Gemeente Berkelland Waterschap Rijn en IJssel Dienst Landelijk Gebied
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan II: Noordwesthelft gemeente Berkelland (vml. gemeenten Borculo, Neede en Ruurlo,
inclusief landinrichtingsproject ‘Neede-Borculo’) periode 2005-2009
Witteveen+Bos van Twickelostraat 2 postbus 233 7400 AE Deventer telefoon 0570 69 79 11 telefax 0570 69 73 44
Gemeente Berkelland Waterschap Rijn en IJssel Dienst Landelijk Gebied
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan II: Noordwesthelft gemeente Berkelland (vml. gemeenten Borculo, Neede en Ruurlo, inclusief landinrichtingsproject ‘Neede-Borculo’) periode 2005-2009
Witteveen+Bos van Twickelostraat 2
referentie
projectcode
status
EBG33-3/achh/001
EBG33-3
definitief 01
projectleider
projectdirecteur
datum
drs. A.M.D. van Aalten
ir. W. Hendriks
8 september 2005
autorisatie
naam
paraaf
goedgekeurd
drs. A.M.D. van Aalten
Het kwaliteitsmanagementsysteem van Witteveen+Bos is gecertificeerd volgens ISO 9001 : 2000
postbus 233 7400 AE Deventer telefoon 0570 69 79 11 telefax 0570 69 73 44
© Witteveen+Bos Niets uit dit bestek/drukwerk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van Witteveen+Bos Raadgevende ingenieurs bijv., noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd.
INHOUDSOPGAVE
blz.
1. INLEIDING 1.1. Algemeen 1.2. Aanleiding 1.3. Toepassingmogelijkheden 1.4. Werkwijze 1.5. Aansprakelijkheid 1.6. Leeswijzer
1 1 1 1 2 2 2
2. WETTELIJK KADER GRONDVERZET 2.1. Inleiding 2.2. Bouwstoffenbesluit 2.3. Ministeriële vrijstellingsregeling Samenstellings- en immissiewaarden 2.4. Ministeriële vrijstellingsregeling Grondverzet 2.5. Nota Grond grondig bekeken en interim-richtlijn Bodemkwaliteitskaarten 2.6. Provinciaal beleid 2.7. Gemeentelijk beleid 2.8. Relatie met andere wetgevingen 2.8.1. Wet bodembescherming 2.8.2. Wet milieubeheer 2.8.3. Wet verontreiniging oppervlaktewateren 2.8.4. Wet op de Ruimtelijke Ordening en de aanlegvergunning 2.8.5. Wet op de Ruimtelijke Ordening en de woningwet 2.8.6. Ontgrondingenwet 2.8.7. Monumentenwet 2.8.8. Asbestwegenbesluit, -verwijderingsbesluit en arbeidsomstandighedenbesluit 2.8.9. Circulaire Onderhoudsbaggerspecie
3 3 3 4 4 5 6 6 7 7 8 8 8 8 9 9 9 9
3. BODEMKWALITEITSKAART 3.1. Inleiding 3.2. Kaart met homogene deelgebieden 3.3. Stappenplan 3.4. Definitieve zone-indeling en uitgangspunten 3.5. Bespreking kengetallen
10 10 10 10 11 12
4. GEMEENTELIJK BELEID VOOR HERGEBRUIK VAN GROND ALS BODEM 4.1. Inleiding 4.2. Samenvatting hergebruik grond 4.3. Toets matrixtabel (mogelijkheden grondverzet binnen het beheersgebied) 4.4. Toets kenpuntenkaart (afwijkende bodemkwaliteit) 4.5. Toets bijzondere situaties 4.5.1. Toepassings- of herkomstlocatie dieper dan 2 m-mv 4.5.2. Dempen van oppervlaktewater 4.5.3. Grondverzet ter plaatse van waardevolle landschapselementen 4.5.4. Grondverzet ter plaatse van grondwaterbeschermingsgebieden 4.5.5. Arseenrijke grond 4.5.6. Grond afkomstig uit een bestaand werk 4.6. Toets herkomst- of toepassingslocatie buiten het beheersgebied 4.6.1. Aanvoer van grond afkomstig van buiten het beheersgebied 4.6.2. Toepassing van vrijkomende grond buiten het beheersgebied
13 13 13 14 15 17 18 18 19 19 20 22 23 23 24
5. PROCEDURES 5.1. Algemeen 5.2. Melding en registratie
25 25 25
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
11
5.3. 5.4. 5.5. 5.6. 5.7.
Bevoegd gezag, toezicht en handhaving Communicatie en voorlichting Vaststellingsprocedure Geldigheidsduur en uitbreiding Rapportage en evaluatie
26 27 27 27 28
REFERENTIES Gemeentelijk Beleid Provinciaal beleid Landelijk beleid Witteveen+Bos Overige literatuur
29 29 29 29 30 30
GEBRUIKTE AFKORTINGEN
31
TERMINOLOGIE
32
METADATABESTAND KAARTLAGEN
35
laatste bladzijde
35
bijlagen aantal bladzijden I Beheersgebied bodemkwaliteitskaart 1 II Bodemkwaliteitskaart, kenpuntenkaart, melding en handhaving a. Definitieve zoneringskaart 10 b. Kenpuntenkaart 1 c. Beslisdiagrammen 3 d. Meldingsformulier 2 e. Transportgeleidebon 2 f. Registratiesysteem (geautomatiseerd) 2 g. Handhavingsmomenten 1 h. HUM Grondstromen 5 III Toelichtende notitie onderzoek boomgaardpercelen 2 IV Stappenplan a. Toelichtende notitie 6 b. Homogene deelgebieden 1 c. Geomorfologie, bodemgebruik en bodemtypen 3 d. Locatie monsternemingspunten (kaart, boorstaten, analyserapport) 7 V Kengetallen en toetsingen 3 VI Waterbodems a. Toelichtende notities 12 b. Watergangen in beheer bij het waterschap (incl. kwaliteitsgegevens) 35 c. Begrenzing water-/landbodem voor Slinge, Berkel, Bolksbeek en Schipbeek p.m. VII Landschapselementen a. Toelichtende notitie 2 b. Bestemmingsplannen Buitengebied Borculo, Neede en Ruurlo 6 c. Bodemtypenkaart 1 d. Grondwatertrappenkaart 1 VIII Arseen a. Arseengehalten in grond (0 tot 2 m-mv) 1 b. Nabron-documentatie 1 IX Waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden en (100-jaars) intrekzone 1 X Toetsing bodemvreemde bestanddelen 1 XI Gelderse Ontgrondingenverordening 3
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
2 2
1. INLEIDING 1.1. Algemeen In opdracht van de projectpartners Gemeente Berkelland, Waterschap Rijn en IJssel en de Dienst Landelijk Gebied (DLG) heeft Witteveen+Bos een bodemkwaliteitskaart met bodembeheerplan opgesteld voor de noordwesthelft van de gemeente Berkelland (vml. gemeenten Borculo, Neede en Ruurlo). Het beheersgebied omvat het reconstructie-pilotgebied “Steureg Vedan”, waarbinnen ook het landinrichtingsproject “Neede-Borculo” is gelegen. Het beheersgebied heeft een oppervlakte van ca. 15.692 hectare. In bijlage I is het beheersgebied van de bodemkwaliteitskaart weergegeven evenals de begrenzing van het landinrichtingsproject Neede-Borculo. Op 21 juni 2005 is voor het zuidoostelijk deel van de gemeente Berkelland de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan vastgesteld en per 11 augustus onherroepelijk van kracht geworden [ref. 27]. 1.2. Aanleiding Als gevolg van de regelgeving voortvloeiend uit het Bouwstoffenbesluit [ref. 19] is het hergebruik van grond aan strikte regels gebonden en geldt een keuringsregime. De ministeriële vrijstellingsregeling Grondverzet [ref. 16] biedt in deze uitkomst. Met deze regeling is het mogelijk het hergebruik van diffuus verontreinigde grond als bodem toe te staan, mits (1) van de ontvangende bodem een bodemkwaliteitskaart annex bodembeheerplan is vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders en (2) de toepassing niet leidt tot een verslechtering van de ontvangende bodem (stand still-principe). Met deze rapportage is invulling gegeven aan deze randvoorwaarden. Elk van de projectpartners heeft baat bij het opstellen van een bodemkwaliteitskaart. De gemeente heeft te maken met grondverzet bij bouw- en aanlegvergunningen, bestemmingsplanontwikkelingen en bij de aanleg en het onderhoud van diverse (infrastructurele) werken. Als bevoegd gezag is de gemeente daarnaast verantwoordelijk voor behoud en – waar mogelijk – verbetering van de bodemkwaliteit en landschapswaarden. Met het bodembeheerplan wordt tevens invulling gegeven aan fysieke duurzaamheid zoals aangegeven in de strategische visie op het ruimtelijk domein in de programmabegroting van de gemeente Berkelland. De bodemkwaliteitskaart met bodembeheerplan is een instrument om kritisch maar ook efficiënt om te gaan met de schaarse ruimte en het gebruik van grond als basis van de woon- en leefomgeving enerzijds en als abiotische component voor natuur en landschap anderzijds. Een bodemkwaliteitskaart evenals het bodemloket vormen beide de uitwerking van het Actief Bodembeheer dat sinds 1998 (nationaal) is ingezet. Ook DLG en het waterschap hebben voordeel bij de bodemkwaliteitskaart. De komende jaren hebben zij te maken met grootschalig grondverzet bij ruilverkavelingen en de aanleg van retentiegebieden. In de planvorming van de landinrichting Neede-Borculo alleen al is sprake van circa 90.000 m3 grondverzet, waarvan zoveel mogelijk binnen het beheersgebied zal worden afgezet. Met het opstellen van een bodemkwaliteitskaart wordt ook voor deze instanties een aanzienlijke kostenreductie gerealiseerd. De kostenreductie is gelegen in het feit dat in veel gevallen geen tijdrovende en kostbare partijkeuringen noodzakelijk zijn en volstaan kan worden met een melding 5 werkdagen voorafgaand aan het grondverzet. 1.3. Toepassingmogelijkheden De bodemkwaliteitskaart heeft primair tot doel om op milieuhygiënisch verantwoorde wijze om te gaan met diverse grondstromen binnen het beheersgebied. De kaart kan daarnaast bijdragen aan het zogenaamde breedbeeldspoor (spoor 2) van het Rijksprogramma Landsdekkend Beeld 2005 [ref. 25] en kan als hulpmiddel dienen bij de opzet en interpretatie van regulier bodemonderzoek. Ook is het mogelijk om de achtergrondwaarden te gebruiken in geval van bodemsanering, bij het vaststellen van de nulsituatie in het kader van de Wet milieubeheer en het maken van keuzes in het kader van ruimtelijke ordening en landschaps-/natuurontwikkeling.
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
11
1.4. Werkwijze Het opstellen van de bodemkwaliteitskaart (BKK) met bodembeheerplan (BBP) is gebaseerd op de ministeriële vrijstellingsregeling Grondverzet [ref. 16], de landelijke interim-richtlijn Bodemkwaliteitskaarten [ref. 14] en de provinciale nota Hergebruik van diffuus verontreinigde grond in Gelderland [ref. 10]. Op hoofdlijnen is voor het opstellen van de BKK met BBP de volgende werkwijze gevolgd: - opstellen van een kaart met homogene deelgebieden waarbij gelijke uitgangspunten zijn gehanteerd als bij de bodemkwaliteitskaart voor Berkelland Zuidoost; - verzamelen en (voor)bewerken van beschikbare bodemkwaliteitsgegevens; - doorrekenen en toetsen van de gebiedseigen bodemkwaliteit per zone (achtergrondwaarden); - opstellen van een definitieve zoneringskaart; - vaststellen van regels voor grondverzet met als doel (1) het structureren van grondstromen, (2) het behalen van een kostenreductie door optimaal hergebruik van grond en (3) het beschermen en – waar mogelijk – verbeteren van de grondkwaliteit (stand still-principe) en/of landschapswaarden. De bodemkwaliteitskaart is in overleg met de projectpartners en de provincie Gelderland tot stand gekomen. De bodemkwaliteitskaart met het bodembeheerplan zal door het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Berkelland worden vastgesteld. 1.5. Aansprakelijkheid De bodemkwaliteitskaart geeft een goede indicatie van de gebiedseigen bodemkwaliteit binnen een gebied, echter geeft geen garantie voor de kwaliteit van een bepaalde partij grond. Indien bij (graaf-) werkzaamheden een substantiële hoeveelheid bodemvreemd materiaal wordt aangetroffen of anderszins sprake is van zintuiglijke afwijkingen in de bodem, dient dit in alle gevallen gemeld te worden bij de gemeente. De eindverantwoording voor de toepassing van grond blijft bij de eigenaar of erfpachter waar de grond wordt toegepast. De gemeente kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die voortkomt uit onzekerheden in de bodemkwaliteitskaart of het bodembeheerplan. Wel heeft de gemeente hierin op grond van het Bouwstoffenbesluit en de Wet bodembescherming een toetsende en adviserende verantwoordelijkheid. 1.6. Leeswijzer In hoofdstuk 2 is op hoofdlijnen het wettelijk en provinciaal beleidskader geschetst. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar de nota Grond grondig bekeken [ref. 20], de handreiking Grondverzet voor gemeenten [ref. 15] en de HUM Grondstromen (bijlage II-h; ref. 13). Hoofdstuk 3 behandelt de opzet en uitkomsten van de bodemkwaliteitskaart. Voor details met betrekking tot de aanpak wordt verwezen naar bijlage IV. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het gemeentelijk beleid en de regels waaraan het grondverzet binnen het beheersgebied is gebonden. Aspecten zoals voorlichting, melding, handhaving en de vaststellingsprocedure komen aan bod in hoofdstuk 5. Waar nodig zijn teksten geciteerd uit de nota Hergebruik van diffuus verontreinigde grond in Gelderland of de gemeentelijke beleidsnota Actief Bodem- en Bouwstoffenbeheer Gemeente Eibergen [ref. 4]. Aansluitend zijn de referenties vermeld, is een overzicht opgenomen van veel gebruikte afkortingen en is een toelichting gegeven op gebruikte technisch inhoudelijke en beleidsmatige terminologieën. Volgens de terminologie van de interim-richtlijn Bodemkwaliteitskaarten vormt hoofdstuk 3 het bodemkwaliteitskaartgedeelte en vormen hoofdstuk 4 en 5 het bodembeheerplangedeelte. Afhankelijk van het doelgroeptype zijn bepaalde onderdelen van deze rapportage van belang: - voor voorlichters van Gemeente, Waterschap en DLG is m.n. hoofdstuk 4 en bijlage II van belang; - bestuurders en beleidsmakers kunnen zich desgewenst beperken tot de hoofdstukken 1, 2 en 5; - uitvoerders en initiatiefnemers van het grondverzet (aannemers, loonwerkers, adviesbureaus) moeten weet hebben van de meldingsformulieren in bijlage II-d en hoofdstuk 4; - gemeentelijke toetsers van de meldingen en de handhavers moeten bekend zijn met hoofdstukken 4 en 5 en bijlage II; - met betrekking tot communicatie en voorlichtingsactiviteiten is paragraaf 5.4 van belang.
