Gemeente Delft Raadsvoorstel
Gescand archief
Aan de gemeenteraad Van Datum Pfh. Steller tel.nr. e-mail Doelstelling Registratie nr. Stuk Onderwerp
datum Q
College van B&W 21 juni 2011 Burgemeester J. Veltman/JZ; P. v.d. Valk/V&O; P.Theunissen/V&O 7995/7267
[email protected]:
[email protected]:
[email protected]: Deregulering/vermindering administratieve lasten 1160620 Stuk GR11-369 I : Tussentijdse wijziging APV en Reclameverordening
Gevraagde beslissing: 1. het vaststellen van wijzigingen van de Algemene Plaatselijke Verordening voor Delft, mbt de artikelen 2:6 (correctie); 2:7; 5:2; 5:3; 5:7; 5:11 en 5:16 2. het vaststellen van wijzigingen van de Reclameverordening voor Delft 2005 mbt de artikelen 1.1; 3.1; 3.2; 3.3; 3.4 en 3.14 3. de inwerkingtreding van de onder 1 en 2 genoemde wijzigingen per 1 januari 2012; 4. de financiële venwerking van de voorstellen meenemen in de integrale afweging ten behoeve van de programmabegroting 2012-2015. Samenvatting In vervolg op eerdere wijziging(en) van de APV in het kader van deregulering en vermindering van administratieve lasten alsmede in het licht van een aangenomen motie van 4 november 2010 wordt de raad hierbij een voorstel gedaan inzake wijziging van art. 2:7 van de APV (Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg). De huidige vergunningplicht vervalt. Het tijdelijk plaatsen van kleinere voorwerpen (< 12 m2) wordt vrijgegeven; voor grotere voorwerpen gaat een meldingsplicht gelden. Wel worden aan plaatsing nadere regels verbonden die door het college worden opgesteld. Andere dereguleringsvoorstellen hebben betrekking op art. 5:11 Inzameling van geld of goederen (vergunningplicht wordt vervangen door een meldingsplicht) en op art. 5:16 Standplaatsen en uitstallingen op de weg (voor een uitstalling, inclusief reclamebord of menubord, is geen vergunning meer nodig). Aan de deregulering zijn wel voorwaarden verbonden en ook hiervoor gaan nadere regels gelden die door het college worden opgesteld. M.b.t. het reclamebord en menubord dat onder de APV wordt gebracht, is wijziging van de Reclameverordening nodig. Tot slot worden nog enkele kleine wijzigingen voorgesteld. Op relevante onderdelen is ook de Toelichting op de APV gewijzigd (zie daarvoor pag. 1 van de Toelichting). De gewijzigde Toelichting is door het college vastgesteld in zijn vergadering van 21 juni 2011. De voorgestelde wijzigingen hebben financiële gevolgen. Op grond van een vergunning of melding wordt precario geheven. Bij de dereguleringsvoorstellen is in een aantal gevallen geen vergunning of melding meer nodig. Het is vooraf niet bekend hoe groot het voorwerp is en hoelang dit voorwerp op de openbare weg staat. Het inventariseren van deze geplaatste voorwerpen neemt veel tijd in beslag, waardoor de kosten om precario te innen beduidend hoger zijn dan de inkomsten aan precario. Om die reden wordt geen precario in rekening gebracht wanneer geen vergunning of melding meer nodig is.
Stuk GR11-369 I
pag.2.
