GEMEENTE HEERDE bestemmingsplan
Wapenveld-Dorp
Toelichting april 2007
Inhoudsopgave 1.
Inleiding 1.1. 1.2. 1.3.
2.
3.
5.
18
Algemeen.................................................................................................................. 18 Woongebied .............................................................................................................. 18 Centrumgebied ......................................................................................................... 19 Maatschappelijke doeleinden.................................................................................... 19 Overige functies ........................................................................................................ 19
Toelichting op de voorschriften 5.1. 5.2.
8
Algemeen.................................................................................................................... 8 Ontwikkeling inwonersaantal en woningvoorraad....................................................... 8 Ruimtelijke structuur ................................................................................................... 8 Functionele structuur .................................................................................................. 9 Milieuaspecten ............................................................................................................ 9 Waterparagraaf ..........................................................................................................11 Externe veiligheid...................................................................................................... 12 Molenbeschermingszone .......................................................................................... 15 Archeologie en cultuurhistorie .................................................................................. 15 Ecologie .................................................................................................................... 16 Luchtkwaliteit ............................................................................................................ 17
Planbeschrijving 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5.
3
Algemeen.................................................................................................................... 3 Rijksbeleid................................................................................................................... 3 Provinciaal beleid........................................................................................................ 4 Regionaal beleid ......................................................................................................... 5 Gemeentelijk beleid .................................................................................................... 5 Visie wonen en werken in de gemeente Heerde tot 2015 .......................................... 5 Welstandsnota Heerde ............................................................................................... 6 Ontwikkelingsvisie Apeldoorns Kanaal ....................................................................... 6 Ontwikkelingsvisie Klapperdijk.................................................................................... 7 Beleidsnotitie paardenbakken in de gemeente Heerde.............................................. 7
Onderzoek 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6. 3.7. 3.8. 3.9. 3.10. 3.11.
4.
Algemeen.................................................................................................................... 1 De bij het plan horende stukken ................................................................................. 2 Leeswijzer ................................................................................................................... 2
Beleidskader 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5. 2.5.1. 2.5.2. 2.5.3. 2.5.4. 2.5.5.
1
20
Algemeen.................................................................................................................. 20 Nadere toelichting op de voorschriften ..................................................................... 20
6.
Uitvoerbaarheid
26
7.
Inspraak en overleg
27
7.1. 7.2. 7.3.
Inspraak .................................................................................................................... 27 Overleg ex artikel 10 Bro ’85 .................................................................................... 39 Ambtshalve wijzigingen............................................................................................. 45
1. 1.1.
Inleiding Algemeen
De gemeente Heerde is voornemens om alle vigerende bestemmingsplannen voor het stedelijke gebied binnen haar grenzen te actualiseren. Het voorliggende plan is het eerste bestemmingsplan in dit traject en betreft een actualisering van (het grootste deel van) de bestemmingsplannen voor de kern Wapenveld. Dit bestemmingsplan "Wapenveld-Dorp" gaat als het onherroepelijk is geworden de ter plekke vigerende bestemmingsplannen vervangen. De plannen die (deels) worden vervangen zijn: ♦ "Wapenveld-Dorp", vastgesteld 31-08-1981 en goedgekeurd 11-10-1982. ♦ "Wapenveld-Zuid", vastgesteld 27-08-1973 en goedgekeurd 30-09-1974. ♦ "Wapenveld-Zuid" Veldzijde, vastgesteld 20-02-1984 en goedgekeurd 14-02-1985. ♦ "Revelingseweg", vastgesteld 29-06-1992 en goedgekeurd 12-02-1993. ♦ "Agrarisch Gebied", vastgesteld 23-10-1989 en goedgekeurd 11-05-1990. ♦ "De Ossenkamp", vastgesteld 21-03-2005 en goedgekeurd 25-10-2005. De aanleiding om de vigerende plannen te actualiseren is gelegen in het feit dat ze tientallen jaren geleden opgesteld zijn en daardoor sterk verouderd zijn. Het is dringend gewenst om het kaartbeeld weer kloppend te maken met de feitelijke situatie en de voorschriften aan te passen aan de huidige inzichten van rijk, provincie en gemeente. De Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) geeft immers aan dat een bestemmingsplan om de tien jaar moet worden herzien en dat is dus op een groot deel van de hierboven aangegeven bestemmingsplannen van toepassing. De verplichting is overigens niet gesanctioneerd waardoor er geenszins sprake is van aantasting van de juridische status van een plan bij overschrijding van deze termijn. Daarnaast zijn die bestemmingsplannen door vele (partiële) aanpassingen en herzieningen grotendeels uiteengevallen waardoor de samenhang van die plannen niet altijd meer goed kan worden overzien. De meest recente, planmatige, uitbreiding van Wapenveld (De Ossenkamp) is in het onderhavige plan meegenomen. Ook de inbreidingslocatie Veldzijde aan de Merelweg maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan. De planologische procedures voor deze gebieden zijn volledig doorlopen. Het voorliggende plan betreft naast het centrum van Wapenveld, dat wordt gevormd door winkelvoorzieningen aan de Klapperdijk, voornamelijk gebieden die grotendeels in gebruik zijn als woongebied. Tevens maakt het gebied Bruggenhoek - ten zuidoosten van de kern gelegen deel uit van het plangebied. Verspreid zijn maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Her en der bevinden zich enkele kleinschalige bedrijven. De huidige situatie is geïnventariseerd en is bij de opstelling van dit bestemmingsplan als uitgangspunt gehanteerd. Er worden dus geen nieuwe woningbouwlocaties mogelijk gemaakt. Wel wordt op onderdelen meer ruimte geboden voor het uitbreiden van woningen en het versterken van functies in het centrum, waarbij als randvoorwaarde geldt dat de ruimtelijke kwaliteit hierdoor niet mag worden aangetast. In de planbeschrijving (hoofdstuk 4) zal hier uitvoeriger op worden ingegaan. Zie voor de ligging van het plangebied afbeelding 1.
1
1.2.
De bij het plan horende stukken
Het bestemmingsplan "Wapenveld-Dorp" bestaat uit de volgende stukken: ♦ plankaart, schaal 1:1.000 bestaande uit 3 kaartbladen en een losbladige verklaring (tek. nr. HE0147AA); ♦ voorschriften. Op de plankaart zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden en opstallen aangegeven. Bij de kaart is tevens een bijbehorende verklaring opgenomen. In de voorschriften zijn regels gesteld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de uitkomsten van het onderzoek en de beschrijving van de planopzet, waaronder begrepen een uiteenzetting over de juridisch-technische aspecten, zijn vermeld. Te zijner tijd zal de toelichting nog worden aangevuld met het verslag van de inspraak en gevoerde overleg ex artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (Bro '85).
1.3.
Leeswijzer
De verdere indeling van deze toelichting is als volgt. Hoofdstuk 2 bevat een beknopte samenvatting van het beleidskader, voor zover dat voor het voorliggende plan van belang wordt geacht. Verder wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op de relevante onderzoeksaspecten. De planbeschrijving is opgenomen in hoofdstuk 4 en in hoofdstuk 5 zal nadere aandacht worden besteed aan de juridisch-technische aspecten van de regelgeving. Een beschouwing over de uitvoerbaarheid en de resultaten van de inspraak en het gevoerde overleg, neergelegd in respectievelijk hoofdstuk 6 en 7, sluiten deze toelichting af.
2
2. 2.1.
Beleidskader Algemeen
Het nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening, alsmede in de verschillende streekplannen. Een "doorzetting" van dit beleid vindt plaats in de verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Heerde is dit het geval. Het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is echter veelal van een andere schaal dan de schaal waarop een bestemmingsplan wordt opgesteld. Zeker daar waar het een plan betreft dat conserverend van aard is, zoals het voorliggende. Om die reden wordt slechts beknopt het beleid op rijksniveau toegelicht. Meer uitvoerig zal worden ingegaan op het Streekplan Gelderland, het regionaal beleid en het gemeentelijk beleid.
2.2.
Rijksbeleid
Nota Ruimte De Nota Ruimte is een strategische nota op hoofdlijnen waarin het nationaal ruimtelijk beleid en de bijbehorende doelstellingen tot 2020 (met een doorkijk naar de periode 2020-2030) zijn opgenomen. Hoofddoel is het scheppen van ruimte voor de ruimtevragende functies met als (sub)doel de bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland. Naast deregulering en decentralisatie hanteert de Nota ontwikkelingsplanologie en uitvoeringsgerichtheid. Het rijk mengt zich niet in kwesties op microniveau maar stuurt op hoofdlijnen. Het motto is, "Decentraal wat kan, centraal wat moet". De verantwoordelijkheid voor de inrichting van het ruimtelijk gebied wordt neergelegd bij decentrale overheden. Basiskwaliteit buiten de stedelijke netwerken Het kabinet streeft buiten de stedelijke netwerken naar basiskwaliteit en bereikbaarheid voor steden en dorpen. In steden en dorpen wordt het draagvlak voor voorzieningen ondersteund. Het rijk beperkt zich tot het aangeven van kaders en normen. Uitgangspunt is dat iedere gemeente voldoende ruimte wordt geboden om te voorzien in de natuurlijke bevolkingsaanwas. Dat geldt ook voor meer landelijke gebieden. Behalve voor de eigen bevolkingsaanwas biedt de Nota Ruimte iedere gemeente ook voldoende ruimte voor de lokaal georiënteerde bedrijvigheid. Het is de bedoeling dat nieuwe bebouwing grotendeels geconcentreerd tot stand komt, dat wil zeggen in bestaand bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande bebouwde gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. De ruimte die in het bestaand stedelijk gebied aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden gebruikt. Revitalisering, herstructurering en transformatie van woon- en werkgebieden (waaronder soms ook bedrijfsverplaatsing) is cruciaal om de ruimtelijke doelen van het kabinet te halen. Het rijk stimuleert herstructurering en transformatie van zowel (verouderde) wijken als bedrijventerreinen. Het is voor het rijk belangrijk dat betrokken overheden voldoende ruimte reserveren voor groengebieden en andere recreatiemogelijkheden om de stad en dat recreatieve landschappen ontstaan en/of behouden blijven.
3
2.3.
Provinciaal beleid
Streekplan Gelderland 2005 Op 20 september 2005 is het Streekplan Gelderland 2005 in werking getreden. In dat streekplan wordt het motto van de Nota Ruimte "decentraal wat kan, centraal wat moet" vertaald naar het provinciale niveau "lokaal wat kan, provinciaal wat moet". Het streekplan kent een selectieve beleidsinzet op die zaken die van provinciaal belang zijn. Daarbij hoort een grotere beleidsvrijheid en eigen verantwoordelijkheid voor gemeenten voor die zaken die van lokaal belang zijn. Het streekplan kent het onderscheid tussen de provinciale hoofdstructuur en het multifunctionele gebied. Voor het multifunctionele gebied geldt in het algemeen dat dit het domein is van de samenwerkende gemeenten en dat dit gebied een beperkte bemoeienis van de provincie kent. Ingevolge de bij het Streekplan behorende Beleidskaart ruimtelijke structuur valt het bestemmingsplangebied Wapenveld-Dorp in het multifunctionele gebied en zijn de gronden aangeduid als bebouwd gebied 2000. Op deze kaart is tevens het Apeldoorns kanaal en aangrenzende gronden aangegeven als ecologische verbindingszone. Door deze zones neemt de versnippering van de natuur af en ontstaan er meer migratiemogelijkheden voor plant- en diersoorten. Aangezien het gaat om smalle zones met een strategische ligging, is voor de realisering van de verbindingszones specifiek ruimtelijk beleid aan de orde. Ingevolge de Compositiekaart Regio Noord-Veluwe is Wapenveld aangeduid als 'overige kern' en maakt het plangebied deel uit van "Overige gebieden". In het Streekplan wordt vastgesteld dat het regionale netwerk van de Noord-Veluwe bestaat uit grotere dorpen en kleine historische steden met een goed voorzieningenniveau en een levendige lokale economie. Het netwerk draagt bij aan een aantrekkelijk toeristisch-recreatief product. Op de Beschermingskaart zijn LF's (lange afstand fietsroutes) opgenomen die onderdeel vormen van een landelijk routenetwerk. Ook door Wapenveld loopt een dergelijke fietsroute over het voormalig spoortrace tussen Apeldoorn en Hattemerbroek. Vanwege het grote belang van de LF's voor de toeristisch-recreatieve belevingswaarde van Gelderland zijn ze planologisch beschermd en dienen ze op adequate wijze in bestemmingsplannen opgenomen te worden. In het onderhavige bestemmingsplan is de fietsroute door Wapenveld aangeduid op de plankaart. Streekplanuitwerking Zoekzones Op 12 december 2006 hebben Gedeputeerde Staten (GS) van Gelderland de Streekplanuitwerking ‘zoekzones voor stedelijke functies en landschappelijke versterking’ vastgesteld. Het is een uitwerking van het nieuwe streekplan dat in 2005 door Provinciale Staten is vastgesteld. In deze streekplanuitwerking worden regionale zoekzones voor stedelijke functies en landschappelijke versterking aangegeven. Voor de 'stedelijke' zoekzone moet gedacht worden aan gebieden ten behoeve van het wonen (huizen), werken (bedrijventerreinen) en voorzieningen (scholen, kerken, sportvelden en dergelijke). Voor de 'landschappelijke' zoekzone gaat het om gebieden waar het landschap moet worden versterkt en waar op beperkte schaal woningen mogen worden gebouwd. 4
Ten zuiden van het onderhavige plangebied is een zoekzone landschappelijke versterking aangegeven. Ten noordoosten een zoekzone wonen. In het plangebied zijn geen zoekzones aanwezig. Het is aan de regio en de gemeente om in de zoekzones concrete ontwikkelingen te accommoderen. Met deze streekplanuitwerking wil de provincie voorzien in de ruimtebehoefte voor de komende jaren (tot 2015).
2.4.
Regionaal beleid
Regionale structuurvisie In de Regionale structuurvisie Noord-Veluwe hebben de samenwerkende gemeenten als hoofddoelstelling geformuleerd "zorg dragen voor leefbare gemeenschappen in een hoogwaardige omgeving, waarbij natuur en landschap en leefbaarheid vanuit wederzijds respect met elkaar in evenwicht zijn." De Regio heeft sturingswensen opgesteld die - met het oog op het willen bereiken van de doelstelling - de komende jaren veel aandacht zullen vragen. Een daarvan is de wens tot oplossing van het spanningsveld op de woningmarkt, dit opdat er ruimte is voor met name jongeren en ouderen. De Regio heeft zoekzones vastgesteld voor stedelijke functies en landschappelijke versterking voor de periode 2005-2015. De provincie heeft zoekzones vastgelegd in een uitwerking van het streekplan. Zie ook paragraaf 2.3. Uitgangspunt van het Gelders kwalitatief woonbeleid is dat de in regio samenwerkende gemeenten voorzien in een aanbod aan woningen, dat past bij de geconstateerde regionale kwalitatieve behoefte zoals vastgelegd in het Kwalitatief Woonprogramma (KWP).
2.5.
Gemeentelijk beleid
2.5.1. Visie wonen en werken in de gemeente Heerde tot 2015 Op 27 juni is de gemeentelijke Visie wonen en werken door de gemeenteraad vastgesteld. In deze visie zijn naast de potentiële uitbreidingsgebieden (wonen en werken) van de gemeente Heerde tevens inbreidingslocaties (wonen) aangegeven. Centrumgebied In het centrumgebied kan door middel van nieuwbouw en/of functieverandering of bedrijfsbeeindiging ruimte gevonden worden voor inbreiding. Gezien de hoge dynamiek in centrumgebieden is op voorhand niet eenduidig aan te geven welke (deel-)locaties in welke periode ontwikkeld zouden kunnen worden. De gemeente wil een stimulerende en voorwaardenscheppende rol spelen bij particuliere initiatieven. Er zal een visie worden opgesteld voor de Klapperdijk, waarmee richting kan worden aangegeven en sturend kan worden opgetreden met betrekking tot particuliere bouwinitiatieven aan de Klapperdijk. Om het voorzieningenniveau van Wapenveld in stand te houden zal naast ruimte voor woningbouw ook ruimte voor maatschappelijke en centrumvoorzieningen moeten worden gevonden.
5
Woongebied In de visie wordt gesteld dat Wapenveld in het algemeen (zeer) dicht is bebouwd. De weinige groengebieden die er zijn, vervullen een duidelijke maatschappelijke functie (en komen niet voor bebouwing in aanmerking). Naar verwachting zullen ook de aanwezige scholen de komende jaren gehandhaafd worden. Nieuwe bouwlocaties kunnen vrijwel uitsluitend worden gecreëerd door herstructurering. Incidenteel kan in Wapenveld nog enige verdichting plaatsvinden. Gevolgen voor het onderhavige plan Het onderhavige bestemmingsplan betreft het meest bebouwde deel van de kern Wapenveld en is gericht op het actualiseren van de verouderde bestemmingsplannen. Het heeft niet direct als doel om woningbouw binnen de plangrenzen mogelijk te maken. Wel kunnen in een later stadium plannen worden gemaakt voor gebieden waar meer ontwikkelingen - in de vorm van inbreiding - zullen plaatsvinden. Daarnaast is vanwege de gewenste dynamiek en verruiming van de mogelijkheden in het centrum in het onderhavige plan een regeling opgenomen die hieraan tegemoet komt. In de planbeschrijving (hoofdstuk 4) zal dit verder worden toegelicht.
2.5.2. Welstandsnota Heerde Vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijke gebouwde omgeving dient te behartigen, wordt welstandsbeleid opgesteld. De verschijningsvorm van een bouwwerk is geen zaak van de eigenaar alleen; elke voorbijganger wordt ermee geconfronteerd. De gemeente Heerde heeft het ontwikkelde welstandsbeleid beschreven in de Welstandsnota Heerde, welke in 2004 is vastgesteld. Er zijn zowel gebiedsgerichte als algemene welstandscriteria geformuleerd. Opgemerkt wordt dat het overgrote deel van het voorliggende plangebied welstandsvrij is. Uitzonderingen zijn het centrum en de monumenten. Het centrum van Wapenveld is in de Welstandsnota aangewezen als gebied waarvoor welstandsniveau 2 (reguliere toetsing) geldt. Het betreft het gebied dat is gelegen vanaf de (westzijde van de) rotonde aan de Groteweg, de Klapperdijk en de Stationsweg en de Kerkstraat tot aan de bocht Weverweg. Het beleid richt zich op het behouden van variatie binnen het straatbeeld van het historisch dorpsgebied en waar nodig op het versterken van de ruimtelijke karakteristiek (losse opstelling van de bebouwing). Van belang is ook het karakter van individuele panden. Tevens is in het plangebied een rijksmonument aanwezig aan de Kanaaldijk 46, 47. Het betreft een molenromp met pakhuis en aanbouw. Rijksmonumenten genieten bescherming in het kader van de Monumentenwet, maar in de Welstandsnota is tevens de omgeving van monumenten (en markante panden) in de gemeente Heerde beschermd. In de nota is bepaald dat bebouwing binnen een straal van 75 meter van monumenten en markante panden op geen enkele manier afbreuk mag doen aan de uitstraling en het historische beeld. Op de plankaart is het rijksmonument aangeduid.
2.5.3. Ontwikkelingsvisie Apeldoorns Kanaal Door de gemeentes die langs het, cultuurhistorisch waardevolle, Apeldoorns Kanaal gesitueerd zijn, is een ontwikkelingsvisie opgesteld met als doel de potenties van het kanaal optimaal te benutten. Eén van de thema's betreft het versterken van de recreatieve functie en het wonen en
6
werken aan het kanaal, waarbij op een aantal locaties langs het kanaal nieuwe woonmilieus ontwikkeld kunnen worden. Vooralsnog heeft de visie geen directe gevolgen voor de inhoud van het onderhavige plan.
2.5.4. Ontwikkelingsvisie Klapperdijk Diverse ontwikkelingen aan de zuidzijde van de Klapperdijk te Wapenveld zijn aanleiding geweest voor de gemeente Heerde een ontwikkelingsvisie voor de Klapperdijk te laten opstellen. De visie voor de Klapperdijk is specifiek gericht op vijf potentiële ontwikkelingslocaties langs de Klapperdijk in relatie tot hun omgeving en geeft het kader weer waarbinnen ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. In aanvulling op de visie wordt door middel van het onderhavige bestemmingsplan mogelijk gemaakt dat woningen in het kernwinkelgebied tevens kunnen worden gewijzigd naar de bestemming "CENTRUM".
2.5.5. Beleidsnotitie paardenbakken in de gemeente Heerde Om wildgroei te voorkomen zijn beleidsregels opgesteld die de burgers de mogelijkheid geven om op een legale manier een paardenbak aan te leggen. Rekening moet worden gehouden met de inpassing in het landschap en tevens moet overlast richting derden worden voorkomen. Paardenbakken in de gemeente Heerde zijn momenteel alleen toegestaan bij agrarische bedrijfscomplexen. Door het opstellen van beleidsregels in de genoemde notitie, die overigens als voorschriften zijn opgenomen in de het voorliggende bestemmingsplan, kan het aanleggen van een paardenbak ook bij een woonbestemming worden gereguleerd. Wordt er niets geregeld dan zal de aanleg van paardenbakken ‘vogelvrij zijn’. Doel van de beleidsnotitie paardenbakken is: ♦ Het opstellen van een toetsingskader ruimtelijke ordening waardoor op een uniforme wijze getoetst kan worden en voorschriften voor een bestemmingsplan geformuleerd kunnen worden; ♦ Bij het uitvoeren van toezicht en handhaving geeft het toetsingskader de randvoorwaarden aan, waaraan een paardenbak dient te voldoen. Het toetsingskader geeft de randvoorwaarden waaronder het aanleggen en gebruiken van een paardenbak is toegestaan. Op 5 februari 2007 is de beleidsnotitie door de gemeenteraad vastgesteld.
7
3. 3.1.
Onderzoek Algemeen
Conform artikel 9 Bro '85 dienen burgemeester en wethouders ten behoeve van de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling een onderzoek in te stellen naar de mogelijke en wenselijke ontwikkelingen van het gebied. Dit onderzoek dient mede betrekking te hebben op de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de opstelling van het voorliggende bestemmingsplan is er in principe van uit gegaan dat de situatie, zoals die zich tot op het heden heeft ontwikkeld en als zodanig manifesteert, in zijn algemeenheid als een gegeven wordt geaccepteerd. Dit betekent dat een uitgebreid onderzoek zoals genoemd in artikel 9 Bro '85 achterwege kan blijven. Wél zal in de volgende hoofdstukken aandacht worden gegeven aan demografische aspecten, de bestaande ruimtelijke en functionele structuur en aan aspecten die van invloed zijn op het (woon-)milieu.
3.2.