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
2 2
2. WETTELIJK KADER GRONDVERZET 2.1. Inleiding Om de bodemkwaliteitskaart met bodembeheerplan te kunnen plaatsen is inzicht in de geldende wetgeving, alsmede het landelijk, provinciaal en gemeentelijk geformuleerde beleid nodig. Achtereenvolgens komt aan de orde: - het Bouwstoffenbesluit (§ 2.2); - de ministeriële vrijstellingsregeling Samenstellings- en immissiewaarden Bouwstoffenbesluit (§ 2.3); - de ministeriële vrijstellingsregeling Grondverzet (§ 2.4); - de nota Grond grondig bekeken en de interim-richtlijn Bodemkwaliteitskaarten (§ 2.5); - het provinciaal beleid (§ 2.6); - het gemeentelijk beleid (§ 2.7); - de relatie met andere wetgevingen (§ 2.8). 2.2. Bouwstoffenbesluit Per 1 juli 1999 is het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming [ref. 19] volledig van kracht. Het Bouwstoffenbesluit stelt regels aan het toepassen van steenachtige bouwmaterialen. Dit enerzijds met als doel de uitloging van verontreinigende stoffen naar de bodem en het oppervlaktewater te beperken en anderzijds om het gebruik van secundaire bouwstoffen te stimuleren. Ook grond wordt als (niet-vormgegeven) bouwstof aangemerkt. De hergebruiksmogelijkheden van grond zijn afhankelijk van de samenstelling en uitloging aan kritische stoffen, waarbij vier categorieën zijn te onderscheiden (tabel 2.1). Tabel 2.1. Categorie-indeling grond met bijbehorende toepassingsvoorwaarden categorie
kwaliteit1)
Toepassingsvoorwaarden
schoon
voldoet aan samenstellingswaarde bijlage 1 van het Bouwstoffenbesluit2)
geen - de grond kan zonder restricties in een werk3) of als bodem4) worden toegepast
categorie 1
voldoet aan samenstellings- èn (zonder isolatie) immissiewaarden bijlage 2 van het Bouwstoffenbesluit
de grond kan (zonder isolerende voorzieningen) in een werk worden toegepast, waarbij onder meer de volgende aanvullende eisen zijn gesteld: - afhankelijk van de uitloging geldt een max. toepassingshoogte - melding aan bevoegd gezag - verwijderingsplicht - minimale hoeveelheid 50 m3
categorie 2
voldoet aan samenstellings- èn (met isolatie) immissiewaarden bijlage 2 van het Bouwstoffenbesluit
de grond kan alleen in een werk worden toegepast, waarbij onder meer de volgende aanvullende eisen zijn gesteld: - afhankelijk van de uitloging geldt een max. toepassingshoogte - melding aan bevoegd gezag - verwijderingsplicht - min. 10.000 ton (1.000 ton voor wegfunderingen) - IBC-maatregelen
niet toepasbaar
voldoet niet aan samenstellings- òf (met isolatie) immissiewaarden bijlage 2 van het Bouwstoffenbesluit
hergebruik van grond is niet toegestaan; bij uitname dient de grond gereinigd of gestort te worden.
toelichting: 1) 2) 3)
4)
Voor een kwaliteitsbepaling (ook wel partijkeuring) conform het Bouwstoffenbesluit zijn diverse protocollen beschikbaar, waaronder de VKB-1018 protocollen en de in situ NEN-5740 protocollen (B10 t/m B14); In dit kader is de vrijstellingsregeling Samenstellings- en Immissiewaarden ook van belang (zie § 2.3); Hiermee wordt het toepassen (hergebruiken) van grond verstaan in een daarvoor geschikt werk conform de toepassingseisen van het Bsb. Er mag geen opmenging met de onderliggende (ontvangende) bodem plaatsvinden en de toegepaste grond moet worden verwijderd wanneer het werk zijn functie verliest. Hiermee wordt het toepassen (hergebruiken) van grond verstaan in een werk dat uiteindelijk weer onderdeel zal uitmaken van de bodem (bijv. een ophooglaag). Deze toepassingsvorm is toegestaan voor niet ernstig diffuus verontreinigde grond onder het regime van de vrijstellingsregeling Grondverzet.
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
3 3
Gelijktijdig met het Bouwstoffenbesluit zijn 2 ministeriële vrijstellingsregelingen van kracht geworden, nl: - ministeriële vrijstellingsregeling Samenstellings- en immissiewaarden Bouwstoffenbesluit (§ 2.3); - ministeriële vrijstellingsregeling Grondverzet (§ 2.4). In 2004 zijn daarnaast nog 2 vrijstellingsregelingen van kracht geworden, te weten: - tijdelijke vrijstellingsregeling Bouwstoffenbesluit 2004 [ref. 21]; - tijdelijke vrijstellingsregeling Eisen grond en baggerspecie [ref. 22]. Deze 2 laatste vrijstellingsregelingen zijn voor dit hoofdstuk van minder belang en zijn derhalve niet toegelicht. 2.3. Ministeriële vrijstellingsregeling Samenstellings- en immissiewaarden In de ministeriële vrijstellingsregeling Samenstellings- en immissiewaarden [ref. 23] is een aantal wijzigingen in de samenstellings- en immissiewaarden uit bijlage 1 en 2 van het Bouwstoffenbesluit doorgevoerd. Belangrijkste wijziging is dat voor schone grond voor een aantal stoffen een beperkte overschrijding van de samenstellingswaarde uit bijlage 1 (SW1) is toegestaan (voorheen ook wel MVR-grond genoemd). toetsingsregel MVR In de MVR is onder andere de volgende toetsingsregel opgenomen: - bij een toetsing (analyse) van 10 tot 20 stoffen is voor maximaal 3 stoffen een overschrijding van de SW1 (Samenstellingswaarde 1 uit het Bouwstoffenbesluit) met ten hoogste een factor 2 toegestaan (NB. voor een aantal stoffen is een overschrijding tot 3 maal de SW1 toegestaan); - bij een toetsing (analyse) van meer dan 20 stoffen is voor maximaal 4 stoffen een overschrijding van de SW1 met ten hoogste een factor 2 toegestaan. Als restrictie geldt dat geen van de stoffen de tussenwaarde (TW=(SW1+SW2)/2) van het Bouwstoffenbesluit mag overschrijden.
2.4. Ministeriële vrijstellingsregeling Grondverzet De ontwikkeling van de ministeriële vrijstellingsregeling Grondverzet (MVG, ref. 16) is een reactie op het spanningsveld dat tussen het Bouwstoffenbesluit en het gedachtegoed van Actief bodembeheer is ontstaan. Actief bodembeheer beoogt hergebruik van (niet ernstig verontreinigde) grond met als uitgangspunt de grond weer definitief onderdeel van de bodem te laten uitmaken. Dit in tegenstelling tot het Bouwstoffenbesluit dat uitgaat van toepassing in een (tijdelijk en functioneel) werk (zie § 2.2). Met deze vrijstellingsregeling kunnen bij hergebruik van grond als bodem binnen het beheersgebied de volgende verplichtingen van het Bouwstoffenbesluit komen te vervallen: - de verplichting om de milieuhygiënische kwaliteit van de te gebruiken grond te onderzoeken volgens de eisen van het Bouwstoffenbesluit; - de verplichting om de samenstelling van de grond te bepalen volgens geen andere dan de in het besluit voorgeschreven methode; - de verplichting om de grond niet met de bodem te vermengen en de verplichting om ervoor te zorgen dat de grond kan worden verwijderd; - de verplichting een minimum hoeveelheid grond te gebruiken bij toepassing van categorie 1- en 2grond; - de verplichting om bij toepassing van categorie-2 grond isolatie-, beheers- en controlemaatregelen te treffen (zogenaamde IBC-maatregelen). Deze vrijstelling wordt echter alleen verleend wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan: - de grond wordt toegepast in een gebied waarvoor een bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan is opgesteld (zie bijlage 1 van de nota Grond grondig bekeken, § 2.5); - de toe te passen grond is van vergelijkbare of betere kwaliteit dan de kwaliteit van de ontvangende bodem (stand still-principe); - de eigenaar of erfpachter van de bodem waarop de grond wordt toegepast, meldt dit tenminste 5 werkdagen van tevoren aan Burgemeester en Wethouders van de gemeente.
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
4 4
Daarnaast is in de nota Grond grondig bekeken aangegeven dat de toepassing van grond niet mag leiden tot risico's bij het huidig of toekomstig gebruik van de bodem of tot verspreidingsrisico's van verontreinigingen. De vrijstellingregeling Grondverzet heeft alleen betrekking op het hergebruik van de bouwstof 'grond' als 'bodem'. Het toepassen van bouwstoffen anders dan grond of het toepassen van grond in een (tijdelijk en functioneel) werk valt dus niet onder het regime van de vrijstellingsregeling, maar onder die van het Bouwstoffenbesluit. In situaties waarin normaalgesproken het Bouwstoffenbesluit niet van kracht is, is de vrijstellingsregeling vanzelfsprekend ook niet van kracht. Dit is bijvoorbeeld het geval bij: - het tijdelijk uitnemen van grond en verwerking op/nabij dezelfde locatie; - het verspreiden van bagger op de kant; - het toepassen van ernstig verontreinigde grond. 2.5. Nota Grond grondig bekeken en interim-richtlijn Bodemkwaliteitskaarten Het kader voor het omgaan met grondstromen is geformuleerd in de landelijke beleidsnota Grond grondig bekeken (GGB, ref. 20). De kern van de nota is in tabel 2.2 samengevat. Tabel 2.2. Omgaan met grond [ref. 20] kwaliteit grond toepassing
Schoon
niet ernstig verontreinigd
ernstig verontreinigd
(ook wel diffuus verontreinigd)
als bodem1)
in werk1)
in stortplaats2)
storting3)
Ja
Ja
nee
(onder randvoorwaarden van bodembeheerplan)
(m.u.v. herschikken binnen geval van ernstige verontreiniging)4)
Ja
Ja
nee
(zonder restricties, maar beleidsmatig minder gewenst)
(mits voldaan wordt aan de samenstellings- en immissiewaarden van het Bouwstoffenbesluit)
Nee
Nee
ja
(tenzij onvoldoende diffuus verontreinigde of niet-reinigbare grond beschikbaar is)
(tenzij onvoldoende niet-reinigbare grond beschikbaar is)
(bij voorkeur niet-reinigbare grond)
Nee
Nee
ja (alleen niet-reinigbare grond)
1) Voor een toelichting, zie begrippenlijst of toelichting tabel 2.1; 2) Verontreinigde grond kan in een stortplaats worden toegepast bij wijze van afwerking (bijv. tussenlagen t.bijv. stabilisatie of bovenafdichting). Het heeft de voorkeur hier voor niet-reinigbare sterk verontreinigde grond te gebruiken; 3) Alleen niet-reinigbare sterk verontreinigde grond is geschikt als stortmateriaal (onderdeel van stortlichaam); 4) Kan alleen op grond van een beschikking van het saneringsplan.
Uitgangspunt voor hergebruik van grond is het streven naar een gesloten grondbalans op het laagst mogelijke schaalniveau. Dat wil zeggen dat overtollige grond zoveel mogelijk binnen dezelfde locatie en op een zo hoogwaardig mogelijke manier wordt hergebruikt. Om dit principe vorm te geven heeft de gemeente Berkelland een voorkeursvolgorde uitgewerkt (§2.7). Bijlage 1 van de nota GGB bevat de interim-richtlijn Opstellen en toepassen van bodemkwaliteitskaarten in het kader van de vrijstellingsregeling Grondverzet [ref. 14]. Deze interim-richtlijn bevat regels voor het opstellen van een bodemkwaliteitskaart en het bijbehorende bodembeheerplan.
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
5 5
2.6.
Provinciaal beleid
rol provincie bij grondverzet Ook de provincie kent taken in het kader van de vrijstellingsregeling Grondverzet. Naast een algemene coördinerende en faciliterende taak is in de regeling een tweetal expliciete bevoegdheden aan de provincie toegekend: - het aanwijzen van gebieden waarvoor niet de gemeente, maar de provincie bevoegd is om de bodemkwaliteitskaart met bodembeheerplan vast te stellen (bijv. de provinciale wegbermen); - het formuleren van provinciaal beleid voor grondverzet. De volgende (beleids)stukken zijn in dit kader van toepassing: ⋅ Hergebruik van diffuus verontreinigde grond in Gelderland [ref. 10]; ⋅ de nadien verstuurde notitie Aandachtspunten bij het opstellen van bodemkwaliteitskaart en -plan [ref. 31]. milieubeschermingsgebieden In de Provinciale milieuverordening Gelderland (PmG) zijn grondwaterbeschermingsgebieden als bijzonder beschermingsgebied aangewezen. In paragraaf 4.5.4 wordt ingegaan op de grondwaterbeschermingsgebieden binnen het beheersgebied van de bodemkwaliteitskaart en de specifieke regels die gelden ten aanzien van het grondverzet en melding hiervan. het gebruik van achtergrondwaarden als terugsaneerwaarden Binnen de provincie Gelderland is het toegestaan om de achtergrondwaarden in te zetten bij de gevalsdefinitie en als terugsaneerwaarde. Hiervoor hanteert de provincie ‘1,2 x achtergrondwaarde’1. Dit kengetal is opgenomen in bijlage V en tabel 3.4. Het gebruik is alleen dan toegestaan wanneer de provincie hier in de vorm van een beschikking van het saneringsplan mee instemt. gebieden met van nature voorkomende verontreiniging In de provinciale nota Hergebruik van diffuus verontreinigde grond in Gelderland is opgenomen hoe om te gaan met van nature aanwezige verontreiniging, zoals arseen. Ook in het beheersgebied van de bodemkwaliteitskaart worden verhoogde gehalten aan arseen gemeten. Omdat deze verhoogde gehalten niet in aaneengesloten ruimtelijke eenheden voorkomen, is afgezien van een aparte zonering. In paragraaf 4.5.5 is uitgewerkt aan welke voorwaarden voldaan moet worden bij het toepassen van arseenhoudende bodems die ten gevolge van chemische neerslagvorming uit kwelwater zijn ontstaan. 2.7. Gemeentelijk beleid In de nota Grond grondig bekeken is een voorkeursvolgorde uitgewerkt voor het omgaan met grond (Ladder van Lansink). In de gemeentelijke beleidsnota Actief Bodem- en Bouwstoffenbeheer Gemeente Eibergen [ref. 4] is op grond hiervan een voorkeursvolgorde voor licht verontreinigde grond uitgewerkt (zie figuur 2.1). Hoe lager op de ladder (sporten), des te minder de inspanning is voor duurzaam hergebruik van de bodem. Voor hergebruik van grond binnen de gemeente Berkelland zal zoveel mogelijk worden aangesloten bij deze nota.
1
Hierbij wordt opgemerkt dat de achtergrondwaarde gelijk gesteld is aan de gemiddelde waarde, tenzij de gemiddelde waarde lager is dan de streefwaarde uit de Wet bodembescherming; in dat geval is de achtergrondwaarde gelijk gesteld aan de streefwaarde.
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
6 6
Figuur 2.1. Voorkeursvolgorde voor hergebruik van grond e
1 sport voorkomen van onnodig grondverzet (in de besluitvorming bij het ontwerp, het bestek, Bouw- en Ruimtelijke Ordening procedures)
e
2 sport hergebruik binnen dezelfde locatie (gesloten grondbalans in het bouwplan en/of bestek)
e
3 sport hergebruik als bodem buiten de locatie echter binnen de gemeente of de regio (in een gebied van vergelijkbare bodemkwaliteit op basis van een bodemkwaliteitskaart/bodembeheerplan)
e
4 sport hergebruik binnen een werk conform de eisen van het Bouwstoffenbesluit (in of nabij de gemeente; < 10 à 20 km)
e
5 sport afvoer naar een erkende be- of verwerker (zoals een BRL-gecertificeerde grondbank; > 10 à 20 km)
Het beleid van de gemeente is in de eerste plaats gericht op preventie van grondverzet of grond zoveel mogelijk als bodem nabij de locatie (bijv. binnen dezelfde zone) opnieuw te gebruiken. Al eerder zijn binnen de gemeente Berkelland 5 gebiedsgerichte bodemkwaliteitskaarten en bodembeheerplannen opgesteld. Namelijk voor de zuidoosthelft van gemeente Berkelland en de noordrand van gemeente Groenlo-Lichtenvoorde [ref. 27], voor het bedrijventerrein Laarberg op de grens van voormalige gemeente Eibergen en gemeente Groenlo-Lichtenvoorde [ref. 26], voor de wegbermen in beheer bij voormalige gemeenten Eibergen en Ruurlo [resp. ref. 28 en ref. 7] en voor de wegbermen in beheer bij de provincie Gelderland [ref. 8]. 2.8. Relatie met andere wetgevingen In hiernavolgende paragrafen volgt een (niet uitputtend) overzicht van de relatie die het Bouwstoffenbesluit en de vrijstellingsregeling Grondverzet hebben met andere wetgeving. 2.8.1. Wet bodembescherming De Wet bodembescherming (Wbb) is de centrale wet die zich richt op de bescherming van de bodem tegen verontreiniging en andere vormen van aantasting. De bodem is, in de Wet bodembescherming, het vaste deel van de aarde met de zich daarin bevindende vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen. Op grond van de Wet bodembescherming is ieder die op of in de bodem handelingen verricht en die weet of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat die handelingen de bodem verontreinigingen of aantasten, verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om die verontreiniging of aantasting te voorkomen. Voor bodemverontreinigingen met een omvang van meer dan 25 m3 in grond of meer dan 100 m3 in grondwater boven de interventiewaarde is de provincie Gelderland bevoegd gezag. Voor kleinere verontreinigingen (<25 m3 in grond of <100 m3 in grondwater) is de gemeente bevoegd gezag.
