078-035
GEMEENTE DOESBURG Structuurplan Beinum West Bijlagen: Verslag: informatiebijeenkomst Atlas Woningbouw Beinum, 1 mei 2006, gemeente Doesburg, mei 2006. Verslag: informatiebijeenkomst Startdocument Structuurplan Beinum West 19 juni 2007, gemeente Doesburg, juni 2007. Notitie: “Waterparagraaf Structuurplan plan Beinum te Doesburg”, CSO Adviesbureau, Deventer, april 2007 (inclusief Watertoetstabel Waterschap Rijn en IJssel). Onderzoek: “Ecologisch onderzoek structuurplan Beinum West te Doesburg, inventarisatie en beoordeling van natuurwaarden in het kader van de flora- en faunawet”, EcoGroen Advies BV, Zwolle, juni 2007. Bodemonderzoek: “Vooronderzoek conform NVN 5725 structuurplan Beinum West te Doesburg”, CSO Adviesbureau, Deventer, juni 2007. Onderzoek: “Notitie geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid”, Pouderoyen Compagnons, Nijmegen, november 2007.
september 2008
GEMEENTE DOESBURG Structuurplan Beinum West Bijlage: Verslag: informatieavond vestiging voorkeursrecht Beinum West 1 mei 2006, gemeente Doesburg, mei 2006.
063-017
september 2008
GEMEENTE DOESBURG Structuurplan Beinum West Bijlage: Verslag: informatieavond Startdocument Structuurplan Beinum West 19 juni 2007, gemeente Doesburg, juli 2007.
063-017
september 2008
GEMEENTE DOESBURG Structuurplan Beinum West Bijlage: Notitie: “Waterparagraaf Structuurplan plan Beinum te Doesburg”, CSO Adviesbureau, Deventer, april 2007.
063-017
september 2008
Ingekomen post - 12081
Versie: december 2007 Waterschap Rijn en IJssel Standaard Waterparagraaf voor bestemmingsplannen Inleiding Deze Standaard Waterparagraaf voor bestemmingsplannen is een document voor de initiatíefnemers van bestemmingsplannen. Het is onderdeel van, en hangt samen met een set van standaarden zoals die door WRIJ gehanteerd wordt. Deze Standaard Waterparagraaf wordt zowel bij de verkortte als de volledige Watertoets gebruikt. Aan de hand van het schema uit bijlage 1 (beslisschema relevant waterthema's) wordt bepaald welke water-thema's voor het betreffende plan relevant zijn. Bij de verkortte Watertoets wordt de Waterparagraaf vervolgens door de initiatiefnemer zelf opgesteld aan de hand van bijlage 2 (tekstvoorstellen per waterthema). Bij de volledige watertoets vloeit de inhoud van de Waterparagraaf voort uit de gezamenlijke bevindingen van het waterschap en initiatiefnemer, aan de hand van het doorlopen proces en verrichtte onderzoeken. Naast de Waterparagraaf dienen relevante waterzaken vastgelegd te worden op de bestemmingsplankaart en de daarbij behorende voorschriften (zie Standaard Bestemmingen). Opbouw Waterparagraaf De Waterparagraaf bestaat uit drie onderdelen: 1. Algemene beschrijving watersysteem van het plangebied; 2. Beschrijving van de relevante waterhuishoudkundige thema's; 3. Afwijking van de gebruikelijke invulling. Beschrwing watersysteem van het plangebied Beschrijving op basis van bekende gegevens van gemeente en waterschap, eventueel aan te vullen met de resultaten van aanvullend geo-hydrologisch onderzoek. 2. Relevante waterhuishoudkundige fhema's Welke waterthema's relevant zijn voor het bestemmingsplan wordt bepaald in overleg met het waterschap aan de hand van bijlage 1 en worden in de Afsprakennotitie vastgelegd. In de Waterparagraaf wordt per thema een beschrijving gegeven. Zie bijlage 2. 3. Afwijking van de Siandaard l~laterparagraaf Het kan gebeuren dat tijdens het planproces keuzes gemaakt worden waardoor de standaardomschrijving uit bijlage 2 niet geldt. Mits goed beargumenteerd en a gestemd met het waterschap hoeft dit geen probleem te zijn. Deze afwijkingen moeten in een nieuwe Afsprakennotitie vastgelegd worden.
<SCANSEQUENCE> - Scanpagina 3 van 16
Ingekomen post - 12081
Versie december 2007 Toetsingskader RO-plannen Toelichting bij de tabel De piannen worden beoordeeld aan de hand van een aantai thema's. In bijgevoegde tabel zijn deze thema's benoemd. · De eerste kolom geeft het thema weer; · De tweede kolom geeft de toelichting . · De derde kolom geeft een (mogelijke) ruimtelijke vertaling van het beleidskader. · De vierde kolom geeft het toetsingskader. ThemaToelichtingIndicatieve teksten waterparagraaf (hoeft niet vast esteld beleid te zi'n)Waterhuishoudkundig toetsingskader (hoeft niet vast esteld beleid te zi'n) Veiligheid1. In het plangebied liggenHet winterbed van rivieren blijft vrij van bebouwing en. De legger geeft de ligging en de minimale afmetingen van de (Waarborgenprimaire of secundaireandere ontwikkelingen die het gebruik kunnenwaterkeringen aan. Veiligheidsniveau)waterkeringen.belemmeren en zijn als zodanig bestemd.· De Keur geeft de keurzone en beschermingszones rondom de 2. In het plangebiedWaterkeringen en bijbehorende voorzieningen wordenkeringen aan. Binnen deze zones zijn beperkingen gesteld bevinden zich regionalevrijgehouden van ongewenste ontwikkelingen, zoalsaan activiteiten die het waterkerend vermogen van de kering waterbergingsgebieden.bebouwing. Het gaat hier om
.· Keurkaarten met ligging en profielen van de watergangen in Hierbij is uitgegaan van de bestaande situatie enbeheer en onderhoud bij Rijn en IJssel wordt geanticipeerd op toekomstige ontwikkelingen. Wateroverlast1. In het plangebiedNatte en laag gelegen gebieden, beekdalen en. Richtlijn stedelijke waterberging (in voorbereiding) (Reduceren vanbevinden zich natte en laagoverstromingsvlaktes worden niet bebouwd, evenals. Landelijk gebied: tenminste handhaven huidige maatgevende wateroverlastgelegen gebieden,de regionale bergingsgebieden. Het gaat om deafvoer Vergroten veerkracht vanbeekdalen, overstromings-gebieden . watersysteem)vlaktes ofAls vuistregel 9 % van het oppervlak is oppervlakte water. De normeringsgebieden.Het plan voorziet in mogelijkheden om water te bergenbenodigde hydrologische berekeningen geven aan hoeveel de 2. Er is sprake vanen om toename van verhard oppervlak tewerkelíjke bergíngssbehoeffe ís. Toets is T=100 +10% toename verhard oppenrlakcompenseren. Voor dit plangebied gaat het om . Berekeningen om deze omvang teafkoppelbeslisboom) bepalen zijn opgenomen in de bijlage bij hetBergen ooraanleg wadi en oppervlaktewater bestemmingsplanAfvoer is nooif meer dan de Iandel~ke afvoer WRIJ kent een stimuleringsregeling nieuw stedelijk gebied. (vanaf sept 2007)
<SCANSEQUENCE> - Scanpagina 4 van 16
Ingekomen post - 12081
Versie december 2007 Riolering ~1. Wijze van hemelwaterRegenwater wordt niet afgevoerd via het riool. Het. Aan- en afkoppelbeslisboom WRIJ, 2005 Afvalwaterketenafvoer verandert.rioolsysteem is hierop ontworpen. In het plan wordt. Overstorten saneren/verminderen (locaties op kaart GeoWeb, (Vasthouden-bergen-2. Er zijn kansen voorregenwater geïnfiltreerd en/of afgevoerd naarincl. Wvo-vergunning) afvoerenafkoppelen.infiltratievoorzieningen of waterberging. In het plan is. Verhard oppervlak aangesloten op riolering Drainage niet op ruimte gereserveerd voor: op deen zones aanpak 'dunwater')locatie . Berekeningen om de. Geen bebouwing binnen geurzones omvang van de diverse voorzieningen te bepalen zijn. Grondwaterbeschermingsgebied (kaart wateratlas prov. Gld.) opgenomen in de bijlage bij het bestemmingsplan Zie~ provincie betrekken ook Wateroverlast.. Elke verandering voor belasting rwzi invullen in rwzi-bestand (Excel-bestand) Aansluitvergunning (afhankelijk rwzi: vanaf ca. 1000 i.e.) Iba's (Wvo- of Wet bodembescherming) WatervoorzieningWatervoorzieningWaar mogelijk wordt gebiedseigen water· Gebieden met peilbesluiten (kaart) (Handhaven(kwantitatief) voor anderevastgehouden en vertraagd afgevoerd. In het plan is. Peilbesluiten handhaven oppervlaktewaterpeil binnenfuncties, met name natteruimte gereserveerd voor de volgende maatregelen:. Handhaven huidig peilbeheer in gebieden zonder peilbesluit gewenste of vastgesteldenatuur/ verdrogings-<meandering, verbrede profielen, stuwen, etc.>.(bijvoorbeeld vastgelegd in legger, stuwenboekjes) marges)gebieden in en/of nabij hetAanvoer van gebiedsvreemd water wordt tot het. Geen onderbemalingen toepassen plangebied, speelt een rol.minimum beperkt door de volgende maatregelen <maatregelen noemen>. Volksgezondheid1. In of nabij hetHet in het gebied aanwezige oppervlaktewater heeft· Terughoudendheid tav ontstaan combinaties wonen met (Minimaliseren risico waterplangebied bevinden zichvoldoende doorstroming, om ook in het zomerseizoenmoerasachtige watersystemen, stagnante wateren en gerelateerde ziekten enof komen functies dievan voldoende kwaliteit te zijn.ondiepe, brakke en/of eutrofe opwarmingsgevoelige plassen plagen.milieuhygiënische risico'sOm het risico op verdrinking te beperken zijn de. Zorg voor voldoende doorlatende grond bij wadi-infiltratie Reducerenmet zich meebrengenvolgende maatregelen genomen: <maatregelen en. Arbo-aspecten bij recreatief medegebruik en inrichting verdrinkingsrisico's)(zwemmen, spelen, tuinenlocatie noemen>.kunstwerken (stuwen e.d) aan water). 2. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten. 3. Nabij oppervlaktewater bevinden zich of komen functies die verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (met nama voor kinderen: spelen, tuinen aan water).
<SCANSEQUENCE> - Scanpagina 5 van 16
Ingekomen post - 12081
Versie december 2007 BodemdalingIn het plangebied bevinden (Het tegengaan van verderezich zettingsgevoelige bodemdaling en reductiegebieden. functie-geschiktheid) Grondwateroverlast1. In het plangebied is (Het voorkomen ensprake van slecht tegengaan vandoorlatende lagen in de grondwateroverlast)ondergrond. 2. Het plangebied bevindt zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel. OppervlaktewaterkwaliteitIn (de omgeving van) het (Behoud/realisatie van goedeplangebied is waterkwaliteit voor mens enoppervlaktewater natuur)aanwezig. Zettingsgevoelige gebieden zijn minder geschikt om te bebouwen. Dit probleem doet zich voor bij: . Uit onderzoek ís gebleken dat met de volgende maatregelen bebouwing (in beperkte mate) wel mogelijk is: <maatregelen noemen>. Het genoemde onderzoek is opgenomen in de bijlage van het bestemmingsplan Natte gebieden zoals kwelgebieden en zones achter dijken worden niet bebouwd. In het plangebied gaat het om: . Bij het bepalen van de natte gebieden is niet alleen rekening gehouden met de huidige situatie, maar is ook gekeken naar ontwikkelingen in de toekomst. . Functies in/nabij het plangebied die een negatieve invloed op de waterkwaliteit kunnen hebben zijn: . Het plan maakt echter geen functies mogelijk die tot e~ctra belasting van de waterkwaliteit leiden. Daarnaast worden de volgende maatregelen genomen om de kwaliteit van het water in de toekomst te verbeteren: <maatregelen noemen>. . Zie watervoorziening · Peilbeheer afgestemd op voorkomen bodemdaling en reductie , functiegeschiktheid · Voorkomen versnippering in peilgebied (geen onderbemalingen) · Peilbeheer afgestemd op behoud natuurlijke waterhuishouding (GGOR) · Voldoende mogelijkheden en benutten voor vasthouden, bergen van neerslag in bodem · Grondwaterneutraal bouwen Bij het eventueel dempen van bestaande watergangen rekening houden met bestaande drainagesystemen. Geohydrologische berekenen uitvoeren voor het bepalen van de maatgevende grondwaterstand. ( en de totale ophoging van het terrein) Waterschap bevoegd gezag (vanaf 2008) grondwateronttrekking tot 500.000 m3faar · Trits waterketen: voorkomen, scheiden, zuiveren. · Functiewijziging geen risico voor achteruitgang kwaliteit of belemmering bereiken kwaliteitsdoelstellingen · Inrichting , bouwwijze en beheer aangepast aan kwaliteitsdoelstelling ( duurzaambouwen, spuit/mest/ teeltvrije stroken . Verdergaande zuivering stedelijk afvalwater Uitgangspunt is het behalen van de MTR-waarde Maak de wafergangen doorspoelbaar.