Ontwikkeling inwonersaantal en woningvoorraad
In het begin van de jaren negentig kende Wapenveld en directe omgeving een inwonertal van 5.940 personen die in 2.015 woningen gehuisvest waren. Dat kwam neer op een gemiddelde woningbezetting van 2,95 wat hoger was dan het gemeentelijk gemiddelde. In de daaropvolgende jaren daalde het aantal inwoners enigszins tot 5.846 per 01-01-1995, terwijl de woningvoorraad met 47 woning groeide tot 2.062 woningen. De gemiddelde woningbezetting daalde dan ook tot 2,84 per 01-01-1995 en was daarmee nog steeds hoger dan het gemeentelijk gemiddelde. In de tweede helft van de jaren negentig is het aantal inwoners nog verder afgenomen en omvatte per 01-01-2000 dan ook 5.741 personen. De woningvoorraad was met maar 14 woningen toegenomen en bestond derhalve per 01-01-2000 uit 2.076 woningen. Als gevolg hiervan daalde de gemiddelde woningbezetting verder naar 2,77. Inmiddels zijn de telgebieden van de gemeente Heerde enigszins aangepast waardoor de vergelijkbaarheid met de jaren negentig verloren is gegaan. Per 01-01-2004 bedroeg het aantal inwoners 6.201 en bestond de woningvoorraad uit 2.129 woningen, als gevolg waarvan de gemiddelde woningbezetting weer is toegenomen tot 2,91. Op het gebied van volkshuisvesting en woningbouwprogrammering is de laatste tijd een omschakeling op gang gekomen van minder accent op de kwantiteit naar meer accent op kwaliteit en betere aansluiting op de woonwensen van de doelgroepen. Daarnaast is er meer aandacht voor het versterken van de samenhang tussen de aspecten Wonen, Welzijn en Zorg. In de gemeente Heerde heeft dat er toe geleid dat er processen op gang zijn gebracht die doorwerken in het woningaanbod, met name ook voor de doelgroep senioren. Door het aanbieden van wonen in combinatie met verschillende soorten van "zorg" is er binnen de gemeente - en ook binnen Wapenveld - een gevarieerder aanbod ontstaan in dit segment van de woningmarkt. Binnen het onderhavige plangebied is een aantal gebieden gelegen, waar recent een combinatie van wonen en zorg is gerealiseerd.
3.3.
Ruimtelijke structuur
Wapenveld is het meest noordelijk gelegen dorp in de gemeente Heerde. Direct ten westen van de kern begint het Veluwemassief (hoog) en ten oosten ervan zijn de uiterwaarden en het poldergebied van de IJsselvallei (laag) gelegen. Wapenveld is voornamelijk gegroeid tussen de
8
dorpenweg Apeldoorn-Hattem (de Groteweg) en het Apeldoorns Kanaal en dankt zijn bestaan voor een groot deel aan het ontstaan van enkele grote industrieën die noordelijker zijn gelegen. Hiervan was de Berghuizer papierfabriek (thans StoraEnzo) de meest belangrijke. Vooral na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde Wapenveld zich als een woondorp, waarbij de woonbebouwing voornamelijk in zuidelijke richting uitbreidde. Inmiddels reikt de dichte woonbebouwing tot aan de Flessenbergerweg en is ook ten oosten van het Apeldoorns Kanaal - het gebied ten noorden en ten zuiden van de Revelingseweg - sprake van een verstedelijkte structuur. Naast de Groteweg en het Apeldoorns Kanaal is de voormalige spoorlijn het derde kenmerkende element in de structuur van Wapenveld, dat tevens noord-zuid georiënteerd is. Het voormalige spoortracé is nu ingericht als (recreatief) fietspad en maakt onderdeel uit van een landelijk netwerk.
3.4.
Functionele structuur
Op afbeelding 2 zijn de verschillende in het plangebied aanwezige functies weergegeven. In het plangebied overheerst de woonfunctie, maar er komen ook diverse andere functies voor. Een belangrijk deel van de (winkel)voorzieningen is geconcentreerd aan de Klapperdijk, het centrum van Wapenveld. Ten noorden van deze belangrijke straat, namelijk aan de W.H. v.d. Pollstraat, zijn een sporthal en tennisbanen gelegen. Ook langs de Groteweg en het fietspad is er meer diversiteit in functies aanwezig. In dit gebied bevinden zich het (stations-)park, het verzorgingshuis Rehoboth, de begraafplaats, het dorpshuis en de bibliotheek, een horecagelegenheid, de bouwmarkt en twee garagebedrijven. Naast het genoemde park en de beplanting in de straatprofielen zijn er weinig grootschalige groengebieden in het dorp. Aan de Nachtegaalweg is wel een grote speelvoorziening aanwezig. Verspreid in het plangebied zijn basisscholen, kerken en medische voorzieningen aanwezig.
3.5.
Milieuaspecten
Omdat verschillende milieuaspecten invloed kunnen hebben op de mogelijkheden en wenselijkheden voor de inrichting van een gebied, dient het onderzoek ex artikel 9 Bro '85 ook hieraan aandacht te besteden. Gelet op het feit, dat het voorliggende plan beperkte ontwikkelingsmogelijkheden biedt, maar gericht is op een (flexibel) beheer van de bestaande situatie, is het onderzoek naar de milieuhygiënische aspecten vrij beperkt gebleven. Relatie bedrijfsactiviteiten - gevoelige functies Het onderhavige gebied heeft hoofdzakelijk een woonfunctie. In het plangebied bevinden zich geen milieuhinderlijke bedrijven welke een ongewenste invloed hebben op de woonbebouwing. Wat de aard en de toe te laten bedrijvigheid in een woongebied betreft, wordt uitgegaan van licht milieubelastende bedrijfsactiviteiten. De juridische regeling is zodanig opgesteld, dat in het plangebied geen bedrijvigheid wordt toegestaan die niet past in de directe nabijheid van woningen.
9
Ten noorden van het plangebied aan de Zevenakkersweg 4 is het bedrijf Akzo Nobel Coatings gevestigd. Op basis van de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering"1 is dit een categorie 4 bedrijf, waarbij in een nieuwe situatie in beginsel de aan te houden afstand ten opzichte van gevoelige functies 200 meter (ten aanzien van geluid) en 30 meter (ten aanzien van stof) bedraagt. Het bedrijf is reeds vele jaren in Wapenveld gevestigd en heeft een (zeer actuele) milieuvergunning, waarin voorschriften zijn opgenomen die ervoor zorgen dat milieugevolgen zoveel mogelijk beperkt blijven. Akzo heeft bepaalde inspanningsverplichtingen. Met betrekking tot geluid moet Akzo geluidsreducerende maatregelen nemen. Vervolgens dienen ze door middel van akoestisch onderzoek aan te tonen dat op de verschillende meetpunten voldaan wordt aan de geluidsniveaus die in de voorschriften van de vergunning staan. Er is dus sprake van maatwerk, zodat overlast voor de omgeving wordt voorkomen. Ten aanzien van het aspect geur in relatie tot het bedrijf (gelet op de V.O.S.-emissie) zijn geurverspreidingsberekeningen uitgevoerd. De uitkomsten van de berekening geven aan dat voor het aspect geur Akzo geen belemmering vormt voor de omliggende woningbouw. Zelfs bij geurdrempels, die tienmaal lager liggen dan de gemiddelde literatuurwaarden strekt de zogenaamde 1/98-geurcontour niet tot aan de omliggende nieuwbouwlocatie voor woningen. Recent (d.d. 1-5-2003) heeft er een actualisatie van het geurverspreidingsonderzoek plaatsgevonden (rapport HRD 12-153). De nieuwe berekening is gebaseerd op meer data voor geurdrempels, waarbij ook recentere geurdrempels zijn gebruikt. Hieruit blijkt wederom dat het aspect geur geen enkele belemmering vormt voor de omgeving. Voor wat betreft het aspect veiligheid ten aanzien van het voorliggende plan wordt verwezen naar paragraaf 3.7. Externe veiligheid. Geluid De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan dan ook aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid". Met betrekking tot geluid veroorzaakt door het wegverkeer is in deze wet de verplichting opgenomen tot het verrichten van onderzoek naar de geluidsbelasting op de gevels van (nieuw geprojecteerde) woningen en andere geluidsgevoelige objecten. De verplichting tot het verrichten van een onderzoek geldt niet indien: het een woonerf betreft; ♦ een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt; ♦ uit een geluidsniveaukaart blijkt dat de geluidsbelasting op 10 meter uit de as van de meest nabijgelegen rijstrook 50 dB(A) of minder bedraagt. ♦
De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek in relatie tot het opstellen van een bestemmingsplan geldt evenmin indien in dat bestemmingsplan geen mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige objecten (artikel 76, lid 4 Wgh), zoals in het onderhavige plan het geval is. Overigens heeft de gemeente
1
VNG, 's-Gravenhage, 1999.
10
Heerde wel een Geluidsniveaukaart laten opstellen, welke inzicht geeft in de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer. Bodemonderzoek Omdat het plangebied voor het overgrote deel van consoliderende aard is, is het niet nodig om uitvoerig en grootschalig bodemonderzoek te verrichten. Bij eventuele nieuwe ontwikkelingen (in het centrumgebied bijvoorbeeld), waarbij eventueel voor bodemverontreiniging gevoelige bestemmingen worden gerealiseerd, zal in het kader van de bouwvergunning bodemonderzoek worden verlangd. Straalpad Het plangebied ligt voor een groot gedeelte in de zone van de straalverbinding ZwolleUgchelen. Voor de op de plankaart aangegeven zone geldt een maximale hoogte voor bebouwing en andere-bouwwerken van 33 meter.
3.6.
Waterparagraaf
Algemeen In de waterparagraaf, welke onderdeel moet zijn van het plan, wordt aangegeven óf en op welke wijze de waterhuishouding wordt beïnvloed en op welke wijze negatieve effecten worden voorkomen of gecompenseerd. Daarnaast bevat de waterparagraaf een (korte) weergave van het doorlopen proces (= watertoets) en het wateradvies van de waterbeheerder. Indien wordt afgeweken van het wateradvies moet hiervoor een motivatie worden afgegeven. Proces In het kader van het traject dat de gemeente Heerde is gestart om alle vigerende bestemmingsplannen voor het stedelijke gebied te actualiseren en te digitaliseren is een afsprakennotitie opgesteld, waarin het Waterschap Veluwe en de gemeente Heerde aangeven op welke wijze zij de watertoets willen doorlopen bij deze plannen. Het uitvoeren van de watertoets maakt immers onderdeel uit van het bestemmingsplan. Uitgangspunt is dat de actualisatie conserverend van aard is en niet gericht is op (grote) ontwikkelingen binnen de kern. Desalniettemin is van belang om het doel van het hedendaagse waterbeheer te benoemen, mede ook om op voorhand een kader te scheppen voor (her)ontwikkelingen die mogelijk op termijn gaan spelen in de meer conserverende plannen. Het navolgende kan als advies in dit kader worden beschouwd. Pre-advies Als uitgangspunten gelden de volgende principes. De kwantiteitstrits "vasthouden - bergen - afvoeren": Bij de ruimtelijke inrichting wordt rekening gehouden met de waterhuishoudkundige situatie. Vertrekpunt is dat de huidige situatie niet nadelig wordt beïnvloed.
11
De kwaliteitstrits "schoon houden - scheiden - schoon maken": Om eventuele verontreiniging van bodem, grond- en oppervlaktewater te voorkomen worden duurzame, niet-uitlogende bouwmaterialen en een milieuvriendelijk beheer en onderhoud toegepast. Concreet betekent dit: ♦ geen afvoer van hemelwater naar het riool, maar infiltratiemogelijkheden worden maximaal benut en verhard oppervlak zoveel mogelijk afgekoppeld; ♦ in principe geen directe afvoer van hemelwater naar oppervlaktewater; ♦ hemelwater zoveel als mogelijk binnen het plangebied vasthouden en/of bergen en dit tevens planologisch regelen; ♦ ophogen van het terrein indien onvoldoende ontwateringsdiepte aanwezig is; ♦ voorkomen van grondwateroverlast binnen en buiten het plangebied; ♦ geen toepassing van uitlogende bouwmaterialen. Wateradvies Het Waterschap Veluwe heeft in haar overlegreactie in het kader van artikel 10 Bro het volgende wateradvies gegeven. In het voorontwerpbestemmingsplan Wapenveld-Dorp wordt een goed beeld gegeven van het doorlopen watertoetsproces en de wijze waarop de relevante wateraspecten in het plan worden betrokken. De wijze waarop de watertoets is opgenomen in de systematiek om het bestemmingsplan Wapenveld-Dorp te actualiseren, kan naar de mening van Waterschap Veluwe zeer goed als voorbeeld dienen voor de actualisatie van de overige (stedelijke) gebieden.
3.7.
Externe veiligheid
We spreken van externe veiligheid als het gaat over veiligheid van bedrijven en bedrijfsmatige activiteiten voor hun omgeving en over de veiligheidsaspecten van het gebruik van transportinfrastructuur zoals wegen en buisleidingen. Het thema veiligheid heeft mede na de rampen in Enschede en Volendam extra aan betekenis gewonnen. Echter in de tot nog toe uitgevoerde onderzoeken is op zeer verschillende wijze met dit begrip omgegaan. Een en ander heeft er toe geleid dat op het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is opgesteld. Dit is in oktober 2004 in werking getreden. In de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen zijn tabellen opgenomen met afstanden die overeenkomen met de grens respectievelijk richtwaarde voor het plaatsgebonden risico. In de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico wordt een methodiek beschreven welke onderwerpen bij de verantwoording een rol moeten gaan spelen om een afweging te maken ten aanzien van het groepsrisico. Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is. Groepsrisico Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat tenminste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een 12
inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is. Bedrijven LPG-tankstation In het plangebied is aan de Groteweg 42 een lpg-tankstation aanwezig. In aansluiting op de vigerende milieuvergunning is in het bestemmingsplanvoorschrift een maximale doorzet van 1.000 m3 per jaar geregeld. In verband met het plaatsgebonden risico moeten bij de genoemde doorzet de volgende afstanden tot (beperkt) kwetsbare objecten in acht worden genomen: 3
LPG-tankstation met een doorzet tot 1.000 m / jaar -
vulpunt
.......................................................
45 meter
-
ondergronds reservoir ....................................
25 meter
-
afleverzuil .......................................................
15 meter
Op afbeelding 3 zijn de aan te houden afstanden weergegeven. Tevens is op de bestemmingsplankaart een lpg-zone met een straal van 45 meter aangegeven. Hierbij is bepaald dat op gronden voor zover gelegen binnen deze zone geen toename mag plaatsvinden van de woonbebouwing of van het aantal kwetsbare objecten en evenmin een vergroting van de kwetsbare objecten. Voor het groepsrisico worden de tot de inrichting behorende (beperkt) kwetsbare objecten als zodanig beschouwd1. Het invloedsgebied bedraagt 150 meter vanaf het vulpunt2. Zie afbeelding 3. Vanwege de aanwezigheid van bebouwing binnen de 45 meter-contour bedraagt de oriëntatiewaarde 16 personen per hectare3. Het invloedsgebied bedraagt 7,07 hectare4. De oriëntatiewaarde in het invloedsgebied bedraagt derhalve 113 personen5. Binnen dit gebied bevinden zich thans de volgende (beperkt) kwetsbare objecten: ♦ 23 woningen (ook gedeeltelijk binnen de contour gelegen woningen zijn meegeteld); ♦ 2 bedrijven met in totaal 4 bedrijfspanden (totale oppervlakte 1370 m2); ♦ 2 detailhandelsvestigingen (bebouwing die buiten de contour is gelegen is meegeteld). Binnen dit gebied bevinden zich verder park- en bosgebied, een bushalte, wegen, tuinen, erven en onbebouwde openbare ruimte. Deze functies zijn niet aan te merken als kwetsbare objecten. Uitgaande van een gemiddelde woningbezetting van 2,4 personen per woning6 bedraagt het aantal personen als gevolg van de aanwezige woningen 55. Uitgaande van een gemiddelde van 1 werkzaam persoon per 100 m2 bedrijfsgebouw7 bedraagt het aantal personen als gevolg van de aanwezige bedrijfsgebouwen 14. 1 2 3 4 5 6 7
Artikel 1 lid 2 Bevi. Bijlage 2, tabel 1 Regeling externe veiligheid inrichtingen. Zie de aangepaste tabel 17.1 van de Handreiking verantwoording groepsrisico. 2 3,14 x 150 m . 16 x 7,07 = 113,12. Zie hoofdstuk 16 Handreiking verantwoording groepsrisico. Zie hoofdstuk 16 Handreiking verantwoording groepsrisico.
13
Uitgaande van 1 werknemer (bezoeker) per 30 m2 b.v.o. winkels1 kan het aantal personen als gevolg van de aanwezige winkels op 28 worden gesteld. Omdat binnen het invloedsgebied geen sprake is van een uniforme dichtheid van personen is de verblijftijdentabel niet van toepassing. Op basis van de aanwezige functies en de nieuwe woningen moet derhalve worden uitgegaan van de aanwezigheid van 97 personen in het invloedsgebied. Dit getal ligt onder de oriëntatiewaarde van 113 personen. Er zijn geen redenen om een waarde onder de oriëntatiewaarde niet te accepteren. Het invloedsgebied is goed bereikbaar voor hulpdiensten en er is geen sprake van een concentratie van personen met verminderde zelfredzaamheid. Geconcludeerd wordt dat zowel het plaatsgebonden risico als het groepsrisico betreffende het lpg-tankstation acceptabel zijn. Akzo Nobel Coatings Ten noorden van het plangebied is het bedrijf Akzo Nobel Coatings gelegen, dat verven en plamuren maakt. Dit bedrijf valt vanwege de opslag van gevaarlijke stoffen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen en is aan te merken als een zogenaamde "categoriale inrichting". Opslagruimte CPR 15-2 Ten gevolge van de in de inrichting aanwezige CPR 15-2 opslagruimte is bepaald dat rekening moet worden gehouden met het plaatsgebonden risico voor omliggende kwetsbare objecten (PR 10ֿ6 per jaar). De afstand, gebaseerd op de PR 10-6 per jaar voor deze CPR 15-2 opslagruimte met een vloeroppervlakte van circa 425 m2 en voorzien van een Hi-ex installatie, bedraagt 20 meter2. Deze PR 10-6 blijft dus ruim binnen de grens van de inrichting en heeft daarom geen gevolgen voor het voorliggende plan. Voor de verantwoording ten aanzien van het groepsrisico is op basis van de grootte van de CPR 15-2 (425 m2) en het brandbestrijdingssysteem (Hi-ex installatie) het invloedsgebied bepaald. Het invloedsgebied bedraagt 90 meter. Binnen deze contour ligt gedeeltelijk 1 woning. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan het aantal personen dat binnen deze contour maximaal aanwezig mag zijn, te weten 300. Tevens wordt opgemerkt dat het bedrijf een eigen brandweer heeft. Geconcludeerd wordt dat zowel het plaatsgebonden risico als het groepsrisico betreffende het bedrijf Akzo Nobel Coatings acceptabel zijn. Tevens is buiten het plangebied aan de Kanaaldijk 52 Wagenvoort Vuurwerk B.V. gevestigd. Dit bedrijf voldoet aan de veiligheidsafstanden tot kwetsbare objecten die in acht moeten worden genomen.
1 2
Zie hoofdstuk 16 Handreiking verantwoording groepsrisico. Regeling externe veiligheid inrichtingen bijlage 1 tabel 3.
14
Aardgastransportleiding Er is in het gebied een aardgastransportleiding van 8 inches diameter aanwezig ter plekke van het voormalige spoorbaantracé. Op grond van deze diameter dient een minimale bebouwingsafstand van 4 meter te worden aangehouden. Deze zone is op de bestemmingsplankaarten aangegeven. Bij de RIVM is informatie ingewonnen ten aanzien van de aan te houden veiligheidsafstanden. Vermeld is dat de vaststelling van nieuwe veiligheidsafstanden nog niet volledig is afgerond. Op voorhand wordt (bij een 8 inch leiding, druk 40 bar wanddikte 5,5 mm) een afstand van 50 meter aangehouden (voor gebouwen tot 10 m hoog). Dit aspect is voornamelijk van belang bij nieuwe ontwikkelingen. Aangezien het onderhavige plan geen nieuwe woningbouwlocaties bevat wordt aan dit aspect verder geen aandacht besteed. Route gevaarlijke stoffen De routering gevaarlijke stoffen wordt sinds 1 augustus 1996 geregeld in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs). Als verplichte route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen kunnen daarvoor rijks-, provinciale en gemeentewegen worden aangewezen. Op basis van artikel 18 van deze wet is de gemeenteraad bevoegd wegen of weggedeelten aan te wijzen waarvoor een routeplicht geldt. Deze route dient echter aan te sluiten op die route, die in dat kader door het rijk en de provincie is vastgesteld. Binnen de plangrenzen komen geen routes gevaarlijke stoffen voor.
3.8.
Molenbeschermingszone
De molenbeschermingszone is als volgt te definiëren: de gehele omgeving van de molen, voor zover die omgeving van invloed is op het goed functioneren van de molen als maalwerktuig én als monument. Het gaat hierbij om twee aspecten. In de eerste plaats moet de molenomgeving zo zijn ingericht dat de molen voldoende windtoevoer en -afvoer heeft. In de tweede plaats gaat het om de belevingswaarde van de molen, wat inhoudt dat de molen tegen de lucht moet afsteken en niet omringd moet zijn door bouwwerken die niet passen bij het monumentale karakter van de molen. Slechts een heel klein deel (het noordelijke puntje) van het plangebied valt binnen de 300 meter afstandscontour voor de molen. In dit gebiedje is geen hoog opgaande beplanting gelegen. De binnen deze contour gelegen woning heeft ten aanzien van de toelaatbare goot- en bouwhoogte maximale waarden toebedeeld gekregen die zijn afgestemd op de bepalingen ten aanzien van de molenbeschermingszone.
3.9.
Archeologie en cultuurhistorie
Archeologische waarden worden in toenemende mate in de planvorming betrokken. Een instrument hiervoor is de Archeologische Monumentenkaart (AMK), waarop de bekende en gewaardeerde vindplaatsen zijn aangegeven. In het plangebied zijn geen archeologische monumenten aanwezig. Complementair aan deze kaart is de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW). Op basis van deze kaart kan inzicht worden verkregen in de mate waarin archeologische resten in een gebied kunnen worden aangetroffen (zie afbeelding 4).
