rden - Het werk van s
Geluk kun je leren Sociale Psychologie en Sociologie
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Omslagontwerp: Eric W. Ockeloen. Foto omslag: ‘Enya Ockeloen’ – Door H. Post.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, of op enige wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van de auteur en de uitgeverij.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Geluk kun je leren ♦♦♦ Sociale Psychologie en Sociologie Eric W. Ockeloen
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Een woord van dank. Mijn bijzondere gedachten gaan uit naar mijn kinderen Sonny, Naomi, Marlon, Enya, Tristan en Sacha. Zij gaven inspiratie, inhoud en aanleiding voor dit boek. Aan hen draag ik het op. Daarnaast had ik zonder de bijzondere vaardigheden van Marjan Toebes te weinig voorbeelden gehad om de mens in het algemeen, ten allen tijden als mooi te beschouwen. Uiteraard is ook de geestelijke steun van mijn boeddhistische leraren, Jacco v.d. Velden en Alie Rosendal van onschatbare waarde geweest bij mijn persoonlijke ontwikkeling en inzichten. Zonder Paula en Yasmin was de tekst in dit boek een manuscript gebleven. Ik ben hen enorm dankbaar voor hun belangeloze inzet om mij op weg te helpen bij het realiseren van dit debuut. Daarnaast hebben zij door hun positieve kijk op het leven, mij (waarschijnlijk onbewust) laten zien, dat mijn zienswijze in dit boek klopt. Verder wil ik iedereen bedanken die in mij is blijven geloven. Dit zal mij altijd blijven ontroeren.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Inhoud. Woord vooraf. Inleiding.
1. De Ontwikkeling van Mentale Flexibiliteit. 1.1 Van instinct tot ratio. 1.2 De evolutie van ons brein. 1.3 Wat ging er mis in ons evolutieproces? 1.4 Object, persoon en geweten. 1.5 Motieven voor ons handelen. 2. Pedagogie van het vertrouwen. 2.1 De ontwikkeling van het jonge kind. 2.2 Het Bronvertrouwen. 2.3 Het Ervaringsvertrouwen. 2.4 Het Lichaamsvertrouwen. 2.5 Het Gevoelsvertrouwen. 2.6 Het Gemeenschapsvertrouwen. 2.7 Het Communicatievertrouwen. 2.8 Het Coöperatievertrouwen. 2.9 Het Zelfvertrouwen. 3. De invloed van emoties. 3.1 Interactie tussen het brein en emoties. 3.2 Destructieve en constructieve emoties. 3.3 Denken met gevoel. 4. Ervaringen. 4.1 Ervaringen en het brein. 4.2 Ervaringen en emoties. 4.3 Psychoneuroimmunologie.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
5. Coïncidentie. 5.1 Toeval en het brein. 5.2 Toeval en emotie. 5.3 Toeval bestaat (niet). 6. Milieu. 6.1 Milieu en haar invloed op gedrag. 6.2 Cultiveren in plaats van verwijderen. 6.3 Omgeving en ontwikkeling. 6.4 Ons digitale milieu. 6.5 Milieu en criminaliteit. 7. Het geheugen. 7.1 Stoornissen in het geheugen. 7.2 Emoties verbeteren ons geheugen. 8. De vrije wil. 8.1 Evolutie en de vrije wil. 8.2 Emoties en de vrije wil. 8.3 De vrije wil en ons gedrag. 8.4 Identiteit en criminaliteit. 9. Gedrag en sancties. 9.1 Straffen of helpen? 9.2 Ons huidige strafrechtsysteem. 9.3 Het hedendaagse persoonlijkheidsonderzoek. 9.4 Neurowetenschap en het strafrechtsysteem. 9.5 Visies uit het veld. 10. Toepassingen op het Neomoralisme. 10.1 Je bent wie je wilt zijn. 10.2 Toepassingen in het Strafrecht. 10.3 Toepassingen in het Bedrijfsleven en Instellingen. 10.4 Toepassingen in de Jeugdzorg. 10.5 Toepassingen in het Onderwijs.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Samenvatting. Nawoord. Bronvermelding.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Woord vooraf. Ik werd geboren in 1965 als eerste zoon en derde kind uit een arbeidersgezin in Utrecht. Later kreeg ik er nog een broertje en zusje bij. Mijn vader had jaren op de ‘wilde vaart’ gezeten en werkte nu in de bouw. Als kind hadden zijn ouders niet veel naar hem omgekeken en vanaf zijn veertiende jaar moest hij al hard werken. Mijn moeder was huisvrouw en had ook geen makkelijke jeugd achter de rug. Toen zij drie jaar was overleed haar moeder aan kanker en werd ze geplaatst in een weeshuis. Het was vlak na de Tweede Wereldoorlog en het was alles behalve een pretje voor haar. De herinneringen die mijn moeder met mij deelde uit haar jeugd waren geen fijne. In het weeshuis werd vooral gedreigd met de straffen Gods’ en armoede vierde er hoogtij. Het huwelijk van mijn ouders was waarschijnlijk een vlucht, een zoektocht naar liefde, warmte en een thuis. Al snel werd duidelijk dat het om een verstandshuwelijk ging maar dat weerhield hen er niet van om vijf kinderen op de wereld te zetten. Mijn vader vluchtte in zijn werk en was van ’s-morgens vroeg tot ’savonds laat naar de bouwplaats. Mijn moeder bleef thuis om vijf jonge kinderen op te voeden. Dit deed zij met enorme toewijding en veel liefde, maar haar achtergrond bood onvoldoende draagkracht om ook nog een leven voor zichzelf te creëren. Zij zat vol met onverwerkte trauma’s maar weigerde toe te geven dat het ideaalbeeld dat zij van het huwelijk had een luchtkasteel was. Daarbij speelde ook nog mee dat mijn beide ouders niet aan hun families wilden toegeven dat hun keuze voor het huwelijk niet de juiste was geweest. Zeker in die tijd was echtscheiding nog een taboe. Mijn moeder heeft mij ooit toevertrouwd dat zij in feite na de geboorte van hun eerste kindje al wisten dat hun huwelijk geen kans van slagen had. Het waren echter de omstandigheden die hen bij elkaar hield. Mijn komst op deze wereld maakte dit er zeker niet eenvoudiger op. Na twee schattige meisjes was ik de eerste jongen en zeker niet het gemakkelijkste kind. Dit begon al bij mijn geboorte die drie weken na de uitgerekende datum plaatsvond. Ik was een enorme baby die vanaf het moment dat ik buiten mijn moeders lichaam trad, het op een schreeuwen zette en daar de drie maanden erna niet meer mee ophield. Ook daarna
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
kwam mijn moeder handen en ogen tekort. Zij moet een zucht van verlichting hebben geslaakt toen mijn derde verjaardag was aangebroken. Dit was namelijk het moment dat ik naar de crèche mocht. Lang heeft dat niet geduurd want na drie weken werd ik eraf gestuurd, omdat ik op mijn eigen wijze in opstand kwam tegen het autoritaire beleid van de nonnen die de crèche bestierden. De nonnen hadden de gewoonte om kinderen te slaan of aan hun haren en oren door de klas te slepen wanneer zij teveel lawaai maakten. Daarom vond ik het tijd voor een statement. Zelf weet ik er nog weinig van, maar volgens de overlevering zou ik tegen de rug van de hoofdzuster hebben geplast, nadat zij mijn vriendinnetje aan haar oren door de klas sleepte. Op zich een ludieke actie, maar daar dachten de nonnen toch anders over. Ik was niet langer welkom op de crèche. Ik weet niet hoeveel invloed dit incident heeft gehad op mijn verdere leven, dat een aaneenschakeling werd van dergelijke ‘conflicten’ die altijd onrechtvaardigheid als basis hadden. Onrechtvaardigheid en de strijd ertegen zouden voortaan als een rode draad door mijn leven lopen. Dit had met veel factoren te maken. Van de vijf kinderen die mijn ouders uiteindelijk kregen, was ik de enige die de militaristische opvoeding (waarbij zowel geestelijke als lichamelijke mishandelingen werd toegepast), niet zomaar accepteerde. Net als ieder kind had ik behoefte aan positieve aandacht. Zo nu en dan wist mijn moeder dit wel te bieden, maar dat hing steeds af van haar gemoedstoestand, en wanneer je als kind steeds alert moet zijn en moet anticiperen op de wisselende emoties van je ouders is er op den duur geen ruimte meer voor geestelijke ontspanning. De boog moest altijd gespannen staan. Nu begrijp ik heel goed waardoor mijn ouders ons op deze manier opvoedde, maar als kind heb je daar geen weet van. Het vormde mij in een richting van zelfopoffering ten opzichte van de underdog in de ruimste zin van het woord. Een levensrol waarin ik op mijn best leek te zijn. Dat dit uiteindelijk erg extreme vormen aan zou nemen had ik zelf eerst niet door. Er moest ooit een punt in mijn leven komen waarop ik mezelf een grote spiegel voor zou houden.