BIJLAGE
TREASURYSTATUUT
Waterschap Rijn en IJssel Doetinchem
Doetinchem, 6 mei 2014
1
INHOUDSOPGAVE 1.
INLEIDING
2. BEGRIPPENKADER
3 4
2.1 Algemene begrippen
4
2.2 Belangrijke bepalingen uit de Wet fido
6
2.3 In 2009 gewijzigde normen Ruddo
6
3. DOEL VAN HET TREASURYSTATUUT
7
3.1 Doel
7
3.2 Algemene missie
7
3.3 Het treasurybeleid
7
3.4 Risico-attitude
7
4. DE ORGANISATIE VAN DE TREASURYFUNCTIE
9
4.1 Treasury-organisatie
9
4.2 Functiescheiding
9
5. INSTRUMENTEN, RICHTLIJNEN EN VOORWAARDEN
10
5.1 Instrumenten
10
5.2 Richtlijnen 5.2.1 Algemeen 5.2.2 Opnemen 5.2.3 Uitzetten
10 10 10 10
5.3 Voorwaarden
10
6. VOORBEREIDING EN VASTSTELLING VAN HET BELEID
12
6.1 Algemeen
12
6.2 Financiële beleidscyclus / rapportages
12
6.3 Mandaten
13
6.4 Tussentijdse bijstelling van het beleid
13
7. UITVOERING VAN HET BELEID
14
8 TOETSING EN CONTROL
15
8.1 Verslaglegging
15
8.2 Interne controle
15
8.3 Externe controle
15
9. BESTUURLIJKE VASTSTELLING
16
10. SLOTBEPALING
16
2
1. INLEIDING De regelgeving over de financiën van waterschappen is veranderd met ingang van 1 januari 2009 in verband met de wijziging van de Waterschapswet en de invoering van het waterschapsbesluit. Op 1 januari 2001 is de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) van kracht geworden en met de nieuwe Wet modernisering waterschapsbestel is er een betere onderlinge afstemming tot stand gebracht. In het waterschapsbesluit is nu ook een verplichting opgenomen over de aanlevering van financiële gegevens aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De kaders waarbinnen besluiten worden genomen op het gebied van treasury zijn vastgelegd in dit treasurystatuut. Het treasurystatuut geldt als een gedragscode als het gaat om het nemen van beslissingen op het gebied van financiering, beleggen, rentemanagement, liquiditeitenbeheer en de financiële logistiek. Het waarborgen van een blijvende toegang tot de kapitaalmarkt, het beheersen van financiële risico’s, het realiseren van zo laag mogelijke kosten en het zeker stellen van voldoende liquiditeit, zijn de belangrijkste doelstellingen uit het treasurybeleid. In de Wet Financiering Decentrale Overheden (Wet fido) zijn kaders gesteld voor een verantwoorde, prudente en professionele inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie van decentrale overheden. De belangrijkste doelstellingen van deze wet zijn: het bevorderen van een solide financiering en kredietwaardigheid van de decentrale overheden, het beheersen van renterisico's en het vergroten van transparantie. In de Regeling uitzetting derivaten decentrale overheden (Ruddo) zijn de normen met betrekking tot kredietwaardigheid vastgelegd, waaraan de partijen waar de decentrale overheden middelen willen uitzetten moeten voldoen. De treasuryfunctie bij Waterschap Rijn en IJssel richt zich met name op de leningenportefeuille, op de beheersing van renterisico’s en de jaarlijkse rentekosten. Het treasurybeleid kent een tweetal kwalitatieve randvoorwaarden waaruit volgt dat zogenaamd bankieren door decentrale overheden, niet is toegestaan. De eerste voorwaarde is dat het aangaan van leningen en het uitzetten van middelen evenals het verlenen van garanties, alleen zijn toegestaan voor de uitoefening van de publieke taak. De tweede houdt in dat uitzettingen en het gebruik van derivaten een prudent karakter hebben en niet gericht zijn op het genereren van inkomen door het lopen van risico's. In verband met de vereisten van de Wet fido zijn er twee instrumenten op het gebied van treasury; allereerst het onderhavige treasurystatuut. Het treasurystatuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk. Als verantwoording wordt jaarlijks een treasuryparagraaf in zowel de begroting als in het jaarverslag opgenomen. Hierin worden de specifieke beleidsvoornemens en de uitvoering van het beleid op het gebied van treasury besproken. In het treasurystatuut worden allereerst het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie van het waterschap geformuleerd. Deze zijn vervolgens nader uitgewerkt in de organisatie en procedures waarbij rekening gehouden wordt met de voorgeschreven limieten. Het treasurybeleid is vervolgens beschreven voor de onderdelen voorbereiding, vaststelling en uitvoering. Daarna komen de administratieve organisatie en interne controle van de treasuryfunctie aan de orde. Daarbij ligt het accent op de eenduidigheid betreffende de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Met de vaststelling van dit treasurystatuut wordt voldaan aan de verplichting zoals die is opgenomen in artikel 108 en 109 van de Waterschapswet.
