi BIS BOOT Bor BRP LSL C2C EPA-u EPC GDO GFT GPR GRP HOLA IBA IPPC ISV KCA KRW LAP LOP MVO NBW NME NSL Revb RGGS RIS RO SLoK SWUNG VNG VROM Wabo Wgv Wm
= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Algemene Maatregel van Bestuur Besluit Algemene Regels voor Inrichtingen Milieubeheer Besluit externe veiligheid buisleidingen Besluit externe veiligheid inrichtingen Bodeminformatiesysteem Besluit Opslag Ondergrondse Tanks Besluit Omgevingsrecht BasisRioleringsPlan Limburgs Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit Cradle to cradle Energie Prestatie Advies utiliteitsbouw Energie Prestatie Coëfficiënt Gemeenten voor Duurzame Ontwikkeling Groente-, fruit- en tuinafval Gemeentelijke Praktijk Richtlijn (maatlat voor duurzaam bouwen) Gemeentelijk Rioleringsplan Horeca lawaai Individuele Behandeling van Afvalwater Integrated Pollution Prevention and Control Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing Klein Chemisch Afval Kader Richtlijn Water Landelijk Afvalbeheerplan Landschapsontwikkelingsplan Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen Nationaal Bestuursakkoord Water Natuur en Milieueducatie Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit Regeling externe veiligheid buisleidingen Risico register gevaarlijke stoffen Risico Informatie Systeem Ruimtelijke Ordening Stimulering Lokaal Klimaatbeleid Samen Werken aan de uitvoering van Nieuw Geluidsbeleid Vereniging van Nederlandse Gemeenten Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Wet geurhinder en veehouderij Wet milieubeheer
Pagina 42
Milieubeleidsplan 2014-2018
Bijlage 2. Bij het opstellen van het milieubeleidsplan gebruikte documenten Programma 1: Bestuur • • • • • • • •
Collegeprogramma 2010-2014 Regioprogramma Parkstad Limburg Mandaat- en volmachtlijst gemeente Simpelveld 2010 Mandaat- en volmachtbesluit gemeente Simpelveld 2010 Eindrapportage bestuurskrachtmonitor Simpelveld december 2008 Strategische visie gemeente Simpelveld 2006-2016 Verordening commissie behandeling bezwaarschriften en externe klachtbehandeling Besluit Informatiebeheer gemeente Simpelveld
Programma 2: Openbare orde & veiligheid • APV - Algemene Plaatselijke Verordening Programma 3: Mobiliteit • Rapport Evaluatie Verkeersplan Programma 9: Welzijn & zorg • Kadernota Gemeentelijk Gezondheidsbeleid 2003-2007 • Uitvoeringsnota gemeentelijk gezondheidsbeleid 2008-2011 Programma 10: Milieu • Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2010-2015 • Milieu Handhavingsuitvoeringsprogramma 2007 • VROM Beleidsprogramma 2005 tm 2009 • Milieu Handhavingsuitvoeringsprogramma 2006 • Afvalstoffenverordening gemeente Simpelveld 2005 • Milieu Handhavingsverslag 2006 Programma 11: Wonen & ruimtelijke kwaliteit • VROM Beleidsprogramma 2005 tm 2009 • Beleidsnota Permanente Bewoning Recreatiewoningen • Intrekkingsbeleid Bouwvergunning Financiering & algemene dekkingsmiddelen • Nota Inkoop en Aanbesteding • Algemene Voorwaarden • Tarieventabel 2012 • Tarieventabel 2011 • Legesverordening 2010 • Programma begroting 2012
Pagina 43
Milieubeleidsplan 2014-2018
Bijlage 3. Overzicht bepaalde prioriteit wettelijk verplichte activiteiten Bepaald ambitieniveau Activiteiten Opstellen jaarlijks milieuprogramma. Opstellen milieujaarverslag. Het opstellen van een gemeentedekkende bodemfunctieklassenkaart en toegankelijk maken via internet. 1.2 Het uitvoeren en toetsen van bodemonderzoeken bij nieuwe ontwikkelingen en het vastleggen van deze en nog niet ingevoerde resultaten (incl. WKO) in het bodeminformatiesysteem. 1.3 Het in beeld brengen en registreren van verontreinigde locaties. Water 2.1 Opstellen/uitvoeren beleid m.b.t. bestemming/functie van gebieden en waterkwaliteit en –kwantiteit. 