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Emoties staan aan de basis van onze keuzen. Bewust en onbewust laten we ze meewegen in de weg die we bewandelen. Dit heeft vooral met onze levensloop te maken en de manier waarop ons brein daarop reageert. Dat dit soms leidt tot keuzen die we zelf maar moeilijk kunnen bevatten heb ik aan den lijve kunnen ondervinden. Mijn reacties op de dingen die ik in het leven tegenkwam waren soms (zelf-)destructief, waaraan een strijd vooraf ging tussen behoefte en geweten. Ratio was ver te zoeken omdat ik meestal handelde vanuit mijn emoties. Op 29 november 2010 maakte ik de bewuste, maar vreselijke keuze om iemand van het leven te beroven. Niet omdat ik zo gewelddadig ben of op een andere manier de sterke behoefte voelde om tot een dergelijke verschrikkelijke daad over te gaan, maar omdat dit na een strijd van tien jaren met de overheid en een jeugdzorginstelling, letterlijk nog de enige manier leek om te voorkomen dat mijn slachtoffer nog tientallen slachtoffers zou kunnen maken. Ik had het gevoel dat ik geen andere keus had dan kwaad met kwaad te bestrijden, om te voorkomen dat er nog eens tientallen kinderen het slachtoffer zouden worden van zware kindermishandeling. Ik zal met betrekking tot mijn daad niet al te veel in detail treden omdat de essentie van dit boek is, duidelijk te maken welke factoren onze keuzen bepalen en hoe we daar veel positieve invloed op kunnen uitoefenen. Het komt er op neer, dat ik op voornoemde datum de bewuste keus maakte om iemand, die al meer dan vijfentwintig jaar structureel jonge kinderen ernstig mishandelde - terwijl die persoon beroepsmatig verantwoordelijk was voor het welzijn van deze kinderen - van het leven te beroven. Na mijn daad heb ik mij, zoals ik vooraf al had voorgenomen, direct bij de politie gemeld en een volledige bekentenis afgelegd. Omdat de moordpoging mislukte kwam ik er vanaf met een gevangenisstraf van vijf jaar. De eerste vraag die in mij opkwam aan het begin van mijn detentie was; ‘waarom ik bereid was om mijn leven en het leven van een ander op te offeren om kinderen te beschermen, die ik niet eens persoonlijk kende?’
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Toen ik besloot tot deze ernstige misdaad, ging ik ervan uit dat ik nooit meer vrij zou komen, dat ik mijn eigen kinderen (die tussen 2000 en 2004 zelf slachtoffer waren geworden van deze kindermishandelaar) misschien nooit meer zou zien en dat dit in zekere zin het einde van mijn vrije leven zou zijn. Na een strijd van tien jaar zonder resultaat, had ik vijf dagen nodig om mijn afwegingen te maken. Na mijn arrestatie heb ik vele mensen gesproken over mijn keus en uitgezonderd de Rechters, de officier van Justitie en ieder ander die vanwege hun functie niet in de positie was om hier uitspraken over te doen gaf iedereen te kennen, dat zij niet wisten wat zij zouden doen in een dergelijke situatie. Daarmee suggereerden zij, dat ook zij waarschijnlijk soortgelijke overwegingen zouden maken. Niets menselijks is ons vreemd. Toch is er een groot verschil tussen het gevoel en het daadwerkelijk uitvoeren en ik wilde dolgraag weten, wat het verschil was tussen mij en mensen die een andere keus zouden hebben gemaakt. Dit werd een zoektocht van enkele jaren naar mijn eigen identiteit. Echter, hoe meer onderzoek ik deed op het gebied van diverse gedragswetenschappelijke disciplines, hoe duidelijker het werd dat de vrije wil van de mens over het algemeen beperkt is en dat we ons die beperking vooral zelf opleggen door onwetendheid. Feitelijk ligt er voor ieder mens een geweldig leven klaar, alleen zijn de meeste mensen zich dat niet bewust. Zij zoeken het bij de verkeerde dingen. Net als veel andere mensen op deze wereld verliep mijn leven alles behalve vlekkeloos. Als kind werd ik zelf, zowel geestelijk als lichamelijk mishandeld en moest ik leren omgaan met de tekortkomingen van mijn ouders, die op hun beurt ook alleen maar reageerde vanuit hun eigen perspectief. Elk mens is feitelijk de belichaming van zijn eigen ervaringen en de reactie die hij daarop laat zien. En nu, terug kijkend op mijn eigen leven zie ik, dat mijn levensloop ook slechts een reactie is op de ervaringen die het mij bood. In de gevangenis heeft men veel tijd om na te denken en omdat ik mijn tijd niet wilde verdoen aan biljarten of tafeltennissen, besloot ik uitgebreid de balans op te maken van mijn leven. Ik werd als het ware
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
mijn eigen studieobject. Belangrijk daarbij was dat ik vooral open moest staan voor alle positieve, maar zeker ook de negatieve kenmerken van mijn persoonlijkheid. Ik wilde mezelf kennen en het doel van mijn onderzoeken was, om terug te gaan naar het moment waarop ik mijn leven begon en het verlangen deze persoon daadwerkelijk te leren kennen. Waarom ben ik wie ik ben en reageer ik zoals ik reageer? Al snel kwam ik erachter dat mijn persoon niet het enige onderwerp van mijn onderzoeken zou blijven. In de eerste plaats omdat men bij elk onderzoek ‘vergelijkingsmateriaal’ nodig heeft, maar ook omdat de gedragswetenschap en mijn ontdekkingen die daaruit voortkwamen al snel al mijn aandacht opslokte. Het bleek fascinerende materie en hoe meer ik erover las, hoe duidelijker het totaalplaatje over het ontstaan van keuzen en gedrag voor mij werd. Vanaf het moment dat de reis naar mijn eigen identiteit mij de inzichten verwierf die ik nodig had om mezelf en de keuzes die ik maakte te begrijpen, werd mij duidelijk dat het bereiken van geluk of het gevoel van gelukzaligheid een aantal basisprincipes kent die voor iedereen bereikbaar zijn. Een van de belangrijkste is de wil om gelukkig te zijn en wie wil dat niet? Het vergt weliswaar veel oefening en vooral in het begin is het moeilijk om jezelf op andere gedachten te brengen en te houden, maar naar gelang je meer en meer ervaart dat het werkt, wordt het eenvoudiger. Inmiddels heb ik de volle overtuiging dat het voor iedereen mogelijk is om zelfs onder verschrikkelijke omstandigheden innerlijke rust en gelukzaligheid te ervaren. Het mooie van dit alles is, dat het aanstekelijk werkt. Er is niets zweverigs aan. Het is een vaststaand feit, dat wanneer iemand rust en gelukzaligheid uitstraalt, dit een positieve uitwerking op zijn omgeving heeft, wat zijn weerslag weer heeft op de persoon zelf. Er is dus sprake van een wisselwerking. Mijn eigen ervaring is intussen, dat ik me nog zelden druk maak over dingen waar ik niets aan kan veranderen. Het is een fantastische beleving wanneer frustraties geen deel meer uitmaken van je leven. Het geeft een immense rust in lichaam en geest. Ik begrijp nu mijn eigen emoties en hoe ze mijn gedrag beïnvloeden en ben gevoelig voor de emoties van anderen en begrijp hoe hun ervaringen,
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