3
2. BEGRIPPENKADER 2.1 Algemene begrippen Ten behoeve van de leesbaarheid van het treasurystatuut is geprobeerd om het aantal technische termen in dit statuut te beperken. Om misverstanden te voorkomen over de gehanteerde begrippen is het gebruik van vakjargon onafwendbaar. Daarom worden specifieke begrippen in de onderstaande begrippenlijst verklaard. Derivaten: Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico's te sturen en financieringskosten te minimaliseren. Financiering: Het aantrekken van benodigde financiële middelen. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen. Kasgeldlimiet: Een bedrag ter grootte van een percentage van het begrotingstotaal van het openbare lichaam bij aanvang van het jaar. Dit percentage is in de ‘Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden’ voor de waterschappen vastgesteld op 23%. Kredietrisico: De risico's op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij. Limiet: Een type richtlijn die de (uiterste) grens aangeeft van een bepaalde handeling, verantwoordelijkheid en/of bevoegdheid. Liquiditeitenplanning: Een korte termijn overzicht van verwachte inkomsten en uitgaven ter bepaling van het moment van aantrekken van een lening. Liquiditeitsprognose: Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid. Marktrisico: De waarde van financiële activa dient zo min mogelijk gevoelig te zijn voor marktbewegingen. Voorwaarde hierbij is in beginsel dat de hoofdsom van de lening/uitzetting in tact blijft. Netto-vlottende schuld: Het gezamenlijk bedrag van: • de opgenomen gelden met een oorspronkelijk rente typische looptijd korter dan één jaar; • de schuld in rekening-courant; • de voor een termijn van korter dan één jaar ter bewaking in kas gestorte gelden van derden en; • overige geldleningen die geen onderdeel uitmaken van de van de vaste schuld, verminderd met het gezamenlijk bedrag van contante gelden, tegoeden in rekening-courant, en de overige uitstaande gelden met een rente typische looptijd van korter dan één jaar. Rating: Een indicatie van het kredietwaardigheid risico ofwel de mate waarin de onderneming aan haar verplichtingen kan voldoen. Renterisico: Het gevaar van onvoorziene veranderingen van de (financiële) resultaten van het waterschap door rentewijzigingen. Renterisiconorm: Een bedrag ter grootte van een percentage van het begrotingstotaal van het openbare lichaam bij aanvang van het jaar. In de ‘Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden’ is dit percentage voor de waterschappen vastgesteld op 30%. Rente typische looptijd: Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de leningsvoorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare constante rentevergoeding (rentevaste periode).
4
Rentegevoeligheidsanalyse: Een analyse van de gevoeligheid van de begroting van een waterschap voor rentewijzigingen. Rentevisie: Toekomstverwachting over de renteontwikkeling. Richtlijn: Een bindend voorschrift c.q. aanwijzing met betrekking tot een te volgen handelswijze. Risicoprofiel: De mate waarin een organisatie risico's loopt. Toezichthouder: De provincie Gelderland is belast met het toezicht. Treasurybeheer: De daadwerkelijke uitvoering van het treasurybeleid binnen de kaders van het Statuut. De uitvoering vindt zijn weerslag in specifieke beleidsplannen. Treasurybeleid: Uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en voorwaarden, de organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie ter uitvoering van de treasuryfunctie. Treasuryfunctie: Alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico's. Treasuryparagraaf: Paragraaf in de begroting en in het jaarverslag waarin het geplande c.q. gerealiseerde treasurybeheer wordt weergegeven. Treasurystatuut: Het document waarin het treasurybeleid is vastgelegd. Uitzetting: Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van een jaar of langer. Vaste schuld: Het gezamenlijk bedrag van de schuld uit hoofde van de geldleningen met een oorspronkelijke rente typische looptijd van één jaar of langer, en de voor een termijn van één jaar of langer ontvangen waarborgsommen. Vermogenswaarde: Het geheel van de in geld uitgedrukte waarde van de bezittingen aan goederen en vorderingen (activa en passiva). Vermogensbehoefte: Een overzicht van de behoefte aan middelen op lange termijn ter financiering van de investeringen. Ook wel kapitaalbehoefte genoemd.
