Gemeente Maastricht Dienst OCWS Afdeling Onderwijs en Educatie Februari 2005
INHOUDSOPGAVE
Hoofdstuk 1
Inleiding
3
Hoofdstuk 2
Sociaal-economische vitaliteit van de stad
5
Hoofdstuk 3
Onderwijszorgstructuren en Integraal Jeugdbeleid
8
Hoofdstuk 4
Spreiding en kwaliteit van Onderwijshuisvesting
11
Hoofdstuk 5
Maatschappelijke effecten
14
Hoofdstuk 6
Spijkers met koppen
16
Hoofdstuk 7
Samenvatting
20
Bijlage 1
Doelstellingen
21
Afkortingen
23
Onderwijsnota 2004-2012
2
HOOFDSTUK 1
INLEIDING
Onderwijs in verschuivend perspectief In de afgelopen tien jaren is de rol van de gemeentelijke overheid op het beleidsterrein onderwijs aan nogal wat veranderingen onderhevig geweest. Daarbij zijn twee processen bepalend geweest: de bestuurlijke schaalvergroting in het onderwijs en de professionalisering van schoolbesturen (met als gevolg een toenemende bestuurskracht en een steeds grotere behoefte aan autonomie) en de heroriëntatie op onderwijstaken bij de overheden zelf (decentralisatie en deregulering). Ook gemeentelijk onderwijsbeleid is toe aan een nieuwe plaatsbepaling en een herbezinning op kerntaken. Vandaar deze Onderwijsnota. Versterkt door het regeerakkoord Balkenende II is een beweging in gang gezet naar een terugtredende en deregulerende overheid, die tegelijkertijd appelleert aan het nemen van meer eigen verantwoordelijkheid door het maatschappelijk middenveld: schoolbesturen en scholen worden autonomer in hun beleidsvoering maar ook nadrukkelijk verantwoordelijk (gehouden) voor de kwaliteit van onderwijs in hun scholen. Een toenemende autonomie, die ook in de Stadsvisie 2030 “Mosaïek” van de gemeente Maastricht wordt genoemd: “Binnen onderwijs wordt steeds meer gedacht vanuit een marktgericht perspectief met kernbegrippen als efficiency, concurrentie en marktwerking. De samenleving wordt meer en meer horizontaal georganiseerd en een netwerksturing sluit hier het beste op aan”. Binnen die sterk veranderende context zal de gemeente in de toekomst minder de regisseur van vooral operationeel, deels door de rijksoverheid vastgesteld, onderwijsbeleid zijn. De gemeente zal uitgedaagd worden om, als gelijkwaardige partner van schoolbesturen, Colleges van Bestuur en instellingen, steeds vaker de rol te vervullen van ketenregisseur in (het debat over) strategische vraagstukken waarin onderwijs een kritische succesfactor is. 1.1.
Onderwijs als troefkaart
En die strategische vraagstukken zijn er! “Onderwijs” is bij de beantwoording van die vraagstukken een troefkaart. In deze nota wordt nader ingegaan op de wijze waarop die troefkaart het beste uitgespeeld kan/moet worden. De Sociale Visie van Maastricht, in april 2003 vastgesteld door de Gemeenteraad, beschrijft het belang van de drie pijlers (economisch, fysiek en sociaal) van gemeentelijk beleid voor de kwaliteit van samenleven in de stad. Elke pijler kent eigen verantwoordelijkheden en eigen beleidsterreinen. In elke pijler wordt onderwijs gezien als een onmisbare schakel bij het vormgeven van een visie op de toekomst van de stad. Enkele voorbeelden: onderwijs speelt in de economische pijler een belangrijke rol in relatie tot arbeidsmarkt- en werkgelegenheidsbeleid en het verwezenlijken van de economische ambities van de stad. In de sociale pijler speelt onderwijs een centrale rol in het jeugd- en veiligheidsbeleid, bij het inrichten van zorgcirkels, bij het bestrijden van meervoudige achterstanden en het bestrijden van voortijdig schoolverlaten, c.q. jeugdwerkeloosheid. In de fysieke pijler is de school een onmisbare factor bij het leefbaar houden van buurten en kleine kernen en het betaalbaar houden van multifunctionele voorzieningen in tijden van grote demografische verschuivingen in de buurten (vergrijzing, ontgroening en individualisering); onderwijs draagt daarmee bij aan het versterken van de sociale cohesie in buurten. In diezelfde Sociale Visie wordt ook aangedrongen op ontkokering van beleid. Nieuwe regelgeving, maar ook de complexiteit van de problemen waarvoor de stad zich gesteld ziet, vragen om een integrale en een interactieve aanpak. Toekomstig onderwijsbeleid dient nadrukkelijk bezien te worden in relatie tot andere beleidsterreinen en kan alleen gemaakt worden samen met partners, zowel intern als extern: Integraal en interactief dus! Dat gezegd hebbend, dient er ook naar de interne bedrijfsvoering gekeken te worden: de samenwerking tussen afdelingen en diensten, het inrichten van strategische programma’s en de rol die de beleidssector Onderwijs daarbij kan vervullen. Tevens vereisen schaalvergroting in het onderwijs (schoolbesturen zijn niet meer gebonden aan gemeentegrenzen) en schaalvergroting bij dienstverlenende instellingen als GGD en Trajekt, het kunnen schakelen tussen de diverse schaalniveaus in de onderwijsbeleidvoering. De stad, de regiogemeenten, de centrumgemeenten in Tripoolverband, de MHAL-steden in de Euregio, allen spelen een eigen maar wederzijds afhankelijke rol op strategisch, tactisch of operationeel niveau.
Onderwijsnota 2004-2012
3
Gemeentelijk onderwijsbeleid zal een transformatie moeten maken van een kindgerichte oriëntatie naar een maatschappijgerichte oriëntatie; van operationeel beleid naar strategisch beleid; van verkokerd beleid naar integraal beleid en van een verticale gezagsstructuur naar een horizontale netwerkstructuur, met de gemeente(n) als betrouwbare partner(s) in diverse rollen (ketenpartner, ketenregisseur, opdrachtgever, subsidiegever en toezichthouder) aan de zijde van de uitvoerende instellingen in de onderwijsinfrastructuur. Deze Onderwijsnota geeft antwoord op het “wat” (inhoud) en het “hoe” (proces) van deze transformatie, om daarmee impliciet ook antwoord te geven op de door het College van Burgemeester & Wethouders gestelde vraag naar de gevolgen van de autonomievergroting van schoolbesturen voor de gemeente. 1.2.
Evaluatieonderzoek en positiebepaling
Voor de gemeente hebben de geschetste ontwikkelingen aanleiding gegeven om zich grondig te bezinnen op het van 1998 tot heden gevoerde lokaal onderwijsbeleid. In 2003 is een start gemaakt met een grondige evaluatie van het lokaal onderwijsbeleid en het via het Educatief Beraad vanaf 1998 vormgegeven “Op overeenstemming gerichte overleg” via het project “Maatwerk”. De bevindingen van deze evaluatie pasten in het in de inleiding geschetste tijdsbeeld: gemeente en schoolbesturen hebben in een goede verstandhouding veel bereikt, maar moeten wel hun werkwijze aanpassen: meer als partners gaan samenwerken vanuit gezamenlijke strategische keuzes en vanuit tussen gemeente en onderwijsveld afgestemde beleidskaders de onderwijsoverlegstructuur aanpassen aan nieuwe inzichten en ontwikkelingen. Daarbij rekening houdend met twee belangrijke uitgangspunten: autonomie van schoolbesturen en integraliteit van gemeentelijk beleid een beleidsmonitor ontwikkelen, die aansluit bij de te onderscheiden verantwoordelijkheden van scholen, schoolbesturen, instellingen en gemeente en die het mogelijk maakt om beleidsontwikkeling op vooraf bepaalde indicatoren te volgen, te interpreteren en te rapporteren. Vervolgens heeft de gemeente een sterkte-/zwakteanalyse gemaakt van het beleidsterrein Onderwijs, om daarmee inhoudelijk antwoord te kunnen geven op vragen als: welke taken dienen als gevolg van de autonomievergroting van besturen niet meer te worden uitgevoerd? Welke nieuwe beleidsopdrachten vloeien voort uit de Sociale Visie en de Stadsvisie? Uit deze analyse zijn drie relevante vraagstukken naar voren gekomen die om een verdere uitwerking vroegen (deze vraagstukken sluiten nauw aan bij de drie programma’s in de Sociale Visie): een sterkere bijdrage leveren door het onderwijs aan het verbeteren van de sociaaleconomische vitaliteit van de stad het inrichten van passende en flankerende zorgstructuren in en rondom het onderwijs die aansluiten bij de zorg die het onderwijs al zelf inricht de kwaliteit verhogen van de gebouwelijke infrastructuur en onderwijsvoorzieningen die een voorwaarde voormen voor het waarmaken van de ambities van de stad. Bij de verdere uitwerking wil de gemeente resultaatgerichte afspraken met het veld maken en daarbij haar eigen rol invullen door: lokale/regionale processen te regisseren ((be)stuur(s)kracht) financiële middelen te bundelen en te sturen via subsidietoekenning/huisvesting beschikbaar te stellen (facilliteren) vanuit de korte lijnen met het landelijk beleid (LOCO, VNG, G-26) partners te informeren over beleidswijzigingen en de consequenties daarvan (informatie) menskracht in relatienetwerken in te zetten, intern en extern (professionaliteit) continuïteit te waarborgen (beleidsgeheugen). In de volgende hoofdstukken zullen de genoemde vraagstukken verder worden uitgewerkt, waarbij de gemeente de in deze Onderwijsnota geformuleerde doelen vooral als richtinggevers wil gebruiken om op een interactieve manier samen met de educatieve partners het (vervolg)proces in te gaan.