Voorgesteld wordt in verband met digitalisering en in verband met betaalde precario 2011 (art. 5:16 in relatie tot wijziging Reclameverordening), de wijzigingen per 1 januari 2012 van kracht te laten worden. 1. Aanleiding Bij de besluitvorming m.b.t. actualisering van de APV raadsvergadering 25 november 2010 is door de burgemeester aangegeven dat artikel 2:7 APV "Voonverpen of stoffen op, aan of boven de weg" in het kader van regeldrukvermindering en administratieve lastenverlichting (project REAL) nog nader bezien moest worden. Daarnaast is in de raadsvergadering van 4 november 2010 een motie aangenomen ("Kili de paarse Krokodil") waarin de raad het college opdraagt te onderzoeken of vergunningverlening inzake het plaatsen van een container, loods, keet of steiger geheel of gedeeltelijk kan worden afgeschaft en daartoe een voorstel te doen aan de gemeenteraad. 2. Bevoegdheid Het wijzigen en vaststellen van een verordening is een bevoegdheid van de raad o.g.v. art. 149 Gemeentewet. 3. Historie / relatie met eerdere besluiten/ proces Elk jaar wordt de APV geactualiseerd; waar nodig vindt een algehele herziening plaats. In 2009 is de APV herzien, vooral vanwege deregulering/vermindering van administratieve lasten in navolging van de model APV (VNG). Indien nodig kan gedurende het jaar een tussentijdse wijziging plaatsvinden. 4. Wat willen we bereiken? (Beoogd effect) Een actuele APV waarmee we zo goed mogelijk kunnen bijdragen aan de openbare orde en de veiligheid en aan beheersing van de openbare ruimte. Daarbij is een goede afweging inzake de noodzaak van regelgeving (incl. vergunningverlening) in het kader van deregulering/vermindering van administratieve lasten van belang. 5. Wat gaan we daarvoor doen? (Oplossingsrichtingen / kanttekeningen) Aanpassing van een aantal APV artikelen en vervolgens het opstellen van nadere regels door het college. 6. Wat mag het kosten? (Financiële paragraaf) Regeldrukvermindering en administratieve lastenverlichting brengt minder kosten met zich mee. Niet alleen voor de inwoners en bedrijven, maar ook voor de gemeente. Neveneffect kan zijn dat er ook minder inkomsten zijn. De financiële consequenties worden betrokken in de integrale afweging ten behoeve van de Programmabegroting 2012-2015. 7. Communicatie Op basis van artikel 3:42 Awb is publicatie na vaststelling van de wijzigingen verplicht. 8. Verdere procedure Na vaststelling van de wijzigingen door de gemeenteraad wordt het besluit gepubliceerd in "Delft op zondag" en wordt het stuk ter inzage gelegd bij de Publieksbalie. Het betreft een algemeen verbindend voorschrift, dat niet openstaat voor bezwaar en beroep.
Stuk GR11-369 I 9.
pag.3.
Uitwerking raadsvoorstel
Het voorstel heeft met name betrekking op wijziging van art. 2:7 APV Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg. Daarnaast is in het kader van regeldrukvermindering en administratieve lastenverlichting (project REAL) een aantal andere artikelen nader bezien. De verantwoordelijke afdeling van de gemeente beoordeelt voor elk product het bestaansrecht. Aan de hand van concrete voorbeelden in Nederland zijn door de VNG best practices geformuleerd. Ambtelijk wordt getoetst of voor specifieke onderwerpen best practices beschikbaar zijn. Een en ander heeft geleid tot het voorstel tot wijziging van onderstaande APV artikelen en de wijziging van enkele artikelen uit de Reclameverordening. APV Artikel 2:7 Artikel 5:2 Artikel 5:3 Artikel 5:7 Artikel 5:11 Artikel 5:16
Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d Te koop aanbieden van voertuigen Parkeren van grote voertuigen Inzamelen van geld of goederen Standplaatsen, uitstallingen op de weg
Reclameverordening Artikel 1.1 Artikel 3.1 Artikel 3.2 Artikel 3.3 Artikel 3.4 Artikel 3.14
Begripsomschrijvingen Reclamebord op of aan de weg Eisen aan reclameborden Aanvraag vergunning reclameborden op of aan de weg Weigeringsgronden Bijzondere bepalingen
Toelichting op de wijziainpen Artikel 2:7 Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg a. Huidiae situatie • voor tijdelijke plaatsing van voorwerpen is vergunning van het college nodig. Dit betreft bijvoorbeeld containers, steigers, keten, mobiele toiletten of bouwmateriaal. Ook vallen hieronder momenteel voorwerpen ter verfraaiing van de entree van woonhuizen, bedrijfs- of kantoorpanden, zoals een plantenbak of bankje. Voorgesteld wordt deze - vanwege de min of meer permanente plaatsing - onder te brengen bij een herzien artikel 5:16 (zie onder punt 6). • onder voorwaarden zijn uitzonderingen mogelijk op de vergunningaanvraag, zoals vlaggen, zonneschermen, voorwerpen of stoffen in verband met laden en lossen; • diverse andere voorwerpen zijn uitgezonderd op basis van andere artikelen van de APV of verordeningen. Dat betreft bijvoorbeeld standplaatsen, terrassen, reclameobjecten of afvalbakken. • in 2010 zijn ca. 600 vergunningaanvragen ingediend. Meestal gaat het om voonverpen die een periode van een paar weken op de weg staan. Geen enkele aanvraag is afgewezen omdat 80% direct voldeed aan de voonwaarden en de overige 20% na overleg met een medewerker van V&O.
