Gemeenschappelijke Regeling
Intergemeentelijke Sociale Dienst Noordoost 2015
Gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke sociale dienst 2015.
1
Gemeenschappelijke Regeling Intergemeentelijke Sociale Dienst Noordoost 2015 Artikel 1: Begripsbepalingen 1. Deze regeling verstaat onder: a) De dienst: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 3; b) De deelnemende gemeente(n): een/de bij de regeling aangesloten gemeente(n), zijnde Appingedam, Delfzijl en Loppersum. c) Gemeentebesturen: de raden en de colleges van burgemeester en wethouders, ieder voorzover zij bevoegd zijn. d) Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen e) De regeling: De gemeenschappelijke regeling “Intergemeentelijke Sociale Dienst Noordoost” f) Wet: Participatiewet 2. Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht of enige andere wet of wettelijke regeling van (overeenkomstige) toepassing worden verklaard, worden in die artikelen in de plaats van de gemeente, de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester onderscheidenlijk gelezen de dienst, het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter van het bestuur. Artikel 2: Duur van de regeling De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd. Artikel 3: Openbaar lichaam 1. Er is een openbaar lichaam “Intergemeentelijke Sociale Dienst Noordoost”. Het openbaar lichaam is rechtspersoon en is gevestigd te Delfzijl. 2. Het rechtsgebied van de dienst omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten. Artikel 4: Doel De dienst heeft tot doel, binnen de kaders als genoemd in en voortvloeiend uit deze regeling, de economische zelfredzaamheid van de burgers van de deelnemende gemeenten daar waar nodig te bevorderen. Als economische zelfredzaamheid (nog) niet haalbaar is, wordt de burger geactiveerd tot maatschappelijke participatie. Daarbij draagt zij zorg voor een rechtmatige, klantgerichte en efficiënte uitvoering van de Participatiewet en aanverwante wetten en regelingen. Toelichting: Door de binnen de Participatiewet geformuleerde bredere doelgroep (in wezen alle burgers boven de 18 jaar, met enkele kleine uitzonderingen) zien de taken van de dienst niet enkel op klanten in de zin van de Participatiewet, maar behoren in wezen alle burgers van de deelnemende gemeenten tot het spectrum. Artikel 5 1. De dienst draagt met het oog op het in artikel 4 genoemde doel zorg voor de uitvoering van de bevoegdheden: a. welke in deze regeling zijn aangeduid; b. welke bij afzonderlijk eensluidend besluit van het (de) bevoegde bestuursorga(a)n(en) van alle gemeenten aan de dienst zijn opgedragen; c. welke, voor zover betrekking hebbend op het grondgebied van één of enkele van de deelnemende gemeenten, bij afzonderlijk eensluidend besluit van het (de) bevoegde bestuursorga(a)n(en) van deze gemeente(n) zijn opgedragen en door het bevoegde orgaan binnen de dienst zijn aanvaard; d. welke worden uitgevoerd ten behoeve van tenminste twee gemeenten en bij afzonderlijk eensluidend besluit van de bevoegde bestuursorganen van deze gemeenten zijn opgedragen en door het bevoegde orgaan binnen de dienst zijn aanvaard. 2. De in het eerste lid genoemde besluiten bevatten tevens de aanduiding van de specifieke bevoegdheden die door de deelnemende gemeente(n) worden overgedragen aan de dienst Gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke sociale dienst 2015.
2
en vermeldt tevens de wijze van kostenverrekening en overige voorwaarden waaronder deze bevoegdheden worden uitgevoerd.
Toelichting: Op basis van artikel 10, tweede lid Wet Gemeenschappelijke Regelingen kan een regeling als hier bedoeld bepalingen inhouden omtrent de wijze waarop verandering kan worden gebracht in de overgedragen bevoegdheden. Daarbij is wel bepaald dat niet elke gemeente voor zich kan bepalen of zij bepaalde bevoegdheden overdraagt. Daar waar niet alle deelnemende gemeenten ervoor kiezen de desbetreffende bevoegdheden over te dragen (eerste lid, onderdeel c en d) zal de dienst steeds zelf een afweging moeten maken in hoeverre zij dan toch een effectieve uitvoering kan garanderen. In dat verband is bepaald dat enkel daadwerkelijk van een overdracht sprake is indien de dienst de overdracht ook heeft aanvaard. Artikel 6: Bevoegdheden en verantwoordelijkheden 1. Aan de bestuursorganen van de dienst worden – met uitzondering van de bevoegdheden genoemd in artikel 8, eerste lid, onder b en c en tweede lid en derde lid Participatiewet, alsmede paragraaf 4.1 van de Participatiewet - integraal alle bevoegdheden van regeling en bestuur van de deelnemende gemeenten overgedragen met betrekking tot de uitvoering van: a. de Participatiewet en de op deze wet gebaseerde (uitvoerings)regelingen; b. het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004); c. de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw); d. de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz); 2. Bij de uitvoering van de regelingen en taken, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt door de dienst zo veel mogelijk samengewerkt met het UWV (Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen) en de externe partners die door de dienst ingeschakeld worden bij de activering, re-integratie en arbeidstoeleiding van burgers. De dienst treedt hierbij coördinerend op. Artikel 7: Overige opdrachten van de dienst 1. Door de deelnemende gemeenten wordt verder aan de dienst de uitvoering opgedragen van: a. de bijzondere bijstand als bedoeld in de artikelen 35 Participatiewet b. de individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 Participatiewet c. de individuele studietoeslag als bedoeld in artikel 36b Participatiewet; d. het minimabeleid, voorzover dit niet zijn basis vindt in artikel 35 Wwb; e. de Wet kinderopvang (Wko); f. de Wet inburgering; en g. de Wet educatieberoepsonderwijs, voor zover het de uit het participatiebudget gefinancierde taken betreft. 