Onderwijsnota 2004-2012
4
HOOFDSTUK 2
DE SOCIAAL-ECONOMISCHE VITALITEIT VAN DE STAD
Een beleidsalliantie tussen onderwijs en economie Tussen de in de visienota’s uitgesproken economische ambities van de stad en de realiteit van de demografische beknelling die schuilt in de samenstelling van de Maastrichtse beroepsbevolking gaapt een kloof. Om die te overbruggen is het nodig een beleidsalliantie aan te gaan tussen onderwijs en economie, waaronder arbeidsmarktbeleid. Maastricht is een traditionele industriestad, jarenlang direct en indirect afhankelijk geweest van de grote maakindustrie: keramiek, papier, glas. Deze maakindustrie brokkelt af omdat de productie verplaatst wordt naar lage lonen landen. In de Sociale Visie in 2003 nog als probleem voorzien, in het voorjaar van 2005 al realiteit van alledag! Het antwoord op die verdwijnende maakindustrie, is de ambitie van de stad om mee te willen profiteren van een stuwende kenniseconomie, met voor Maastricht kansen in de persoonlijke dienstverlening en de vrijetijdseconomie (toerisme en horeca). Maastricht wil echter ook partnerstad zijn in een toptechnologische (Eu)regio, waarbij life-sciences en biomedische technologie kansen bieden. Vanuit de onderwijsoptiek bekeken heeft deze “medaille” echter twee kanten. Heeft zelfs het begrip Kenniseconomie twee kanten; laten we zeggen een onderkant en een bovenkant. De onderkant: Startkwalificatie Kenniseconomie is innovatie, groei en snelle kenniscirculatie. Een steeds kennisintensievere samenleving vraagt om gemiddeld hoger opgeleide burgers dan de traditionele industriestad herbergt. Dat via het onderwijs het gemiddeld opleidingsniveau van de burgers van de stad op de korte termijn wel even opgekrikt kan worden is een illusie, maar moet wel voor de langere termijn het streven blijven! De huidige demografische samenstelling van de stadsbevolking heeft zijn beperkingen en heeft die ook morgen nog. De meest achterstellende factor voor kinderen in het onderwijs is nog steeds het hebben van laagopgeleide ouders en de effecten die dat heeft op hun informele leren buiten de school! De specifieke invulling van de schoolloopbaan van kinderen wordt gekenmerkt door sociaal-economische en sociaal-culturele patronen in het milieu van herkomst, waarbij ook etniciteit een extra achterstellende factor kan zijn. Voor de groep laagopgeleide ouders en ouders die niet bekend zijn met ons onderwijssysteem, zullen dus naast de gebruikelijke ouderactiviteiten gericht op participatie en het vergroten van betrokkenheid, ook activiteiten ondernomen moeten worden, die gericht zijn op opvoedings- en onderwijsondersteuning, educatie en inburgering, om negatieve door etniciteit of milieu bepaalde onderwijscarrièrepatronen te doorbreken. Duidelijk is dat de groep laag opgeleiden, naast het niet kunnen invullen van de ambities van de stad, een steeds groter economisch probleem worden. Recente cijfers van de Raad voor Werk en Inkomen (RWI) tonen de kwetsbare positie aan van (vooral jonge) laagopgeleiden en mensen zonder startkwalificatie op de arbeidsmarkt in tijden van recessie. Zij zullen ook de laatsten zijn die zullen profiteren van een conjuncturele opleving. CWI-cijfers van oktober 2004 maken de slechte positie van vooral laagopgeleide jongeren op de arbeidsmarkt inzichtelijk voor Zuid-Limburg en specifiek voor de regio Maastricht. Met de invoering van de Wet Werk en Bijstand (WWB) per 1 januari 2004 heeft de gemeente er ten aanzien van die laagopgeleide jongeren een probleem bij. In de toekomst zal de gemeente namelijk een groei in de bijstandsuitkeringen uit eigen middelen dienen te bekostigen. De gemeente heeft er dus groot belang bij zoveel mogelijk mensen aan werk te helpen, jeugdwerkeloosheid te bestrijden en in dat kader in samenwerking met het onderwijs voortijdig schoolverlaten zonder startkwalificatie tegen te gaan. Geen enkele stad, ook Maastricht niet, kan het zich permitteren straks een steeds groter bevolkingsdeel te herbergen, dat aan de onderkant van samenleving afhaakt en niet meer participeert in het arbeidsbestel. Maastricht heeft in zijn Sociale Visie duidelijk stelling genomen: Maastricht blijft kiezen voor extra inzet ten faveure van mensen die te maken hebben met meervoudige vormen van achterstand of die een cumulatie van problemen kennen. Arbeidsmarktbeleid voert “werk, werk en nog eens werk” als motto. Onderwijsbeleid moet daar in het kader van een sluitende aanpak, voor voornamelijk de 16 tot 23 jarigen, “opleiding” aan toe voegen. Vooral de 16- tot 18-jarigen die noch bij het CWI, noch bij de sociale dienst bekend zijn, maar wel het onderwijs verlaten hebben, vormen een speciale aandachtsgroep. De aanbodkant op de arbeidsmarkt kan versterkt worden door leerlingen te begeleiden bij hun keuzes in schoolloopbanen; het behalen van startkwalificaties te blijven stimuleren; deelname aan opleidingen in arbeidsmarktrelevante sectoren te versterken; maatwerkgerichte opleidingsstructuren te creëren, enz.
Onderwijsnota 2004-2012
5
Onderwijsbeleid kan daarop inspelen via het versterken van aansluitings- en overgangsarrangementen in en tussen de verschillende onderwijssectoren en het optimaliseren van de opleidingenstructuur die past bij de regionale economische ontwikkelingen. In dit kader is het ook van belang om te komen tot veilige non-discriminerende schoolomgevingen en stageplekken in bedrijven. Vooral het versterken van het beroepsonderwijs is in dit kader een belangrijke beleidstaak. Voorwaarde is dat binnen de gemeente onderwijsbeleid en arbeidsmarktbeleid hand in hand moeten gaan om samen partner te kunnen zijn van onderwijs en bedrijfsleven en regie te kunnen voeren op dit beleidsterrein. De gemeente zal in die regierol ook ondersteuning bieden bij het tot stand brengen van school- en maatschappelijke stages. Juist de arrangementen tussen beroepskwalificerend onderwijs en het Midden- en Kleinbedrijf (leerwerktrajecten, duaal leren en na- en bijscholing) zijn van groot belang, ook in het kader van het stimuleren van het zelfstandig ondernemerschap in het Midden- en Kleinbedrijf. Het is duidelijk dat Maastricht als stad partners nodig heeft. Vanuit het Vertrouwenspact Werkgelegenheid Limburg wordt erop gekoerst om jeugdwerkeloosheid met vele partners in Zuid-Limburg in netwerkvorm aan te pakken. Om echter niet te blijven steken in curatieve maatregelen ter bestrijding van jeugdwerkeloosheid, is actieve ketenregie van de centrumgemeenten gevraagd. Vooral gemeentelijk Onderwijsbeleid kan via twee beleidslijnen een belangrijke preventieve bijdrage leveren aan het voorkomen van jeugdwerkeloosheid: ten eerste vanuit het Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid (GOA/VVE/Schakelklassen), dat zich richt op het bestrijden van meervoudige achterstanden van specifieke (meest kwetsbare) doelgroepen in Primair en Voortgezet Onderwijs en ten tweede vanuit het beleid gericht op het Voorkomen van Voortijdig Schoolverlaten (Beleidsnota VSV, november 2004) in afstemming met Jeugdgezondheidszorg-, Jeugdzorg- en Welzijnsbeleid aan de ene kant en met sociaal-economisch- en arbeidsmarktbeleid aan de andere kant. De bovenkant: Kenniswerkers Ook het verhaal aan de bovenkant start vanuit de ambitie om als stad onderdeel te willen zijn van de toptechnologische regio Zuid-Limburg/Euregio. Een stad die kansen ziet in een stuwende kenniseconomie, een creatieve stad die wil innoveren en wil groeien. Een stad echter die daarvoor, zoals zojuist beschreven, de benodigde onderwijsbasis mist. In de Economische Visie wordt aangegeven, dat er nu bij bedrijven en instellingen die werkzaam zijn binnen het domein van de kenniseconomie, nog geen nijpende tekorten aan gekwalificeerd personeel zijn. Bij een groeiende ontwikkeling van de kenniseconomie zullen echter andere eisen aan kennis, houding en vaardigheden van aanwezige en beginnende werknemers worden gesteld. Voldoende aanbod van hoger opgeleiden is straks een absolute voorwaarde voor een succesvolle omslag naar een kenniseconomie. In de diverse gemeentelijke visiedocumenten wordt de roep om hoger opgeleiden en binding van die hoog opgeleiden aan de stad als cruciaal gezien voor het ontwikkelen van Maastricht en omgeving tot een toptechnologische regio. Er wordt zelfs de noodzakelijkheid aangegeven van groei van de stadsbevolking. Feit is echter dat in de komende decennia door vergrijzing en ontgroening de totale stadsbevolking eerder zal afnemen. Feit is ook dat het percentage burgers (ouders) waaruit toekomstige hoogopgeleiden gerekruteerd kunnen worden, zal afnemen. De meest bepalende factor voor schoolsucces namelijk (zowel negatief als positief) is nog steeds het opleidingsniveau van de ouders. Vooral onder de hoogopgeleide vrouwen, die carrière maken, valt te constateren dat zij steeds minder of geen kinderen krijgen! Maastricht wil zich niet neerleggen bij deze demografische beknelling en wil, naast de zojuist beschreven gerichte aandacht voor kwetsbaren in achterstand, opschalen. Wanneer de benodigde hoogopgeleiden niet voorhanden zijn in de traditionele beroepsbevolking van de stad zelf (zelfs niet na inzet van alle mogelijke specifieke begeleidingtrajecten, opscholing en bijscholing), dan zullen zij van elders aangetrokken moeten worden. Daarbij lijken de volgende opties voor de hand te liggen: blijven rekruteren uit de verborgen reserve van de arbeidersbevolking, de verborgen talenten blijven zoeken en innovaties in het onderwijs blijven stimuleren; hoogopgeleiden of studenten aantrekken uit andere delen van Nederland, de Euregio of daarbuiten; werven van buitenlandse studenten (nu al 25% van de UM-studenten), die tijdelijk hun bijdrage leveren aan kenniscirculatie in de regio. Daarbij dient er wel continue aandacht te zijn voor imagoverbetering van stad en regio en dienen naast studeren, ook wonen, sporten en verblijven in de stad aantrekkelijk te zijn.