<SCANSEQUENCE> - Scanpagina 6 van 16
Ingekomen post - 12081
Versie december 2007 Grondwaterkwaliteit1.Binnen of nabij hetDe binnen het plangebied aanwezige 25/100 jaars. Functiewijziging geen risico voor achteruitgang kwaliteit of (Behoud/realisatie van goedeplangebied bevindt zichzones rond drinkwaterwinningenbelemmering drinkwater- of natuurfuntie waterkwaliteit voor mens eneen infiltratiegebied voorbevinden zich functies die de kwaliteit van het. Wet bodembescherming natuur)drinkwaterwinning.drinkwater negatief kunnen beïnvloeden. Deze. Nitraatrichtlijn (EU) 2.Het plangebied ligt in offuncties zijn: . In de toekomst wordt de vervuiling verder voor natuur.terug gebracht door . Er komen geen nieuwe vervuilende functies in het plangebied. Ook de infiltratiegebieden voor natuurgebieden worden ontzien. Ook daar bevinden zich geen functies die de waterkwaliteit negatief beïnvloeden. Daarnaast worden de volgende maatregelen genomen om de kwaliteit van het water in de toekomst te verbeteren: <maatre elen noemen>. Verdroging1. het plangebied bevindtDe inrichting en functies in hydrologische. Functiewijziging geen belemmering realisatie gewenst (8escherming karakteristiekezich in een hydrologischbeïnvloedingszones rond natuurgebieden isoppervlakte-en grondwaterregiem (GGOR) grondwaterafhan-kelijkebeïnvloedingsgebied vanafgestemd op deze natuur. Binnen het plangebied. Verdrogingskaart ecologische waarden)natuurgaat het om . Verder wordt 2. In of nabij hetregenwater zo veel mogelijk geïnfiltreerd volgens het plangebied bevinden zichprincipe van "de lekkende stad". Zie verder "riolering" kwelgebieden Natte natuurBinnen of nabij hetBinnen het plan bevinden zich de natte EVZ's: onderhoud (kosteneffectief,in eigendom of beheer zijnnoemen>. Daarvan zijn <waterlopen noemen> in. Watenmrijzer (provincie Gelderland) milieu- en natuurvriendelijk)bij het waterschap.beheer bij het waterschap. De inrichting van dezeDeel A Stromende wateren waterlopen is in overleg met het waterschap bepaald.Deel B Stagnante wateren Tevens bevínden zích de volgende kunstwerken ín het gebied: .Richtlijnen inrichting nieuw stedel~k gebied . Wi'ze inrichtin in overeenstemmin met stedeli'k beeld
<SCANSEQUENCE> - Scanpagina 7 van 16
Ingekomen post - 12081
Versie december 2007 (zie notitie streefbeelden juli 2007) · Water, oevers, onderhoudsstroken in princípe eigendom WRIJ · Grond zo mogelijk door WRIJ verworven ( agrarische waarde) · Onderhoudsstroken 4 meter. Deze stroken mogen geïntegreerd worden in een plantsoenstrook of icm een fiets/voetpad · Oevers zonder verdediging maar stabiel · Plasbermen 1 meter · Diepte watergang minimaal 1 meter · Peilregulerende kunstwerken voor WRIJ · Overige kunstwerken voor gemeente Gedragscode Flora- en Faunawetgeving (onderhoud watergangen/groenbeheer): regionale gedragscode `integraal onderhoudsplan' (medio 2007) RecreatieIn het plangebied bevindenDe maaipaden langs waterlopen zijn opengesteld voor. Nota Recreatief medegebruik 2004 Passief recreatiefzich watergangen enwandelaars (passief medegebruik). Het gaat om. Nota grondvervverving 2005 medegebruik: openstellengronden (oevers) in beheerpaden langs de <watergangen noemen>.. Notitie "Werkwijze WRIJ mbt. recreatief medegebruik" van onderhoudspadenvan het waterschap waarAndere aan het water gekoppelde recreatieve functies2006 voor wandelaarsactief recreatiefzijn: . Voor dergelijke actieve .medegebruik mogelijkrecreatieve functies is een onthefting van hetZie ook volksgezondheid Actief recreatiefwordt/isWaterschap nodig. medegebruik: aanleggen van voorzieningen voor ander recreatief medegebruik waarbij de kosten het onderhoud bij derden liggen. Landschap en1. Het plan heeftIn het plangebied bevinden zich de volgende aan. Kaartbeelden Nationaal landschappen + cultuurhistorieherinrichting vanwater gerelateerde landschapselementen enkarakteristieken/kenmerken/streefbeelden Water inpassen in hetwatergangen tot doel.cultuurhistorische objecten <elementen en objecten. Kaartbeeld archeologie (waterschap verantwoordelijk bij (andschap.2. Er zijn cultuurhistorischenoemen>.vergravingen in/bij watergangen) Relevant cultuur-erfgoedwaterobjecten in hetDe watergangen zijn in overleg met het waterschap. Monumentenlijst (in ontwikkeling): waterschapsbelang ~ in standhoudenplangebied aanwezig.ingepast in het landschap. De cultuurhistorischecategorieën objecten zijn <wellniet> functioneel <en/of > hebben. Beleid cultuurhistorie in ontwikketing een nieuwe functie gekregen als .
<SCANSEQUENCE> - Scanpagina 8 van 16
Ingekomen post - 12081
Versie: december 2007 OMGAAN MET REGENWATER IN (NIEUW) STEDELIJK GEBIED In dit schrijven wordt het vastgestelde en het voorgenomen beleid van Waterschap Rijn en IJssel uiteen gezet met betrekking tot het omgaan van regenwater in (nieuw) stedelijk gebied. Het beleid van Waterschap Rijn en IJssel bestaat uit vastgestelde hoofdlijnen. In voorliggend stuk wordt gedetailleerde invulling gegeven op deze hoofdlijnen. De genoemde kentallen zijn deels vastgesteld en deels voorgenomen beleid. Hef-voorgenomen beleid is grijs gedrukt. Opbouw van de memo 1) Aan en Afkoppelbeslisboom Deze beslisboom is bedoeld voor ontwikkelaars van nieuw stedelijk gebied en voor het afkoppelen van bestaand stedelijk gebied. Door middel van de beslisboom wordt een milieuverantwoorde keuze gemaakt hoe om te gaan met regenwater in (nieuw) stedelijk gebied. 2) Handreikina voor ontweru van infiltratie en retentie voorzieninaen Het waterschap beoordeelt plannen op de kwalitatieve eis en kwantitatieve eis. In dit gedeelte wordt ingegaan op algemene uitgangspunten om de infiltratievoorziening en de retentievoorziening te ontwerpen en op elkaar af te stemmen. a.Algemene uitgangspunten voor ontwerpen infiltratievoorzieningen uitgangspunten voor de berekening van de inhoud van de infiltratievoorziening en randvoorwaarden voor het toepassen van infiltratievoorzieningen. b. Algemene uitgangspunten retentievoorzieningen (hoeveelheid) uitgangspunten voor de berekening van de inhoud van de retentievoorziening c. Algemene uitgangspunten voor ontwerpen retentievoorzieningen (vorm) uitgangspunten (zoals taludhelling, diepte, vorm, etc.) voor het ontwerpen van retentievijvers d. Alg~mene uitgangspunten voor bijdrage aan retentievo ieningen zie síimtJieringsregeting nieuw stedelijk gebied (nog in or~wikkeling) 2007-12 omgaan RWi4 in stedelijk gebied (afkoppelbeslisboom) pagina 1 van 8
<SCANSEQUENCE> - Scanpagina 9 van 16
Ingekomen post - 12081
Versie: december 2007 1) Aan- en afkoppelbeslisboom, Waterschap Rijn en IJssel Het college van Dijkgraaf en heemraden heeft op 23 december 2004, in het kader van de "Procedure toekenning subsidie Stimuleringsregeling afkoppelen 2004" de beslisboom vastgesteld. In dit document staat de beslisboom afgebeeld en is een toelichting opgenomen. Toelichting op beslisboom De beslisboom is gebaseerd op de Gelderse beslisboom (BOR-G) en de Stimuleringsregeling Afkoppelen 2004. WRIJ wil meer samenwerken met gemeenten. Bij samenwerking tussen organisaties geldt als uitgangspunt het respecteren van wederzijdse taken en bevoegdheden. Daarnaast gaat de rijksoverheid er van uit dat de gemeente de regisseur is in het (nieuwe) omgaan met regenwater. De beslisboom is dan ook gebaseerd op gemeentelijke verantwoordelijkheid voor het ontwerp van voorzieningen, die noodzakelijk zijn om hemelwater milieu- en omgevingsverantwoord te mogen lozen. Voor de milieuverantwoorde omgang met regenwater wordt in overeenstemming met het bestaande beleid, de watertrap van ambities gebruikt die in de Stimuleringsregeling Afkoppelen 2004 is beschreven. Volgorde van voorkeur daarin is: 1. Voorkomen van afvoer (bronmaatregelen) 2. Opvangen en benutten of infiltreren 3. Afvoeren naar berging in oppervlaktewater 4. Inzamelen, transporteren en zuiveren, via riool. Deze voorkeur is gebaseerd op het beleid dat erop gericht is om vervuiling van het oppervlaktewater te verminderen, verdroging te verminderen, voldoende berging in het stedelijke gebied te creëren, de kosten van zuivering te verlagen en het zuiveringsrendement te verbeteren. In de beslisboom zijn ook de milieuhygiënische aanwijzingen voor het dagelijkse beheer en onderhoud van de verhardingen opgenomen uit de stimuleringsregeling. Gebruik beslisboom De waterbeheerder beperkt zich tot het beoordelen van de kwantitatieve en kwalitatieve gevolgen van de (rest)lozing op het oppervlaktewater en spreekt voorkeuren uit over het milieuverantwoord behandelen van het regenwater en effectiviteit van behandeling ervan in communale zuiveringsinstallaties. Daarbij wordt uitgegaan van het bestaande beleid over nieuwe en te renoveren stedelijke gebieden: emissie naar het oppervlaktewater mag niet groter zijn dan de emissie uit het verbeterd gescheiden rioolstelsels. Omdat milieuverantwoord omgaan met regenwater leidt tot de aanleg van veel voorzieningen moet voorkomen worden dat er ingewikkelde berekeningen en toetsingen, respectievelijk door gemeente en waterschap, moeten worden uitgevoerd. Daarom mag de berekening en toetsing van de vuiluitworp beperkt blijven tot de jaaremissie. Voor de lozingshoeveelheden kan volstaan worden met de berekening en toetsing van piekafvoeren uit de voorziening (inclusief eventuele bypass). Vanwege een klantgerichte opstelling biedt WRIJ gemeenten als handreiking ontwerprichtlijnen aan voor regenwatervoorzieningen. Deze kunnen bij het ontwerp gebruikt worden. Het definitieve ontwerp is afhankelijk van de toetsing van de vuiluitworp en piekafvoer. 2007-12 omgaan RWA in stedelijk gebied (atkoppelbeslisboom) pagina 2 van 8
<SCANSEQUENCE> - Scanpagina 10 van 16
Ingekomen post - 12081
Versie: december 2007 Behandellng hemelwater Zorgvuküge materiaalkeuze II. Minimaal, zo mogelijk geen gebruik van milieubelastende stoffen bij onderhoud verharding en groenvoorziening. Verwijdering vervuiling door calamiteiten. GebruikGebruik alleen in Dakoppervlak jmogelijk jkleinschalige gevallen nee neeVegetatiedak j~ Vegetatiedak ---mogelijk nee Weg of jInfiltratie j ~Inf'iltratievoorziening bodem rkeerterrein neemogelijk Nee, vanwege bodemopbouw Overstort / slokop naar ~Ja Vuilvrachc < VGS Markt-, nee Winkelerf nee rijvente (exd. terrein Overstort Bodempassage Bodempassage vuilvrach2 '~oer naar mogelijk l~ met bypass < VGS oPPervlaktewater via retentie nee vuil acht < GS Atvoer naar oppervlaktewater ja-i mogelijk nee Voldoen aan basisinspanning ~mm/h Riool Figuur 1 Beslisboom aan- en aflcoppelen 2004-2005, aanpassing nov. 2004 Filter met bypass Afvoer naar RWZI 2007-12 omgaan RWA in stedelijk gebied (afkoppelbeslisboom) pagina 3 van 8
<SCANSEQUENCE> - Scanpagina 11 van 16
Ingekomen post - 12081
Versie: december 2007 Weg or _ Infiltratie arkeerterrein t mogelijk nee nee odempassage mogelijk Markt-, / Winkelerf Riool Max. 0,3 mm RWZI afvoer naar oppervlaktewater via retentíe rijvente hoeveelheid water en vuilvracht (exd. terrein --~ Overstort < VGS Oppervlaktewate ~antoor Figuur 2 Inwlling van nadere beoordeling. Behoort bij Beslisboom aan- en aflcoppelen 2004-2005 2007-12 omgaan R1N~1 in stedelijk gebied (atkoppelbeslisboom) pagina 4 van 8
<SCANSEQUENCE> - Scanpagina 12 van 16
Ingekomen post - 12081
Versie: december 2007 2) Handreiking voor ontwerp van infiltratie en retentie voorzieningen Het waterschap beoordeelt plannen op de kwalitatieve- en kwantitatieve eis. In het kort zijn deze eisen: - kwalitatief: vuilvracht van het regenstelsel moet minimaal gelijk zijn aan het verbeterd gescheiden stelsel waarbij gemeente / projectontwikkelaar moeten aantonen dat het voorgestelde stelsel hieraan voldoet. - kwantitatief: bui 100+10% (= 87mm in 24 uur) moet door het plangebied geïnfiltreerd/geborgen worden, uit het plangebied mag alleen de landelijke afvoer naar het oppervlaktewater worden afgevoerd. Onderstaande algemene uitgangspunten zijn een hulpmiddel om de infiltratievoorziening en de retentievoorziening te ontwerpen en op elkaar af te stemmen. a. Algemene uitgangspunten voor ontwerpen infiltratievoorzieningen (behoort bij de vastgestelde afkoppelbeslisboom) - voor afkoppelen waarbij infiltratie een rol speelt moet tenminste sprake zijn van een k-waarde van 0,4 m/dag op het niveau in de bodem waarop wordt geïnfiltreerd - afvoer via bodempassage verdient altijd de voorkeur zodat het afgekoppelde water gefilterd geloosd wordt en de waterkwaliteit van het watersysteem gewaarborgd is. - het water zichtbaar afvoeren naar de infiltratievoorziening verdient altijd de voorkeur boven afvoer via buizen zodat burgers zich bewust zijn /worden van het water in de wijk. - indien (straat)kolken worden toegepast daarín een scherm aanbrengen om grove vervuílíng tegen te houden zodat deze niet in de infiltratievoorziening kan komen. - Het is gewenst om aandacht te hebben voor communicatie over het watersysteem naar zowel de eerste als toekomstige bewoners - als een infiltratieriool (IT-riool) een overloop heeft naar oppervlaktewater moet het aan de volgende eisen voldoen: het IT-riool moet een minimum inhoud hebben zoals in tabel 1 is aangegeven; de hoogte van de overloop van het IT-riool moet afgestemd zijn op de doelstellingen ten aanzien van de grondwaterstanden (GGOR) - als een tank-systeem (bijvoorbeeld een grindkoffer) een overloop heeft naar het oppervlaktewater moet het aan de volgende eisen voldoen · het tanksysteem moet een minimum inhoud hebben zoals in tabel 1 is aangegeven; · het tanksysteem moet worden voorzien van een inspectiemogelijkheid; · de hoogte van de overloop van het tanksysteem moet afgestemd zijn op de doelstellingen ten aanzien van de grondwaterstanden (GGOR) als een tank-systeem of IT-riool een overloop heeft naar de gemengde riolering moet het in afwijking van bet bovenstaande aan de volgende eisen voldoen: · de K-waarde moet minimaal 1 m/dag zijn op het niveau in de bodem waarop wordt geïnfiltreerd; · de inhoud van de voorziening moet minstens 10 mm zijn. Bij deze inhoud mag het oppervlak als volledig afgekoppeld worden beschouwd; als een tank-systeem of IT-riool voor dakwater een overloop heeft naar het regenwaterriool van een verbeterd gescheiden stelsel moet het in afwijking van het bovenstaande aan de volgende eisen voldoen: · de inhoud van de voorzieníng moet mínstens 5 mm zíjn een slibafscheider moet gedimensioneerd zijn op een belasting van 20 I/s/ha. Voor de slibafscheider moet een zandvangput zijn geplaatst. Grotere aanvoeren dan het ontwerpdebiet moeten niet via de slibafscheider gaan, maar via een bypass worden afgevoerd. Tabel 1: Minimum inhoud van een infiltratievoorzienin 95% Infiltratie K=1 K=2 K=3 K=4 K=5 Ontwerpeis fmml 10 7,5 6 5 4,5 2007-12 omgaan RWA in stedelijk gebied (atkoppelbeslisboom) pagina 5 van 8
<SCANSEQUENCE> - Scanpagina 13 van 16
Ingekomen post - 12081
Versie: december 2007 Tabel 2: Indicatieve waarden af te voeren oppervlakte via een IT-riool Buisdiameter Maximaal of te voeren oppervlak 800 I 23000 b. Algemene uitgangspunten retentievoorzieningen (hoeveelheid) Met onderstaande toetsingstool kan berekend worden welke hoeveelheid water in de retentievoorziening opgevangen moet worden. Het volume uit de infiltratievoorziening mag hierbij in mindering worden gebracht. Toetsingstool waterberging (berekening retentiebehoefte). (De uitgangspuntenvan de toetsingstool zijn op 15 maart 2007 vastgesteld door D&H) Onderstaande volumes kun je hanteren als input voor modelberekeningen van stedelijk gebied. Het zijn maatgevende volumes en duren van regenbuien voor T100, incl. 10% klimaatseffect. Vanwege het uitgangspunt "behoud maximale landelijke afvoercapaciteit" zijn de waardes gebiedsspecifiek / hangen af van de huidige afvoercoëfficiënt. De vorm van de neerslag heeft maar beperkt effect op het afvoerverloop. Daarom kunnen bureaus uitgaan van een constante/gelijkmatige bui gedurende de aangegeven duur. Voorbeeld: in geval van een gebiedje met afvoercoëfficiënt (Q) van 0, 7 Ilslha met 5 ha vertiard is de neerslaginvoer. 101 mm * 5 ha/48 uur = 0,101 m * 50.000 m2 / 48 * 3600 sec * 2 = 0, 058 m3/s. (Voor het onverharde deel gewoon Q aanhouden) Maatgevende neerslagvolumes (mm), T=100 iaar + 10% klimaat per afvoercoëfficiënt Q (I/s/ha Afvoercoëfficiënt (I/s/ha) Duur uren0,5 0,6 0,70,80,91,01,11,2-1,3 2487 36959595 48101101 72111 96120 Afvoer via o ervlaktewater (mm)35 31 242823262921 Benodi de ber intot aan maaiveld (mm)85 80 777471696666 m3 / ha850 800 770740710690660660 Voor de beoordeling is inzicht gewenst in 1. het verloop van de waterstanden in het plangebied t.o.v. maaiveldniveau (benutting berging en geen inundatie). 2. de afvoer vanuit het plangebied (gedurende de bui is dit gemiddeld 2 maal de maatgevende afvoer van het bruto oppervlak van het plangebied (in dit voorbeeld 2,0 * 0,7 I/s * bruto oppervlak ). 2007-12 omgaan RWi4 in stedelijk gebied (afkoppelbeslisboom) pagina 6 van 8
<SCANSEQUENCE> - Scanpagina 14 van 16
Ingekomen post - 12081
a v V v Legenda A~oercoëfficiënt afgeleid op basis van afvoermetingen Q kernen aivoernormen [I 1 (s, ha)] ` ,, ~ niet bepaald - 0,3 - 0, 4 g ~ 0, 5 ~ 0, 6 - he J z -- 0, 9 -1 _ 1,1 ~ ~Y't._ i - 1, 2 - ~ ~,'"-.'~ / ~~ er _ ,., s ~ >>d r -.--,_ 4 ' ~a nh ._ ..; . 10 _ ..
