GEMEENTE HENDRIK-IDO-AMBACHT Verslag van de brede commissievergadering op 7 november 2011 in het gemeentehuis, aanvangende om 20.27 uur. Voorzitter: de heer ir. C.W. Timmers. Aanwezig zijn de leden: mevrouw G.A.M. Burger-van Denzel, de heren O. Doevendans, drs. A. Dogger, mr. P. van der Giessen en B.P. van Ginkel, mevrouw M.C.G. Gommans-Dane, de heren J.C.W.H. Groos, E. van Hartingsveldt en M.J.H. van den Heuvel, de dames M.C. Kool-van Mourik en mr. E. Ossel, de heren drs. A. Ouwerkerk, L.P. Platschorre, drs. W. Schneider en ir. C.W. Timmers, mevrouw M.N.P. Vogelaar-Korpershoek en de heer A. van der Wel. Afwezig zijn de heren ing. P. Boudewijn, A. Cramer, S. van Die en C.H. Don. Aanwezige burgerraadsleden: de heer M. de Groot, mevrouw S. Jadoenathmisier-Ramnathsing en de heren H.H.F. van der Lei, E.G.A. Lips, J.M. van der Nat en G. Struik. Afwezig is het burgerraadslid mevrouw G.J. de Kovel. Tevens aanwezig zijn de heren A.J. Flach, T.A. Stoop, F.J. van de Velde en drs. G.B. van der Vlies, wethouders. Griffier: de heer drs. B.C.A.M. Poiesz. Notulist: de heer A.K. Drexhage. * Agenda: 1. 2. 3.
Opening. Presentatie door de wethouders Stoop en Van der Vlies betreffende de actuele ontwikkelingen inzake de GR Zuid-Holland Zuid en het dienaangaande door het college van b. en w. ingenomen standpunt, en door mevrouw Burger-van Denzel over rol en betrokkenheid gemeenteraad. Sluiting. *
1.
Opening.
De voorzitter opent de vergadering en heet een ieder welkom. Bericht van verhindering is ontvangen van de leden Boudewijn, Cramer, Van Die en Don en van het burgerraadslid mevrouw De Kovel. 2.
Presentatie door de wethouders Stoop en Van der Vlies betreffende de actuele ontwikkelingen inzake de GR Zuid-Holland Zuid en het dienaangaande door het college van b. en w. ingenomen standpunt, en door mevrouw Burger-van Denzel over rol en betrokkenheid gemeenteraad.
Brede commissievergadering van 7 november 2011.
2
Doel en inleiding. Wethouder Stoop brengt naar voren dat in het bestaande stelsel collegeleden participeren in een aantal algemene en soms ook dagelijkse besturen van gemeenschappelijke regelingen. De opgave is om te zoeken naar het juiste moment van kaderstelling, verantwoording en, er tussendoor en er omheen, informatieverschaffing. Spreker memoreert dat de meerderheid van de raad in de brede commissievergadering van 15 juni 2011 liet weten een recent ontvangen dikke stapel stukken van de gemeenschappelijke regeling Zuid-Holland Zuid – waaronder de kaderstelling voor de begroting 2012 en de verantwoording over de jaarrekening 2010 – niet te kunnen behandelen. Voor het college was dat lastig, daar dat naar het oordeel van het college hèt moment was om als raad kaders te stellen. Met het oog daarop en gelet op de actualiteit wordt thans gepoogd de raad op een aantal punten bij te praten. In het verleden kende Zuid-Holland Zuid een structuur waarin ook de Regionale brandweer was ondergebracht. Deze is nadien opgegaan in de Veiligheidsregio, een aparte gemeenschappelijke regeling die per 1 januari 2010 tot stand is gekomen. Ook de Milieudienst was eerst één van de onderdelen van Zuid-Holland Zuid, om vervolgens op te gaan in de Omgevingsdienst. Ook daarvoor is per 1 januari 2011 een aparte gemeenschappelijke regeling in het leven geroepen; omdat het gaat om een gezamenlijke dienst van regio en provincie, participeert ook de provincie daarin. Op deze manier is de Omgevingsdienst qua structuur en in personeel en financieel opzicht uit de boekhouding en huishouding van Zuid-Holland Zuid losgepeld. Thans heeft men dan ook te maken met een gemeenschappelijke regeling Zuid-Holland Zuid die nog een beperkt aantal diensten omvat, zijnde de GGD, de Regionale Ambulancedienst, het Bureau Leerplicht en Voortijdig schoolverlaten en, ter ondersteuning van dit geheel, de stafafdeling. Voor die drie taken zijn conform het besluit dat bij de in 2009 plaatsgevonden hebbende omvorming is genomen aparte bestuurscommissies gevormd. Dit wordt nu gezien als één van de fouten die in de structuur zijn ingeweven. Zo zijn bijvoorbeeld de bestuurscommissies voor de GGD en het Bureau Leerplicht en Voortijdig schoolverlaten integraal verantwoordelijk, dus zowel voor de inhoud van het beleid als voor de financiën, maar hebben zij ook een zekere relatie met het algemeen bestuur en met name het dagelijks bestuur, en de vraag rijst dan hoe ver die integraliteit gaat. Een voorbeeld: het besluit van het dagelijks bestuur van Zuid-Holland Zuid om een nieuw kantoorpand aan te kopen, heeft tot extra kosten voor de onderscheidene diensten en dus de bestuurscommissies geleid. Zo kunnen zij worden geconfronteerd met besluiten van het dagelijks bestuur welke van invloed zijn op hun financiën, en ook andersom kan dat gebeuren. Achteraf beschouwt men dit dan ook als een weeffout in de constructie van