5
2.2 Belangrijke bepalingen uit de Wet fido Art. 2, lid 1: Openbare lichamen gaan leningen aan, zetten middelen uit of verlenen garanties uitsluitend ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak. Art. 2, lid 2: Openbare lichamen kunnen derivaten hanteren of, in afwijking van het eerste lid, middelen uitzetten anders dan ten behoeve van de publieke taak, indien deze uitzettingen of derivaten een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Hiervoor zijn bij ministeriële regeling nadere regels gesteld in de Regeling uitzetting derivaten decentrale overheden. Art. 2, lid 3: Openbare lichamen kunnen geldleningen slechts aangaan en verstrekken, dan wel de nakoming van uit geldleningen voortvloeiende verplichtingen ten aanzien van betaling van rente en aflossing slechts garanderen, indien de geldleningen voldoen aan de daarvoor bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels. Deze zijn vastgelegd in het bij de Wet fido behoren Besluit leningsvoorwaarden decentrale overheden. Art 4, lid 1: De gemiddelde vlottende schuld per kwartaal van een openbaar lichaam overschrijdt de kasgeldlimiet niet. Art. 6, lid 1: Het renterisico op de vaste schuld van een openbaar lichaam overschrijdt de renterisiconorm niet.
2.3 In 2009 gewijzigde normen Ruddo In 2009 is de regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden gewijzigd. De normen met betrekking tot kredietwaardigheid zijn aangescherpt. De huidige normen voor voldoende kredietwaardige partijen voor het uitzetten van middelen zijn: Art. 2, lid 1a: Openbare lichamen zetten, al dan niet tegen waardepapieren, slechts gelden uit bij en gaan slechts verbintenissen met betrekking tot financiële derivaten aan met financiële ondernemingen die: gevestigd zijn in een lidstaat die tenminste beschikt over een AA-rating afgegeven door tenminste twee ratingbureaus. Art. 2, lid 1b: Openbare lichamen zetten, al dan niet tegen waardepapieren, slechts gelden uit bij en gaan slechts verbintenissen met betrekking tot financiële derivaten aan met financiële ondernemingen die: voor henzelf of voor de door hem uitgegeven waardepapieren kunnen aantonen dat ze ten minste over een AA-minusrating beschikken, afgegeven door tenminste twee ratingbureaus.
6
3. DOEL VAN HET TREASURYSTATUUT 3.1 Doel Het treasurystatuut (hierna: statuut) heeft tot doel een formeel kader waar binnen de financiering- en beleggingsactiviteiten van Waterschap Rijn en IJssel dienen plaats te vinden. In het statuut moeten de vier elementen sturen, beheersen, verantwoorden en toezicht houden in hun samenhang, duidelijkheid en transparantie garanderen. Het statuut is een ‘levend’ document waarbij regelmatig moet worden gecontroleerd of de inhoud nog aansluit bij de omstandigheden. Bij sterk veranderde omstandigheden kan het statuut aanpassingen vereisen. Het statuut is gebaseerd op artikel 18 van de Verordening inzake de beleids- en verantwoordingsfunctie 2009 zoals bedoeld in artikel 108 van de Waterschapswet.
3.2 Algemene missie De algemene missie van het Waterschap Rijn en IJssel is het zo optimaal mogelijk uitvoeren van haar publieke taken. In algemene zin zal het financieel beleid dienen bij te dragen aan en ondersteuning te bieden voor het uitvoeren van deze missie. Meer specifiek zal de financiële continuïteit op korte en lange termijn gewaarborgd dienen te worden. Samengevat kan gezegd worden dat de publieke taken van Waterschap Rijn en IJssel behelzen: • Zuiveringsbeheer; • Watersysteembeheer (waterkering, waterkwantiteit en waterkwaliteit); • Vaarwegen. Het vaarwegenbeheer dat voor de provincie Gelderland wordt uitgevoerd, wordt in dit kader gelijk gesteld met de bovengenoemde onderdelen van de publieke taken van Waterschap Rijn en IJssel.