<SCANSEQUENCE> - Scanpagina 15 van 16
Ingekomen post - 12081
Yersie: december 2007 c. Algemene uitgangspunten voor ontwerpen retentievoorzieningen (ontwerpeisen zijn opgenomen in omvang waterschapszorg, de gekleuï"~e uitgatigspunfen staan niet in omvang v!~at~rsehapzürc~ et~ ~~~rodrgenomen beleid. 2omer 2008 worrlt hieivari edn~ herziening vervvacht) - de vijver moet ontworpen zijn volgens de eisen van het waterschap - De afvoer uit de retentievoorziening is maximaal de landelijke afvoer (zie kaart), deze wordt d.m.v. een knijpconstructie bereikt. - De retentievoorziening moet passen in het locale watersysteem - In situaties waar beplante waterlopen van nature voorkomen is een eenzijdige beplantingszone van minimaal 4,Om een optie. - de ondergrond (water inclusief taluds en maaipad) wordt voor agrarische waarde overgenomen .Y ~,~ankelijk van d~ vorm en breedte van de voorzier~ing maet rondom of aan 1 zijde een 4 meter;~reed c~derhoudspad komen. - ~7'; c~e bochten van de vijver (maaipad) mogen niet te scherp zijn. ~,binnenbocht minimaal R=8; buitenbocht minimaal R=12) - het maaipad moet vanaf de openbare weg te bereiken zijn - Bij onderhoud vanaf het water moeten de watergangen en duíkers bevaarbaar zíjn (voldoende díep en breed) - vanwege veiligheid moeten retentievoorzieningen voorzien worden van plasbermen van minimaal 1,Om breed - plasbermen tellen niet mee voor de hydraulische afvoercapaciteit, wel voor het retentieoppervlak. - ' Retenties die permanent watervoerend zijn en niet volledig beschaduwd zijn dienen in de zomersituatie tenminste 1,2 m dieper te zijn dan streefpeil. Als er geen streefpeil is dan moet de bodem minim~a! 0,80meter onder de GLG zitten. - ' AL~ de retentie plaats víndt in een deels droogv~llende retentie dan moet rekening gehouden wprden met de reikwijdte van de kraan [12 meter] zodat het ohderhoud van de voorziening vanaf het maaipad k~n plaats vínden. - beschoeüng wordt niet toegepast - peilregulerende kunstwerken (zoals knijpvoorzieningen) horen bij de waterhuishoudkundige voorzieningen en worden door het waterschap overgenomen. - Overige kunstwerken (zoals duikers en bruggen) komen ten laste van de gemeente. - Voor de aanieg van de retentievoorziening moet een KEUR vergunning worden aangevraagd. - Zodra watergangen zijn overgenomen door het waterschap wordt deze beschermd door de KEUR (met kern en beschermingszones). d~ ;,~,Ig®mene uitgangspunten vaor bijdrage aan retentievoorzieningen Zie stimuleringsregeling nieuw stedelijk gebied. (medio 2008) 2007-12 omgaan RWA in stedelijk gebied (atkoppelbeslisboom) pagina 8 van 8
<SCANSEQUENCE> - Scanpagina 16 van 16
GEMEENTE DOESBURG Structuurplan Beinum West Bijlage: Onderzoek: “Ecologisch onderzoek structuurplan Beinum West te Doesburg, inventarisatie en beoordeling van natuurwaarden in het kader van de flora- en faunawet”, EcoGroen Advies BV, Zwolle, juni 2007.
063-017
september 2008
‘Ecologisch onderzoek structuurplan Beinum-West te Doesburg’ Inventarisatie en beoordeling van natuurwaarden in het kader van de flora- en faunawet
COLOFON Titel: ‘Ecologisch onderzoek structuurplan Beinum-West te Doesburg’ Subtitel: Inventarisatie en beoordeling van natuurwaarden in het kader van natuurwet- en regelgeving
Projectcode: Status: Datum: Auteur: Veldonderzoek: Opdrachtgever: Contactpersoon:
06337A Eindrapport 27 juni 2007 M.A. Heinen M. van der Sluis & W. van de Hel Gemeente Doesburg de heer A.J.A. Putker
............................................................ EcoGroen Advies BV Postbus 625 8000 AP Zwolle T: 038 423 64 64 F: 038 423 64 65 I: www.ecogroen.nl
© EcoGroen Advies (2007) Alles uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt mits onder vermelding van de bron: Heinen, M.A. (2007). ‘Ecologisch onderzoek structuurplan Beinum-West te Doesburg’. Inventarisatie en beoordeling van natuurwaarden in het kader van natuurwet- en regelgeving. Rapport 06-337A. EcoGroen Advies, Zwolle.
QUICKSCAN NATUURTOETS STRUCTUURPLAN BEINUM-WEST TE DOESBURG
INHOUDSOPGAVE Samenvatting 1 Inleiding............................................................................................................................... 1 1.1 Aanleiding en doelstelling ............................................................................................ 1 1.2 Situatie ......................................................................................................................... 1 1.3 Algemene opzet ........................................................................................................... 2 2 Gebiedsgericht natuurbeleid ................................................................................................. 3 2.1 Inleiding ....................................................................................................................... 3 2.2 Natuurbeschermingswet 1998...................................................................................... 3 2.3 Nota Ruimte ................................................................................................................. 5 2.4 Effecten op gebiedsgericht natuurbeleid en voorstel voor mitigerende maatregelen .... 5 3 Flora 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
en fauna van het onderzoeksgebied ............................................................................. 7 Methode ....................................................................................................................... 7 Flora............................................................................................................................. 8 Zoogdieren................................................................................................................... 8 Broedvogels................................................................................................................ 10 Amfibieën en reptielen ............................................................................................... 12 Vissen ........................................................................................................................ 13 Ongewervelden .......................................................................................................... 13
4 Geraadpleegde bronnen ..................................................................................................... 14 Bijlagen I .................................................................................................................................. Soortenlijst II....................................................................................Waarnemingen strikt beschermde soorten III............................................................................................................................ Wettelijk kader
‘ECOLOGISCH ONDERZOEK STRUCTUURPLAN BEINUM-WEST TE DOESBURG’
SAMENVATTING EN CONCLUSIES Aanleiding en doelstelling In opdracht van Gemeente Doesburg (contactpersoon de heer A.J.A. Putker) heeft EcoGroen Advies BV een ecologisch onderzoek uitgevoerd in het gebied ten westen van de wijk Beinum te Doesburg. Het onderzoek is verricht in verband met het opstellen van het structuurplan Beinum-West ten behoeve van ontwikkeling woningbouw. De consequenties van de beoogde ruimtelijke ingreep op de aanwezige natuurwaarden zijn getoetst aan de Flora- en faunawet (FFW) en vigerend gebiedsgericht natuurbeleid. Het onderzoek is gebaseerd op een veldbezoek op 25 januari 2007, een aanvullend avondbezoek op 24 april 2007 en een inventarisatie van bekende verspreidingsgegevens uit diverse bronnen. Gebiedsgericht natuurbeleid Het plangebied grenst direct aan de winterdijk van de IJssel. De achterliggende uiterwaarden zijn onderdeel van Natura 2000-gebied IJsseluiterwaarden en beschermd krachtens de Natuurbeschermingswet 1998. Gezien deze ligging en de aard van de beoogde ingreep zal in een vervolgstadium een 'voortoets' moeten worden gemaakt waaruit blijkt of significante effecten van de bouw van een woonwijk op het Natura 2000-gebied uitgesloten kunnen worden. Er zijn telgegevens beschikbaar van de uiterwaarden tussen Velp en Dieren tezamen waaruit blijkt dat er maximaal 96200 ganzen per 100 ha in de uiterwaarden aanwezig zijn per seizoen. Bij de inrichting van het plangebied dienen mitigerende maatregelen te worden genomen ter voorkoming van schade door verstoring van vooral rust en landschappelijke openheid van het Natura 2000-gebied. Aangetroffen en te verwachten soorten - Er zijn geen beschermde plantensoorten of plantensoorten van de Rode Lijst aangetroffen of te verwachten; - Er zijn geen vaste verblijfplaatsen van boombewonende vleermuizen aanwezig. In de bestaande bebouwing zijn wel vaste verblijfplaatsen aangetroffen van de Gewone dwergvleermuis (boerderij Parallelweg 10). Er zijn foeragerende vleermuizen en vliegroutes aanwezig in het plangebied. Afhankelijk van het effect van de plannen op de bestaande bebouwing, bijvoorbeeld bij sloop op verbouwing, kunnen er gevolgen zijn op vaste verblijfplaatsen. De plannen hebben geen nadelige gevolgen op vlieg- en/of jachtroutes en foerageergebied; - Verspreid in het gebied zijn vaste verblijfplaatsen van enkele algemeen voorkomende, licht beschermde (FFW tabel 1) zoogdiersoorten te verwachten. De juridisch zwaarder beschermde Steenmarter is niet aangetroffen binnen het plangebied; - Het plangebied is mogelijk broedgebied voor verschillende vogels, waaronder 13 Rode Lijstsoorten. De Kerkuil broedt aan de Parallelweg 10. De Steenuil komt als broedvogel voor aan de Parallelweg 8 en 10; - Permanent oppervlaktewater is niet aanwezig in het plangebied. Alleen een kunstmatige poel aan de rand van het plangebied bevat vrijwel constant water. Licht beschermde amfibieënsoorten (FFW tabel 1) als Kleine watersalamander, Meerkikker, Bruine kikker en Gewone pad zijn voortplantend (in de poel) en overwinterend in het plangebied en omgeving aanwezig; - De strikt beschermde Kamsalamander en Poelkikker zijn, ondanks intensief onderzoek, niet aangetroffen in de poel; - In deze poel of elders in het plangebied zijn geen beschermde vissoorten aanwezig of te verwachten; - Er zijn geen reptielen of beschermde ongewervelden aangetoond of te verwachten. Ontheffing en compenserende en mitigerende maatregelen - Het is bij het uitvoeren van de plannen noodzakelijk een ontheffing aan te vragen annex artikel 75 van de Flora- en faunawet voor Kerkuil en Steenuil. Wanneer schade wordt toegebracht aan verblijfplaatsen van Gewone dwergvleermuis dient ook voor deze soort ontheffing te worden aangevraagd; - Eén à twee weken voorafgaand aan eventuele bouwwerkzaamheden aan de bebouwing van Parallelweg 10 dient nogmaals te worden onderzocht op vaste verblijfplaatsen van vleermuizen; - Parallelweg 8 en 10 dienen voorafgaand aan eventuele bouwactiviteiten te worden gecontroleerd op aanwezigheid van broedgevallen van Kerkuil en Steenuil; - Verstoring van alle broedvogelsoorten dient te allen tijde voorkomen te worden. Dit houdt in dat in elk geval het eventueel rooien van beplanting en renovatie, sloop of verbouwen van de bebouwing buiten de periode van 15 maart tot 15 oktober dient plaats te vinden. Alleen als na controle zeker is dat er geen vogels broeden of nesten aanwezig zijn, mogen beplanting worden verwijderd en bouwactiviteiten plaatsvinden in deze periode; - Voor de in het plangebied voorkomende beschermde zoogdieren en amfibieën wordt als belangrijkste mitigerende maatregel fasering in tijd genoemd. Schade is – indien de planning van activiteiten dit toelaat - te minimaliseren door het verwijderen van beplanting zoveel mogelijk uit te voeren in de periode september - oktober. Dit is buiten de voortplantings- en overwinteringsperiode van veel dieren, dus buiten de periode waarin dieren extra kwetsbaar zijn; - Leefgebied van uilen, spechten en roofvogels wordt gecompenseerd door bestaande oude beplanting te handhaven en te versterken in een nieuwe streekeigen groenstructuur. Het waar mogelijk plaatsen van nestkasten in de directe omgeving van het plangebied compenseert het verlies aan nestplaatsen.
‘ECOLOGISCH ONDERZOEK STRUCTUURPLAN BEINUM-WEST TE DOESBURG’
1
INLEIDING
1.1
Aanleiding en doelstelling In opdracht van Gemeente Doesburg (contactpersoon de heer A.J.A. Putker) heeft EcoGroen Advies BV een ecologisch onderzoek uitgevoerd in het gebied ten westen van Doesburg. Het onderzoek is verricht in verband met de plannen voor het ontwikkelen van het structuurplan Beinum-West. In verband met de Flora- en faunawet (FFW) en de geldende regelgeving in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998, is het noodzakelijk om vooraf te toetsen of ruimtelijke ingrepen en andere activiteiten niet conflicteren met aanwezige beschermde plant- en diersoorten en habitats. In het voorliggende onderzoek worden de consequenties in beeld gebracht van de beoogde herinrichting van het terrein en vindt toetsing plaats aan de Floraen faunawet en vigerend gebiedsgericht natuurbeleid.