2. Naast de uitvoering verzorgt de dienst voor de in het eerste lid, onder a,b,c en d genoemde taken tevens de beleidsvoorbereiding, waarbij als uitgangspunt geldt dat het beleid wordt geharmoniseerd. 3. De deelnemende gemeenten behouden de mogelijkheid te kiezen voor eigen beleid. In deze situatie is – indien het eigen beleid afwijkt van het beleid van de overige deelnemende gemeenten - artikel 32, vierde lid van overeenkomstige toepassing. Toelichting: In dit artikel staan de taken waar de dienst enkel voor de uitvoering zorg draagt. Artikel 8: Dienstverlening 1. De dienst verricht incidenteel diensten, op verzoek van gemeenten buiten het in artikel 3, tweede lid genoemde gebied, indien het algemeen bestuur hiertoe besluit. De diensten worden verricht tegen een vooraf overeengekomen prijs. Indien van toepassing wordt Btw apart in rekening gebracht. 2. De dienst kan op verzoek, indien het algemeen bestuur hiertoe besluit, nader te omschrijven taken gaan uitvoeren. Een besluit hiertoe vermeldt als dan de wijze van kostenverrekening Gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke sociale dienst 2015.
3
en overige voorwaarden waaronder deze taken worden uitgevoerd.
Artikel 9: Klachtenregeling 1. De directeur zorgt voor een regeling en de afhandeling van de interne klachtbehandeling. Het dagelijks bestuur stelt de regeling ter zake vast. 2. De behandeling van verzoekschriften als bedoeld in artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, met betrekking tot de wijze waarop de dienst zich jegens verzoeker heeft gedragen, zal, met inachtneming van het bepaalde in titel 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht, plaatsvinden door de ombudscommissie van de gemeente Delfzijl. Toelichting: Op basis van artikel 10, vierde lid Wet gemeenschappelijke regelingen kan een regeling aangeven dat een ombudscommissie van een van de deelnemende gemeenten bevoegd is met betrekking tot het afhandelen van klachten als bedoeld in artikel 9:18, eerste lid Awb. Conform de bestaande praktijk is met het huidige artikel de ombudscommissie van de gemeente Delfzijl aangewezen als zijnde de aangewezen commissie voor burgers die hun klacht aan een ander orgaan willen voorleggen. Artikel 10: Bestuursorganen De dienst kent de volgende bestuursorganen: a. het algemeen bestuur; b. het dagelijks bestuur; c. de voorzitter. Artikel 11: Samenstelling, plaatsvervanging en zittingsduur 1. Het algemeen bestuur bestaat uit negen leden. 2. Iedere raad wijst drie leden aan alsmede drie plaatsvervangers. De leden en hun plaatsvervangers worden door de raad uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders aangewezen. Bij voorkeur is per gemeente één lid, alsmede diens plaatsvervanger, tevens lid van het college van burgemeester en wethouders. 3. Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aan. 4. De leden en de plaatsvervangend leden worden benoemd voor een periode, gelijk aan die van de zittingsduur van de gemeenteraden. 5. De raden van de gemeenten beslissen in de eerste vergadering van elke zittingsperiode over de aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur. 6. De leden kunnen te allen tijde schriftelijk ontslag nemen. Zij stellen het algemeen bestuur alsmede de raad die hen heeft aangewezen hiervan terstond op de hoogte. Het ontslag is onherroepelijk. 7. De betrokken raad voorziet zo spoedig mogelijk in de tussentijdse vacatures, doch uiterlijk binnen acht weken na het ontstaan daarvan. 8. Hij die ontslag neemt als lid van het algemeen bestuur blijft zijn functie waarnemen, totdat zijn opvolger deze functie heeft aanvaard. Artikel 12: Einde lidmaatschap 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 11, zesde lid en verder, eindigt het lidmaatschap van het algemeen bestuur: a. van rechtswege doordat het lid geen deel meer uitmaakt van het orgaan dat hem heeft aangewezen of in het geval waar het gaat om een burgemeester of wethouder, zij deze functie niet meer bekleden; b. op het moment dat de zittingsperiode van de raad afloopt. 2. De raad van een deelnemende gemeente is daarnaast bevoegd een door hem aangewezen lid van het algemeen bestuur te ontslaan, indien dit lid niet langer het voor het uitoefenen van deze functie noodzakelijke vertrouwen bezit. 3. In de situatie als bedoeld in het eerste lid, onder a en in het tweede eindigt het lidmaatschap per datum dat zich deze situatie voordoet. De betrokken raad voorziet dan zo spoedig mogelijk in de ontstane vacature. 4. In de situatie als bedoeld in het eerste lid, onder b blijft het lid zijn functie vervullen totdat een opvolger is aangewezen.
Gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke sociale dienst 2015.