hun gedrag beïnvloeden. Dit inzicht zorgt ervoor, dat ik nu in staat ben om moeilijkheden te begroeten met optimisme en hoop. Hierdoor ondermijn ik problemen in een later stadium. En neem gerust van mij aan dat het genoegen om tevreden te zijn, onvergelijkbaar intenser is dan het genoegen om tevreden te worden. Net als veel mensen was ik bijna continu bezig met het verleden en de toekomst. Voor zaken die in het heden niet liepen zoals ik graag wilde, vond ik altijd wel een oorzaak in het verleden die daar in mijn beleving oorzaak van moest zijn. De rest van mijn tijd was ik bezig met mijn toekomst. Beiden bezigheden die niets toevoegde aan mijn leven. Daarnaast vergat ik ‘te zijn’ in het hier en nu, terwijl dat moment het belangrijkste in je leven is. Leven met de dingen zoals ze zijn en niet zoals ze zijn geweest of moeten worden biedt een mens een leven in de werkelijkheid. Leven in de werkelijkheid kan alleen op het moment zelf. Wanneer je hiertoe in staat bent is het aanzienlijk makkelijker om de zaken te accepteren zoals ze zijn, om te genieten van het moment. Acceptatie maakt het leven zo veel makkelijker voor onszelf, dat zaken waar we ons eerder enorm druk over maakte, ons zelfs gelukkiger laten voelen door er op de juiste manier mee om te gaan. Zo is het in de gevangenis geen uitzondering dat medegedetineerden het nodig vinden om diep in de nacht, harde muziek op te zetten als ze de slaap niet kunnen vatten. Voor velen een bron van frustratie. Ook ik hecht veel waarde aan een goede nachtrust. In een dergelijke situatie is men al snel geneigd om op negatieve wijze te reageren. Dit varieert van schreeuwen (het is in de gevangenis natuurlijk niet mogelijk om ‘s-nachts even bij die ander langs te gaan om te vragen of hij rekening met anderen wil houden) tot zelfs gewelduitbarstingen of geram met voorwerpen op de stalen celdeuren. Het behoeft geen enkele uitleg dat daarmee alleen maar meer onrust wordt veroorzaakt. Toch kwam dit elke keer weer voor. Ik leerde hiermee omgaan, door te accepteren dat ik niets aan de situatie kon veranderen. Ik hield me voor, dat het de onruststoker kennelijk genoegen schonk wanneer hij zijn muziek voluit ten gehore bracht. Door hem dit genoegen te gunnen en er vanuit te gaan dat deze persoon het
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
prettig vond om midden in de nacht naar harde muziek te luisteren, ontstond bij mij eveneens een gevoel van genoegdoening. Dit kwam voort uit het feit dat ik in staat was om iemand iets te gunnen waar ik zelf minder blij mee was. Wanneer de muziek dan stopte, viel ik met een glimlach in slaap omdat ik iets in mezelf overwonnen had. Dit werd een ritueel en naarmate ik dit oefende, werd de acceptatie makkelijker. Een ander voorbeeld is wanneer iemand voordringt in een rij. In een dergelijke situatie kun je jezelf opwinden over dit antisociale gedrag of je kunt denken; ‘ach, die ander heeft misschien meer haast dan ik’. Dit vergt in het begin enige moeite maar je zult zien, dat bij de eerste keer al een gevoel van zelfoverwinning ontstaat. Ongewenst gedrag van anderen werd voor mij op deze manier een goede oefening om mezelf naar een ‘hoger’ niveau te tillen en ik kan je verzekeren dat het op den duur zelfs heel prettig wordt. Toen ik dit na enige tijd beheerste, was ik al snel in staat om het in alles toe te passen. Ik merkte dat wanneer ik alles op de positieve manier benaderde, ikzelf intens gelukkig werd. Ook de zaken in het verleden en de toekomst bekeek ik voortaan vanuit de acceptatie dat ze zijn (geweest) zoals ze zijn (geweest). Er bestaat een anekdote over Siddharta Gautama, bij de meeste mensen beter bekent als Boeddha. Rond 500 v. Chr. bracht hij als gids een man het Himalayagebergte over, een reis van drie weken. De reiziger had het niet zo op met Boeddha en dit liet hij de hele reis merken door snerende opmerkingen te maken en hem geen blik waardig te gunnen. Boeddha reageerde hierop door te blijven glimlachen naar de man en hem steeds weer te voorzien van eten en drinken. Na drie weken werd de reiziger enorm kwaad en riep naar zijn gids: “hoe is het toch mogelijk. Al drie weken behandel ik je als een stuk afval en het enige dat je doet is glimlachen en mij van eten en drinken voorzien?” Zoals altijd, lachte Boeddha vriendelijk naar de man en vroeg hem: “Wanneer u mij een cadeau geeft en ik neem het niet aan, van wie is het cadeau dan?” De moraal van deze anekdote is, dat wanneer je niet reageert op negatieve uitlatingen of gedragingen van anderen, de persoon die dit
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
gedrag vertoond er uiteindelijk meer last van zal hebben dan degene waarop het gedrag gericht is. De reikwijdte van deze moraal is echter aanzienlijk groter dan je misschien zult verwachten. Wanneer je de wilskracht bezit om de dingen in het leven ten goede te veranderen, je alert bent op het bewaren van je integriteit, het positieve in het leven benadrukt en in iedere situatie om jezelf kunt lachen, geeft dat een enorme genoegdoening voor jezelf en voor anderen. Zo ben ik zelf verwikkeld geweest in een langdurige echtscheidingsprocedure waarbij mij voormalige vrouw alles in het werk stelde om mij in een kwaad daglicht te stellen en daarbij vaak afweek van de realiteit. Ik nam mij vanaf het begin voor dat ik me positief zou blijven opstellen en begrip voor haar emoties zou tonen. Dit wekte nogal wat wrevel bij haar op, omdat zij waarschijnlijk verwachtte dat ik mij defensief zou opstellen. Hoewel zij dit waarschijnlijk nooit zal toegeven, was uiteindelijk aan haar houding duidelijk op te maken dat zij een zekere waardering kreeg voor mijn opstelling. Daarnaast voelde ik geen enkele wrok jegens haar, waardoor ik de hele echtscheiding vriendelijk en zonder negatieve lading kon ervaren. Ik ben mij ervan bewust, dat wanneer je dit leest, er een gevoel kan ontstaan van; ‘ja hoor, daar heb je weer zo’n positiviteits-goeroe’. Ik moet toegeven, dat ik ook vele tientallen boeken en onderzoeken moest doorspitten voordat ik overtuigd was. Deze materie heeft echter vooral bijgedragen om te begrijpen hoe onze denkwijze ontstaat en waarom we reageren zoals we reageren op situaties en gebeurtenissen. Niet onbelangrijk binnen het leerproces, omdat wanneer je begrijpt hoe onze geest werkt, je vanzelf de overtuiging krijgt dat het werkelijk zo werkt. Het is echter de oefening en ervaring die mij hebben overtuigd van de kracht van de geest en cognitie. Vandaag de dag bekijk ik de wereld om mij heen met andere ogen, door simpelweg de tijd te nemen voor ik reageer. In het begin moest ik mezelf nog wel eens herinneren aan het feit dat ik bezig was met een persoonlijk veranderingsproces. Maar naar verloop van tijd werd het automatisme doordat ik en de mensen om mij heen het profijt ervan merkten. Dit voelde als een beloning voor mijn inzet. Er zijn nogal wat personen geweest die dit veranderingsproces van
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
dichtbij meemaakten en nogal sceptisch waren. Ik werd er steeds op gewezen dat dit waarschijnlijk van tijdelijke aard zou zijn. Het gevoel van gelukzaligheid vertelde mij echter, dat ik dit nooit meer los zou laten. Ik had immers voortdurend het gevoel dat ik de hele wereld aankon en na verloop van tijd hoefde ik me daar nog amper voor in te zetten. Met dit boek neem ik je mee in de wereld van de gedragswetenschap, op een manier die voor iedereen begrijpelijk is. Het zal je overtuigen dat gelukzaligheid een toestand is die voor iedereen bereikbaar is. Niet voor een uurtje of een paar dagen, maar voor altijd, onder alle omstandigheden. Door middel van dit boek bied ik ook jou de mogelijkheid om te allen tijde, onder alle omstandigheden en in iedere omgeving een zeker gevoel van geluk te ervaren én door te geven. En nogmaals, wie wil dat niet?