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
7 7
Wanneer sprake is van een puntverontreiniging of een ernstige diffuse verontreiniging kan geen gebruik worden gemaakt van de vrijstellingsregeling Grondverzet, maar is de Wet bodembescherming van kracht. Binnen de provincie Gelderland is het echter wel toegestaan om de achtergrondwaarde in te zetten als terugsaneerwaarde (zie § 2.7). Voornemens tot sanering van ernstige bodemverontreiniging moeten worden gemeld bij de provincie Gelderland. Met indiening van de bodemonderzoeken en het saneringsplan dient Gedeputeerde Staten goedkeuring te geven aan het saneringsplan. Nieuw ontstane verontreinigingen (na 1987) dienen op grond van het zorgplichtartikel 13 direct te worden gemeld en opgeruimd, eveneens onder indiening van de bodemonderzoeken en het saneringsplan bij de provincie. 2.8.2. Wet milieubeheer De Wet milieubeheer (Wm) stelt regels aan het ontdoen van afvalstoffen. Daarbij is het in beginsel verboden afvalstoffen op of in de bodem te brengen. Op grond van jurisprudentie van het Europese Hof wordt verontreinigde bodem ook als afvalstof beschouwd. Het Bouwstoffenbesluit en dus ook de vrijstellingsregeling Grondverzet gaan er vanuit dat het hergebruik van grond een zekere functie moet hebben. In situaties waar deze functionaliteit op geen enkele wijze aannemelijk kan worden gemaakt, bijvoorbeeld bij de overdimensionering van een grondwerk, is geen sprake van hergebruik maar van ‘verkapt’ storten van afval. Dit is niet toegestaan zonder een vergunning op grond van de Wet milieubeheer. Bij twijfel is het aan de initiatiefnemer van het werk om bij de melding een gedegen motivering te overleggen. Het bevoegd gezag kan zich vervolgens uitspreken of sprake is van het ontdoen van afvalstoffen of van hergebruik als bodem. 2.8.3. Wet verontreiniging oppervlaktewateren De vrijstellingsregeling Grondverzet heeft alleen betrekking op hergebruik van grond op landbodem. Bij het toepassen van grond in oppervlaktewater of op waterbodem (bijv. taluds van sloten of uiterwaardegebieden) is de Wet verontreiniging oppervlaktewateren van toepassing. In dat geval is de waterkwaliteitsbeheerder - in casu Waterschap Rijn en IJssel - bevoegd gezag. Een uitzondering op de regel is de situatie waarin een oppervlaktewater wordt gedempt met het oog op herstel van de oorspronkelijke landbodem. Het waterschap heeft hiervoor een aparte notitie uitgewerkt (bijlage VI). De essentie hiervan is weergegeven in paragraaf 4.5.2. 2.8.4. Wet op de Ruimtelijke Ordening en de aanlegvergunning In het Bouwstoffenbesluit en de vrijstellingsregeling Grondverzet is aangegeven aan welke chemische en fysische eisen het toepassen van grond moet voldoen. Op grond van artikel 14 en 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is de gemeente daarnaast bevoegd om aanvullende eisen te stellen ten behoud of herstel van waardevolle landschapselementen. De gemeente heeft hieraan invulling gegeven met het bestemmingsplan Buitengebied. In bijlage VII is een notitie met het kader en de strekking van de aanvullende eisen bijgevoegd. De essentie hiervan wordt verder behandeld in paragraaf 4.5.3. 2.8.5. Wet op de Ruimtelijke Ordening en de woningwet Deze wet stelt via de bouwvergunning of de sloopvergunning eisen aan het omgaan met grond in verband met de geschiktheid voor de functie. Bij woningbouw is vaak sprake van een onderzoeksplicht en grondafvoer naar buiten de bouwlocatie. In die gevallen is ook sprake van samenloop van het verlenen van de bouwvergunning met de eisen uit het Bouwstoffenbesluit of de ministeriële vrijstellingsregeling Grondverzet. In die gevallen kunnen middels de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan minder onderzoekseisen gesteld worden. Anderzijds kunnen bij een verdachte locatie specifieke onderzoekseisen gesteld worden en kan de bouwvergunning worden aangehouden of kan een saneringsplan geëist worden of kan een voorschrift van gescheiden sloop van de boven- en ondergrondse infrastructuur aan de orde zijn ten gevolge van een eis tot bodemsanering.
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
8 8
2.8.6. Ontgrondingenwet De provincie is krachtens de Wet op de Ruimtelijke Ordening bevoegd regels te formuleren die betrekking hebben op ontgrondingen. Deze regels zijn opgenomen in de Gelderse Ontgrondingenverordening 1997 die bij besluit van Provinciale Staten op 31 maart 2004 is gewijzigd [ref. 9]. De gewijzigde verordening is bijgevoegd in bijlage XI. De gemeente kan hier ook bij betrokken zijn als het gaat om bestemmingsplangebieden waar een aanlegvergunningenstelsel van toepassing is (zie ook § 2.8.4.). 2.8.7. Monumentenwet Medio 2005 zal de wijziging van de Monumentenwet 1988 ten behoeve van de archeologische monumentenzorg van kracht worden. De wetswijziging heeft te maken met de implementatie van het Verdrag van Malta, dat in 1992 werd ondertekend. De provincie zal gebieden aanwijzen met archeologische verwachtingswaarden. Gemeenten dienen de bescherming van deze gebieden te verankeren in het bestemmingsplan. De verantwoordelijkheid voor ‘bodemverstorende’ projecten komt bij de initiatiefnemers te liggen. Deze moeten voor eigen rekening en risico onderzoek laten doen en beschermende maatregelen nemen. 2.8.8. Asbestwegenbesluit, -verwijderingsbesluit en arbeidsomstandighedenbesluit Bij het voorkomen van asbest in de bodem of in verhardingslagen zijn meerdere wetten en besluiten van toepassing naast de Wet bodembescherming en het beleid van de provincie Gelderland. Ook zijn andere onderzoeksnormen van toepassing dan bij regulier bodemonderzoek. In die gevallen moet contact opgenomen worden met de gemeente. 2.8.9. Circulaire Onderhoudsbaggerspecie In de circulaire Onderhoudsbaggerspecie (Ministerie van VROM, 24 juni 2005, ref. 11) is bezien waar de huidige regelgeving, zonder deze aan te passen extra ruimte biedt voor het op land toepassen van onderhoudsbaggerspecie. Het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen bepaalt dat baggerspecie klasse 1 en 2 alleen op direct aan het oppervlaktewater grenzende percelen mag worden gebracht, waarbij voor klasse 2 specie geldt dat dit alleen over een breedte van maximaal 20 meter mag worden opgebracht. Het begrip direct aan het oppervlaktewater grenzend perceel laat echter ook afzet van baggerspecie toe op een ander perceel dat grenst aan dezelfde watergang. Onder het regime van de vrijstellingsregeling Grondverzet mag ook natte baggerspecie als bodem worden toegepast, waarbij dezelfde voorwaarden gelden die ook gelden voor het toepassen van licht verontreinigde grond (stand still-principe). Baggerspecie kan ook als bouwstof worden toegepast onder het regime van het Bouwstoffenbesluit, waarmee de mogelijkheid bestaat om een groot deel van de klasse 1, 2 en 3 baggerspecie in werken toe te passen. In 2004 is de tijdelijke vrijstellingsregeling Eisen grond en bagger van kracht geworden om ervoor te zorgen dat grond en baggerspecie niet als bouwstof werden afgekeurd op grond van van nature in grond en baggerspecie voorkomende stoffen. Verder hebben Gedeputeerde Staten op grond van de Wet milieubeheer de bevoegdheid om in individuele gevallen ontheffing te verlenen van het stortverbod buiten inrichtingen uit de Wet milieubeheer. Deze bevoegdheid biedt ruimte om bijvoorbeeld het verspreiden van klasse 2 baggerspecie toe te staan op aan het oppervlaktewater grenzende percelen buiten de 20 meter grens, wanneer het hanteren van de 20 meter grens tot een ongewenste ophoging van de perceelsranden leidt.
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
9 9
3. BODEMKWALITEITSKAART 3.1. Inleiding In algemene zin heeft de bodemkwaliteitskaart tot doel de gebiedseigen bodemkwaliteit binnen het beheersgebied vast te stellen. Hiermee wordt inzicht verkregen in de diffuse verontreiniging binnen een gebied. Een diffuse verontreiniging is vaak het gevolg van menselijk handelen en onderscheidt zich van puntverontreinigingen doordat sprake is van structureel verhoogde gehalten in een relatief groot gebied zonder dat hiervoor directe (punt)oorzaken zijn aan te wijzen. In tegenstelling tot puntverontreinigingen wordt diffuse verontreiniging vaak gekenmerkt door een relatief lange periode van eenduidige bodembelasting. Om een indruk te krijgen van het verschil tussen diffuse verontreiniging en puntverontreinigingen zijn in navolgende tabel 3.1 enkele voorbeelden gegeven. Tabel 3.1. Voorbeelden van diffuse - en puntverontreinigingen diffuse verontreiniging
puntverontreiniging
- stedelijk gebied: uitloging van dakgoten, pijpleidingen; diversiteit aan ambachtelijke activiteiten door de eeuwen heen; stedelijke ophooglaag a.g.v. bouw-/sloopwerkzaamheden; atmosferische depositie van roetdeeltjes e.d. - gebruik van bestrijdingsmiddelen/meststoffen in agrarisch gebied - inundatiegebieden (afzetting slib) van rivieren - ‘natuurlijke’ achtergrondwaarden voor specifieke bodemkundige eenheden1)
- lekkage en/of morsingen van brandstoffen of chemicaliën in bijv. ondergrondse tanks - (voormalige) stortlocaties - verontreinigd slib bij overstortpunten in een watergang of haven - erfverhardingen
1) In feite is geen sprake van een verontreiniging, maar van een natuurlijk aangereikt gehalte dat eigen is aan een bodemtype. Bijvoorbeeld specifieke spoorelementen in kleimineralen (Cr, Ni) of pyrietvoorkomens in bepaalde klei- of veenpakketten (As).
De diffuse bodemkwaliteit wordt ‘berekend’ aan de hand van de uitgevoerde onderzoeken binnen het beheersgebied. Deze zijn verwerkt in het geautomatiseerde bodeminformatiesysteem van de gemeente (het databestand BIS4all). 3.2. Kaart met homogene deelgebieden Een indeling naar homogene deelgebieden kan beschouwd worden als een ‘voorlopige’ zoneringskaart. Dat wil zeggen dat de indeling op verschillende aspecten nog moet worden beoordeeld alvorens een definitieve zoneringskaart wordt gemaakt. De kaart met homogene deelgebieden is voor het landelijk gebied gebaseerd op het kenmerk geomorfologie en voor het stedelijk gebied op de kenmerken gebruikstype en historie. In bijlage IV is uitgewerkt hoe de uiteindelijke definitieve zoneringskaart tot stand is gekomen. 3.3. Stappenplan Om de gebiedseigen (gemiddelde) bodemkwaliteit binnen een beheersgebied vast te stellen is het noodzakelijk dat een aantal stappen wordt doorlopen. Het stappenplan voldoet aan de (minimale) eisen zoals gesteld in de interim-richtlijn Bodemkwaliteitskaarten. In tabel 3.2 is het stappenplan in kernomschrijving opgenomen. De stappen zijn uitgewerkt in bijlage IV. Tabel 3.2. Stappenplan stap
omschrijving
1. Identificatie
Het vaststellen van het beheersgebied, de indeling naar bodemlagen en het stoffenpakket waarvoor de achtergrondwaarden worden vastgesteld.
2. Gebiedsindeling
Het opstellen van een kaart met homogene deelgebieden.
3. Gegevensverwerking
Statistisch (voor)bewerken van de bodemkwaliteitsgegevens (uit het BIS) (vervangen bepalingsgrens, omgang met mengmonsters, verwijderen van uitbijters).
4. Evaluatie
Verder bijstellen (vereenvoudigen) van de zonering op basis van zogenaamde significantietoetsen.
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
10 10
Tabel 3.2. Stappenplan (vervolg) 5. Aanvulling
Toetsen of de gegevensdekking (spreiding, aantallen) voldoet. Aanvullen van ontbrekende gegevens (vanuit archief gemeente Berkelland en d.m.v. aanvullend onderzoek Geesteren en Haarlo)
6. Karakterisatie
Interpretatie van de gegevens en het vaststellen van de kengetallen per stof, per bodemlaag en per bodemkwaliteitszone.
7. Rapportage
Het vervaardigen van de bodemkwaliteitskaarten en de rapportage van gehanteerde werkwijze en uitgangspunten.
3.4. Definitieve zone-indeling en uitgangspunten Na diverse bewerkingen van de dataset en diverse zogenaamde significantietesten is uiteindelijk tot de definitieve zonering gekomen zoals weergegeven in tabel 3.3. Tabel 3.3. Definitieve zone-indeling zone
traject
oppervlaktedekking
1.
stedelijk gebied
woningbouw <1900
bovengrond
0,0 tot 0,5 m-mv
0,48 %
2.
stedelijk gebied
woningbouw >1900
bovengrond
0,0 tot 0,5 m-mv
3,40 %
3.
stedelijk gebied
industrie
bovengrond
0,0 tot 0,5 m-mv
1,20 %
4.
stedelijk gebied
-
ondergrond
0,5 tot 2,0 m-mv
5,08 %
5.
landelijk gebied
-
boven- en ondergrond
0,0 tot 2,0 m-mv
94,91 %
Aangetoond is dat de vijf zones elk een karakteristieke homogene bodemkwaliteit vertonen. De definitieve zonering is weergegeven in bijlage II-a. Op deze kaart zijn ook de beheersgebieden weergegeven van de eerder vastgestelde bodemkwaliteitskaarten van de wegbermen in de provincie Gelderland en de wegbermen in de voormalige gemeente Ruurlo. Laatstgenoemde beheersgebieden maken formeel geen deel uit van deze BKK. Hetzelfde geldt voor de wegbermen in de gemeente Borculo en Neede en de waterbodems in het gebied. In het stappenplan is beargumenteerd dat is uitgegaan van de volgende drie bodemlagen inclusief bijbehorend stoffenpakket: - de bovengrond (0,0 tot 0,5 m-mv) – stoffenpakket: 8 metalen2, PAK, EOX en minerale olie; - de ondergrond (0,5 tot 2,0 m-mv) – stoffenpakket: 8 metalen, PAK, EOX en minerale olie; - het freatisch grondwater – stoffenpakket: 8 metalen3. Met deze indeling en het stoffenpakket wordt aangesloten bij gegenereerde gegevens van ‘standaard’ bodemonderzoeken. Het vaststellen van de diffuse grondwaterkwaliteit heeft overigens een indicatief karakter en loopt vooruit op de ontwikkelingen op het gebied van Actief Grondwaterbeheer. Wel geven de berekende waarden inzicht in de noodzaak tot herbemonstering bij het meten van verhoogde grondwaterconcentraties in bijv. de verkennende bodemonderzoeken. Uit de berekeningen blijkt dat het grondwater gekenmerkt wordt door licht verhoogde gehalten aan met name chroom (zie bijlage V). Aan de hand van het gevulde bodeminformatiesysteem van de gemeente zijn per zone digitale bodemkwaliteitsgegevens verzameld en - via een aantal statistische bewerkingen (bijlage IV) - bewerkt tot een set kengetallen. Deze kengetallen karakteriseren de diffuse bodemkwaliteit binnen elk van de zones. In bijlage V zijn tabellen met kengetallen opgenomen, waarbij tevens getoetst is aan de samenstellingswaarden van het Bouwstoffenbesluit. Ook zijn hier de achtergrondwaarden weergegeven, omgerekend naar de standaardbodem (lutum = 25% en humus = 10%). In de interim-richtlijn Bodemkwaliteitskaarten zijn criteria geformuleerd met betrekking tot het aantal en de spreiding van gegevens binnen een zone. Elk van de zones voldoet aan deze criteria (zie bijlage IV). De achtergrondwaarden zijn zodoende met voldoende betrouwbaarheid vastgesteld.
2 3
7 metalen (cadmium, chroom, koper, kwik, lood, nikkel en zink) en arseen. De ervaring leert dat doorgaans alleen metalen bij wijze van 'verhoogd achtergrondniveau' kunnen voorkomen. Om deze reden is voor de organische parameters uit het standaard grondwaterpakket geen achtergrondwaarde doorgerekend.
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
11 11
3.5. Bespreking kengetallen Het rekenkundig gemiddelde en de 95-percentielwaarde (P95) zijn in het kader van de vrijstellingsregeling Grondverzet het meest relevant en navolgend toegelicht. gemiddelde Het (rekenkundig) gemiddelde geldt als primaire karakterisering van de gebiedseigen bodemkwaliteit; in dit kader wordt ook wel gesproken van de zogenaamde achtergrondwaarde. De toetsing van dit gemiddelde aan de – voor lutum en organisch stof gecorrigeerde – samenstellingswaarden van het Bouwstoffenbesluit geeft aan of sprake is van een ‘verhoogde’ achtergrondwaarde (ofwel diffuse verontreiniging). Wanneer het gemiddelde van een stof tweemaal de samenstellingswaarde uit bijlage I (2xSW1) van het Bouwstoffenbesluit overschrijdt, kan dit implicaties hebben voor het grondverzet (vergelijkbaarheidstoets, zie § 4.3). Wanneer het gemiddelde lager is dan de streefwaarde van de Wet bodembescherming, dan wordt als achtergrondwaarde niet het gemiddelde maar de 4 streefwaarde gehanteerd. Tot aan het streefwaardeniveau is de grond immers nog ‘schoon’ . 95-percentiel (P95) Naast het gemiddelde is ook de 95-percentiel een belangrijk kengetal. Bij overschrijding van de tussenwaarde ((SW1+SW2)/2) van het Bouwstoffenbesluit door de 95-percentiel (P95>TW) is sprake van een zgn. kritische stof .