1.2
Situatie Het plangebied is gelegen ten westen van de historische kern van Doesburg en ten oosten van de dijk langs de IJssel (figuur 1). Het gebied bestaat uit een hooggelegen rug met akkerland en intensief gebruikt grasland. In het gebied zijn enkele diepgelegen sloten aanwezig. Het landschap is vrij open met enkele oude solitaire bomen, bomenrijen en struweel. Aan de westzijde liggen twee essenbosjes. In het plangebied liggen vier boerderijen/woonhuizen. Twee hiervan hebben een historische uitstraling. Het is nog onbekend hoe de aanwezige bebouwing, bomen en beplanting in het plan worden ingepast.
Figuur 1: De ligging van het onderzoeksgebied (bron: Topografische Dienst).
‘ECOLOGISCH ONDERZOEK STRUCTUURPLAN BEINUM-WEST TE DOESBURG’
1
1.3
Algemene opzet Voorliggend ecologisch onderzoek is gebaseerd op een locatiebezoek overdag en een inventarisatie in de avonduren, beschikbare gebiedskennis, verspreidingsgegevens (zie Geraadpleegde bronnen) en bekende ecologische principes. Tevens zijn van Gemeente Doesburg ( mevrouw S. Zweers), Provincie Gelderland, RAVON en SOVON Vogelonderzoek Nederland gegevens verkregen over aanwezige diersoorten. Via de lokale vogelwerkgroep (http://home.wanadoo.nl/gewoonjansen/vogels en de heer F. Stam) zijn bovendien locatiespecifieke gegevens over broedvogels verkregen. Daarnaast zijn bewoners ondervraagd naar waarnemingen van uilen, vleermuizen, amfibieën en Steenmarter. Om inzicht te krijgen in de aanwezige natuurwaarden en beperkingen met betrekking tot de beoogde ruimtelijke ingreep in het plangebied, zijn twee sporen gevolgd: • •
Ten eerste is in kaart gebracht welk gebiedsgericht beleid uitwerking heeft in het gebied (hoofdstuk 2); Ten tweede is nagegaan welke beschermde planten- en diersoorten in het gebied voorkomen of kunnen voorkomen (hoofdstuk 3).
Uit de verzamelde informatie volgt een korte beschrijving van de verwachte effecten van de ruimtelijke ingreep op beschermde soorten en welke mitigerende (verzachtende of inpassings-) en compenserende maatregelen nodig zijn om eventueel tot een ontheffingsverlening in het kader van artikel 75 van de Flora- en faunawet te kunnen komen.
‘ECOLOGISCH ONDERZOEK STRUCTUURPLAN BEINUM-WEST TE DOESBURG’
2
2
GEBIEDSGERICHT NATUURBELEID
2.1
Inleiding In het kader van dit onderzoek wordt, naast de aanwezigheid van beschermde soorten, aandacht besteed aan gebieden met een beschermingsstatus. De volgende wet- en regelgeving is daarbij van belang: • •
Natuurbeschermingswet, waarin opgenomen de Vogel- en Habitatrichtlijn en Beschermde natuurmonumenten; Nota Ruimte, in streekplannen uitgewerkt voor bescherming van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), ganzenfoerageergebied en weidevogelgebied.
De beschermingsregimes hebben tot doel de natuurwaarden in de betreffende gebieden veilig te stellen. In sommige situaties dienen ook ruimtelijke ingrepen buiten de begrenzing van deze gebieden getoetst te worden op mogelijke schadelijke uitstralende effecten. Dit wordt ook wel ‘externe werking’ genoemd. In de onderstaande paragrafen wordt kort ingegaan op de eventuele effecten die de geplande werkzaamheden kunnen hebben op nabijgelegen gebieden met een beschermingsstatus.
2.2
Natuurbeschermingswet 1998 In de Natuurbeschermingswet 1998 is de bescherming geregeld van Vogelrichtlijngebieden, Habitatrichtlijngebieden en Beschermde Natuurmonumenten, tezamen ‘Natura 2000-gebieden’ genoemd. In het onderstaande zijn de effecten op de Natura 2000-gebieden op hoofdlijnen beschreven. Voor een overzicht van die gebieden wordt verwezen naar http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/.
Europese Vogelrichtlijngebieden Het dichtstbijzijnde Vogelrichtlijngebied ‘Uiterwaarden IJssel’ is gelegen direct naast het plangebied, aan de andere zijde van de winterdijk. De uiterwaard is een belangrijk foerageergebied voor ganzen ( 96.200 ganzen per 100 ha) en Kleine zwaan (0,74 zwanen per dag per 100 ha) (bron: www.gelderland.nl/smartsite.shtml?id=8266&menu=8395). Tijdens het onderzoek zijn Grauwe ganzen aangetroffen op één van de binnendijks gelegen percelen van het plangebied (figuur 2). Zij kwamen uit de nabijgelegen uiterwaard. Het is aannemelijk dat het plangebied in combinatie met de uiterwaard vaker bezocht wordt door ganzen. Bij SOVON Vogelonderzoek Nederland zijn telgegevens van ganzen en zwanen opgevraagd van zowel het plangebied als het aangrenzende Vogelrichtlijngebied. Het bleek dat er gegevens verkrijgbaar zijn, maar dat de betreffende gebieden onderdeel zijn van twee veel grotere telgebieden (uiterwaarden tussen Velp en Dieren en het binnendijkse gebied tussen Doesburg en Zevenaar-Didam). De telgegevens worden getotaliseerd per telgebied opgeslagen. Zij geven dus geen beeld van het belang van het specifieke plangebied en de aangrenzende uiterwaard voor ganzen en zwanen. Ten behoeve van voorliggende rapportage stonden ons zodoende geen locatiespecifieke telgegevens van overwinterende ganzen ter beschikking.
‘ECOLOGISCH ONDERZOEK STRUCTUURPLAN BEINUM-WEST TE DOESBURG’
3
De aanwijzing van de IJsseluiterwaarden als Vogelrichtlijngebied heeft betrekking op de volgende vogelsoorten (soorten gemarkeerd met een sterretje (*) zijn 'kwalificerende soorten' waarvoor het gebied is geselecteerd als Vogelrichtlijngebied): • • • • • • • • • • • • • • • •
Æ
Fuut Aalscholver (broedvogel) Aalscholver Kleine zilverreiger Lepelaar Kleine zwaan* Wilde zwaan* Kolgans* Grauwe gans Smient* Krakeend Wintertaling Wilde eend Pijlstaart Slobeend* Tafeleend
• • • • • • • • • • • • • • • •
Kuifeend Nonnetje Grote zaagbek Visarend Slechtvalk Porseleinhoen (broedvogel) Kwartelkoning (broedvogel)* Meerkoet* Scholekster Kievit Grutto* Wulp Tureluur Reuzenstern* Zwarte stern (broedvogel) IJsvogel (broedvogel)*
Gezien de ligging van het plangebied naast het Vogelrichtlijngebied ´Uiterwaarden IJssel´ en de aard van de beoogde ingreep zal in een vervolgstadium een 'voortoets' moeten worden gedaan waaruit blijkt of significante negatieve effecten uitgesloten kunnen worden. Deze ontstaan wanneer een plan onverenigbaar is met de instandhoudingdoelstellingen voor het betreffende Natura 2000-gebied, in dit geval de uiterwaarden van de IJssel.
Figuur 2: Foeragerende Grauwe ganzen in het plangebied.
Europese Habitatrichtlijngebieden Het Habitatrichtlijngebied ‘Veluwe’ ligt op 4 kilometer afstand verwijderd van het plangebied.
Æ
Gezien de grote afstand van het plangebied tot het Habitatrichtlijngebied en de aard van de beoogde ingreep zullen geen negatieve effecten op de natuurwaarden van Habitatrichtlijngebied ´Veluwe´ optreden.
‘ECOLOGISCH ONDERZOEK STRUCTUURPLAN BEINUM-WEST TE DOESBURG’
4
Beschermde Natuurmonumenten Het gebied ‘weide Oude Rijnstrangen’ ten zuiden van Zevenaar op een afstand van 11 kilometer is het dichtstbijzijnde Beschermde Natuurmonument.
Æ
Gezien de grote afstand van het plangebied en de aard van de beoogde ingrepen, zullen er geen negatieve effecten op de natuurwaarden van het Beschermd Natuurmonument optreden.
2.3
Nota Ruimte De Nota Ruimte is één van de structuurschema’s waarin de visie van het Rijk over natuur en landelijk gebied is vastgelegd. De nota richt zich op het behoud, herstel en ontwikkeling van wezenlijke natuurlijke kenmerken en waarden. Vanuit deze doelstelling is de Ecologische Hoofdstructuur in het leven geroepen en worden ganzen-foerageergebieden en weidevogelgebieden aangewezen. De Nota Ruimte is een zogeheten planologische kernbeslissing (PKB). Het Rijk verwacht dat provincies en gemeenten de Nota laten doorwerken in hun ruimtelijke plannen, zoals het streekplan en het bestemmingsplan.
Ecologische Hoofdstructuur (EHS) De locatie ligt naast de EHS (uiterwaarden IJssel) (www.prv.gelderland.nl). De EHS kent een specifieke bescherming en ingrepen die de wezenlijke kenmerken of waarden ervan aantasten worden niet toegestaan. Zowel ingrepen in bossen en natuurgebieden als ingrepen in de omgeving van deze gebieden dienen beoordeeld te worden op mogelijke schadelijke effecten. Æ
Gezien de ligging van het plangebied naast de EHS en de aard van de beoogde ingreep zullen er mogelijk negatieve effecten optreden. Natuur buiten de EHS
Het plangebied behoort niet tot ‘belangrijk weidevogelgebied’ of ‘ganzenfoerageergebied’, maar de naastgelegen uiterwaard is een belangrijk foerageergebied voor ganzen en Kleine zwaan (bron: www.gelderland.nl/smartsite.shtml?id=8266&menu=8395).
Æ
Een aantasting van ‘belangrijke weidevogelgebieden’ is niet aan de orde. De aangrenzende uiterwaarden van de IJssel zijn belangrijke foerageergebieden voor ganzen en Kleine zwaan. Dit vraagt om specifieke aandacht (zie ‘Europese Vogelrichtlijngebieden’.
2.4
Effecten op gebiedsgericht natuurbeleid en voorstel voor mitigerende maatregelen Bij woningbouwprojecten dicht bij Vogelrichtlijngebieden spelen verstoring door mensen en huisdieren, licht en geluid vaak een rol. De toegankelijkheid van de uiterwaarden vanuit de bouwlocatie is daarbij belangrijk. Het onderzoek naar de relaties tussen oorzaak en effect, in de vorm van een voortoets, moet zich richten op deze aspecten. Voor bestemming- en structuurplannen die tot effecten kunnen leiden is een plangoedkeuring op grond van artikel 19j van de Natuurbeschermingswet noodzakelijk. Deze wordt door de Provincie gekoppeld aan de plangoedkeuring op grond van de Wet Ruimtelijke Ordening (WRO). Het ecologisch onderzoek moet onderdeel zijn van de ruimtelijke onderbouwing van het plan. In het kader van een artikel 10 BRO-vooroverleg geven de
‘ECOLOGISCH ONDERZOEK STRUCTUURPLAN BEINUM-WEST TE DOESBURG’
5
provinciale diensten hun visie op een concept van deze ruimtelijke onderbouwing (bron: J.W. van der Vegte, Provincie Gelderland).
Directe effecten
Het plangebied van de Ruimtelijke Verkenning grenst aan het Vogelrichtlijngebied ‘Uiterwaarden IJssel’, tevens belangrijk foerageergebied van ganzen en Kleine zwaan. Directe effecten kunnen alleen optreden wanneer uitstralende effecten optreden op het buitendijks gelegen gebied. Dit is bijvoorbeeld het verstorende effect van verontrusting, licht en geluid. Tussen het Vogelrichtlijngebied en de nieuw te bouwen woonwijk ligt een hoge winterdijk met een extensief gebruikt fiets- /wandelpad. Het gebruik van dit pad zorgt mogelijk al voor enige verstoring. De realisatie van bebouwing nabij het dijklichaam zal verstoring van het Vogelrichtlijngebied versterken.
Externe effecten
Als een belangrijk leefgebied (bijvoorbeeld foerageergebied) voor de voor het Vogelrichtlijngebied relevante soorten wordt aangetast – ook al ligt het buiten de begrenzing van het Vogelrichtlijngebied - kan er sprake zijn van een externe werking met negatieve effecten. Het veldonderzoek en de terreingesteldheid wijst uit dat het plangebied niet geschikt is als broed- en/of foerageergebied voor Kwartelkoning, IJsvogel en Reuzenstern. Bovendien is het niet waarschijnlijk dat het plangebied geschikt is als foerageergebied voor overige kwalificerende soorten (Kleine zwaan, Kolgans, Smient, Slobeend en Meerkoet). Het plangebied wordt wel door Grauwe ganzen bezocht. Aanvullende gegevens dienen te worden verzameld door in de wintermaanden gericht systematische tellingen te verrichten aan overwinterende ganzen en zwanen binnen het plangebied.
Mitigerende maatregelen
Bij de inrichting van het gebied dient te worden gestreefd naar het voorkomen van significante negatieve effecten. Als dit niet mogelijk is dient er een vergunningprocedure gestart te worden. Bij het uitwerken van het structuurplan dient rekening te worden gehouden met mogelijke effecten. Om negatieve effecten op het Vogelrichtlijngebied te verzachten wordt een eerste aanzet gegeven aan mitigerende maatregelen: •
• •
•
De ontsluiting naar en over de winterdijk beperken. Als gevolg van de geplande woningbouw zal de dijk meer recreatief worden gebruikt. Door een goede ontsluiting moet worden voorkomen dat op tal van plaatsen de dijk beklommen wordt vanuit de woonwijk. Tevens is het van belang dat de uiterwaarden niet betreden kunnen worden. De dijk dient alleen te worden opengesteld voor wandelaars en niet voor gemotoriseerd verkeer; In de meest noordelijke delen bij de winterdijk dient geen hoogbouw plaats te vinden; Bij het aanbrengen van verlichting in de zone langs de dijk, gaat de voorkeur uit naar spaarzame verlichting met een naar beneden gericht uitstraling. Het aanbrengen van verlichting op de dijk moet worden voorkomen; Aan de binnenzijde van de winterdijk dienen, vanwege het handhaven van de landschappelijke openheid, geen hoge bomen extra te worden geplant.
‘ECOLOGISCH ONDERZOEK STRUCTUURPLAN BEINUM-WEST TE DOESBURG’
6
3
FLORA EN FAUNA VAN HET
3.1
Methode
ONDERZOEKSGEBIED
Het onderzoek is gebaseerd op een dagbezoek op 25 januari 2007, een avondbezoek op 24 april 2007 en beschikbare informatie van lokale werkgroepen en bewoners, Provincie Gelderland, Gemeente Doesburg en informatie uit beleidsdocumenten en databanken van landelijke PGO’s (Particuliere Gegevensbeherende Organisaties, met name SOVON en RAVON). De gehanteerde methoden voor het vaststellen van de aanwezigheid van de soorten zijn voor zover mogelijk de gangbare standaarden, zoals deze door de PGO’s geadviseerd worden. Daarnaast is op basis van de terreingesteldheid, bekende verspreidingsgegevens (zie “Geraadpleegde bronnen”) en ‘expert judgement’, een uitspraak gedaan over de mogelijk aanwezige beschermde soorten. Gedurende de veldbezoeken is gericht onderzoek gedaan naar relevante soortgroepen (hogere planten, zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen, ongewervelden en vissen) voor zover het seizoen en aanwezige terreinkenmerken dit toelieten. De bebouwing is onderzocht op relevante zwaarder beschermde tabel 2/3-soorten uit de Flora- en faunawet, zoals vleermuizen, uilen en Steenmarter. Hieronder worden de onderzochte soortengroepen beschreven die in het onderzoeksgebied en de directe omgeving zijn aangetroffen en te verwachten (zie ook soortenlijst bijlage I).