4
Artikel 13: Bevoegdheden van het algemeen bestuur 1. Met in achtneming van het bepaalde in de artikelen 30 en 33 van de Wet gemeenschappelijke regelingen komen aan het algemeen bestuur voor de taakvervulling in het kader van artikel 4 alle bevoegdheden toe, die niet aan een ander orgaan zijn opdragen. 2. Het algemeen bestuur kan de uitvoering van bepaalde taken mandateren dan wel bepaalde bevoegdheden delegeren aan het dagelijks bestuur. 3. De volgende bevoegdheden van het algemeen bestuur zijn, in afwijking van het tweede lid, niet overdraagbaar: a. het aanwijzen van een voorzitter, plaatsvervangend voorzitter, penningmeester en de overige leden van het dagelijks bestuur; b. het benoemen, schorsen en ontslaan van de directeur of diens waarnemer; c. het vaststellen van de begroting, respectievelijk begrotingswijzigingen en de rekening; d. het vaststellen van een reglement van orde; e. het vaststellen van een regeling voor het financiële en administratief beheer; f. het vaststellen van een bezoldigingsverordening; g. het doen van voorstellen tot wijziging, toetreding, uittreding en opheffing van deze gemeenschappelijke regeling. Toelichting: In het kader van jurisprudentie van de Centrale Raad dienen ook de bevoegdheden binnen een GR gedualiseerd vorm te worden gegeven. De Centrale Raad leest dit in artikel 33 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Dit houdt in dat het algemeen bestuur van een GR de bevoegdheden van de raad toekomen en het dagelijks bestuur de bevoegdheden van het college. Om dit in de GR te verankeren is (a) een verwijzing naar de artikelen 30 en 33 van de Wet gemeenschappelijke regelingen opgenomen en (b) het directiestatuut uit de GR gehaald. . Nu het algemeen bestuur enkel de oorspronkelijke raadsbevoegdheden toekomt, kan zij ook enkel deze overdragen en dient de overdracht van bevoegdheden aan de directeur vorm te worden gegeven door een door het algemeen – en het dagelijks bestuur ieder voor zover bevoegd ondertekend document. Artikel 14: Werkwijze 1. Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast. 2. Besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen. Als de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. 3. Het algemeen bestuur vergadert zo vaak als hij daartoe heeft besloten, maar minimaal twee keer per jaar en verder zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of tenminste twee leden van het algemeen bestuur hier schriftelijk onder opgave van redenen om verzoekt. In het laatste geval vindt de vergadering binnen twee weken na het gedane verzoek plaats. 4. De voorzitter roept de leden schriftelijk tot de vergadering op. 5. In de vergadering heeft elk lid van het algemeen bestuur één stem. 6. Tegelijkertijd met de oproep brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen – met uitzondering van de in artikel 25, tweede lid van de Gemeentewet bedoelde (stukken waaromtrent geheimhouding is opgelegd),– worden tegelijkertijd met de oproep en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd. 7. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. 8. De deuren worden gesloten wanneer minimaal twee van de aanwezige leden daarom verzoeken of de voorzitter het nodig oordeelt. 9. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd. 10. De vergadering van het algemeen bestuur wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is. 11. Indien ingevolge het tiende lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat tenminste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen. 12. Op de vergadering, bedoeld in het elfde lid, is het tiende lid niet van toepassing. Het algemeen bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het tiende lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is. Gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke sociale dienst 2015.
5
Toelichting: Dit artikel bevat een groot aantal zaken die ook reeds hun regeling vinden in de Wet gemeenschappelijke regelingen. Een aantal aspecten (b.v. de leden 10 – 12) zijn expliciet ook in de regeling opgenomen om op deze wijze ze later ook van toepassing te kunnen verklaren voor de werkwijze van het dagelijks bestuur. Artikel 15: Besloten vergadering 1. Op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) over de geheimhouding van de inhoud van stukken is het bepaalde in artikel 23, eerste tot en met vierde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen van toepassing. 2. In een besloten vergadering van het algemeen bestuur worden geen besluiten genomen over het beleidsplan, de begroting, de rekening, het liquidatieplan, het wijzigen of opheffen van de regeling en het uittreden of toetreden tot de regeling. Artikel 16: Inlichtingenplicht lid van het algemeen bestuur aan de betrokken raad 1. Een lid van het algemeen bestuur is gehouden aan de raad die dit lid heeft aangewezen, de door één of meerdere leden van die raad gevraagde inlichtingen te verschaffen. 2. Het verzoek om inlichtingen wordt schriftelijk ter kennis gebracht van het door die raad aangewezen lid van het algemeen bestuur. 3. De gevraagde inlichtingen worden, met in achtneming van het bepaalde in artikel 16 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, zo spoedig mogelijk schriftelijk verstrekt. 4. Indien bij het lid van het algemeen bestuur overwegende bezwaren bestaan tegen het verstrekken van de gevraagde inlichtingen, deelt hij dit mee aan het algemeen bestuur en wordt de raad schriftelijk daarvan met redenen omkleed in kennis gesteld. Artikel 17: Inlichtingenplicht algemeen bestuur 1. Het algemeen bestuur geeft aan de raden van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door de dienst gevoerde en te voeren beleid nodig is. 2. Het algemeen bestuur is, met inachtneming van het bepaalde in artikel 16 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, daarnaast gehouden aan de raad van een deelnemende gemeente, de door één of meer leden gevraagde inlichtingen te verstrekken. 