In tabel 3.4 is voor elk van de vijf zones een overzicht van de vastgestelde achtergrondwaarden opgenomen. Waar het (rekenkundig) gemiddelde lager is dan de streefwaarde, is als achtergrondwaarde de streefwaarde uit de Wet bodembescherming gehanteerd. In de tabel zijn de achtergrondwaarden uitgedrukt in lutum- en humusgehalten die horen bij de standaardbodem (L=25% en H=10%). In alle vijf de zones zijn licht verhoogde gehalten aangetoond. In bijlage V zijn volledige tabellen met alle kengetallen opgenomen, incl. de tabel met de achtergrondwaarden. Tabel 3.4. Achtergrondwaarden in mg/kg.ds (rekenkundig gemiddelde uitgedrukt in standaardbodem lutum (25%) en humus (10%))** lutum humus As Cd Cr Cu Hg Pb Ni Zn PAK EOX Olie P95 > TW 1. zone <1900 - bg 2,75 2,80 29,00 0,80 100,00 36,00 0,30 85,00 35,00 140,00 1,20 0,30 91,75 2. zone >1900 - bg 4,46 3,15 29,00 0,80 100,00 36,00 0,30 85,00 35,00 140,00 1,10 0,30 108,68 3. zone industrie - bg 4,77 3,00 29,00 0,80 100,00 36,00 0,30 85,00 35,00 140,00 1,00 0,30 110,60 4. stedelijk gebied - og*** 4,44 2,26 29,00 0,80 100,00 36,00 0,30 85,00 35,00 140,00 1,00 0,30 119,58 5. landelijk gebied - bg + og 3,58 3,04 29,00 0,80 100,00 36,00 0,30 85,00 35,00 140,00 1,00 0,30 98,31 -
AGW > 2xSW1 olie* olie* olie* -
* minerale olie heeft een uitzonderingspositie, zie hiernavolgende toelichting ** waar het rekenkundig gemiddelde lager is dan de streefwaarde van de Wet bodemscherming, wordt de achtergrondwaarde gelijk gesteld aan de streefwaarde *** inclusief industrie
In géén van de vijf zones is sprake van een ‘kritisch’ verhoogd gehalte (P95 is in alle gevallen lager dan de tussenwaarde van het Bouwstoffenbesluit). Minerale olie overschrijdt in drie van de vijf zones 2 x de samenstellingswaarde (SW1) van het Bouwstoffenbesluit. In de landelijke interim-richtlijn Bodemkwaliteitskaarten is voor minerale olie echter een uitzonderingspositie opgenomen. Om de volgende redenen wordt van deze uitzonderingspositie gebruik gemaakt en is – in overleg met de provincie – besloten om voor minerale olie geen vergelijkbaarheidstoetsen uit te voeren (zie § 4.3): - in de praktijk komt het nauwelijks voor dat verhoogde oliegehalten diffuus van aard zijn; er is vrijwel altijd sprake van een puntbron gerelateerd aan een verdachte activiteit. Deze plaatsen zijn uitgesloten van de bodemkwaliteitskaart; - de verhoogde oliegehalten worden mede veroorzaakt door een storing als gevolg van humusachtige verbindingen of PAK-verbindingen; - omdat bij veel onderzoeksrapportages de detectielimiet (50 mg/kg.ds) boven de SW1 van het Bouwstoffenbesluit ligt (10 mg/kg.ds bij H=2%) is feitelijk sprake van een (relatieve) overschatting van de achtergrondwaarde. Uit de tabellen in bijlage V blijkt dat ca. 80 tot 100% van de gegevens lager dan de detectielimiet zijn. In navolgend hoofdstuk wordt besproken welke consequenties de aangetoonde grondkwaliteit heeft voor het grondverzet.
4
Het feit dat in dit geval de streefwaarde uit de Wet bodembescherming wordt overgenomen en niet de samenstellingswaarde uit bijlage I van het Bouwstoffenbesluit lijkt verwarrend. Voor het standaardpakket aan stoffen komt de streefwaarde echter overeen met de samenstellingswaarde uit bijlage I van het Bouwstoffenbesluit.
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
12 12
4. GEMEENTELIJK BELEID VOOR HERGEBRUIK VAN GROND ALS BODEM 4.1. Inleiding De hoofdstukken 4 en 5 vormen samen het ‘bodembeheerplan’ van de bodemkwaliteitskaart. Het bodembeheerplan beschrijft hoe de gemeente staat tegenover ingrepen in de bodem in relatie tot de vastgestelde bodemkwaliteit. Het onderhavige bodembeheerplan voldoet aan de richtlijnen van het landelijke beleid zoals geformuleerd in de interim-richtlijn Bodemkwaliteitskaarten, de nota Grond grondig bekeken en de provinciale nota Hergebruik van diffuus verontreinigde grond in Gelderland. In hiernavolgende paragrafen komt het volgende aan de orde: - samenvatting hergebruik van grond (§ 4.2); - toets matrixtabel (mogelijkheden grondverzet binnen het beheersgebied) (§ 4.3); - toets kenpuntenkaart (afwijkende bodemkwaliteit) (§ 4.4); - toets bijzondere situaties (§ 4.5); - toets herkomst- of toepassingslocatie buiten het beheersgebied (§ 4.6). Het stroomdiagram in bijlage II-c geeft voor de meeste situaties de mogelijkheden voor grondverzet weer. Indien zich situaties voordoen die niet in het bodembeheerplan zijn beschreven, dient vooroverleg plaats te vinden met de gemeente. De gemeente is bevoegd om in afwijkende situaties een partijkeuring conform het Bouwstoffenbesluit te eisen. Bij het aantreffen van ernstige bodemverontreiniging wordt het bevoegd gezag in het kader van de Wet bodembescherming (Gedeputeerde Staten van Gelderland) betrokken en wordt de verontreiniging gemeld door het College van Burgemeester en Wethouders op grond van artikel 41 Wbb. 4.2. Samenvatting hergebruik grond In figuur 4.1 komen in vogelvlucht de te doorlopen stappen voor hergebruik van grond aan de orde. De stappen zijn verder uitgewerkt in navolgende paragrafen. Figuur 4.1. Stappen voor hergebruik van grond
toets matrixtabel controleer of het grondverzet is toegestaan volgens de matrixtabel (tabel 4.2 en § 4.3)
toets kenpuntenkaart controleer of de ontgravingslocatie overlap vertoont met de kenpuntenkaart (bijlage II-b en § 4.4)
toets bijzondere situaties controleer of sprake is van één van de beschreven bijzondere situaties (§ 4.5)
stappen voorafgaand aan grondverzet
meld het voorgenomen grondverzet (bijlage II-d en § 5.2)
controleer tijdens graafwerkzaamheden of sprake is van een afwijkende bodemkwaliteit (§ 4.4)
stap tijdens grondverzet
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
13 13
4.3. Toets matrixtabel (mogelijkheden grondverzet binnen het beheersgebied) Het grondverzet tussen zones van de bodemkwaliteitskaart is gebaseerd op het stand still-principe dat het toepassen van een partij grond niet tot verslechtering van de ontvangende bodem mag leiden. In navolgende matrixtabel (tabel 4.1) is dit principe voor de vijf zones uitgewerkt. Tabel 4.1. Matrixtabel
1. zo n 2. e s zo ted n e 3. e s lijk zo ted <1 n e 9 4. e s lijk 00 t zo ed >1 - b n g e 9 5. e s lijk 00 zo ted in -b du ne g e st la lijk r i nd - o e -b el g ijk g -b g + og
toepassingszone
toelichting
herkomstzone
1. zone stedelijk <1900 - bg
partijkeuring noodzakelijk
2. zone stedelijk >1900 - bg
geen partijkeuring noodzakelijk
3. zone stedelijk industrie - bg
(vrij grondverzet)
4. zone stedelijk - og*
bg
5. zone landelijk - bg + og
og
*
bovengrond (0,0 tot 0,5 m-mv) ondergrond (0,5 tot 2,0 m-mv) inclusief industrie
Wanneer niet wordt voldaan aan het stand still-principe, dan zou alsnog een partijkeuring moeten worden uitgevoerd. Dit is echter in geen van de zones het geval. Vrij grondverzet (zonder partijkeuringen) is mogelijk binnen alle zones in het beheersgebied van onderhavige BKK. toelichting stand still-principe (de vergelijkbaarheidstoets) Om na te gaan wat de mogelijkheden voor grondverzet binnen en tussen de zones van het beheersgebied zijn, is de ‘vergelijkbaarheidstoets’ uitgevoerd. In aansluiting op de interim-richtlijn Bodemkwaliteitskaarten is de vergelijkbaarheidstoets als volgt: gemiddeldepartij (herkomstzone) ≤ 1,2 x gemiddeldeontvangende bodem (toepassingszone) Oftewel: het gemiddelde van de betreffende stof in de toe te passen partij grond (herkomstzone) moet kleiner of gelijk zijn dan 1,2 maal het gemiddelde van deze stof in de ontvangende bodem (toepassingszone). Deze toets wordt alleen uitgevoerd voor die stoffen in de herkomstzone die de SW1 met een factor 2 overschrijden (>2 x SW1) en alleen met het naar standaardbodem gecorrigeerde gemiddelde. De waarden moeten dus eerst naar een lutum- en humusgehalte van respectievelijk 25% en 10% omgerekend worden. In tabel 4.2 zijn de waarden ten behoeve van de vergelijkbaarheidstoets opgenomen, te weten de achtergrondwaarden vermenigvuldigd met een factor 1,2 uitgedrukt in standaardbodem. Deze tabel kan ook gebruikt worden wanneer een partijkeuring is uitgevoerd en getoetst moet worden of de partij voldoet aan het stand still-principe (d.w.z. gelijk is aan of lager is dan de waarden in tabel 4.2. voor de ontvangende bodem). Tabel 4.2. Waarden t.b.v. vergelijkbaarheidstoets als ontvangende bodem (1,2 x achtergrondwaarde* uitgedrukt in L=25% en H=10%) in mg/kg.ds
1. zone <1900 - bg 2. zone >1900 - bg 3. zone industrie - bg 4. stedelijk gebied - og** 5. landelijk gebied - bg + og
As 34,80 34,80 34,80 34,80 34,80
Cd 0,96 0,96 0,96 0,96 0,96
Cr 120,00 120,00 120,00 120,00 120,00
Cu 43,20 43,20 43,20 43,20 43,20
Hg 0,36 0,36 0,36 0,36 0,36
Pb 102,00 102,00 102,00 102,00 102,00
Ni 42,00 42,00 42,00 42,00 42,00
Zn 168,00 168,00 168,00 168,00 168,00
PAK 1,44 1,32 1,20 1,20 1,20
EOX 0,36 0,24 0,36 0,36 0,36
Olie 110,10 130,42 132,72 143,49 117,97
* Wanneer het (rekenkundig) gemiddelde lager is dan de streefwaarde uit de Wet bodemscherming, is als achtergrondwaarde de streefwaarde gehanteerd ** Inclusief industrie
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
14 14
De matrixtabel geeft de algemene situatie voor grondverzet tussen zones weer. Zoals blijkt uit de samenvattende paragraaf 4.2 moet altijd nog getoetst worden of sprake is van een mogelijk afwijkende bodemkwaliteit (§ 4.4) of een bijzondere situatie (§ 4.5). 4.4. Toets kenpuntenkaart (afwijkende bodemkwaliteit) De bodemkwaliteitskaart doet alleen uitspraak over de gebiedseigen bodemkwaliteit binnen het beheersgebied. Er zijn echter plaatsen binnen de gemeente waar (mogelijk) sprake is van een lokale afwijkende bodemkwaliteit. Voorafgaand aan enig grondverzet zal altijd getoetst moeten worden of sprake is van een mogelijk afwijkende bodemkwaliteit. Er moet immers voorkomen worden dat de ontvangende bodem verontreinigd raakt door het toepassen van verontreinigde grond (er is dan geen sprake van stand still). De gemeente Berkelland heeft in het kader van het Rijksprogramma Landsdekkend Beeld 2005 alle historische activiteiten geïnventariseerd die hebben kunnen leiden tot een mogelijk (lokale) afwijkende bodemkwaliteit. Opgemerkt wordt dat in de voormalige gemeenten Neede en Ruurlo nog geen stap 4 historisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Dit heeft wel plaatsgevonden in de voormalige gemeenten Eibergen en Borculo. In bijlage II-b is de kenpuntenkaart met de ligging van de locaties opgenomen. Op de kaart zijn drie categorieën met potentieel (ernstig) verontreinigde locaties onderscheiden: - locaties met UBI-klassen 1 t/m 4 – groen weergegeven; - locaties die gebaseerd zijn op luchtfoto-interpretaties – blauw weergegeven; - locaties met UBI-klassen 5 t/m 8 – rood weergegeven. Benadrukt wordt dat deze kaart – als gevolg van het schaalniveau – alleen een indicatie geeft. In het systeem StraLia van de gemeente zal nog altijd moeten worden geverifieerd of daadwerkelijk sprake is van een overlap met de ontgravingslocatie. Bijlage II-b zal aan gemeentelijke toetsers en handhavers digitaal ter beschikking worden gesteld via het Nedview-programma waarmee de kenpuntenkaart geraadpleegd kan worden en het Arcview Explorer-programma waarmee de Strahlia-informatie geraadpleegd kan worden. De kaartbijlagen zijn ook als PDF-documenten beschikbaar gesteld aan de projectdeelnemers Dienst Landelijk Gebied en Waterschap Rijn en IJssel. Wanneer grond uit één van de kenpuntenlocaties wordt weggenomen, zal eerst moeten worden aangetoond of geen sprake is van een bodemverontreiniging. Per categorie wordt hier als volgt mee omgegaan (zie ook figuur 4.2). locaties met UBI-klassen 1 t/m 4 (groen) Over het algemeen is de kans dat op dit type locaties een afwijkende bodemkwaliteit aanwezig is, die toegeschreven kan worden aan het omschreven historische gebruik, klein. Besloten is dat bij dit type locaties de opgenomen archieven in het systeem StraLia geraadpleegd moeten worden. Alleen wanneer er voldoende concrete aanwijzingen zijn voor een voormalige verdachte activiteit, inclusief exacte locatie, stoftype en duur van de bodembedreigende activiteit moet hiernaar een bodemonderzoek (NVN 5725 en NEN5740) worden ingesteld. Wanneer onvoldoende concrete informatie voorhanden is om een gericht bodemonderzoek te kunnen uitvoeren, gelden er geen specifieke restricties ten aanzien van het grondverzet. Dit is ter beoordeling aan de toetsend bodemambtenaar. Ook wanneer er geen restricties gelden dient men tijdens graafwerkzaamheden altijd alert te zijn op mogelijke afwijkingen in de grond. locaties die gebaseerd zijn op luchtfoto-interpretaties (blauw) Luchtfoto-interpretaties betreffen met name potentiële dempingen en ophogingen en hebben daardoor een relatief hoge UBI-klassificering gekregen. Om de volgende redenen is echter besloten om niet in alle gevallen een bodemonderzoek te eisen: - het blijkt dat veel van de erfscheidingen (bijv. hekwerk) voor gedempte sloten zijn aangezien; - DLG heeft bevestigd dat in de bestekken van jaren ’50 en ’60 voor ruilverkavelingen is voorgeschreven dat dempingen/ophogingen met gebiedseigen grond zijn uitgevoerd.
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
15 15
Bij uitname van grond op een perceel uit deze categorie moet tijdens ontgraving geïnspecteerd worden of er visuele aanwijzingen zijn voor een afwijkende bodemkwaliteit (bijv. antropogene bijmengingen): - wanneer sprake is van een mogelijk afwijkende bodemkwaliteit zal alsnog bodemonderzoek conform NEN5740 of NEN5707/NEN5897 moeten worden uitgevoerd; - wanneer zintuiglijk geen afwijkingen worden waargenomen, mag worden verondersteld dat er geen sprake is van demping/ophoging of dat deze met gebiedseigen grond is uitgevoerd. In dat geval gelden er verder geen restricties ten aanzien van het grondverzet. Figuur 4.2.
Benodigde onderzoeksinspanning bij kenpuntenlocaties of het aantreffen van verontreiniging tijdens ontgraving
overlapt de ontgravingslocatie met een locatie op de kenpuntenkaart (UBI 1 t/m 8)?
nee
ja
is de locatie gelokaliseerd a.h.v. een luchtfotointerpretatie?
ja
worden tijdens graafwerkzaamheden afwijkingen in de bodem geconstateerd die op bodemverontreiniging kunnen wijzen?
nee
ja
nee
onderzoeken van (vml.) verdachte activiteit/plaats conform NEN5740, NEN5707 of NEN5897
nee
worden tijdens graafwerkzaamheden afwijkingen in de bodem geconstateerd die op bodemverontreiniging kunnen wijzen?
(blauwe vlakjes op de kenpuntenkaart)
nee
nee
raadpleeg archiefverwijzingen in StraLia; is er een reële kans op aantonen van een verontreiniging?
ja
(d.w.z. plaats, stoftype en gebruiksduur zijn voldoende bekend
betreft het een UBI-klasse 1 t/m 4? (groene vlakjes op de kenpuntenkaart)
) nee
het betreft een UBI-klasse 5 t/m 8
ja
(rode vlakjes op de kenpuntenkaart)
is op de locatie eerder onderzoek verricht?
nee
ja is de verdachte activiteit in voldoende mate onderzocht en is het onderzoek van voldoende kwaliteit en geringe ouderdom (< 5 jaar)? (controleer in Homeris)
ja
nee
uitvoeren van nader bodemonderzoek, is sprake van een niet ernstig geval? (< I of minder dan 25 m
3>
ja
is/wordt bij het onderzoek de Twaarde van de Wbb overschreden?