3.3 Het treasurybeleid Het treasurybeleid is erop gericht toegang te verkrijgen en te behouden tot de geld- en kapitaalmarkt om zo, binnen de financiële mogelijkheden van het waterschap, een optimaal rendement te verkrijgen dan wel de lasten zo veel mogelijk te reduceren. Hierbij moeten de risico's zo goed mogelijk worden beheerst. Investeringen, deelnemingen en beleggingen die worden gedaan in het kader van de publieke taak, waarbij bewust risico's worden aanvaard vallen buiten de kaders van dit statuut. In de voorkomende gevallen dient hiervoor steeds afzonderlijke besluitvorming plaats te vinden. Meer gedetailleerd zijn de doelstellingen van het treasurybeleid: • het verkrijgen en handhaven van toegang tot de geld- en kapitaalmarkten tegen de scherpst mogelijke condities; • het beschermen van de organisatie tegen ongewenste financiële risico's, zoals rente-, koers,liquiditeits - en kredietrisico's; • het minimaliseren van de interne (verwerkingskosten) en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities; • het realiseren van een efficiënte en controleerbare treasuryfunctie binnen de organisatie; • het tijdig beschikbaar hebben van betrouwbare informatie aangaande de treasury; • het continu voldoen aan de wettelijke vereisten aangaande treasury, zoals onder meer opgenomen in de Wet fido en Ruddo en de daarbij behorende uitvoeringsregelingen.
3.4 Risico-attitude De attitude van Waterschap Rijn en IJssel ten aanzien van financieel risico is risicomijdend.
7
Risicomijdend houdt in ieder geval in: • Het beleid ten aanzien van financieringen is erop gericht een spreiding van toekomstige renterisico's te bevorderen opdat ook in de toekomst kan worden ingespeeld op ontwikkelingen op het gebied van het aantrekken en uitzetten van financieringen zodat voldaan wordt aan de renterisiconorm conform de eisen uit de Wet fido en er geen overmatige blootstelling aan rentebewegingen optreedt; • Het beleid is er op gericht om te komen tot optimalisatie van de inkomende en uitgaande geldstromen; • Het beleid ten aanzien van beleggingen is zodanig dat alleen beleggingen kunnen worden gedaan van tijdelijke overschotten en gericht op de beheersing en vermindering van daaraan verbonden risico's; • Het gebruik van derivaten is alleen toegestaan indien dit leidt tot het handhaven, verminderen of afdekken van financiële risico’s en het beleid dienaangaande dient prudent en transparant te zijn.
8
4. DE ORGANISATIE VAN DE TREASURYFUNCTIE 4.1 Treasury-organisatie De plaats van treasury binnen Waterschap Rijn en IJssel is als volgt aan te geven: De uitvoering van het treasurybeleid wordt door het algemeen bestuur gedelegeerd aan het dagelijks bestuur. De concrete uitvoering van het beleid wordt verzorgd door de unit Financiën. De treasury activiteiten worden begeleid door een werkgroep waarin zitting hebben de manager financiën, de beleidsmedewerker financiën als treasurer en de beleidsmedewerker financiën belast met het beleid rond treasury. Deze werkgroep komt minimaal eenmaal per kwartaal bijeen. Er wordt dan met name gesproken over de liquiditeitsplanning en de renteontwikkelingen. Van deze bijeenkomst wordt een verslag en actielijst opgesteld die de directeur Middelen en de aandachtsveldhouder ter informatie ontvangen. Twee keer per jaar vindt overleg plaats tussen de aandachtveldhouder, directeur Middelen en de manager Financiën over de uitgevoerde en nog uit te voeren activiteiten.
4.2 Functiescheiding De bestaande functiescheiding tussen besluitvormende, uitvoerende registrerende en controlerende functies bevorderen de naleving van toepasselijk beleid en regelgeving. Door naleving van de functiescheiding wordt misbruik zoveel mogelijk voorkomen.