Zuid-Holland Zuid: aparte bestuurscommissies met een integrale verantwoordelijkheid versus een dagelijks en een algemeen bestuur die óók over een aantal zaken zeggenschap hebben. Ook betekent het dat heel veel bestuurders – in een bestuurscommissie zijn 19 gemeenten vertegenwoordigd – betrokken zijn bij relatief geringe bestedingen en dat op andere niveaus weer andere bestuurders daarbij betrokken zijn en daarvoor deels ook weer verantwoordelijk zijn. Dit is wat het college betreft de kern van de problematiek. De bestuurlijke structuur omvat nu: • het dagelijks bestuur, bestaande uit de voorzitters van de bestuurscommissies en vertegenwoordigers van de regio's, het geheel onder leiding van de heer Brok; • het algemeen bestuur met 19 leden, dus één lid per gemeente; spreker mag daarin de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht vertegenwoordigen; • de bestuurscommissies met per gemeente een portefeuillehouder; voor Hendrik-Ido-Ambacht is dat collega Van der Vlies, zowel voor de GGD als voor het Bureau Leerplicht en Voortijdig schoolverlaten; • het raadsledenplatform met per gemeente één vertegenwoordiger; namens deze raad is dat mevrouw Burger; • het portefeuillehoudersoverleg Middelen – niet te verwarren met het portefeuillehoudersoverleg Middelen van de Drechtsteden –, waarin collega Flach deze gemeente vertegenwoordigt.
Brede commissievergadering van 7 november 2011.
3
Ontwikkelingen rondom GGD, iJGZ en jeugdzorg. Wethouder Van der Vlies acht het algemeen bekend dat de GGD in behoorlijk zwaar weer verkeert. Uit verscheidene financiële analyses is gebleken dat de problematiek fors is. De raad heeft de desbetreffende stukken ontvangen; als er vragen zijn over bijvoorbeeld het feitenrelaas, zijnde de analyse besluitvorming financiële dossiers, kunnen die straks worden gesteld. Voor hem en alle andere betrokken bestuurders/wethouders is dat feitenrelaas een belangrijk document, omdat dit scherp laat zien waardoor een groot deel van de problematiek is ontstaan. Verder heeft de regio de begroting 2011 van de GGD geanalyseerd en de administratie doorgelicht, met als doel alles goed in kaart te brengen en na te gaan hoe betrouwbaar die begroting is. Vervolgens is aan de accountant Deloitte gevraagd een oordeel over de begroting te geven. De conclusies uit het feitenrelaas zijn: • er is qua bestuur sprake van spaghetti: heel veel mensen zijn verantwoordelijk, maar in de praktijk is soms gebleken dat daardoor nìemand verantwoordelijk was; • in de cultuur en de bedrijfsvoering – ook wel governance model genoemd – liggen de oorzaken van het ontstaan van een deel van de problematiek; • door de onduidelijkheid in rollen en bevoegdheden heeft er op verscheidene niveaus diverse keren besluitvorming plaatsgevonden zonder dat er dekking van de voor de uitvoering van die besluiten benodigde gelden is aangegeven; in het rapport worden daarvan voorbeelden genoemd; • de organisatie is soms met iets aan de slag gegaan zonder dat er een bestuurlijk besluit aan ten grondslag lag; • al met al was de bedrijfsvoering van de GGD duidelijk niet in control; dit betrof het budgetbeheer, de projectadministratie en de begrote personeelslasten ten opzichte van de werkelijke inzet van personeel. Uit de eerste burap is gebleken dat de GGD thans een tekort kent van € 1,8 miljoen, deels bestaand uit een structureel tekort en deels uit een incidenteel tekort. De forse bezuinigingsmaatregelen die inmiddels zijn genomen hebben het tekort teruggebracht tot € 1 miljoen. In het kader van het saneringsplan wil men nog verdergaande maatregelen nemen, maar desondanks blijft er een substantieel tekort bestaan. Dit staat nog los van de jaarrekening 2010, die sloot met een tekort van € 0,9 miljoen; daarvoor is toen een negatieve reserve gevormd. Dat tekort moet er wel bij worden opgeteld, want het saldo is de bezuinigingstaakstelling waar de GGD voor staat. De genomen maatregelen bestaan uit een vacaturestop, het stoppen met de inhuur van derden, een stop op de uitgaven tenzij de directeur persoonlijk toestemming voor het doen van een uitgave heeft gegeven, en de uitvoering van een saneringsplan dat is gericht op het nemen van nog structureler bezuinigingsmaatregelen. Er bestaat overigens een grens aan wat er kan worden bezuinigd, aangezien de GGD ook wettelijke taken uitvoert. Momenteel wordt afgewogen welke taken dat zijn en aangaande welke taken er keuzes zijn te maken, zowel qua kwaliteit als qua geld, met als doel het forse tekort zo veel mogelijk terug te brengen. Wel zal het heel ingewikkeld worden om in de relatief kleine begroting van de GGD dit forse tekort te verlagen zonder dat dit te zeer ten koste zal gaan van de kwaliteit van de dienstverlening en de uitvoering van wettelijke taken. Binnenkort zal dit in het kader van het saneringsplan verder worden bekeken. Een onderwerp