Stuk GR11-369 1 •
pag.4.
er is momenteel geen maximale tijd vastgesteld dat het voorwerp in de openbare ruimte mag staan.
b. Voorstel tot deregulering: deels vrijgeven tot en met 12 m , deels melden (boven 12 m ) 2
2
In het kader van deregulering zijn verschillende opties bekeken, variërend van het geheel vrijgeven met nadere regels, het geheel werken met een melding in plaats van een vergunning of een combinatie daarvan. De voorkeur gaat uit naar een regeling waarbij plaatsing van voorwerpen tot en met 12 m wordt vrijgegeven en voor grotere voorwerpen (> 12 m ) een meldingsplicht geldt. Plaatsing is mogelijk voor een termijn van maximaal 6 maanden. Het college zal voor beide categorieën nadere regels opstellen. Dit leidt - deels naar verwachting - tot het volgende: • In 75% van de plaatsingen minder regeldruk, administratieve lasten en kosten voor de inwoners en bedrijven. • een kleine verschuiving van werkzaamheden van kantoor naar de handhavers op straat. • enige verrommeling en minder efficiënt gebruik van de openbare ruimte. • bij grote voorwerpen vanuit de gemeente meer grip op de plaatsing. 2
2
De reden om voor 12 m te kiezen is dat een parkeerplaats gemiddeld die grootte heeft. Gaat het om grotere voorwerpen, dan is er contact tussen de melder en de gemeente om een goede afstemming te krijgen bij mogelijk conflicterende belangen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij het willen innemen van meer dan 1 parkeerplaats in gereguleerde parkeergebieden. Door deze wijze van werken is het gemeentelijk proces efficiënter waardoor een kostenvermindering van kantoorwerkzaamheden van ongeveer 70% wordt gerealiseerd. Het college kan in uitzonderlijke gevallen door middel van een aanwijzingsbesluit bepaalde gebieden (bijvoorbeeld Spoorzone) uitsluiten van de vrijstelling en/of een verdere tijdsbeperking voor het plaatsen op te nemen (wordt opgenomen in lid 4 van het artikel). Plaatsing is alleen toegestaan indien dit niet mogelijk is in de private ruimte. Ook zal door het gedeeltelijk vrijgeven enige uitbreiding van toezicht op straat door de controleurs openbare ruimte nodig zijn. Dat betekent een verschuiving van kantoorwerkzaamheden naar werkzaamheden op straat. 2
1
Artikel 5: 2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d Dit artikel stelt dat het voor degene die een autobedrijf heeft, of daar handel in drijft, verboden is om drie of meer voertuigen op de weg te parkeren binnen een cirkel met een straal van 25 meter. Ook is het verboden om de weg als werkplaats voor voertuigen te gebruiken. Lid 4 van het artikel bevat een ontheffingsmogelijkheid.
Berekening op basis van het rekenmodel "Lokale Effectentoets" ontwikkeld door SIRA consulting in opdracht van de landelijke Regiegroep Regeldruk en het Ministerie van Binnenlandse Zaken. 1
Stuk GR11-369 I
pag.5.