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Inleiding. Ik droomde ooit van een eigen gezin. Niet zoveel uitmakend hoe groot, maar wel met een duidelijk beeld voor ogen over hoe dit eruit zou mogen zien. Het is geweldig om samen met de partner waar je intens veel van houdt, kinderen te ‘kneden’ tot mooie mensen. Mooi van binnen wel te verstaan! Hen leren wat de werkelijke waarden in het leven zijn, zoals compassie, (zelf-) respect, empathie, mededogen, onbaatzuchtigheid, zorgzaamheid en plezier. Zolang je als ouder en opvoeder deze waarden goed begrijpt en koestert, hoeft dit niet zo moeilijk te zijn. Eraan vasthouden des te meer. Dit heeft dan niet zoveel met onwil of onkunde te maken, maar meer met onbegrip en gebrek aan zelfverzekerdheid. Ik kom te vaak mensen tegen in mijn omgeving en daarbuiten, die dagelijks worstelen met het leven en de grilligheid ervan. Gevangen in wat van hen verwacht wordt als individueel onderdeel van de kudde, die we mensheid noemen. Dat dit ten koste gaat van het zelfvertrouwen en zelfrespect mag duidelijk zijn. Want zolang we onze waarden als mens laten bepalen door wat anderen vinden, doen of uitspreken, blijft er nog nauwelijks ruimte over voor zelfontwikkeling. Laat staan voor die van je kinderen. Er zijn zoveel factoren die invloed hebben op ons leven dat we überhaupt nog maar weinig kunnen spreken van een vrije wil of vrije keus. Mensen zijn net als druppels water. De meesten gaan mee in de flow van de rivier en hopen ongeschonden en onvervuild de oceaan te bereiken, zonder te weten wat men daar aantreft. Anderen voelen zich sterk genoeg om ook eerst de sloten, grachten, plassen en moerassen te verkennen en ontdekken dat de mate van vrije wil en keus vooral gelegen ligt in hoeverre we ons laten indoctrineren door de samenleving. Zijn en blijven we gevoelig voor de wil van de maatschappij, of creëren we nog ruimte om zelf na te denken en zelf beslissingen te nemen? Is het makkelijker om met de kudde mee te denderen door het bestaan of gunnen we onszelf ook nog zoiets als een eigen persoonlijkheid, eigen wensen, eigen behoeften enzovoort. Willen we zelf ontdekken wat er is
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
tussen heelal en aarde of nemen we klakkeloos aan wat de menigte verkondigt? Allemaal vragen die je jezelf zo nu en dan stellen mag. Sinds mensenheugenis kennen we tijdperken van economische malaise, oorlogen, sociale misère of maatschappelijk verval. Dit zijn tijden waarin het gevoel om zich heen grijpt dat de wereld of de samenleving waarin we leven, afzinkt in een bodemloze put van amentia. We vragen ons dan regelmatig af waar het heen moet met een wereld vol opportunisme, onwelvoeglijkheden, hedonisme, egocentrisme en andere navrante gedragsvormen waarmee we allemaal met grote regelmaat geconfronteerd worden. De cijfers van misdaad, (zelf-)moord, drugsgebruik, werkloosheid en andere indicatoren van samenlevingsproblemen stijgen gestaag. We belanden van de ene crisis in de andere en worden bedolven onder signalen van animositeit en persoonlijke drama’s. We neigen steeds meer naar een groter wordende autonomie van het individu en het samenleven maakt plaats voor competentie- en vergeldingsdrang, door een groeiend gevoel van onbehagen onder alle lagen van de bevolking. Wij mensen profileren ons graag als wezens met uitzonderlijke verstandelijke vermogens en dat zijn we ook. Toch worden we dagelijks blootgesteld aan de megalomanie die daaruit voortkomt. De zogenaamde mentale flexibiliteit waarover we beschikken lijkt vooral ‘rotte’ vruchten af te werpen die invulling geven aan de jobstijdingen in journaals en dagbladen. We leven in een wereld waarin angst regeert en monstrueus gedrag hoogtij viert. Men moraliseert elkaar voortdurend, maar alleen en vooral vanuit de eigen overtuigingen. Omdat we denken dat we moe worden van denken, concluderen we maar wat. Openstaan voor andermans inzichten worden nog nét niet als labiliteit gekenmerkt. Hoewel juist in dit soort moeilijke tijden sociale integratie en participatie zou moeten worden aangemoedigd, zijn zorgzaamheid, onbaatzuchtigheid, mededogen, altruïsme en compassie ver te zoeken. Dit brengt een kettingreactie teweeg, waarbij veel mensen worden belast met (geestelijke) gezondheidsproblemen, persoonlijkheidsstoornissen en andere gevolgen van emotionele machteloosheid. Mensen stellen (soms
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
noodgedwongen) hun morele normen en waarden bij om zich te beschermen tegen sociale uitsluiting, verloochening van eigenwaarde of armoede. “De consistentie van ons gedrag, onze ideeën en overtuigingen, wensen en behoeften en de balans tussen natuurlijke tegenstellingen die inherent zijn aan een positieve evolutionaire ontwikkeling van de mens en alle andere levende wezens, is bijna ten onder gegaan aan individualisme en onbegrip ten aanzien van het doel van ons bestaan.” Dit is de conclusie die ik kan trekken na bijna een halve eeuw levenservaring. Maar belangrijker nog, een conclusie die mijn inzichten bood over hoe het leven werkelijk leefbaar kan zijn voor mij en mijn medemensen. Vanuit deze analytische gedachte ontstond uiteindelijk een nieuwe filosofie die ik de ‘filosofie van het Neomoralisme’ wil noemen. Deze filosofie gaat uit van het principe dat alles wat leeft even belangrijk is en daarom niet mag en kan worden uitgesloten van de bevrediging van primaire en secundaire levensbehoeften, zorg, hulp, aandacht, liefde en bescherming, in de meest letterlijke zin. Het is gebaseerd op disciplines zoals pedagogie, (massa-) psychologie, neurologie, andragogie, agogie, psychiatrie enzovoort én de causale verbanden die ik daartussen heb gelegd vanuit mijn persoonlijke levensloopervaring. Na uitvoerige bestudering van de diverse wetenschappen op het gebied van gedrag, kwam ik tot de conclusie dat het met alle verworven kennis en ervaring mogelijk is om een levensfilosofie te creëren vanuit de Volonté Genéral ofwel de som van de wil van alle individuen. Wanneer we uitgaan van de befaamde evolutietheorie van Charles Darwin, kunnen we vaststellen dat het hoofddoel van ons bestaan is, om als soort te blijven voortbestaan. Dit gegeven heb ik dan ook als uitgangspunt genomen voor deze nieuwe filosofie. Darwin’s theorie gaat over het ontstaan van leven. Mijn filosofie van het neomoralisme gaat over het voortbestaan ervan. Omdat mensen van nature ‘kuddedieren’ zijn, is individualisme een deviante eigenschap ten opzichte van collectieve moraliteit. De ver