I)
nee
ja
is een gehalte boven de AGW gemeten?
ja
de grond mag niet worden herbruikt en moet worden afgevoerd (storten/reinigen) op grond van een beschikking op het saneringsplan
de grond mag alleen binnen ‘het geval’ worden herschikt of afgevoerd (storten/reinigen) op grond van een beschikking op het saneringsplan
(provincie is bevoegd gezag)
(gemeente is bevoegd gezag)
het toepassen van deze grond onder de MVG is beperkt; de grond kan alleen binnen de locatie worden verwerkt
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
ja
nee
het toepassen van deze grond onder de MVG is - zonder beperkingen mogelijk
16 16
locaties met UBI-klassen 5 t/m 8 (rood) Op deze locaties zal in principe wel bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd, tenzij uit het systeem ‘Homeris’ van de gemeente blijkt dat de verdachte activiteit op de locatie al eerder in voldoende mate is onderzocht. Wanneer dit onderzoek volgens de richtlijnen is uitgevoerd, voldoende actueel is (<5 jaar oud) én er geen overschrijding is aangetoond van de toetsingswaarde (T) van de Wet bodembescherming, dan is aanvullend bodemonderzoek niet nodig. Wanneer niet aan deze voorwaarden wordt voldaan moet alsnog een bodemonderzoek naar de verdachte activiteit worden ingesteld. Afhankelijk van de uitkomsten van dit onderzoek gelden de volgende restricties: - wanneer geen sprake is van een overschrijding van de toetsingswaarde (T) van de Wet bodembescherming, maar wel sprake van een overschrijding van de achtergrondwaarde (AGW) van de zone (zie tabel 3.4), dan mag de grond alleen op de locatie zelf worden terugverwerkt. Bij toepassing van de grond buiten de locatie zal een volledige partijkeuring moeten worden uitgevoerd; - bij een overschrijding van de toetsingswaarde (T) van de Wet bodembescherming moet een nader bodemonderzoek worden uitgevoerd: ⋅ wanneer vervolgens blijkt dat geen sprake is van een interventiewaarde-overschrijding of er is minder dan 25 m3 grond verontreinigd boven de interventiewaarde (I) dan mag de grond alleen binnen het ‘geval’ worden terugverwerkt en alleen op grond van een beschikking op het saneringsplan door de gemeente. Bij een verwerking buiten het ‘geval’ zal een volledige partijkeuring moeten worden uitgevoerd; ⋅ wanneer sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging (>25 m3 boven I), dan mag de grond niet opnieuw worden hergebruikt en moet deze worden afgevoerd (storten/reinigen) met een saneringsplan goed te keuren door de provincie Gelderland. boomgaardpercelen Tijdens steekproefsgewijs onderzoek dat verricht is ter plaatse van (voormalige) boomgaarden bij de bodemkwaliteitskaart van de zuidoosthelft van Berkelland, is op een aantal percelen een verhoogd gehalte aan som DDT aangetoond. Totdat nader onderzoek dit uitwijst is er geen reden om aan te nemen of de waarden in het gebied van BKK II (noordwesthelft) afwijkend zullen zijn. In bijlage III-a is de toelichtende notitie uit BKK I Berkelland Zuidoost opgenomen. Voor de (voormalige) boomgaardpercelen zal met aanvullend onderzoek (NEN5740) moeten worden aangetoond dat geen sprake is van verhoogde gehalten. De exacte begrenzing van de (vml.) boomgaard dient voor BKK II gecontroleerd te worden middels de topografische kaart nooduitgave 1952. Opgemerkt wordt dat naar aanleiding van onderzoek door het Gelders Bodemberaad in 2005 en landelijke regelgeving, de normering van DDT, DDE en DDD wordt aangepast in de looptijd van deze bodemkwaliteitskaart.
controle tijdens ontgraving Ook wanneer de locatie op voorhand niet verdacht is, maar tijdens de werkzaamheden bodemvreemde materialen, asbest of anderszins afwijkingen worden geconstateerd die op een bodemverontreiniging kunnen wijzen, dient het werk direct gestaakt te worden. De constateringen zullen aan de gemeente moeten worden gemeld waarna – op aanwijzingen van de gemeente – alsnog bodemonderzoek moet worden verricht. Voor richtlijnen met betrekking tot de omgang met bodemvreemde bestanddelen wordt verwezen naar bijlage X. 4.5. Toets bijzondere situaties Na het raadplegen van de matrixtabel en de toets of sprake is van een overlap met de kenpuntenkaart, moet als laatste worden nagegaan of sprake is van een bijzondere situatie. De volgende bijzondere situaties zijn toegelicht: - de toepassings- of herkomstlocatie is dieper dan 2 m-mv (§ 4.5.1); - het dempen van oppervlaktewater (§ 4.5.2); - grondverzet ter plaatse van waardevolle landschapselementen (§ 4.5.3); - grondverzet ter plaatse van grondwaterbeschermingsgebieden (§ 4.5.4); - de omgang met van nature verhoogde arseengehalten (§ 4.5.5); - grond afkomstig uit een bestaand werk (gerealiseerd in het kader van het Bouwstoffenbesluit) (§ 5.6).
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
17 17
4.5.1. Toepassings- of herkomstlocatie dieper dan 2 m-mv De bodemkwaliteitskaart heeft de achtergrondgehalten voor twee grondlagen vastgesteld, namelijk de bovengrond (tot 0,5 m-mv) en de ondergrond (0,5 tot 2,0 m-mv). De reden voor dit onderscheid is dat doorgaans de bovengrond meer beïnvloed is door antropogene activiteiten (atmosferische depositie, omploegen, opmenging met puindelen etc.) en hierdoor van mindere kwaliteit is dan de ondergrond. Bovendien wordt met dit onderscheid aangesloten bij de gegevens die met regulier bodemonderzoek worden gegenereerd. Bij grondverzet kan het voorkomen dat de herkomst- of toepassingslocatie dieper is dan de gezoneerde 2 meter. Hier wordt als volgt mee omgegaan: - wanneer de herkomstlocatie dieper is dan 2 m-mv, gelden dezelfde regels als voor het bovenste deel van het bodempakket (<2 m-mv). Aangenomen mag worden dat de (diepere) ondergrond schoner is dan de bovengrond, zodat toepassing hiervan alleen maar zal leiden tot een verbetering van de grondkwaliteit; - wanneer de toepassingslocatie dieper is dan 2 m-mv, moet altijd een partijkeuring op de toe te passen grond worden uitgevoerd. Er is namelijk een toepassing voorzien in een gebied (grondlaag) waarvoor geen bodemkwaliteitskaart beschikbaar is. Dit betekent dat het beoogde grondverzet alleen dan kan plaatsvinden wanneer de keuring uitwijst dat de partij grond ‘schoon’ is (incl. MVRgrond). 4.5.2. Dempen van oppervlaktewater Omdat bij het landinrichtingsproject oppervlaktewateren zullen worden gedempt is door het waterschap een tweetal notities uitgewerkt waarin de volgende onderwerpen aan de orde komen: - verspreidingsbeleid baggerspecie; - bevoegd gezag bij dempingen; - bodemkundige randvoorwaarden van dempingen; - begrenzing land- en waterbodem. De notities met relevante bijlagen zijn in bijlage VI van deze rapportage opgenomen. Informatie en advies over de verspreiding van onderhoudsbaggerspecie uit de circulaire Onderhoudsbaggerspecie [ref. 11] zijn verwerkt in bijlage VI-a. Twee belangrijke punten uit de notities zijn navolgend kort toegelicht. begrenzing land- en waterbodem In bijlage VI-b is opgenomen welke watergangen thans in beheer zijn bij het waterschap. Ook bijgevoegd zijn de beschikbare (indicatieve) waterbodemkwaliteitsgegevens. De waterkwaliteitsbeheerder in casu het Waterschap Rijn en IJssel - is bevoegd gezag voor het toepassen van grond in het oppervlaktewater of op de waterbodem. De principeafspraak is dat de grens tussen land- en waterbodem gevormd wordt door óf de kademuur van de watergang óf het snijpunt van het hellende vlak van het talud en het horizontale vlak van de omliggende landbodem. Voor de grotere beken (Berkel, Groenlose Slinge, Bolksbeek en Schipbeek) wordt in 2005 een kaart vervaardigd door Waterschap Rijn en IJssel waarop de begrenzing op perceelsniveau is af te lezen. Zodra deze kaart gereed is, wordt deze bijgevoegd in bijlage VI-c. Voor situaties waarin de overgang minder duidelijk is, zal overleg plaats moeten vinden met de gemeente en het waterschap. demping van oppervlaktewater Wanneer de demping een tijdelijk en functioneel karakter heeft, dan is sprake van een werk in de zin van het Bouwstoffenbesluit en kan óf schone grond óf categorie 1 grond worden toegepast. Het toepassen van categorie 2 grond is alleen mogelijk wanneer een Wvo-vergunning wordt aangevraagd en verleend. Bij demping met een meer definitief karakter (herstel bodem) is de vrijstellingsregeling Grondverzet van toepassing en geldt het stand still-principe. De toe te passen grond moet van vergelijkbare of betere kwaliteit zijn dan de ontvangende bodem. Aangezien de grond in het landelijk gebied ‘schoon’ is, zal het er in de praktijk op neer komen dat de demping in dit geval alleen met schone grond kan plaatsvinden.
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
18 18
4.5.3. Grondverzet ter plaatse van waardevolle landschapselementen Op grond van artikel 14 en 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening zijn gemeenten bevoegd om aanvullende eisen te stellen ten behoud of herstel van waardevolle landschapselementen. In de bestemmingsplannen van het ‘buitengebied’ van de voormalige gemeenten Borculo, Neede en Ruurlo is opgenomen dat voor het gebruiken van grond binnen de zogenaamde waardevolle landschapskenmerken een aanlegvergunning moet worden aangevraagd. In bijlage VII-b is de kaart weergegeven met gebieden waar deze landschapskenmerken voorkomen. Voor het deel van het beheersgebied van onderhavige BKK dat is gelegen binnen de voormalige gemeenten Borculo, Neede en Ruurlo zijn respectievelijk van toepassing de bestemmingsplannen Buitengebied Borculo integrale herziening 1994 [ref. 3], Buitengebied Neede herziening 1987 [ref. 5] en Buitengebied Ruurlo 1995 [ref. 6]. In deze bestemmingsplannen worden één of twee agrarische gebieden met landschappelijke waarden onderscheiden. Het is in deze gebieden verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning de volgende werken uit te voeren: - het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden in de gebieden met kleinschalige hoogteverschillen (microreliëf); - het aanleggen, verwijderen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen in de gebieden met de bestemming rust en/of het onverharde karakter van wegen; - het aanleggen van waterlopen en kolken en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en kolken in de gebieden met de bestemming waterhuishoudkundige situatie; - het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 cm (geldt voor het buitengebied in de voormalige gemeente Ruurlo). Voor de aanlegvergunning hanteert de gemeente Berkelland aanvullend de volgende criteria (zoals aangehouden vanuit het bestemmingsplan Buitengebied van de vml. gemeente Eibergen): - de grond dient zo dicht mogelijk bij de plaats van herkomst te worden afgezet; - met uitzondering van de bodemeenheden ‘podzolgronden’ en ‘kalkloze zandgronden’ vindt er bij voorkeur geen uitwisseling plaats tussen verschillende bodemeenheden (zie kaart in bijlage VII-c); - gebieden met kwel moeten zoveel mogelijk in stand worden gehouden; het opvullen van ingesloten laagten is niet gewenst. Hiervoor wordt de kaart in bijlage VII-d gebruikt. Opvulling van laagten overeenkomend met de grondwatertrappen I t/m III is niet gewenst; - reliëf moet in stand worden gehouden en waar mogelijk worden versterkt; - vlakke percelen mogen (op het moment van toepassing) niet meer dan 0,2 meter worden opgehoogd; - met betrekking tot het herstel van (verdwenen) cultuurhistorie is het toegestaan om: ⋅ nieuwe houtopstanden aan te leggen op een wallichaam (max. toepassingshoogte 1 meter); ⋅ in gebieden waar van oudsher verspreide eenmans-essen voorkomen, nieuwe esvorming te realiseren (max. 10.000 m3 per es en gemiddelde toepassingshoogte 0,5 meter). In de notitie van bijlage VII-a zijn aandachtspunten opgenomen met betrekking tot de gebiedstypen vanuit de verschillende bestemmingsplannen. 4.5.4. Grondverzet ter plaatse van grondwaterbeschermingsgebieden Op basis van bevoegdheden die de provincie heeft krachtens de Wet milieubeheer kan de provincie strenger beleid ontwikkelen dan in de nota Grond grondig bekeken is aangegeven. In de Provinciale milieuverordening Gelderland (PmG) zijn grondwaterbeschermingsgebieden als bijzonder beschermingsgebied aangewezen. In het beheersgebied van de bodemkwaliteitskaart zijn drie grondwaterbeschermingsgebieden met waterwingebieden aanwezig nl. de winningen Noordijkerveld, Haarlo en Ruurlo (bijlage IX). Om de bodem en de waterwinning binnen deze gebieden te beschermen gelden de volgende regels: - in het waterwingebied is het niet toegestaan om verontreinigde grond te gebruiken, ook niet wanneer dit herplaatsing binnen hetzelfde waterwingebied en/of dezelfde zone betreft;
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
19 19
-
in het grondwaterbeschermingsgebied is het ook niet toegestaan om verontreinigde grond te gebruiken. Echter, er kan door Gedeputeerde Staten ontheffing worden verleend op basis van de Provinciale Milieu Verordening (PMV), wanneer het herplaatsen van verontreinigde grond binnen hetzelfde grondwaterbeschermingsgebied betreft.
4.5.5. Arseenrijke grond Net zoals in andere delen van de provincie Gelderland, komt ook in onderhavig beheersgebied plaatselijk arseenrijke grond voor. De arseenaanrijking heeft een natuurlijke oorsprong en wordt in verband gebracht met zogenaamde roestverschijnselen in de grond. De provincie Gelderland heeft voor de omgang met arseenrijke grond een richtlijn uitgewerkt. Omdat de arseenproblematiek binnen de noordwesthelft van Berkelland niet vergelijkbaar is met gemeenten langs (bijvoorbeeld) de Veluwezoom heeft de gemeente besloten om – in goed overleg met de provincie – op enkele punten van de richtlijn af te wijken. Argumenten hiervoor zijn: - Uit een beoordeling van de beschikbare analysegegevens zijn geen duidelijke grootschalige voorkomens van arseen of correlaties met bepaalde geomorfologische eenheden, kwelgebieden of bodemtypen naar voren gekomen. Er zijn dus geen aaneengesloten gebieden aangewezen waar bekend is dat verhoogde arseengehalten voorkomen. Uit ervaring bij de gemeente Berkelland blijkt het vaak te gaan om zeer lokaal voorkomende roestverschijnselen. - De ‘lokale arseenvoorkomens’ manifesteren zich over het algemeen als een minimaal 25 cm dikke grondlaag met roestvlekken in de bovenste meter van de bodem. Van een verkitting in de vorm van een ijzeroerbank is doorgaans geen sprake. De laag bevindt zich ruim boven de huidige grondwaterspiegel en kan dus als een paleo-aanrijking worden beschouwd (aanrijking rondom voormalige grondwaterspiegel). Door de huidige ligging boven de grondwaterspiegel (toxisch) is het arseen zo goed als immobiel. - Uit de kengetallen voor het landelijk gebied blijkt dat slechts bij een beperkt aantal onderzoeken verhoogde arseengehalten zijn gemeten (zie bijlage VIII-a). Van alle 586 metingen van de bovengrond (0,0 tot 0,5 m-mv) overschrijdt er minder dan 0,5% de interventiewaarde (3 waarnemingen). Gemiddeld gezien ligt het arseengehalte in de bovengrond op ca. 7,6 mg/kg.ds. In de ondergrond (0,5 tot 2,0 m-mv) ligt 1,3% van de 471 metingen boven de interventiewaarde (6 waarnemingen). Gemiddeld gezien ligt het arseengehalte in de ondergrond op ca. 7,0 mg/kg.ds. Uit de database valt niet op te maken of de genoemde 9 waarnemingen gerelateerd zijn aan harde ijzeroerbanken of veenbanken. De omgang met arseenrijke grond binnen het beheersgebied van de bodemkwaliteitskaart is op navolgende pagina schematisch weergegeven (figuur 4.3).