Voorgesteld wordt de mogelijkheid tot ontheffing (lid 4) te schrappen, vanwege: • het feit dat de laatste 10 jaar geen aanvraag voor ontheffing is ingediend; • er geen sprake is geweest van klachten, ook al zouden zonder ontheffing meerdere voertuigen geplaatst zijn; • het feit dat het aantal parkeerplaatsen schaars is, en het derhalve niet wenselijk is dat een ontheffing wordt afgegeven voor het parkeren van drie of meer voertuigen voor handelsdoeleinden op de openbare weg; • het feit dat de verantwoordelijke afdeling kosten (minimaal) maakt om het product actueel te houden. Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen In dit artikel wordt bepaald dat het verboden is op een door het college aangewezen weg een voertuig te parkeren met het kennelijke doel het te koop aan te bieden ofte verhandelen. Lid 2 bevat een ontheffingsmogelijkheid. In de afgelopen 10 jaar zijn een paar klachten binnengekomen over het parkeren van meerdere voertuigen die naast elkaar op een locatie te koop stonden. Het 9 uitvoeringsbesluit APV d.d. 16 februari 2010 voorziet daarin. Dit kan evt. worden aangevuld. e
Voorgesteld wordt de mogelijkheid tot ontheffing (lid 2) te schrappen, vanwege: • het feit dat de laatste 10 jaar geen aanvraag voor ontheffing is ingediend; • het is op zich toegestaan om voertuigen te koop aan te bieden of te verhandelen aan de openbare weg, behalve op aangewezen wegen; het is niet voor de hand liggend om vervolgens een ontheffing te verstrekken voor handel op een weg die in het uitvoeringsbesluit is aangewezen als overlastlocatie. • het feit dat wanneer er sprake is van een overlastgevende situatie, het desbetreffende uitvoeringsbesluit aangevuld kan worden. • het feit dat de verantwoordelijke afdeling kosten (minimaal) maakt om het product actueel te houden. Artikel 5:7 APV Parkeren van grote voertuigen Dit artikel bepaalt dat binnen de gemeente (binnen de bebouwde kom en in recreatiegebieden) geen grote voertuigen geparkeerd mogen worden. Het college kan hierop een uitzondering maken (zie 4 uitvoeringsbesluit APV). Lid 4 van het artikel geeft aan dat deze voertuigen van maandag tot en met vrijdag gedurende de dag (tussen 07.00 en 19.00 uur) wel mogen parkeren als de aanwezigheid van het voertuig redelijkenvijs noodzakelijk is. Dit zal ter plekke aangetoond moeten worden. Voor de avond en nachtperiode door de week (tussen 19.00 en 07.00 uur) alsmede voor de weekenden en feestdagen is op grond van lid 5 een ontheffing mogelijk. Dat kan wanneer de aanwezigheid van het voertuig noodzakelijk is. In de afgelopen 10 jaar is één ontheffing aangevraagd en afgewezen. e
Stuk GR 11-369 I
pag. 6.