15
Voor een groot deel zijn de gronden van het voorliggende plan hierop aangemerkt als "niet gekarteerd". Een deel van de gronden langs de Groteweg en gronden in het plandeel Bruggenhoek zijn op de IKAW gebieden met de aanduiding "hoge verwachtingswaarde". Ook is in Bruggenhoek een deel van de gronden aangemerkt als "middelhoge verwachtingswaarde". Voor die gebieden is indachtig de vooroverlegreactie van de provincie Gelderland een dubbelbestemming ARCHEOLOGISCH WAARDEVOL GEBIED opgenomen, met daaraan onder meer gekoppeld een aanlegvergunningstelsel voor wat betreft ingrepen dieper dan 30 cm beneden het maaiveld. Reeds gesteld is dat sprake is van een conserverend plan zonder nieuwe bouwlocaties. De geboden uitbreidingsmogelijkheden hebben betrekking op een uitbreiding van reeds aanwezige bebouwing in verstedelijkt gebied met geroerde grond. Cultuurhistorie Zoals in hoofdstuk 2.5.2 Welstandsnota Heerde reeds is toegelicht, is in het plangebied sprake van een geregistreerd 'historisch waardevol bouwkundig object' aan de Kanaaldijk 46, 47. Het betreft een molenromp met pakhuis en aanbouw, welke is aangemerkt als rijksmonument en daardoor haar bescherming vindt in de Monumentenwet. Met het oog daarop is in het voorliggende bestemmingsplan volstaan met een aanduiding monument(rijks) en met een vermelding in de bijbehorende omschrijving in die zin dat de gronden mede zijn bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarde. In het plangebied is buiten dit rijksmonument geen waardevol geachte bebouwing aanwezig.
3.10. Ecologie De Flora- en faunawet regelt de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Met de inwerkingtreding van de Flora- en faunawet is een belangrijk deel van de doorwerking van de Vogel- en Habitatrichtlijn geregeld. Samen met de Natuurbeschermingswet heeft de Flora- en faunawet tot doel de Nederlandse natuur te beschermen. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren. Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. De Flora- en faunawet heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen. Aangezien het onderhavige bestemmingsplan een consoliderend plan betreft en er dus geen sprake is van ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben voor beschermde soorten, behoeft in het kader van dit bestemmingsplan geen nader onderzoek plaats te vinden. Ook de nabijheid van de speciale beschermingszone (sbz) "Veluwe" in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn is met betrekking tot het onderhavige bestemmingsplan een gegeven waaruit voor het plan geen directe consequenties vloeien. Het Apeldoorns Kanaal en aangrenzende gronden zijn in het Streekplan op de Beleidskaart ruimtelijke structuur aangegeven als ecologische verbindingszone. In het onderhavige plan worden alleen de bestaande functies vastgelegd. Het voorliggende plan heeft daarom geen consequenties voor de ecologische verbindingszone.
16
3.11. Luchtkwaliteit Luchtkwaliteit is een van de belangrijke pijlers voor een goede leefomgeving. In verband met het Besluit luchtkwaliteit is het noodzakelijk om de lokale luchtkwaliteit in beeld te brengen bij nieuwbouwplannen. De grenswaarden waaraan getoetst moet worden, zijn opgenomen in het Besluit luchtkwaliteit 2005. Wegverkeer is in dit verband een belangrijke verontreinigingsbron. In het kader van dit bestemmingsplan, afgezien van de autonome groei, zullen geen veranderingen optreden in de verkeersstructuur. Net buiten de grenzen van het plangebied bevindt zich een inrichting die geuroverlast en luchtverontreiniging zou kunnen veroorzaken, te weten Akzo Nobel Coatings BV. Het betreft echter een Wet milieubeheerplichtige inrichting, zodat de uitstoot van stoffen door deze inrichting gereguleerd wordt via de voorschriften, zoals die zijn verbonden aan Wet milieubeheervergunningen en algemene maatregelen van bestuur. Voor wat betreft de negatieve beïnvloeding van de luchtkwaliteit door wegverkeer kan worden opgemerkt dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor vaststelling van het onderhavige plan.
17
4. 4.1.
Planbeschrijving Algemeen
In dit hoofdstuk zal worden aangegeven op welke wijze de binnen alle plankaarten voorkomende functies, zoals die in het voorgaande aan de orde zijn geweest, in het bestemmingsplan zijn geregeld. In het algemeen kan worden gesteld dat het huidige gebruik van gronden en gebouwen de basis heeft gevormd voor de wijze waarop de bestemmingen zijn toegekend. Tevens zijn in het plan de in de loop der tijd vastgestelde (partiële) herzieningen, wijzigingen en vrijstellingen verwerkt en heeft opnieuw inventarisatie van het gebied plaatsgevonden, zodat sprake is van een geactualiseerd kaartbeeld. De voorliggende juridische regeling is afgestemd op de huidige functie en omvang, maar is er tevens op gericht om voor de bestaande functies mogelijkheden te bieden die qua schaal en karakter passend worden geacht in de ruimtelijke context. Concreet betekent dit dat het plan (in tegenstelling tot het vorige) bepaalde functieveranderingen of -uitbreidingen binnen eenzelfde bestemming toestaat en tevens in een verruiming van de bebouwingsmogelijkheden (zowel in hoogte als in oppervlakte) voorziet. Op deze wijze is een grote mate van flexibiliteit ingebouwd, zonder dat dit overigens ten koste gaat van de omgevingskwaliteit. In de volgende paragraaf wordt een beschrijving van de planopzet gegeven, waarna in hoofdstuk 5 meer gedetailleerd zal worden ingegaan op de juridische planvoorschriften.
4.2.
Woongebied
Ten aanzien van de binnen het plangebied aanwezige woningbouw is als uitgangspunt genomen dat er geen redenen aanwezig zijn om niet tot de toekenning van een positieve (woon-) bestemming over te gaan. Derhalve is aan iedere woning binnen het plangebied de bestemming WONEN toegekend. Bij de bestemming WONEN is bepaald dat (in de bouwstrook) zowel vrijstaande en halfvrijstaande woningen als rijenwoningen zijn toegestaan. Dit levert een maximale vrijheid op binnen de bouwstroken. Deze (lange) bouwstroken zijn voornamelijk aangegeven in het centrale woongebied, alwaar het stedenbouwkundig patroon rechtlijnig van opzet is. Voor de meer karakteristieke delen van het plangebied, zoals het historisch dorpsbeeld van het centrum (Klapperdijk) en het gebied Bruggenhoek (ter weerszijden van de Revelingseweg), is ter bescherming van het karakteristieke stedenbouwkundig patroon (losse elementen) aan de woningen een afzonderlijk bouwvlak toegekend. Hierbij wordt opgemerkt dat de afzonderlijke bouwvlakken, met name in het laatstgenoemde gebied, waar ruimtelijk mogelijk, zijn vergroot. Op de plankaarten zijn tevens de goothoogten binnen de bouwvlakken aangegeven. Gekozen is om in principe een goothoogte van 6 meter toe te staan (2 bouwlagen met een kap), omdat op de meeste plaatsen deze maatvoering acceptabel is. Ter behoud van de karakteristieke uitstraling van het centrumgebied - dat ook in de Welstandsnota wordt onderschreven - is in dit gebied de goothoogte aangegeven die in overeenstemming is met de huidige situatie (verspringend). Dit betekent dat de diversiteit in het centrum dit gebied gehandhaafd blijft. Daarnaast is voor het meer landelijk woongebied aan de Revelingseweg en omgeving gekozen om de huidige uitstraling van 1 bouwlaag met kap te handhaven. De toegestane goothoogte ten opzichte van de huidige situatie is wel verhoogd naar 4 meter.
18
Die delen van het woongebied die uit stedenbouwkundige overwegingen onbebouwd dienen te blijven - en welke als tuin of erf in gebruik (behoren) te zijn - zijn tot TUIN bestemd. Het betreft in vrijwel alle gevallen de voortuinen en soms ook de zijtuinen. De voor meergezinshuizen bestemde woningen (bestemming WONEN - WOONGEBOUW) zijn op de plankaart voorzien van een zogenaamd bouwvlak, waarbinnen het hoofdgebouw dient te worden gebouwd.
4.3.
Centrumgebied
De bestemming CENTRUM is toegekend aan de diverse winkels in het kernwinkelgebied, dat gezien wordt vanaf de Klapperdijk 18 tot en met 46. De bestemming CENTRUM biedt mogelijkheden voor de vestiging van detailhandel, kantoren, dienstverlenende bedrijven en maatschappelijke voorzieningen. Het handhaven van de woonfunctie binnen deze bestemming (op de verdieping) is daarbij vanzelfsprekend. Horeca (categorie I en II) is alleen met vrijstelling mogelijk. De woningen binnen het hierboven genoemde kernwinkelgebied zijn bestemd als WONEN, waarbij met een aanduiding (en een Romeins cijfer) gebiedjes zijn aangegeven waarvoor een wijzigingsbevoegdheid geldt. Deze gebieden kunnen (in de toekomst) een wijziging ondergaan naar de bestemming CENTRUM. Door middel van deze wijze van bestemmen wordt bereikt dat er: een functionele afbakening van het feitelijke centrumgebied ontstaat; een aantrekkelijk klimaat kan ontstaan voor voorzieningen die in het centrum thuishoren; er een aaneengesloten gebied kan ontstaan, waardoor het ruimtelijk beeld, de identiteit en leefbaarheid van het centrumgebied versterkt wordt; er de nodige flexibiliteit en dynamiek ontstaat met betrekking tot het situeren van de genoemde functies binnen het gebied met deze bestemming.
4.4.
Maatschappelijke doeleinden
Alle binnen het plangebied voorkomende kerken, scholen, sociaal-medische en sociaalculturele voorzieningen zijn bestemd als MAATSCHAPPELIJK. De bouwvlakken zijn zodanig aangegeven dat het gehele bouwvlak kan worden aangewend voor bebouwing. Vanuit die achtergrond zijn de betreffende bouwvlakgrenzen afgestemd op de ruimtelijke situaties. De begraafplaats is (separaat) bestemd als MAATSCHAPPELIJK - BEGRAAFPLAATS.
4.5.
Overige functies
Met betrekking tot de overige functies kan worden opgemerkt dat deze als zodanig zijn geaccepteerd. In veel gevallen heeft dit geleid tot een specifieke bestemming, die geen nadere motivering behoeft. Zo zijn in verschillende deelplangebieden gronden bestemd tot DETAILHANDEL, HORECA, BEDRIJF, SPORT, AGRARISCH, AGRARISCH - BOUWBLOK, GROEN, GROEN - PARK, WATER, VERKEER en dergelijke.
19
5. 5.1.
Toelichting op de voorschriften Algemeen
In deze paragraaf worden de van het bestemmingsplan deeluitmakende voorschriften -voor zover nodig geacht- van een nadere toelichting voorzien. De voorschriften geven inhoud aan de op de plankaart gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de voorschriften is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is. De bij dit plan behorende voorschriften zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten: I. Inleidende bepalingen. II. Bestemmingsbepalingen. III. Algemene bepalingen. IV. Overgangs- en slotbepalingen. In hoofdstuk I worden enkele in de voorschriften gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze dient te worden gemeten. In hoofdstuk II worden specifieke voorschriften gegeven voor de op de plankaart aangegeven bestemmingen en aanduidingen. De artikelen bestaan in elk geval uit een bestemmingsomschrijving en bouwvoorschriften. In beginsel is de bestemmingsomschrijving bepalend voor het gebruik (zowel in ruime als in enge zin) van de grond. Hoofdstuk III bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen. Hoofdstuk IV bevat de strafbepaling, de overgangsbepalingen en de slotbepaling.
5.2.
Nadere toelichting op de voorschriften
AGRARISCH - BOUWBLOK In dit voorschrift vindt het bouwblok van de bestaande agrarische bedrijvigheid haar regeling. Teneinde het perceel na beëindiging van de agrarische bedrijfsactiviteiten te kunnen bestemmen voor woondoeleinden is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. BEDRIJF Deze bestemming betreft locaties waar thans al sprake is van bedrijvigheid. Bedrijven als genoemd in de categorieën 1 en 2 van bijgevoegde bedrijvenlijst zijn toegestaan; dit betreft vrij "lichte" bedrijvigheid die in een gebied als het onderhavige in het algemeen toelaatbaar wordt geacht. Ook is het mogelijk om een bedrijf, dat niet is genoemd in de bedrijvenlijst dan wel dat voorkomt in een hogere categorie, toe te staan na vrijstelling. Hiertoe dient te worden nagegaan of het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de toegestane bedrijvigheid. 20
De in het plangebied gelegen verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn als zodanig aangeduid, evenals het vulpunt voor lpg. Teneinde het perceel na beëindiging van de bedrijfsactiviteiten te kunnen bestemmen voor woondoeleinden is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. CENTRUM In dit artikel is de bestemmingsregeling opgenomen voor het gebied dat als het kernwinkelgebied kan worden gekarakteriseerd. Uitgangspunt daarbij is geweest waarborgen te scheppen waarbinnen een goed functioneren van dit centrumgebied mogelijk is. Voor het goed functioneren dan wel het creëren van een vriendelijk vestigingsklimaat wordt het van belang geacht dat een onderlinge uitwisseling van functies mogelijk is. Voor gebouwen geldt dat bebouwing mogelijk is binnen het bouwvlak. Voor de woonfunctie binnen deze bestemming is uitgangspunt dat dit op de verdieping van de gebouwen plaatsvindt. Horecafuncties zijn slechts via vrijstelling mogelijk. DETAILHANDEL De buiten het kernwinkelgebied aanwezige winkels zijn als zodanig bestemd. De gezamenlijke oppervlakte aan aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en carport, ten behoeve van de woonfunctie mag ten hoogste 70 m2 bedragen. GROEN Deze bestemming laat onder andere groen- en speelvoorzieningen toe doch biedt ook mogelijkheden voor (ondergrondse) voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding. Het fietspad op het voormalige spoorbaantracé vindt regeling door middel van de aanduiding voet-/fietspad. GROEN - PARK In dit artikel worden de gebruiksmogelijkheden van het (stations)park geregeld. Het park is ook te gebruiken voor evenementen en manifestaties. Middels een aanduiding op de plankaart is aangegeven waar bebouwing voor een jongeren ontmoetingsplek kan worden gerealiseerd. Deze bestemming biedt tevens mogelijkheden voor (ondergrondse) voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding. HORECA Ingevolge de begripsbepaling is een discotheek uitgesloten. MAATSCHAPPELIJK Dit artikel regelt de bestemming van de gronden die thans in gebruik zijn ten behoeve van een aantal uiteenlopende, min of meer openbare functies op sociaal, medisch, cultureel en maatschappelijk gebied. Daar waar bebouwing bedrijfsmatig in gebruik is, is gekozen voor de aanduiding 'bedrijfsactiviteit''.
21
TUIN Op de gronden met deze bestemming mogen andere-bouwwerken met een hoogte van 1 meter worden gebouwd. Er is een speciale regeling voor carports en erkers (en dergelijke) opgenomen. VERKEER Binnen deze bestemmingen zijn ook voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, alsmede parkeer- en groenvoorzieningen realiseerbaar. WONEN Een woonhuis is een gebouw (hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd) dat slechts één woning omvat. Een woning is een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat krachtens aard en indeling geschikt en bestemd is voor de huisvesting van één huishouden. De aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen ook ten behoeve van de huisvesting van dat huishouden worden gebruikt. In een gebruiksbepaling wordt benadrukt dat vrijstaande bijgebouwen niet mogen worden gebruikt voor zelfstandige bewoning. In de bouwvoorschriften wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en andere-bouwwerken. Bij gebouwen wordt nader onderscheid gemaakt tussen enerzijds hoofdgebouwen (de woonhuizen) en anderzijds aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De vrijstaande zijde van een hoofdgebouw moet tenminste 3 meter uit de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd. Voor hoofdgebouwen geldt in beginsel een minimale breedte van 5 meter, een minimale dakhelling van 25o en een maximale hoogte van 11 meter. Afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, mogen worden gehandhaafd. Voor de termen "aanbouw, uitbouw en bijgebouw" is aansluiting gezocht bij het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken en hetgeen in de toelichting daarop is vermeld. Kort gezegd is een uitbouw een vergroting van een bestaande ruimte van het hoofdgebouw, een aanbouw een aan het hoofdgebouw toegevoegde ruimte en een bijgebouw een op zich zelf staand gebouw (al dan niet vrijstaand). Dit betekent dat (vrijstaande en aangebouwde) bijgebouwen niet rechtstreeks vanuit de woning toegankelijk mogen zijn, doch alleen buitenom, in tegenstelling tot aanbouwen, die wel vanuit de woning toegankelijk zijn. Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en carports mogen - met inachtneming van de voorgeschreven afstand tot de voorgevel en de zijdelingse perceelgrens - in het gehele bestemmingsvlak worden opgericht, dus zowel binnen als buiten het bouwvlak. Aan de gezamenlijke oppervlakte van de aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en carport is een maximum verbonden. In beginsel mag die gezamenlijke oppervlakte 50 m2 bij een in een rij aaneengebouwd woonhuis en 70 m2 bij een vrijstaand of halfvrijstaand woonhuis bedragen, echter de gezamenlijke oppervlakte mag niet groter zijn dan 50% van het achter de voorgevel gelegen bouwperceel. Door voor aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en carports een lagere maximale bouwhoogte op te nemen wordt getracht visueel onderscheid met de hoofdgebouwen te verkrijgen.
22
Voorts is met het oog op de na te streven beeldkwaliteit en stedenbouwkundige situering de mogelijkheid opgenomen dat burgemeester en wethouders nadere eisen stellen voor wat betreft de plaats en afmeting van de bebouwing. Voorts is voor bijgebouwen een speciale regeling opgenomen voor het agrarische hobbybedrijf, alsmede (via vrijstelling) een saneringsregeling. De aanvaardbaarheid van een eventueel gebruik van woonhuizen ten dienste van een aan-huis-gebonden bedrijf wordt beoordeeld in het kader van het gemeentelijk artikel 19, lid 3 WRO vrijstellingenbeleid. WONEN - WOONGEBOUW De voor appartementen aangewezen gronden zijn bestemd voor gebouwen die meerdere (geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen) woningen omvatten. De toegestane hoogte is op de plankaart aangeduid en in de voorschriften wordt ruimte geboden om middels vrijstelling de goot- en/of bouwhoogte te verhogen. De bebouwing moet binnen het bouwvlak worden gerealiseerd, voor bijgebouwen geldt een passende regeling. ARCHEOLOGISCH WAARDEVOL GEBIED In verband met (verwachte) archeologische waarden is voor een nader aangeduid gebied een dubbelbestemming opgenomen en is bepaald dat in beginsel een bouwverbod geldt en dat een aanlegvergunning is vereist voor ingrepen dieper dan 30 cm beneden het maaiveld. WATERSTAATSDOELEINDEN Deze bestemming betreft de gronden die primair van belang zijn voor waterkering en de afvoer van water en dergelijke. Omdat het een dubbelbestemming betreft zijn de gronden tevens bestemd voor een andere functie die, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de 'water'functie, toelaatbaar moet worden geacht. Molenbeschermingszone Een gedeelte van het plangebied valt nog binnen de beschermingszone van molen De Vlijt. Met het oog op het functioneren van die molen is een passende 'bouw- en groeiregeling' opgenomen. Anti-dubbeltelbepaling Deze bepaling is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat reeds bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.
23
Algemene gebruiksbepalingen Voor de redactie van de gebruiksbepaling is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming bepalend. In verband met het schrappen van het bordeelverbod is in lid b expliciet opgenomen dat onder strijdig gebruik in ieder geval wordt verstaan het gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Het feit dat een bijzondere gebruiksbepaling is opgenomen betekent niet dat met behulp van een a contrario-redenering ander gebruik toelaatbaar moet worden geacht. Het gebruik zal steeds moeten worden getoetst aan de doeleindenomschrijving in samenhang met de plankaart en de bouwvoorschriften. Het bepaalde in lid c (de "toverformule") is opgenomen met het oog op artikel 10, eerste lid, tweede volzin, van de WRO en constante jurisprudentie. Algemene vrijstellingsbevoegdheid In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders op basis van artikel 15 WRO een vrijstellingsbevoegdheid toegekend voor een aantal met name genoemde vrijstellingen. Indien de plankaart niet geheel blijkt overeen te stemmen met de werkelijke afmetingen in het terrein kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het plan teneinde afwijkingen op ondergeschikte punten mogelijk te maken. De bepaling geeft de voorwaarden aan waaronder een dergelijke vrijstelling kan worden verleend. Ook kleine afwijkingen (maximaal 10%) van de in de voorschriften opgenomen dan wel op de kaart aangegeven afmetingen kunnen met behulp van deze bepaling mogelijk worden gemaakt. Voorts is een vrijstellingsmogelijkheid opgenomen voor onderdelen van hoofdgebouwen en voor een aantal andere bouwwerken, waaronder (hoek)erkers. Het verlenen van vrijstelling mag geen automatisme zijn. Burgemeester en wethouders zullen het verlenen van vrijstelling moeten afwegen en motiveren conform het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht. Algemene wijzigingsbevoegdheid Voor een nader aangeduid gebied wordt met het oog op eventuele herinrichtingen en wenselijk geachte veranderingen de mogelijkheid geboden om met toepassing van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening de bestemming te wijzigen in de bestemming CENTRUM en/of VERKEER. Overgangsbepalingen Bouwwerken die op het tijdstip van de tervisielegging van het plan bestaan, in uitvoering zijn of mogen worden gebouwd krachtens een op dat moment reeds aangevraagde bouwvergunning mogen in beginsel gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn.
24
In het tweede lid is het gebruiksovergangsrecht opgenomen. Bestaand gebruik mag in beginsel worden gehandhaafd. Ook is een uitsluitingsclausule opgenomen voor gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
25
6.
Uitvoerbaarheid
Conform artikel 9 van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 dient onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan. Voor wat betreft de economische uitvoerbaarheid kan worden gesteld dat het hier een bestaande situatie betreft waaraan een planologische regeling is toegekend. Aan de realisatie van deze regeling zijn voor de gemeente geen kosten verbonden.
26
7. 7.1.