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
uiteenlopende morele overwegingen van het individu maken het algemene belang steeds meer ondergeschikt. Daarbij genomen, het gegeven dat status steeds belangrijker is geworden en deze voornamelijk wordt bepaald door materiële rijkdom en machtsposities, is het ontstaan van discrepantie tussen het doel van ons bestaan en de wijze waarop we hier invulling aan geven in een impasse geraakt. Alleen een Copernicaanse wending in ons gedrag op zowel individueel als samenlevingsniveau kan ons nog terugbrengen op het juiste spoor. Naast de ontogenese van gedrag die ik in dit boek zal schetsen, wil ik met de filosofie van het neomoralisme handvatten aanreiken om individuele en collectieve vaardigheden tot competenties om te buigen, door beter gebruik te maken van de causaliteit tussen levensloop, de werking van ons brein, emoties en gedrag. De waarde van de mens wordt bepaald door de blijk die we geven van mededogen, compassie, onbaatzuchtigheid en zorgzaamheid en de basis van deze overtuiging ligt in moraliteit, waarvan waarheid de grondstof is. Mijn jarenlange zoektocht naar mijn eigen ware identiteit bracht meer vragen dan antwoorden. De vele verkeerde keuzen die ik maakte in mijn leven zorgden voor veel verwarring, omdat ik een goed mens wilde zijn voor alles wat leeft, maar steeds werd aangegrepen door het drama van het dagelijks leven. Mijn wilskracht om dingen in het leven ten goede te veranderen was altijd groot, maar ik stuitte steeds op het feit dat de menselijke moraliteit niet eenduidig definieerbaar is. Moraliteit is slechts een individuele maatstaf voor ons gedrag en geeft geen enkele basis voor de mensheid als geheel. De menselijke moraal is versnipperd door onwetendheid en het onbegrip ten aanzien van het werkelijke doel van ons bestaan. Door de uitzichtloze zoektocht naar de zin van het leven, lijkt het leven soms doelloos of zinloos te zijn. Dit gevoel zorgt ervoor dat we er allemaal maar een persoonlijke draai aan geven om het gemis van een doel te compenseren. Dít zorgt er op zijn beurt weer voor, dat de mens zich al millennia lang in een vrije val bevindt en steeds verder af komt te staan van het enige werkelijke doel van het bestaan: het voortbestaan van onze soort als
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
‘kudde’. In feite is hierdoor, ieder van ons een individueel, geheel ontoerekeningsvatbaar persoon geworden met hier en daar een helder moment. Het zijn die heldere momenten die onze ontwikkeling vooruit kunnen en moeten helpen, maar in plaats van ze te gebruiken, gooien we ze als losse puzzelstukjes op een berg, in de hoop dat ooit iemand de moeite wil nemen om van die puzzelstukjes een geheel te maken. Velen hopen op een God die de puzzel in elkaar zet. Anderen vechten oorlogen uit, omdat in hun ogen hún werkelijkheid de enige juiste is, en weer anderen denken de waarheid te vinden door zoveel mogelijk macht en rijkdom naar zich toe te trekken. Dat dit alles slechts verdeeldheid van de ‘kudde’ teweegbrengt wijst de geschiedenis wel uit. Ons individuele en collectieve gedrag neemt steeds destructievere vormen aan en belast ons met wreedheden, hebzucht, egocentrisme en ander verstorend gedrag. “Gedraag je eens zoals je dat geleerd is!” Als kind hebben we dit allemaal wel eens te horen gekregen, maar in feite is dit een paradoxaal bevel. Mensen doen continu wat hen is aangeleerd. Zowel bewust als onbewust. Ons gedrag komt namelijk voor een groot deel voort uit ‘de lesstof des levens’ ofwel de som van al onze persoonlijke ervaringen die we gedurende onze levensloop hebben opgedaan. Voor de rest is het evolutionaire en genetische aanleg. Ons gedrag is een keuze uit mogelijke anticipaties op onze ervaringen. We hebben soms onze mond vol over dat we rationeel moeten zijn, maar in welke mate kan de ratio invloed hebben op onze keuzen? Ratio is een overweging die we maken, vlak voor het moment van handelen. Overwogen handelen, doen we vanuit het verstand en niet vanuit gevoel. Onder verstand wordt de rede verstaan, de mogelijkheid om te denken en te begrijpen. Maar wie of wat bepaalt voor ons wat verstandig, moreel of voor rede vatbaar is? De wet, het moment, de situatie of misschien de sociale omgeving? Waaraan moeten we denken en wat moeten we begrijpen om tot een verstandige keus te komen?
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
‘Menselijk handelen is het uitvoeren van een project dat ver uitstijgt boven het instinct. Zó ver, dat het onherkenbaar wordt als motor van de handelingen of zelfs door iets anders te vervangen. Menselijke handelingen hebben te maken met het ontwerpen van virtuele situaties, het stellen van doelen in de toekomst, het incalculeren van alternatieven, kortom met zaken die zich niet in het heden voordoen. De mens is mens omdat hij niet louter vanuit zijn instinct handelt, niet louter vanuit aangeleerde reacties na ooit opgedane ervaringen. Menselijk handelen is aldus verbonden met het voorzien van situaties, maar ook met het onvoorziene terwijl al rekening wordt gehouden met het onzekere karakter ervan. Dit handelen, is een actieve manier om te reageren op de zware eisen van de oneindig veelzijdige werkelijkheid, maar ook om die te onderzoeken en er nog onvervulde mogelijkheden in te ontdekken. De mens handelt kortgezegd niet alleen vanwege de werkelijkheid, maar activeert die werkelijkheid ook. Hij zet de werkelijkheid in beweging op een manier die er zonder hem nooit zou zijn geweest. Aan ons genetische programma ontlenen wij het aangeboren vermogen om niet-aangeboren gedragingen te verrichten.’ (Fernando Savater).
De definitie die Savater hier geeft voor het menselijk handelen klopt wanneer we uitgaan van de meest ideale emotionele staat waarin een mens kan verkeren. Helaas leven we niet in een wereld van louter ideale emotionele toestanden bij de mens. Integendeel, het leven is zowel op individueel als collectief niveau een voortdurende worsteling tussen gemengde gevoelens, ervaringen en coïncidenties. Er worden wereldwijd miljarden geïnvesteerd in (wetenschappelijke) onderzoeken, innovaties en organisaties, om de vele problemen die we tegenkomen op het pad van de evolutionaire ontwikkeling, het hoofd te bieden. Maar onderaan de streep blijven veelal losse puzzelstukjes over, die geen totaaloplossingen bieden. Zelfs wanneer onderzoeken met bewijs gestaafd zijn verdwijnen resultaten in de lade, omdat men uitgaat van de plasticiteit van de wetenschap en kennelijk wacht op…..tja, op wat?