Natuurloket Op de website van het Natuurloket (www.natuurloket.nl) is globale informatie te verkrijgen over de aanwezigheid van beschermde en bedreigde soorten per kilometerhok. Per onderzochte soortgroep wordt het aantal soorten vermeld dat bedreigd is (Rode Lijst) of beschermd, waarbij ook onderscheid is gemaakt naar verschillende beschermingsregimes. De kilometerhokken waarin het plangebied gelegen is (204-446, 205-446, 204-445 en 205445 ) zijn volgens het Natuurloket variërend per soortgroep goed, redelijk, matig of niet onderzocht. Uit de groep hogere planten wordt melding gemaakt van het voorkomen binnen de kilometerhokken van 0-3 licht beschermde soorten en 1-4 Rode lijstsoorten. Zoogdieren zijn niet tot slecht onderzocht. De broedvogels zijn slecht tot goed onderzocht en er komen
maximaal 13 Rode lijstsoorten voor binnen de kilometerhokken. Het kilometerhok dat een deel van de Veluwezoom beslaat, haalt dit hoge aantal. Reptielen en amfibieën zijn variërend van niet tot goed onderzocht. Er zijn uit alle categorieën van de Natuurwetgeving (FFW tabel 1, 2 en 3 en Habitatrichtlijn) amfibieën aanwezig en één matig tot strikt beschermde reptielsoort.
‘ECOLOGISCH ONDERZOEK STRUCTUURPLAN BEINUM-WEST TE DOESBURG’
7
3.2
Flora Er zijn geen beschermde planten of plantensoorten van de Rode Lijst aangetroffen of te verwachten in het plangebied. Het plangebied bestaat uit intensief bewerkte gras- en bouwlanden, diepe sloten en greppels die geen of nauwelijks water voeren en voedselrijke bermen met soorten uit het Glanshaververbond (bijvoorbeeld Fluitenkruid, Kropaar, Kraailook). In de bosjes aan de westzijde groeien Es en Zomereik. Er is een matige struweelontwikkeling van Sleedoorn, Eenstijlige meidoorn en Hazelaar. De erfbeplanting bij de boerderijen en woonhuizen bestaat uit oude eiken en essen, berken en matig ontwikkelde onderbeplanting. Verspreid door het gebied komen oude (knot)essen en eiken solitair of in rijen voor. Op de grens met de bestaande woonwijk ligt een poel, voorzien van folie en een kleilaag met Riet, Grote lisdodde en Pitrus. Ondergedoken waterplanten zijn weinig aanwezig. De dijk op de grens met de uiterwaard is voedselrijk en er groeien enkele soorten van droge plaatsen (bijvoorbeeld Duizendblad) en dijkhellingen (Gele morgenster en Knolboterbloem). De dijk ligt buiten het plangebied en wordt niet aangetast. Æ
3.3
Het aanvragen van ontheffing annex artikel 75 van de Flora- en faunawet en het verrichten van compenserende/ mitigerende maatregelen is voor beschermde flora niet aan de orde.
Zoogdieren Vleermuizen Alle vleermuizen zijn opgenomen in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en lijst 3 van de Flora- en faunawet en daardoor strikt beschermd.
Vaste verblijfplaatsen
Mogelijk voor vleermuizen geschikte boomholten en oude boerderijen met potentieel geschikte ruimten (ruimten tussen dakbeschot en dakpannen) zijn tijdens het avondbezoek op 24 april jl. onderzocht op vaste verblijfplaatsen voor vleermuizen. Naast een visuele inspectie en navraag bij bewoners, is gebruik gemaakt van een batdetector. Hiermee worden ultrasone tonen van vleermuizen omgezet in voor mensen hoorbaar geluid. Er zijn bij de boerderij aan de Parallelweg met huisnummer 10 enkele van uit het woongedeelte vliegende Gewone dwergvleermuizen waargenomen tijdens het avondbezoek. Dit duidt op een vaste verblijfplaats. Gebouwbewonende vleermuizen als Gewone dwergvleermuis maken het gehele jaar gebruik van een netwerk met verblijfplaatsen die wisselend en in wisselend aantal gebruikt worden. Zodoende zal het verlies van enkele verblijfplaatsen niet altijd gevolgen hebben voor de functionaliteit van de aanwezige populatie vleermuizen in een gebied. Voor eventuele bouwactiviteiten aan deze boerderij moet in het kader van de Flora- en faunawet wel een ontheffing annex artikel 75 worden aangevraagd. Door de toetsende instantie (Dienst Regelingen, DLG) wordt gesteld dat voor het verkrijgen van een ontheffing op basis van meerdere veldbezoeken de functie van het verblijf moet zijn vastgesteld, zodat passende mitigerende en/of compenserende maatregelen kunnen worden bepaald.
‘ECOLOGISCH ONDERZOEK STRUCTUURPLAN BEINUM-WEST TE DOESBURG’
8
Vervolgonderzoek vleermuizen bij eventuele sloop Naar aanleiding van de twee uitgevoerde veldbezoeken is een goed beeld ontstaan van de functionaliteit van het plangebied voor vleermuizen. De bezoeken zijn dan ook voldoende om het ontheffingstraject mee in te gaan. Wel stelt het DLG (verleners van de ontheffing) enkele aanvullende eisen voor het verlenen van een dergelijke ontheffing. Allereerst mogen verblijfplaatsen alleen verwijderd worden buiten de meest kwetsbare perioden, dit zijn de kraamperiode en de overwinteringsperiode van vleermuizen. Het is in het algemeen aan te raden bouwactiviteiten of sloop in het voorjaar (maart-april) of najaar (september /oktober) te plannen waarbij de buitentemperatuur tijdens de schemering minimaal 10º Celsius moet zijn. De vleermuizen zijn dan weinig honkvast en relatief minder kwetsbaar. Overigens dient een extra vleermuisonderzoek 1-2 weken voorafgaand aan de daadwerkelijke verstorende werkzaamheden uitgevoerd te worden om een actueel beeld van de aanwezige vleermuizen te verkrijgen. Het verwijderen van verblijfplaatsen van vleermuizen is namelijk alleen mogelijk, indien de soort op dat moment de verblijfplaats niet bewoont. Het is van belang om door middel van aanvullend onderzoek het meest gunstige moment te bepalen voor de bouwactiviteiten. Dit is het moment waarop vleermuizen de verblijfplaatsen niet meer gebruiken. Vervolgens dient het verwijderen van de verblijfplaatsen zo spoedig mogelijk aan te vangen.
Vliegroutes en foerageergebied
Van veel vleermuissoorten is bekend dat zij gedurende lange tijd gebruik kunnen maken van dezelfde structuren voor de oriëntatie en daarlangs van hun verblijfplaats naar de foerageergebieden trekken. Vanwege dit traditiegetrouwe gedrag van vleermuizen vormen bepaalde lijnvormige structuren (b.v. rijen woningen, bomenrijen en singels) een belangrijk onderdeel van een vliegroute. Wanneer alternatieve structuren ontbreken zijn dergelijke structuren ‘onmisbaar’ en kunnen zodoende beschermd zijn. De aanwezige beplanting is geen onderdeel van aaneengesloten lijnvormige structuren. Het is zodoende niet aannemelijk dat deze beplanting fungeert als belangrijke vlieg- en jachtroute voor vleermuizen. Langs de Parallelweg zijn echter verschillende vleermuizen foeragerend aangetroffen. Het betreft een Laatvlieger en enkele Gewone dwergvleermuizen. Het open terrein met solitaire bomen en enkele bomenrijen wordt in beperkte mate als foerageergebied gebruikt door Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger en Rosse vleermuis. Boven de poel, op de grens met de bestaande wijk zijn foeragerende dwergvleermuizen aangetroffen. De IJssel is mogelijk een belangrijke vliegroute voor diverse vleermuissoorten. Dit ligt echter buiten het plangebied en is niet nader onderzocht. Er zijn geen actuele vleermuisgegevens van het plangebied (m.m. mevrouw S. Zweers, Gemeente Doesburg).
Æ
Er zijn vaste verblijfplaatsen van de Gewone dwergvleermuis aanwezig aan de Parallelweg 10. Bij bouwactiviteiten aan de bebouwing kan er aantasting plaatsvinden van deze verblijfplaatsen. Het is door ontheffingverlener DLG vereist om 1 á 2 weken voor de werkzaamheden te controleren of vleermuizen aanwezig zijn en dan passende maatregelen te nemen. Bij verstorende bouwactiviteiten is het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet aan de orde omdat er vaste verblijfplaatsen verdwijnen;
Æ
Aanwezige vliegroutes en foerageergebied worden niet aangetast. Overige zoogdieren Er is een aantal vaste verblijfplaatsen van licht beschermde zoogdiersoorten te verwachten namelijk Bosmuis, Veldmuis, Rosse woelmuis, Huisspitsmuis, Tweekleurige bosspitsmuis en Egel. Van licht beschermde roofdieren (Wezel, Hermelijn en Bunzing) zijn geen sporen (uitwerpselen, prenten of prooiresten) aangetroffen. De aanwezigheid van deze soorten is echter wel aannemelijk, mede gezien het verspreidingsbeeld in Broekhuizen et al. (1992).
‘ECOLOGISCH ONDERZOEK STRUCTUURPLAN BEINUM-WEST TE DOESBURG’
9
Omdat het ‘algemene soorten’ betreft die vallen onder een licht beschermingsregime (FFW tabel 1), geldt automatisch vrijstelling bij ruimtelijke ingrepen van de verbodsartikelen 9 en 12 van de Flora- en faunawet en is geen ontheffing annex artikel 75 nodig. Schade aan de algemene en laag beschermde zoogdieren kan – indien de planning van de werkzaamheden dit toelaat - geminimaliseerd worden door de werkzaamheden in het plangebied buiten de voortplantingsperiode (maart tot augustus) uit te voeren. De minst schadelijke periode is september tot december (mits vorstvrij). De juridisch zwaarder beschermde Steenmarter (FFW tabel 2) is in het gebied te verwachten (Broekhuizen et al. 1992, Kaper & Müskens 2006). Tijdens de veldbezoeken zijn geen sporen (prenten, uitwerpselen, prooiresten en verblijfplaatsen) aangetroffen. Er kan worden geconcludeerd dat de Steenmarter incidenteel gebruik maakt van het gebied als foerageergebied. Uit Angerlo en Beinum zijn recente waarnemingen van onder andere steenmarters met jongen bekend (m.m. mevrouw S. Zweers, Gemeente Doesburg). Æ
Bij de planrealisatie zullen mogelijk exemplaren en verblijfplaatsen van enkele algemene en licht beschermde zoogdieren verloren gaan. Het aanvragen van een ontheffing is voor deze soorten hier echter niet aan de orde.
3.4
Broedvogels Op het moment van het eerste veldbezoek, buiten het broedseizoen van veel vogels, was het niet mogelijk om broedvogels betrouwbaar te inventariseren. Op basis van waarnemingen tijdens het tweede veldbezoek op 24 april, de terreingesteldheid, bekende verspreidingsgegevens en ‘expert judgement’ is een uitspraak gedaan over de mogelijke soortensamenstelling. In het plangebied zijn broedvogels van agrarisch gebied, erven, beplanting en tuinen aanwezig en te verwachten, waaronder 13 Rode lijstsoorten. De aanwezige bebouwing en (erf)beplanting zijn potentieel geschikt als broedplaats voor onder andere de volgende Rode lijstsoorten: Kerkuil, Steenuil, Boerenzwaluw, Huiszwaluw, Spotvogel, Matkop, Huismus, Ringmus en Kneu. In het agrarisch gebied kunnen de volgende soorten van de Rode Lijst worden verwacht: Patrijs, Gele kwikstaart,Graspieper en Veldleeuwerik. Uit gegevens van de provincie Gelderland en Wassink (2006) blijkt dat er twee broedparen aanwezig zijn van de Kerkuil in het kilometerhok waarbinnen het plangebied ligt. De populaties van de Steenuil en Kerkuil sluiten aan op populaties in de Achterhoek (Wassink 2006, Stam 1998, Stam & Rijnders 2005, SOVON 2002). Onderzoek op 24 april 2007 heeft uitgewezen dat één paar Kerkuil daadwerkelijk broedt in het plangebied in een nestkast in de boerderij aan de Parallelweg 10. Tevens broedt onder de dakpannen van het woongedeelte van deze boerderij een Steenuil. In voorgaande jaren heeft de Steenuil ook gebroed in een nestkast aan de Parallelweg 8 (m.m. de heer F. Stam, Vogelwerkgroep Stad en Ambt Doesborgh). Een tweede territorium van de Steenuil is ten zuiden van het plangebied vastgesteld aan Het Klooster 7. In een van de bosjes aan de westzijde heeft een roekenkolonie gezeten van 47 broedparen (bron: Provincie Gelderland). Tijdens beide veldonderzoeken was hier niets van terug te vinden, mede ook doordat er in het bos is gekapt. In het gebied werd een Buizerd gezien. De oude bomen zijn potentieel geschikt als nestplaats voor deze vogel. Tijdens het bezoek in april zijn deze bomen gecontroleerd en zijn geen nesten aangetroffen.
‘ECOLOGISCH ONDERZOEK STRUCTUURPLAN BEINUM-WEST TE DOESBURG’
10
Jaarrond verblijfplaatsen van uilen Als gevolg van het bouwrijp maken, weghalen van beplanting en eventuele bouwwerkzaamheden aan bestaande boerderijen gaat broedgebied van vogels verloren, waaronder mogelijk jaarrond verblijfplaatsen van Kerkuil en Steenuil. Van deze standvogels die hun nest het gehele jaar gebruiken zijn de nesten jaarrond wettelijk beschermd. Daarnaast is het van belang dat het verblijf zijn functie voor het dier moet kunnen vervullen. Om een voortplantingsplaats te laten functioneren om jongen groot te brengen, moeten de ouders op elk moment voldoende voedsel van de juiste samenstelling kunnen verzamelen. Hiervoor is een bepaalde kwaliteit van de omgeving noodzakelijk. Met activiteiten of werkzaamheden die de kwaliteit verstoren of vernietigen vindt dus een overtreding van dit artikel plaats. Afhankelijk van de soort kan die benodigde omgeving direct grenzen aan de plek waar zich de voortplantingsplaats bevindt, maar kan zich ook op afstand bevinden en is dan al dan niet alleen door de soort te bereiken door het volgen van bepaalde elementen in het landschap.