3. Een verzoek tot het verstrekken van inlichtingen wordt gericht aan het algemeen bestuur en ingediend bij de voorzitter. 4. De gevraagde inlichtingen worden zo spoedig mogelijk verstrekt. Een afschrift van de verstrekte inlichtingen wordt vanwege het algemeen bestuur gezonden aan de voorzitters van de raden van de andere deelnemende gemeenten. Toelichting: Dit artikel kent regels rond de geheimhoudingsplicht van een lid. Deze regels zullen ook in acht moeten worden genomen daar waar het de informatieverstrekking richting de verschillende bestuursorganen betreft. Artikel 18: Verantwoording 1. Een lid van het algemeen bestuur kan met inachtneming van het bepaalde in artikel 16 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, door de raad die het lid heeft aangewezen ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid. Het afleggen van verantwoording geschiedt volgens door de betrokken raad nader te stellen regels. 2. De raad kan dit lid uitnodigen in zijn vergadering te verschijnen teneinde deze verantwoording af te leggen. Artikel 19: Samenstelling, plaatsvervanging 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit een voorzitter en twee leden, met dien verstande dat in het dagelijks bestuur elk van de deelnemende gemeenten vertegenwoordigd is. 2. De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen door en uit het algemeen bestuur. Zij worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur nadat overeenkomstig artikel 11 de leden van het algemeen bestuur zijn aangewezen. 3. Het algemeen bestuur richt zich bij de aanwijzing van de leden van het dagelijkse bestuur op de leden van de colleges van burgemeester en wethouders. 4. De aanwijzing van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die openvallen, vindt plaats binnen twee maanden na de melding van de opengevallen plaats. 5. In geval van langdurige afwezigheid kan een lid van het dagelijks bestuur worden vervangen door een ander lid van het dagelijks bestuur of een door het algemeen bestuur Gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke sociale dienst 2015.
6
uit zijn midden aan te wijzen lid. Artikel 20: Einde lidmaatschap 1. Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt indien het lid ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur. 2. Indien het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt doordat de zittingsperiode van de raad afloopt, blijft het lid van het dagelijks bestuur zijn functie waarnemen tot het moment dat het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling nieuwe leden voor het dagelijks bestuur heeft aangewezen. 3. Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, als dit lid niet meer het vertrouwen van het algemeen bestuur geniet. In dit geval is het bepaalde in artikel 49 en 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit is artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. Artikel 21: Werkwijze 1. Het dagelijks bestuur vergadert uiterlijk twee weken voorafgaand aan een vergadering van het algemeen bestuur en verder zo dikwijls als de voorzitter of een ander lid van het dagelijks bestuur dit nodig acht, zulks onder opgave van de te behandelen onderwerpen. De vergadering vindt plaats binnen twee weken nadat het verzoek daartoe bij de voorzitter is binnengekomen. 2. Het bepaalde in artikel 14, tiende tot en met twaalfde lid is evenzo van toepassing op de vergaderingen van het dagelijks bestuur. 3. Besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen. Als de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. 4. Voor de besluitvorming in het dagelijks bestuur en de verplichting tot geheimhouding zijn de overeenkomstige bepalingen zoals die zijn opgenomen in de Gemeentewet voor het college van burgemeester en wethouders van toepassing. 5. Voorzover deze regeling niet anders bepaalt, kan het dagelijks bestuur zijn werkzaamheden verdelen over zijn leden. Het dagelijks bestuur deelt zijn besluiten daarover mee aan het algemeen bestuur.
Artikel 22: Taken van het dagelijks bestuur Het dagelijks bestuur is belast met: a. het uitvoeren van alle taken en bevoegdheden die op grond van de in artikel 6 en 7 genoemde wet- en regelgeving aan de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten toekomen; b. het – indien gewenst - in delegatie of mandaat uitvoeren van taken van het algemeen bestuur; c. het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd, voorzover die voorbereiding niet aan anderen is opgedragen; d. het uitvoeren van besluiten van het algemeen bestuur; e. het beheer van de eigendommen en geldmiddelen van de dienst; f. het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en het verlies van recht of bezit; g. het houden van een voortdurend toezicht op het beheer en de exploitatie van de dienst, alsmede op al wat de dienst aangaat, waaronder de zorg voor de archiefbescheiden; h. het benoemen, schorsen en ontslaan van het personeel met uitzondering van de directeur en diens waarnemer; i. het behartigen van de belangen van de dienst bij andere overheden en instellingen, diensten of personen, waarmee contact voor de dienst van belang is.
Artikel 23: Inlichtingenplicht aan algemeen bestuur 1. Het dagelijks bestuur geeft ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur Gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke sociale dienst 2015.