Voorgesteld wordt de mogelijkheid tot ontheffing (lid 5) te schrappen en lid 3 en 4 samen te voegen, vanwege: • het feit dat de laatste 10 jaar maar één aanvraag voor ontheffing is ingediend die overigens afgewezen is; • door samenvoeging van lid 3 en 4 geldt het verbod niet (24 uur per dag) wanneer aangetoond kan worden dat de aanwezigheid van het grote voertuig redelijkerwijs noodzakelijk is voor het uitvoeren van werkzaamheden; • het feit dat wanneer er sprake is van een overlastgevende situatie, de politie of handhaver van de gemeente kan optreden; • het feit dat de verantwoordelijke afdeling kosten (minimaal) maakt om het product actueel te houden. Artikel 5:11 Inzameling van geld of goederen a. Huidige situatie Dit artikel bepaalt dat het verboden is zonder vergunning geld of goederen in te zamelen. Lid 4 geeft het college de mogelijkheid om een aantal instellingen vrijstelling te geven van dit verbod. Dit is geregeld in het 5 uitvoeringsbesluit APV. Deze instellingen met een Keur van het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) hoeven geen vergunning aan te vragen maar moeten wel voldoen aan de voorwaarden en melden wanneer ze daadwerkelijk gaan collecteren. e
In 2010 zijn er 41 aanvragen voor een vergunning binnengekomen van instellingen die niet op het collecterooster van het CBF voorkomen en geen CBF-Keur hebben. Handhaving gebeurt door de politie en de Controleurs Openbare Ruimte van de gemeente. Een aantal maal is dit gebeurd. Meestal ging het om een inzameling waan/oor geen vergunning was verstrekt. De suggestie werd gewekt dat (een deel van) het geld naar een goed doel gaat, eventueel met het daarbij aanbieden van goederen, zoals stroopwafels. b. Voorstel voor deregulering: omzetten vergunning in meldingsplicht. Voorgesteld wordt de vergunningplicht om te zetten in een meldingsplicht met nadere regels waar alle instellingen zich aan moeten houden. Op deze manier is er nog steeds overzicht en controle op het collecteren. Door de gestelde voorwaarden is er geen gevaar dat malafide initiatiefnemers zich kunnen melden voor een collecte. De collecterende instellingen moeten namelijk een CBF-keur, CBF-certificaat, CBF-verklaring van geen bezwaar of een ANBI status hebben. De ANBI status wordt zonder kosten door de Belastingdienst verstrekt aan Algemeen Nut Beogende Instellingen. De Belastingdienst controleert o.a. op doelstelling, integriteit, gescheiden vermogen en beloning voor bestuurders. Het melden neemt bij de instellingen die nu nog steeds een vergunning nodig hebben, administratieve lasten weg (procedure melding is korter en kan makkelijk gedigitaliseerd worden). Ook vervalt bij een melding de betaling van leges waardoor de plaatselijke of regionale kleine instellingen niet eerst het bedrag van de leges hoeven te collecteren. Het proces bij digitaal melden is voor de gemeente efficiënter waardoor er een kostenvermindering is van ongeveer 70% . Politie en Controleurs Openbare Ruimte kunnen (blijven) optreden tegen initiatiefnemers die zich niet hebben gemeld. 2
2
Berekening op basis van het rekenmodel "Lokale Effectentoets" ontwikkeld door SIRA consulting in opdracht van de Regiegroep Regeldruk en het Ministerie van Binnenlandse Zaken.
Stuk GR11-369 I
pag. 7.