2.2 Coördinatie en opstellen watertoets en stellen van maatwerkvoorschriften. Cultuurhisto- 3.1 Opstellen integraal beleid erfgoed t.a.v. archeologie en cultuurhistorie. rie en 3.2 Actualiseren verwachtings- en advieskaart cultuurhistorie en archeologie archeologie 3.3 Activiteiten in het kader van archeologie: wettelijk verplichte activiteiten, incl. adviseren ruimtelijke onderbouwingen. Natuur- en 5.1 Beoordelen van flora- en faunaonderzoek bij ruimtelijke ontwikkelingen. landschaps- 5.1a In stand houden van de structuur binnen het Nationaal Landschap Zuid Limburg; beheer toetsen van belangen met cultuurhistorische landschappen en landschapselementen Lucht 6.1 Het toetsen en beoordelen van nieuwe ontwikkelingen aan de luchtkwaliteitseisen en/of normen. Geur 7.1 Bij ruimtelijke plannen "toets omgekeerde werking". 7.2 Het toetsen en beoordelen van nieuwe ontwikkelingen aan de geurnormen. Geluid 8.1 Het toetsen en beoordelen van nieuwe ontwikkelingen aan de geluidnormen (“omgekeerde werking”). Externe 9.1 Integreren besluit buisleidingen en hoogspanningsleidingen in RO. veiligheid 9.2 Het actueel houden en zo nodig uitbreiden van het inzicht in de risico’s (RRGS, ISOR en risicokaart). 9.3 Het toetsen en beoordelen van nieuwe ontwikkelingen aan de wettelijke eisen ten aanzien van externe veiligheid. Energie-beleid 10.1 Adviseren en toezicht op energiebesparing volgens het Activiteitenbesluit en de omgevingsvergunning. Duurzaam 11.1 Bepalen van de energielabels van de gemeentelijke gebouwen die nog geen bouwen energielabel hebben. Afval: 13.1 Het continueren en deels nog verbeteren van de gescheiden inzameling van Preventie en huishoudelijke afvalstoffen. afval13.2 Aandacht voor afvalpreventie. scheiding 13.3 Opstellen en uitvoeren afvalbeleidsplan. 13.4 Het actualiseren van de Afvalstoffenverordening 13.4a Jaarlijkse afvalstoffenheffing en inzamelkalender. Vergunnin15.1 Een actieve en stelselmatige aanpak bij het accepteren van meldingen, het verlenen gen en van vergunningen en het actualiseren/intrekken van verouderde meldingen milieuvergunningen. 15.1a Werkzaamheden RUD en coördinatie door gemeente 15.1b Kwaliteitscriteria verbeterplan Ammoniak16.1 Adviseren bij controle op besluit huisvesting (ammoniakemissie veehouderij). emissie 16.2 Opnemen van agrarische bedrijven in het web-bvb Algemene taken Bodem
0.1 0.2 1.1
Pagina 44
Prioriteit 5 0 1 1 4 1 0 -3 -5 -3 0 0 1 -1 -1 3 -1 -3 -1 2 -4 2 1 0 0 0 4 0 0 0 -2
Milieubeleidsplan 2014-2018
Bijlage 4. Overzicht bepaalde prioriteit niet-wettelijk verplichte activiteiten Bepaald ambitieniveau Prioriteit Activiteiten Algemene 0.3 Algemeen milieubeleid (bijstellen/bijhouden ontwikkelingen). 2 taken Bodem 1.4 Meer aandacht voor communicatie rond saneringsprojecten om onnodige 3 ongerustheid bij buurtbewoners te voorkomen. 1.5 Aandacht voor voormalige tankstations, niet in gebruik zijnde ondergrondse tanks, 1 afdeklaag van voormalige stortlocaties. 1.6 Begeleiden van saneringen van verontreinigde locaties. 0 1.7 De samenhang tussen energie, water, biodiversiteit, bodem en RO bevorderen door 1 kennis en informatie tussen de verschillende afdelingen/medewerkers uit te wisselen. Water 2.3 Afkoppelen hemelwater voortzetten. 3 2.4 Gebiedseigen water zoveel mogelijk vasthouden door infiltratie. -1 2.5 Meer communicatie naar burgers en bedrijven bij afkoppelingen en meer aandacht voor afvalwaterlozingen door zowel huishoudens als bedrijven en door diffuse -2 bronnen (zoals uitloging van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen naar grondwater). 2.6 Bijscholing ambtenaren gemeente m.b.t. waterwetgeving. 0 Archeologie 3.4 Activiteiten in het kader van cultuurhistorie en archeologie: communicatie erfgoed -1 en cultuur(waaronder archeologische resten) en verwerken in toerisme/recreatie. historie Beheer van 4.1 Duurzaam beheren van openbaar groen conform het bestaande groenbeheerplan. 4 openbaar 4.2 Opstellen groenstructuurplan in 2012/2013. -1 groen Natuur- en 5.2 Aandacht voor natuurbehoud en –ontwikkeling (incl. ecologische landschapsverbindingszones), waarbij een link wordt gelegd met de toeristisch-recreatieve 0 beheer mogelijkheden (versterken van de lokale economie). 