9
5. INSTRUMENTEN, RICHTLIJNEN EN VOORWAARDEN 5.1 Instrumenten Voor het uitvoeren van transacties zijn in het kader van de treasury de volgende instrumenten ter beschikking: • Rekening-courant faciliteiten; • Kasgeldleningen; • Vaste geldleningen; • Uitzettingsvormen (zoals deposito's); • Specifieke rente-instrumenten (zoals derivaten). Specifieke rente-instrumenten mogen alleen gebruikt worden voor het beheersen of verminderen van renterisico's. Voor het gebruik van specifieke rente-instrumenten dient vooraf een apart mandaat te zijn afgegeven door het algemeen bestuur.
5.2 Richtlijnen Bij het gebruik van de bovenstaande instrumenten moet men in ieder geval voldoen aan de onderstaande richtlijnen: 5.2.1 Algemeen • Geld wordt uitsluitend uitgezet of opgenomen op basis van een recente liquiditeitsprognose en een actuele rentevisie. • De renterisiconorm mag in principe niet worden overschreden. • De rentevisie / rentescenario's van het waterschap zijn gebaseerd op informatie van gezaghebbende instanties. 5.2.2 Opnemen • Renterisico's op de netto vlottende schuld zijn begrensd tot de normen van de kasgeldlimiet van de Wet fido. • Er worden minimaal drie offertes aangevraagd bij het aantrekken van nieuwe geldleningen. • Het is verboden gelden te lenen met enkel het doel middelen tegen een hoger rendement uit te zetten. • Renterisico's op de vaste schuld zijn begrensd tot de normen van de renterisiconorm van de Wet fido. • Het gebruik van specifieke rente-instrumenten dient te geschieden conform de ministeriële regeling uit hoofde van de Wet fido en de ‘Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden’. 5.2.3 Uitzetten • Risico's bij uitzettingen worden beperkt doordat minimaal de hoofdsom is gegarandeerd. • Koersrisico's op de uitzettingen in vastrentende waarden worden beperkt door de omvang en de (resterende) looptijd te koppelen aan de omvang en looptijd van de beschikbare liquide middelen.
5.3 Voorwaarden Voor het uitzetten van gelden mag men een partij alleen accepteren als tegenpartij, indien deze voldoet aan de volgende criteria; • Kredietrisico's bij langer dan 3 maanden uitzetten worden beperkt door uitsluitend uit te zetten bij financiële instellingen die voldoen aan de kredietwaardigheid eis rating AA-minus of hoger, afgegeven door minimaal twee gerenommeerde ratingbureaus.
10
• Kredietrisico's bij korter dan 3 maanden uitzetten bij financiële instelling geldt minimaal A-rating, afgegeven door twee gerenommeerde ratingbureaus. • De tegenpartij is een instelling die onder financieel rechterlijk toezicht staat in een Europese Unie (EU)/Europese Economische Ruimte (EER) lidstaat die ten minste beschikt over een AA-rating afgegeven door ten minste 2 ratingbureaus en voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kunnen aantonen dat ze tenminste over een AA-minusrating beschikken, afgegeven door tenminste 2 ratingbureaus. • De tegenpartij is een collega-overheid of instantie binnen de Europese Unie, die de publieke taak dient en waaraan door de vigerende Centrale Bank een solvabiliteitsvrije status is toegekend. En: • Openbare lichamen gaan geen leningen aan met het enkele doel de aangetrokken gelden tegen een hoger rendement uit te zetten. • Openbare lichamen zetten tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering uitsluitend uit bij de financiële onderneming waar deze leningen zijn aangegaan, zie hiervoor de criteria van de financiële instelling. • Indien een openbaar lichaam een nettingovereenkomst (een overeenkomst op grond waarvan de wederzijdse verplichtingen tussen partijen verrekend worden waardoor wordt bepaald wat de ene partij per saldo aan de andere partij verschuldigd is) heeft afgesloten met een financiële onderneming met betrekking tot het uitzetten van tijdelijke overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering als bedoeld in het tweede lid, is artikel 2 (van de Regeling tot wijziging van de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden en van de Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden), tweede en derde lid, niet van toepassing.