Artikel 5:16 APV Standplaatsen, uitstallingen op de weg Dit betreft diverse soorten uitstallingen. Allereerst wordt de huidige situatie weergegeven; aansluitend een dereguleringsvoorstel. • Winkeluitstalling a. Huidige situatie In de artikelen 5:15 tot en met 5:18 wordt bepaald dat het verboden is zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen ofte hebben. Dit heeft ook betrekking op uitstallingen op een strook grond voor de eigen gevel van de winkel. Deze strook is maximaal 1 meter diep en maximaal de breedte van de winkelgevel. In sommige gevallen mag de strook max. 2,50 diep zijn (collegebesluit 2007; zie Nota uitstallingen 2005 en Nota hardheidsclausule Uitstallingen). Bij alle uitstallingen geldt dat een vrije doorgangsmogelijkheid voor voetgangers gewaarborgd is van tenminste 1,50 meter breed en in drukke voetgangersgebieden een doorgang van tenminste 2.00 meter. In 2010 zijn 21 aanvragen voor een vergunning ingediend en toegekend. De vergunning is voor onbepaalde tijd en vervalt zodra het bedrijf wordt overgedragen aan een rechtsopvolger. Wordt geen vergunning aangevraagd, dan kan daarop worden gehandhaafd. •
Voorwerpen ter verfraaiing van de entree van woonhuizen, bedrijfs- of kantoorpanden, zoals plantenbak, bankje of soortgelijke voorwerpen a. Huidige situatie Bij woonhuizen, kantoor- en bedrijfspanden worden vaak voorwerpen op de openbare weg gezet ter verfraaiing van de entree. Het gaat hier meestal om plantenbakken en bankjes. Deze voorwerpen staan meestal meerdere jaren op de openbare weg. De vergunning wordt momenteel afgegeven op grond van artikel 2:7 van de APV. In de afgelopen tien jaar is geen aanvraag voor een vergunning ingediend. • Reclameverordening: artikel 3.1 Reclamebord op of aan de weg a. Huidige situatie In dit artikel wordt bepaald dat het verboden is zonder vergunning van het college een reclamebord op of aan de weg te plaatsen. Het betreft één reclamebord of -object welke binnen een meter voor de gevel van een winkel geplaatst wordt. In artikel 3.2 worden vervolgens de eisen genoemd waaraan reclameborden moeten voldoen, zoals maximaal 1,20 meter hoog, niet aanstootgevend, niet aan de brug vastgemaakt en maximaal 1 bord per bedrijf. In 2010 zijn 23 aanvragen voor een vergunning ingediend en allen zijn toegekend. De vergunning is voor onbepaalde tijd en vervalt zodra het bedrijf wordt overgedragen aan een rechtsopvolger. b. Dereguleringsvoorstel t.a.v. winkeluitstalling, voorwerpen ter verfraaiing van de entree en reclamebord op of aan de weg (Reclameverordening) Voorgesteld wordt om de winkeluitstalling, het reclamebord op of aan de weg (reclameverordening) en de voonverpen ter verfraaiing van de entree vrij te geven met nadere regels. Het college zal op basis van een daartoe gecreëerde bevoegdheid deze nadere regels stellen waar burgers en bedrijven zich aan moeten houden.
Stuk GR11-369 I
pag. 8.
Is er sprake van één reclamebord of-object in het kader van verkoop of dienstverlening vanuit de winkel dan wordt dat gezien als onderdeel van de winkeluitstalling. Hiertoe wordt de reclameverordening aangepast. De nota uitstallingen 2005 en de nota hardheidsclausule uitstallingen 2007 (beleidsregels) kunnen na aanname van de nieuwe regels vervallen. Kosten en baten Regeldrukvermindering en administratieve lastenverlichting brengt minder kosten met zich mee. Niet alleen voor de inwoners en bedrijven, maar ook voor de gemeente. Neveneffect kan zijn dat er ook minder inkomsten zijn. De voorliggende voorstellen leiden naar verwachting tot € 78.242 minder inkomsten. De venwerking van deze financiële consequenties wordt meegenomen in de integrale afweging ten behoeve van de Programmabegroting 2012-2015. Inwerkingtreding In verband met de noodzakelijke organisatorische voorbereidingen en communicatie na wijziging wordt voorgesteld de wijziging van de APV artikelen 2:6 (correctie), 2:7, 5:2; 5:3; 5:7, 5:11 en 5:16, alsmede wijziging van de artikelen van de Reclameverordening 1.1; 3.1; 3.2; 3.3; 3.4 en 3.14 in te laten gaan per 1 januari 2012. Hoogachtend, Het college van burgemeester en wethouders van Delft, mr. drs. G.A.A. Verkerk
.burgemeester,
drs. B. den Uijl
.secretaris.