Door de aanleg van een woonwijk wordt het gebied eveneens ongeschikt voor weidevogels. De gunstige staat van instandhouding van weidevogels komt echter niet in gevaar, aangezien voldoende uitwijkmogelijkheden aanwezig zijn in soortgelijke gebieden en er weidevogelpopulaties zijn in de nabije omgeving (SOVON 2002). Als bestaande oude beplanting (solitaire bomen, struwelen) blijft gehandhaafd en wordt opgenomen in een stevige groenstructuur met een natuurlijke en streekeigen beplanting, is de groenstructuur in de toekomst geschikt voor veel zangvogels en geschikt als foerageergebied voor uilen. Æ
Er mogen geen activiteiten worden ondernomen op locaties waar nesten van vogels of broedende vogels aanwezig zijn. Verstorende activiteiten, zoals bouwactiviteiten of sloop van bebouwing of verwijderen van beplanting, dienen daarom buiten de periode 15 maart - 15 oktober (i.v.m. laat broedende vogelsoorten zoals de Houtduif) te worden gestart of er dient vooraf op broedende vogels en nesten te worden gecontroleerd;
Æ
Het is van belang voordat er bouwwerkzaamheden plaatsvinden aan bebouwing aan de Parallelweg 10 en 8, ontheffing in het kader van de Floraen faunawet wordt aangevraagd voor Kerkuil en Steenuil. Broedlocaties van deze soorten zijn jaarrond wettelijk beschermd. Ook voor het vernietigen van leefgebied dient een ontheffing te worden aangevraagd;
Æ
Broedlocaties en leefgebied van Kerkuil en Steenuil dienen wettelijk te worden gecompenseerd. Dit kan door bestaande beplanting (oude bomen en struwelen) te handhaven en te versterken in een nieuwe streekeigen groenstructuur. Tevens dienen nestkasten voor beide uilen te worden opgehangen in de directe omgeving van het plangebied;
Æ
Bij het verwijderen van beplanting en bomen is het van belang om deze te controleren op spechtenholten of roofvogelhorsten. Deze zijn ook wettelijk beschermd en voor het verwijderen hiervan dient een ontheffing te worden aangevraagd. Ook is compensatie van broedgelegenheid vereist. Suggesties hiervoor zijn het plaatsen van nestkasten en het aanleggen van beplanting. Nestbomen dienen zoveel mogelijk te worden gespaard;
Æ
Het is van belang dat er geen nieuwe broedgelegenheid ontstaat tijdens het bouwrijp maken van het terrein. Dit betekent dat voorkomen moet worden dat er steile zandwanden, ruigtes en takkenrillen ontstaan waar vogels in kunnen gaan broeden.
‘ECOLOGISCH ONDERZOEK STRUCTUURPLAN BEINUM-WEST TE DOESBURG’
11
3.5
Amfibieën en reptielen Amfibieën De met folie en klei beklede poel op de grens met de nabijgelegen woonwijk is de enige plaats nabij het plangebied met permanent oppervlaktewater. De poel is onderzocht op geschiktheid als voortplantingsplaats voor amfibieën waaronder de strikt beschermde Kamsalamander en Poelkikker (FFW 3). Hiertoe is de poel op 24 april bemonsterd met een schepnet, is een amfibieënfuik een nacht uitgezet en is ’s avonds met een zaklantaarn gezocht naar salamanders. Uit bekende verspreidingsgegevens blijkt dat beide soorten in de betreffende of in de omringende kilometerhokken zijn waargenomen (RAVON 2005, 2006). Tijdens het onderzoek zijn elf Kleine watersalamanders (FFW tabel 1) en Meerkikker (FFW tabel 1) aangetroffen. De strikter beschermde soorten komen niet voor. Het blijkt ook dat de waterplantenvegetatie zich niet optimaal ontwikkelt voor deze soorten. Uit gesprekken met bewoners blijkt dat Bruine kikker en Gewone pad (FFW tabel 1) met zekerheid overwinterend voorkomen in het plangebied en de direct aangrenzende woonwijk. Het gebied, uitgezonderd de poel, bestaat uit veel droogvallende sloten en greppels en is met zekerheid geschikt als foerageer- en overwinteringsgebied voor de licht beschermde (FFW tabel 1) Kleine watersalamander, Bruine kikker, Meerkikker en Gewone pad. Het blijkt dat er alleen ‘algemene soorten’ voorkomen in het gebied. Er geldt automatisch een vrijstelling van verbodsartikelen 9 ,11 en 12 (Flora- en faunawet) voor deze soorten en is geen ontheffing nodig.
Figuur 3: Poel op de grens van het plangebied en een bestaande woonwijk.
Æ
De strikt beschermde Kamsalamander en Poelkikker zijn niet aanwezig in het plangebied;
Æ
Het aanvragen van ontheffing annex art. 75 van de Flora- en faunawet en het verrichten van compenserende/ mitigerende maatregelen is voor de aangetroffen licht beschermde amfibieën niet aan de orde. Reptielen Er zijn geen reptielen aangetroffen in het plangebied. Gezien de terreingesteldheid en bekende verspreidingsgegevens (o.a. RAVON & Natuurloket) zijn deze ook niet te verwachten in het plangebied.
Æ
Het aanvragen van ontheffing annex art. 75 van de Flora- en faunawet en het verrichten van compenserende/ mitigerende maatregelen is voor reptielen niet aan de orde.
‘ECOLOGISCH ONDERZOEK STRUCTUURPLAN BEINUM-WEST TE DOESBURG’
12
3.6
Vissen De poel op de grens met de bestaande woonwijk is met een schepnet bemonsterd tijdens de inventarisatieronde in april. Gezien het biotoop en het bekende verspreidingsbeeld worden er geen beschermde vissen verwacht. Zij zijn niet ook niet aangetroffen.
Æ
Het aanvragen van ontheffing annex art. 75 van de Flora- en faunawet en het verrichten van compenserende/ mitigerende maatregelen is voor vissen niet aan de orde.
3.7
Ongewervelden Dagvlinders en libellen Het moment van het veldbezoek – buiten het voortplantingsseizoen van dagvlinders en libellen – was niet geschikt om deze soortgroepen te inventariseren. Wegens het ontbreken van geschikt biotoop ontbreken echter geschikte voortplantingslocaties voor (beschermde) vlinder- en libellensoorten.
Mieren In het plangebied zijn geen nestkoepels van beschermde mierensoorten aangetroffen. Beschermde mierensoorten zijn voornamelijk gebonden aan droge, open (naald)bossen en heideterreinen. Beide biotopen ontbreken in het plangebied.
Kevers In Nederland komen/ kwamen vijf beschermde keversoorten voor. Juchtleerkever, Heldenbok en Brede geelgerande waterroofkever zijn al sinds de jaren ‘70 niet meer in Nederland waargenomen (Huijbregts 2003). Twee beschermde keversoorten komen nog wel voor in Nederland (Vliegend hert en Gestreepte waterroofkever). Binnen het plangebied is echter geen geschikt biotoop aanwezig voor beide soorten. Æ
Het aanvragen van ontheffing annex art. 75 van de Flora- en faunawet en het verrichten van compenserende/ mitigerende maatregelen is voor ongewervelden niet aan de orde.
‘ECOLOGISCH ONDERZOEK STRUCTUURPLAN BEINUM-WEST TE DOESBURG’
13
4
GERAADPLEEGDE BRONNEN Broekhuizen S. et al. (1992). Atlas van de Nederlandse zoogdieren. Stichting Uitgeverij KNNV, Utrecht. Huijbregts, H. (2003). Beschermde kevers in Nederland (Coleoptera). Nederlandse Faunistische Mededelingen (19): 1-34. Kaper, A. & G. Müskens (2006). Steenmarters in en om het huis. Hoe om te gaan met steenmarters in de directe woonomgeving. Stichting Landschapsbeheer Gelderland, Arnhem. Lange, R., R. Twisk , A. van Winden & A. van Diepenbeek (2003) Zoogdieren van WestEuropa. Stichting Uitgeverij KNNV en VZZ i.s.m. Vereniging Natuurmonumenten, Utrecht. Limpens, H., K. Mostert & W. Bongers (red.) (1997). Atlas van de Nederlandse vleermuizen. Stichting Uitgeverij KNNV, Utrecht. Ministerie van LNV (2004). Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit TRCJZ/2004/5727, houdende vaststelling van Rode Lijsten flora en fauna. Natuurloket (www.natuurloket.nl). Provincie Gelderland (www.prv.gelderland.nl). Provincie Gelderland (2005). Aanwijzing foerageergebieden voor overwinterende ganzen en smienten. Herzieningsbesluit 5 juli 2005. RAVON, Reptielen Amfibieën Vissen Onderzoek Nederland. (www.ravon.nl). RAVON (2005). Resultaten Inhaalslag 2005. RAVON (2006). Jaarverslag 2005. SOVON Vogelonderzoek Nederland (1996). Broedvogels inventariseren in Proefvlakken, Handleiding Broedvogel Monitoring (BMP). SOVON, Beek-Ubbergen. SOVON Vogelonderzoek Nederland (2002). Atlas van de Nederlandse Broedvogels 1998 tot 2000. – Nederlandse Fauna 5. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Stichting Uitgeverij KNNV en European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden. Stam, F. (1998). Steenuilen in en rond Doesburg. Nieuwsbrief Steenuil (1): 11. Stam, F. & O. Rijnders (2005). Populatie-onderzoek aan Steenuilen in het kerngebied “Stad en Ambt Doesborgh” 2005. Athene (11): 42-45. Wassink, G. (2006). Kerkuil Achterhoek en Liemers. Verslag 2006. www.waarneming.nl (website met soortenwaarnemingen in Nederland).
‘ECOLOGISCH ONDERZOEK STRUCTUURPLAN BEINUM-WEST TE DOESBURG’
14
BIJLAGEN
BIJLAGE I: SOORTENLIJST Soort
Terreingebruik /Aantal
Locatie
Status
> FLORA Geen beschermde soorten of soorten van de Rode Lijst > ZOOGDIEREN Bosmuis Bunzing Egel Gewone bosspitsmuis Gewone dwergvleermuis Hermelijn Huisspitsmuis Laatvlieger Rosse woelmuis Steenmarter Veldmuis Wezel
Mogelijk voortplantend Mogelijk voortplantend Mogelijk voortplantend Mogelijk voortplantend Voortplantend en foeragerend Mogelijk voortplantend Mogelijk voortplantend Foeragerend Foeragerend Mogelijk foeragerend Mogelijk voortplantend Mogelijk voortplantend
Verspreid Verspreid Verspreid Verspreid zie bijlage II Verspreid Verspreid zie bijlage II Verspreid Verspreid Verspreid Verspreid
FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW
- Tabel 1 - Tabel 1 / HR V - Tabel 1 - Tabel 1 - Tabel 3/ HR IV - Tabel 1 - Tabel 1 - Tabel 3 / HR IV - Tabel 1 - Tabel 2 - Tabel 1 - Tabel 1
> BROEDVOGELS Boerenzwaluw Boomkruiper Buizerd Ekster Fitis Gele kwikstaart Grasmus Graspieper Groenling Grote bonte specht Heggemus Holenduif Houtduif Huismus Huiszwaluw Kauw Kerkuil Kievit Kneu Koolmees Matkop Merel Patrijs Pimpelmees Ringmus Roodborst Scholekster Spotvogel Spreeuw Steenuil Tjiftjaf Turkse tortel Veldleeuwerik Vink Winterkoning Witte kwikstaart Wulp Zwarte kraai Zwarte roodstaart Zwartkop
Mogelijk broedend Mogelijk broedend Mogelijk broedend Mogelijk broedend Mogelijk broedend Mogelijk broedend Mogelijk broedend Mogelijk broedend Mogelijk broedend Mogelijk broedend Mogelijk broedend Mogelijk broedend Mogelijk broedend Mogelijk broedend Mogelijk broedend Mogelijk broedend Broedend Mogelijk broedend Mogelijk broedend Mogelijk broedend Mogelijk broedend Mogelijk broedend Mogelijk broedend Mogelijk broedend Mogelijk broedend Mogelijk broedend Mogelijk broedend Mogelijk broedend Mogelijk broedend Broedend Mogelijk broedend Mogelijk broedend Mogelijk broedend Mogelijk broedend Mogelijk broedend Mogelijk broedend Mogelijk broedend Mogelijk broedend Mogelijk broedend Mogelijk broedend
Bebouwing Houtopstanden, bossen Houtopstanden, bossen Houtopstanden, bossen Bosschages, struweel Agrarisch open gebied Bosschages, struweel Agrarisch open gebied Bosschages, struweel Houtopstanden, bossen Bosschages, struweel Bosschages, struweel Houtopstanden, bossen Bebouwing Bebouwing Bebouwing Zie bijlage II Agrarisch open gebied Bosschages, struweel Houtopstanden, bossen Houtopstanden, bossen Bosschages, struweel Agrarisch open gebied Houtopstanden, bossen Bebouwing Bosschages, struweel Agrarisch open gebied Bosschages, struweel Bebouwing Zie bijlage II Houtopstanden, bossen Houtopstanden, bossen Agrarisch open gebied Houtopstanden, bossen Bosschages, struweel Bebouwing Agrarisch open gebied Houtopstanden, bossen Bebouwing Bosschages, struweel
FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW FFW
- Tabel 2,3 / RL4 - Tabel 2,3 - Tabel 2,3 - Tabel 2,3 - Tabel 2,3 - Tabel 2,3 / RL4 - Tabel 2,3 - Tabel 2,3 / RL4 - Tabel 2,3 - Tabel 2,3 - Tabel 2,3 - Tabel 2,3 - Tabel 2,3 - Tabel 2,3 / RL4 - Tabel 2,3 / RL4 - Tabel 2,3 - Tabel 2,3 / RL3 - Tabel 2,3 - Tabel 2,3 / RL4 - Tabel 2,3 - Tabel 2,3 / RL4 - Tabel 2,3 - Tabel 2,3 / RL3 - Tabel 2,3 - Tabel 2,3 / RL4 - Tabel 2,3 - Tabel 2,3 - Tabel 2,3 / RL4 - Tabel 2,3 - Tabel 2,3 / RL3 - Tabel 2,3 - Tabel 2,3 - Tabel 2,3 / RL4 - Tabel 2,3 - Tabel 2,3 - Tabel 2,3 - Tabel 2,3 - Tabel 2,3 - Tabel 2,3 - Tabel 2,3
> AMFIBIEEN EN REPTIELEN Bruine kikker Gewone pad Kleine watersalamander Meerkikker
Mogelijk voortplantend/overwinterend Mogelijk voortplantend/overwinterend Voortplantend Voortplantend
Poel grens nieuwbouwwijk Poel grens nieuwbouwwijk Poel grens nieuwbouwwijk Poel grens nieuwbouwwijk
FFW FFW FFW FFW
- Tabel 1 - Tabel 1 - Tabel 1 - Tabel 1
> VISSEN Geen beschermde soorten of soorten van de Rode lijst > ONGEWERVELDEN Dagvlinders Geen beschermde soorten of soorten van de Rode lijsten Libellen Geen beschermde soorten of soorten van de Rode lijsten
Legenda soortenTabel: Beschermingsregiem Flora- en faunawet (FFW): Tabel 1: ‘Algemene soorten’ waarvoor veelal automatisch vrijstelling geldt; Tabel 2: ‘Overige soorten’ waarvoor vrijstelling geldt, mits activiteiten voldoen aan goedgekeurde gedragscode; Tabel 3: Soorten van Bijlage IV HR/ bijlage 1 AMvB artikel 75 FFW, waarvoor alleen onder strikte voorwaarden vrijstelling mogelijk is.