7
nodig is. 2. De leden van het dagelijks bestuur geven tezamen, dan wel afzonderlijk, aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoeken, alle gevraagde inlichtingen. 3. Het verzoek als bedoeld in het tweede lid wordt schriftelijk gedaan aan de voorzitter. 4. De inlichtingen worden, met in achtneming van het bepaalde in artikel 16 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, zo spoedig mogelijk toegezonden aan de verzoeker. Een afschrift van de inlichtingen wordt gezonden aan de overige leden van het algemeen bestuur. Artikel 24: Inlichtingenplicht aan de raad 1. De raad van een deelnemende gemeente dan wel een of meer leden van de raad kunnen aan het dagelijks bestuur inlichtingen vragen. 2. De inlichtingen worden schriftelijk gevraagd en ingediend bij de voorzitter van het dagelijks bestuur door tussenkomst van de voorzitter van de raad. 3. De inlichtingen worden, met in achtneming van het bepaalde in artikel 16 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, zo spoedig mogelijk schriftelijk gezonden aan de raad die de inlichtingen gevraagd heeft alsmede aan de overige raden. Artikel 25: Verantwoording 1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur. 2. De verantwoording wordt mondeling afgelegd in een vergadering van het algemeen bestuur. Artikel 26: De voorzitter 1. De voorzitter van het bestuur wordt in de eerste vergadering van elke zittingsperiode door het algemeen bestuur uit zijn midden aangewezen. 2. Het algemeen bestuur kan de voorzitter ontslag verlenen, indien deze het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Artikel 27: Taken en bevoegdheden 1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur. 2. Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wordt deze vervangen door een lid van het dagelijks bestuur, aan te wijzen door het dagelijks bestuur. 3. De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan. De voorzitter kan de ondertekening opdragen aan een door hem aan te wijzen gemachtigde. 4. De voorzitter vertegenwoordigt de dienst in en buiten rechte. De voorzitter kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door deze aan te wijzen gemachtigde. 5. Hij is belast met het toezicht op de uitvoering van de besluiten van het algemeen en dagelijks bestuur. 6. Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een gemeente die partij is in een geding waarbij de dienst is betrokken, wordt de dienst door een ander, door het dagelijks bestuur aan te wijzen, lid van het dagelijks bestuur vertegenwoordigd.
Artikel 28: Directeur 1. De dienst heeft een ambtelijk apparaat, waarvan aan het hoofd een directeur staat. 2. De directeur wordt benoemd, geschorst en ontslagen door het algemeen bestuur. 3. De benoeming geschiedt uit een door het dagelijks bestuur op te maken aanbeveling. Artikel 29: Taak 1. De bestuursorganen van de dienst worden bijgestaan door de directeur. De directeur komt in het dagelijks bestuur een adviserende stem toe. 2. De directeur vervult in het algemeen bestuur en in het dagelijks bestuur de functie van secretaris. 3. De directeur is belast met de dagelijkse leiding van de dienst. 4. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de directeur worden vastgelegd in een tweetal mandaat- en volmachtbesluit. Deze besluiten worden – ieder voor zover zij bevoegd zijn - door het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur vastgesteld. 5. De directeur is bestuurder in de zin van de Wet op de Ondernemingsraden. 6. De directeur is verantwoording schuldig aan het dagelijks bestuur. Het algemeen bestuur Gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke sociale dienst 2015.
8
kan de directeur daarnaast ter verantwoording roepen met betrekking tot de uitvoering van de door hen overgedragen taken. 7. Het dagelijks bestuur wijst de functionaris aan, die als plaatsvervanger optreedt voor de directeur in geval van diens afwezigheid. Toelichting: Het algemeen bestuur kan enkel bevoegd worden geacht om de bevoegdheden van het algemeen bestuur over te dragen. Om een compleet document te krijgen met alle bevoegdheden van de directeur is het daarom noodzakelijk dat het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur ieder voor zover bevoegd een document vaststellen. Artikel 30: Informatie directeur aan gemeenteraden 1. De directeur kan – onverminderd de informatieplicht van de leden van het algemeen- en dagelijks bestuur - de raad informeren over het door de dienst te voeren en gevoerde bestuur. 2. De raad is daarnaast bevoegd de directeur uit te nodigen om tijdens een reguliere vergadering hen te informeren. 3. De directeur kan in de situatie als bedoeld in het tweede lid met opgaaf van redenen zich laten vertegenwoordigen door het door deze raad aangewezen lid van het dagelijks bestuur. 4. Op de inlichtingenverstrekking door de directeur is het bepaalde in artikel 16 van de Wet gemeenschappelijke regelingen van overeenkomstige toepassing. Toelichting: De directeur bezoekt en informeert periodiek de verschillende gemeenteraden. Om deze praktijk op enigerlei wijze vast te leggen in de GR is deze bepaling opgenomen. De regelingen in laatstgenoemde artikel zijn nu in de verschillende per bestuursorgaan (algemeen bestuur/dagelijks bestuur) ter zake van belang zijnde artikelen verwerkt. Artikel 31: Personeel 1. Het algemeen bestuur regelt de bezoldiging van het personeel. 2. Op het personeel van de dienst zijn van toepassing: a. de collectieve arbeidsvoorwaardenregeling voor het gemeentepersoneel (CAR/UWO), dan wel de (gewijzigde) collectieve arbeidsvoorwaardenregeling die daarvoor in de plaats komt; en b. de rechtspositieregelingen van de gemeente Delfzijl, tenzij het algemeen bestuur anders bepaalt. 3. Het algemeen bestuur beslist over de toepassing van overige arbeidsvoorwaarden. 4. Het dagelijks bestuur is belast met de aanstelling en schorsing van de teamleiders. 5. De directeur is belast met de aanstelling, de schorsing en het ontslag van het overige personeel. Artikel 32: Strategische visie en meerjarenbeleidsplan 1. Het dagelijks bestuur bereidt het meerjarenbeleidsplan voor en legt dit plan ter vaststelling voor aan het algemeen bestuur van de dienst. In het beleidsplan is een strategische visie opgenomen, op basis van landelijke en regionale ontwikkelingen die zich voordoen op het gebied van werk, inkomen en sociale zekerheid. 2. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de afstemming van het door haar te ontwikkelen beleid met de andere beleidsterreinen binnen de deelnemende gemeenten op het terrein van zorgverlening, minimabeleid en welzijn. 3. Alvorens tot vaststelling over te gaan wordt het meerjarenbeleidsplan voorgelegd aan de raden / raadscommissies van de deelnemende gemeenten. Eventuele wijzigingsvoorstellen worden door het bestuur van de dienst in overweging genomen en gemotiveerd al dan niet overgenomen. 4. Indien de raad van een gemeente dan wel het college van burgemeester en wethouders, ieder voor wat zijn bevoegdheid betreft ten aanzien van een bepaald onderwerp, beleid wenst uit te voeren dat afwijkt van het gemeenschappelijke beleid, wordt ook het afwijkende beleidsstandpunt van deze gemeente in het beleidsplan opgenomen en door de dienst uitgevoerd, met behoud van het gemeenschappelijk beleid. Op de eventuele financiële gevolgen zijn de artikelen 35 tot en met 38 van toepassing.
Gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke sociale dienst 2015.
9
Artikel 33: Financiële administratie 1. De door het rijk verstrekte uitkeringen voor de uitoefening van de in de artikelen 6 en 7 genoemde bevoegdheden, worden door de dienst afzonderlijk beheerd. 2. Het dagelijks bestuur stelt voorschriften vast voor het financiële en administratieve beheer en het geldverkeer van de dienst. 3. Ten aanzien van de controle op het geldelijk beheer en de administratie is het bepaalde in de artikelen 212 en 213 en 213a van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Het Algemeen Bestuur neemt een besluit op basis waarvan de gemeentelijke verordeningen op dit vlak van overeenkomstige toepassing zijn. 4. Het dagelijks bestuur biedt - om inzicht te verschaffen in de financiën en de effectiviteit waarmee de beschikbaar gestelde middelen worden ingezet - driemaal per jaar een bestuursrapportage aan de colleges van burgemeester en wethouders aan. Dit zal steeds plaatsvinden binnen twee weken nadat deze rapportage door het algemeen bestuur is vastgesteld.
Artikel 34: Begrotingsprocedure 1. Het dagelijks bestuur zendt jaarlijks vóór 1 mei een ontwerpbegroting van de dienst voor het komende kalenderjaar, vergezeld van een memorie van toelichting alsmede de financiële beleidsuitgangspunten voor de komende jaren (meerjarenraming), toe aan de raden van de gemeenten. Het bepaalde in artikel 190, eerste lid van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing. 2. De ontwerpbegroting wordt door de gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Het bepaalde in artikel 190, tweede en derde lid van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing. 3. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen binnen twee maanden na toezending van de ontwerpbegroting het dagelijks bestuur hun zienswijze doen toekomen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren, waarin de zienswijze van de raden zijn vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden. 4. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan Gedeputeerde Staten. 5. Nadat deze door het algemeen bestuur is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur, zo nodig, de begroting aan de raden van de deelnemende gemeenten. 6. Op wijzigingen van de begroting zijn voorgaande bepalingen zo mogelijk van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de wijzigingen die geen invloed hebben op de bijdragen van de deelnemers. Artikel 35: Bijdragen van de gemeenten 1. In de begroting staat welke bijdrage elke gemeente verschuldigd is ter dekking van alle kosten van de dienst. 2. De kosten die de dienst aan de gemeenten toerekent, bestaan uit directe en indirecte kosten. 3. De deelnemende gemeenten betalen met betrekking tot de indirecte kosten als bedoeld in artikel 37 bij wijze van voorschot op de eerste dag van het kwartaal een kwart van de in het eerste lid bedoelde bijdrage.
Artikel 36: De directe kosten 1. Tot de directe kosten worden de uitkeringskosten, de kosten van leningen en de kosten van voorzieningen alsmede andere verstrekkingen die voortvloeien uit de toepassing van weten regelgeving als bedoeld in de artikelen 6 en 7 gerekend, onder aftrek van ontvangsten uit vorderingen. 2. Daarnaast worden ook alle extra uitvoeringskosten van de dienst, die worden veroorzaakt door gemeentelijk bijstandsbeleid, dat afwijkt van het beleid dat is beschreven in het meerjarenbeleidsplan tot de directe kosten gerekend. 3. De directe kosten worden rechtstreeks toegerekend aan de gemeente waarvoor de kosten zijn gemaakt. 4. Ten aanzien van de bijzondere bijstand en het minimabeleid vindt per kwartaal verrekening plaats tussen de gemeenten en de dienst. Gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke sociale dienst 2015.