Onderwijsnota 2004-2012
6
2.1.
Bovengemeentelijke samenwerking
Specifiek voor onderwijsbeleid betekent het voorafgaande dat, naast de gewestelijke samenwerking op operationeel onderwijsbeleid (leerplicht/RMC, leerlingenvervoer en onderwijshuisvesting), de strategische samenwerking met de centrumgemeenten in Zuid-Limburg en met de MHAL-steden versterkt moet worden, met als doel de kennisinfrastructuur over de volle breedte te versterken. Het is onmogelijk dat elke stad een eigen volledige onderwijsinfrastructuur in de beroepskolom van VMBO tot Universiteit opbouwt en in stand houdt. De schaalvergroting in voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs leidt al tot een herschikking van opleidingen en keuzemogelijkheden op regionale schaal. Met de onderwijsinstituten binnen de totale beroepskolom (V)MBO, HBO, WO moet het debat geëntameerd worden over kwaliteitsverbetering, onderlinge aansluiting en afstemming en nauwere aansluiting bij de (Eu)regionale economische structuur. Het doel daarbij moet zijn om te komen tot één strategische agenda voor de stad, de regio en de Euregio. Mogelijk dat daarbij in MHAL-verband het verwerven van nieuwe studierichtingen en faculteiten bevorderd kan worden om zo de regio aantrekkelijker te maken voor eigen en buitenlandse studenten. In ieder geval moet zoveel mogelijk de onderlinge concurrentie uitgesloten worden. Momenteel is vanuit de dienst OCWS met dit beleidsterrein, onderdeel van het programma “naar een vitale sociaal-economische structuur” in de Sociale Visie, een start gemaakt via het inrichten van programmamanagement in de afdeling O&E.
Onderwijsnota 2004-2012
7
HOOFDSTUK 3
ONDERWIJSZORGSTRUCTUREN EN INTEGRAAL JEUGDBELEID
Een alliantie tussen onderwijs en welzijn (Onderwijs)kansen voor kwetsbare jongeren moeten vergroot worden. De Sociale Visie voorziet daarvan de volgende maatschappelijke effecten: jongeren worden economisch zelfstandiger, sociaal redzamer, verbeteren hun gezondheid, dringen meervoudige achterstanden terug en buurten worden voor, door en met jongeren leefbaarder. In het vorige hoofdstuk is benadrukt welk economisch belang voor stad en regio vasthangt aan het vergroten van onderwijskansen voor jongeren. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het belang van steunstructuren in en rond het onderwijs voor jongeren (vooral 2-18 jarigen) om kans van slagen in het onderwijs te vergroten. Waarmee nog maar eens wordt benadrukt waarom het (ondanks het verschuiven van verantwoordelijkheden naar het maatschappelijk middenveld) van belang is dat in de grondwet verankerd is, dat onderwijs tot de aanhoudende zorg van de overheid behoort. Dus ook van de gemeente als medeoverheid. 3.1.
Aanhoudende zorg
Onderwijs is (aansluitend op het consultatiebureau) de enige nog resterende institutie in onze samenleving waar alle kinderen (verplicht) naar toe gaan, maar het onderwijssysteem kan niet alleen verantwoordelijk gehouden worden voor het aanpakken en oplossen van allerlei maatschappelijke problemen, achterstanden en misstanden. Daar zijn andere partijen bij nodig, ook een actief betrokken gemeente. Duidelijk is dat de meeste kwetsbare jongeren in een achterstandssituatie zich meestal niet zelf bij de haren kunnen grijpen en uit het moeras trekken. Daar is vaak hulp bij nodig, minimaal een zetje in de goede richting. Onderwijs, als vindplaats van problemen en achterstanden en als plaats waar gerichte actie kan starten, speelt daarin, naast thuismilieu en vrijetijdsmilieu, een belangrijke rol. In de Sociale Visie is een toenemende marktwerking op de terreinen onderwijs, welzijn en zorg geconstateerd. Jarenlang vanzelfsprekende subsidies, aanbodfinanciering en gedwongen winkelnering bestaan straks niet meer. De verticale structuur in regelgeving en financiering en daarbij horende verantwoordelijkheden van de gemeente verdwijnen langzaam. Wat echter (noodzakelijk) zal blijven is de aanhoudende zorg van de (lokale) overheid voor haar burgers. Ook in het bevragen van schoolbesturen en instellingen naar het rendement van hun activiteiten voor het welbevinden van haar burgers. Het is echter anno 2005 vaak zoeken naar de juiste wijze waarop de lokale overheid haar verantwoordelijkheid moet invullen. De decentralisatie van beleidsprocessen van centrale overheid naar lokale overheid of het doordecentraliseren naar partijen in het maatschappelijk middenveld, verlopen niet bij alle departementen op eenzelfde eenduidige wijze. De rol die de schoolbesturen als private partijen (geregeld via artikel 23 van de grondwet) in dit proces spelen is een uitzonderlijke. Zo kan het op dit moment voorkomen dat er in die overgang naar meer marktwerking en autonomievergroting voor partijen in het maatschappelijk middenveld in onze verzorgingsstaat, verschillende regielijnen via rijk, provincie en gemeente naast elkaar gehanteerd worden. Het zal niemand verbazen dat dit regelmatig tot ergernis en ontevredenheid leidt in het veld, waarbij dan maar al te vaak naar de gemeente gekeken wordt, als de partij die voor een oplossing moet zorgen. De gemeente wil haar verantwoordelijkheid zeker niet uit de weg gaan, maar wil dan wel optreden als partner van partijen die hun eigen (nieuw toebedeelde) verantwoordelijkheid nemen. Een reden temeer om ons af te vragen wie die partners voor de gemeente zijn, te kijken naar wat de gemeente als ketenregisseur op strategisch/tactisch niveau samen met en tussen die partners moet doen in het belang van kinderen die onze zorg nodig hebben en ons te bezinnen op hoe dat het beste kan gebeuren. 3.2.
Vindplaatsen, verantwoordelijkheden en regielijnen
De belangrijkste vindplaatsen van zorgbehoevende kinderen en leerlingen met meervoudige achterstanden zijn consultatiebureau, kinderopvang en de school met daaraan gekoppeld de peuterspeelzaal (GOA/VVE/Bredeschool). Vele jaren waren peuterspeelzaal en school, bij op het kind gerichte innovaties, de eenheden van verandering. Bij gedecentraliseerd beleid richtte zich dus ook menige gemeentelijke (operationele) beleidstaak op zaal en school. Dat is veranderd. Daar waar de rijksoverheid nog steeds niet eenduidig is en OCW in beleidsbrieven zowel over scholen als over schoolbesturen als actoren spreekt, kiest de gemeente nu voor de stichting STEPS voor peuterspeelzaalwerk en voor de geprofessionaliseerde schoolbesturen als eenheden van verandering. Sinds de invoering van het zorgverbredingbeleid WSNS en VO/SVO bestaan er al rechtstreekse bekostigingslijnen voor het opbouwen van zorgstructuren in het onderwijs.
Onderwijsnota 2004-2012
8
Bij de eigen verantwoordelijkheid van schoolbesturen wil de gemeente als partner aansluiten en hun verzoeken om aanvullend flankerend beleid oppakken. Deze verzoeken zijn gericht op het verkrijgen van aanvullende dienstverlening van geheel of gedeeltelijk door de gemeente gesubsidieerde instellingen. Daarmee worden ook deze instellingen (Bureau Jeugdzorg, GGD/Groene Kruis, Trajekt/AMW en schoolbegeleidingsdienst Consent), ketenpartners bij het inrichten van zorgteams en bij het uitvoeren van zorgbeleid in en rond de school. De komende tijd is het van belang in kaart te brengen welke regielijnen, beleidsopdrachten en subsidielijnen er bestaan bij het inrichten van zorgstructuren voor kinderen en jongeren. Feit is, dat momenteel beleid wordt uitgevoerd binnen door óf het Rijk, óf de Provincie, óf de Gemeenteraad vastgestelde kaders. Daar waar schoolbesturen hun eigen verantwoordelijkheid nemen en met eigen middelen condities creëren in scholen om interne zorgstructuren op te bouwen, wil de gemeente daarin partner zijn en het realiseren van de kaders voor aanvullende zorgvoorzieningen regisseren. 3.3.