Inspraak en overleg Inspraak
Het voorontwerpbestemmingsplan "Wapenveld-Dorp" heeft vanaf woensdag 24 augustus 2005 gedurende een periode van zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Tijdens deze periode heeft een ieder zijn zienswijze omtrent het voorontwerp kenbaar kunnen maken. In deze periode zijn 25 inspraakreacties ingediend. Onderstaand zijn de reacties van personen/groepen samengevat weergegeven en voorzien van een gemeentelijke reactie. Tevens is aangegeven of de reactie aanleiding heeft gegeven het bestemmingsplan aan te passen. 1. A. van Egteren, Stationsweg 13, Wapenveld Samenvatting inspraakreactie De Stationsweg heeft in het geldende bestemmingsplan een ruime bestemming, die zowel winkels als woningen toestaat. In het voorontwerpbestemmingsplan hebben alleen de percelen met op dit moment een winkelfunctie de bestemming DETAILHANDEL gekregen. Bestaande woningen zijn als WONEN bestemd. Hierdoor verdwijnt de winkelfunctie definitief uit de Stationsweg. De inspreker kan zich hierin niet vinden. Dit verslechtert de verhuurbaarheid/verkoopbaarheid van zijn eigen perceel, welke op dit moment nog wel een winkelfunctie heeft. Reactie gemeente Een groot aantal percelen aan de Stationsweg heeft in het huidige bestemmingsplan de bestemming "Eengezinshuizen" met de aanduiding "vrijstelling voor winkel". Op grond hiervan kan het college vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan ten behoeve van het inrichten van en gebruiken van de begane grondlaag van het eengezinshuis voor een winkel. De gebruiksmogelijkheden die op grond van het geldende bestemmingsplan mogelijk zijn, worden gehandhaafd. Het bestemmingsplan wordt naar aanleiding van deze inspraakreactie aangepast, in die zin dat bij bedoelde percelen naast de woonfunctie ook detailhandel mogelijk is. 2. C.H.M. Polder, Klapperdijk 37, Wapenveld Samenvatting inspraakreactie Het nieuwe bestemmingsplan zou de gebruiksmogelijkheden en bebouwingsmogelijkheden niet mogen verkleinen ten opzichte van het op dit moment nog geldende bestemmingsplan. Inspreker geeft aan dat dit voor zijn perceel achter Klapperdijk 44-46 wel het geval is. Reactie gemeente In het op dit moment nog geldende bestemmingsplan heeft het betreffende perceel de bestemming "bedrijven, brandstoffenhandel en verhuisbedrijf". Gronden met deze bestemming mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van deze bedrijfsbranche. Er is ter plaatse geen sprake van bedrijfsactiviteiten en die activiteiten zijn overigens in een centrumgebied ook niet (meer) gewenst. In het voorontwerp van het bestemmingsplan Wapenveld-Dorp is daarom aan het perceel de bestemming CENTRUM toegekend en op basis van de bestemmingsomschrijving mogen die gronden worden gebruikt voor detailhandel, bepaalde horecabedrijven (bij vrijstelling), kantoren, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen (begane grond). Kortom vele gebruiksmogelijkheden die
27
passen bij het centrumgebied en die in overeenstemming zijn met het voorgestane woon- en leefklimaat. Op grond van het huidige bestemmingsplan geldt voor bebouwing een bebouwingspercentage van maximaal 70%. Op grond van het voorontwerp van het bestemmingsplan Wapenveld-Dorp geldt geen bebouwingspercentage meer en is een passend bouwvlak toegekend. Naar aanleiding van de inspraakreactie wordt het bestemmingsplan niet aangepast. 3. G. de Weerdt, Revelingseweg 72, Wapenveld Samenvatting inspraakreactie a. Inspreker geeft aan dat hij een gedeelte gemeentegrond sinds 1980 in gebruik heeft en vraagt of deze grond reeds op basis van verjaring als zijn eigendom mag worden beschouwd. b. Inspreker geeft aan dat een gedeelte van de schuur op zijn perceel in gebruik is bij de buurtvereniging "de Bruggenhoek". Hiervoor is in het begin van de jaren 80 het bestemmingsplan aangepast. Dit komt niet overeen met de plankaart. Reactie gemeente Ad a. De vraag of inspreker door verjaring reeds eigenaar is geworden van het betreffende perceel is niet relevant in het kader van het bestemmingsplan Wapenveld-Dorp. Wanneer hierover duidelijkheid gewenst is, zal inspreker daartoe een separaat verzoek bij het gemeentebestuur moeten indienen. Ad b. In het huidige bestemmingsplan is inderdaad een gedeelte van het perceel bestemd voor "Bijzondere Doeleinden". Het bestemmingsplan wordt aangepast in die zin dat dit gedeelte van het perceel alsnog bestemd wordt als MAATSCHAPPELIJK. 4. A. Berends, Kanaaldijk 36, Wapenveld Samenvatting inspraakreactie a. Inspreker geeft aan dat het bakhuis al een lange tijd in gebruik is als slaapkamer en verzoekt de gemeente hieraan een positieve bestemming te geven, door het bouwblok zodanig te veranderen dat het bakhuis/slaapkamer binnen het bouwblok komt te liggen. b. Inspreker geeft aan dat de grens van de bestemming TUIN niet overeenkomt met de kadastrale situatie. De inspreker heeft een gedeelte van de berm van de Kanaaldijk in eigendom verkregen die nu de bestemming tuin dient te krijgen. Reactie gemeente Ad a. Het bestemmingsplan wordt aangepast in die zin dat het bakhuis binnen het bouwblok komt te liggen.
28
Ad.b. De gronden gelegen tussen de woning en de perceelsgrens hebben in het voorontwerp bestemmingplan reeds de bestemming TUIN. Op de analoge plankaart is dit echter niet goed te zien. Dit komt door de schaal van de plankaart en het feit dat de grens van het plangebied bijna samenvalt met de grens van het bouwvlak. Het bestemmingsplan wordt naar aanleiding van dit deel van de inspraakreactie niet aangepast. 5. W. Schuurman, Lagestraat 35A, Wapenveld Samenvatting inspraakreactie Inspreker verzoekt de gemeente het bouwblok op het perceel Lagestraat 35A te vergroten naar een bouwblok van 15 meter bij 15 meter, aangezien de aangrenzende percelen een groter bouwblok hebben, terwijl de perceelsgrootte niet veel verschilt. Reactie gemeente Er bestaan stedenbouwkundig gezien geen bezwaren tegen inwilliging van het betreffende verzoek. Het bestemmingsplan wordt aangepast in die zin dat het bouwvlak wordt vergroot. 6. R.J. van Ommen, Revelingseweg 55, Wapenveld Samenvatting inspraakreactie Inspreker geeft aan dat de bestemming WONEN op de schuur op zijn perceel gelegen achter Hullenweg 4 niet overeenkomt met het agrarische gebruik van dit deel van het perceel. Reactie gemeente Het gebruik van het gedeelte van het perceel waarop de betreffende schuur staat is niet agrarisch, maar ten dienste van de bestemming WONEN. Binnen de bestemming WONEN is het hobbymatig houden van dieren en het stallen van de hiervoor benodigde machines toegestaan. Op 9 november 2004 is nog geconstateerd dat het gebruik van het betreffende deel van het perceel in overeenstemming is met de vigerende woonbestemming. Het gebruik van dit deel van het perceel is sindsdien niet veranderd, waardoor het betreffende gedeelte van het perceel wederom de bestemming WONEN heeft gekregen. Het bestemmingsplan wordt naar aanleiding van deze inspraakreactie niet aangepast. 7. P. van Dijk, Hullenweg 10, Wapenveld Samenvatting inspraakreactie Inspreker verzoekt het college de bestemming van zijn perceel aan de Lagestraat zodanig te wijzigen dat de bouw van een woonhuis met bijgebouw mogelijk wordt. Hierbij verwijst de inspreker naar eerdere correspondentie van 18 oktober 2002. Reactie gemeente Het belangrijkste uitgangspunt van het bestemmingsplan Wapenveld-Dorp is de bestaande situatie. Dit betekent dat de manier waarop de gronden op dit moment worden gebruikt, bepalend is voor de bestemming en de bouwregeling die aan het perceel wordt
29
toegekend. Nieuwbouwplannen (zoals het verzoek) worden in dit bestemmingsplan niet meegenomen, omdat dit niet aansluit bij het doel van de actualisering van de bestemmingsplannen (inhaalslag in een korte periode) en vanwege de noodzaak van aanvullende onderzoeken en de daarbij behorende belangenafweging. Het is altijd mogelijk om separaat een verzoek tot wijziging van het bestemmingsplan in te dienen. Het bestemmingsplan wordt naar aanleiding van deze inspraakreactie niet aangepast. 8. H.J. Hoogeveen, Klapperdijk 19, Wapenveld Samenvatting inspraakreactie Inspreker geeft aan dat de bestemming WONEN op het perceel Klapperdijk 19 niet overeenkomt met het huidige gebruik van het perceel. Het perceel is in gebruik bij een detaillist en dient zodoende de bestemming DETAILHANDEL te krijgen. Reactie gemeente Het blijkt inderdaad dat de bestemming en het gebruik van het perceel niet met elkaar in overeenstemming zijn. Het bestemmingsplan wordt naar aanleiding van deze inspraakreactie aangepast, in die zin dat het perceel de bestemming DETAILHANDEL krijgt. 9. W.J. ter Weele, Wildekampseweg 3, Wapenveld Samenvatting inspraakreactie a. Het perceel Wildekampseweg 3 heeft in het op dit moment geldende bestemmingsplan de bestemming "Winkel/wonen". In het voorontwerp bestemmingsplan Wapenveld-Dorp heeft het perceel de bestemming WONEN gekregen. Inspreker kan niet instemmen met deze beperking van de gebruiksmogelijkheden. b. Het bouwblok zoals is aangegeven op de plankaart van het voorontwerp bestemmingsplan komt niet overeen met de feitelijke situatie of is te klein. Reactie gemeente Ad.a. De gebruiksmogelijkheden die op grond van het geldende bestemmingsplan mogelijk zijn, zullen in het bestemmingsplan Wapenveld-Dorp worden gehandhaafd. Het bestemmingsplan wordt naar aanleiding van dit deel van de inspraakreactie aangepast, in die zin dat de gronden worden bestemd voor DETAILHANDEL. Ad b. Binnen het bouwvlak is het hoofdgebouw gesitueerd. Het is echter niet zo dat alleen in het hoofdgebouw mag worden gewoond. In aangebouwde bijgebouwen mag op grond van het bestemmingsplan Wapenveld-Dorp ook worden gewoond. Ook als deze buiten het bouwvlak staan. Het bestemmingsplan wordt naar aanleiding van dit deel van de inspraakreactie niet aangepast.
30
10. J.H. Bijsterbosch, Lagestraat 16, Wapenveld Samenvatting inspraakreactie a. Inspreker kan zich niet vinden in het feit dat het bestemmingsplan voorontwerp van het bestemmingsplan Wapenveld-Dorp een conserverend plan betreft, waarin nauwelijks plaats is voor uitbreiding nieuwbouw. b. Inspreker verzoekt de gemeente de plangrenzen van het voorontwerp bestemmingsplan Wapenveld-Dorp zodanig aan te passen dat de gehele Bruggenhoek (het gebied tussen Flessenbergerweg, Revelingseweg, Hullenweg en Kanaaldijk) binnen de plangrenzen valt. Reactie gemeente Ad.a. Het doel van de actualisering van de bestemmingsplannen is het aanpassen van het bestemmingsplan in de zin dat het kaartbeeld weer klopt met de feitelijke situatie en dat de voorschriften voldoen aan de huidige inzichten van het Rijk, de provincie en de gemeente. Dit komt onder andere tot uitdrukking in de ruimere bouw- en gebruiksmogelijkheden die het bestemmingsplan Wapenveld-Dorp voor veel functies biedt. Nieuwbouwplannen worden in dit bestemmingsplan niet meegenomen (zoals de plannen voor de Klapperdijk), omdat dit niet aansluit bij het doel van de actualisering van de bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan wordt naar aanleiding van dit deel van de inspraakreactie niet aangepast. Ad.b. De plangrenzen zijn bepaald op basis van de typologie van de gebieden. Het gebied gelegen tussen de Flessenbergerweg, Parallelweg en Revelingseweg en Kanaaldijk verschilt qua typologie (landelijk) teveel van de typologie van het overige plangebied (verstedelijkt). Vandaar dat de gemeenteraad er voor heeft gekozen het gebied gelegen tussen de Flessenbergerweg, Revelingseweg en Kanaaldijk niet mee te nemen in het bestemmingsplan Wapenveld-Dorp. Het bestemmingsplan wordt naar aanleiding van dit deel van de inspraakreactie niet aangepast. 11. fam. E. Gelderman, Lagestraat 12, Wapenveld Samenvatting inspraakreactie Het is de inspreker onduidelijk of het voorontwerp bestemmingsplan Wapenveld-Dorp bebouwingsmogelijkheden biedt voor het perceel Lagestraat 12. Als dit niet het geval is verzoekt de inspreker alsnog een extra bouwblok toe te kennen aan het perceel. Reactie gemeente Het perceel Lagestraat 12 ligt buiten de plangrenzen van het bestemmingsplan Wapenveld-Dorp en dat plan voorziet derhalve niet in een planologische regeling voor de genoemde gronden. Verzoeken om nieuwe bouwmogelijkheden worden in dit bestemmingsplan niet meegenomen, omdat dit niet aansluit bij het doel van de actualisering van de bestemmingsplannen (inhaalslag in een korte periode) en vanwege de noodzaak van aanvullende on-
31
derzoeken en de daarbij behorende belangenafweging. Het is overigens altijd mogelijk om separaat een verzoek tot wijziging van het bestemmingsplan in te dienen. Het bestemmingsplan wordt naar aanleiding van deze inspraakreactie niet aangepast. 12. bewoners Putterweg 1, 3 en 5 Wapenveld Samenvatting inspraakreactie Insprekers zijn van mening dat de gemeente de verhoging van de goot- en bouwhoogten van woningen (specifiek bungalows) ten opzichte van het geldende bestemmingsplan niet kan en mag toestaan, omdat hierdoor een onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld kan ontstaan en de rechtszekerheid van het geldende bestemmingsplan wordt aangetast. Reactie gemeente Voor alle woningen geldt in principe een maximale goothoogte van 6 meter (2 bouwlagen met een kap), omdat op de meeste plaatsen in het "stedelijk gebied" deze maatvoering ruimtelijk aanvaardbaar is. Hierop zijn twee uitzonderingen. De eerste betreft de woningen gelegen binnen het welstandsplichtige gebied (Klapperdijk, Stationsweg, Kerkstraat). Bij deze woningen is de goothoogte aangegeven die in overeenstemming is met de huidige situatie (verspringend). Hierdoor blijft de ruimtelijke diversiteit gewaarborgd, wat de gemeentelijke welstandsnota ook mede beoogt te bereiken. Ook in het gebied Bruggenhoek wordt een maximale goothoogte van 6 meter niet wenselijk geacht. Bij nadere bestudering van het aangegeven gebied is de gemeente tot de conclusie gekomen dat insprekers terecht deze opmerking hebben gemaakt. Het bestemmingsplan wordt naar aanleiding van deze inspraakreactie aangepast in die zin dat de bestaande mogelijkheden worden vastgelegd. 13. A. Tempelman, Lagestraat 14, Wapenveld Samenvatting inspraakreactie Inspreker verzoekt de gemeente de plangrenzen van het voorontwerp bestemmingsplan Wapenveld-Dorp zodanig aan te passen dat zijn perceel binnen de plangrenzen valt. De inspreker verwacht dat dit de mogelijkheid in de toekomst een extra woning te bouwen op zijn perceel vergroot. Reactie gemeente De plangrenzen zijn bepaald op basis de typologie van de gebieden. Het perceel Lagestraat 14 en omgeving verschilt qua typologie (landelijk) teveel van de typologie van het overige plangebied (stedelijk). Vandaar dat de gemeenteraad er voor heeft gekozen het perceel Lagestraat 14 en omgeving niet mee te nemen in het bestemmingsplan Wapenveld-Dorp. Het bestemmingsplan wordt naar aanleiding van deze inspraakreactie niet aangepast.
32
14. C. Ruijgh, Bergstraat 30-B, Amersfoort Samenvatting inspraakreactie a. Het perceel Stationsweg 11 heeft in het op dit moment geldende bestemmingsplan een woon/bedrijfsbestemming. In het voorontwerpbestemmingsplan Wapenveld-Dorp heeft het perceel de bestemming WONEN gekregen. Inspreker kan niet instemmen met deze beperking van de gebruiksmogelijkheden. b. Het huidige bestemmingsplan biedt de mogelijkheid het perceel in tweeën te splitsen en een extra bouwmogelijkheid te creëren. Het voorontwerp van het bestemmingsplan WapenveldDorp biedt deze mogelijkheid niet meer. De Inspreker kan niet instemmen met deze beperking van de bebouwingsmogelijkheden. Reactie gemeente Ad a. Een groot aantal percelen aan de Stationsweg hebben in het huidige bestemmingsplan de bestemming "Eengezinshuizen" met de aanduiding "vrijstelling voor winkel". Op grond hiervan kan het college vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan ten behoeve van het inrichten van en gebruiken van de begane grondlaag van het eengezinshuis voor en winkel. De gebruiksmogelijkheden die op grond van het geldende bestemmingsplan mogelijk zijn, zullen in het bestemmingsplan Wapenveld-Dorp worden gehandhaafd. Het bestemmingsplan wordt naar aanleiding van dit deel van deze inspraakreactie aangepast, in die zin dat bij bedoelde percelen naast de woonfunctie ook detailhandel mogelijk is. Ad b. In het op dit moment nog geldende bestemmingsplan heeft het betreffende gedeelte van het perceel Stationsweg 11 de bestemming "Eengezinshuizen, uit te werken ex artikel 11 WRO". De bouw van een woning op het betreffende perceel is ruimtelijk aanvaardbaar. Het bestemmingsplan wordt naar aanleiding van dit deel van de inspraakreactie aangepast in die zin dat een bouwvlak wordt opgenomen. 15. H. van Renselaar, Revelingseweg 41, Wapenveld Samenvatting inspraakreactie Het is de inspreker onduidelijk of het voorontwerp bestemmingsplan Wapenveld-Dorp bebouwingsmogelijkheden biedt voor het perceel Revelingseweg 41. Hierbij verwijst de inspreker naar eerdere correspondentie van 19 januari 2004. Reactie gemeente Het voorontwerp van het bestemmingsplan Wapenveld-Dorp biedt bebouwingsmogelijkheden voor het perceel Revelingseweg 41. Aan dit perceel is de bestemming WONEN toegekend. Voor de exacte bebouwingsmogelijkheden wordt verwezen naar de voorschriften van die bestemming. Het bestemmingsplan wordt naar aanleiding van deze inspraakreactie niet aangepast.
33
16. B. Renshoff, Revelingseweg 84, Wapenveld Samenvatting inspraakreactie Aan de percelen gelegen in de driehoek Revelingseweg, Hoenderweg en Lagestraat zijn geen bouwmogelijkheden toegekend. De inspreker verzoekt het college alsnog bouwmogelijkheden aan deze percelen toe te kennen. Reactie gemeente Het belangrijkste uitgangspunt van het bestemmingsplan Wapenveld-Dorp is de bestaande situatie. Dit betekent dat de manier waarop de gronden op dit moment worden gebruikt, bepalend is voor de bestemming en de bouwregeling die aan het perceel wordt toegekend. Nieuwbouwplannen (conform het verzoek) worden in dit bestemmingsplan niet meegenomen, omdat dit niet aansluit bij het doel van de actualisering van de bestemmingsplannen (inhaalslag in een korte periode) en vanwege de noodzaak van aanvullende onderzoeken en de daarbij behorende belangenafweging. Het is altijd mogelijk om separaat een verzoek tot wijziging van het bestemmingsplan in te dienen. Het bestemmingsplan wordt naar aanleiding van deze inspraakreactie niet aangepast. 17. H.A. Vorderman, Lagestraat 35, Wapenveld Samenvatting inspraakreactie De inspreker geeft aan dat de bedrijfsgebouwen op zijn perceel nog steeds in gebruik zijn en verzoekt het college dan ook de huidige bedrijfsbestemming (smederij) op het perceel te handhaven. Mocht dit om planologische redenen niet gewenst zijn dan is de inspreker bereid zijn bedrijfsmatige activiteiten op dit perceel te beëindigen, onder de voorwaarde dat ten noorden van zijn bedrijf een extra bouwblok wordt gesitueerd die de mogelijkheid biedt een woning met bijgebouw te realiseren. Reactie gemeente Het belangrijkste uitgangspunt van het bestemmingsplan Wapenveld-Dorp is de bestaande situatie. Dit betekent dat de manier waarop de gronden op dit moment worden gebruikt, bepalend is voor de bestemming. Het ontmoet geen bezwaar om de geldende bestemming te handhaven (als bedrijf met bedrijfsactiviteit smederij). Omdat de bestaande situatie gehandhaafd blijft, hoeft niet te worden ingegaan op de suggestie van inspreker aangaande een nieuwe bouwmogelijkheid. Het bestemmingsplan wordt naar aanleiding van deze inspraakreactie aangepast. 18. J. en H. van der Beek, Klapperdijk 13, Wapenveld Samenvatting inspraakreactie Insprekers geven aan dat het voorontwerp bestemmingsplan op de volgende punten niet overeenkomt met de huidige situatie: a. Het op de plankaart bouwblok komt niet overeen met de feitelijke situatie of is te klein. b. Op de plankaart staat een klein schuurtje getekend. Deze is echter reeds afgebroken. Hiervoor in de plaats is een nieuwe schuur gebouwd op basis van een in 1999 verleende bouw-
34
vergunning achterop het perceel. Deze nieuwe schuur staat niet weergegeven op de plankaart. Reactie gemeente Ad a. Het bouwvlak stemt inderdaad niet overeen met de feitelijke situatie. Ad b. De ondergrond die is gebruikt voor het tekenen van de plankaart geeft geen inzicht in de bestaande en vergunde situatie. Dit heeft echter geen invloed op de bebouwingsmogelijkheden van het perceel Klapperdijk 13. Op grond van de bestemming DETAILHANDEL kan 70 m2 aan bijgebouwen worden gebouwd. Het bestemmingsplan wordt naar aanleiding van de inspraakreactie aangepast in die zin dat het bouwvlak wordt uitgebreid. 19. De Hollandsche Molen, Amsterdam Samenvatting inspraakreactie De inspreker geeft aan dat zij zich achter de inspraakreactie van de heer A. van Dijk schaart en verzoekt de door de heer A van Dijk genoemde opmerkingen alsnog te verwerken in het ontwerp van het bestemmingsplan Wapenveld-Dorp. Reactie gemeente Hiervoor wordt verwezen naar de gemeentelijke reactie op de hierna opgenomen inspraakreactie van A. van Dijk. 20. A. van Dijk, Mosweg 24, Wapenveld Samenvatting inspraakreactie In verband met de molenbeschermingszone voor molen De Vlijt verzoekt inspreker de desbetreffende voorschriften van het voorontwerp bestemmingsplan te wijzigen en worden daartoe concrete voorstellen gedaan: a. artikel 1, begripsbepalingen aanvullen met de definitie van een molenbeschermingszone; b. artikel 2; wijze van meten aan te vullen met: 1. hoogte van beplanting; 2. afstand tot de molen; c. artikel 29; Molenbiotoop vervangen door Molenbeschermingszone molen De Vlijt (Dubbelbestemming): 1. bebouwingsregeling: binnen de op de plankaart aangegeven molenbeschermingszone mogen binnen een afstand van 160 van de molen geen bouwwerken worden opgericht met een grotere hoogte dan 7 meter. Vanaf 160 meter van de molen mag deze hoogte worden vermeerderd met 0,02 meter voor elke meter dat het bouwwerk op grotere afstand van de molen is gelegen; 2. beplantingsregeling: tot een verboden gebruik van de gronden binnen de bestemming molenbeschermingszone wordt in iedere geval gerekend het aanleggen en houden van beplanting die een grotere hoogte heeft of krijgt dan in lid 1 voor bebouwing is toegestaan;
35
3. in afwijking van het bepaalde in lid 1 geldt dat bebouwing die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan reeds aanwezig is en een grotere hoogte heeft, mag worden gehandhaafd, tenzij het college afwijkend beslist; 4. burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een voor beroep vastbaar besluit ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 1 en 2; 5. de onder lid 4 bedoelde ontheffing wordt slechts verleend, indien een zo groot belang is gediend dat hiervoor het belang van een ongestoorde werking van de molen en/of landschapsbepalende element van de molen moet wijken en voorts nadat de vereniging De Hollandsche Molen is gehoord; 6. in de Molenbeschermingszone zijn niet van toepassing de artikelen 30, 32, 33, 34 en 35 van de voorschriften behorende bij dit plan. Reactie gemeente Niet ter discussie staat dat de molenbeschermingszone regeling moet vinden. Het gemeentebestuur stelt zich daarbij op het standpunt dat daartoe aansluiting moet worden gezocht bij reeds eerder vastgelegde bestemmingen. Met het oog op die beschermingszone is onlangs het voorontwerpbestemmingsplan Industrieterrein Wapenveld (zuidelijk gedeelte), 1e partiële herziening (molenbeschermingszone) in procedure gegaan. Met het oog daarop is besloten de daarin vastgelegde regeling ook in dit bestemmingsplan op te nemen. De daarin doorgevoerde wijzigingen komen grotendeels overeen met de door inspreker voorgestelde wijzigingen. Op sommige punten wordt de door inspreker voorgestelde regeling niet overgenomen, omdat de voorgestelde regeling naar de mening van het gemeentebestuur op die punten juridisch niet houdbaar of handhaafbaar is of wordt geacht. De Wet op de Ruimtelijke Ordening gaat uit van toelatingsplanologie en niet van een uitvoeringsplicht. Het bestemmingsplan wordt naar aanleiding van de inspraakreactie aangepast, in die zin dat een begripsbepaling wordt opgenomen, de wijze van meten wordt verduidelijkt en dat de molenbeschermingszone opnieuw wordt beschreven. 21. G.F. Visser, Hogestraat 1, Wapenveld Samenvatting inspraakreactie De inspreker geeft aan dat het perceel in het op dit moment nog geldende bestemmingsplan de bestemming "bedrijven, garagebedrijf en verkooppunt voor brandstoffen" heeft. Tevens geeft de inspreker aan dat de bedrijfsgebouwen op zijn perceel Klapperdijk 46 nog steeds in gebruik zijn als garagebedrijf en dat er op dit perceel op dit moment twee zelfstandige woonruimtes zijn. In het voorontwerp bestemmingsplan Wapenveld-Dorp heeft het perceel de bestemming CENTRUM, waarbinnen (garage)bedrijven en een verkooppunt van brandstoffen niet worden toegestaan. Dit betreft een beperking van de gebruiksmogelijkheden van het perceel, waar de inspreker niet mee instemt. De inspreker verzoekt het college dan ook de huidige bedrijfsbestemming op het perceel te handhaven. Reactie gemeente Bij de gemeente is niet bekend dat er een garagebedrijf is gevestigd op het betreffende perceel. Er is geen melding in het kader van de Wet milieubeheer ingediend en er rust ook geen milieuvergunning op het perceel. Tevens is er ter plaatse geen verkooppunt voor brandstoffen. Dergelijke activiteiten zijn overigens in een centrumgebied ook niet 36
(meer) gewenst. In het voorontwerp van het bestemmingsplan Wapenveld-Dorp is daarom aan het perceel de bestemming CENTRUM toegekend en op basis van de bestemmingsomschrijving mogen die gronden worden gebruikt voor detailhandel, bepaalde horecabedrijven (bij vrijstelling), kantoren, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen (begane grond). Kortom vele gebruiksmogelijkheden die passen bij het centrumgebied en die in overeenstemming zijn met het voorgestane woon- en leefklimaat. Op de verdieping is de woonfunctie toegestaan en opslag ten dienste van en in relatie met de op de begane grond toegestane doeleinden. Hieruit blijkt dat de gebruiksmogelijkheden van het betreffende perceel niet bepaald worden verkleind, maar worden afgestemd op de woon- en leefomgeving. Een afzonderlijke woonfunctie is binnen deze bestemming niet toegestaan. De twee zelfstandige woonruimten op het perceel zijn dus in strijd met het op dit moment geldende bestemmingsplan. Het bestemmingsplan wordt naar aanleiding van deze inspraakreactie niet aangepast. 22. F.J. de Reuver, Klapperdijk 24, Wapenveld Samenvatting inspraakreactie Inspreker geeft aan dat de bestemming WONEN op het perceel Klapperdijk 24 niet overeenkomt met het huidige gebruik van het perceel. Het perceel is in gebruik als winkel, bedrijfsruimte, werkplaats en woning ten behoeve van een schildersbedrijf. De inspreker verzoekt de bestemming hierop aan te passen. Reactie gemeente Het blijkt inderdaad dat het gebruik van het perceel niet in overeenstemming is met de bestemming WONEN. Het bestemmingsplan wordt naar aanleiding van deze inspraakreactie aangepast in die zin dat het perceel alsnog de bestemming CENTRUM krijgt. 23. R. Ritman, Stationsweg 7, Wapenveld Samenvatting inspraakreactie a. Inspreker geeft aan dat de bestemming DETAILHANDEL op het perceel Stationsweg 7 en 7c niet overeenkomt met het huidige gebruik van het perceel. Het perceel Stationsweg 7c is in gebruik als zelfstandige woning. De inspreker verzoekt de bestemming hierop aan te passen. b. Het perceel Stationsweg 7 en 7c heeft in het thans geldende bestemmingsplan de bestemming "Winkels, woningen toegestaan". In het voorontwerp bestemmingsplan WapenveldDorp heeft het perceel de bestemming DETAILHANDEL gekregen. Het gebruik van het perceel ten behoeve van de woonfunctie is binnen de bestemming niet toegestaan. Dit betreft een beperking van de gebruiksmogelijkheden ten opzichte van de huidige bestemming. Inspreker kan hiermee niet instemmen en verzoekt de huidige bestemming te handhaven.