Concept Raadsbesluit Datum Registratie nr. Stuk Oncierwerp
22 september 201 1160620 GR11-369 II : Tussentijdse wijziging APV en Reclameverordening
De raad van de gemeente Delft; Gelezen het voorstel van het college van 21 juni 2011; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet; gezien het advies van de raadscommissie Bestuur, Leefomgeving en Duurzaamheid; overwegende dat het aanbeveling verdient regels te stellen ter handhaving van de openbare orde BESLUIT: I. Vast te stellen de navolgende wijzigingen in de Algemene plaatselijke verordening voor Delft: Artikel 2.6 Straatartiest • •
Wiizigen lid 5: in dit lidnummer wordt verwezen naar lid 2 en 3 van dit artikel; dit moet zijn lid 3 en lid 4 , Wiizigen lid 6: in dit lidnummer wordt verwezen naar lid 2 en 3 van dit artikel; dit moet zijn lid 3 en lid 4:
Artikel 2:7 Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg Het huidige artikel komt te vervallen en wordt vervangen door een nieuw artikel. Het nieuwe artikel luidt als volgt: 1. Het is toegestaan tijdelijk voorwerpen te plaatsen in de openbare ruimte, mits: a. plaatsing op eigen terrein niet mogelijk is; b. niet langer dan 6 maanden; c. de omvang niet groter is dan 12 vierkante meter; d. het beoogde gebruik geen schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid en bereikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg; e. het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving voldoet aan redelijke eisen van welstand.
Stuk GR11-369 II
pag.2.
2. Plaatsing van voorwerpen groter dan 12 vierkante meter dient uiterlijk 10 werkdagen voor de voorgenomen plaatsing in de openbare ruimte, gemeld te worden aan het college op een door het college voorgeschreven manier. De bepalingen van lid 1 onder a, b, d en e zijn van overeenkomstige toepassing. 3. Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg. 4. Het college kan indien werkzaamheden of omstandigheden daartoe aanleiding geven, gebieden aanwijzen waar het onder lid 1 van dit artikel bepaalde, tijdelijk niet van toepassing is. Wanneer een dergelijk gebied wordt aangewezen, dan is lid 2 van dit artikel van overeenkomstige toepassing. 5. Dit artikel is niet van toepassing op: a. standplaatsen als bedoeld in artikel 5:15; b. terrassen; c. reclame als bedoeld in de Reclameverordening 2005; d. evenementen als bedoeld in artikel 2:17. 6. Dit artikel geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gebaseerde voorschriften, de Woningwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet, of het Provinciaal wegenreglement of voorzover er sprake is van een evenement als bedoeld in artikel 2:17. Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d. •
Lid 4 van dit artikel (ontheffingsmogelijkheid) wordt geschrapt.
Artikel 5:2 Te koop aanbieden van voertuigen •
Lid 2 van dit artikel (ontheffingsmogelijkheid) wordt geschrapt.
Artikel 5:7 Parkeren van grote voertuigen •
Lid 4 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden: 4. Het in lid 1 en lid 3 gestelde verbod geldt niet gedurende de tijd die benodigd is voorhet uitvoeren van werkzaamheden waarvoor het gebruik van het voertuig redelijkerwijs noodzakelijk is.
•
Lid 5 (ontheffing) komt te vervallen
Stuk GR11-369 II
pag.3.
Artikel 5:11 Inzameling van geld of goederen Het huidige artikel wordt ingetrokken en vervangen door een nieuw artikel. Het nieuwe artikel komt als volgt te luiden: 1. Het is verboden een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden wanneer degene die daartoe voomemens is, daarvan niet tenminste 15 werkdagen van te voren melding heeft gedaan aan het college. 2. Het college verbiedt de onder lid 1 genoemde activiteiten wanneer de organisatie of de instelling niet beschikt over een CBF-Keur, een CBF-certificaat, een CBF Verklaring van geen bezwaar of een ANBI status heeft. 3. Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd. 4. Het verbod geldt niet voor een inzameling die in besloten kring gehouden wordt. 5. De melding dient te geschieden op een door het college bepaalde manier. 6. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de wijze van inzameling van geld of goederen. Hoofdstuk 5 Afdeling 4 - Standplaatsen •
Wijzigen van de titel; deze komt te luiden: Standplaatsen, winkeluitstallingen en overige uitstallingen
Artikel 5:15 Begripsbepaling •
Wijzigen eerste zin en lid 1 van dit artikel; De eerste zin wordt samengevoegd met lid 1; lid 1 bevat een schrijffout:.. "te knop aanbieden" moet worden "te koop aanbieden". Het eerste lid komt als volgt te luiden: 1. In deze afdeling wordt verstaan onder een standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
Stuk GR11-369 II •
pag.4.