Zorgagenda
Er zal in goed overleg tussen de partners een zorgagenda opgesteld moeten worden die onderdeel is van een bredere educatieve agenda in de regio. In deze zorgagenda zullen keuzes gemaakt moeten worden. Inhoudelijke prioriteiten en een tijdsfasering moeten afgesproken worden, die passen bij de beschikbare middelen. De beleidsagenda moet in ieder geval voor de nodige samenhang in beleid zorgen. Het zorgbeleid van de afgelopen jaren van heeft aangetoond dat integrale aanpak en ontkokering van beleid nodig zijn, om de complexe zorgproblemen van jongeren het hoofd te kunnen bieden, zeker nu recentelijk ook aandachtsvelden als Jeugd en Veiligheid en bestrijding jeugdcriminaliteit in het kader van het GSB-beleid aan de jeugd- en zorgagenda worden toegevoegd. In de Kadernota Jeugd zijn deze thematieken van integraal jeugdbeleid rondom het onderwijs uitvoerig beschreven. Onderwijsbeleid is een van de belangrijkste beleidsterreinen binnen integraal jeugdbeleid en kan daar mede vorm en uitvoering aan geven. In scholen en uitvoerende instellingen worden eigen zorgstructuren opgebouwd die tegemoet komen aan zorgbehoeften van kinderen en jongeren. De gemeente, als ketenpartner in die zorg, denkt mee en regisseert en faciliteert binnen de gestelde prioriteiten (zorgagenda) extra aanvullende en vraaggestuurde zorg via de dienstverlenende partners in welzijn, jeugdzorg, jeugdgezondheidszorg, maatschappelijk werk, leerlingenzorg/onderwijsverzorging en veiligheid. 3.4.
Bedrijfsvoering en samenwerking
Om als gemeente de rol van ketenregisseur bij het inrichten van sluitende zorgstructuren waar te kunnen maken zijn nog twee factoren van belang: interne bedrijfsvoering en intergemeentelijke samenwerking. Zorginspanningen vragen om een integrale aanpak, met andere woorden om afstemming en samenhang tussen meerdere beleidsvelden. Om die samenhang te realiseren dient er, aangespoord door de rijksoverheid en haar interdepartementale aanpak “Operatie Jong”, op gemeentelijk niveau werk gemaakt te worden van het ontkokeren van beleid. Scholen en instellingen hebben bij herhaling aangegeven dat zij last hebben van de zowel bestuurlijk als ambtelijk gescheiden aanpak van onderwijs en welzijn en de afzonderlijk ingerichte overlegvormen in stad en regio. De van oudsher gegroeide en opgebouwde relaties tussen de afdeling onderwijs en de schoolbesturen en tussen de afdeling welzijn en de welzijnsinstellingen passen niet meer bij de gewenste integrale ketenbenadering en de eenduidige verantwoordelijkheid en rol van de gemeente. Er zullen inspanningen gedaan worden om intern zo snel mogelijk tot krachtenbundeling te komen. Zorgstructuren in het onderwijs worden niet meer door één afzonderlijke gemeente voor de binnen haar grenzen gelegen scholen ingericht. Scholen zijn, zoals gezegd, niet meer de eenheid van verandering en gemeenten niet meer primair verantwoordelijk. Gemeenten hebben te maken met steeds groter wordende schoolbesturen. Grote schoolbesturen hebben op hun beurt met meerdere gemeenten als partner te maken. Het wordt voor hen heel lastig om enigszins gelijke zorgarrangementen voor hun scholen af te spreken, wanneer gemeenten niet tot onderlinge afstemming komen over inhoudelijke prioriteiten en gezamenlijke financiering van aanvullende basisvoorzieningen, te leveren door regionaal opererende instellingen of via een gemeenschappelijke regeling. Er is dus behoefte aan intergemeentelijke samenwerking op strategisch niveau om te komen tot een educatieve agenda en daarbinnen meer specifiek over hoofdpunten van een zorgagenda.
Onderwijsnota 2004-2012
9
Met de centrumgemeenten (Tripool-Onderwijs/Welzijn) voorop, zullen vervolgens de Portefeuillehouders Onderwijs/Welzijn in de gewesten tot afspraken moeten komen over sluitende zorgarrangementen en de financiering daarvan. Vervolgens kan er in het gewest verdere uitvoering gegeven worden aan de operationele samenwerking tussen gemeenten op (onderwijs)terreinen als RMC/Leerplicht, VSV, Schoolmaatschappelijk werk of logopedie.
Onderwijsnota 2004-2012
10
HOOFDSTUK 4
SPREIDING EN KWALITEIT VAN ONDERWIJSHUISVESTING
Meer dan stenen alleen: een alliantie tussen onderwijs en stadsontwikkeling De gemeente wil een doorstart maken met de ontwikkeling van samenhangend beleid op het terrein van de onderwijshuisvesting. Daarmee wordt gedoeld op de vele beleidsinhouden die een raakvlak hebben met, of van invloed zijn op, de fysieke inrichting van een gezond en vitaal aanbod van (onderwijs)voorzieningen in de stad (scholen, educatieve instellingen, kinderopvangplaatsen, peuterspeelzalen, onderwijsondersteuningsinstellingen).Gemeentelijk onderwijshuisvestingsbeleid komt in een transitie van voorheen slechts volgend (in de randvoorwaardelijke sfeer) naar leidend en sturend (op stedelijk-regionaal niveau) en zal één van de middelen van de gemeente zijn om de programma’s uit de Sociale Visie uit te voeren. Een andere belangrijke gemeentelijke beleidsnota in het kader van onderwijshuisvestingsbeleid, is de nota ”Wonen in beweging” (mei, 2003). De daarin verwoorde woonvisie is een onderdeel van de Fysieke Visie en beschrijft diverse woonmilieus waarbij wonen én omgeving centraal staan. Als gewenst beleid wordt daarin beschreven het tot stand brengen van een wisselwerking tussen stad en buurt bij herstructurering en nieuwbouw en het realiseren van een goede afstemming daartussen. Het aanwezig zijn van voorzieningen en zeker de aanwezigheid van een school, kunnen zeer bepalend zijn voor de leefbaarheid van een buurt of kleine kern en daarmee voor de sociale cohesie in een buurt. Strategische en integrale beleidsplanning op het terrein van onderwijshuisvesting in de brede zin, nodigt uit tot een beleidsalliantie tussen Onderwijsbeleid en Stadsontwikkelingsbeleid. Een uitdaging voor de Beleidssector Onderwijs en de Uitvoeringsunit Integraal Accommodatiemanagement Maastricht (IAM) van de dienst OCWS aan de ene kant en het Projectbureau van de dienst SOG en de afdeling Buurtgericht werken van de dienst SBF aan de andere kant, om zowel de strategische als operationele beleidsvoering af te stemmen. 4.1.
Ontwikkelingen
Voor de komende jaren zijn een aantal ontwikkelingen aan te geven die van invloed zullen zijn op zo’n te voeren integraal accommodatiebeleid. Op de eerste plaats is dat de toekomstige betaalbaarheid van onderwijshuisvesting voor schoolbesturen bij invoering van lumpsumfinanciering. Instandhouding van scholen zal dan vooral op bedrijfseconomische motieven beoordeeld worden, die niet altijd hoeven te stroken met gemeentelijke motieven als het leefbaar houden van een buurt of het hebben van een nieuwe “pit” in de buurt, waar kerk en patronaat wegvallen. Een ander fenomeen zijn de fluctuaties in de leerlingenaantallen. Zo hebben grote schoolbesturen zowel te maken met leegstand in scholen in sterk vergrijzende buurten, alsook met lokalentekorten in nieuwbouwwijken waar het leerlingenaantal groeit. Hetgeen uiteraard gelijk opgaat met gemeentelijk beleid ten aanzien van herstructurering van eenzijdig opgebouwde buurten waarin de populatie vergrijst en er te weinig doorstroomwoningen zijn, of nieuwbouw van wijken. Maar ook met de plek van scholen en andere voorzieningen in die buurten, de nabijheid en bereikbaarheid van die voorzieningen, de spreiding van die voorzieningen (nieuwe parochiestructuur) en het wel of niet combineren van voorzieningen in een multifunctionele accommodatie, met de mogelijkheid daarbinnen een Brede School te realiseren. Schoolbesturen als maatschappelijk ondernemers in de buurt en de gemeente als goede partner van die schoolbesturen, zullen in een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de leefbaarheid van buurten voor oplossingen kunnen zorgen, waar nodig samen met andere ketenpartners. Naast de ketenpartners uit het vorige hoofdstuk, die inhoudelijk met gemeente en schoolbesturen willen samenwerken, zijn dat op het terrein van het accommodatiebeleid ook beheersstichtingen en woningbouwverenigingen en andere vastgoedpartijen. 4.2.
Aandachtsvelden
Het terrein van de onderwijshuisvesting analyserend, duikt een drietal sectoren op dat extra aandacht nodig heeft: de spreiding van basisscholen, de spreiding van Speciaal Onderwijs (RECvorming) en het huisvesten/inrichten van de beroepskolom van VMBO tot Universiteit. Kindcentra in de buurt De gemeente Maastricht en de gezamenlijke schoolbesturen PO in Maastricht zijn vanaf de vaststelling door de gemeenteraad van het Integraal Plan Onderwijshuisvesting (IPOH) in overleg over de opstelling van een meerjaren strategisch huisvestingsplan op stedelijk niveau. De gemeente gaat ervan uit, dat door vergrijzing, afname van leerlingenaantallen en ingrepen in de opbouw/samenstelling van buurten, er de komende tien jaar sprake zal zijn van een indikking van het aantal scholen in het PO (nu 37) met 25% (9 scholen)!