BIJLAGE II: WAARNEMINGEN STRIKT BESCHERMDE SOORTEN
BIJLAGE III: WETTELIJK KADER Flora- en faunawet
Inleiding Sinds 1 april 2002 is de Flora- en faunawet van kracht. Met de Flora- en faunawet ( FFW) is beoogd een geïntegreerd soortenbeschermingsregime te creëren dat voldoet aan de internationale verplichtingen. Doordat het verkrijgen van ontheffing en vrijstelling slechts mogelijk was onder bepaalde voorwaarden, werd de Flora- en faunawet na de inwerkingtreding al snel als belemmerend ervaren in het maatschappelijke verkeer. De belemmerende factoren werden met name veroorzaakt, door het afwegingskader, dat ook voor zeer algemeen voorkomende soorten gold als b.v. Mol, Veldmuis, Bosmuis en Konijn. Dit zorgde voor onnodige belemmeringen van werkzaamheden en veel administratieve lastendruk. Vanaf 23 februari 2005 is een wetswijziging van kracht geworden waarbij de mogelijkheden verruimd zijn voor het verlenen van ontheffing/ vrijstelling van de verbodsbepalingen in het kader van de FFW. Dit geldt met name voor de algemeen voorkomende soorten. Beschermde dier- en plantensoorten Beschermde inheemse planten- en diersoorten zijn bij algemene maatregel van bestuur aangewezen. Het zijn soorten die van nature in Nederland voorkomen en die in hun voortbestaan worden bedreigd of het gevaar lopen in hun voortbestaan te worden bedreigd. Ook zijn soorten aangewezen die niet noodzakelijkerwijs in hun voortbestaan worden bedreigd, maar wel bescherming genieten ter voorkoming van overmatige benutting. De volgende diersoorten zijn beschermd volgens de FFW: 1. Alle van nature in Nederland voorkomende soorten zoogdieren, met uitzondering van gedomesticeerde dieren en met uitzondering van de zwarte rat, de bruine rat en de huismuis; 2. Alle van nature op het Europese grondgebied van de Lidstaten van de Europese Unie voorkomende soorten vogels met uitzondering van gedomesticeerde vogels; 3. Alle van nature in Nederland voorkomende soorten amfibieën en reptielen; 4. Alle van nature in Nederland voorkomende soorten vissen, met uitzondering van de soorten waarop de Visserijwet 1963 van toepassing is. 5. Een aantal ongewervelden (o.a. insecten, libellen en kevers) die in hun voortbestaan bedreigd zijn of het gevaar lopen in hun voortbestaan te worden bedreigd. Verbodsbepalingen De FFW kent een groot aantal verbodsbepalingen die samenhangen met ruimtelijke ingrepen, plannen en projecten. De verbodsbepalingen betreffende planten op hun groeiplaats zijn opgenomen in artikel 8 van de FFW. De verbodsbepalingen betreffende dieren in hun natuurlijke leefomgeving zijn vermeld in artikel 9 tot en met 12 (zie kader). In hoeverre de verbodsbepalingen van toepassing zijn is afhankelijk van het beschermingsregime waartoe de soort behoort.
Algemene verbodsbepalingen voor beschermde inheemse soorten dieren en planten. Flora- en faunawet, artikelen 8 t/m 12. Art. 8: Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen. Art. 9: Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Art. 10: Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten. Art. 11: Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Art. 12: Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen. Drie beschermingsregimes planten- en diersoorten Met ingang van het wijzigingsbesluit artikel 75 zijn drie verschillende beschermingsregiems van kracht, mede afhankelijk van de zeldzaamheid van de soort en de status in Europese richtlijnen. In alle gevallen is onverminderd de zorgplicht van toepassing:
‘Ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora en fauna kunnen worden veroorzaakt, is verplicht dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of voorzover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of na te laten.’
Tabel 1 ‘Algemene soorten’
Onder deze groep vallen o.a. alle algemeen voorkomende beschermde zoogdieren, amfibieën en vaatplanten (in totaal 43 soorten). Als iemand activiteiten onderneemt die zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud, bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt een vrijstelling voor deze soorten voor overtreding van de artikelen 8 t/m 12 van de FFW en hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden.
Tabel 2 ‘Overige soorten (gedragscode)’
Onder deze groep vallen een aantal minder algemene soorten (in totaal 101) en vogels. Als iemand activiteiten onderneemt die zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud, bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt een vrijstelling voor deze soorten voor overtreding van de artikelen 8 t/m 12 van de FFW, mits de activiteiten worden uitgevoerd op basis van een gedragscode. De gedragscode moet door een sector of ondernemer zelf opgesteld worden en ingediend voor goedkeuring door de minister van LNV. De gedragscode geeft richtlijnen aan om schade aan de soort te voorkomen of te minimaliseren (Artikel 16c wijzigingsbesluit). Voorheen was nooit vrijstelling mogelijk voor van nature voorkomende vogelsoorten. Nu kan alleen vrijstelling verkregen worden indien: sprake is van belang a) t/m d); sprake is van onopzettelijk verstoren (artikel 10) in geval van bij de wet genoemde belangen, en er geen wezenlijke invloed (significante effecten) is; In geval van belang g), behalve in de periode 15 maart-15 juli.
Tabel 3 ‘Soorten van Bijlage I AMvB Artikel 75 / soorten van Habitatrichtlijn Bijlage IV’
Onder de eerste groep vallen met name soorten die een kwetsbare status hebben (in totaal 37 soorten) en vogels (in geval niet gewerkt wordt met een gedragscode). Ze hebben een vergelijkbare bescherming als soorten van Habitatrichtlijn Bijlage IV. Als iemand activiteiten onderneemt die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkeling, is voor deze soorten ontheffing van de artikelen 8 t/m 12 van de FFW altijd noodzakelijk. De ontheffingsaanvraag wordt getoetst aan drie criteria: 1. er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang1); 2. er is geen alternatief; 3. de activiteiten doen geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. De laatste twee criteria worden in het wijzigingsbesluit samengevat als ‘zorgvuldig handelen’, waarbij elke vorm van schade aan de soort voorkomen moet worden. Aan alle drie criteria moet gelijktijdig voldaan worden. Voor activiteiten in het kader van bestendig beheer en onderhoud in de landbouw en bosbouw en bestendig gebruik, is het niet mogelijk voor artikel 10 van de FFW een ontheffing te verkrijgen. Voor de artikelen 8, 9, 11 en 12 geldt wel een vrijstelling, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode.
Rode lijsten
De Minister van LNV heeft ter uitvoering van de bepalingen in artikelen 1 en 3 van het Verdrag van Bern een aantal Rode lijsten voor bedreigde en kwetsbare soorten dieren en planten gepubliceerd2. Voor Rode lijstsoorten heeft de overheid zich verplicht onderzoek en werkzaamheden te bevorderen die nodig zijn voor bescherming en beheer. Het voorkomen van een soort op de Rode Lijst heeft geen wettelijke beschermingsstatus tot gevolg. Opname op de Rode Lijst zegt alleen iets over de zeldzaamheid en populatieontwikkelingen van de betreffende soorten.
Natuurbeschermingswet 1998
Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Vanaf dat moment heeft Nederland de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in nationale wetgeving verankerd. Nederland zal aan de hand van een vergunningenstelsel de zorgvuldige afweging waarborgen rond projecten die gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden. Deze vergunningen worden verleend door de provincies of door de Minister van LNV. Daarnaast zal Nederland in de komende jaren voor alle gebieden die samen Natura 2000 vormen, beheerplannen opstellen. In deze samenvatting zijn alleen de meest relevante onderdelen van de wetgeving vereenvoudigd weergegeven. Voor een volledig begrip wordt verwezen naar de oorspronkelijke wetsteksten (www9.minlnv.nl ‘thema Natuurwetgeving’). Aan deze tekst kunnen derhalve geen rechten worden ontleend. 1
a) de bepalingen inzake de gemeenschappelijke markt en een vrij verkeer van goederen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap; b) de bescherming van flora en fauna; c) de veiligheid van het luchtverkeer; d) de volksgezondheid of openbare veiligheid; e) dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en voor het milieu wezenlijk gunstige effecten; f) het voorkomen van ernstige schade aan vormen van eigendom, anders dan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren; g) belangrijke overlast veroorzaakt door dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort; h) de uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud in de landbouw en in de bosbouw; i) bestendig gebruik; j) de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling.
2
Besluit van de Minister van Landbouw,Natuur en Voedselkwaliteit vanTRCJZ/2004/5727, houdende vaststelling van rode lijsten flora en fauna
GEMEENTE DOESBURG Structuurplan Beinum West Bijlage: Bodemonderzoek: “Vooronderzoek conform NVN 5725 structuurplan Beinum West te Doesburg”, CSO Adviesbureau, Deventer, juni 2007.
063-017
september 2008
GEMEENTE DOESBURG Structuurplan Beinum West Bijlage: Onderzoek: “Notitie geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid”, Pouderoyen Compagnons, Nijmegen, november 2007.
063-017
september 2008
GEMEENTE DOESBURG Structuurplan Beinum West Bijlage: Onderzoek: “Notitie geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid”, Pouderoyen Compagnons, Nijmegen, november 2007.
063-017
november 2007
Geluid, wegverkeerslawaai Het plangebied Beinum West ligt ten noorden van de Provincialeweg N338 (Doesburg – Westervoort), ten oosten en zuiden van de Bingerdenseweg (Beinum – provincialeweg) en ten westen van de wijk Beinum. De wijk is (met uitzondering van de Bredestraat), wat betreft de woonstraten, volledig als 30 km/uur gebied ingericht. Het structuurplan treft de eerste voorbereidingen ten behoeve van het bestemmingsplan. In de Wet geluidhinder (art. 74 lid 1) is bepaald dat elke weg van rechtswege een zone heeft. Een zone is het akoestisch aandachtsgebied. Bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van artikel 19 WRO dient voor alle wegen waarvan de zone een overlap met het plangebied kent, een akoestisch onderzoek te worden verricht (art.76 lid 1). De breedte van deze zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de status van de weg. Dit geldt niet voor wegen die een maximum snelheid hebben van 30 km/uur (art. 74 lid 2 onder b). De Provincialeweg N338 en de Bingerdenseweg hebben een zone van 250 meter (maximaal 2 rijstroken en buiten de bebouwde kom). De Parallelweg ligt ten zuiden van de Provincialeweg en heeft eveneens een zone van 250 meter. De Breedestraat ligt in de wijk Beinum en heeft een zone van 200 meter (binnenstedelijk en maximaal 2 rijstroken). De overige wegen in Beinum hebben of geen zone of liggen te ver van het plangebied vandaan. De verkeersgegevens zijn verstrekt door de gemeente Doesburg en zijn afkomstig uit het regionale verkeersmilieukaart (regio Arnhem). De wettelijke voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. De maximaal te ontheffen geluidsbelasting bedraagt 63 dB (binnenstedelijke locatie). In alle gevallen dient er bij een geluidsbelasting boven de wettelijke voorkeursgrenswaarde een hogere grenswaarde te worden verleend door Burgemeester en Wethouders van de gemeente Doesburg. De hogere grenswaarden moeten verkregen zijn voor de vaststelling van het bestemmingsplan. In onderstaande afbeelding zijn de contouren 48, 53, 58 en 63 dB gepresenteerd als gevolg van de Provincialeweg N338.
Structuurplan Beinum West, notitie geluid-luchtkwaliteit-externe veiligheid
078-035
nov 2007
Afbeelding: Contouren op 5 meter hoogte als gevolg van de Provincialeweg
Provincie Gelderland heeft in 2006 het wegdek voorzien van een geluidsreducerend wegdektype, te weten dubbellaags zoab. In de berekeningen is hier rekening meegehouden. In de volgende afbeeldingen zijn de contouren 48, 53, 58 en 63 dB gepresenteerd als gevolg van de Bingerdenseweg in eerste instantie met een snelheid van 50 km/uur, vervolgens van 60 km/uur en tot slot van 80 km/uur.
Afbeelding: Contouren op 5 meter hoogte als gevolg van de Bingerdenseweg snelheid 50 km/uur
Structuurplan Beinum West, notitie geluid-luchtkwaliteit-externe veiligheid
078-035
nov 2007
Afbeelding: Contouren op 5 meter hoogte als gevolg van de Bingerdenseweg snelheid 60 km/uur
Afbeelding: Contouren op 5 meter hoogte als gevolg van de Bingerdenseweg snelheid 80 km/uur
Tot slot zijn de contouren 48, 53, 58 en 63 dB gepresenteerd als gevolg van de Breedestraat met een snelheid van 50 km/uur.
Afbeelding: Contouren op 5 meter hoogte als gevolg van de Breedestraat.
Structuurplan Beinum West, notitie geluid-luchtkwaliteit-externe veiligheid
078-035
nov 2007
Conform standaard reken- en meetvoorschrift 2006 zijn met behulp van het programma “Dbweg” de contouren 48, 53 en 58 dB van de genoemde wegen berekend. In onderstaande tabel zijn de belangrijkste getallen weergegeven, de berekeningen zijn terug te vinden in de bijlage. Wegvak
Contour
Afstand tot wegas
N338 / provinciale weg
48 dB
80 meter
53 dB
38 meter
58 dB
18 meter
48 dB
29 meter
53 dB
13 meter
48 dB
35 meter
48 dB
75 meter
Bingerdenseweg (50 km/uur) (60 km/uur) (80 km/uur)
Breedestraat 48 dB 20 meter e (geluidsbelasting berekend op 1 verdiepingniveau) Luchtkwaliteit Op dit moment is het Besluit Luchtkwaliteit 2005 (Besluit) in combinatie met de Meetregeling Luchtkwaliteit 2005 (Meetregeling) d.d. 20 juni 2005, respectievelijk 11 juli 2005 van toepassing, met een terugwerkende kracht tot 4 mei 2005. Verder is het meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit d.d. 3 november 2006, inwerking getreden. In artikel 5 van het Besluit wordt ingegaan op concentraties die zich van nature in de lucht bevinden en niet schadelijk zijn voor de gezondheid van de mens. Deze kunnen buiten beschouwing en beoordeling van de luchtkwaliteit worden gelaten. Voor fijn stof wordt in de bijlage, behorende bij artikel 12, 6e lid van de Meetregeling voor de gemeente Doesburg 4 µg/m3 van het jaargemiddelde ten gevolge van zeezout in mindering gebracht. Uitgaande van het niet voor zeezout gecorrigeerde jaargemiddelde concentratie van zwevende deeltjes (PM10), wordt het voor zeezout gecorrigeerde aantal overschrijdingsdagen van het 24-uurgemiddelde grenswaarde van 50 µg/m3 verkregen. Hiertoe wordt het op de gebruikelijke wijze bepaalde aantal overschrijdingen met 6 dagen verminderd. Aan de hand van de voorliggende verkeersgegevens is terplekke het achtergrondniveau en de omliggende wegen getoetst aan het Besluit luchtkwaliteit 2005 (zie bijgevoegde berekeningsresultaten). Op dit moment (en met deze wetgeving) kan geconcludeerd worden dat er geen belemmeringen zijn voor het aspect luchtkwaliteit. Externe veiligheid De provincie Gelderland heeft een risicokaart opgesteld. Op de kaart zijn onder andere de plaatsgebonden risico contouren (10-6) weergegeven. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen zijn er grenswaarden gesteld voor het plaatsgebonden risico.
Structuurplan Beinum West, notitie geluid-luchtkwaliteit-externe veiligheid
078-035
nov 2007
Het PR geeft aan op welke plek (de risicocontour) er een bepaalde kans is op een ramp en eventuele slachtoffers daarbij. Vanaf de rand van de risicocontour neemt het risico tot de bron toe.