dat op zichzelf niets met de problematiek van de GGD te maken heeft maar er wel veel gevolgen van ondervindt, is de privatisering van de jeugdgezondheidszorg, een voornemen van het dagelijks bestuur van Zuid-Holland Zuid waarover de raden eerder werden geïnformeerd. Met name vanuit inhoudelijke overwegingen wil men de knip in de integrale jeugdgezondheidszorg tussen de leeftijdsgroep van 0 en 4 jaar en die van 4 tot 19 jaar opheffen en er voorts voor zorgen dat men zich meer zal kunnen inzetten ten behoeve van de risicokinderen. Deze zorg is na een aanbesteding aan het consortium van Rivas en Careijn gegund en vervolgens is er een heel proces van onderhandelingen met dat consortium gestart, zowel over wat er in de uitvoeringsovereenkomst zou moeten worden vastgelegd als over het wegwerken van de frictiekosten die de uitplaatsing bij de GGD oplevert. Dit intensieve onderhandelingsproces bevindt zich nu in een afrondende fase. Het algemeen
Brede commissievergadering van 7 november 2011.
4
bestuur van Zuid-Holland Zuid heeft op 28 september jl. met de privatisering ingestemd, wetende dat er sprake is van een eenmalig maximaal risico van € 685.000 wat de frictiekosten aangaat. Spreker gebruikt bewust het woord 'risico', daar er in de komende jaren nog mogelijkheden zullen zijn om dat bedrag fors te verlagen. De planning is dat het over een aantal weken duidelijk moet zijn of men met het consortium een definitieve overeenkomst zal kunnen aangaan. Dat is mede afhankelijk van het resultaat van de gesprekken met de vakbonden over een sociaal plan en met het pensioenfonds over de overdracht van de pensioenen, maar deze problemen lijken tot een oplossing te kunnen worden gebracht. Wettelijk bestaat de verplichting een elektronisch kinddossier ofwel digitaal dossier jeugdgezondheidszorg in te voeren. De gemeenten hebben daarvoor van de rijksoverheid ook geld gekregen. De regio Zuid-Holland Zuid is thans de enige in Nederland die nog geen elektronisch kinddossier heeft. Dat heeft allerlei oorzaken, waaronder de privatisering. Men zal op korte termijn over een elektronisch kinddossier moeten gaan beschikken; na de privatisering is dat een taak voor het consortium, dat de gemeenten als opdrachtgevers heeft. Dit proces loopt nu en uit de gesprekken met het consortium is duidelijk geworden dat dit hiervoor met een bedrag van € 4,3 miljoen rekent. Een second opinion laat zien dat het ook zou moeten kunnen voor een bedrag van om en nabij € 4 miljoen. Deze bedragen waren gebaseerd op een raamovereenkomst die de GGD een aantal jaren geleden heeft gesloten, maar inmiddels is het duidelijk dat men daaraan niet meer gehouden is en een nieuwe aanbesteding met een nieuw programma van eisen kan starten. Dat gaat dan ook gebeuren. Desondanks zegt het consortium dat er rekening dient te worden gehouden met het bedrag van € 4,3 miljoen. Het doel van de regio is echter zo veel mogelijk lager dan dat bedrag uit te komen en zo het totaalbedrag te benaderen dat de gemeenten in hun begrotingen hebben gereserveerd, zijnde € 3,45 miljoen. Hierbij past wel de kanttekening dat er een risico aan vastzit, want het bedrag dat voor het ontwikkelen en implementeren van een goed functionerend elektronisch kinddossier nodig zal zijn, kan hoger uitvallen dan de € 3,45 miljoen. Het zal in de richting van de € 4 miljoen kunnen gaan, want de second opinion, uitgevoerd door iemand die al heel veel van dit soort projecten in Nederland heeft begeleid, geeft aan dat voor deze regio, uitgaande van alle gemiddelden, € 4 miljoen een redelijk bedrag is. Het voorstel betreffende het elektronisch kinddossier wordt op 30 november in het bestuur behandeld, en als het wordt aangenomen, kan dit traject starten. De heer Ouwerkerk begrijpt dat er met het consortium van Careijn en Rivas stevige onderhandelingen worden gevoerd. Eén van de indertijd genoemde risico's van het opsplitsen van de GGD en het overbrengen van taken naar commerciële bedrijven was dat raden en besturen straks van zulke bedrijven afhankelijk zouden zijn. Deelt het college die zorg? Wat gaat men doen om te voorkomen dat men straks nog méér in de tang van die bedrijven gaat komen? Wethouder Van der Vlies antwoordt dat het niet gaat om commerciële bedrijven, maar om stichtingen. Zij voeren op dit moment al de gehele jeugdgezondheidszorg voor de leeftijdsgroep van 0 tot 4 jaar uit, en de ervaringen die daarmee in deze regio zijn opgedaan, zijn heel positief. Hij heeft met een collega uit Zederik deelgenomen aan de onderhandelingen met de beide stichtingen en gelooft absoluut dat er door middel van een degelijke uitvoeringsovereenkomst heel stevige afspraken met het consortium zijn gemaakt over de kaders waarbinnen zij hun werk moeten doen. Vervolgens is het cruciaal dat de GGD voldoende power heeft om de regierol en opdrachtgeversrol goed