37
Reactie gemeente Ad a. Het perceel 7c is inderdaad in gebruik als zelfstandige woning. De gebruiksmogelijkheden die op grond van het geldende bestemmingsplan mogelijk zijn, zullen in het bestemmingsplan Wapenveld-Dorp worden gehandhaafd. Het bestemmingsplan wordt naar aanleiding van de inspraakreactie aangepast in die zin dat de bestemming WONEN wordt vastgelegd en tevens een gebruik voor detailhandel wordt toegestaan. 24. Stichting Molenbezit Gemeente Heerde Samenvatting inspraakreactie a. De inspreker geeft aan dat zij zich achter de inspraakreactie van de heer A. van Dijk scharen en verzoeken de door de heer A van Dijk genoemde opmerkingen alsnog te verwerken in het ontwerp van het bestemmingsplan Wapenveld-Dorp. b. Inspreker verzoekt het college in het vervolg de Stichting Molenbezit Gemeente Heerde te betrekken bij wettelijk vooroverleg ex artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (BRO), zodra het belang van molens in de gemeente Heerde in het geding is. Reactie gemeente Ad a. Hierbij wordt verwezen naar de gemeentelijke reactie op de inspraakreactie van A. van Dijk en de mede daaruit voortvloeiende aanpassing van het bestemmingsplan. Ad b. De Stichting Molenbezit Gemeente Heerde zal in voorkomend geval betrokken worden bij het wettelijke vooroverleg. 25. Bewoners Putterweg 1, 3, 4a, 4b, 5, 6, 7, 8, Kwartelweg 1, 1b, 3, 4, Kievitsweg 6, Mezenweg 40 en HGD Cramerstraat 29 Samenvatting inspraakreactie a. De insprekers verzoeken het college de huidige bouwhoogten van ’t Spyker Horeca, de openbare bibliotheek, de Sionskerk en de Huisartsenpraktijk in het bestemmingsplan Wapenveld-Dorp op te nemen. b. De insprekers verzoeken het college het bebouwingspercentage te verlagen naar 80% en het plan zodanig aan te passen dat dit bebouwingspercentage geldt per instantie/bedrijf. Dit om voldoende parkeergelegenheid en de ontsluiting van de bedrijfswoning op het perceel Putterweg 2a behorende bij ’t Spyker Horeca te kunnen waarborgen. c. De insprekers geven aan dat de bestemming MAATSCHAPPELIJK die aan de betreffende percelen zijn toegekend niet overeenkomt met het huidige gebruik van de percelen. Reactie gemeente Ad a. Van ’t Spyker Horeca, de openbare bibliotheek, de Sionskerk en de Huisartsenpraktijk zullen de geldende bouwhoogten worden opgenomen.
38
Ad b. De bebouwingsgrenzen worden zodanig aangepast dat de ruimte die noodzakelijk is voor parkeren en de ontsluiting van de bedrijfswoning op het perceel Putterweg 2a behorende bij ’t Spyker Horeca gewaarborgd is/blijft. Ad c. De openbare bibliotheek, de Sionskerk en de Huisartsenpraktijk passen qua gebruik binnen de bestemming MAATSCHAPPELIJK. ’t Spijker Horeca past qua gebruik niet binnen de bestemming MAATSCHAPPELIJK. Dit perceel krijgt alsnog de bestemming HORECA. Het bestemmingsplan wordt naar aanleiding van de inspraakreactie aangepast.
7.2.
Overleg ex artikel 10 Bro ’85
In het kader van het vooroverleg ex artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 is het voorontwerp van het bestemmingsplan Wapenveld-Dorp aangeboden aan de volgende instanties: 1. Provincie Gelderland, dienst REW 2. VROM Inspectie regio Oost 3. Waterschap Veluwe 4. KPN Telecom 5. Nederlandse Gasunie N.V. 6. Ondernemersvereniging Wapenveld 7. Verenigingen Dorpsbelangen Wapenveld 8. Regionale Brandweer en Rampenbestrijding 9. Woonstichting Triada Wonen De reacties zijn hieronder samengevat weergegeven. Na de samenvatting is de reactie van de gemeente weergegeven. Tevens is aangegeven of de reactie aanleiding heeft gegeven het bestemmingsplan aan te passen. 1. Provincie Gelderland, Dienst REW Samenvatting overlegreactie a. De provincie merkt op dat het plan conserverend van aard is. De mogelijkheden die geboden worden om woningen uit te breiden en functies in het centrum te versterken, passen binnen de beleidsuitgangspunten van het Rode Raamwerk zoals deze in het streekplan 2005 in beeld is gebracht. Het plan is van lokale aard. De diensten merken volledigheidshalve op dat het onderhavige plan een basis kan vormen voor het verlenen van vrijstelling op grond van artikel 19, lid 2, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening b. Opgemerkt wordt dat een cultuurhistorische paragraaf ontbreekt. Daarbij wordt aangegeven dat op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) het plangebied rondom de Revelingseweg wel degelijk gekarteerd is en een middelhoge en hoge kans op het aantreffen van archeologische waarden heeft. Het feit dat een gebied niet gekarteerd is betekent niet dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, maar dat er geen inzicht in de aan- en afwezigheid van archeologische waarden is. Het is volgens de provincie noodzakelijk dat er
39
meer inzicht komt in de aan- en afwezigheid van de archeologische waarden. De provincie adviseert het gehele plangebied bij ingrepen dieper dan 30 cm beneden maaiveld te voorzien van een aanlegvergunningstelsel. De historisch waardevolle bouwkundige objecten in het plangebied dienen te worden geïnventariseerd en op de plankaart aangegeven te worden. Voorts dient in het plan te worden vermeld hoe de instandhouding van deze waarden in het bestemmingsplan kan worden gewaarborgd. c. Er wordt ten onrechte vermeld dat er binnen het plangebied geen milieuhinderlijke bedrijven aanwezig zijn. Op de plankaart zijn een garagebedrijf, een verkooppunt voor motorbrandstoffen, sportdoeleinden en horecadoeleinden aangegeven. d. Bij het bepalen van de hindercirkel van het lpg-tankstation aan de Groteweg 42 moet worden uitgegaan van de vergunde doorzet. Mogelijk is er sprake van grotere hindercirkel dan thans is aangegeven. e. In het algemeen wordt opgemerkt dat bij eventuele nieuwe ontwikkelingen getoetst moet worden aan de relevante regelgeving op het gebied van de aspecten bodem, geluid en luchtkwaliteit. Reactie gemeente Ad a. Dit onderdeel kan voor kennisgeving worden aangenomen. Ad b. De archeologische paragraaf zal worden uitgebreid met een onderdeel cultuurhistorie waarin aandacht wordt besteed aan de in het plangebied voorkomende en geregistreerde 'historisch waardevolle bouwkundige objecten'. Het in het plangebied aanwezige rijksmonument vindt haar bescherming middels de Monumentenwet en met het oog daarop is volstaan met een vermelding in de bijbehorende bestemmingsomschrijving in die zin dat de gronden mede zijn bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarde. In het plangebied is buiten dit rijksmonument geen waardevol geachte bebouwing aanwezig. Toegegeven moet worden dat bij delen van het plangebied qua archeologische waarden sprake is van een middelhoge dan wel hoge verwachtingswaarde. Voor die gebieden is indachtig de vooroverlegreactie een reden om een dubbelbestemming ARCHEOLOGISCH WAARDEVOL GEBIED op te voeren met een aanlegvergunningstelsel voor wat betreft ingrepen dieper dan 30 cm beneden het maaiveld. Reeds gesteld is dat sprake is van een conserverend plan zonder nieuwe bouwlocaties. De geboden uitbreidingsmogelijkheden hebben betrekking op een uitbreiding van reeds aanwezige bebouwing in (ver)stedelijk(t) gebied met doorgaans geroerde grond. In de beleving van het gemeentebestuur is opneming van een aanlegvergunningstelsel als hiervoor bedoeld voor die gebiedsdelen in redelijkheid niet te verlangen. Ad c. In bedoeld onderdeel staat vermeld "geen milieuhinderlijke bedrijven welke een ongewenste invloed hebben op de woonbebouwing", daarmee tot uitdrukking brengend dat die van oudsher daar aanwezige bedrijven geen noemswaardige (nadelige) invloed op de omgeving hebben.
40
Ad d. Voor bedoeld lpg-tankstation is inmiddels een milieuvergunningsprocedure gestart die zal resulteren in de vastlegging van een doorzet van maximaal 1.000 m3/jaar. Met het oog hierop zal die doorzet ook worden vastgelegd in de bij het verkooppunt behorende bestemmingsomschrijving. Ad e. Eventuele nieuwe ontwikkelingen dienen op de eigen merites te worden beoordeeld en met het oog daarop is bij de criteria van de in het plan opgenomen vrijstellings- en wijzigingsbevoegdheid ook de aanvaardbaarheid voor wat betreft milieu, veiligheid en luchtkwaliteit opgenomen . Het bestemmingsplan zal naar aanleiding van deze reactie op onderdelen worden aangepast. 2. VROM Inspectie regio Oost Samenvatting overlegreactie a. In de toelichting wordt een vermelding van het rijksbeleid gemist. b. Niet kan worden nagegaan of rekening is gehouden met het voor het natuurgebied De Veluwe van toepassing zijnde afwegingskader. c. Het is wenselijk om in verband met de in het plangebied aanwezige gasleiding in de toelichting aandacht te besteden aan de diameter, de bedrijfsdruk en de daarvan afgeleide minimale bebouwingsafstand. d. Voor het lpg-station is uitgegaan van een aanname van de lpg-doorzet, hetgeen niet voldoende is om de opgenomen veiligheidsafstanden als vaststaand te kunnen hanteren. Ook is niet duidelijk of sprake is van saneringsgevallen. e. Voorzover nodig dient ook met net buiten de rand van het plangebied gevestigde Beviinrichtingen rekening te worden gehouden. f. De inleiding doet vermoeden dat zich ontwikkelingen hebben voorgedaan die niet in het geldende plan zijn geregeld of op een andere wijze een ruimtelijke basis hebben gekregen. Met het oog daarop wordt verzocht een retrospectieve toets uit te voeren en die te verantwoorden. Reactie gemeente Ad a. De toelichting zal worden uitgebreid met een korte beschrijving van het rijksbeleid. Ad b. In het onderdeel Ecologie is melding gemaakt van de beschermingszones. Dit onderdeel in de toelichting zal worden geactualiseerd en daarin wordt tevens de relatie met het plangebied inzichtelijk gemaakt. Ad c. In de toelichting zal bij het onderdeel Externe veiligheid melding worden gemaakt van de aanwezigheid van de gastransportleiding en de relevante gegevens dienaangaande.
41
Ad d. Voor bedoeld lpg-tankstation is inmiddels een milieuvergunningsprocedure gestart en zal de doorzet van maximaal 1.000 m3/jaar worden vastgelegd. De doorzet zal ook worden vastgelegd in de bij het verkooppunt behorende bestemmingsomschrijving. Van saneringsgevallen is in dit geval geen sprake. Ad e. In het onderdeel Externe veiligheid is melding gemaakt van alle de voor het plangebied van belang zijnde Bevi-inrichtingen (ook de buiten het plangebeid gevestigde bedrijven). Ad f. Het is de bedoeling geweest om aan te geven dat de bestaande toestand in dit bestemmingsplan zijn vastlegging vindt. Daarbij is geconstateerd doch niet expliciet vermeld dat deze toestand in overeenstemming is te achten met de gebruiksmogelijkheden van het geldende bestemmingsplan. Een retrospectieve toets is dan ook niet aan de orde. Het bestemmingsplan zal naar aanleiding van deze reactie op onderdelen worden aangepast. 3. Waterschap Veluwe Samenvatting overlegreactie Het Waterschap Veluwe geeft aan dat de waterparagraaf in het voorontwerp bestemmingsplan een goed beeld geeft van het doorlopen watertoetsproces en de wijze waarop relevante wateraspecten in het plan worden betrokken. Het Waterschap Veluwe heeft dan ook geen op- of aanmerkingen. Reactie gemeente Voor kennisneming aangenomen. 4. KPN Telecom Samenvatting overlegreactie KPN verzoekt het college rekening te houden met haar belangen, zijn de - op hoofdlijnen - het vrijhouden van straalverbindingspaden van KPN van hoge objecten, het vrijhouden van de toegewezen tracés van bomen en beplanting en het beschikbaar stellen van ruimten voor het plaatsen van kabelverdeelkasten. Reactie gemeente Het bestemmingsplan Wapenveld-Dorp houdt zo veel als mogelijk rekening met de belangen van de inspreker. Zo is een aanduiding straalpad opgenomen die de straalverbinding Zwolle-Uchelen beschermd. De andere belangen hebben vooral betrekking op het gebruik van de openbare ruimte en in dergelijke gevallen zal immer in samenspraak met de gemeente gezocht worden naar passende oplossingen.
42
5. Nederlandse Gasunie N.V. Samenvatting overlegreactie a. De Gasunie geeft aan dat het RIVM geraadpleegd dient te worden voor de aan te houden veiligheidsafstanden tot de aardgastransportleiding. b. In artikel 25 van de voorschriften is de aardgastransportleiding geregeld middels een beschermingszone. De Gasunie geeft aan dat deze belemmering dient te gelden binnen een zone van 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding. Dit ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker gastransport en ter beperking van gevaar voor goederen en personen in de directe omgeving. Reactie gemeente Ad a. Bij de RIVM is informatie ingewonnen. Vermeld is dat de vaststelling van nieuwe veiligheidsafstanden nog niet volledig is afgerond. Op voorhand wordt (bij een 8 inch leiding, druk 40 bar wanddikte 5,5 mm) een afstand van 50 meter aangehouden (voor gebouwen tot 10 meter hoog). Ad b. De door de Gasunie gegeven afstand wordt in het plan opgenomen. Bij eventuele nieuwe ontwikkelingen zal ook de aanvaardbaarheid voor wat betreft het aspect veiligheid gaan gelden. Het bestemmingsplan zal naar aanleiding van deze reactie worden aangepast. 6. Regionale Brandweer en Rampenbestrijding Samenvatting overlegreactie De inspreker heeft ten aanzien van het voorontwerp bestemmingsplan de volgende opmerkingen: a. Er wordt geadviseerd om bij toekomstige inbreidingsplannen de bereikbaarheid door hulpverleningsdiensten als aandachtspunt mee te nemen. b. Er wordt verzocht in het plan op te nemen dat het bevoegd gezag dient te beoordelen of het geconstateerde groepsrisico acceptabel is. c. Er wordt geadviseerd in de milieuvergunning van het tankstation met lpg-installatie de maximale doorzet van 1.000 m3 vast te leggen en de formulering in het bestemmingsplan hierop te wijzigen. d. Er wordt geadviseerd afspraken te maken met de bedrijven die bevoorraad moeten worden met gevaarlijke stoffen over de te volgen routes en rekening te houden met het vervoer van gevaarlijke stoffen in het plangebied. e. Er wordt geadviseerd om in de bestemming BEDRIJF te bepalen dat er in principe geen hogere categorieën bedrijven zullen worden toegestaan, indien dit negatieve consequenties heeft voor de veiligheid. f. Er wordt geadviseerd aan artikel 30 lid 2 (gebied wijzigingsbevoegdheid) sub f toe te voegen: de mate waarin de veiligheid negatief wordt beïnvloed. Aan artikel 34 lid b (algemene vrijstellingsbevoegdheid) dient te worden toegevoegd het aspect fysieke veiligheid.
43
Reactie gemeente Ad a. Bij het opstellen en het beoordelen van inbreidingsplannen is de bereikbaarheid door hulpverleningsdiensten één van de aspecten waar rekening mee wordt gehouden. Binnen de gemeentelijke organisatie wordt hier op toegezien door het team Openbare orde en Veiligheid. Ad b. Uit het bestemmingsplan valt op te maken (paragraaf Externe veiligheid) dat het bevoegd gezag voor zowel AKZO Nobel Coatings als het lpg-tankstation het groepsrisico acceptabel vindt. Ad c. Voor bedoeld lpg-tankstation is inmiddels een milieuvergunningsprocedure gestart die zal resulteren in de vastlegging van een doorzet van maximaal 1.000 m3/jaar. Met het oog hierop zal die doorzet ook worden vastgelegd in de bij het verkooppunt behorende bestemmingsomschrijving. Ad d. Binnen het plangebied is nog geen route gevaarlijke stoffen vastgesteld. Ook bestaan er geen afspraken met de genoemde bedrijven omtrent de door hun te volgen routes voor de bevoorrading. Naast genoemde bedrijven worden er nog verschillende propaantanks in het buitengebied bevoorraad. Deze bevoorrading vindt ook deels plaats door het plangebied. In het meerjarenbeleidsplan 2006-2010 van de brandweer is het beleidsvoornemen opgenomen om in deze periode, in samenwerking met gemeente Epe en Hattem, te komen tot een door het bestuur vastgestelde route gevaarlijke stoffen. Het ligt niet in de planning om, vooruitlopend op het vaststellen van een route gevaarlijke stoffen, afzonderlijke afspraken te maken met Akzo Nobel Coating, de familie Wagenvoort en de familie Van Winsum omtrent een te volgen route. Ad e. Gelet op de woonomgeving is het niet wenselijk dat zich in het plangebied zwaardere bedrijvigheid gaat vestigen. Ingevolge de bij de bestemming BEDRIJF opgenomen voorschriften kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen voor de vestiging van bedrijven van een hogere categorie mits die bedrijven qua aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de al wel toegestane bedrijven. Dat betekent dat voorafgaand aan de verlening van vrijstelling sprake moet zijn van onderzoek op basis waarvan bij de belangenafweging kan worden geconcludeerd dat daarvan sprake is en in een dergelijk geval zal dus geen sprake zijn van een negatieve beïnvloeding van de veiligheid. Ad f. Bij de vrijstellings- en wijzigingsmogelijkheden zal worden opgenomen dat ook uit een oogpunt van veiligheid sprake moet zijn van een aanvaardbare situatie.