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Evolutie is een onophoudelijk proces, zonder begin of einde. Evolutie houdt niet op als de mens is uitgestorven en wanneer we de wereldgeschiedenis goed bestuderen en vooral het aandeel van de mens daarin, lijken we met z’n allen alleen maar te willen aansturen op totale vernietiging van de zogenaamde menselijke beschaving. We zijn stuk voor stuk bezig om zover mogelijk van het werkelijke bestaansdoel af te komen staan en dat lijkt ook nog het enige waar we goed in zijn. Onze beschaving dreigt te zwichten onder het enorme gewicht van die immense berg van losse puzzelstukjes en het lijkt inmiddels een onmogelijke opdracht geworden om die losse stukjes met elkaar te verbinden tot een geheel. Dit verlies aan overzicht over normen en waarden in het leven stuurde mij in de richting van een bepaald soort nieuwsgierigheid. Nieuwsgierigheid naar de mogelijkheden voor een moraal volgens de Volonté Genèral ofwel; de som van de wil van alle individuen. Een moraliteit waarbij we onze kennis en ervaringen en vooral onze positieve vaardigheden bundelen en op de juiste manier inzetten om onze algemene tekortkomingen teniet te doen. Om een mondiale moraliteit te vinden, zullen we voor ogen moeten houden dat moraliteit inhoudt dat we niemand kwetsen, achterstellen, uitsluiten en veroordelen. Vergelding moet plaatsmaken voor een helende instelling waar het gaat om ongewenst gedrag. We zullen ons mogen concentreren op de oorzaken van ongewenst gedrag. Daarvoor zullen we echter eerst de term ‘ongewenst gedrag’ opnieuw kunnen definiëren vanuit de nieuwe moraal. We zullen verschillen mogen leren accepteren in plaats van te bevechten of te veroordelen. Kortom, we kunnen en mogen een moraal creëren waarin ieder mens ter wereld zich kan vinden. Na Darwin’s evolutietheorie over het ‘ontstaan’ van leven zijn we toe aan een evolutietheorie 2.0 over het voortbestaan van leven. Met deze theorie wil ik in hoofdstuk 10 van dit boek, de grondbeginselen introduceren en de mogelijke toepassingen daarbij nadat ik uitgebreid
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
ben ingegaan op de misvattingen van onze huidige opvattingen ten aanzien van gedrag en moraliteit. Het gedrag van mensen, het ontstaan en de gevolgen ervan liggen aan de basis van iedere moraal, dus ook aan die van het neomoralisme. Ik ben me ervan bewust dat het voor mensen moeilijk is of zelfs beangstigend om open te staan voor nieuwe ideeën. Laat staan om de eigen moraal ondergeschikt te maken aan een andere, omdat men daarvoor in staat moet zijn om vertrouwde ideeën en gewoonten opzij te zetten. Maar in een wereld van groeiend terreur en individualisme, hedonisme, armoede en afstand tot elkaar is het slechts een kwestie van tijd tot de bom barst. Dan is er geen ruimte meer voor het maken van keuzen, maar zijn we overgeleverd aan het fatalisme van een kleine groep mensen die het lot van de rest van de mensheid bepalen. Hier zijn de eerste tekenen al zichtbaar van. ‘Geluk kun je leren’ is een geweldloos antwoord op alles wat we (zouden mogen) verafschuwen.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
1. De ontwikkeling van mentale flexibiliteit. 1.1 Van instinct tot ratio. De mens onderscheidt zich van dieren, maar ook van de eigen voorouders, doordat wij een redelijk grote mate van moraliteit hebben ontwikkeld door gebruik te maken van de zogenaamde ‘mentale flexibiliteit’. Dit is het vermogen om niet alleen vanuit het instinct te handelen maar ook overwegingen te maken die betrekking hebben op ons denken en handelen. Het getuigt van een grote mate van arrogantie als we ervan uitgaan dat moraliteit een kenmerk van puur menselijke aard is. Ook andere dieren bezitten bepaalde vormen van moraliteit. Van Charles Darwin hebben we kunnen leren dat de eigenschappen van alle levende wezens evolueren omdat de bezitters ervan zich daardoor beter in stand kunnen houden op zowel collectief als individueel niveau. De moderne mens vindt haar oorsprong in de Grote Riftvallei op het Afrikaanse continent. Ongeveer vijf miljoen jaar geleden leefden daar de ‘Sahelantropis’, de verre voorouders van de huidige moderne mens. Dit waren de eerste soort primaten die enigszins rechtop probeerden te lopen. Deze -waarschijnlijk belangrijkste- evolutionaire verandering had als oorzaak dat de leefomgeving iedere paar honderd jaar aan verandering onderhevig was. Omdat een evolutionair aanpassingsproces bij de mens doorgaans duizenden jaren duurt, maar de omgeving veel sneller en vooral drastisch veranderde, moest men voor het overleven van de soort een beroep doen op de mentale flexibiliteit. Onze hersenen die in die tijd nog zeer primitief waren vergeleken het menselijke brein van nu, bood mogelijkheden om niet alleen instinctief te reageren met bijvoorbeeld vluchtgedrag, maar ook oplossingen te bedenken om de kans op overleven te vergroten. De habitat van de Sahelantropis veranderde in relatief korte tijd van bosgebied, naar open vlakten. Daarmee verloren deze primaten hun natuurlijke bescherming van de bossen, tegen natuurlijke vijanden. Door zichzelf op te richten op twee benen kon men de vijand van grote afstand aan zien komen. Hierdoor kon de Sahelantropis zichzelf en de groep
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
eerder in veiligheid brengen wanneer er een dreiging was. Hier was het voor het eerst, dat louter instinctief gedrag werd gecombineerd met het vermogen om te overwegen en van elkaar te leren door te observeren. Het zou daarna nog zeker drie miljoen jaar duren alvorens we helemaal rechtop liepen. Toch was dit eerste gebruik van de mentale flexibiliteit een enorme stap bij de evolutie van de mens. Logica won het van instinctief gedrag. Darwins evolutietheorie verklaart het ontstaan van leven dat al vele miljoenen jaren eerder plaatsvond. Het eerste gebruik van de mentale flexibiliteit bij de Sahelantropis luidde mijns inziens de evolutietheorie 2.0 in. Ons gedrag werd vanaf dat moment niet alleen maar bepaald door instinctieve reacties, maar door een sterk groeiend aantal factoren. Hierdoor werd de overlevingskans van onze soort niet alleen aanzienlijk groter, maar ook de complexiteit van het leven zelf. Het was het startsein voor een ontwikkeling in de evolutie waarbij we zelf veel meer in de melk te brokkelen kregen. In de tijd van de Sahelantropis was er nog lang geen sprake van gesproken taal, maar ook daarin werden de eerste stappen gezet. Men communiceerde eerst door middel van lichaamstaal. Het bijzondere daarbij was dat ook het lichaam zich daarop aanpaste. Zo werd bijvoorbeeld het wit in onze ogen zichtbaar en daarmee onderscheiden we ons nog steeds van alle andere dieren op de wereld. Die ontwikkeling was erg belangrijk voor de communicatie onderling, omdat dit ons in staat stelde om elkaars emoties af te lezen. ‘De ogen zijn de spiegel van de ziel’ wordt wel eens gezegd en dat is ook zo, want door het wit in onze ogen kunnen we zien of iemand blij, verdrietig of boos is. Of hij liegt of de waarheid spreekt. Dit was in de tijd dat we gesproken taal nog niet kenden van groot belang, maar ook tegenwoordig maken we bewust en onbewust nog veel gebruik van lichaamstaal. Veel meer dan de meeste mensen denken. Ons lichaam vertelt meer over wat we voelen en denken dan onze mond. Hoewel bij de gesproken taal voor bijna alles wel een of meer woorden kennen vertellen we ons verhaal voor ongeveer zeventig procent via ons lichaam.