Onderwijsnota 2004-2012
11
Rondom het sluiten of samenvoegen van scholen zullen ook alle oude scheidslijnen terug op tafel komen. Zoals tussen katholieke scholen in de traditionele arbeidersbuurten en openbare scholen in nieuwe middle-classbuurten met de voor Maastricht opvallende scheiding tussen “oude” (autochtone) Maastrichtenaren en “import” (nieuwe autochtone) Maastrichtenaren, oftewel de scheiding tussen arbeidersklasse en upper-middle class; tussen arm en rijk? Een debat tussen gemeente en schoolbesturen moet leiden tot levenskrachtige scholen in de stad, van een dusdanige omvang dat zij zowel organisatorisch als manageriek meer autonomie en meer eigen verantwoordelijkheid aankunnen. Maar ook tot scholen, met liefst een heterogene leerlingenpopulatie, die opgewassen zijn tegen onderwijskundige vraagstukken van achterstandsbestrijding, het vergroten van ontwikkelingskansen van kinderen en het inrichten van aangepaste zorg. Scholen die daartoe de juiste ketenarrangementen met partners in de buurt kunnen en willen aangaan. Scholen ook die een duurzame bijdrage willen leveren aan het vergroten van de leefbaarheid van buurten. De gemeente zal in dat debat het concept van Kindcentra in de buurt inbrengen als doorontwikkeling van de Bredeschoolexperimenten en multifunctionele accommodaties in het kader van GOA en zorgbeleid. In het vorige hoofdstuk is gepleit voor intensieve samenwerking tussen vindplaatsen peuterwerk, onderwijs, kinderopvang en ketenpartners in buurt en stad. Een samenwerking die geïntensiveerd kan worden door ook samen te gaan wonen. In de toekomst zal de gemeente afzonderlijke huisvestingsplannen van schoolbesturen beoordelen op hun onderlinge samenhang en toetsen aan de eigen strategische en financiële beleidskaders (is een adequaat onderwijsaanbod ook voor de periode 2005-2010 gegarandeerd, gelet op nabijheid, spreiding, capaciteit, deugdelijke prognoses, technische en functionele kwaliteit). REC De Wet op de Expertisecentra (Speciaal Onderwijs) en de huidige regeling “Leerlinggebonden financiering” hebben als uitgangspunt van beleid: vraagsturing met behoud van expertise. Wezenlijk is dat ouders zelf kunnen kiezen of zij de geïndiceerde zorg voor hun kind in een reguliere school of in het gespecialiseerde onderwijs wensen. Voor de gemeente heeft de ontwikkeling van de Regionale Expertise Centra (REC's) vooral gevolgen voor beleid op het gebied van huisvesting en leerlingenvervoer. Omdat de REC's regionaal georganiseerd zijn is de REC-vorming onderwerp van gesprek in het periodieke overleg tussen de gemeenten Sittard-Geleen, Heerlen en Maastricht. De opstelling van de gezamenlijke gemeenten is, dat zij de spreidingsplannen van de REC’s beleidsmatig willen beoordelen aan de hand van de volgende uitgangspunten: Thuisnabij onderwijs (zo dicht mogelijk bij huis naar school); Integrale aanpak behandeling-school (afstemming behandelplan tussen school en instituut); Continuïteit in het onderwijs (schoolloopbaan zo min mogelijk onderbreken) en Leerlingenvervoer is volgend (de vraagbehoefte van de leerling is uitgangspunt). De gemeente zal ook de REC-besturen verzoeken een strategisch huisvestings- en spreidingsplan op te stellen dat betrokken zal worden bij de gemeentelijke besluitvorming over het nog op te stellen gemeentelijk IPOH 2005-2009. Beroepskolom Het belang van de beroepskolom in het onderwijs voor de economische toekomst van de stad is in het eerste hoofdstuk voldoende onderstreept. Voorwaarde voor goed beroepsonderwijs is echter ook goede huisvesting. Inspelend op een betere positionering en spreiding van volwaardig VMBO over de stad en het in evenwicht brengen van het aantal scholen voor HAVO/VWO met het aanbod aan leerlingen, heeft het schoolbestuur LVO besloten om in Maastricht drie Brede Scholengemeenschappen voor Voortgezet Onderwijs in te richten en tevens daarbinnen de positie van het VMBO te versterken. De drie Maastrichtse Brede Scholengemeenschappen worden gevormd door fusie van de bestaande scholen voor Voortgezet Onderwijs inclusief de VMBO-West. Het Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO) heeft op weg naar Leeuwenborgh Opleidingen (LO) ook enkele schaalvergrotingsoperaties achter de rug. Voor 2005 staat nieuwbouw op een unielocatie in Maastricht op de rol. Huisvestingsplannen van zowel Stichting LVO als Leeuwenborgh Opleidingen zullen betrokken worden bij de gemeentelijke besluitvorming over het gemeentelijk IPOH 2005-2009. Het gemeentebestuur en de onderwijsinstellingen voor Hoger Onderwijs (Hogeschool Zuyd, Vroedvrouwenschool en Universiteit Maastricht) versterken elkaar c.q. zorgen voor complementariteit in het door hen gezamenlijk gekozen beleid. Daartoe is er bestuurlijk overleg tussen College van B&W en de Colleges van Bestuur. De gemeente streeft ernaar het HO een belangrijke bijdrage te laten leveren aan de profilering van de stad als “kennisstad”. Het beleid van de laatste jaren doet (ook) recht aan het belang van het HO voor Maastricht op economisch, cultureel en maatschappelijk gebied. De beleidsnota “Student en Stad” en website en de gemeentelijke Sportnota onderstrepen het belang om voorzieningen voor de 15.000 studenten die de stad telt op een hoogwaardig niveau te brengen en te houden. De instellingen voor HO kenmerken zich door hun ambitie om zowel op nationaal als internationaal niveau tot de absolute top te willen behoren.
Onderwijsnota 2004-2012
12
De instituten streven naar onderwijsinnovatie, kwaliteitsverhoging, verdere samenwerking met bedrijfsleven, samenwerking met het funderend onderwijs en MBO, verdere uitbouw van internationale activiteiten en samenwerking en werving van buitenlandse studenten (aandeel is 25%). De gemeente zal dit beleid met kracht ondersteunen.
Onderwijsnota 2004-2012
13
HOOFDSTUK 5
MAATSCHAPPELIJKE EFFECTEN
Deze Onderwijsnota is een strategische nota die een aantal richtinggevende uitspraken doet over toekomstig te voeren gemeentelijk onderwijsbeleid, binnen een aantal bredere strategische beleidsvelden. Aangegeven is dat gemeentelijk onderwijsbeleid een transitie maakt van meer operationeel naar meer strategisch beleid. Wat daarbij zeker niet uit het oog verloren mag worden, is dat naast die nieuwe strategische beleidstaken er ook nog een aantal wettelijk verplichte onderwijsbeleidstaken onverminderd aanwezig zullen blijven bij de gemeente, waarvan enkele in deze nota slechts in de brede context genoemd worden: Beleid op en realiseren van Onderwijshuisvesting voor PO en VO Beleid op en realiseren van Leerlingenvervoer (gemeenschappelijke regeling) Inrichten en verzorgen van de wettelijke taak Leerplicht/RMC Regie op GSB-dossier VSV Regie op GSB-dossiers GOA/VVE/Schakelklassen Regie op GSB-dossier Educatie (planning en inkoop educatieve voorzieningen voor volwassenen) Instandhoudingsverplichting/stelselherziening Schoolbegeleiding Toezichthouderschap Openbaar Onderwijs Alhoewel strategie meer zegt over de wijze waarop je iets wilt bereiken, is het goed om in het kader van deze beleidsnota ook aan te geven op welke maatschappelijke effecten nu eigenlijk met dit beleid gemikt wordt. Vandaar dat de belangrijkste na te streven maatschappelijke effecten per beleidsveld op een rijtje zijn gezet. Tegelijk wordt aangegeven welke de kritische succesfactoren in het onderwijsbeleid zullen zijn om de gewenste effecten te realiseren, uitgaande van de inzichten van dit moment. In de dialoog met interne en externe partners zal de beleidsafdeling O&E de rechterkolom daar waar nodig op basis van voortschrijdend inzicht aanscherpen.
Sociaal-economische vitaliteit Waar staat de stad voor?
Waar staat onderwijs voor?
Wat doet gem. onderwijsbeleid ertoe?