te kunnen spelen. Op dit moment is dat nog niet het geval. Er wordt thans hard gewerkt om de GGD die functie goed te kunnen laten vervullen, want daarmee valt of staat het succes van de gehele operatie. Spreker meent verder dat men moet uitgaan van de kracht van de professionals – de meeste medewerkers van de beide organisaties zijn dat –, mensen die echt in het belang van kinderen en hun ouders proberen hun werk te doen en aan wie daarvoor ook de ruimte moet worden gegeven. Er is wel een vorm van controle op nodig, maar die is verzekerd door middel van de uitvoeringsovereenkomst en het binnen de GGD organiseren van voldoende menskracht die het consortium zo nodig kan aanspreken. Behalve met het consortium wordt er op het gebied van jeugd en gezin en opvoedingsondersteuning et cetera met méér private partijen samengewerkt en de daarmee opgedane ervaringen
Brede commissievergadering van 7 november 2011.
5
zijn positief. Verder zijn er waarborgen ingebouwd om te voorkomen dat het consortium in het kader van maatwerk – extra activiteiten die zullen worden aanbesteed, bijvoorbeeld plustaken, opvoedingsprojecten en thema-avonden – eigen belangen zal kunnen gaan laten prevaleren. De heer Doevendans vraagt of het programma van eisen door een extern professioneel bureau is opgesteld. Wethouder Van der Vlies zegt dat het programma van eisen met betrekking tot het elektronisch kinddossier – daarover gaat het nu – nog moet worden opgesteld. Het afstappen van de raamovereenkomst en het starten van een nieuwe aanbesteding vergen een bestuurlijk besluit. Vervolgens zal het programma van eisen worden opgesteld en wel in een samenspel tussen de gemeenten/GGD als opdrachtgevers en het consortium als opdrachtnemer. Degene die de eerdergenoemde second opinion heeft verzorgd, zal dit begeleiden en er scherp op toezien of wat het consortium vraagt echt nodig is en of de voor het elektronisch kinddossier te maken kosten daarmee ook echt verband houden. De heer Dogger zag in het staatje van tekorten van de GGD een post 'extra lasten bezetting en inschaling' van 2,5 ton en dat bezorgt hem kromme tenen. Zijn er bij de GGD wellicht mensen werkzaam wier salaris boven de Balkenende-norm uitkomt? Voor het elektronisch kinddossier zijn middelen beschikbaar gesteld. Voor de ontbinding van de bestuurlijke spaghetti zullen frictiekosten moeten worden gemaakt. Wanneer krijgt de raad daarin inzicht? Is dat in de winternota? Voor de politiezorg is de politieregio Drechtsteden gevormd. Waarom kan er niet ook een regio voor de jeugdzorg komen? De wethouder noemde Zederik, maar spreker weet niet eens waar dat ligt…! Wethouder Van der Vlies antwoordt op de laatste vraag dat het voornemen is om op het gebied van de jeugdzorg te gaan samenwerken op het niveau van de regio Zuid-Holland Zuid, maar wel met als vertrekpunt: 'Wat lokaal kan, gebeurt lokaal, en wat op het niveau van de subregio kan worden gedaan, wordt op dat niveau gedaan.' Daarbij moeten de Drechtsteden een trekkersrol spelen. Men zal echter door het rijk worden gedwongen om met betrekking tot een aantal jeugdzorgtaken op een grotere schaal te gaan samenwerken, daar de regio Drechtsteden daarvoor te klein is. Daarmee zal tevens de verbinding met bijvoorbeeld het Veiligheidshuis, dat momenteel ook op het niveau van Zuid-Holland Zuid is georganiseerd, gemakkelijker te maken zijn. Een derde verbinding betreft het gebied van de maatschappelijke zorg, waarvoor Dordrecht centrumgemeente is; daarbij gaat het om zaken als huiselijk geweld, centrale toegang, het zorgnetwerk etc. Dit functioneert nu op het niveau van de Alblasserwaard/Vijfheerenlanden en de Drechtsteden – de Hoeksche Waard sluit zich er wellicht nog bij aan – en de GGD speelt daarbij momenteel de regierol. Het betekent winst als dit op het niveau van de regio Zuid-Holland Zuid gaat gebeuren, zodat een en ander niet op het niveau van subregio's behoeft te worden georganiseerd. Het is dus om een aantal redenen gewenst om de verbindingen te zoeken op het niveau van de regio Zuid-Holland Zuid. Spreker heeft het nu niet over de jeugdzorg, die heel goed lokaal en in subregionaal verband kan worden geboden, maar over de zwaardere, meer specialistische jeugdzorg. Het is van belang daarbij met onder meer Zederik samen te werken. De frictiekosten waarop de heer Dogger doelde, gaan ontstaan bij de vorming van de nieuwe gemeenschappelijke regeling. De heer Stoop zal hierop straks ingaan. Wat de eerste vraag betreft: er zijn volgens spreker bij de GGD geen mensen werkzaam die meer dan de Balkenende-norm verdienen. De directeur is namelijk conform de CAO ingeschaald. Bij de zware gespecialiseerde jeugdzorg gaat het om een niet-gedwongen kader, maar betreffende de jeugdbescherming, waarbij ook de justitiële kant heel belangrijk is, komt er een gedwongen kader op de gemeenten af; het rijk formuleert daarvoor kwaliteitscriteria. Ook daarvoor geldt dat er een zware vorm van regionale samenwerking nodig zal zijn. Wel wordt het aan de gemeenten overgelaten hoe zij dit gaan aanpakken en op welke schaal zij dat zullen doen. Aan de andere kant denkt men in het Haagse over een gebied met minimaal 400.000 inwoners; met betrekking tot de echt zware zorg