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Degenen die daar een studie van hebben gemaakt beheersen in feite de enige echte wereldtaal. Door het gebruik van de mentale flexibiliteit vond er ook een verandering in de omvang, de complexiteit en de capaciteit van onze hersenen plaats. Van bijna géén voorhoofd zoals bij de Sahelantropis tot ons huidige hoge voorhoofd is een direct gevolg van het groeiende gebruik van de mentale flexibiliteit. Deze ontwikkeling gaf al bij de Homo Erectus (de eerste voorouders van de moderne mens die volledig rechtop liepen) het vermogen om hulpmiddelen uit te vinden en te maken ter verbetering van de leefomstandigheden. De ‘gereedschapscultuur’ was geboren. Door stenen tegen elkaar aan te slaan leerden zij, dat daardoor scherpe randen ontstonden waardoor men deze stenen als messen, beitels en bijlen kon gebruiken. Dit alles zou nooit hebben plaatsgevonden, wanneer we niet het vermogen zouden hebben ontwikkeld om van elkaar te leren. Instinctief gedrag is aangeboren. Het kunnen maken van gereedschappen niet. Van elkaar leren betekent ook dat we conventionele handelingen, gedachten, rituelen, gebruiken en kennis, steeds opnieuw zullen moeten blijven overwegen, bestuderen en zo nodig aanpassen. Doordat we dit blijven doen, zijn we nu bijvoorbeeld in staat om natuursteen met geavanceerde machines te bewerken in plaats van met een stenen vuistbeitel. Innovatie door middel van bestaande kennis zorgt ervoor dat we steeds weer een stapje vooruit komen in de strijd om ons bestaan. Door nieuwe technieken te ontwikkelen, steeds nieuwe inzichten te verwerven, maar vooral open te staan voor ideeën en meningen van anderen, geven we onze evolutie een extra duwtje. Soms moeten we daar ook een stapje voor terug doen, maar door vooruit te blijven kijken naar ontwikkelingen die in de toekomst plaats (kunnen) vinden en daarop te anticiperen, komen we minder snel voor onaangename verassingen te staan. Belangrijk daarbij is wel dat we het hoofddoel van ons bestaan altijd als uitgangspunt blijven houden; het voortbestaan van onze soort.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Zo zijn we al decennia lang op zoek naar nieuwe energiebronnen omdat we weten dat de huidige fossiele brandstoffen ooit uitgeput zullen raken. Natuurlijk heeft de mensheid een tijd gekend waarin we het ook zonder energiebronnen konden stellen, maar sommige evolutionaire ontwikkelingsprocessen zijn onomkeerbaar. Alea jada est! Wereldwijd worden er symposia, beurzen, congressen en andersoortige bijeenkomsten gehouden om naar elkaars uitvindingen, ideeën en inzichten te kijken en te luisteren en ze te beoordelen. Daarbij maken we gebruik van dezelfde mentale flexibiliteit als miljoenen jaren geleden onze voorouders deden. In de laatste honderdvijftig jaar, vanaf de industriële revolutie, zijn de ontwikkelingen echter zó snel gegaan, dat ze dreigen het verstand van de meeste mensen te boven te gaan. Onze sociale en culturele leefomgeving verandert sneller dan onze lichamelijke evolutionaire ontwikkeling, waardoor onze collectieve kennis steeds meer plaatsmaakt voor individuele kennis die niet voor iedereen toegankelijk is. Dit proces heeft er inmiddels voor gezorgd dat kennis, macht is geworden die niet altijd op de juiste manier geëxploiteerd wordt. Wat de oermens tot mens heeft gemaakt is sociaal gedrag, moraliteit. Ons instinct weet dat we elkaar nodig hebben om als soort te kunnen blijven voortbestaan. Moraliteit is daarbij de belangrijke verbindende factor voor samenleven. Echter door negatief gebruik te maken van de mentale flexibiliteit zijn er veel tegenstellingen ontstaan die het voortbestaan van samenlevingen en zelfs de mensheid bedreigen. We zijn de balans kwijtgeraakt in waartoe we in staat zijn en wat we met die kennis doen. Tegenstellingen zullen er altijd zijn. Ze zijn inherent aan het bestaan, maar bedoeld als brandstof om vooruit te komen in de evolutie, voor alles wat leeft op aarde en daarbuiten. In 1893 gaf Thomas H. Huxley een lezing over evolutie en ethiek. Hij kenmerkte de mens hierin als een onverschillig en hardvochtig onderdeel van de natuur. Hij karakteriseerde moraliteit als een middel van de mens
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
om zich te onderscheiden van dieren. Hij wilde hiermee zeggen dat moraliteit niet in de menselijke aard lag. Met zijn lezing hierover trachtte hij de oorsprong van de moraal buiten het gebied van de biologie te plaatsen door de relatie tussen ethiek en menselijke aard te vergelijken met de relatie tussen tuinman en tuin, waarin de tuinier een voortdurende strijd levert tegen onkruid. De filosoof John Dewey zette de metafoor van Huxley enige jaren later ondersteboven. Hij stelde dat de tuinman zowel met, als tegen de natuur werkt. Dewey benadrukte dat een goede succesvolle tuinman de meest gunstige omstandigheden schept en op zijn grond plantensoorten introduceert die daar onbekend zijn, maar die vallen binnen de mogelijkheden van de natuur als geheel. Dewey had het hiermee volledig bij het juiste eind. Moraliteit kent vele gezichten omdat ze voortkomt uit persoonlijke ervaringen en emoties. Deze verschillen in moraliteit zorgen er juist voor dat we worden gedwongen om onze keuzen eerst in overweging te nemen en tegen het licht te houden van het algemene belang, maar binnen de grenzen van het betamelijke. Om dit goed te kunnen begrijpen, is het belangrijk dat we weten hoe de interactie werkt tussen ons brein, onze emoties en ons gedrag. In de volgende paragrafen zal ik daarom uiteen zetten hoe de evolutionaire ontwikkeling van ons brein heeft plaatsgevonden en waartoe dit heeft geleidt.
1.2 De evolutie van ons brein. Het komt bijna dagelijks voor dat er iemand op de wereld, met een geweldig idee, een revolutionaire uitvinding, een lumineus inzicht of verpletterend onderzoeksresultaat naar buiten komt en waar de rest van de wereld van kan meeprofiteren. Het sterk groeiende aantal wereldburgers maakt de kans daarop ook nog eens groter. Een dergelijk nieuw idee of inzicht wordt dan al snel collectief bezit, waar anderen dan weer op kunnen voortborduren. Deze groei van collectieve kennis zorgt ook voor de groei van de omvang en capaciteiten van onze hersenen. Het delen van kennis is een belangrijke factor voor het voortbestaan van onze soort. Hoe meer gedeelde kennis we bezitten, hoe meer garanties
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
dit geeft voor ons voortbestaan, mits we er op de juiste manier mee omgaan. Wetenschap is daarom cruciaal voor een goede ontwikkeling van de mens. De wetenschapsresultaten die daaruit voortkomen worden helaas nog te weinig serieus of in acht genomen. Het nadeel van een (te) sterk groeiende wereldbevolking is, dat we door de grote diversiteit aan inzichten en ideeën die vaak tegenstrijdig zijn, het nut ervan beargumenteren vanuit het persoonlijke belang. Hierdoor is de mensheid als ‘kudde’ ondertussen uiteengevallen. Dit proces zorgt er steeds meer voor, dat persoonlijke belangen verheven worden boven de algemene belangen. Dit proces werd nog eens extra versneld door de invoering van geld als betaalmiddel. Dit gaf ons een grote mate van onafhankelijkheid ten opzichte van elkaar. We werden hierdoor mobieler en bedachten andere manieren om onze leefomstandigheden te verbeteren. Maar er ontstond ook afgunst en versnippering van de zogenaamde ‘kudde’. Langzaam maar zeker nam het verantwoordelijkheidsgevoel voor elkaar af en dat maakte van ons kuddedieren, solitair handelende wezens op een overbevolkte planeet. Inmiddels zijn we zóver afgedreven van de saamhorigheid die de grondslag is voor ons voortbestaan, dat deze evolutionaire ontwikkeling eens goed onder de loep genomen zou mogen worden, omdat deze ontwikkeling in feite tot evolutionaire stilstand leidt. Wanneer we met z’n allen maar lang genoeg blijven geloven dat we het allemaal zelf het beste weten, steeds minder van elkaar aannemen en vooral niets willen delen waar het gaat om kennis, materie en moraliteit, zullen we uiteindelijk weer eindigen als een soort Sahelantropis. Tegenwoordig kan kennis nog zó vaststaand zijn, wanneer we er geen persoonlijk belang in zien, of als het ons eigenbelang in de weg staat, staan we vooraan om het te verwerpen. De mens is tegenwoordig een expert geworden in het verspreiden van negatieve berichten over wat er allemaal mis gaat om ons heen en zijn constant bezig om daar schuldigen buiten onszelf voor te vinden en waar mogelijk, deze te veroordelen. Anderen elimineren betekent meer kans voor onszelf. Anderen in een kwaad daglicht zetten zorgt voor minder aandacht voor onze eigen tekortkomingen. We komen in de media dan ook nog maar weinig positieve berichten tegen, op wat individuele initiatieven na.