Afbeelding: Uitsnede risicokaart Provincie Gelderland
Uit de risicokaart blijkt dat er geen risicocontour of invloedsgebied van een risicobron, nabij of over het plangebied ligt. Het op de kaart weergegeven lpg-vulpunt is opgeheven. Daarnaast zijn de risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen, uitgave Rijkswaterstaat Adviesdienst Verkeer en Vervoer, d.d. 24 maart 2003 geraadpleegd. Hieruit blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor de ontwikkeling van de woonbuurt. Uit de risicoatlas hoofdvaarwegen Nederland, uitgave Rijkswaterstaat Adviesdienst Verkeer en Vervoer, d.d. 20 februari 2003, blijkt dat voor de vaarweg IJssel geen plaatsgebonden risicocontour wordt gehanteerd en dat er geen sprake is van overschrijding van de oriënterende waarde voor het groepsrisico. Uit de rapportage met betrekking tot het nieuwe Basisnet Water, opgesteld door Arcadis, definitief concept d.d. 7 juni 2007, blijkt dat de IJssel is aangewezen als zwarte corridor. Dit zijn binnenvaart routes waar frequent vervoer over plaats vindt. De volgende transporten vinden plaats per jaar: LF1: 810 LF2: 347 (LF= brandbare vloeistoffen) De plaatsgebonden risicocontour ligt op de waterlijn. De onderbouwing en verantwoording van het groepsrisico kan, mede in verband met de bevolkingsdichtheid, achterwege blijven. Derhalve kan geconcludeerd worden dat er geen belemmeringen voor het aspect externe veiligheid zijn.
Structuurplan Beinum West, notitie geluid-luchtkwaliteit-externe veiligheid
078-035
nov 2007
Bijlage:
Berekeningsresultaten geluid en luchtkwaliteit
Structuurplan Beinum West, notitie geluid-luchtkwaliteit-externe veiligheid
078-035
nov 2007
Structuurplan Beinum West, notitie geluid-luchtkwaliteit-externe veiligheid
078-035
nov 2007
Structuurplan Beinum West, notitie geluid-luchtkwaliteit-externe veiligheid
078-035
nov 2007
Structuurplan Beinum West, notitie geluid-luchtkwaliteit-externe veiligheid
078-035
nov 2007
Structuurplan Beinum West, notitie geluid-luchtkwaliteit-externe veiligheid
078-035
nov 2007
Structuurplan Beinum West, notitie geluid-luchtkwaliteit-externe veiligheid
078-035
nov 2007
Stratenbestand: P:\078Doesburg\035BpBeinumWest\Document\Geluid\078-035 Blk 2007.txt Gebruiker Bedrijf Gemeente/Plaats
Versie 6.0.0
Chris Rodoe Pouderoyen Compagnons Nijmegen
Plaats
Straatnaam
X [m]
Y [m]
Intensiteit [mvt/etm]
Fractie licht
Fractie middel zwaar
Fractie zwaar
Fractie autobus
Beinum West
achtergrondniveau
205339
445688
0
1
0
0
0
Aantal parkeerbewegingen 0
Beinum West
Provincialeweg
205339
445688
9000
0,917
0,049
0,034
0
0
Beinum West
Provincialeweg
205339
445688
9000
0,917
0,049
0,034
0
0
Beinum West
achtergrondniveau
205001
445951
0
1
0
0
0
0
Beinum West
Bingerndseweg
205001
445951
3916
0,98
0,015
0,005
0
0
Beinum West
Bingerndseweg
205001
445951
3916
0,98
0,015
0,005
0
0
Pagina 1
Snelheidstype
Wegtype
Bomenfactor
Afstand tot wegas [m]
Fractie stagnatie
Buitenweg algemeen Buitenweg algemeen Buitenweg algemeen Buitenweg algemeen Buitenweg algemeen Buitenweg algemeen
2
1
8
0
2
1
8
0
2
1
13
0
2
1
8
0
2
1
8
0
2
1
13
0
Stratenbestand: P:\078Doesburg\035BpBeinumWest\Document\Geluid\078-035 Blk 2007.txt Gebruiker Bedrijf Gemeente/Plaats
Versie 6.0.0
Chris Rodoe Pouderoyen Compagnons Nijmegen
Jaartal Meteorologische conditie Schalingsfactor emissiefactoren Personenauto's Middelzwaar vervoer Zwaar verkeer Autobusverkeer
Legenda: Geen overschrijding Overschrijding grenswaarde Overschrijding plandrempel
Plaats
Straatnaam
Beinum West Beinum West Beinum West Beinum West Beinum West Beinum West
achtergrondniveau Provincialeweg Provincialeweg achtergrondniveau Bingerndseweg Bingerndseweg
Pagina 1
NO2 [µg/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d
20,4 26,1 24,7 20,4 21,7 21,3
20,4 20,4 20,4 20,4 20,4 20,4
# Overschrij dingen grenswaar de 0 0 0 0 0 0
# Overschrij dingen plandremp el 0 0 0 0 0 0
PM10 [µg/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d
28,3 30,0 29,5 28,3 28,8 28,7
28,3 28,3 28,3 28,3 28,3 28,3
# Overschrij dingen grenswaar de 25 30 29 25 26 26
# Overschrij dingen plandremp el 25 30 29 25 26 26
Benzeen [µg/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d
SO2 [µg/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d
0,6 0,7 0,7 0,6 0,6 0,6
2,9 3,0 3,0 2,9 2,9 2,9
0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6
2,9 2,9 2,9 2,9 2,9 2,9
# Overschrij dingen 24 uursgemid delde 0 0 0 0 0 0
CO [µg/m³] 98Percentiel 8h
614,8 696,3 673,0 614,8 649,7 639,7
2006 Gepasseerd jaar 1 1 1 1
98Percentiel achtergron d 614,8 614,8 614,8 614,8 614,8 614,8
BaP [ng/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d
0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3
0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3
Stratenbestand: P:\078Doesburg\035BpBeinumWest\Document\Geluid\078-035 Blk 2007.txt Gebruiker Bedrijf Gemeente/Plaats
Versie 6.0.0
Chris Rodoe Pouderoyen Compagnons Nijmegen
Jaartal Meteorologische conditie Schalingsfactor emissiefactoren Personenauto's Middelzwaar vervoer Zwaar verkeer Autobusverkeer
Legenda: Geen overschrijding Overschrijding grenswaarde Overschrijding plandrempel
Plaats
Straatnaam
Beinum West Beinum West Beinum West Beinum West Beinum West Beinum West
achtergrondniveau Provincialeweg Provincialeweg achtergrondniveau Bingerndseweg Bingerndseweg
Pagina 1
NO2 [µg/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d
19,0 24,4 23,0 19,0 20,2 19,9
19,0 19,0 19,0 19,0 19,0 19,0
# Overschrij dingen grenswaar de 0 0 0 0 0 0
# Overschrij dingen plandremp el 0 0 0 0 0 0
PM10 [µg/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d
26,6 28,1 27,7 26,6 27,1 27,0
26,6 26,6 26,6 26,6 26,6 26,6
# Overschrij dingen grenswaar de 20 24 23 20 21 21
# Overschrij dingen plandremp el 20 24 23 20 21 21
Benzeen [µg/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d
SO2 [µg/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d
0,6 0,7 0,6 0,6 0,6 0,6
2,6 2,7 2,6 2,6 2,6 2,6
0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6
2,6 2,6 2,6 2,6 2,6 2,6
# Overschrij dingen 24 uursgemid delde 0 0 0 0 0 0
CO [µg/m³] 98Percentiel 8h
614,8 676,3 658,7 614,8 641,0 633,5
2008 Meerjarige meteorologie 1 1 1 1
98Percentiel achtergron d 614,8 614,8 614,8 614,8 614,8 614,8
BaP [ng/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d
0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3
0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3
Stratenbestand: P:\078Doesburg\035BpBeinumWest\Document\Geluid\078-035 Blk 2007.txt Gebruiker Bedrijf Gemeente/Plaats
Versie 6.0.0
Chris Rodoe Pouderoyen Compagnons Nijmegen
Jaartal Meteorologische conditie Schalingsfactor emissiefactoren Personenauto's Middelzwaar vervoer Zwaar verkeer Autobusverkeer
Legenda: Geen overschrijding Overschrijding grenswaarde Overschrijding plandrempel
Plaats
Straatnaam
Beinum West Beinum West Beinum West Beinum West Beinum West Beinum West
achtergrondniveau Provincialeweg Provincialeweg achtergrondniveau Bingerndseweg Bingerndseweg
Pagina 1
NO2 [µg/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d
17,5 22,5 21,2 17,5 18,7 18,3
17,5 17,5 17,5 17,5 17,5 17,5
# Overschrij dingen grenswaar de 0 0 0 0 0 0
# Overschrij dingen plandremp el 0 0 0 0 0 0
PM10 [µg/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d
24,9 26,3 25,9 24,9 25,4 25,2
24,9 24,9 24,9 24,9 24,9 24,9
# Overschrij dingen grenswaar de 15 19 18 15 17 16
# Overschrij dingen plandremp el 15 19 18 15 17 16
Benzeen [µg/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d
SO2 [µg/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d
0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6
2,3 2,3 2,3 2,3 2,3 2,3
0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6
2,3 2,3 2,3 2,3 2,3 2,3
# Overschrij dingen 24 uursgemid delde 0 0 0 0 0 0
CO [µg/m³] 98Percentiel 8h
614,8 657,0 644,9 614,8 632,6 627,5
2010 Meerjarige meteorologie 1 1 1 1
98Percentiel achtergron d 614,8 614,8 614,8 614,8 614,8 614,8
BaP [ng/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d
0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3
0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3
Stratenbestand: P:\078Doesburg\035BpBeinumWest\Document\Geluid\078-035 Blk 2007.txt Gebruiker Bedrijf Gemeente/Plaats
Versie 6.0.0
Chris Rodoe Pouderoyen Compagnons Nijmegen
Jaartal Meteorologische conditie Schalingsfactor emissiefactoren Personenauto's Middelzwaar vervoer Zwaar verkeer Autobusverkeer
Legenda: Geen overschrijding Overschrijding grenswaarde Overschrijding plandrempel
Plaats
Straatnaam
Beinum West Beinum West Beinum West Beinum West Beinum West Beinum West
achtergrondniveau Provincialeweg Provincialeweg achtergrondniveau Bingerndseweg Bingerndseweg
Pagina 1
NO2 [µg/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d
17,5 22,5 21,2 17,5 18,7 18,3
17,5 17,5 17,5 17,5 17,5 17,5
# Overschrij dingen grenswaar de 0 0 0 0 0 0
# Overschrij dingen plandremp el 0 0 0 0 0 0
PM10 [µg/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d
24,9 26,3 25,9 24,9 25,4 25,2
24,9 24,9 24,9 24,9 24,9 24,9
# Overschrij dingen grenswaar de 15 19 18 15 17 16
# Overschrij dingen plandremp el 15 19 18 15 17 16
Benzeen [µg/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d
SO2 [µg/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d
0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6
2,3 2,3 2,3 2,3 2,3 2,3
0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6
2,3 2,3 2,3 2,3 2,3 2,3
# Overschrij dingen 24 uursgemid delde 0 0 0 0 0 0
CO [µg/m³] 98Percentiel 8h
614,8 657,0 644,9 614,8 632,6 627,5
2010 Meerjarige meteorologie 1 1 1 1
98Percentiel achtergron d 614,8 614,8 614,8 614,8 614,8 614,8
BaP [ng/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d
0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3
0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3
Stratenbestand: P:\078Doesburg\035BpBeinumWest\Document\Geluid\078-035 Blk 2007.txt Gebruiker Bedrijf Gemeente/Plaats
Versie 6.0.0
Chris Rodoe Pouderoyen Compagnons Nijmegen
Jaartal Meteorologische conditie Schalingsfactor emissiefactoren Personenauto's Middelzwaar vervoer Zwaar verkeer Autobusverkeer
Legenda: Geen overschrijding Overschrijding grenswaarde Overschrijding plandrempel
Plaats
Straatnaam
Beinum West Beinum West Beinum West Beinum West Beinum West Beinum West
achtergrondniveau Provincialeweg Provincialeweg achtergrondniveau Bingerndseweg Bingerndseweg
Pagina 1
NO2 [µg/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d
15,0 18,6 17,7 15,0 15,9 15,6
15,0 15,0 15,0 15,0 15,0 15,0
# Overschrij dingen grenswaar de 0 0 0 0 0 0
# Overschrij dingen plandremp el 0 0 0 0 0 0
PM10 [µg/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d
23,7 24,8 24,5 23,7 24,1 24,0
23,7 23,7 23,7 23,7 23,7 23,7
# Overschrij dingen grenswaar de 13 15 15 13 14 13
# Overschrij dingen plandremp el 13 15 15 13 14 13
Benzeen [µg/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d
SO2 [µg/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d
0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6
2,1 2,1 2,1 2,1 2,1 2,1
0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6
2,1 2,1 2,1 2,1 2,1 2,1
# Overschrij dingen 24 uursgemid delde 0 0 0 0 0 0
CO [µg/m³] 98Percentiel 8h
614,8 636,7 630,5 614,8 624,0 621,4
2015 Meerjarige meteorologie 1 1 1 1
98Percentiel achtergron d 614,8 614,8 614,8 614,8 614,8 614,8
BaP [ng/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d
0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3
0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3
Stratenbestand: P:\078Doesburg\035BpBeinumWest\Document\Geluid\078-035 Blk 2007.txt Gebruiker Bedrijf Gemeente/Plaats
Versie 6.0.0
Chris Rodoe Pouderoyen Compagnons Nijmegen
Jaartal Meteorologische conditie Schalingsfactor emissiefactoren Personenauto's Middelzwaar vervoer Zwaar verkeer Autobusverkeer
Legenda: Geen overschrijding Overschrijding grenswaarde Overschrijding plandrempel
Plaats
Straatnaam
Beinum West Beinum West Beinum West Beinum West Beinum West Beinum West
achtergrondniveau Provincialeweg Provincialeweg achtergrondniveau Bingerndseweg Bingerndseweg
Pagina 1
NO2 [µg/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d
12,8 15,7 14,9 12,8 13,4 13,3
12,8 12,8 12,8 12,8 12,8 12,8
# Overschrij dingen grenswaar de 0 0 0 0 0 0
# Overschrij dingen plandremp el 0 0 0 0 0 0
PM10 [µg/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d
22,7 23,7 23,4 22,7 23,0 22,9
22,7 22,7 22,7 22,7 22,7 22,7
# Overschrij dingen grenswaar de 11 13 12 11 12 12
# Overschrij dingen plandremp el 11 13 12 11 12 12
Benzeen [µg/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d
SO2 [µg/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d
0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6
1,9 1,9 1,9 1,9 1,9 1,9
0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6
1,9 1,9 1,9 1,9 1,9 1,9
# Overschrij dingen 24 uursgemid delde 0 0 0 0 0 0
CO [µg/m³] 98Percentiel 8h
614,8 630,2 625,8 614,8 621,3 619,4
2020 Meerjarige meteorologie 1 1 1 1
98Percentiel achtergron d 614,8 614,8 614,8 614,8 614,8 614,8
BaP [ng/m³] Jaargemid Jm delde achtergron d
0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3
0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3