Maatschappelijke effecten In Sociale Visie
Maatschappelijke effecten In Onderwijsnota
Kritische succesfactoren onderwijsbeleid
Bevorderen sociale mobiliteit
Kwalitatieve verbetering van onderwijs in alle sectoren Sluitende aanpak onderwijszorg in jeugdbeleid Startkwalificatie halen
Afstemming met schoolbesturen over verantwoordelijkheidsverdeling en rendement van onderwijs. Realiseren van een Educatieve agenda Bovengemeentelijke samenwerking onderwijs vorm geven
Verhogen economische redzaamheid Verminderen voortijdig schoolverlaten
Vermindering van het voortijdig schoolverlaten zonder startkwalificatie
Registratie RMC verbeteren Ketenregie in preventie vormgeven Sluitende aanpak realiseren tussen Leerplicht/RMC, sociale dienst en CWI
Daling van langdurig werklozen Toename werk in zorg en techniek Toename werkgelegenheid Kenniseconomie Bevorderen maatschappelijke participatie
Niemand de school uit zonder startkwalificatie; waarnodig leerplicht optrekken tot 23 jaar Koppeling tussen onderwijsbeleid en arbeidsmarktbeleid Versterking van de beroepskolom Versterking arbeidsmarktrelevante opleidingen in MBO Imagoverbetering van stad en hoger onderwijs Toename van buitenlandse Masterstudenten in Maastricht Toename inzet en ondernemerschap van hoogopgeleiden in de regio
Verbetering afstemming tussen beroepskwalificerend onderwijs en vraag bedrijfsleven ondersteunen Afstemming onderwijsbeleid en arbeidsmarktbeleid vormgeven Dialoog tussen HO en stad in wederzijds belang vormgeven Kwalitatieve uitstraling UM vergroten en mee uitdragen (Eu)regio en daarbuiten Studenten inzetten in gemeentelijk bedrijf Samenwerking met EZ vormgeven
Onderwijsnota 2004-2012
14
Onderwijszorgstructuren en Jeugdbeleid Verhogen sociale redzaamheid Verbeteren veiligheid Verbeteren integratie Verminderen gezondheidsachterstanden
Een eenduidige zorgagenda
Afstemming tussen regielijnen regisseren Krachtige eenduidige ketenregie van de gemeente tussen zorgvragers en zorgaanbieders vormgeven
Vergroten van leefbaarheid buurten Terugdringen van meervoudige achterstanden
Integrale aanpak jeugdbeleid
Afstemming onderwijs- en welzijnsbeleid intern realiseren Ketenregie op vraagsturing tussen schoolbesturen en dienstverleners vormgeven
Terugdringen van meervoudige achterstanden
Terugdringen van onderwijsachterstanden
Continuïteit GOA en inpassen VVE/schakelklassen in Jeugdbeleid vormgeven VSV-preventieve activiteiten regisseren Sluitende aanpak (O-SEZ) realiseren
Bevorderen van maatschappelijke participatie
Door onderwijs en educatie burgers redzamer maken in alle facetten van “samenleven”
Educatief aanbod voor volwassenen inrichten en instandhouden
Onderwijshuisvesting Vergroting leefbaarheid in buurten Behoud en verbeteren van netwerk van accommodaties
Dekkend netwerk van Kindcentra in de stad Multifunctionele accommodaties als “pits” in een nieuwe (parochie)structuur
Overeenstemming met schoolbesturen over strategische huisvestingsplannen Beslissen over investeringsruimte OH Overeenstemming met ketenpartners over vormen van “samenwonen” in buurt- of streekschool (S(B)O; VO) School(gebouw) inzetten als middelpunt van leefbaarheid in buurt of kern
Bevorderen maatschappelijke participatie
Passend onderwijs voor alle kinderen zo dicht mogelijk bij thuis en/of behandelplek
Afstemming met schoolbesturen SO over intergemeentelijke REC-visie Afstemming Tripool-Onderwijs over regionalisering SO
Toename werkgelegenheid Kenniseconomie
Sluitend netwerk van opleidingen en instituten, passend bij de lokale economische structuur
Versterken van de beroepskolom in het onderwijs Imagoverbetering beroepsonderwijs. Werven van nieuwe opleidingen en faculteiten. Sciencepark inrichten Studentenvoorzieningen (huisvesting, sport, cultuur) verbeteren
Onderwijsnota 2004-2012
15
HOOFDSTUK 6
SPIJKERS MET KOPPEN
Allianties binnen de gemeente In de afgelopen 25 jaar is de gemeente steeds alle uitdagingen aangegaan om te anticiperen op allerlei bestuurlijke en maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed konden zijn op het te voeren onderwijsbeleid. Ook in dit tijdsgewricht behoort Maastricht tot de voorhoedegemeenten die de uitdaging zijn aangaan om te verkennen wat de transitie van meer operationeel onderwijsbeleid naar meer strategisch onderwijsbeleid gaat betekenen. Al snel is daarbij onderkend, dat het wegvallen van enkele operationele taken als gevolg van autonomievergroting van schoolbesturen wel eens de vraag zou kunnen oproepen, of dat geen gevolgen moet hebben voor de ambtelijke capaciteit binnen de gemeente. Visiedocumenten als de Sociale Visie en de Stadsvisie gaven echter voldoende aanknopingspunten om te mogen veronderstellen dat er in de nabije toekomst gemeentebreed op een meer strategisch niveau beleid gevoerd zal worden, waarbij onderwijsbeleid een kritische succesfactor zal zijn. In de vorige hoofdstukken is dat genoegzaam aangetoond. 6.1.
Een doorkijk naar de programmabegroting Onderwijs
De in deze Onderwijsnota beschreven strategische doelen moeten vertaald worden in beleidsproducten die jaarlijks opgenomen kunnen worden in de gemeentelijke programmabegroting “Onderwijs” en die moeten passen binnen de door de Raad gestelde kaders. Vandaar dat met deze Onderwijsnota zo nauw mogelijk aansluiting is gezocht bij Stadsvisie, Sociale Visie en Coalitieprogramma 2002-2006. Uit deze Onderwijsnota zijn de volgende beleidsproducten te destilleren: Sociaal-economische vitaliteit van de stad • Kwaliteitsimpuls totale kennisinfrastructuur o Kwaliteit bouwwerk (welke opleidingen in de regio/afstemming op economische structuur) o Kwaliteit van de opleidingen (arbeidsmarktrelevantie van opleidingen) • Versterking relatie onderwijs-arbeidsmarkt Onderwijszorgstructuren en Integraal Jeugdbeleid: • Ketenregie in de zorg (Operatie Jong Lokaal) • Doelgroeparrangementen: o GOA (VVE/Schakelklassen) o Onderwijsondersteuning (logopedie, Schoolmaatschappelijk werk, schoolbegeleiding) o VSV (Leerplicht/RMC) o Imagoverbetering VMBO o Leerlingenvervoer o Volwasseneneducatie Spreiding en kwaliteit van de onderwijshuisvesting: • Spreiding en instandhouding totale onderwijsinfrastructuur, met specifieke aandacht voor: o Kindcentra in de buurt o Speciaal onderwijs o Beroepsonderwijs Toezichthouderschap Openbaar onderwijs: • Toezien op de algemene toegankelijkheid • Toezien op begroting en verantwoording binnen de kaders van de rijksbudgetten • Toezien op spreiding en bereikbaarheid Met ingang van begrotingsjaar 2006 zal de programmabegroting “Onderwijs” SMART zijn uitgewerkt, uitgaande van de strategische doelen beschreven in deze Onderwijsnota (conform gemeentebreed proces op weg naar Geïntegreerd Monitorings- en Planningsinstrument). Vanuit die programmatische en resultaatgerichte beschrijving worden alle relevante gegevens verzameld en processen gevolgd die van belang zijn voor de evaluatie en bijstelling van de (strategische) beleidsdoelstellingen.
Onderwijsnota 2004-2012
16
6.2.