44
7. Woonstichting Triada Wonen Samenvatting overlegreactie De Woonstichting vraagt zich af of de nog aan te leggen infrastructuur (parkeerplaatsen, ontsluitingswegen, voetpaden) rondom het project "HGD Cramerstraat" in overeenstemming is met de bestemmingsbepalingen die voor de betreffende gronden gelden. Reactie gemeente De gronden rondom de bebouwing aan de HGD Cramerstraat hebben in het bestemmingsplan Wapenveld-Dorp de bestemming GROEN. Uit de omschrijving van deze bestemming blijkt dat de gronden met deze bestemming ook zijn bestemd voor paden, speelvoorzieningen en parkeerstroken. Wanneer het inrichtingsplan voor de openbare ruimte hieraan wordt getoetst blijkt dat dit plan in zijn geheel binnen deze bestemming past.
7.3.
Ambtshalve wijzigingen
De raadscommissie Grondgebiedzaken heeft tijdens een werkbespreking op 20 september 2005 het voorontwerp van het bestemmingsplan en de uitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen uitvoerig besproken. De door de commissie gemaakte opmerkingen zijn tezamen met de ambtshalve wijzigingen verwerkt in het plan. Aangezien deze wijzigingen voor een groot deel overeenkomen met de wijzigingen ten gevolge van de inspraakreacties en het daarnaast ondergeschikte aanpassingen betreft, worden deze wijzigingen niet separaat in beeld gebracht. Wel wordt opgemerkt dat het aanvankelijke plangebied is uitgebreid met het nieuwe woongebied voor Wapenveld, De Ossenkamp geheten.
april 2007.
45
Voorschriften april 2007
Inhoudsopgave voorschriften
Hoofdstuk I Artikel 1 Artikel 2
Hoofdstuk II
Inleidende bepalingen
1
Begripsbepalingen ............................................................................................. 1 Wijze van meten ................................................................................................ 8
Bestemmingsbepalingen
9
Paragraaf 1 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16 Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19 Artikel 20 Artikel 21
Bestemmingen AGRARISCH ..................................................................................................... 9 AGRARISCH - BOUWBLOK ........................................................................... 10 AGRARISCH - LANDSCHAPPELIJKE WAARDE........................................... 13 BEDRIJF.......................................................................................................... 15 BEDRIJF - NUT ............................................................................................... 19 CENTRUM....................................................................................................... 20 DETAILHANDEL.............................................................................................. 23 GROEN............................................................................................................ 27 GROEN - PARK............................................................................................... 28 HORECA ......................................................................................................... 29 MAATSCHAPPELIJK ...................................................................................... 32 MAATSCHAPPELIJK - BEGRAAFPLAATS .................................................... 35 SPORT ............................................................................................................ 36 TUIN ................................................................................................................ 37 VERKEER........................................................................................................ 38 VERKEER - GARAGEBOX ............................................................................. 39 WATER............................................................................................................ 40 WONEN ........................................................................................................... 41 WONEN - WOONGEBOUW............................................................................. 45
Paragraaf 2 Artikel 22 Artikel 23 Artikel 24
Dubbelbestemmingen ARCHEOLOGISCH WAARDEVOL GEBIED .................................................. 47 LEIDING - GAS................................................................................................ 48 WATERSTAATSDOELEINDEN ...................................................................... 49
Paragraaf 3 Artikel 25 Artikel 26 Artikel 27
Aanduidingen Lpg-zone.......................................................................................................... 51 Molenbeschermingszone................................................................................. 52 Straalpad ......................................................................................................... 53
Hoofdstuk III Artikel 28 Artikel 29 Artikel 30 Artikel 31 Artikel 32 Artikel 33
Hoofdstuk IV Artikel 34 Artikel 35 Artikel 36
Algemene bepalingen
Anti-dubbeltelbepaling ..................................................................................... 54 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening .......................................... 55 Algemene gebruiksbepalingen ........................................................................ 56 Algemene vrijstellingsbepaling ........................................................................ 57 Algemene wijzigingsbevoegdheid ................................................................... 58 Algemene procedurebepalingen...................................................................... 59
Overgangs- en slotbepalingen
60
Strafbepaling.................................................................................................... 60 Overgangsbepalingen ..................................................................................... 61 Slotbepaling ..................................................................................................... 62
Bijlagen 1. 2. 3. 4.
54
Lijst van horecabedrijven Lijst van bedrijven Lijst als bedoeld in de artikelen 6 en 13 (bedrijfsactiviteit) Lijst als bedoeld in artikel 26 (Molenbeschermingszone)
Hoofdstuk I Artikel 1
Inleidende bepalingen
Begripsbepalingen 1.
het plan: het bestemmingsplan Wapenveld-Dorp van de gemeente Heerde;
2.
de plankaart: de plankaart van het bestemmingsplan Wapenveld-Dorp, tek.no. HE0147, bestaande uit 3 kaartbladen en een losbladige verklaring;
3.
aanbouw: een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
4.
aan-huis-gebonden beroep: een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
5.
aanpijling: een op de kaart blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;
6.
agrarisch bedrijf: een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of door middel van het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een wormenkwekerij;
7.
ander-bouwwerk: een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
8.
ander-werk: een werk, geen bouwwerk zijnde;
9.
archeologische waarde: de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
10. bebouwing: één of meer gebouwen en/of andere-bouwwerken;
1
11. bebouwingspercentage: de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden; 12. bedrijfsgebouw: een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf; 13. bedrijfswoning/dienstwoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de binding met het bedrijfsgebouw of het bedrijfsperceel noodzakelijk is; 14. beroepsvloeroppervlakte: de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke; 15. bestemmingsgrens: een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak; 16. bestemmingsvlak: een op de plankaart aangeven vlak met eenzelfde bestemming; 17. bijgebouw: een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist; 18. bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; 19. bouwgrens: een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak; 20. bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 21. bouwperceelgrens: een grens van een bouwperceel; 22. bouwvlak: een op de plankaart aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten;
2
23. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren; 24. carport: een ten hoogste door twee wanden omsloten overdekte ruimte; 25. cultuurhistorische waarde: de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt; 26. dak: iedere bovenbeëindiging van een gebouw; 27. detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; 28. detailhandel in weggebonden artikelen: detailhandel in een assortiment goederen dat is gebaseerd op de behoeftes van een automobilist of diens passagiers; 29. dienstverlening: het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden; 30. discotheek: een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken; 31. eerste bouwlaag: de bouwlaag op de begane grond; 32. eerste verdieping: tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen; 33. gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
3
34. gebruiksgerichte paardenhouderij: een bedrijf dat is gericht op het opfokken, beleren en trainen van paarden; 35. geluidgevoelige functies: bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen; 36. grondgebonden agrarische bedrijfsvoering: een agrarische bedrijfsvoering die geheel dan wel grotendeels afhankelijk is van de groeikracht van de bodem waarop het bedrijf wordt uitgeoefend; 37. halfvrijstaande woning: een woning van het type twee-aaneengebouwd; 38. hogere grenswaarde: een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen; 39. hoofdgebouw: een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt; 40. horecabedrijf: een bedrijf waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met het bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, met uitzondering van een discotheek; 41. kampeermiddel: een tent, tentwagen, een kampeerauto of een caravan, niet zijnde een stacaravan; 42. kantoor: een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige dan wel financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie; 43. kleinschalig kampeerterrein: een kampeerterrein voor ten hoogste 15 kampeermiddelen gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober; 44. kwetsbare objecten: kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
4
45. landschappelijke waarde: de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied; 46. maatschappelijke voorzieningen: educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen; 47. molenbeschermingszone: de op de plankaart aangegeven zone rondom een molen waarbinnen bijzondere regels gelden ter bescherming van de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van de molen, waaronder begrepen het beschermen van de functies van de molen als werktuig en landschapsbepalend element, alsmede het veilig stellen van de windvang en windlossing; 48. normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden: werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming; 49. paardenbak: een niet-overdekte piste,voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem waar naast training en africhting van het paard eveneens toetsing van prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden; 50. peil: − voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; − voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; − het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald; 51. productiegebonden detailhandel: detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie; 52. prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
5
53. recreatief medegebruik: een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan; 54. risicovolle inrichting: een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dit besluit luidde op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan; 55. seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar; 56. sportkantine: een verblijfslocatie waarin de verstrekking van drank- en etenswaren gericht is op gebruikers van de sportvoorziening; 57. stacaravan: een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grotere afstanden, als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, en dat dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben; 58. uitbouw: een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist; 59. voorgevel: de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de door of namens burgemeester en wethouders aangewezen gevel(s); 60. voorkeursgrenswaarde: de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder dan wel het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;
6
61. winkel: een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel; 62. woning: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden; 63. woongebouw: een gebouw of een gedeelte van een gebouw, in welk gebouw of welk gedeelte twee of meer woningen zijn gelegen die zijn te bereiken door een of meer gemeenschappelijke verkeersruimten; 64. woonhuis: een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat.
7
Artikel 2
Wijze van meten Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten: a de breedte van een gebouw: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren; b de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; c de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; d de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; e de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een anderbouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; f de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; g afstand tot de molen: de afstand gerekend vanaf het middelpunt van de molen. Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 m bedraagt.
8
Hoofdstuk II Paragraaf 1
Bestemmingsbepalingen Bestemmingen
Artikel 3
AGRARISCH
3.1
Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor AGRARISCH aangewezen gronden zijn bestemd voor: a de uitoefening van een agrarisch bedrijf dan wel het weiden van vee en/of het verbouwen van gewassen; b infrastructurele voorzieningen en ontsluitingspaden, zoals deze bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan; c de waterhuishouding; d recreatief medegebruik in de vorm van voet-, fiets- en/of ruiterpaden; met daarbijbehorende andere-bouwwerken - niet zijnde voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest - en voorzieningen.
3.2
Bouwvoorschriften Op de tot AGRARISCH bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd andere-bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
3.3
Wijzigingsbevoegdheid
3.3.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening de bestemming te wijzigen in de bestemming TUIN.
3.3.2
Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de wijziging vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden: a de mate waarin de waarden en functies van de betrokken gronden, welke het plan beoogt te beschermen, door de gebruiksverandering worden geschaad; b de mate waarin de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad; c de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische toelaatbaarheid en uitvoerbaarheid.
3.3.3
Indien de waarden, functies en/of belangen als genoemd in 3.3.2 onevenredig worden geschaad en/of de uitvoerbaarheid niet is aangetoond vindt de wijzigingsbevoegdheid geen toepassing.
3.3.4
Bij gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid is de in 33.1.1 opgenomen procedure van toepassing.
9
Artikel 4
AGRARISCH - BOUWBLOK
4.1
Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor AGRARISCH - BOUWBLOK aangewezen gronden zijn: a bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf met dien verstande dat per bestemmingsvlak ten hoogste 1 bedrijf is toegestaan; b ter plaatse van de aanduiding 1 dienst-/bedrijfswoning, uitsluitend bestemd voor een bedrijfswoning; c mede bestemd voor kleinschalige kampeerterreinen, met dien verstande dat geen stacaravans zijn toegestaan; met de daarbijbehorende gebouwen, een bedrijfswoning daaronder begrepen, andere-bouwwerken, tuinen, erven en agrarische cultuurgronden.
4.2
Bouwvoorschriften Op de tot AGRARISCH - BOUWBLOK bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
4.2.1
voor gebouwen de volgende bepalingen gelden: a de gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b de goothoogte mag niet meer dan 7 m bedragen; c de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen, tenzij anders op de plankaart is aangegeven; d de dakhelling mag niet minder dan 20o bedragen; e in afwijking van het bepaalde onder b tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden, ook in geval van (ver)nieuwbouw;
4.2.2
voor bedrijfswoningen bovendien de volgende bepalingen gelden: a per bestemmingsvlak mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd, tenzij anders op de plankaart is aangegeven; b de inhoud mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
4.2.3
voor andere-bouwwerken de volgende bepalingen gelden: a de bouwhoogte van erfafscheidingen mag indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht niet meer dan 1 m bedragen en in overige gevallen niet meer dan 2 m; b in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen.
4.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van: a de milieusituatie; b de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
10
4.4
Vrijstelling bouwvoorschriften
4.4.1
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in: a 4.2.1 en 4.2.2, juncto 1 onder 13, uitsluitend indien dit noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering ten behoeve van de huisvesting van twee huishoudens, mits het aantal bedrijfswoningen niet wordt vergroot; b 4.2.3 ten behoeve van een paardenbak bij een bedrijfswoning.
4.4.2
De in 4.4.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: a de milieusituatie; b de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4.3
Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in 33.1.2 opgenomen procedure van toepassing.
4.5
Specifieke gebruiksvoorschriften
4.5.1
Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in 30 onder a, wordt in ieder geval verstaan het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor doeleinden van zelfstandige bewoning.
4.6
Vrijstelling gebruiksvoorschriften
4.6.1
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in 4.1 ten behoeve van een paardenbak bij een bedrijfswoning.
4.6.2
De in 4.6.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: a de milieusituatie; b de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.6.3
Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in 33.1.2 opgenomen procedure van toepassing.
4.7
Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening de bestemming te wijzigen in de bestemming WONEN en/of TUIN.
4.7.2
Bebouwing voor geluidgevoelige functies dient -in geval van een zonering als bedoeld in de Wet geluidhinder- zodanig te worden geprojecteerd dat de voorkeursgrenswaarde in acht wordt genomen dan wel een verkregen hogere grenswaarde.
11
4.7.3
Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de wijziging vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden: a de mate waarin de waarden en functies van de betrokken gronden, welke het plan beoogt te beschermen, door de gebruiksverandering worden geschaad; b de mate waarin de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad; c de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische toelaatbaarheid en uitvoerbaarheid.
4.7.4
Indien de waarden, functies en/of belangen als genoemd in 4.7.3 onevenredig worden geschaad en/of de uitvoerbaarheid niet is aangetoond vindt de wijzigingsbevoegdheid geen toepassing.
4.7.5
Bij gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid is de in 33.1.1 opgenomen procedure van toepassing.
12
Artikel 5
AGRARISCH - LANDSCHAPPELIJKE WAARDE
5.1
Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor AGRARISCH - LANDSCHAPPELIJKE WAARDE aangewezen gronden zijn bestemd voor: a de uitoefening van een agrarisch bedrijf dan wel het weiden van vee en/of het verbouwen van gewassen; b infrastructurele voorzieningen zoals deze bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan; c de waterhuishouding; d recreatief medegebruik in de vorm van voet-, fiets- en/of ruiterpaden; e het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke waarde van de gronden; met daarbijbehorende andere-bouwwerken - niet zijnde voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest - en voorzieningen.
5.2
Bouwvoorschriften Op de tot AGRARISCH - LANDSCHAPPELIJKE WAARDE bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd andere-bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
5.3
Aanlegvergunning
5.3.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren: a het aanleggen of verharden van wegen, voet-, fiets- en/of ruiterpaden of parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 50 m2, met uitzondering van: 1 het aanleggen en verharden van wegen en/of paden ter directe ontsluiting van agrarische bouwpercelen; 2 het aanleggen van koe- of kavelpaden; b het vellen, rooien, zaaien of aanplanten van bomen en andere houtopstanden, voor zover het beplanting betreft die niet in de gemeentelijke kapverordening of de Boswet is geregeld, zoals deze regelingen luid en op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan; c het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van recreatief medegebruik; d het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden; e het graven of dempen van sloten en poelen; f het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet.
13
5.3.2
Het in 5.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op andere werken en werkzaamheden die: a het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen; b in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5.3.3
De in 5.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de agrarische en/of de landschappelijke waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind.
14
Artikel 6
BEDRIJF
6.1
Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor BEDRIJF aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven, opslag en installaties, met daarbijbehorende gebouwen, andere-bouwwerken, tuinen, erven, terreinen en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat: a uitsluitend bedrijven zijn toegestaan als genoemd in de categorieën 1 en 2 van de lijst van bedrijven, die als bijlage bij deze voorschriften is gevoegd; b detailhandel niet is toegestaan; c ter plaatse van de aanduiding bedrijfsactiviteit, deze ook zijn bestemd voor de bedrijfsactiviteit zoals in de bij dit voorschrift behorende bijlage bij het genoemde adres is vermeld; d uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 1 dienst-/bedrijfswoning, deze zijn bestemd voor een bedrijfswoning; e ter plaatse van de aanduiding monument(rijks), deze mede zijn bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarde; f ter plaatse van de aanduiding verkooppunt motorbrandstoffen, deze ook zijn bestemd voor de verkoop en opslag van motorbrandstoffen, alsmede, indien binnen die gronden ook de aanduiding vulpunt geldt, de verkoop tot een lpg-doorzet van niet meer dan 1.000 m3 per jaar; g uitsluitend ter plaatse van de aanduiding vulpunt, deze zijn bestemd voor een vulpunt lpg; h inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit besluit luidt op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, zijn niet toegestaan; i risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan, met uitzondering van die inrichtingen die aanwezig zijn op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
6.2
Bouwvoorschriften Op de tot BEDRIJF bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
6.2.1
voor gebouwen de volgende bepalingen gelden: a een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b de goothoogte mag niet meer dan de op de plankaart in het bouwvlak aangegeven goothoogte bedragen; c de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m, tenzij op de plankaart anders is aangegeven; d in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat de (verlengde) grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde mogen worden overschreden door: 1 plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen; 2 schotelantennes;
15
3 4
e
gevel- en kroonlijsten en overstekende daken; (hoek-)erkers, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits over niet meer dan de halve gevelbreedte en mits de (verlengde) grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 m worden overschreden; in afwijking van het bepaalde onder b tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden,ook in geval van (ver)nieuwbouw;
6.2.2
voor aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en carports bij een bedrijfswoning de volgende bepalingen gelden: a de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen; b de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd; c de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 70 m2; d de goothoogte van een aanbouw, uitbouw, aangebouwd bijgebouw of carport die niet minder dan 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan is gelegen, mag niet meer dan 3,25 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bouwhoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw; e de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw, aangebouwd bijgebouw of een carport die niet minder dan 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan is gelegen, mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, verminderd met 2 m; f de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen; g de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 5 m bedragen; h de bouwhoogte van een carport die minder dan 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan is gelegen, mag niet meer dan 3,25 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bouwhoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw; i in afwijking van het bepaalde onder a tot en met h geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden;
6.2.3
voor andere-bouwwerken de volgende bepalingen gelden: a indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen; b de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3,25 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bouwhoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw; c in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m bedragen.
16
6.3
Vrijstelling bouwvoorschriften
6.3.1
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in 6.2.3 ten behoeve van een paardenbak bij een bedrijfswoning.
6.3.2
De in 6.3.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: a het straat- en bebouwingsbeeld; b de milieusituatie; c de verkeersveiligheid; d de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; e de sociale veiligheid.
6.3.3
Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in 33.1.2 opgenomen procedure van toepassing.
6.4
Specifieke gebruiksvoorschriften
6.4.1
Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in 30 onder a, wordt in ieder geval verstaan het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor doeleinden van zelfstandige bewoning.
6.5
Vrijstelling gebruiksvoorschriften
6.5.1
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in: a 6.1 en toestaan dat bedrijven worden gevestigd die niet zijn genoemd in de lijst van bedrijven of die volgens de lijst van bedrijven van een hogere categorie zijn, indien die bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de desbetreffende categorieën, mits het geen inrichtingen betreft als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingenen vergunningbesluit milieubeheer, zoals dit besluit luidt op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan; b 6.1 ten behoeve van productiegebonden detailhandel; c 6.1 en toestaan dat risicovolle inrichtingen worden gevestigd mits het plaatsgebonden risico op de grens van de inrichting niet meer bedraagt dan 10-6 en mits het groepsrisico kan worden verantwoord; d 6.1 ten behoeve van een paardenbak bij een bedrijfswoning.
6.5.2
De in 6.5.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: a het straat- en bebouwingsbeeld; b de milieusituatie; c de verkeersveiligheid; d de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; e de sociale veiligheid.
17
6.5.3
Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in 33.1.2 opgenomen procedure van toepassing.
6.6
Wijzigingsbevoegdheid
6.6.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening de bestemming te wijzigen in de bestemming WONEN en/of TUIN en/of AGRARISCH.
6.6.2
Bebouwing voor geluidgevoelige functies dient - in geval van een zonering als bedoeld in de Wet geluidhinder - zodanig te worden geprojecteerd dat de voorkeursgrenswaarde in acht wordt genomen.
6.6.3
Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de wijziging vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden: a de mate waarin de waarden en functies van de betrokken gronden, welke het plan beoogt te beschermen, door de gebruiksverandering worden geschaad; b de mate waarin de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad; c de aanvaardbaarheid voor wat betreft milieu, veiligheid en luchtkwaliteit.
6.6.4
Indien de waarden, functies en/of belangen als genoemd in 6.6.3 onevenredig worden geschaad en/of de uitvoerbaarheid niet is aangetoond vindt de wijzigingsbevoegdheid geen toepassing.
6.6.5
Bij gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid is de in 33.1.1 opgenomen procedure van toepassing.
18
Artikel 7
BEDRIJF - NUT
7.1
Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor BEDRIJF - NUT aangewezen gronden zijn bestemd voor op het openbare net aangesloten nutsvoorzieningen, zoals transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen, met daarbijbehorende gebouwen, andere-bouwwerken en terreinen.
7.2
Bouwvoorschriften Op de tot BEDRIJF - NUT bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
7.2.1
voor gebouwen de volgende bepalingen gelden: a een gebouw mag uitsluitend in een bouwvlak worden gebouwd; b de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen, tenzij anders op de plankaart is aangegeven; c in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat de (verlengde) grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde mogen worden overschreden door: 1 plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen; 2 schotelantennes; 3 gevel- en kroonlijsten en overstekende daken; 4 (hoek-)erkers, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits over niet meer dan de halve gevelbreedte en mits de (verlengde) grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 m worden overschreden; d in afwijking van het bepaalde onder b en c geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden, ook in geval van (ver)nieuwbouw;
7.2.2
voor andere-bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen.
19
Artikel 8
CENTRUM
8.1
Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor CENTRUM aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende al dan niet gecombineerde doeleinden: a indien het betreft functies die worden uitgeoefend op de begane grondlaag van gebouwen: − detailhandel; − kantoren; − dienstverlening; − maatschappelijke voorzieningen; − berging ten dienste van de woonfunctie; b indien het betreft functies die worden uitgeoefend op de verdieping(en) van gebouwen: − wonen; − opslagdoeleinden ten dienste van en in directe relatie met de onder a genoemde doeleinden; met de daarbijbehorende gebouwen, andere-bouwwerken, tuinen, erven, terreinen, wegen, paden, parkeervoorzieningen, voorzieningen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen, water en groenvoorzieningen.