5.3 Behouden van de biodiversiteit (flora en fauna). -1 Lucht 6.2 Bij de uitvoering van verkeer- en vervoersplannen meer de nadruk leggen op -1 vermindering van de luchtverontreiniging (b.v. stimuleren fiets en OV, vervoersmanagement). 6.3 Opstellen beleid ten aanzien van lucht. -1 Geur 7.3 Opstellen van geurbeleid. -4 Geluid 8.2 Opstellen van evenementenbeleid en naleven geluidvoorschriften, waardoor 3 geluidsoverlast wordt voorkomen. 8.3 Het ontwikkelen van lokaal (gebiedsgericht) geluidsbeleid. 0 Externe 9.4 Opstellen van EV-beleid. 0 veiligheid 9.5 Het verbeteren van de risicocommunicatie. 2 Energie10.2 Het opstellen klimaatbeleidsplan en het ontwikkelen van een visie. -3 beleid 10.3 Deelname aan de (SLOK/Bans) subsidieregeling en het aanstellen van een -2 energiebeleidscoördinator. 10.4 Burgers informeren over energie besparen, duurzame energie (fietsen), subsidies. 3 10.5 Meer nadruk op het stimuleren van duurzaam ondernemen b.v. door het organiseren van informatiebijeenkomsten en symposia en het bij elkaar brengen -4 van partijen. Dit heeft het meeste effect als aangesloten wordt bij natuurlijke momenten. 10.6 Input leveren aan het ambitiedocument ‘Energietransitie Parkstad’. 0
Pagina 45
Milieubeleidsplan 2014-2018
Bepaald ambitieniveau Activiteiten Duurzaam 11.2 Opstellen beleid t.a.v. duurzaam bouwen. bouwen 11.3 Duurzame Stedenbouw: Het zoveel mogelijk benutten van milieukansen bij het ontwikkelen van nieuwe gebieden. 11.4 Bestaande bouw: Het stimuleren van duurzaam bouwen bij bestaande bouw door het maken van afspraken met en het stimuleren van woningbouwverenigingen en bewoners. 11.5 Nieuwbouw: Het stimuleren van duurzaam bouwen bij nieuwbouw (gronduitgifte) bijvoorbeeld door het laten ondertekenen van de intentieverklaring, het opstellen en uitwerken van energievisies. Duurzame 12.1 Het toepassen en verankeren van milieumanagement (milieuzorg) in de gemeentegemeentelijke organisatie (voorbeeldfunctie uitdragen) en bij inkoop- en lijke aanbesteding. organisatie 12.2 Criteria Duurzaam inkopen gebruiken. 12.3 Bij openbare verlichting de toepassing van led onderzoeken. 12.4 Energiebesparende maatregelen toepassen in gemeentelijke gebouwen. 12.5 Cradle to cradle als inspiratiebron bij duurzaam inkopen. 12.6 Registreren van het verbruik van gas, papier, water, elektra, etc. 12.7 Regionaal gezamenlijk inkopen van elektriciteit. Afval: Pre13.5 Voorbeeldproject anders inzamelen afval (geen bakken meer) of omgekeerd ventie en afinzamelen (minicontainers restafval/gft inzetten voor droge componenten), valscheiding maximale afvalscheiding/ preventie (geen diftar). Zwerfafval 14.1 Opstellen van een plan rondom het verder terugdringen van zwerfafval (al toe besloten). 14.2 Uitvoeren van maatregelen uit dit plan om zwerfafval terug te dringen. 15.2 Opzetten coördinatie tussen de Wabo, de Waterwet en de Vergunningen en Natuurbeschermingswet. meldingen 16.3 Opleiden medewerkers in verband met controleren luchtwassers. Ammoniakemissie Communica- 17.1 Opstellen burgerjaarverslag milieubeleid. tie en 17.2 Meer aandacht schenken aan de uitvoering van het Verdrag van Aarhus door o.a. educatie de digitale informatievoorziening via de website uit te breiden. 17.3 Invullen van www.waarstaatjegemeente.nl. 17.4 Structureel oppakken van natuur- en milieueducatie ivm draagvlak voor milieubeleid en milieubewustzijn bij kinderen. 17.5 Interactieve beleidsvorming met burgers/verenigingen. 17.6 Successen van milieubeleid via intranet delen met collega's.
Pagina 46
Prioriteit 3 -2 -2
-1
0 1 3 1 0 -1 0 -1 1 4 1 -4 1 0 -3 1 -1 -4
Milieubeleidsplan 2014-2018
Bijlage 5. Resultaat ambitie wettelijk verplichte activiteiten
Pagina 47
Milieubeleidsplan 2014-2018
Bijlage 6. Resultaat ambitie niet-wettelijk verplichte activiteiten
Pagina 48