Brede commissievergadering van 7 november 2011.
6
denkt men nog aan een veel groter gebied. Dit alles benadrukt het belang van het in de regio ZuidHolland Zuid met elkaar optrekken. Financiën. Wethouder Stoop brengt naar aanleiding van een vraag van de heer Dogger naar voren dat men niet geheel vrij is in het kiezen van de omvang van de regio. In het kader van de nieuwe politieregio's zal er een forse opschaling plaatsvinden, waarbij dit gebied deel gaat uitmaken van de grote regio Rotterdam en omstreken. Om een en ander toch behapbaar en aanstuurbaar te houden, wordt bekeken of de veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid als entiteit weer aan de politieregio kan worden opgehangen. Dat zal bijvoorbeeld betekenen dat burgemeester Brok, voorzitter van de veiligheidsregio, zal aanschuiven bij Aboutaleb en anderen voor het besturen van de totale politieregio. Tevens betekent het dat er binnen Zuid-Holland Zuid waarschijnlijk weer een entiteit Drechtsteden komt, vergelijkbaar met het district Zwijndrechtse Waard zoals men dat nu kent. Uiteindelijk moet er zo veel efficiënter kunnen worden gewerkt en dient de aanstuurbaarheid van de politie en de uitvoering van alle veiligheidstaken te verbeteren. Hierbij is men overigens wel afhankelijk van wat de wetgever toestaat qua het tot stand brengen van subvormen in of onderdelen van een nieuwe politieregio. Komend aan het onderwerp Financiën memoreert spreker dat er een discussie is geweest over de kosten van het SCD voor de Drechtsteden, Zuid-Holland Zuid, de Omgevingsdienst, de Veiligheidsregio en andere organen. Eind vorig jaar werd de uitkomst van die discussie dat er een oplossing moest worden gevonden voor een kostenprobleem van € 4 miljoen, waarvan ongeveer de ene helft incidenteel en de andere helft structureel. Wat Zuid-Holland Zuid betreft, is ongeveer weer de helft van de helft doorberekend in de inwonerbijdrage, neerkomend op een verhoging met € 2. Dit levert bij het aantal inwoners van Zuid-Holland Zuid ongeveer € 1 miljoen op, zijnde de helft van de structurele kosten in verband met de package deal. Men betaalt dus mee via Zuid-Holland Zuid. Uiteraard is ook een deel incidenteel en structureel via de Drechtsteden verwerkt, maar dat is op een andere manier verantwoord. De gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst is per 1 januari 2011 tot stand gekomen. Een nog op te lossen probleem is dat het dagelijks bestuur wel heeft besloten deze nieuwe gemeenschappelijke regeling een startkapitaal van € 140.000 mee te geven, maar dat daarvoor nog dekking moet worden gevonden. De Omgevingsdienst, die tal van problemen uit het verleden moet wegwerken, is gestart met een negatieve reserve van € 386.000 en de opdracht is dit probleem binnen de eigen bedrijfsvoering op te lossen, zodat de gemeenten daarvoor geen aparte rekening voorgelegd zullen krijgen. Collega Van der Velde, die namens Hendrik-Ido-Ambacht lid is van het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst, houdt daartoe de vinger aan de pols. Hij ziet erop toe dat men de oplossing werkelijk zal zoeken in bezuinigingen in de bedrijfsvoering. Aanstaande woensdag zal hij over onder meer dit onderwerp weer een gesprek hebben met de directeur van de Omgevingsdienst. De Zuid-Holland Zuid-constructie kent een aantal taken, bevoegdheden en beslissingsmogelijkheden. Zuid-Holland Zuid is eigenaar van een kantoorgebouw en heeft in dat kader met een aantal huurcontracten te maken. Het huurcontract van de Veiligheidsregio is opgezegd, maar over de opzegging van het huurcontract door de Omgevingsdienst is nog geen overeenstemming bereikt. Dit maakt het begroten wat lastig, want er zijn natuurlijk wel bedragen voor ingeboekt. Dit gegeven is één van de redenen waarom een en ander moet worden ontrafeld, daar men als Zuid-Holland Zuid op deze wijze niet normaal besluiten kan nemen. Thans komt het voor dat men in een vergadering van het algemeen bestuur, die één maal per kwartaal plaatsvindt, bijvoorbeeld zegt dat men het tijd vindt worden dat de Omgevingsdienst zijn taakstelling invult of de negatieve reserve wegwerkt, of dat het probleem van de Veiligheidsregio moet worden opgelost. Dat kan men wel zeggen, maar die gemeenschappelijke regelingen hebben aparte besturen, al zitten daarin soms wel weer dezelfde mensen. De gemeenschappelijke regeling Zuid-Holland Zuid kan alleen beslissen over de eigen begroting. Dit bewijst weer dat de huidige constructie niet deugt.