8.2
Bouwvoorschriften Op de tot CENTRUM bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
8.2.1
voor gebouwen de volgende bepalingen gelden: a een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b de goothoogte mag niet meer bedragen dan de op de plankaart aangegeven goothoogte; c de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m, tenzij op de plankaart anders is aangegeven; d in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat de (verlengde) grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde mogen worden overschreden door: 1 plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen; 2 schotelantennes; 3 gevel- en kroonlijsten en overstekende daken; 4 (hoek-)erkers, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits over niet meer dan de halve gevelbreedte en mits de (verlengde) grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 m worden overschreden; e in afwijking van het bepaalde onder b tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden, ook in geval van (ver)nieuwbouw;
20
8.2.2
voor andere-bouwwerken de volgende bepalingen gelden: a indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen; b in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m bedragen.
8.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van: a een goede woonsituatie; b de verkeersveiligheid; c de sociale veiligheid; d de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4
Vrijstelling bouwvoorschriften
8.4.1
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in 8.2.1 onder b en/of c en toestaan dat de goot- en/of bouwhoogte wordt verhoogd met niet meer dan 2 m.
8.4.2
De in 8.4.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: a het straat- en bebouwingsbeeld; b de woonsituatie; c de sociale veiligheid; d de verkeersveiligheid; e de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4.3
Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in 33.1.2 opgenomen procedure van toepassing.
8.5
Specifieke gebruiksvoorschriften
8.5.1
Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in 30 onder a, wordt in ieder geval verstaan het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor doeleinden van zelfstandige bewoning.
8.6
Vrijstelling gebruiksvoorschriften
8.6.1
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van: a het bepaalde in 8.1 en toestaan dat de functie detailhandel of kantoren ook op de verdieping(-en) plaatsvindt en/of toestaan dat de functie wonen ook op de begane grond plaatsvindt; b het bepaalde in 8.1 en toestaan dat de functie horeca(bedrijven) als genoemd in categorieën I en II van de lijst van horecabedrijven1 wordt uitgeoefend. 1
Deze lijst maakt als bijlage 1 deel uit van deze voorschriften.
21
8.6.2
De in 8.6.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: a het straat- en bebouwingsbeeld; b de woonsituatie; c de sociale veiligheid; d de verkeersveiligheid; e de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.6.3
Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in 33.1.2 opgenomen procedure van toepassing.
22
Artikel 9
DETAILHANDEL
9.1
Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor DETAILHANDEL aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandel en aan die detailhandel gerelateerde horeca en dienstverlening, met daarbijbehorende gebouwen, een bedrijfswoning daaronder begrepen, anderebouwwerken, tuinen, erven, terreinen, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.
9.2
Bouwvoorschriften Op de tot DETAILHANDEL bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
9.2.1
voor gebouwen de volgende bepalingen gelden: a een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b de goothoogte mag niet meer bedragen dan de op de plankaart aangegeven goothoogte; c de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m, tenzij op de plankaart anders is aangegeven; d de dakhelling mag niet minder dan 25o en niet meer dan 60o bedragen; e in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat de (verlengde) grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde mogen worden overschreden door: 1 plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen; 2 schotelantennes; 3 gevel- en kroonlijsten en overstekende daken; 4 (hoek-)erkers, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits over niet meer dan de halve gevelbreedte en mits de (verlengde) grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 m worden overschreden; f in afwijking van het bepaalde onder b tot en met e geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden, ook in geval van (ver)nieuwbouw;
9.2.2
voor aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en carports bij een bedrijfswoning de volgende bepalingen gelden: a de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen en van een carport niet minder dan 1 m met dien verstande dat zulks niet geldt voor de bouw van aan- en uitbouwen voor de voorgevel van de bedrijfswoning binnen het bouw- of bestemmingsvlak; b de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd; c de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 70 m2;
23
d
e
f g h
i
de goothoogte van een aanbouw, uitbouw, aangebouwd bijgebouw of carport die niet minder dan 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan is gelegen, mag niet meer dan 3,25 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bouwhoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw; de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw, aangebouwd bijgebouw of een carport die niet minder dan 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan is gelegen, mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, verminderd met 2 m; de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen; de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 5 m bedragen; de bouwhoogte van een carport die minder dan 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan is gelegen, mag niet meer dan 3,25 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bouwhoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw; in afwijking van het bepaalde onder a tot en met h geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden;
9.2.3
voor andere-bouwwerken de volgende bepalingen gelden: a indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen; b de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3,25 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bouwhoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw; c in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m bedragen.
9.3
Vrijstelling bouwvoorschriften
9.3.1
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van: a het bepaalde in 9.2.1 onder b en c en toestaan dat de goot- en/of bouwhoogte wordt verhoogd met niet meer dan 2 m; b het bepaalde in 9.2.1 onder d ten behoeve van een verhoging dan wel verlaging van de dakhelling; c het bepaalde in 9.2.3 ten behoeve van een paardenbak bij een bedrijfswoning.
9.3.2
De in 9.3.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: a het straat- en bebouwingsbeeld; b de woonsituatie; c de sociale veiligheid; d de verkeersveiligheid; e de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
24
9.3.3
Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in 33.1.2 opgenomen procedure van toepassing.
9.4
Specifieke gebruiksvoorschriften
9.4.1
Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in 30 onder a, wordt in ieder geval verstaan het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor doeleinden van zelfstandige bewoning.
9.5
Vrijstelling gebruiksvoorschriften
9.5.1
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in 9.1 ten behoeve van een paardenbak bij een bedrijfswoning.
9.5.2
De in 9.5.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: a het straat- en bebouwingsbeeld; b de woonsituatie; c de sociale veiligheid; d de verkeersveiligheid; e de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.5.3
Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in 33.1.2 opgenomen procedure van toepassing.
9.6
Wijzigingsbevoegdheid
9.6.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening de bestemming te wijzigen in de bestemming WONEN en/of TUIN.
9.6.2
Bebouwing voor geluidgevoelige functies dient - in geval van een zonering als bedoeld in de Wet geluidhinder - zodanig te worden geprojecteerd dat de voorkeursgrenswaarde in acht wordt genomen.
9.6.3
Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de wijziging vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden: a de mate waarin de waarden en functies van de betrokken gronden, welke het plan beoogt te beschermen, door de gebruiksverandering worden geschaad; b de mate waarin de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad; c de aanvaardbaarheid voor wat betreft milieu, veiligheid en luchtkwaliteit.
25
9.6.4
Indien de waarden, functies en/of belangen als genoemd in 9.6.3 onevenredig worden geschaad en/of de uitvoerbaarheid niet is aangetoond vindt de wijzigingsbevoegdheid geen toepassing.
9.6.5
Bij gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid is de in 33.1.1 opgenomen procedure van toepassing.
26
Artikel 10 GROEN 10.1
Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor GROEN aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, paden, speelvoorzieningen, parkeerstroken en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede ter plaatse van de aanduiding: a bebouwing, voor een gebouw; b voet-/fietspad voor een voet-/fietspad van infrastructurele betekenis ter plaatse van dan wel binnen een afstand van niet meer dan 5 m gemeten vanuit de aangeduide gronden; met daarbijbehorende andere-bouwwerken en verhardingen.
10.2
Bouwvoorschriften Op de tot GROEN bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
10.2.1
voor gebouwen geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
10.2.2
voor andere-bouwwerken de volgende bepalingen gelden: a de bouwhoogte van lantaarnpalen mag niet meer dan 10 m bedragen; b de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer dan 5 m bedragen; c in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen.
27
Artikel 11 GROEN - PARK 11.1
Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor GROEN - PARK aangewezen gronden zijn bestemd voor parken en grootschalige groenvoorzieningen, paden, speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, evenementen en manifestaties, alsmede ter plaatse van de aanduiding jongerenontmoetingsplek, voor een jongerenontmoetingsplek, met daarbijbehorende andere-bouwwerken en verhardingen.
11.2
Bouwvoorschriften Op de tot GROEN - PARK bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
11.2.1
voor gebouwen de volgende bepalingen gelden: a een gebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding jongerenontmoetingsplek worden gebouwd; b de bouwhoogte mag niet meer dan 3,60 m bedragen en de oppervlakte niet meer dan 25 m2;
11.2.2
voor andere-bouwwerken de volgende bepalingen gelden: a de bouwhoogte van lantaarnpalen mag niet meer dan 10 m bedragen; b de bouwhoogte van beeldende kunstwerken mag niet meer dan 5 m bedragen; c in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen.
28
Artikel 12 HORECA 12.1
Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor HORECA aangewezen gronden zijn bestemd voor: a indien het betreft functies die worden uitgeoefend op de begane grondlaag van gebouwen: − horeca(bedrijven), als genoemd in categorieën I, II en III van de lijst van horecabedrijven1; − wonen; b indien het betreft functies die worden uitgeoefend op de verdieping(en) van gebouwen: − wonen; c ter plaatse van de aanduiding 1 dienst-/bedrijfswoning, uitsluitend voor een bedrijfswoning; met de daarbijbehorende gebouwen, andere-bouwwerken, tuinen, erven, terrassen, terreinen, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.
12.2
Bouwvoorschriften Op de tot HORECA bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
12.2.1
voor gebouwen de volgende bepalingen gelden: a een gebouw mag uitsluitend in een bouwvlak worden gebouwd; b de goothoogte mag niet meer bedragen dan de op de plankaart in het bouwvlak aangegeven goothoogte; c de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m, tenzij anders op de plankaart is aangegeven; d de dakhelling mag niet minder dan 25o en niet meer dan 60o bedragen; e in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat de (verlengde) grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde mogen worden overschreden door: 1 plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen; 2 schotelantennes; 3 gevel- en kroonlijsten en overstekende daken; 4 (hoek-)erkers, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits over niet meer dan de halve gevelbreedte en mits de (verlengde) grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 m worden overschreden; f in afwijking van het bepaalde onder b tot en met e geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden, ook in geval van (ver)nieuwbouw;
1
Deze lijst maakt als bijlage 1 deel uit van deze voorschriften.
29
12.2.2
voor aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en carports bij een bedrijfswoning de volgende bepalingen gelden: a de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen en van een carport niet minder dan 1 m met dien verstande dat zulks niet geldt voor de bouw van aan- en uitbouwen voor de voorgevel van de bedrijfswoning binnen het bouw- of bestemmingsvlak; b de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd; c de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 70 m2; d de goothoogte van een aanbouw, uitbouw, aangebouwd bijgebouw of carport die niet minder dan 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan is gelegen, mag niet meer dan 3,25 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bouwhoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw; e de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw, aangebouwd bijgebouw of een carport die niet minder dan 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan is gelegen, mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, verminderd met 2 m; f de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen; g de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 5 m bedragen; h de bouwhoogte van een carport die minder dan 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan is gelegen, mag niet meer dan 3,25 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bouwhoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw; i in afwijking van het bepaalde onder a tot en met h geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden;
12.2.3
voor andere-bouwwerken de volgende bepalingen gelden: a indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen; b de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3,25 m bedragen met dien verstande dat de hoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bouwhoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw; c in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m bedragen.
12.3
Vrijstelling bouwvoorschriften
12.3.1
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in: a 12.2.1 onder b en c en toestaan dat de goot- en/of bouwhoogte wordt verhoogd met niet meer dan 2 m;
30
b c
12.2.1 onder d ten behoeve van een verhoging dan wel verlaging van de dakhelling; 12.2.3 ten behoeve van een paardenbak bij een bedrijfswoning;
12.3.2
De in 12.3.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: a het straat- en bebouwingsbeeld; b de woonsituatie; c de sociale veiligheid; d de verkeersveiligheid; e de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.3.3
Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in 33.1.2 opgenomen procedure van toepassing.
12.4
Specifieke gebruiksvoorschriften
12.4.1
Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in 30 onder a, wordt in ieder geval verstaan het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor doeleinden van zelfstandige bewoning.
12.5
Vrijstelling gebruiksvoorschriften
12.5.1
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in 12.1 ten behoeve van een paardenbak bij een woning.
12.5.2
De in 12.5.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: a het straat- en bebouwingsbeeld; b de woonsituatie; c de sociale veiligheid; d de verkeersveiligheid; e de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.5.3
Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in 33.1.2 opgenomen procedure van toepassing.
31
Artikel 13 MAATSCHAPPELIJK 13.1
Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor MAATSCHAPPELIJK aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding: a 1 dienst-/bedrijfswoning, deze uitsluitend zijn bestemd voor een bedrijfswoning; b bedrijfsactiviteit, deze ook zijn bestemd voor de bedrijfsactiviteit zoals in de bij dit voorschrift behorende bijlage bij het genoemde adres is vermeld; met daarbijbehorende gebouwen, andere-bouwwerken, erven, terreinen, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.
13.2
Bouwvoorschriften Op de tot MAATSCHAPPELIJK bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
13.2.1
voor gebouwen de volgende bepalingen gelden: a een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b de goothoogte mag niet meer bedragen dan de op de plankaart in het bouwvlak aangegeven goothoogte; c de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m, tenzij anders op de plankaart is aangegeven; d in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat de (verlengde) grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde mogen worden overschreden door: 1 plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen; 2 schotelantennes; 3 gevel- en kroonlijsten en overstekende daken; 4 (hoek-)erkers, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits over niet meer dan de halve gevelbreedte en mits de (verlengde) grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 m worden overschreden; e in afwijking van het bepaalde onder b en c geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden, ook in geval van (ver)nieuwbouw;
13.2.2
voor aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en carports bij een bedrijfswoning de volgende bepalingen gelden: a de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen en van een carport niet minder dan 1 m; b de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd; c de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 70 m2;
32
d
e
f g h
i
de goothoogte van een aanbouw, uitbouw, aangebouwd bijgebouw of carport die niet minder dan 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan is gelegen, mag niet meer dan 3,25 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bouwhoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw; de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw, aangebouwd bijgebouw of een carport die niet minder dan 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan is gelegen, mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, verminderd met 2 m; de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen; de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 5 m bedragen; de bouwhoogte van een carport die minder dan 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan is gelegen, mag niet meer dan 3,25 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bouwhoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw; in afwijking van het bepaalde onder a tot en met h geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden;
13.2.3
voor andere-bouwwerken de volgende bepalingen gelden: a indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen; b de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3,25 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bouwhoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw; c in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m bedragen.
13.3
Vrijstelling bouwvoorschriften
13.3.1
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van: a het bepaalde in 13.2.1 onder b en c en toestaan dat de goot- en/of bouwhoogte wordt verhoogd met niet meer dan 2 m; b het bepaalde in 13.2.3 ten behoeve van een paardenbak bij een bedrijfswoning.
13.3.2
De in 13.3.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: a het straat- en bebouwingsbeeld; b de woonsituatie; c de sociale veiligheid; d de verkeersveiligheid; e de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
33
13.3.3
Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in 33.1.2 opgenomen procedure van toepassing.
13.4
Specifieke gebruiksvoorschriften
13.4.1
Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in 30 onder a, wordt in ieder geval verstaan het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor doeleinden van zelfstandige bewoning.
13.5
Vrijstelling gebruiksvoorschriften
13.5.1
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in 13.1 ten behoeve van een paardenbak bij een bedrijfswoning.
13.5.2
De in 13.5.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: a het straat- en bebouwingsbeeld; b de woonsituatie; c de sociale veiligheid; d de verkeersveiligheid; e de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.5.3
Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in 33.1.2 opgenomen procedure van toepassing.
34
Artikel 14 MAATSCHAPPELIJK - BEGRAAFPLAATS 14.1
Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor MAATSCHAPPELIJK - BEGRAAFPLAATS aangewezen gronden zijn bestemd voor een begraafplaats, met daarbijbehorende gebouwen, andere-bouwwerken, erven, terreinen, paden, parkeer- en groenvoorzieningen.
14.2
Bouwvoorschriften Op de tot MAATSCHAPPELIJK - BEGRAAFPLAATS bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
14.2.1
voor gebouwen de volgende bepalingen gelden: a de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 250 m2 bedragen; b de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
14.2.2
voor andere-bouwwerken de volgende bepalingen gelden: a de bouwhoogte van lantaarnpalen mag niet meer dan 10 m bedragen; b de bouwhoogte van beeldende kunstwerken mag niet meer dan 4 m bedragen; c in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m bedragen.
35
Artikel 15 SPORT 15.1
Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor SPORT aangewezen gronden zijn bestemd voor sportvoorzieningen - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en daarbijbehorende voorzieningen, zoals een sportkantine, met daarbijbehorende gebouwen - niet zijnde bedrijfswoningen - andere-bouwwerken, wegen, paden, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.
15.2
Bouwvoorschriften Op de tot SPORT bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
15.2.1
voor gebouwen de volgende bepalingen gelden: a een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b de goothoogte mag niet meer dan de op de plankaart in het bouwvlak aangegeven goothoogte bedragen; c de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m, tenzij op de plankaart anders is aangegeven; d in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat de (verlengde) grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde mogen worden overschreden door: 1 plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen; 2 schotelantennes; 3 gevel- en kroonlijsten en overstekende daken; 4 (hoek-)erkers, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits over niet meer dan de halve gevelbreedte en mits de (verlengde) grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,50 m worden overschreden; e in afwijking van het bepaalde onder b tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden, ook in geval van (ver)nieuwbouw;
15.2.2
voor andere-bouwwerken de volgende bepalingen gelden: a de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 18 m bedragen; b in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen.
36
Artikel 16 TUIN 16.1
Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor TUIN aangewezen gronden zijn bestemd voor tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, met daarbijbehorende carports, andere-bouwwerken, erven en parkeervoorzieningen.
16.2
Bouwvoorschriften Op de tot TUIN bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming dan wel de aangrenzende bestemming WONEN, met dien verstande dat:
16.2.1
voor carports de volgende bepalingen gelden: a de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 1m bedragen; b de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m2; c de bouwhoogte mag niet meer dan 3,25 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bouwhoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
16.2.2
voor erkers, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen ten dienste van de aangrenzende bestemming WONEN de volgende bepalingen gelden: a deze (van een woonhuis deeluitmakende) bebouwing mag de (verlengde) grenzen van het bouwvlak over niet meer dan de halve gevelbreedte met niet meer dan 1,5 m overschrijden; b de afstand tussen de bebouwing en de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1,5 m bedragen, tenzij sprake is van aaneengesloten bebouwing bij twee aan elkaar grenzende woonhuizen, in welk geval geldt dat de totale lengte van de aaneengesloten bebouwing niet meer dan 6 m mag bedragen en dat de afstand tot het daarnaastgelegen woonhuis niet minder dan 1 m mag bedragen; c de afstand tussen de bebouwing en gronden met een bestemming VERKEER dan wel GROEN mag niet minder dan 3 m bedragen;
16.2.3
voor andere-bouwwerken de volgende bepalingen gelden: a de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3,25 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bouwhoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw; b in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
16.2.4
voor bebouwing ten dienste van de aangrenzende bestemming WONEN geldt dat de navolgende bebouwing de (verlengde) grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 m mag overschrijden: 1 plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen; 2 schotelantennes; 3 gevel- en kroonlijsten en overstekende daken.
37
Artikel 17 VERKEER 17.1
Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor VERKEER aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen, straten en paden, voet- en rijwielpaden, met daarbijbehorende anderebouwwerken, waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen.
17.2
Bouwvoorschriften Op de tot VERKEER bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd andere-bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen.
38
Artikel 18 VERKEER - GARAGEBOX 18.1
Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor VERKEER - GARAGEBOX aangewezen gronden zijn bestemd voor het stallen van (motor)voertuigen, met daarbijbehorende gebouwen, andere-bouw-werken, erven en terreinen.
18.2
Bouwvoorschriften Op de tot VERKEER - GARAGEBOX bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
18.2.1
voor gebouwen de volgende bepalingen gelden: a een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
18.2.2
voor andere-bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m mag bedragen.
39
Artikel 19 WATER 19.1
Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor WATER aangewezen gronden zijn bestemd voor waterberging, waterhuishouding en waterlopen, met daarbijbehorende andere-bouwwerken, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
19.2
Bouwvoorschriften Op de tot WATER bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd anderebouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
40
Artikel 20 WONEN 20.1
Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor WONEN aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen in het bestaande aantal woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep, alsmede: a ter plaatse van de aanduiding detailhandel, voor detailhandel; b ter plaatse van de aanduiding nieuwbouwlocatie, voor het wonen in nieuw te bouwen woonhuizen; met daarbijbehorende gebouwen, andere-bouwwerken, tuinen en erven.
20.2
Bouwvoorschriften Op de tot WONEN bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
20.2.1
voor hoofdgebouwen in casu woonhuizen de volgende bepalingen gelden: a een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b een hoofdgebouw mag vrijstaand, halfvrijstaand of in een rij worden gebouwd, tenzij anders op de plankaart is aangeduid; c de breedte van een hoofdgebouw mag niet minder dan 5 m bedragen; d de afstand van vrijstaande woonhuizen en van de vrijstaande zijde van aaneengebouwde woonhuizen tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen; e de goothoogte mag niet meer bedragen dan de op de plankaart aangegeven goothoogte; f de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m, tenzij op de plankaart anders is aangegeven; g de dakhelling mag niet minder dan 25o en niet meer dan 60o bedragen; h in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat de (verlengde) grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde mogen worden overschreden door: 1 plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen; 2 schotelantennes; 3 gevel- en kroonlijsten en overstekende daken; 4 (hoek-)erkers, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits over niet meer dan de halve gevelbreedte en mits de (verlengde) grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 m worden overschreden; i in afwijking van het bepaalde onder c tot en met h geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden,ook in geval van (ver)nieuwbouw;
41
20.2.2
voor aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en carports de volgende bepalingen gelden: a de afstand van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen en van een carport niet minder dan 1 m; b de afstand van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd; c de gezamenlijke oppervlakte van de aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en carports bij een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan: − 50 m2 bij een in een rij aaneengebouwd woonhuis; − 70 m2 bij een vrijstaand of halfvrijstaand woonhuis; met inachtneming van de volgende bepalingen: 1 de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en carports mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het achter de voorgevel van het woonhuis en het verlengde daarvan gelegen bouwperceel; 2 in afwijking van het bepaalde onder 1 mag de gezamenlijke oppervlakte meer bedragen dan 50%, mits de gezamenlijke oppervlakte van de aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en carports niet meer bedraagt dan 20 m2; 3 bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte wordt de oppervlakte van de aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en carports voor zover gelegen binnen het bouwvlak niet meegerekend; d in afwijking en in aanvulling op het bepaalde onder c geldt dat ten behoeve van een agrarisch hobbybedrijf de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 200 m2 mag bedragen mits de noodzaak is aangetoond en het bouwperceel, eventueel in combinatie met de daaraan grenzende en daarmee een eigendomseenheid vormende grond, een (gezamenlijke) oppervlakte heeft van tenminste 5.000 m2; e de goothoogte van een aanbouw, uitbouw, aangebouwd bijgebouw of carport die niet minder dan 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan is gelegen, mag niet meer dan 3,25 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bouwhoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw; f de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw, aangebouwd bijgebouw of een carport die niet minder dan 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan is gelegen, mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, verminderd met 2 m; g de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen; h de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 5 m bedragen; i de bouwhoogte van een carport die minder dan 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan is gelegen, mag niet meer dan 3,25 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bouwhoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
42
j
in afwijking van het bepaalde onder a tot en met i geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden;
20.2.3
voor andere-bouwwerken de volgende bepalingen gelden: a indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen; b de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3,25 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bouwhoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw; c in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m bedragen.