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
20 20
Figuur 4.3. Omgang met arseenrijke grond
worden er tijdens ontgraving roestverschijnselen over een dikte van meer dan 25 cm waargenomen?
nee
ja partij apart zetten en indicatief bemonsteren/analyseren (As, Fe en Al)
overschrijdt het arseengehalte in de grond de gemiddelde achtergrondwaarde?
geen (arseen)specifieke restricties ten aanzien van het grondverzet in het beheersgebied van de BKK
nee
(18,0 mg/kg.ds gebiedseigen L/H)*
ja kan onderbouwd worden dat sprake is van een natuurlijke arseenaanrijking?
nee
nader bodemonderzoek, evt. gevolgd door een bodemsanering (in dat geval is provincie bevoegd gezag)
(Nabron-documentatie, zie bijlage VIII-b)
ja is mogelijk sprake van een humaan of ecologisch risico?
ja
(toetsing aan BGW, zie tabel 4.3)
nee betreft het een toepassing waardoor het arseen mogelijk mobiliseert of de belasting op de onderliggende bodem toeneemt?
risico-evaluatie uitvoeren gebruik is alleen toegestaan wanneer aangetoond wordt dat er (bij het toekomstig gebruik) geen risico's optreden / anders afvoeren naar een erkende verwerker
nee
(zie t oelichtend tekst na t abel 4.3)
ja geen (arseen)specifieke restricties ten aanzien van het grondverzet in het beheersgebied van de BKK
uitvoeren kolomproef (L/S= 10)
voldoet de uitloging aan de Bouwstoffenbesluit-normering voor categorie 1 grond?
ja
nee
bij categorie 2 grond toepassen van de grond conform het Bouwstoffenbesluit, anders afvoeren naar erkende verwerker
* in standaardbodemwaarden is de gemiddelde achtergrondwaarde voor arseen 29 mg/kg.ds
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
21 21
Enkele toetsmomenten op voorgaande pagina zijn onderstaand toegelicht: - Wanneer sprake is van een minder dan 25 cm dikke laag met roestverschijnselen is besloten om de partij niet separaat te ontgraven. Bij een laag minder dan 25 cm is waarschijnlijk sprake van een beperkte aanrijking. De ‘vracht’ aan arseen die tot een belasting van de ontvangende bodem kan leiden wordt in dat geval verwaarloosbaar geacht. Bovendien is het in de praktijk lastig om lagen dunner dan 25 cm separaat te ontgraven. - Bij een overschrijding van de achtergrondwaarde wordt nagegaan of sprake is van een natuurlijk aangerijkt gehalte. Omdat de achtergrondwaarden van de zones onderling nauwelijks verschillen (het betreft de bij gebiedseigen lutum- en humus gemeten streefwaarde) is gekozen voor een gemiddelde achtergrondwaarde, te weten 18,0 mg/kg.ds (gebiedseigen L/H) of 29,0 mg/kg.ds (standaardbodemwaarden L/H). - In de Nabron-documentatie (ref. 29, zie bijlage VIII-b) is een eenvoudige formule uitgewerkt op grond waarvan aangetoond kan worden of sprake is van een natuurlijke aanrijking. Vandaar dat naast de arseenanalyses ook ijzer- en aluminiummetingen verricht moeten worden. - Met betrekking tot de toetsing aan de normering van de Wet bodembescherming wordt opgemerkt dat er een voorstel van het RIVM ligt [ref. 24] om de interventiewaarde voor arseen naar boven bij te stellen (55 mg/kg.ds naar 85 mg/kg.ds uitgedrukt in standaardbodemwaarden). - In de Nabron-documentatie zijn grenswaarden opgenomen voor enkele (humane) gebruiksvormen. De grenswaarden zijn door het RIVM afgeleid van de beleidsmatig vastgestelde BodemGebruiksWaarden (BGW) die gebaseerd zijn op ecologische risico's. Bij arseengehalten boven deze BGW (tabel 4.3) is sprake van een potentieel risico. Het daadwerkelijke risico moet dan vastgesteld worden met een gedegen risico-evaluatie waarin ook de toekomstige situatie wordt betrokken. In tabel 4.3 zijn de afgeleide BGW opgenomen. Bij landbouwfuncties is het ecologisch risico van groter belang dan het humaan risico. Voor landbouwfuncties zijn echter geen BGW beschikbaar. Wel zijn er LAC-waarden (30 mg/kg.ds voor zand en 50 mg/kg.ds voor klei/veen). De Nabron-documentatie adviseert echter om deze voor landbouwfuncties niet als ‘rigide’ grenswaarde te hanteren omdat de praktijk uitwijst dat veel hogere arseengehalten (tot 400 mg/kg.ds) niet leiden tot gewasschade of tot gevaarlijke hoge arseengehalten in het consumeerbare product voor mens of dier. Om deze reden heeft de gemeente besloten om voor landbouwfuncties dezelfde BGW als voor de functie wonen met moestuin te hanteren. Tabel 4.3. Grenswaarden (BGW) waarboven het actueel risico moet worden bepaald gebruiksvorm wonen+moestuin wonen+tuin natuur en openbaar groen landbouw (incl. veeteelt)
-
-
grenswaarden (mg/kg.ds uitgedrukt in L=25% en H=10%) 146 405 562 146
Bij de toetsing of mogelijk sprake is van omstandigheden waarin het arseen mobiliseert of waarin de belasting op de onderliggende bodem toeneemt, worden de volgende situaties bedoeld (ter beoordeling aan de toetsende ambtenaar): ⋅ het plaatsen van arseenrijke grond onder reducerende omstandigheden (bijv. toepassen in oppervlaktewater, toepassen onder de grondwaterspiegel); ⋅ het plaatsen van arseenrijke grond onder sterk bemestende omstandigheden (bemestingstoffen concurreren met As om bindingsplaatsen); ⋅ het toepassen van arseenrijke grond in een grotere toepassingsdikte dan in situ is aangetoond (belasting als gevolg van (mogelijke) uitloging neemt dan relatief toe). Het afgraven en verplaatsen van van nature verontreinigde bodem valt niet onder de saneringsparagraaf van de Wet bodembescherming. Dit neemt niet weg dat wanneer arseenrijke bodem wordt afgegraven en afgevoerd, het een afvalstof is in het kader van de Wet milieubeheer. Indien sprake is van een interventiewaarde-overschrijding dan dient bij de provincie een ontheffing op het stortverbod te worden aangevraagd.
4.5.6. Grond afkomstig uit een bestaand werk In theorie is het mogelijk dat grond vrijkomt uit een eerder - in het kader van het Bouwstoffenbesluit ingericht werk. Het toepassen van grond afkomstig uit een bestaand werk onder de vrijstellingsregeling
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
22 22
Grondverzet is niet toegestaan, tenzij voldoende informatie aanwezig is over de herkomstlocatie(-zone) en in de tussentijd redelijkerwijs geen kwaliteitsverslechtering van deze grond is opgetreden (bijv. door bewerking of bedrijfsactiviteiten). Bij de toetsing van de matrixtabel dient in dit geval de oorspronkelijke herkomstzone te worden aangehouden (en dus niet de zone waarin het werk momenteel ligt). Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat wanneer grond niet wordt toegepast als ‘bodem’ maar wordt toegepast in een (tijdelijk en functioneel) ‘werk’ niet de vrijstellingsregeling maar het Bouwstoffenbesluit van kracht is. 4.6.
Toets herkomst- of toepassingslocatie buiten het beheersgebied
4.6.1. Aanvoer van grond afkomstig van buiten het beheersgebied Wanneer zich de situatie voordoet waarin sprake is van een netto grondtekort, zal grond afkomstig van buiten het beheersgebied moeten worden aangevoerd. Om de kwaliteit van de bodem binnen het beheersgebied blijvend te waarborgen zijn hier regels aan gesteld. Bij aanvoer van grond van buiten het gezoneerde gebied zijn twee situaties denkbaar: a) voor het herkomstgebied is wel een (adequate) bodemkwaliteitskaart beschikbaar; b) voor het herkomstgebied is geen (adequate) bodemkwaliteitskaart beschikbaar. ad a) het herkomstgebied beschikt wel over een (adequate) bodemkwaliteitskaart Indien voor het herkomstgebied van de aangevoerde partij grond wel een bodemkwaliteitskaart beschikbaar is, is informatie over de kwaliteit van de grond bekend. Om na te gaan of de partij aan te voeren grond – zonder partijkeuring – in één van de zones kan worden toegepast, wordt in ieder geval het volgende getoetst (zie ook beslisdiagram in bijlage II-c): - of de bodemkwaliteitskaart van het herkomstgebied van voldoende kwaliteit is, waarbij onder meer getoetst wordt of deze nog actueel genoeg is en is opgesteld conform de vigerende richtlijnen; - of sprake is van een mogelijk afwijkende bodemkwaliteit: indien dit het geval is, zal – in overleg met het bevoegd gezag – sowieso een partijkeuring moeten worden uitgevoerd; - of sprake is van een kritische stof (P95 > T): in dit geval is een partijkeuring conform Bouwstoffenbesluit noodzakelijk op grond waarvan kan worden aangegeven of de toepassing mogelijk is (uitvoeren vergelijkbaarheidstoets voor die stoffen die in de partij 2 x SW1 van het Bouwstoffenbesluit overschrijden; toetsen aan tabel 4.2); - wanneer geen sprake is van een verwachte afwijkende bodemkwaliteit of een ‘kritische stof’ wordt het alternatief gebruikt dat voor die stoffen die in de herkomstzone 2 x SW1 van het Bouwstoffenbesluit overschrijden altijd een vergelijkbaarheidstoets moet worden uitgevoerd (toetsen aan tabel 4.2). Het beheersgebied van deze bodemkwaliteitskaart wordt doorkruist door de eerder vastgestelde bodemkwaliteitskaarten voor de wegbermen van de provincie Gelderland [ref. 8]; te weten de N312, N315, N319, N740 en de N821 t/m N825, en de wegbermen van de vml. gemeente Ruurlo [ref. 7]. In bijlage II-a is de ligging van het beheersgebied van de provinciale wegbermen en de wegbermen van de vml. gemeente Ruurlo weergegeven. Ten aanzien van zowel de wegbermen van de provincie als die van Ruurlo is beoordeeld of grond uitwisselbaar is tussen verschillende zones van deze en andere BKK’s. Voor elk van de zones in de bodemkwaliteitskaarten van de wegbermen is getoetst of sprake is van een ‘kritische stof’ of van stoffen die 2 x SW1 van het Bsb overschrijden. Voor de vergelijkbaarheidstoets (stoffen > 2 x SW1) zijn de achtergrondwaarden eerst omgerekend naar standaardbodemwaarden. Op deze manier is de matrixtabel verder uitgebreid (tabel 4.4). Benadrukt wordt dat onderhavige bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan geen zeggenschap hebben op het toepassen van grond binnen de zones van de doorkruisende bodemkwaliteitskaarten. De provinciale wegbermen en de wegbermen van de vml. gemeente Ruurlo maken namelijk geen onderdeel uit van het beheersgebied van deze bodemkwaliteitskaart.
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
23 23
In de voormalige gemeenten Borculo en Neede zijn geen kwaliteitsgegevens van de wegbermen aanwezig. Deze zullen worden meegenomen bij het up to date maken van deze BKK in 2009 of zoveel eerder als door de afdeling Onderhoud en Beheer wordt aangegeven. Tabel 4.4. Uitgebreide matrixtabel toepassingszone 1
Bovengrond
herkomstzone
Ondergrond en Boven-+ondergr.
1.
Berkelland Noordwest
woningbouw <1900 bg
2.
Berkelland Zuidoost
woningbouw <1900 bg
3.
Berkelland Noordwest
woningbouw >1900 bg
4.
Berkelland Zuidoost
woningbouw >1900 bg
5.
Berkelland Noordwest
industrie
bg
6.
Berkelland Zuidoost
industrie
bg
7.
Bedrijvenpark Laarberg1 zone 1
8.
Bedrijvenpark Laarberg1 zone 2
bg
9.
Bedrijvenpark Laarberg1
og stedelijk*
og
11. Berkelland Zuidoost
stedelijk*
og
12. Berkelland Noordwest
landelijk
bg+og
13. Berkelland Zuidoost
landelijk
bg+og
14. Ruurlo
bermen stedelijk2
Bermen
15. Ruurlo
bermen landelijk2 bermen rood3
17. Eibergen
bermen groen3
18. Eibergen
bermen blauw3
19. Provincie Gelderland1
bermen zand4
20. Provincie Gelderland1
bermen klei4
3
4
5
6
7
8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
bg
10. Berkelland Noordwest
16. Eibergen
2
toelichting
bg og 1 2 3 4 *
partijkeuring noodzakelijk vrij grondverzet onder beperkte condities: steekproefsgewijze partijkeuring op PAK geen partijkeuring noodzakelijk (vrij grondverzet) niet toegestaan op grond van fysische verschillen bovengrond (0,0 tot 0,5 m-mv) ondergrond (0,5 tot 2,0 m-mv) voor deze zones geldt dat bij grondverzet melding bij een ander bevoegd gezag dan gemeente Berkelland moet worden gedaan, nl. in zone 7, 8 en 9 bij gemeente Groenlo-Lichtenvoorde, in zone 19 en 20 bij provincie Gelderland bermbreedte = vanaf zijkant verharding tot onderhoudsgrens wegbermen, bermdiepte = 0,3 m-mv bermbreedte = 0,2 tot 1,5 meter vanaf de wegkant, bermdiepte = 0,3 m-mv bermbreedte = vanaf de wegkant tot insteek bermsloot, bermdiepte = 0,5 m-mv inclusief industrie
ad b) het herkomstgebied beschikt niet over een (adequate) bodemkwaliteitskaart Omdat onvoldoende of geen inzicht bestaat in de kwaliteit van de toe te passen partij grond zal in alle gevallen een partijkeuring conform het Bouwstoffenbesluit moeten worden uitgevoerd. Aan de hand van de resultaten van de partijkeuring en de vergelijkbaarheidstoets voor die stoffen op de herkomstlocatie die 2 x SW1 overschrijden, kan vervolgens bepaald worden of de beoogde toepassing mogelijk is. Voor de vergelijkbaarheidtoets en de tabel met toetsingswaarden wordt verwezen naar het intermezzo uit paragraaf 4.3 en tabel 4.2. 4.6.2. Toepassing van vrijkomende grond buiten het beheersgebied Wanneer grond vanuit het beheersgebied van deze bodemkwaliteitskaart daarbuiten wordt toegepast dan moet in principe een partijkeuring worden uitgevoerd, tenzij voor het ontvangende gebied een bodemkwaliteitskaart beschikbaar is waarin andere eisen zijn omschreven (zie tabel 4.4). Het verdient de aanbeveling zich voor die situaties op de hoogte te stellen van het beleid van het betreffende bevoegde gezag (buurgemeenten en/of Waterschap Rijn en IJssel).
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
24 24
5. PROCEDURES 5.1. Algemeen Het beheersgebied strekt zich uit over een deel van de gemeente Berkelland. Voor zover het grondverzet binnen het beheersgebied betreft is deze gemeente – voor zijn eigen grondgebied – bevoegd gezag. Zij dient zorg te dragen voor ontvangst van de melding, registratie, toezicht, handhaving en communicatie/voorlichting. Ten aanzien van hergebruik van grond in de gemeente Berkelland wordt waar mogelijk aangesloten bij de nota Actief bodem- en bouwstoffenbeheer zoals is opgesteld door de voormalige gemeente Eibergen. De hiernavolgende omschreven procedures sluiten aan bij deze beleidsnota, maar geven alleen de essentie weer. Relevante bijlagen uit de nota zijn bijgevoegd (bijlage II-f en X). 5.2. Melding en registratie Voor elk grondverzet dat onder het regime van de vrijstellingsregeling Grondverzet valt, geldt een meldings-/registratieplicht. De volgende elementen moeten minimaal in de melding betrokken worden: - het tijdstip waarop de grond wordt aangebracht; - de plaats waar de grond zal worden gebruikt (bijv. adres, kadastraal perceelnummer of kaart); - de plaats van herkomst van de grond; - indien nodig een erkende kwaliteitsverklaring (bijv. partijkeuring/bodemonderzoek); - de hoeveelheid toe te passen grond. De grondeigenaar of erfpachter van de ontvangende bodem is verantwoordelijk voor de melding. Afdeling TOR (Technisch Ontwerp en Realisatie) van de gemeente Berkelland is verantwoordelijk voor ontvangst, toetsing en registratie van de melding. De melding dient uiterlijk vijf werkdagen voor aanvang van de werkzaamheden bij de gemeente te worden ingediend. Op de melding volgt geen beschikking van het bevoegd gezag. Met de werkzaamheden kan dus – zonder tegenbericht – op de aangegeven datum, dat wil zeggen op zijn vroegst vijf werkdagen na de melding, worden begonnen. Voor de melding van het grondverzet binnen het beheersgebied is een speciaal formulier ontwikkeld (bijlage II-d). De gemeente is verplicht dit formulier op aanvraag ter beschikking te stellen en zal dit beschikbaar hebben bij de gemeentewinkel, servicepunten en op de website. De registratie van de meldingen dient plaats te vinden in het linkerdeel van het Excel-werkblad in beheer bij de afdelingen TOR en H&V van de gemeente Berkelland (blad 1 van bijlage II-f). Op het werkblad wordt ook de toets van bijzondere omstandigheden toegevoegd. Ook wordt aangegeven of er een brief met verzenddatum is toegezonden aan de melder indien hij een volgens dit beheersplan niet toegestane vorm van grondverzet voornemens is. In de brief zal worden aangegeven welke toegestane alternatieven wel mogelijk zijn. De afdeling Beschikkingen van de gemeente Berkelland zal de toetsingscriteria genoemd in tabel 2 van bijlage VIIb uitvoeren naar aanleiding van binnengekomen meldingen grondverzet. transport van afvalstoffen (waaronder grond) Tot voor kort waren op grond van de Wet milieubeheer (Wm) in de Provinciale Milieuverordeningen (PMV) bepalingen opgenomen ten aanzien van het vervoer van afvalstoffen. Omdat de verordeningen van de provincies onderling op belangrijke punten verschilden, is besloten tot een meer centrale (landelijke) instructie in de vorm van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (AMvB Melden, ref. 18). Doel van dit besluit is het landelijk registratiesysteem AMICE te voeden waarmee kan worden gecontroleerd of afvoerbestemmingen legaal zijn. Handhavers van diverse bevoegde gezagen kunnen over dit systeem beschikken bij de controle van afvalstromen. Op grond van artikel 10.39, eerste lid, onder b, van de Wet milieubeheer is degene die zich van de afvalstoffen wil ontdoen verplicht om bij het transport een volledig ingevulde begeleidingsbrief aan de vervoerder/inzamelaar van de afvalstoffen te verstrekken. Degene die de afvalstoffen transporteert, is op grond van artikel 10.44 van de Wet milieubeheer verplicht om, zolang hij die afvalstoffen onder zich heeft, een begeleidingsbrief bij zich te hebben. In artikel 11 van het Besluit zijn enkele uitzonderingssituaties opgenomen waarin geen begeleidingsbrief hoeft te worden verstrekt. In bijlage II-e is deze begeleidingsbrief inclusief korte toelichting opgenomen.