Brede commissievergadering van 7 november 2011.
7
De begroting voor 2012 van Zuid-Holland Zuid laat voor Hendrik-Ido-Ambacht een totale inwonersbijdrage van, afgerond, € 560.000 zien. Daarin is de taakstelling van 10 % die de gemeenteraden met de gemeenschappelijke regeling Zuid-Holland Zuid hadden afgesproken verwerkt; in 2011 en 2012 gaat het om twee stappen van elk 5 %. Tevens is hierin de verhoging van de inwonerbijdrage met € 2 verdisconteerd. Er is dit jaar veel discussie gaande tussen Zuid-Holland Zuid, de Drechtsteden en de andere gemeenschappelijke regelingen over de positie van het Servicecentrum Drechtsteden als leverancier van allerlei producten. De zes gemeenten van de Drechtsteden zijn in feite de eigenaars van het SCD, maar juridisch kan er meer over gezegd worden als het over de andere gemeenschappelijke regelingen gaat. De vraag die aan de orde is, is welke producten men tegen welke prijs en op welke manier kan leveren en of daarbij voor maatwerk kan worden gezorgd. De discussie hierover heeft tot gevolg gehad dat de Omgevingsdienst de dienstverlening door het SCD per een bepaalde datum heeft opgezegd. De veronderstelling bestaat dat de diensten die het SCD levert, door marktpartijen tegen een lagere prijs zouden kunnen worden geleverd, maar spreker moet dat nog zien, want de gigantische massa aan diensten waarmee men bij het SCD te maken heeft, levert ook een lagere prijs op. De Drechtstedengemeenten zaten dan ook niet op het ontstaan van deze discussie te wachten. Als men het SCD op korte termijn voor minder partners laat werken, levert dat naar de mening van het college een frictie in het personeel en ook kapitaalvernietiging op. Vanuit andere gemeenschappelijke regelingen bezien kan men dit echter ànders beleven. Ook Zuid-Holland Zuid zal mogelijk afscheid nemen van de dienstverlening door het SCD, maar de vraag is op welke wijze dat moet gebeuren. Men kan terugtreden als eigenaar, maar als klant terugkomen, en in dat geval is de frictie veel minder, daar het pakket dienstverlening gelijk blijft. Als men afnemer wordt, mag men wel een iets hogere oprijs gaan betalen, daar men niet meer deelt in de lasten en de risico's van het SCD. De heer Doevendans neemt aan dat Zuid-Holland Zuid niet zómaar roept de diensten van het SCD goedkoper op de markt te kunnen aantrekken. Wordt daarop nog gebenchmarkt? Wethouder Stoop laat weten dat er sowieso benchmarks bestaan, en die onderstrepen zijn woorden. De eigenaren van het SCD, de Drechtstedengemeenten, hebben gezegd: 'Wij maken afspraken met partijen wanneer zij geen eigenaar meer zijn maar klant worden; de kosten worden dan verdisconteerd in de prijs voor de klant. Neemt u helemáál afscheid van het SCD, dan gaan wij afrekenen. Als u denkt dat u de diensten elders veel goedkoper kunt krijgen, leg ons dan een op marktgegevens gebaseerde businesscase voor, en als die aantoont dat uw veronderstelling juist is, zal dat mede bepalend zijn voor de prijs waarvoor u afscheid neemt.' Het college veronderstelt dat die businesscase er niet zo zal uitzien als men verwacht. In Zuid-Holland Zuid wordt gewerkt aan risicoprofielen en bijbehorend weerstandsvermogen. De vier sectoren dienen samen een weerstandsvermogen van € 1,8 miljoen te hebben. Uitgaande van het BBV is er boekhoudkundig geen probleem, want er is een weerstandsvermogen van € 2,9 miljoen, maar daarvan betreft € 2,8 miljoen specifiek de Ambulancedienst en dus is dat in feite geld van de zorgverzekeraars. De risicodekking is dus absoluut niet voldoende. Bekeken wordt hoe hiermee moet worden omgegaan en wat dit mogelijk zal betekenen, bijvoorbeeld in de vorm van een aanvulling door de gemeenten van het weerstandsvermogen. Ook kan het zijn dat dit wordt betrokken bij de nieuwe constructies die er worden bedacht. Het probleem is dus wel gesignaleerd, maar wat de oplossing ervan zal zijn, is nog niet te vertellen. Mevrouw Burger-van Denzel stelt de vraag of in het totale weerstandsvermogen ook het negatieve saldo van de GGD over 2010, zijnde € 900.000, is verwerkt. Wethouder Van der Vlies heeft begrepen dat er mag worden gewerkt met een negatieve reserve omdat er het weerstandsvermogen van € 2,9 miljoen van de regio tegenover staat. Wel bestaat een groot deel daarvan uit gelden van de Ambulancedienst en het risico bestaat dat de zorgverzekeraars dat straks zullen opvragen.