20.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van: a een goede woonsituatie; b de verkeersveiligheid; c de sociale veiligheid; d de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.4
Vrijstelling bouwvoorschriften
20.4.1
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in: a 20.2.1 onder e en f en toestaan dat de goot- en/of bouwhoogte wordt verhoogd met niet meer dan 2 meter; b 20.2.1 onder g ten behoeve van een verhoging dan wel verlaging van de dakhelling; c 20.2.2 onder c en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan-, uiten bijgebouwen ten behoeve van een aan huis gebonden beroep wordt vergroot tot ten hoogste 80 m2, waarbij geldt dat het genoemde bebouwingspercentage onverkort van kracht blijft; d 20.2.2 onder c, ten behoeve van de vervanging van meerdere aan- of uitbouwen of bijgebouwen waarvan de gezamenlijke oppervlakte op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan groter is dan 50 m2, door één aan- of uitbouw of bijgebouw met een overeenkomstige oppervlakte. Indien deze oppervlakte groter is dan 70 m2, geldt daarbij dat de oppervlakte van het vervangende bijgebouw ten hoogste 70 m2 bedraagt en dat vervanging bijdraagt aan een verbetering van de landschappelijke situatie ter plaatse; e 20.2.3 ten behoeve van een paardenbak bij een woning.
20.4.2
De in 20.4.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: a het straat- en bebouwingsbeeld; b de woonsituatie; c de milieusituatie;
43
d e f
de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.4.3
Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in 33.1.2 opgenomen procedure van toepassing.
20.5
Specifieke gebruiksvoorschriften
20.5.1
Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in 30 onder a, wordt in ieder geval verstaan het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor doeleinden van zelfstandige bewoning.
20.6
Vrijstelling gebruiksvoorschriften
20.6.1
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in: a 20.1 en toestaan dat het aantal woonhuizen met 1 wordt vermeerderd; b 20.1 ten behoeve van een paardenbak bij een woning.
20.6.2
De in 20.6.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: a het straat- en bebouwingsbeeld; b de woonsituatie; c de milieusituatie; d de verkeersveiligheid; e de sociale veiligheid; f de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.6.3
Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in 33.1.2 opgenomen procedure van toepassing.
44
Artikel 21 WONEN - WOONGEBOUW 21.1
Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor WONEN - WOONGEBOUW aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen in woongebouwen, met daarbijbehorende gebouwen, andere-bouwwerken, parkeervoorzieningen, tuinen en erven.
21.2
Bouwvoorschriften Op de tot WONEN - WOONGEBOUW bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
21.2.1
voor gebouwen de volgende bepalingen gelden: a een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b de goothoogte en/of de bouwhoogte mogen/mag niet meer bedragen dan de op de plankaart aangegeven goothoogte en/of bouwhoogte; c in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat de (verlengde) grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde mogen worden overschreden door: 1 plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen; 2 schotelantennes; 3 gevel- en kroonlijsten en overstekende daken; 4 (hoek-)erkers, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits over niet meer dan de halve gevelbreedte en mits de (verlengde) grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 m worden overschreden; d in afwijking van het bepaalde onder a mag per woning een bijgebouw worden gebouwd met een oppervlakte van niet meer dan 8 m2 en een goothoogte van niet meer dan 3 m; e in afwijking van het bepaalde onder b tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden;
21.2.2
voor andere-bouwwerken de volgende bepalingen gelden: a indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen; b in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m bedragen.
21.3
Vrijstelling bouwvoorschriften
21.3.1
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in 21.2.1 onder b en toestaan dat de goot- en/of bouwhoogte wordt verhoogd met niet meer dan 2 m.
21.3.2
De in 21.3.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: a de woonsituatie;
45
b c d
de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
21.3.3
Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in 33.1.2 opgenomen procedure van toepassing.
21.4
Specifieke gebruiksvoorschriften
21.4.1
Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in 30 onder a, wordt in ieder geval verstaan het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor doeleinden van zelfstandige bewoning.
46
Paragraaf 2
Dubbelbestemmingen
Artikel 22 ARCHEOLOGISCH WAARDEVOL GEBIED 22.1
Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor ARCHEOLOGISCH WAARDEVOL GEBIED aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.
22.2
Bouwvoorschriften
22.2.1
Op de tot ARCHEOLOGISCH WAARDEVOL GEBIED bestemde gronden mag niet worden gebouwd.
22.2.2
Het bepaalde in 22.2.1 is niet van toepassing op: a bouwprojecten met een grondbeslag van niet meer dan 100 m2; b activiteiten waarvoor geen of een lichte bouwvergunning is vereist.
22.3
Vrijstelling bouwvoorschriften
22.3.1
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in 22.2.1 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van en conform de basisbestemming.
22.3.2
De in 22.3.1 genoemde vrijstelling wordt slechts verleend indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarde geen bezwaar bestaat.
22.3.3
Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in 33.1.2 opgenomen procedure van toepassing.
22.4
Aanlegvergunning
22.4.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) ingrepen dieper dan 30 cm beneden het maaiveld te plegen.
22.4.2
Het in 22.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die: a het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen; b in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c waarin de Monumentenwet 1988 voorziet; d ten dienste van de in 22.2.2 vermelde bouwwerkzaamheden.
22.4.3
De in 22.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen gevaar of nadeel ontstaat voor de bescherming van de archeologische waarden.
47
Artikel 23 LEIDING - GAS 23.1
Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor LEIDING - GAS en bijbehorende leidingzone aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen (basis)bestemmingen, tevens bestemd voor (een) leiding(en) ten behoeve van het transport van gas, met daarbijbehorende andere-bouwwerken en voorzieningen.
23.2
Bouwvoorschriften
23.2.1
Op de tot LEIDING - GAS bestemde gronden mag niet worden gebouwd ten dienste van de (basis)bestemming.
23.2.2
Andere-bouwwerken mogen worden gebouwd ten dienste van de leiding, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m mag bedragen.
23.3
Vrijstelling bouwvoorschriften
23.3.1
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in 23.2.1 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van en conform de basisbestemming.
23.3.2
Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in 33.1.2 opgenomen procedure van toepassing.
48
Artikel 24 WATERSTAATSDOELEINDEN 24.1
Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor WATERSTAATSDOELEINDEN aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, de afvoer van oppervlaktewater en voor de waterhuishouding, met daarbijbehorende andere-bouwwerken.
24.2
Bouwvoorschriften Op de tot WATERSTAATSDOELEINDEN bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd andere-bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m mag bedragen.
24.3
Vrijstellingbouwvoorschriften
24.3.1
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van: a het bepaalde in 24.2 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van en conform de basisbestemming; b het bepaalde in 24.2 en toestaan dat de hoogte wordt verhoogd tot niet meer dan 5 m.
24.3.2
De in 24.3.1 onder a genoemde vrijstelling wordt slechts verleend: a indien de waterstaatkundige belangen zich daartegen niet verzetten; b nadat het bevoegde waterstaatsgezag daaromtrent is gehoord.
24.3.3
Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in 33.1.2 opgenomen procedure van toepassing.
24.4
Aanlegvergunning
24.4.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende andere-werken en/of werkzaamheden uit te voeren: a het afgraven of ophogen van gronden; b het egaliseren van gronden; c het verwijderen of beschadigen van bomen en andere houtopstanden; d het zaaien of inplanten van bomen en andere houtopstanden; e het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen uitsluitend ten behoeve van de aansluiting van gebouwen op het openbare voorzieningennet; f het graven, vergraven, dan wel verbreden of dempen van watergangen en poelen.
49
24.4.2
Het in 24.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op andere-werken en/of werkzaamheden die: a het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen; b in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
24.4.3
De in 24.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend: a indien door die andere-werken en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan, (direct of indirect) te verwachten gevolgen geen gevaar of nadeel voor de waterstaatsfunctie ontstaat; b nadat het bevoegde waterstaatsgezag daaromtrent is gehoord.
50
Paragraaf 3
Aanduidingen
Artikel 25 Lpg-zone 25.1.1
Voor zover gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding lpg-zone mag geen toename plaatsvinden van het aantal kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, tenzij ze behoren tot de inrichting waartoe ook het lpg-vulpunt behoort.
25.1.2
Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding lpg-zone van de plankaart wordt gewijzigd of verwijderd, met dien verstande dat de wijziging uitsluitend plaatsvindt nadat de desbetreffende bedrijfsactiviteit is beëindigd dan wel door (wijziging in) regelgeving of vergunning(verlening) sprake is van een gewijzigde situering van de zone en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de veiligheidsituatie.
25.1.3
Bij gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid is de in 33.1.1 opgenomen procedure van toepassing.
51
Artikel 26 Molenbeschermingszone 26.1.1
De op de plankaart met molenbeschermingszone aangewezen gronden zijn, onverminderd het in de voorschriften bepaalde ten aanzien van de voor deze gronden overige geldende bestemmingen, mede bestemd voor het beschermen van de functies van de molen als werktuig en als landschapsbepalend element, alsmede voor het veilig stellen van de windvang en windlossing.
26.1.2
Op de met molenbeschermingszone aangewezen gronden mag bebouwing worden opgericht tot een bouwhoogte conform het bepaalde in de bij dit voorschrift behorende lijst.
26.1.3
In afwijking van het bepaalde in 26.1.2 geldt dat bebouwing die reeds op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan aanwezig is en een grotere hoogte heeft, mag worden gehandhaafd.
26.1.4
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in 26.1.2, met dien verstande dat: a de vrijstelling slechts wordt verleend indien en nadat de Vereniging De Hollandsche Molen en de Stichting Molenbezit Gemeente Heerde daaromtrent zijn gehoord en indien de belangen van de betreffende molen als werktuig en/of landschapsbepalend element niet in onevenredige mate worden geschaad; b bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid de in 33.1.2 opgenomen procedure van toepassing is.
26.1.5
Op de met molenbeschermingszone aangewezen gronden is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) bomen, heesters en andere beplanting te planten indien de hoogte daarvan de in de bij dit voorschrift behorende bijlage aangegeven hoogte te boven gaat.
26.1.6
In aanvulling op het bepaalde in 26.1.5 geldt dat beplanting die reeds op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan aanwezig is mag worden gehandhaafd.
26.1.7
De in 26.1.5 bedoelde vergunning kan worden verleend, indien door die werken de functies van de molen niet onevenredig worden geschaad en nadat de Vereniging De Hollandsche Molen en de Stichting Molenbezit Gemeente Heerde daaromtrent zijn gehoord.
26.1.8
De hoogte van gebouwen, andere bouwwerken en beplanting wordt gemeten in meters en berekend vanaf het gemiddelde afgewerkte terrein aan de voet van de molen of de belt dan wel stelling.
52
Artikel 27 Straalpad Voor zover gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding straalpad mag, indien op grond van een bestemmingsbepaling een grotere bouwhoogte is toegestaan, de bouwhoogte van gebouwen en andere-bouwwerken op die gronden, ten opzichte van het door of namens burgemeester en wethouders bepaalde peil, niet meer dan 33 m mag bedragen, tenzij uit overleg met de straalpadbeheerder blijkt dat daartegen uit hoofde van de straalverbinding geen bezwaar bestaat.
53
Hoofdstuk III
Algemene bepalingen
Artikel 28 Anti-dubbeltelbepaling Grond welke eenmaal op basis van deze voorschriften in aanmerking werd of moest worden genomen bij het verlenen van een bouwvergunning, waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere aanvragen om bouwvergunning buiten beschouwing.
54
Artikel 29 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: a de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer; b de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; c het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen; d de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; e de ruimte tussen bouwwerken.
55
Artikel 30 Algemene gebruiksbepalingen a
b
c
d
e
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming. Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist en deze is verleend. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde onder a en het bepaalde in 35.2.3, indien strikte toepassing van de verbodsbepalingen zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd; Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in 33.1.2 opgenomen procedure van toepassing.
56
Artikel 31 Algemene vrijstellingsbepaling a
b
c
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van: 1 de bij recht in de voorschriften gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages; 2 de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven; 3 de bestemmingsbepalingen met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de vrijstelling gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan; 4 de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van anderebouwwerken en toestaan dat de bouwhoogte van de andere-bouwwerken wordt vergroot tot niet meer dan 10 m; 5 de bestemmingsbepalingen en toestaan dat wordt gebouwd voor nutsvoorzieningen tot een bouwhoogte van niet meer dan 3m en een oppervlakte van niet meer dan 25 m2; 6 het bepaalde ten aanzien van de maximale hoogte van gebouwen en toestaan dat de hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en schotelantennes, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m2, met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m2. De onder a bedoelde vrijstelling kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan: 1 het straat- en bebouwingsbeeld; 2 de woonsituatie; 3 de milieusituatie; 4 de verkeersveiligheid; 5 de sociale en/of externe veiligheid; 6 de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in 33.1.2 opgenomen procedure van toepassing.
57
Artikel 32 Algemene wijzigingsbevoegdheid 32.1.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding wijzigingsbevoegdheid I te wijzigen in de bestemming CENTRUM en/of VERKEER, met dien verstande dat: a voor het bouwen van gebouwen geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 15 m bedragen; b bebouwing voor geluidgevoelige functies dient - in geval van een zonering als bedoeld in de Wet geluidhinder - zodanig te worden geprojecteerd dat de voorkeursgrenswaarde in acht wordt genomen; c in geval van nieuwvestiging of uitbreiding van een detailhandelsfunctie met meer dan 200 m2 winkelvloeroppervlak, geldt dat de uitvoerbaarheid moet worden aangetoond en dat geen sprake mag zijn van een duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur.
32.1.2
Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de wijziging vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden: a de mate van samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld; b de mate waarin de waarden en functies van de betrokken gronden, welke het plan beoogt te beschermen, door de gebruiksverandering worden geschaad; c de parkeerbehoefte en de voorziening daarin; d de mate waarin de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad; e de aanvaardbaarheid voor wat betreft milieu, veiligheid en luchtkwaliteit .
32.1.3
Indien de waarden, functies en/of belangen als genoemd in 32.1.2 onevenredig worden geschaad en/of de uitvoerbaarheid niet is aangetoond vindt de wijzigingsbevoegdheid geen toepassing.
32.1.4
Bij gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid is de in 33.1.1 opgenomen procedure van toepassing.
58
Artikel 33 Algemene procedurebepalingen 33.1.1
Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid ex artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is de volgende procedure van toepassing: a een ontwerpbesluit tot wijziging op grond van deze bestemming, ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage; b de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze; c de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het schriftelijk indienen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn; d burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent mede; e het besluit wordt aan Gedeputeerde Staten ter goedkeuring aangeboden indien: − Gedeputeerde Staten niet kenbaar hebben gemaakt dat het besluit hunnerzijds geen goedkeuring behoeft; − tegen het ontwerpbesluit één of meer zienswijzen zijn ingekomen, in welk geval gelijktijdig de zienswijzen worden overgelegd; f burgemeester en wethouders geven kennis van het besluit van Gedeputeerde Staten aan hen die zienswijzen hebben ingediend.
33.1.2
Een besluit omtrent het verlenen van vrijstelling wordt eerst genomen nadat belanghebbenden gedurende twee weken in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze schriftelijk kenbaar te maken bij burgemeester en wethouders.
59
Hoofdstuk IV
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 34 Strafbepaling Overtreding van de gebruiks- en aanlegvergunningbepalingen is een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a onder 2 van de Wet op de economische delicten. .
60
Artikel 35 Overgangsbepalingen 35.1
Bouwwerken
35.1.1
Bouwwerken, die op het tijdstip van de eerste terinzagelegging van het ontwerpplan bestaan dan wel worden gebouwd of kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Woningwet, en in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar de aard en omvang niet worden vergroot: a gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning geschiedt binnen twee jaar na het tenietgaan.
35.1.2
Het bepaalde in 35.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, doch zijn gebouwd zonder of in afwijking van een bouwvergunning - voor zover vereist - in strijd met het toen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
35.2
Gebruik
35.2.1
Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan en dat strijdig is met het plan mag worden voortgezet.
35.2.2
Het bepaalde in 35.2.1. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
35.2.3
Het is verboden het met het plan strijdige gebruik te wijzigen, tenzij de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte van het gebruik overeenkomstig de bestemmingen in dit plan, naar de aard en omvang niet wordt vergroot.
61
Artikel 36 Slotbepaling Deze voorschriften kunnen worden aangehaald als: "VOORSCHRIFTEN BESTEMMINGSPLAN WAPENVELD-DORP"
april 2007.
Aldus vastgesteld door de Raad in de vergadering d.d. 16 april 2007.
, Voorzitter
, Griffier
62
Bijlagen bij de voorschriften
1.
Lijst van horecabedrijven CATEGORIE I: zijn vormen van horeca: 1. die wat betreft exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen en daarmee qua openingstijden nagenoeg sporen en waar naast kleinere etenswaren eveneens alcoholvrije dranken wordt verstrekt, zoals een lunchroom, koffiehuis, ijssalon, broodjeszaak, croissanterie, patisserie of een crêperie; 2. die wat betreft de exploitatievormen behoren bij en ondergeschikt zijn aan een sociaal/culturele hoofdfunctie, zoals kerkelijke centra; 3. waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, die ter plaatse worden geconsumeerd, zoals een restaurant, bistro, poffertjeszaak, pannenkoekenhuis, hotel-restaurant of pension. 4. waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, die deels ter plaatse worden geconsumeerd, maar voor een belangrijk deel ook elders, zoals pizzeria's of (afhaal)restaurants. Mogelijke effecten zijn: komen en gaan, parkeerdruk en afval op straat. CATEGORIE II: zijn vormen van horeca: 1. die wat betreft exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, maar qua openingstijden daarvan afwijken in die zin, dat ze ook in (een deel) van de avonduren geopend zijn en waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt. Voorbeelden van dergelijke voorzieningen zijn een cafetaria, snackbar of een shoarmazaak; 2. waar in hoofdzaak al dan niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt. Voorbeelden zijn een café, bar, eetcafé, pub of een café-restaurant. Mogelijke effecten zijn: komen en gaan, parkeerdruk, stankoverlast, afval op straat en afvalopslag. CATEGORIE III: zijn vormen van horeca waar zaalaccommodatie ter beschikking wordt gesteld ten behoeve van het organiseren van bijeenkomsten en partijen, en waar als nevenactiviteit wordt voorzien in het verstrekken van kleine etenswaren en al dan niet alcoholhoudende dranken. Mogelijke effecten zijn: komen en gaan, parkeerdruk en geluidsoverlast van vertrekkende bezoekers. CATEGORIE IV zijn vormen van horeca zoals een discotheek en een dancing met een dansvloeroppervlak groter dan 10 m² en buurthuizen. Mogelijke effecten zijn: komen en gaan, parkeerdruk, geluidsoverlast vanuit de inrichting, geluidsoverlast van vertrekkende bezoekers en openbare orde problemen.
2.
Lijst van bedrijven
10 30
Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer)
Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken
Uitgeverijen (kantoren)
Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen
Grafische afwerking
Binderijen
182
205
221
2222.6
2223
Foto- en filmontwikkelcentrales
Veilingen voor huisraad, kunst e.d.
7481.3
7484.4
TV- en radiozenders
Overige zakelijke dienstverlening: kantoren
Telecommunicatiebedrijven
642
74
Reisorganisaties
633
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek
Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren)
6322, 6323
732
Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren)
61, 62
Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk
Cateringbedrijven
5552
Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d.
Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen)
527
731
Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires
503, 504
72
Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven
501, 502, 504
Verhuur van en handel in onroerend goed
0
Fabricage van munten, sieraden e.d.
362
70
0
Reproduktiebedrijven opgenomen media
223
0
10
0
0
30
0
0
0
0
0
30
10
0
10
30
10
30
Overige grafische aktiviteiten
2225
30
Grafische reproduktie en zetten
2224
10
0
10
10
10
Vervaardiging van wijn, cider e.d.
1593 t/m 1595
C
GEVAAR
0
0
0
0
0
10
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
10
0
0
0
0
0
0
0
30
10
10
30
10
10
30
10
10
0
10
10
10
10
10
10
30
30
10
10
30
10
30
10
30
10
30
30
30
C
C
C
C
0
10
0
0
30
0
0
30
0
0
0
0
10
10
10
10
10
0
10
10
0
0
0
0
0
30
0
2
2
1
1
1
1
1
1
1
1
2
2
1
1
1
2
1
1
2
2
2
1
1
1
1
2
1
VERKEER
GELUID
GEUR
STOF
INDICES
AFSTANDEN
OMSCHRIJVING
SBI
Lijst van Bedrijven
1
1
1
1
1
1
1
3
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
2
1
VISUEEL
10
30
10
10
30
10
10
30
10
10
10
10
30
10
30
30
30
10
30
30
30
10
30
10
30
30
30
GROOTSTE AFSTAND
1
2
1
1
2
1
1
2
1
1
1
1
2
1
2
2
2
1
2
2
2
1
2
1
2
2
2
B
B
B
D
D
B D
B
B
CAT OPM.
niet van toepassing of niet relevant
kl. :
p.o. :
categorie
en dergelijke
o.c. : p.c. :
groter dan of gelijk aan
n.e.g. :
>= :
kleiner dan
cat. :
<:
- . ..:
Verklaring
Verklaring
klasse
productieoppervlak
productiecapaciteit
opslagcapaciteit
niet elders genoemd
j:
w:
d:
u:
v.c. :
verwerkingscapaciteit
jaar
week
dag
uur
B:
Z:
L:
D:
C:
zonering
luchtverontreiniging
divers
continue
bodemverontreiniging
3.
Lijst als bedoeld in de artikelen 6 en 13 (bedrijfsactiviteit)
Toegestane bedrijfsactiviteit ter plaatse van de aanduiding "bedrijfsactiviteit". artikel
adres
huidige bedrijfsactiviteit
6
Lagestraat 35
smederij
13
Fazantenstraat 5
fotostudio
4.
naam molen
Lijst als bedoeld in artikel 26 (Molenbeschermingszone) soort molen
De Vlijt.
grondzeiler (gelegen op heuvel met
Groteweg 54,
een hoogte van 7 meter)
toegestane (bouw)hoogte
toegestane verhoging
(op 237 m¹) afstand
per m¹ afstand >237 m¹
8,74 m¹
0.02 m¹
Wapenveld
N.B. afstand = afstand tot de molen (gerekend vanaf het middelpunt van de molen).