10
Artikel 37: De indirecte kosten 1. Tot de indirecte kosten worden de kosten gerekend van het personeel, dat is belast met de uitvoering van de in de artikelen 6 en 7 genoemde taken, alsmede de kosten van huisvesting, automatisering, externe ondersteuning, advies en overige indirect met de uitvoering verband houdende kosten. 2. De dienst brengt de kosten als bedoeld in het eerste lid bij de gemeenten in rekening naar rato van de verdeelsleutel zoals deze is uitgewerkt in het zesde lid. 3. Alle betalingen van het rijk aan de gemeenten voor de bij de gemeenten in rekening gebrachte kosten als bedoeld in het derde lid, worden direct na ontvangst door de gemeente aan de dienst overgemaakt. 4. Na afloop van elk kalenderjaar en in ieder geval vóór 1 juli volgend op het afgesloten kalenderjaar, vindt tussen de dienst en de gemeenten een definitieve afrekening plaats. 5. De indirecte kosten worden toegerekend op basis van: a. 25% van het aantal inwoners per deelnemende gemeente op 1 januari van het boekjaar; b. 75% van het aantal uitkeringsgerechtigden per deelnemende gemeente op 1 januari van het boekjaar. Artikel 37a: Reservering, overschotten en tekorten 1. De dienst kan een reservefonds vormen, waarin jaarlijks een storting wordt gedaan: a. op het inkomensdeel tot maximaal 15% van het jaarbudget; en b. op de apparaatskosten tot maximaal 10% van de jaarlijkse apparaatskosten. 2. Indien na de vulling van de reserve op het Inkomensdeel, als bedoeld in het eerste lid, onder a, nog sprake is van een overschot aan gezamenlijke I-gelden, wordt dit meerdere over de gemeenten verdeeld die in het betreffende jaar bijgedragen hebben aan het ontstaan van dit overschot. Het bedrag wordt over de gemeenten verdeeld naar de onderlinge verhouding waarin zij bijgedragen hebben aan het overschot. 3. Wanneer de gezamenlijke I-budgetten (na intering van de reserve) onvoldoende zijn om de uitkeringen van het gezamenlijke cliëntenbestand te voldoen, dragen de gemeenten bij aan het tekort. Het bedrag wordt over de gemeenten verdeeld naar de onderlinge verhouding in de van het rijk ontvangen budget. 4. Kennelijke onbillijkheden die uit de toepassing van dit artikel voortvloeien, worden ter beslissing voorgelegd aan het dagelijks bestuur. Bij beslissingen op gemeentelijke verzoeken daaromtrent geeft het dagelijks bestuur toepassing aan afspraken tussen de gemeenten over het te vormen egalisatiefonds.
Artikel 38: Jaarrekening 1. Het dagelijks bestuur legt voor 1 mei aan het algemeen bestuur verantwoording af over het afgelopen kalenderjaar, onder overlegging van de opgestelde jaarrekening, het jaarverslag met de daarbij behorende bescheiden en een berekening van de door de deelnemende gemeenten te betalen bijdragen, benevens het rapport van de overeenkomstig artikel 213 van de Gemeentewet met de controles belaste accountant. 2. De jaarrekening en het verslag worden vervolgens tezamen aan de raden van de deelnemende gemeenten toegezonden, die binnen acht weken na ontvangst daarvan schriftelijk hun zienswijzen kunnen indienen bij het algemeen bestuur. 3. Na afloop van de in het tweede lid genoemde termijn, doch uiterlijk 1 juli, stelt het algemeen bestuur – onder medeneming van de door de deelnemende gemeenten eventueel ingebrachte zienswijzen - de rekening vast, alsmede de bijdragen die de deelnemers betalen in het eventuele exploitatietekort. 4. De jaarrekening wordt binnen twee weken na de vaststelling met alle bijbehorende stukken, doch in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, door het dagelijks bestuur aan gedeputeerde staten gezonden. 5. Het besluit tot vaststelling van de rekening strekt - voorzover het de daarin opgenomen ontvangsten en uitgaven betreft - het dagelijks bestuur tot décharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in bewijsstukken of andere onregelmatigheden. 6. In de rekening wordt voor elk der gemeenten het bedrag opgenomen dat voor rekening van de desbetreffende gemeente komt, onder verrekening van vergoedingen voor diensten die de gemeente aan de dienst heeft geleverd.
Gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke sociale dienst 2015.