Brede commissievergadering van 7 november 2011.
8
Mevrouw Burger-van Denzel constateert dat er dan € 100.000 overblijft voor de regiostaf, de GGD en het Bureau Leerplicht. Als het tekort van € 900.000 van de GGD daarin al is verwerkt, is dat op zich gunstig, want er is dan ook nog enig weerstandsvermogen voor de regiostaf en het Bureau Leerplicht. Wethouder Van der Vlies zegt toe dat dit zal worden uitgezocht. Zijn informatie is nu dat het tekort van dit moment in de negatieve reserve wordt gestopt en dat daarvoor een saneringsplan wordt opgesteld, naast alle saneringsmaatregelen die er al zijn genomen. Over twee weken vindt hierover overleg plaats. Normaal zou men als regio, wanneer men met een tekort en een negatieve reserve zit, bij de gemeenten moeten gaan collecteren – dat zou de provincie ook eisen –, maar omdat de regio nog een weerstandsvermogen heeft, hoeft dat niet, maar krijgt de regio de tijd om in de komende jaren zo veel mogelijk van het tekort in de negatieve reserve weg te werken. Verder zal de vorming van een nieuwe gemeenschappelijke regeling, waarbij de regiostaf zal worden opgeheven, ook een besparingsmogelijkheid bieden. Wethouder Stoop belooft dat er binnen een week met een nadere duiding inzake dit onderwerp zal worden gekomen, hopelijk overeenkomend met wat collega Van der Vlies nu heeft gezegd. Rol en betrokkenheid gemeenteraad. Mevrouw Burger-van Denzel is blij dat zij als afgevaardigde van deze raad in het raadsledenplatform nu eens kan terugkoppelen. Tot nu toe heeft zij twee bijeenkomsten meegemaakt waarin de leden dringend werd verzocht hun raden vooral niet te informeren, aangezien eerst het algemeen bestuur moest worden geïnformeerd. Dat verzoek werd later niet ingetrokken, zodat het voor haar heel lastig was om te bepalen wanneer zij haar raad iets zou laten weten. Op 21 september jl. heeft er een middagbijeenkomst plaatsgevonden waarbij ook leden van het raadsledenplatform aanwezig waren. In een aantal workshops kwam onder meer de toekomstige positie van de raadsleden aan de orde. Gesproken werd over drie opties: - informatieverstrekking door college- en bestuursleden, wat zou betekenen dat de raad eigenlijk geen actieve rol meer zou hebben te spelen, - wel een actieve rol voor de raad, namelijk door kaderstelling, - voortzetting van de huidige werkwijze. In de plenaire bijeenkomst nadien is gebleken dat men voor een actieve rol door de raad opteert, waarbij ook de mogelijkheid van instelling van een auditcommissie is behandeld, een commissie die deels uit raadsleden en deels uit deskundigen zou kunnen bestaan. De behandeling van het plan en de besluitvorming vinden plaats in 2012. De raad zal nog dit jaar moeten gaan praten over het voorstel tot het vormen van een gemeenschappelijke regeling voor een afgeslankte GGD. Er heeft 's avonds een vergadering van het raadsledenplatform plaatsgevonden en daarin zijn vele vragen gesteld – ook vanuit Zederik… – over de jaarrekening 2010 en de 1e burap 2011. De heer Van de Poel had eerst toegelicht wat er in het middagprogramma had plaatsgevonden, inhoudend dat er wordt gestreefd naar een grotere beheersbaarheid door te komen tot kortere lijnen en een kleinere staforganisatie. Het laat ontvangen hebben van vele stukken is veroorzaakt door de problematiek bij de GGD. Intussen genomen maatregelen houden in dat er geen ongeautoriseerde uitgaven mogen worden gedaan en dat er een verplichtingenadministratie en een projectadministratie zijn ingevoerd. Een heikel punt in het raadsledenplatform was de rol van de accountant. Er is inmiddels van accountant gewisseld. Op vragen over de positie van de accountant in de bij de GGD ontstane situatie hebben de leden geen concreet antwoord gekregen. Spreekster hoopt dat de heer Stoop daarop zo meteen nog even zal willen ingaan.