De ambtelijke organisatie O&E (integraliteit georganiseerd)
Onverlet de in het vorige hoofdstuk genoemde wettelijke onderwijstaken die blijven, kan op basis van de strategische verkenningen in deze Onderwijsnota geconcludeerd worden, dat het zondermeer instandhouden van de huidige Beleidssector O&E in zijn verkokerde beknelling niet meer past in het licht van verschuivende perspectieven. In deze nota is herhaaldelijk aangegeven welke sleutelrol onderwijs kan spelen in de bredere strategische opgaven waar de gemeente voor staat. Even zovele malen is ook aangegeven dat daartoe wel de nodige inhoudelijke beleidsallianties gesmeed moeten worden over afdelingen en diensten heen. Met andere woorden: er is behoefte aan nieuwe ambtelijke clusters binnen de dienst OCWS, die beter passen bij die genoemde beleidsallianties. Daarop anticiperend moet rekening gehouden worden met de reorganisatie in het dienstenmodel (en de toekomstige plek van arbeidsmarktbeleid daarbij) en de behoefte om te komen tot één integraal jeugdbeleid. Vervolgens zijn de huidige programma’s in de beleidsbegroting als uitgangspunt genomen, om te bekijken waar de in deze Onderwijsnota genoemde relevante beleidsproducten zijn ondergebracht. Al gauw komen dan zeven programma’s naar voren:
Stadsontwikkeling Economie en werkgelegenheid
10
Sociale zekerheid en reïntegratie
3
4 Onderwijs 9
Zorg en Gezondheid 5
Welzijn 6
Openbare ruimte en buurtgericht werken
13
De beleidsalliantie Sociaal-economische vitaliteit zit in de programma’s 9, 3 en 4: o Het bovenkantverhaal in 9 en 3: Kennisinfrastructuur Kenniseconomie Onderwijs-Arbeidsmarkt Economische structuurversterking. o
Het onderkantverhaal in 9, 3, 4 en 6 en:
Onderwijs-Arbeidsmarkt Startkwalificatie Werk en Bijstand Leven Lang Leren Jeugd Doelgroeparrangementen (VVE; GOA; VSV en Educatie)
De beleidsalliantie Onderwijszorgstructuren en Jeugdbeleid zit in de programma’s 9 en 6: Onderwijszorgstructuur Doelgroeparrangementen Onderwijsondersteuning Algemeen welzijn Inburgering Educatie (Opvoedingsondersteuning) Jeugd Preventie jeugdcriminaliteit Veilige school
Onderwijsnota 2004-2012
17
De beleidsalliantie Spreiding en kwaliteit Onderwijshuisvesting zit in 9, 6, 10 en 13: Onderwijshuisvesting Welzijnaccommodaties (Integrale) projecten Stedenbouwkundige plannen Buurtgericht werken Ambtelijk gezien ontstaan er daarmee twee clusters binnen de nieuwe dienst Maatschappelijke Participatie: Cluster Onderwijs - Arbeidsmarkt Cluster Jeugd Vervolgens zal het afhangen van de keuzes die gemaakt worden ten aanzien van het organiseren van toekomstig accommodatiebeleid binnen de dienst, in hoeverre strategische beleidsinput uit de vakafdelingen leidend kan worden voor de uiteindelijke infrastructurele ontwerpen in buurten. Het steviger verankeren van de beleidsprocessen en werk maken van monitoring zoals eerder beschreven, veronderstelt ook een heroverweging van kerntaken en taakverdeling binnen de beleidssector onderwijs zelf. Zo blijkt een goede ondersteuningsstructuur van cruciaal belang te zijn om voldoende tijd en energie vrij te kunnen maken voor strategische beleidskracht. Daarbij dient de verdere invulling van beleidsondersteunende activiteiten (coördinatie en uitvoering van beleidsondersteuning, monitoring, secretariaat, financiële processen en managementrapportages) goed te worden geregeld. De betrokkenheid van de beleidssector bij operationele beleidsprocessen vervalt ook niet van de ene op de andere dag. Wat is beleid zonder terugkoppeling uit de praktijk? Er heeft binnen het programma Onderwijs van de gemeente al een verschuiving van operationele taken plaatsgevonden van de beleidssector naar verzelfstandigde Uitvoeringsafdelingen (Integraal Accommodatiebeleid; Jeugdzaken en Leerlingenvervoer), die vervolgens deels regionaal opereren. Een aantal wettelijke taken op het gebied van onderwijs blijft namelijk, zoals al eerder aangegeven, gewoon bestaan. Er is echter tijd nodig voor transitie van taken van de gemeente naar schoolbesturen, in de zekerheid dat verplichtingen worden nagekomen en processen worden geborgd. Er is ook tijd nodig om de relatie tussen beleidssector en uitvoeringsafdelingen te herijken zodat de plan-do-check-act beleidsvoeringscyclus blijft bestaan en de afstemming tussen de te onderscheiden beleidsniveaus (strategisch, tactisch en operationeel) wordt gewaarborgd. 6.3.
De inrichting van de overlegstructuur: netwerkvorming
Het is belangrijk om reeds in een vroeg stadium de strategische onderwijsvisie van Maastricht zoveel mogelijk af te stemmen en te delen in het “Tripool”-overleg op Collegeniveau met de andere centrumgemeenten in Zuid-Limburg: Sittard-Geleen en Heerlen. Zowel in de Maastrichtse Stadsvisie “Mosaïek” als in de Parkstad Nota “Op hete kolen” wordt het belang van afstemming tussen de drie centrumgemeenten benadrukt, ook op het gebied van onderwijs en educatie. Met steeds groter wordende schoolbesturen, regionaal opererende opleidingsinstituten en in de markt geplaatste ondersteuningsinstellingen is bovengemeentelijke afstemming en regie van belang. Belangrijk in de voorbereiding daarop is het inrichten van het Ambtelijk Netwerkoverleg Tripool-Onderwijs. Ten behoeve van deze bestuurlijke strategische afstemming/beleidsagenda zal er intern het nodige voorwerk verricht moeten worden om de Portefeuillehouder Onderwijs goed te positioneren. Om de strategische onderwijsvisie uit te dragen, te delen en te operationaliseren zullen nieuwe overlegkaders nodig zijn. Tussen de gemeente en haar educatieve partners ontstaan nieuwe relaties op basis van nieuwe verhoudingen. Oude overlegstructuren zijn niet meer van de tijd. Tot nu toe nog verplichte overlegstructuren voor “Op Overeenstemming Gericht Overleg” (OOGO/ Educatief Beraad) tussen de portefeuillehouder Onderwijs en schoolbesturen over gedecentraliseerd onderwijsbeleid voor 2-18 jarigen en een apart Beleidsoverleg Jeugd tussen de portefeuillehouder Welzijn en alle andere partners, zullen verdwijnen. Op weg naar een decentrale netwerksamenleving, met eigen verantwoordelijkheden voor burgers en steeds wisselende netwerken en gemeenschappen waarin burgers en dus ook professionals functioneren (er zijn meerdere Gemeinschaften te onderkennen in de Gesellschaft, ) zullen nieuwe overlegvormen nodig zijn. Voor onderhavige onderwijsnota en de daarin gemaakte keuzes zijn de volgende netwerken van belang waarin de gemeente zal participeren of zelfs ketenregisseur zal zijn:
Onderwijsnota 2004-2012
18
Sociaal-economische vitaliteit in de stad Netwerk VMBO-MBO (GOA, VSV, Sluitende aanpak) Netwerk Bestrijding Jeugdwerkeloosheid (O&E, SEZ, CWI, ROC, bedrijfsleven) Netwerk Kenniseconomie (Universiteit Maastricht/Hogeschool Zuyd), in afstemming met EZ en SOG Zorgstructuren en Integraal Jeugdbeleid Regiegroep Jeugdbeleid (Bovenschools managers onderwijs en directies dienstverlenende instellingen) Werkgroepen op deelterreinen Spreiding en kwaliteit van onderwijshuisvesting Bilaterale overleggen per onderwijssoort (PO, VO, ROC, HBO, WO), in afstemming met EZ en SOG en ondersteund door IAM (huisvestingsoverleg PO en VO blijft voorlopig OOGO-plichtig).
Onderwijsnota 2004-2012
19
HOOFDSTUK 7
SAMENVATTING
De inhoud van het gemeentelijk onderwijsbeleid wordt bepaald door wettelijke taken enerzijds (p.11) en anderzijds door de strategische keuzes van het gemeentebestuur om door regie en inzet van lokale middelen bij te dragen aan de ontwikkeling van het Maastrichtse onderwijs om daarmee maatschappelijke effecten te bewerkstelligen voor de eigen gemeente. Daarbij kan worden gedacht aan de ambities en speerpunten in de Sociale visie en in de Stadsvisie. De doelstellingen voor gemeentelijk onderwijsbeleid moeten hieruit voortvloeien. Gegeven de begrensde hoeveelheid middelen en mensen die beschikbaar is voor de uitvoering van dat beleid, moeten prioriteiten worden gesteld. Voor die prioritering is echter visie nodig. De in deze nota gepresenteerde onderwijsvisie die bepalend is voor de gestelde prioriteiten gaat uit van: Bestuurlijke vernieuwing gericht op horizontalisering en kaderstelling, hetgeen inhoudt dat de gemeente meer verantwoordelijkheid neerlegt bij burgers en maatschappelijke instellingen (schoolbesturen) Het vormgeven van een samenhangend gemeentelijk onderwijsbeleid, waarbij onderwijsbeleid aansluit op het strategische beleid van de gemeente in de economische, sociale en fysieke pijler Maatgevend voor de prioritering in onderwijsbeleid is dus het zoeken naar de cruciale rol die onderwijs speelt (kritische succesfactoren) in een aantal strategische opgaven waar de gemeente voor staat. Die troefkaarten zijn op tafel gelegd! Daarbij werd al gauw duidelijk welke beleidsallianties daarvoor met andere beleidsterreinen aangegaan dienen te worden en wat een en ander voor de interne bedrijfsvoering zal gaan betekenen. Wat de prioritering heeft vereenvoudigd is het wegvallen van een aantal taken door rijksbezuinigingen (OALT; OWWZ; GOA) en het bepalen van nieuw beleid via de Brede Doeluitkering Sociaal, Integratie en Veiligheid in het kader van GSBIII (VVE; Schakelklassen; VSV; Jeugdbeleid). Het uiteindelijk resultaat van de prioritering laat een verschuiving in aandacht zien van vooral operationele taken in het PO en VO naar strategische beleidstaken op het hele onderwijsveld. Er vindt dus in het gemeentelijk onderwijsbeleid een kwalitatieve verschuiving plaats van middelen en menskracht naar nieuwe strategische beleidsallianties en -taken hetgeen gepaard gaat met een verschuiving van operationele taken naar schoolbesturen en maatschappelijk middenveld en van Beleidssector naar Uitvoeringsafdelingen. Voor een aantal beleidsterreinen betekent deze verschuiving dan ook niet dat de gemeente daarop haar taken in zijn geheel laat vervallen, maar wel dat de gemeente die taken anders invult en zich meer bewust is van de verschillende rollen die de lokale overheid moet vervullen: uitgaand van een educatief partnership met schoolbesturen wil de gemeente ownership met het maatschappelijk middenveld delen als het gaat om de ontwikkeling van jonge mensen tot goede staatsburgers en toekomstige dragers van onze economie; de gemeente wil uitnodigen en uitdagen tot het maken van eigen operationeel beleid door partners rondom het kind en daarmee beleidsruimte voor zichzelf creëren om nieuwe strategische taken te kunnen oppakken; maar de gemeente wil ook regisseur zijn tussen partijen om haar visie te verwezenlijken en allianties te smeden daar waar dat nodig is en daarbij gebruik maken van de sturingsmiddelen die haar ter beschikking staan zoals opdrachten verstrekken, subsidies verlenen en toezichthouden. In de twee schema’s op de volgende pagina’s is ter oriëntatie op de toekomst een poging gedaan om de onderwijsvisie en de daaruit volgende geprioriteerde taken uit te werken in strategische, tactische en operationele doelen. Deze uitwerking is vooral bedoeld als voorbeeld en zal uiteindelijk verder uitgewerkt dienen te worden met interne en externe partners en zeker op operationeel niveau (grijs) vooral door en met onze partners.