11
Artikel 39: Vergoedingen 1. Met in achtneming van het bepaalde in artikel 21 van de Wet gemeenschappelijke regelingen kan het algemeen bestuur een vergoedingsregeling voor het dagelijks bestuur vaststellen. 2. In deze regeling worden bepalingen opgenomen inzake welke kosten voor vergoeding in aanmerking komen en de wijze waarop de hoogte van de tegemoetkoming wordt bepaald. Toelichting: De wet biedt de mogelijkheid om – onder voorwaarden – vergoedingen te verstrekken aan de leden van het dagelijks bestuur. Deze bepaling is vormgegeven als een kan-bepaling, zodat een vergoedingsregeling indien gewenst en indien aan alle voorwaarden wordt voldaan, vorm kan worden gegeven. Artikel 40: Archief 1. Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor en het toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van de dienst. Ten aanzien van de archiefbescheiden zijn de voorschriften, zoals die voor één van de deelnemende gemeenten van toepassing zijn of zullen zijn, in de gemeente Delfzijl van overeenkomstige toepassing. 2. De directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden van de dienst. 3. Bij opheffing van de regeling worden de archiefbescheiden geplaatst in de archiefbewaarplaats van de gemeente Delfzijl. Artikel 41: Toetreding, uittreding 1. Het bestuur van de gemeente die wenst toe te treden tot het openbaar lichaam, richt het verzoek terzake aan het algemeen bestuur. 2. Het algemeen bestuur zendt het verzoek als bedoeld in het eerste lid binnen drie maanden door aan de besturen van de deelnemende gemeenten onder overlegging van zijn advies omtrent de toetreding en de eventueel daaraan te verbinden voorwaarden. 3. Toetreding vindt plaats indien de meerderheid van de raden en de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten daarmee instemmen en de deelnemende gemeente voldoet aan de eventueel aan toetreding verbonden voorwaarden. 4. Elke gemeente kan bij gezamenlijk besluit van raad en college van burgemeester en wethouders bepalen dat de deelneming aan de regeling wordt opgezegd. 5. Uittreding is te allen tijde mogelijk, mits het algemeen bestuur vóór 1 oktober van het besluit tot uittreding op de hoogte is gebracht, tussen de ter kennis brenging van het besluit en de daadwerkelijke uittreding nog minimaal een kalenderjaar is gelegen en mits wordt voldaan aan de aan uittreding door het algemeen bestuur verder te stellen voorwaarden. 6. In afwijking van het vierde en vijfde lid is uittreding door deelnemers gedurende de eerste vijf kalenderjaren - gerekend vanaf de inwerkingtreding van de regeling,- niet mogelijk. 7. Het algemeen bestuur regelt de financiële gevolgen alsmede de overige gevolgen van uittreding. 8. Voor de vaststelling van de financiële gevolgen als bedoeld in het zevende lid wordt door de dienst en de uittredende gemeente gezamenlijk advies gevraagd aan een onafhankelijke externe deskundige. Het advies van deze deskundige is voor partijen bindend. De kosten voor het inschakelen van de deskundige zijn voor rekening van de uittredende gemeente. 9. De in artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen voorgeschreven toezending van toe- of uittredingen aan Gedeputeerde Staten geschiedt door het dagelijks bestuur.
Artikel 42 Wijziging 1. De regeling wordt gewijzigd, indien de meerderheid van de deelnemende gemeenten daartoe eensluidend besluit. 2. Voorstellen tot wijziging van de regeling kunnen worden gedaan door het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur of één of meer van de deelnemende gemeenten. 3. Voorstellen uitgaande van het algemeen bestuur worden toegezonden aan de deelnemende gemeenten, die binnen dertien weken na ontvangst terzake een door de raad en het college van burgemeester en wethouders gezamenlijk uitgaand besluit nemen en dat terstond aan het algemeen bestuur mededelen. 4. Voorstellen uitgaande van één of meer deelnemende gemeenten worden toegezonden aan het algemeen bestuur, dat het voorstel met zijn beschouwingen terzake binnen acht weken aan de deelnemende gemeenten doet toekomen, waarna deze gemeenten en het Gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke sociale dienst 2015.
12
algemeen bestuur verder handelen conform het bepaalde in het vorige lid van dit artikel. 5. De in artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen voorgeschreven toezending van de wijziging aan Gedeputeerde Staten geschiedt door het dagelijks bestuur.
Artikel 43: Geschillen 1. Voordat over een geschil als bedoeld in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen de beslissing van Gedeputeerde Staten wordt ingeroepen, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan een door haar ingestelde geschillencommissie. 2. De geschillencommissie bestaat uit drie leden. Een lid wordt aangewezen door het algemeen bestuur en een lid wordt aangewezen door de betrokken gemeente(n). Deze twee leden wijzen gezamenlijk een derde lid aan dat tevens als voorzitter van de commissie optreedt. 3. De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen. 4. De geschillencommissie brengt advies uit aan het algemeen bestuur over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen. Artikel 44: Opheffing en liquidatie 1. De regeling kan worden opgeheven indien een meerderheid van de deelnemende gemeenten daarvoor bij gezamenlijk besluit van de raden en de colleges van burgemeester en wethouders kiest. 2. Ingeval van opheffing van de gemeenschappelijke regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de noodzakelijke regels op. Een zodanig besluit wordt met een tweederde meerderheid genomen. 3. Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, nadat de raden van de deelnemende gemeenten hierover zijn gehoord, vastgesteld. 4. Het liquidatieplan voorziet in de verplichtingen van de deelnemende gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing. 5. Het liquidatieplan voorziet in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel. 6. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie. 7. Van elk besluit tot opheffing van deze regeling wordt terstond bericht gezonden aan de deelnemende gemeenten en Gedeputeerde Staten. 8. De organen van de gemeenschappelijke regeling blijven ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid. Artikel 45: Inwerkingtreding 1. De in artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen voorgeschreven toezending van de vastgestelde gemeenschappelijke regeling aan Gedeputeerde Staten geschiedt door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delfzijl. 2. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delfzijl draagt namens alle deelnemende gemeenten zorg voor bekendmaking in een regionaal dagblad. De kosten daarvan komen ten laste van de dienst. 3. De regeling treedt in werking daags na de in het tweede lid genoemde bekendmaking, met uitzondering van artikel 7, eerste lid onderdeel d en e. 4. Artikel 7, eerste lid onderdeel d en e treedt in werking op een bij afzonderlijk besluit van het daartoe bevoegde gemeentelijke orgaan te bepalen tijdstip.
Artikel 46: Titel De regeling kan worden aangehaald als “De gemeenschappelijke regeling van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Noordoost 2015".
Gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke sociale dienst 2015.
13