Brede commissievergadering van 7 november 2011.
9
Toekomstperspectief Zuid-Holland Zuid. Wethouder Stoop geeft te kennen dat het bestuur van Zuid-Holland Zuid van oordeel is dat in de toekomst veel minder bestuurders zich moeten bezighouden met de besteding van het relatief beperkte budget. Er moet een helder governance-model komen, zodat niet meer meerdere bestuurlijke geledingen over min of meer dezelfde zaken een besluit zullen nemen. Er zal verder uiteraard altijd worden gestreefd naar een verbetering van de dienstverlening. Wat er vanuit het rijk op de regio afkomt, moet in de nieuwe situatie worden opgenomen; daarop slaat het woord 'toekomstproof'. Wanneer de gemeenschappelijke regeling Zuid-Holland Zuid wordt uitgedund – dat gebeurt met het creëren van een nieuwe gemeenschappelijke regeling voor de GGD, Jeugdzorg en het Bureau Leerplicht en Voortijdig schoolverlaten –, is de regiostaf niet meer nodig. Nu voorts de Ambulancedienst wordt aangesloten bij de Veiligheidsregio komt er een einde aan de vreemde relatie van Zuid-Holland Zuid met de Omgevingsdienst en de Veiligheidsregio en aan de rare interne structuur als het gaat om de verantwoordelijkheid van de bestuurscommissies en die van het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur. Verder moeten de nieuwe gemeenschappelijke regeling budgettair neutraal kunnen functioneren. Het is mogelijk dat de hieruit voortkomende restkosten in de orde van grootte van € 1,8 miljoen in de nieuwe gemeenschappelijke regeling worden verwerkt. Het streven is nu – even los van de frictiekosten van het SCD; het college streeft naar een zo laag mogelijke extra kostenpost voor deze gemeente – dat de nieuwe gemeenschappelijke regeling Zorg en Jeugd zodanig doelmatig zal gaan werken dat er een inverdieneffect ontstaat. Men krijgt daartoe voor de komende jaren een flinke taakstelling mee. Volgens een berekening zal dit in 2015 een netto doelmatigheidswinst van € 1 miljoen opleveren. Zo wordt een deel van de huidige financiële problematiek in de toekomst opgelost zonder dat de gemeenten een extra bedrag krijgen te betalen. De voorkeur van het college gaat uit naar een zo eenvoudig mogelijke werkconstructie, zijnde een gemeenschappelijke regeling Zorg en Jeugd, waar het Bureau Leerplicht en Voortijdig schoolverlaten kan worden aangekoppeld. De bestuurlijke en financiële spaghetti is daarmee ontward. Het moet zo eenvoudiger worden om te besturen en zich daarover tegenover bijvoorbeeld de gemeenteraad te verantwoorden. In een brief heeft de accountant zich verantwoord over zijn functioneren in de achterliggende jaren. Vermeld is dat er wel diverse keren is gesignaleerd dat er verbeteringen nodig waren, maar dat die niet zijn doorgevoerd, en dat de verantwoording door de accountant normaal gesproken tegenover het dagelijks bestuur had moeten plaatsvinden, dus niet, wat tot en met 2010 het geval was, tegenover de directie of de algemeen secretaris. In de huidige situatie komt de accountant zich verantwoorden in het dagelijks bestuur. Voor het overige is in de brief van de accountant te vinden waardoor de problemen zijn ontstaan en waardoor er niet eerder is ingegrepen in de bedrijfsvoering bij de GGD ten behoeve van het in de hand houden van de kosten. De voorzitter zegt de beide wethouders en mevrouw Burger dank voor de uitgebreide presentatie. Aan de vergadering verzoekt hij thans te laten weten hoe men over de door het college geformuleerde voorkeur denkt. Wethouder Van der Vlies wil een andere procedure aanraden. Het algemeen bestuur zal eind november een besluit over de toekomst van de regio nemen. Daarna zullen de desbetreffende stukken worden toegezonden aan de colleges van b. en w., die deze dan zullen doorgeleiden naar hun gemeenteraden. De raad krijgt dus nog alle tijd om opvattingen kenbaar te maken. De heer Doevendans vraagt wanneer de toegezegde financiële achtergrondinformatie de raad zal bereiken. Dat daarbij een termijn is genoemd, is hem ontgaan.
Brede commissievergadering van 7 november 2011.
10
Wethouder Stoop zei eerder 'binnen een week', maar heeft intussen van de ambtenaren begrepen dat er voor het goed op papier zetten van een en ander twee weken nodig zullen zijn. Dit zegt hij nu dan ook toe. De voorzitter sluit de vergadering om 21.27 uur. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 24 januari 2012. De griffier,
alg. verslagbureau drexhage c.s.
De voorzitter,