11
6. VOORBEREIDING EN VASTSTELLING VAN HET BELEID 6.1 Algemeen Voor het voorbereiden en vaststellen van het treasurybeleid heeft men operationele informatie nodig. De verschillende operationele informatiestromen zijn als volgt weergegeven: Operationele informatie
Saldobepaling
Liquiditeitsplanning (korte termijn) Liquiditeitsprognose (lange termijn) Analyse leningen- en beleggingsportefeuille
Analyse risicoprofiel Rentevisie lange en korte termijn
Frequentie
Bron
Per kwartaal
Elektronisch bankiersysteem en financiële administratie Saldobepaling middels planning belastinginkomsten, inkomstenpatroon subsidies, overige ontvangsten en uitgavenpatroon investeringen en exploitatie Liquiditeitsplanning korte termijn
Per kwartaal
Leningen beheerssysteem
Maandelijks
Maandelijks
Per kwartaal Per kwartaal
Liquiditeits- en vermogensplanning Financiële publicaties/bankrelaties
Verstrekker
Ontvanger
Medewerker Financiën
Manager Financiën
Medewerker Financiën Medewerker Financiën Medewerker Financiën Beleidsmedewerker financiën comptabiliteit Beleidsmedewerker financiën beleid
Manager Financiën Manager Financiën Manager Financiën Manager Financiën Manager Financiën
6.2 Financiële beleidscyclus / rapportages Waterschap Rijn en IJssel gebruikt de jaarlijkse financiële beleidscyclus voor het vaststellen van het treasurybeleid, voor het afleggen van verantwoording over dat beleid en voor bijstelling van het beleid door het jaar heen. De beleidscyclus kent een aantal sturings- en rapportagedocumenten, die gedurende het jaar geformuleerd worden door medewerkers van de unit Financiën. Deze documenten zijn: • Perspectievennota: voorafgaand aan de vaststelling van de begroting behandelt het algemeen bestuur de perspectievennota in het voorjaar die betrekking heeft op het begrotingsjaar alsmede de 3 daarop volgende jaren. De perspectievennota is een meerjarenraming, waarin de lange termijn ontwikkelingen worden geanalyseerd en doorgerekend. Dit analyseren en doorrekenen dient ook te gebeuren voor de liquiditeitsplanning en de risicoanalyse. De perspectievennota vormt de basis voor de verdere begrotingsprocedure. • Begroting: in het najaar wordt de begroting opgesteld waarin de treasuryparagraaf wordt opgenomen. Het treasurybeleid zoals dit in de begroting wordt opgenomen is opgesteld door de unit Financiën. De begroting wordt na behandeling door de directie en het college van dijkgraaf en heemraden, vastgesteld door het algemeen bestuur. In, of op basis van, de treasuryparagraaf kunnen mandaten worden vastgesteld om de daadwerkelijke transacties te laten uitvoeren. Naast de treasuryparagraaf kent de begroting een liquiditeitsprognose en een rentevisie. • Jaarverslag: in het jaarverslag, die gezien moet worden als de verantwoording van de uitvoering van het beleid, wordt wederom een treasuryparagraaf opgenomen. Hierin wordt het beleid zoals het voorgenomen was in de treasuryparagraaf in de begroting getoetst aan het werkelijk uitgevoerde beleid en worden de verschillen nader verklaard.
12
Met name de treasuryparagraaf in de begroting worden gebruikt om het treasurybeleid te formuleren en de treasuryparagraaf van het jaarverslag wordt gebruikt om te toetsen. De treasuryparagrafen kennen minimaal de volgende onderwerpen: • de algemene interne en externe ontwikkelingen die van invloed zijn op de treasuryfunctie; • de ontwikkeling in de financierings- en beleggingsbehoefte en het renterisico; • de ontwikkeling in de renterisiconorm en de kasgeldlimiet; • het risicobeleid: analyse van de risico’s m.b.t. treasury; • het cashmanagement: de plannen, c.q. realisatie van het beleid inzake het kasbeheer; • het financierings- en beleggingsbeleid: de plannen c.q. realisatie van het beleid voor de waterschapsfinanciering en belegging van overschotten; • relevante ontwikkelingen in de treasury-organisatie; • relevante ontwikkelingen in de informatievoorziening en systeembeheer voor de treasuryfunctie; De genoemde documenten worden als onderdeel van de begroting of jaarverslag vastgesteld door het algemeen bestuur.
6.3 Mandaten Jaarlijks wordt met een afzonderlijk voorstel, op basis van de treasuryparagraaf in de begroting, het college van dijkgraaf en heemraden gemandateerd tot het aangaan van kort- en langlopende geldleningen.