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
25 25
5.3. Bevoegd gezag, toezicht en handhaving De gemeente is bevoegd gezag in het kader het Bouwstoffenbesluit en dus de vrijstellingsregeling Grondverzet. In het verlengde hiervan zal de gemeente moeten zorgdragen voor de uitvoering en handhaving van deze regelgeving en de bodemkwaliteitskaart met bodembeheerplan moeten vaststellen5. Doordat de gemeente bevoegd gezag is in het kader van het Bouwstoffenbesluit en daarnaast dikwijls als opdrachtgever betrokken is bij de uitvoering van grondverzet, is het zaak deze taken goed te scheiden. De handhaving is ondergebracht bij de afdelingen H&V (Handhaving en Veiligheid) van de gemeente Berkelland. Er dient een strikte scheiding te zijn in de functies van toezichthouder/handhaver en uitvoerder. Hiermee wordt een uniforme/rechtsgelijke handhaving zowel binnen als buiten de gemeentelijke organisatie bevorderd. De HUM Bouwstoffenbesluit [ref. 12], de HUM Grondstromen [ref. 13], de handreiking Grondverzet voor gemeenten [ref. 15] en het Handhavingsprogramma van de gemeente Berkelland in het kader van de professionalisering van de milieuhandhaving [ref. 1] gaan uitgebreid in op de bevoegdheden en instrumenten die de gemeente heeft voor toezicht en handhaving. Dit onderdeel van de handhaving wordt beschouwd als controle van niet inrichtingsgebonden milieuhandhaving. Voor een opsomming van handhavingsmomenten wordt verwezen naar bijlage II-g. De handhaving moet geregistreerd worden in het rechterdeel van het Registratiesysteem (blad 2 van bijlage II-f). Voor een adequate handhaving dient de prioriteit uit te gaan naar ontgravingen binnen percelen van de kenpuntenkaart (bijlage II-b) evenals toepassing van de bebouwde/stedelijke omgeving naar het buitengebied. Daarnaast kan van gebieden buiten de kenpuntenkaart maar binnen het beheersgebied gemakkelijk controle plaatsvinden of er gemeld is (niet melden is een kernovertreding) en of er tijdig gemeld is. Veldcontroles kunnen gemakkelijk plaatsvinden door te informeren of waarnemen van de herkomst en toepassingslocatie waarbij die locaties worden getoetst aan de kenpunten en de zoneringskaart. Naast toetsingen van meldingen wordt driemaal per jaar steekproefsgewijs visueel de toe te passen grondkwaliteit, samenstelling en hoeveelheid gecontroleerd. Bij gerede aanleiding kan ook chemisch analytisch onderzoek plaatsvinden (partijkeuring). sanctionering Indien blijkt dat een toepassing zoals opgegeven in de melding niet voldoet aan de eisen in het bodembeheerplan, dan krijgt de initiatiefnemer geen vrijstelling zoals bedoeld in de vrijstellingsregeling Grondverzet en is uitvoering van zijn voornemen dus in overtreding met het Bouwstoffenbesluit. Bij een (mogelijke) overtreding zal de gemeente degene die de grond toepast of wil toepassen hierop aanspreken. Bij een geconstateerde overtreding kan de gemeente bestuursrechtelijk optreden tegen degene die verantwoordelijk is voor het grondverzet (eigenaar/erfpachter), bijvoorbeeld door een last onder dwangsom op te leggen voor de lengte van de periode dat het onrechtmatig gebruik nog niet ongedaan is gemaakt. Conform de handhavingstrategie Gelderland wordt bij aanschrijving ook het Openbaar Ministerie ingelicht en kan daaruit ook strafrechtelijke vervolging volgen. Deze weg staat met name open in die gevallen waarin ook sprake is van een wederrechtelijk verkregen economisch voordeel. Overtredingen zullen onderwerp zijn van het frequente handhavingsoverleg met het regionale milieupolitieteam. In de HUM Grondstromen staat een overzicht van de mogelijkheden die er zijn voor de bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving. Een overzicht hiervan is opgenomen in bijlage II-h.
5
Het waterschap is bevoegd gezag waar het toepassing op waterbodem betreft. Voor de begrenzing van landbodem wordt verwezen naar paragraaf 4.5.2 en bijlage VI.
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
26 26
5.4. Communicatie en voorlichting De gemeente is bevoegd gezag en fungeert daarmee als centraal aanspreekpunt voor betrokkenen. De voornaamste betrokkenen zijn: - (toekomstige) gebruikers: o.a. diverse afdelingen van de gemeente, het waterschap, DLG, nutsbedrijven en particulieren; - intermediairen: o.a. aannemers, loonwerkers, adviesbureaus en projectontwikkelaars; - handhavers: gemeente (afdeling Handhaving en Veiligheid in Berkelland), provincie, waterschap, regionale inspectie, politie en OM. De mogelijkheden en beperkingen van de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan moeten kenbaar worden gemaakt aan bovengenoemde betrokkenen. Vooraf is deze betrokkenheid bereikt doordat de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan ter inzage hebben gelegen, waardoor (andere) zienswijzen vóór definitieve vaststelling verwerkt kunnen worden. Daarnaast zal in het eerste jaar na het van kracht worden van de bodemkwaliteitskaart een actief voorlichtingstraject worden opgezet door de gemeente Berkelland. Bij het doorlopen van dit traject worden belanghebbenden op verschillende manieren geïnformeerd: - er wordt een gebruikerssamenvatting opgesteld voor het gehele grondgebied van de gemeente Berkelland die voor alle belangstellenden geschikt is en de essentie van de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan weergeeft. De gebruikerssamenvatting zal bij de afdelingen TOR (Technische Ontwerp en Realisatie) van de gemeente Berkelland en via de website van de gemeente beschikbaar worden gesteld; - na het van kracht worden van de bodemkwaliteitskaart, worden voorlichtingsinstructies en -avonden voor verschillende groepen in- en externe belanghebbenden gehouden: ⋅ een groep werkvoorbereiders, waaronder projectontwikkelaars, medewerkers van de afdeling TOR (Berkelland) die meldingen moeten toetsen en anderzijds medewerkers van de gemeentelijke afdelingen onderhoud en beheer en de buitendiensten; ⋅ een groep uitvoerders, toezichthouders en directievoerders waaronder aannemers, loonwerkers en uitvoerende medewerkers van de gemeente, het waterschap en de Dienst landelijk gebied; ⋅ een groep handhavers, samengesteld uit medewerkers van de afdelingen Handhaving en Veiligheid van de gemeente Berkelland, eventueel aangevuld met de milieupolitie. Te allen tijde kan informatie over het gebruik van de bodemkwaliteitskaart worden ingewonnen bij de afdelingen TOR van de gemeente Berkelland. Een exemplaar van dit rapport zal als informatiebron permanent ter inzage liggen bij voornoemde afdeling en de publieksbalie. 5.5. Vaststellingsprocedure De bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan dienen te worden vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Berkelland. Hiervoor is ten behoeve van de bodemkwaliteitskaart met bodembeheerplan voor het zuidoostelijk deel van Berkelland een ‘openbare voorbereidingsprocedure’ (artikel 3.5 Algemene Wet Bestuursrecht) gevolgd. Omdat het bodembeheerplan van het noordwestelijk deel van Berkelland inhoudelijk niet afwijkt, hoeft niet opnieuw een openbare voorbereidingsprocedure te worden doorlopen. Met de projectpartners Waterschap Rijn en IJssel, Dienst Landelijk Gebied en de provincie Gelderland is overleg geweest vóór en tijdens het opstellen van de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan. Zij zijn in het bezit van - en bekend met de definitieve documenten. 5.6. Geldigheidsduur en uitbreiding In de interim-richtlijn Bodemkwaliteitskaarten wordt als minimale eis gesteld dat bij 25% nieuwe (onverdachte) bodemkwaliteitsgegevens of na een gebruik van 5 jaar de bodemkwaliteitskaart met bodembeheerplan opnieuw moet worden doorgerekend en worden vastgesteld, tenzij de nieuwe gegevens niet op een wezenlijke verandering in de gebiedseigen bodemkwaliteit wijzen. De bodemkwaliteitskaart is dientengevolge voor tenminste 5 jaar geldig (periode 2005 t/m 2009).
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
27 27
De volgende situaties kunnen aanleiding geven de bodemkwaliteitskaart en/of het bodembeheerplan eerder bij te stellen: - noemenswaardige wijzigingen in de landelijke of provinciale richtlijnen voor het opstellen van een bodemkwaliteitskaart en/of de omgang met diffuus verontreinigde grond; - bij de toekenning van een meer kwetsbare functie aan het beheersgebied of een deel hiervan; - aanpassing/uitbreiding van het beheersgebied en/of herziening van de zone-indeling (bijvoorbeeld door aanvullend onderzoek in de wegbermen van Neede en Borculo, het herzien en van kracht worden van een nieuw bestemmingsplan buitengebied voor heel Berkelland of herziening van de begrenzing van het bevoegd gezag (gemeente en/of waterschap) langs de grote beken Berkel, Slinge, Bolksbeek en Schipbeek). Bij het opstellen van een nieuwe bodemkwaliteitskaart en/of bodembeheerplan wordt opnieuw dezelfde procedure doorlopen als bij de vaststelling van voorliggend plan. 5.7. Rapportage en evaluatie Over de uitvoering van de ministeriële vrijstellingsregeling Grondverzet informeren Burgemeester en Wethouders de gemeenteraad via het gemeentelijk milieujaarverslag. Dit verslag wordt tevens toegezonden aan de Inspectie voor de milieuhygiëne en de provincie Gelderland. In het milieuverslag kunnen de volgende punten aan de orde komen: - omvang van het grondverzet; - registratie van meldingen; - handhaving en toezicht, inclusief het aantal overtredingen; - verloop van interne en externe communicatie; - het aantal keer dat grondverzet niet mogelijk bleek op basis van de gestelde eisen in dit bodembeheerplan.
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
28 28
REFERENTIES Gemeentelijk Beleid 1. Handhavingsprogramma gemeente Berkelland in het kader van de professionalisering milieuhandhaving, 7 delen d.d. 20 december 2004, vast te stellen door de nieuwe gemeenteraad van de gemeente Berkelland 2. Onderzoek naar asbest in bodem bij een bouwaanvraag, 18 februari 2003, Gemeente Berkelland (vml. gemeenten Eibergen, Borculo, Neede en Ruurlo) 3. Bestemmingsplan Borculo "Buitengebied, integrale herziening" raadsbesluit 24-6-1993, GS goedkeuring 16-4-1994, Gemeente Borculo. 4. Hergebruik met beleid, beleidsnota Actief Bodem- en Bouwstoffenbeheer, ontwerp 01-10-2004, Gemeente Eibergen. 5. Bestemmingsplan Neede "Buitengebied, herziening 1987" raadsbesluit 30-10-1990, GS goedkeuring 27-5-1991, Gemeente Neede. 6. Bestemmingsplan Ruurlo "Buitengebied 1995" raadsbesluit 25-4-1996, GS goedkeuring 10-121996 en ABRvS 30-3-1999, Gemeente Ruurlo. 7. Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan Wegbermen Ruurlo, oktober 2004, Gemeente Ruurlo Provinciaal beleid 8. Bermbodembeheerplan: bodembeheerplan voor de wegbermen van het provinciaal wegennet 2003, projectnummer 60061003, mei 2004, Provincie Gelderland. 9. Wijziging van de Gelderse Ontgrondingenverordening, kenmerk RE2004.70756, 5 augustus 2004, Provincie Gelderland. 10. Weg-wijzer in bodemland: Hergebruik van diffuus verontreinigde grond in Gelderland, april 2001. Landelijk beleid 11. Circulaire Onderhoudsbaggerspecie, 24 juni 2005, VROM. 12. Handhavings- en Uitvoeringsmethode Bouwstoffenbesluit, november 1998, VROM, 13. Handhavings- en Uitvoeringsmethode Grondstromen, juni 2003, VROM. 14. Interim-richtlijn Bodemkwaliteitskaarten, bijlage 1 van de nota Grond grondig bekeken, juni 1999, VROM. 15. Handreiking Grondverzet voor gemeenten, april 2000, VROM/VNG/IPO. 16. Vrijstellingsregeling Grondverzet, nr. DBO/99185501, september 1999, VROM. 17. Toelichting Vrijstellingsregeling Grondverzet en de interim-richtlijn Bodemkwaliteitskaarten, kenmerk BWL/2002048998, juni 2002, Brief VROM.
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
29 29
18. Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (AMvB Melden), nr. 2004098785, 13 oktober 2004. 19. Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming, Staatsblad 1995 nr. 567, 23 november 1995. 20. Grond grondig bekeken: Verantwoord omgaan met schone en verontreinigde grond. Landelijke beleidsnota, augustus 1999. 21. Tijdelijke vrijstellingsregeling Bouwstoffenbesluit 2004, 19 oktober 2004, nr. BWL/2004095093. 22. Tijdelijke vrijstellingsregeling Eisen grond en baggerspecie, 25 februari 2004, nr. BWL/ 2004 011 693. 23. Vrijstellingsregeling Samenstellings- en immissiewaarden Bouwstoffenbesluit, Staatscourant 1999, nr. 126, 25 juni 1999. 24. Technisch-inhoudelijke evaluatie van de interventiewaarden voor bodem/sediment en grondwater. Humane en ecotoxicologische risicobeoordeling en afleiding van risicogrenzen voor bodem, sediment en grondwater rapportnr. 711701023, RIVM, februari 2001. 25. Rijksprogramma Landsdekkend Beeld 2005, februari 2002, VROM. Witteveen+Bos 26. Witteveen+Bos, Bodembeheerplan Laarberg (gemeente Eibergen en Groenlo), projectcode Ebg19.1. 27. Witteveen+Bos, Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan I: Zuidoosthelft gemeente Berkelland en noordrand gemeente Groenlo-Lichtenvoorde drie landinrichtingsprojecten: ‘Beltrum-Eibergen’, ‘Hupsel-Zwolle’, ‘Eibergen-Oost’ periode 2005-2009, projectcode Ebg33-1, 2 mei 2005. 28. Witteveen+Bos, Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan wegbermen gemeente Eibergen, periode 2002-2007, projectcode Ebg18.1, 16 januari 2002. Overige literatuur 29. Raamplan voor bodembeheer bij van nature verhoogde arseengehalten: Bouwstenen voor gebiedsgericht beleid, SKB-project SV611. 30. Koopers, W., K.. Vossen, Afwegingsproces saneringsdoelstelling ‘van trechter naar zeef’ BEVER projectgroep A, Bunnik, 1999. 31. Notitie Aandachtspunten bij het opstellen van bodemkwaliteitskaart- en plan voor gemeenten en adviesbureaus, 6 juli 2004.