toevoegen nieuw lid 3 en lid 4. Het nieuwe lid 3 en lid 4 luidt als volgt: 3. In deze afdeling wordt verstaan onder een winkeluitstalling: goederen - inclusief één reclamebord of reclameobject of één of twee menubord(en) - uitgestald door de desbetreffende ondernemer op een strook grond in de openbare ruimte aansluitend aan de winkel. 4. In deze afdeling wordt verstaan onder overige uitstalling: voorwerpen ter verfraaiing van de entree van woonhuizen, bedrijfs- of kantoorpanden, zoals een plantenbak of bankje of soortgelijke voorwerpen.
Artikel 5:16 Standplaatsen, uitstallingen op de weg •
Wiizigen lid 3 onder c. Schrappen van
•
"en/of de Nota Uitstallingen 2005'
Toevoegen nieuwe lidnummers 4 tot en met 8 De nieuwe lidnummers komen als volgt te luiden: 4. Het is toegestaan een winkeluitstalling te plaatsen in de openbare ruimte mits: a. deze binnen een strook van maximaal 1 meter diep en maximaal de breedte van de winkelgevel staat; b. de aard van de uitstalling een relatie heeft met de in de winkel aangeboden waren of diensten. 5. In uitzonderingsgevallen en ter beoordeling van het college mag de strook voor de winkeluitstalling maximaal 2,50 meter diep zijn. Te allen tijde dient een vrije doorgangsmogelijkheid voor voetgangers gewaarborgd te zijn van tenminste 1,50 meter breed en in drukke voetgangersgebieden - ter beoordeling van het college een doorgang van tenminste 2,00 meter. 6. Het is toegestaan een overige uitstalling te plaatsen in de openbare ruimte mits deze uitstalling binnen een strook van maximaal 1 meter diep en maximaal de breedte van de gevel staat. 7. Te allen tijde dient bij de overige uitstalling een vrije doorgangsmogelijkheid voor voetgangers gewaarborgd te zijn van tenminste 1,50 meter breed en in drukke voetgangersgebieden - ter beoordeling van het college - een doorgang van tenminste 2.00 meter. 8. Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de in deze Afdeling genoemde onderwerpen.
Stuk GR11-369 II
pag.5.
Reclameverordéning Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen •
Lid 10 en lid 11 komen te vervallen. Vermeld wordt: o 10. Vervallen o 11. Vervallen
Artikel 3.1 Reclame op of aan de weg •
Artikel wordt geschrapt. Vermeld wordt: Artikel 3.1 Vervallen
Artikel 3.2 Eisen aan reclameborden •
Artikel wordt geschrapt. Vermeld wordt: Artikel 3.2 Vervallen
Artikel 3.3 Aanvraag vergunning reclameborden op of aan de weg •
Artikel wordt geschrapt. Vermeld wordt: Artikel 3.3 Vervallen
Artikel 3.4 Weigeringsgronden •
Artikel wordt geschrapt. Vermeld wordt: Artikel 3.4 Vervallen
Artikel 3.14 Biizondere bepalingen •
Aanpassen lid 1: Geschrapt wordt "3.1 en 3.2": "... van het bepaalde in artikel" "3.1, 3.2"
Stuk GR 11-369 II
pag. 6.
II. • Dat wijziging van dit besluit met betrekking tot de APV artikelen 2:6 (correctie); 2:7; 5:2; 5:3; 5:7; 5:11 en 5:16 per 1 januari 2012 inwerking treedt; • Dat wijziging van dit besluit met betrekking tot de artikelen 1.1; 3.1; 3.2; 3.3; 3.4 en 3.14 Reclameverordening per 1 januari 2012 inwerking treedt. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 22 september 2011.
.burgemeester.
mr.ar-;. <£\ R.R. U^rketrk pW.griffier.