Onderwijsnota 2004-2012
20
Sociaal-economische vitaliteit Strategische beleidsdoelen: Uit: Stadsvisie Sociale Visie Economische speerpunten - Naar een vitale sociaaleconomische structuur - Brede economische structuur - Versterking economische infrastructurele voorzieningen - Versterking (Eu)regionale samenwerking - Dienstverlening en zorg op maat
Strategische Onderwijsdoelen
Operationeel beleid
Tactische Onderwijsdoelen
Kwaliteitsimpuls onderwijsbouwwerk: Stimuleren van duurzame onderwijsinnovaties ter versterking van de opleidingsstructuur en de strategische relatie tussen onderwijs en arbeidsmarkt
- Aansluiting tussen de schooltypes verbeteren. - Volledigheid van opleidingen en richtingen in de regio. - Kwaliteit van het onderwijs verbeteren - Één interne strategische beleidsagenda opstellen. - Strat. relaties met de kennisinstellingen opbouwen. - Kennisnetwerken (onderwijs en bedrijven) stimuleren. - Euregionale afstemming bevorderen.
Arbeidsmarktvraagstukken: Afstemming tussen O en A rekening houdend met transitie naar kennissamenleving
-
Economisch profiel van de stad verkennen. Kennisprofiel van de stad bepalen. Aansluiting onderwijstypen en marktvragen verbeteren Kloof tussen laagst opgeleiden en de markt verkleinen.
-
Beleidsnota Kennis (O en EZ) Werkagenda O&E en HSZ/UM Monitoren van leerlingstromen Opleidingsniveau verhogen; Servicecentrum; Leerlingvolgsystemen; Stagebanken.
- Beleidsnota O-A (O en SEZ) - Accent leggen op: Zorg en Techniek/ Vrijetijdseconomie/Life-sciences - GOA en arbeidsmarkt (VMBO/ROC) Starters-/kennisbank WO
Onderwijszorgstructuren Strategische beleidsdoelen: Uit: Stadsvisie Sociale Visie Economische speerpunten - Dienstverlening en zorg op maat
Strategische Onderwijsdoelen
Tactische Onderwijsdoelen
Operationeel beleid
Zorgdragen voor lokale afstemming en coördinatie tussen landelijke, provinciale en gemeentelijke regietaken op het terrein van onderwijszorgbeleid
-
Wegwerken van lacunes/overlap in regierollen. Versterken van verbanden tussen diverse beleidsterreinen. Via vraagsturing sturen op afstemming en maatwerk. Signaleren van knelpunten binnen de huidige onderwijszorgstructuur (monitoren). - Samenbrengen van mensen en beleid (Interactief beleid)
- Programma Integraal Jeugdbeleid - Onderwijsoverlegstructuur - Opstellen educatieve (zorg)agenda met het onderwijsveld - Onderwijsmonitor
Als centrumgemeente zorgdragen voor de juiste bestuurlijke schaal om bekostiging en regelgeving af te stemmen
- Ambtelijk overleg tussen centrumgemeenten - Bundelen van het ambtelijk overleg onderwijs en welzijn op WGR-schaal. - Maken van regionale beleidsafspraken over het inrichten van zorgstructuren, om met partijen op eenduidige wijze contracten of convenanten te sluiten
- Overlegstructuren onderwijs en welzijn bundelen - Educatieve agenda opstellen - Convenanten en meerjarige contracten opstellen
Onderwijszorgarrangementen voor specifieke doelgroepen
- Strategisch Beleidsnetwerk Onderwijs Zuid-Limburg (Educatieve agenda) - GOA/VVE/Schakelklassen - Voorkomen Voortijdig Schoolverlaten (VSV) - Educatie - Leerlingenvervoer - Onderwijsondersteuning
- RMC/Sluitende aanpak jongeren - Speciale trajecten voor risicodoelgroepen: Leerwerktrajecten; Duaal leren; - Nieuw VVE-beleid - Inrichten Schakelklassen - Volwasseneneducatie
21
Spreiding en kwaliteit van onderwijshuisvesting
Strategische beleidsdoelen: Uit: Stadsvisie Sociale Visie Economische speerpunten - Sociale samenhang en participatie
Strategische Onderwijsdoelen
Basisscholen als kindercentra Voorzieningenaanbod op maat en toegesneden op kansen en problemen van kinderen. Gemeentelijk meerjaren strategisch onderwijshuisvestingsplan opstellen voor PO afgestemd met het VO.
Tactische Onderwijsdoelen
Operationeel beleid Beleidsproducten onderwijs/ uitvoeringsprogramma’s
- uitvoeren van meerjaren strategisch huisvestingsplan voor basisonderwijs. - gemeenschappelijke visie van schoolbesturen en gemeente op de toekomstige spreiding van basisscholen operationaliseren aan de hand van een uitvoeringsplan. - bevorderen van effectief voorzieningenaanbod op maat en toegesneden op kansen en problemen van kinderen. - ketenregie voeren bij opstellen van een gefaseerd stappenplan op weg naar kindercentra.
- ontwikkelen van beleidsplan voor huisvestingsbeleid en een concreet uitvoeringsplan daarvan afleiden. - input leveren in de monitor accommodatiebeleid om de infrastructuur actueel te houden. - voor 1-1-2007 starten met kindcentra - uitkomst van evaluatienota’s Brede school en MFA’s mede betrekken op deze plannen.
- Dienstverlening en zorg op maat
Huisvesting SO Spreiding en kwaliteit van SOvoorzieningen toetsen aan de door de centrumgemeenten ontwikkelde REC-visie
- opstellen toetsingskader voorzieningenniveau in overleg met Heerlen en Sittard/Geleen. - stichting Speciaal Onderwijs Maastricht en REC-besturen verzoeken een strategisch huisvestingsplan op te stellen. - betrekken van strategische huisvestingsplannen van PO en REC cluster III en IV bij besluitvorming IPOH 2005-2009 - regionale afstemming in drie WGR gebieden actief bevorderen. - werken vanuit het principe van ketenregie.
- toetsingskader voor beoordeling van het voorzieningenniveau in het S(B)O - vaststellen van een beleidsplan voor huisvestingsbeleid voor het SBO - harmoniseren van de beleidskaders leerlingenvervoer en onderwijshuisvesting.
- Vitalisering sociaaleconomische structuur
Huisvesting Beroepskolom VO, MBO, Stimuleren van het VMBO-aanbod. Strategische huisvestingsplannen betrekken bij besluitvorming IPOH 2005-2009.
- imagoverbetering en kwaliteitsverbetering VMBO stimuleren. - aansluiting VMBO-MBO verbeteren. - verbeteren van een vraaggestuurd, leerlinggericht voorzieningenniveau door het vormen van brede scholengemeenschappen door LVO . - IPOH 2005-2009 opstellen.
- monitoren van leerlingstromen VMBO. - inrichten hoogwaardige VMBO locaties in voor leerlingen aantrekkelijke en doelmatige omgeving stimuleren. - haalbaarheidsonderzoek VOCampus. - voor 31-06-2006 ontwikkelen van een beleidsplan Huisvesting VO.
Huisvesting Beroepskolom HBO, UM
- actief sturen op uitbreiding van het Hoger Onderwijs. - uitwerken van kadernota Student en stad. - verbeteren voorzieningenniveau voor studenten.
- ontwikkelen van een beleidsplan Huisvesting WO voor 31-06-2006. - studentenvoorzieningen verbeteren.
22
Afkortingen CWI G-26 GGD GOA GSB HAVO HBO HSZ IAM IPOH LGF MBO MHAL OCWS O&E OOGO OWWZ PHO PO LOCO LVO REC RMC SEZ SMW ROC SBO SO SOG SVO UM VMBO VO VSV VWO WGR WSNS WO
Centrum voor Werk en Inkomen 26 100.000+ steden die deel uitmaken van het Grotestedenbeleid Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid Grote Stedenbeleid Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Hoger Beroeps Onderwijs Hogeschool Zuyd (afd.) Integraal Accommodatiebeleid Maastricht Integraal Plan Onderwijs Huisvesting Leerling Gebonden Financiering Middelbaar beroepsonderwijs Maastricht, Hasselt, Heerlen, Aken, Luik (dienst) Onderwijs, Cultuur, Welzijn en Sport (afdeling) Onderwijs en Educatie Op Overeenstemming Gericht Overleg Onderwijs aan Woonwagen- en Zigeunerkinderen Portefeuillehoudersoverleg Primair Onderwijs Landelijk Overleg Chefs Onderwijs Limburgs Voortgezet Onderwijs Regionaal Expertisecentrum Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (dienst) Sociale en Economische Zaken Schoolmaatschappelijk Werk Regionaal Opleidingen Centrum Speciaal basisonderwijs Speciaal Onderwijs (dienst) Stadsontwikkeling en Grondzaken Speciaal Voortgezet onderwijs Universiteit Maastricht Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs Voortgezet Onderwijs Voortijdig Schoolverlaten Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Wet Gemeenschappelijke Regelingen Weer Samen Naar School Wetenschappelijk Onderwijs
Onderwijsnota 2004-2012
23