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
30 30
GEBRUIKTE AFKORTINGEN AGW = achtergrondwaarde BBP
= bodembeheerplan
bg
= bovengrond
BGW = bodemgebruikswaarde BIS
= bodeminformatiesysteem
BKK
= bodemkwaliteitskaart
Bsb
= Bouwstoffenbesluit
GBB
= nota Grond grondig bekeken
HBB
= historisch bodembestand
HUM
= handhavings- en uitvoeringsmethode
H&V
= afdeling Handhaving en Veiligheid (gemeente Berkelland)
I
= interventiewaarde uit de Wet bodembescherming
MVG
= ministeriële vrijstellingsregeling Grondverzet
MVR
= ministeriële vrijstellingsregeling Samenstelling- en immissiewaarden Bouwstoffenbesluit
og
= ondergrond
P95
= 95-percentielwaarde
S
= streefwaarde uit de Wet bodembescherming
SW1
= samenstellingswaarde uit bijlage I van het Bouwstoffenbesluit
SW2
= samenstellingswaarde uit bijlage II van het Bouwstoffenbesluit
T
= toetsingswaarde uit de Wet bodembescherming
TOR
= afdeling Technisch Ontwerp en Realisatie (gemeente Berkelland)
TW
= tussenwaarde (SW1+SW2)/2 uit het Bouwstoffenbesluit
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
31 31
TERMINOLOGIE Acceptatiefactor Factor die wordt gehanteerd bij de vergelijkbaarheidstoets. In de landelijke interim-richtlijn Bodemkwaliteitskaarten en in dit bodembeheerplan wordt een acceptatiefactor van 1,2 gehanteerd. Achtergrondgehalte/-waarde Een kengetal dat in specifieke procedures fungeert als drempelwaarde en representatief is voor de gebiedseigen bodemkwaliteit. Een ‘verhoogd’ achtergrondgehalte is veroorzaakt door natuurlijke processen en/of menselijk handelen zonder dat sprake is van een specifieke puntverontreiniging. Het achtergrondgehalte is dus een maat voor de diffuse verontreiniging. Het achtergrondgehalte is in dit bodembeheerplan vastgesteld als het rekenkundig gemiddelde. Actief bodembeheer Proces dat de keten preventie, beheer, sanering en nazorg omvat, met als doel het op een maatschappelijk verantwoorde wijze realiseren van duurzaam bodemgebruik. Beheergebied Gebied waarover de bodemkwaliteitskaart met bodembeheerplan een uitspraak doet. Bodem Het vaste deel van de aarde met de zich daarin bevindende vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen. Het toepassen van grond als bodem impliceert dat grond wordt toegepast in een werk dat uiteindelijk weer onderdeel van de bodem gaat vormen (bijv. een ophooglaag). Bodembeheerplan (BBP) Plan waarin – op grond van de bodemkwaliteitskaart – wordt aangegeven op welke wijze met ingrepen in de (diffuus verontreinigde bodem) wordt omgegaan. In het bodembeheerplan zijn de toepassingsmogelijkheden van de bodemkwaliteitskaart uitgewerkt. Bodemkwaliteitskaart (BKK) Onder het begrip bodemkwaliteitskaart wordt zowel een set van kaarten als de karakterisatie van de gebiedseigen bodemkwaliteit door middel van kengetallen verstaan. De kaart bestaat als het ware uit verschillende 'lagen', waarbij elk van de lagen gericht is op de ruimtelijke rangschikking van een verschillend type informatie waarvoor verondersteld wordt dat deze bepalend is voor de gebiedseigen bodemkwaliteit, de zogenaamde onderscheidende kenmerken. Bodemkwaliteitszone Een gebied waarbinnen - op basis van kenmerken zoals historie, bodemopbouw, etc. - een eenduidige en karakteristieke bodemkwaliteit wordt verwacht die significant afwijkt van de bodemkwaliteit van overige gedefinieerde bodemkwaliteitszones. Categorie 1 of 2 grond Grond waarvoor – op basis van een partijkeuring, een bodemkwaliteitskaart of soortgelijke kwaliteitsbepaling – is vastgesteld dat sprake is van een overschrijding van de samenstellingswaarde uit bijlage I van het Bouwstoffenbesluit. Bij categorie 1 grond is de (verwachte) uitloging van anorganische stoffen dusdanig laag dat er bij toepassing geen isolatiemaatregelen getroffen hoeven te worden. Bij categorie 2 grond gelden deze isolatiemaatregelen wel.
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
32 32
Detectielimiet Concentratiegrens voor een bepaalde stof waar beneden bij de chemische analyse de daadwerkelijke concentratie met onvoldoende nauwkeurigheid kan worden vastgesteld. Diffuse verontreiniging Een, in relatie tot onderzoeksschaal, relatief grote ruimtelijke eenheid met structureel verhoogde concentraties waarvoor geldt dat er geen sprake is van één of meerdere duidelijke puntverontreinigingen. Gebiedseigen bodemkwaliteit Het concentratiebereik van een stof waarbinnen een aantal relevante eigenschappen (zoals historie, bodemgebruik en bodemopbouw) tot uitdrukking komt. Grond Volgens de definitie van het Bouwstoffenbesluit: het geheel van bestanddelen van de aardbodem van natuurlijke oorsprong, dat wil zeggen een mengsel van gesteente en mineraalfragmenten vermengd met organische stof, niet ontstaan door menselijk handelen, dat door ontgraven is vrijgekomen uit de bodem. Histogram Een histogram is een grafiek waarin wordt aangegeven hoeveel waarnemingen er binnen bepaalde (bijv. concentratie)intervallen zijn gelegen. Hierdoor wordt de verdeling van een stof zichtbaar. Kengetal Een kengetal is een getalswaarde zoals het gemiddelde, de standaarddeviatie of een percentielwaarde waarmee een reeks waarnemingen of zone kan worden gekarakteriseerd. Kritische stof Een stof waarvoor geldt dat de gehalten binnen (een deel van) het beheergebied zodanig hoog en/of variabel zijn in vergelijking tot de andere stoffen, dat de betreffende stof bepalend kan zijn voor de bodemkwaliteit in (het betreffende deel van) het beheergebied. In de interim-richtlijn Bodemkwaliteitskaarten wordt als criterium de overschrijding van de toetsingswaarde ((SW1+SW2)/2) door de 95-percentiel van de stof gehanteerd. Mann-Whitney U test Statistische toets voor een ‘non-parametrische’ populatie, waarbij getoetst wordt of er een (significant) verschil is tussen de mediaan (50-percentiel) van twee onafhankelijke ‘samples’ (steekproeven uit de populatie). MVR-grond Grond die voldoet aan de ministeriële vrijstellingsregeling Samenstellings- en immissiewaarden waarin is opgenomen dat voor drie stoffen (bij een analyse op tenminste 10 stoffen) een overschrijding van 2 x streefwaarde wordt geaccepteerd. In dit geval is de grond schoon en kan deze multifunctioneel worden toegepast. Niet toepasbare grond Grond waarvoor – op basis van een partijkeuring, bodemkwaliteitskaart of soortgelijke kwaliteitsbepaling – is vastgesteld dat de samenstelling of uitloging (met isolatiemaatregelen) de waarden uit bijlage 2 van het Bouwstoffenbesluit overschrijden. Deze grond is niet voor hergebruik geschikt en moet gereinigd of gestort worden. Non-parametrisch Dataset die niet past in het beeld van een gebruikelijke verdeling (bijv. ‘normaal’ of ‘log-normaal’). Voor dit type data zijn aparte statistische testen beschikbaar die doorgaans ‘zwakker’ zijn dan hun equivalenten voor ‘parametrische’ datasets. Percentielwaarde De getalswaarde waar een bepaald percentage van de waarnemingen beneden en boven ligt. Een percentielwaarde van 90 is het getal waarvoor geldt dat 90% van de waarnemingen er beneden ligt en dus 10% van de waarnemingen er boven ligt.
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
33 33
Puntverontreiniging Een - in relatie tot een zone - ruimtelijk beperkte (kern)belasting van de bodem, zoals lekkages, morsingen, verbrandingen, etc. Schone grond Grond waarvoor – op basis van een partijkeuring, bodemkwaliteitskaart of soortgelijke kwaliteitsbepaling – is vastgesteld dat de samenstelling voldoet aan de samenstellingswaarde uit bijlage I van het Bouwstoffenbesluit. Deze grond is ‘multifunctioneel’ (vrij) toepasbaar. Standaarddeviatie Een maat voor de (gemiddelde) afwijking van de waarnemingen ten opzichte van het gemiddelde. Een relatief lage standaarddeviatie duidt op een populatie waarvan de waarnemingen relatief dicht bij de gemiddelde waarde liggen en dus weinig variabel zijn. Stand still-principe Het stand still-principe beoogt dat grondverzet niet mag leiden tot een verslechtering van de bodemkwaliteit. De toe te passen grond moet van vergelijkbare of betere kwaliteit zijn dan de ontvangende bodem. Met de vergelijkbaarheidstoets is hieraan invulling gegeven. Tussenwaarde Deze tussenwaarde is gedefinieerd als de helft van de som van de samenstellingswaarde uit bijlage 1 en de samenstellingswaarde uit bijlage 2 van het Bouwstoffenbesluit. Bij een overschrijding van de tussenwaarde door de P-95 is sprake van een zogenaamde ‘kritische stof’. Uitschieters of -uitbijters Onder uitschieters (of uitbijters) worden waarnemingen verstaan die niet passen in het beeld dat door het gros van de waarnemingen wordt gevormd. Het kunnen ongewoon hoge of lage waarden zijn. Uitschieters kunnen verschillende oorzaken hebben zoals een waarneming veroorzaakt door een puntverontreiniging, een analysefout, een typefout, etc. Uitbijters worden doorgaans aangemerkt met behulp van een histogram of box-whiskerplot. Verwijdering uit de dataset kan alleen met gerede aanleiding (typefout, analysefout, zichtbare verontreiniging in het veld). Variatiecoëfficiënt Een relatieve maat voor de relatie tussen standaarddeviatie en het gemiddelde, waarmee een vergelijk van de standaarddeviatie tussen verschillende populaties mogelijk is. De variatiecoëfficiënt wordt gebruikt om de homogeniteit binnen een gebied aan te geven. Hoe lager de variatiecoëfficiënt, des te homogener een gebied is (oftewel des te lager de variatie in gehalten binnen het gebied is) en des te representatiever (betrouwbaarder) de vastgestelde kengetallen voor het gebied zijn. Verdeling Een verdeling van een dataset wordt zichtbaar met bijvoorbeeld een histogram. De twee meest voorkomende verdelingen zijn een ‘normale’ en een ‘log-normale’ verdeling. Vergelijkbare bodemkwaliteit Er is sprake van vergelijkbare bodemkwaliteit indien het gemiddelde gehalte van de toe te passen grond voor alle kritische stoffen (kleiner of) gelijk is aan het product van de acceptatiefactor (1,2) en het gemiddelde gehalte van de bodemkwaliteitszone, waarin de grond zal worden toegepast. Verwachtingswaarde Het kengetal dat de meest waarschijnlijke waarde aangeeft voor de gebiedseigen bodemkwaliteit en dat (veelal) afkomstig is uit het centrale bereik aan gehalten dat wordt gerekend tot de gebiedseigen bodemkwaliteit. Werk
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
34 34
Volgens de definitie van het Bouwstoffenbesluit: een grondwerk, wegenbouwkundig werk, waterbouwkundig werk of bouwwerk. Bij het toepassen van grond in een werk mag geen opmenging met de onderliggende bodem plaatsvinden.
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
35 35
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
36 36
METADATABESTAND KAARTLAGEN Een metabeschrijving van de kaartlagen die in deze rapportage zijn bijgevoegd is navolgend weergegeven. De bestanden zullen op een CD-rom aan de gemeente Berkelland en projectpartners worden aangeleverd.
bijlage
omschrijving
bestandsnaam
I
beheersgebied van de bodemkwaliteitskaart
beheersgebied
afkomstig van / vervaardigd door gemeente
II-a
zonering_bovengrond
Witteveen+Bos
zonering_ondergrond
Witteveen+Bos
II-b
definitieve zoneringskaart bovengrond definitieve zoneringskaart ondergrond kenpuntenkaart
kenpunten
Witteveen+Bos
IV-b
homogene deelgebieden
homogene_deelgebiede Witteveen+Bos n_aangepast_region
voorlopige zoneringskaart op basis van analoog kaartmateriaal van de gemeente, van waaruit de definitieve kaart is opgesteld
IV-c
geomorfologie (StiBoKa)
geomorfologie
gemeente (provincie)
kaartlaag (StiBoKa) die gebruikt is ten behoeve van het opstellen van de voorlopige zoneringskaart
IV-c
bodemgebruik (LGN3)
bodemgebruik
gemeente (provincie)
kaartlaag (LGN3) die gebruikt is ten behoeve van het opstellen van de voorlopige zoneringskaart
IV-c en VII-c
bodemtypen (StiBoKa)
bodemtype
gemeente (provincie)
kaartlaag (StiBoKa) die gebruikt is ten behoeve van het opstellen van de voorlopige zoneringskaart
IV-d
locatie monsternemingspunten
locatie_boringen_bkk
Witteveen+Bos
locaties van uitgevoerde monsterneming voor het verkrijgen van voldoende gegevensdekking
VI-b
watergangen in beheer bij waterschap indicatieve waterbodemkwaliteitsgegevens grondwatertrappenkaarten (deels StiBoKa)
watergangen_wrij
waterschap
watergangen in beheer bij het waterschap
waterbodemkwaliteit
waterschap
grondwatertrappen
provincie
gebaseerd op de aangeleverde toetsingstabellen van het waterschap de kaart is uit twee typen grondwaterkaarten samengesteld (enerzijds een afgeleide van de Bodem StiBoKa kaart en anderzijds een door de provincie vervaardigde grondwaterinventarisatie)
II-a
VI-b VII-d
VIII-a IX
arseengehaltenkaart grond
max_arseenconcentratie Witteveen+Bos s_gr waterwingebieden, gw_bescherming_winnin provincie grondwaterbeschermingsgebieden g_inzijg_region en intrekgebieden
toelichting vervaardigd door een samenvoeging van de gemeentegrens van Berkelland en de begrenzing van het beheersgebied noordwest incl. ruilverkavelingsproject afgeleid van de kaart met homogene deelgebieden afgeleid van de kaart met homogene deelgebieden selectie op basis van UBI-codes in het bestand StraLia van de vml. gemeenten Borculo, Neede en Ruurlo
vervaardigd aan de hand van de BISexport ligging van de drie typen beschermingsgebieden
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
37 37
BIJLAGE I
Beheersgebied bodemkwaliteitskaart
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
BIJLAGE II II-a II-b II-c II-d II-e II-f II-g II-h
Bodemkwaliteitskaart, kenpuntenkaart, melding en handhaving
Definitieve zoneringskaart Kenpuntenkaart Beslisdiagrammen Meldingsformulier Transportgeleidebon Registratiesysteem (geautomatiseerd) Handhavingsmomenten HUM Grondstromen
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
BIJLAGE II-a
Definitieve zoneringskaart
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
BIJLAGE II-b
Kenpuntenkaart
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
BIJLAGE II-c
Beslisdiagrammen
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
BIJLAGE II-d
Meldingsformulier
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
BIJLAGE II-e
Transportgeleidebon
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
BIJLAGE II-f
Registratiesysteem (geautomatiseerd)
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
BIJLAGE II-g
Handhavingsmomenten
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
BIJLAGE II-h
HUM Grondstromen
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
BIJLAGE III Toelichtende notitie onderzoek boomgaardpercelen
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
BIJLAGE IV Stappenplan IV-a IV-b IV-c IV-d
Toelichtende notitie Homogene deelgebieden Geomorfologie, bodemgebruik en bodemtypen Locatie monsternemingspunten
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
BIJLAGE IV-a
Toelichtende notitie
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
BIJLAGE IV-b
Homogene deelgebieden
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
BIJLAGE IV-c
Geomorfologie, bodemgebruik en bodemtypen
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
BIJLAGE IV-d
Locatie monsternemingspunten (kaart, boorstaten, analyserapport)
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
BIJLAGE V
Kengetallen en toetsingen
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
BIJLAGE VI Waterbodems VI-a Toelichtende notities VI-b Watergangen in beheer bij het waterschap (incl. kwaliteitsgegevens) VI-c Begrenzing water-/landbodem voor de Slinge, Berkel, Bolksbeek en Schipbeek (PM)
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
BIJLAGE VI-a
Toelichtende notities
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
BIJLAGE VI-b
Watergangen in beheer bij het waterschap (incl. kwaliteitsgegevens)
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
BIJLAGE VI-c
Begrenzing water-/landbodem voor de Slinge, Berkel, Bolksbeek en Schipbeek (PM)
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
BIJLAGE VII Landschapselementen VII-a VII-b VII-c VII-d
Toelichtende notitie Bestemmingsplannen Buitengebied Borculo, Neede en Ruurlo Bodemtypenkaart Grondwatertrappenkaart
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
BIJLAGE VII-a
Toelichtende notitie
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
BIJLAGE VII-b
Bestemmingsplannen Buitengebied Borculo, Neede en Ruurlo
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
BIJLAGE VII-c
Bodemtypenkaart
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
BIJLAGE VII-d
Grondwatertrappenkaart
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
BIJLAGE VIII VIII-a VIII-b
Arseen
Arseengehalten in grond (0 tot 2 m-mv) Nabron-documentatie
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
BIJLAGE VIII-a
Arseengehalten in grond (0 tot 2 m-mv)
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
BIJLAGE VIII-b Nabron-documentatie
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
BIJLAGE IX
Waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden en (100-jaars) intrekzone
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
BIJLAGE X Toetsing bodemvreemde bestanddelen
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
BIJLAGE XI Gelderse Ontgrondingenverordening
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
Witteveen+Bos EBG33-3 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan, deel II Noordwesthelft Berkelland, definitief 01 d.d. 8 september 2005
1