6.4 Tussentijdse bijstelling van het beleid Tussentijdse bijstelling van het beleid, en daarmee samenhangende bijstelling van het mandaat vindt, indien daar aanleiding toe is, plaats. Het bijgestelde mandaat moet na behandeling in het college van dijkgraaf en heemraden door het algemeen bestuur vastgesteld worden.
13
7. UITVOERING VAN HET BELEID De directeur Middelen kan op basis van een door het dagelijks bestuur afgegeven mandaat financiële verplichtingen (geldleningen) namens het Waterschap Rijn en IJssel aangaan. De directeur gaat deze verplichtingen aan in overleg met de manager Financiën. De originele overeenkomst wordt vastgelegd door de unit Financiën, die deze bewaart in het digitale treasurydossier. Een medewerker van de financiële administratie houdt zich bezig met de administratieve afhandeling van de overeenkomsten.
14
8 TOETSING EN CONTROL 8.1 Verslaglegging Essentieel onderdeel van de planning- en controlcyclus is, dat zowel tijdens als na uitvoering van het beleid verantwoording afgelegd wordt middels verantwoordingsinformatie.
8.2 Interne controle De uitvoering van het beleid wordt getoetst en verantwoord in de treasuryparagraaf van het jaarverslag. In de managementrapportages vindt bewaking en eventuele bijstelling van de treasuryparagraaf plaats. De unit Financiën legt van alle plannen, nota's en besluiten dossiers aan. Dit dossier staat op verzoek ter beschikking voor interne controle door de medewerker IC en externe controle door de accountant. Om een correcte wijze van interne controle zeker te stellen, zullen de medewerkers van de unit Financiën, welke belast zijn met de treasury-activiteiten, niet betrokken zijn bij het feitelijk administratief vastleggen van transacties en posities.
8.3 Externe controle Het Waterschap Rijn en IJssel treft alle maatregelen die noodzakelijk zijn voor het (doen) uitvoeren van een effectieve externe controle, door een registeraccountant (artikel 109 lid 2 van de Waterschapswet). De toetsing van de rechtmatigheid van de uitvoering van het treasurybeleid is object van de reguliere controle van de accountant. Opdrachtgever voor de externe controle is het algemeen bestuur. Daarnaast verstrekt het Waterschap Rijn en IJssel de volgende informatie: 1. Aan de toezichthouder (Provincie Gelderland): Jaarlijks het jaarverslag waarin opgenomen: • Het begrotingstotaal bij aanvang van het verslagjaar; • De kasgeldlimiet bij aanvang van het verslagjaar; • De gemiddelde netto vlottende schuld in elk van de kalenderkwartalen van het verslagjaar; • De stand van de vaste schuld bij aanvang van het verslagjaar; • De renterisiconorm bij aanvang van het verslagjaar; • Het renterisico op de vaste schuld over het verslagjaar. 2. Aan het CBS: Driemaandelijks een opgave van de stand van het EMU-saldo op een voor het Centraal Bureau voor de Statistiek te bepalen wijze, zodat zij de informatie aan het Ministerie van Financiën kan presenteren. De unit Financiën verzorgt deze informatie.
15
9. BESTUURLIJKE VASTSTELLING Artikel 108 en artikel 109 van de Waterschapswet bepalen dat het algemeen bestuur bij verordening regels vaststelt met betrekking tot de organisatie van de administratie en het beheer van de vermogenswaarden en de controle. Met de vaststelling van dit treasurystatuut wordt voldaan aan de verplichting zoals die is opgenomen in artikel 108 en 109 van de Waterschapswet. Dit treasurystatuut is gebaseerd op artikel 18 van de verordening beleids- en verantwoordingsfunctie. Uiterlijk 14 dagen na vaststelling dient het treasurystatuut toegezonden te worden aan de Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland.
10. SLOTBEPALING Dit statuut treedt in werking met ingang van 6 mei 2014. Hierbij komt het oude treasurystatuut te vervallen. Dit statuut kan worden aangehaald als 'Treasurystatuut van Waterschap Rijn en IJssel. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van Waterschap Rijn en IJssel van 6 mei 2014. de secretaris-directeur,
de dijkgraaf,
drs. C. Roos
drs. H.Th.M. Pieper
16