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Zoals je in de inleiding van dit boek al hebt kunnen lezen, is het bij de menselijke hersenen zo, dat wat je erin stopt bepalend is voor wat er uitkomt. Via onze zintuigen ontvangen we prikkels of waarnemingen die als informatie wordt opgeslagen en verwerkt in de hersencellen (neuronen). Via signaalstoffen (neurotransmitters) wordt deze informatie vertaald in gevoelens ofwel emoties. We kennen positieve (constructieve) en negatieve (destructieve) emoties. Constructieve emoties ontstaan wanneer we iets leuks, fijns, goeds of prettigs waarnemen of ervaren. Stel, je krijgt een gratis vakantie aangeboden naar een land waar je altijd al heen had willen gaan. Een dergelijk bericht zorgt ervoor, dat er bepaalde signaalstoffen vrijkomen vanuit de hersenen, zoals ‘dopamine’ en ‘norepinefrine’ die als boodschappers fungeren tussen de neuronen en het lichaam. Dopamine zorgt voor onder andere gevoelens van plezier en beloning. Norepinefrine zorgt voor opwinding en stemming. Door het transport van deze neurotransmitters van je brein via de hersenstam naar het zenuwstelsel, zul je deze positieve berichtgeving door je hele lichaam voelen. Veel positieve berichten en waarnemingen zullen er ook voor zorgen dat je, je over het algemeen prettig voelt. Andersom geldt dit ook voor minder prettige berichten en waarnemingen. Wanneer je door een hond aangevallen en gebeten wordt, komen er stoffen vrij die gevoelens van depressie, angst en pijn veroorzaken zoals ‘serotonine’. Dit is om ons te beschermen tegen bedreigingen van buitenaf. Dit kan veroorzaakt worden door een valse hond die ons aanvalt, maar ook door extreme temperaturen, seksueel misbruik, vallende objecten of zelfs een langdurige stroom aan negatieve berichtgeving in de media. Het is voor ons brein van groot belang dat er een redelijke balans blijft bestaan tussen de hoeveelheid negatieve en positieve neurotransmitters die worden afgegeven, om ons enerzijds helder en alert te houden en anderzijds regelmatig te kunnen ontspannen. Worden we tijdens onze levensloop voortdurend geconfronteerd met negatieve ervaringen die ons door middel van signaalstoffen constant alert houden, dan krijgen het brein en het lichaam geen tijd om te ontspannen en kan stress of depressie ontstaan. In extreme gevallen zullen er uiteindelijk zelfs stoornissen kunnen ontstaan met mogelijk ernstige gevolgen voor ons gedrag. Aan de andere kant, wanneer we altijd alleen maar positieve
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
indrukken opdoen en daardoor in een jarenlange flow van euforisme belanden, kan dit ten kosten gaan van de alertheid op bedreigingen waardoor we niet meer adequaat zullen reageren op gevaar. Onze hersenen raken dan steeds minder ingesteld op het aanmaken van signaalstoffen die ons moeten beschermen tegen gevaardreiging, waardoor een onterecht vertrouwen in alles en iedereen kan ontstaan. Wanneer er dan onverhoopt toch een ernstige dreiging opdoemt, kan een paniekreactie ontstaan en ons bijvoorbeeld in een shocktoestand doen belanden. Het is daarom van belang dat we een realistische kijk op de wereld en het leven om ons heen houden door zowel de positieve als de negatieve ontwikkelingen te benadrukken. Het probleem in de hedendaagse wereld is echter, dat we de balans in veel dingen zijn kwijtgeraakt en dit proberen te herstellen met de verkeerde middelen. Zo is de kloof tussen arm en rijk buitenproportioneel geworden waardoor iedereen, arm of rijk, alleen nog maar met zichzelf bezig is. Rijken gaan soms letterlijk over lijken om nog rijker te kunnen worden of tenminste hun rijkdom te behouden en vooral niet te hoeven delen. De armen bedelen of kiezen het criminele pad om in leven te blijven. Hierdoor leven we nu in een ‘wij/zij-cultuur’ waarin ‘ik’ het belangrijkste is geworden. Empathie, mededogen, compassie en onbaatzuchtigheid zijn ver te zoeken en we worden alleen nog maar bestookt met berichten die een grote mate van angst en bedreiging veroorzaken, De enige positieve signaalstoffen die ons lichaam nog bereiken ontstaan door het gebruik van alcohol, drugs en medicijnen of de strooptochten naar zelfverrijking. In plaats van een bijdrage te leveren aan de gehele mensheid, leven we nu bijna allemaal met het motto: ‘na mij de zondvloed’. Niemand lijkt zichzelf daarin te herkennen, maar we doen er allemaal aan mee. Moeder Teresa, Mahatma Gandhi, Nelson Mandela en dr. Martin Luther King waren de laatste der Mohikanen op het gebied van zelfopoffering in het belang van de mensheid. We geven allemaal terecht hoog op over deze helden, maar zijn te zelfzuchtig geworden om zelfs maar te proberen in de buurt te komen van hun levensstandaard. Het is tegenwoordig “anderen eerst” als het gaat om altruïsme en
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
onbaatzuchtigheid. Hedonisme viert hoogtij, maar zijn we in feite niet allemaal ‘anderen’? Het meest verontrustende is wel, dat we de causaliteit niet (willen) zien van de maatschappelijke teloorgang en onze eigen egocentrische en narcistische inborst. We zouden moeten concluderen dat het najagen van puur persoonlijke belangen een directe bedreiging voor de mensheid is. We verwarren persoonlijke ontwikkeling echter met persoonlijke belangen. Persoonlijke belangen worden gedragen door het groeiende materiële karakter van het individu, terwijl persoonlijke ontwikkeling juist groeit door kennis, bezit en inzichten te delen met anderen. Mensen koppelen materiële rijkdom aan persoonlijke ontwikkeling. Dit is een misvatting pur sang. Materiële rijkdom heeft alleen dan invloed op de persoonlijke ontwikkeling wanneer men bereid is om het ter beschikking te stellen aan het mondiale algehele belang. Een groeiend materialisme brengt alleen met zich mee dat de balans van de signaalstoffen in onze hersenen verloren gaat. Wanneer dit maar lang genoeg duurt zal ons brein uiteindelijk ook in die richting evolueren, waardoor we steeds minder in staat zullen zijn het tij te keren. Stoornissen worden dan ‘normale’ menselijke eigenschappen. De gevolgen van deze evolutionaire achteruitgang zijn nu al merkbaar om ons heen, als we tenminste bereid zijn ze te zien.
1.3 Wat is er misgegaan binnen ons evolutieproces? Materialisme werkt aanstekelijk omdat het statusbepalend is geworden om veel te bezitten. Hoe meer iemand bezit, hoe meer er tegen die persoon wordt opgekeken. Miljoenen jaren geleden werd de hiërarchie nog bepaald door kracht en geslacht en was het na de bepaling van wie het zogenaamde ‘alfamannetje’ was, voor iedereen duidelijk wat zijn of haar rol binnen een groep was. Tegenwoordig ligt dat een stuk ingewikkelder. Mensen zijn kuddedieren waardoor de grootste angst van het individu is, om buiten die kudde te
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
vallen. Het is een oeroud en instinctief gedrag om er alles aan te doen als individu, om vooral binnen de groep geaccepteerd te blijven. In de oertijd was dit van levensbelang en was men ten dode opgeschreven wanneer men uit de kudde verstoten werd. Tegenwoordig is het meer van sociaal belang, maar nog even belangrijk. Het zou mooi zijn, wanneer men zijn status zou kunnen ontlenen aan onbaatzuchtigheid en altruïsme. We zouden dan massaal over elkaar heen rollen om minder bedeelden en andere zwakkeren in de samenleving als eerste te kunnen helpen. Alle overschotten zouden direct gedeeld worden met anderen die er juist gebrek aan hebben. We zouden ons geld, onze kennis en macht belangeloos aanwenden om het leven voor iedereen dragelijk te maken. We zouden begrip hebben voor elkaars verdriet en tekortkomingen, elkaars gedrag en problemen. We zouden…….een echte kudde zijn. ‘Je bent wat je hebt’ is al heel lang de drijfveer of het motto binnen onze cultuur. Het is het ingrediënt voor de strijd naar een goede plek binnen de zogenaamde menselijke hiërarchie. In tegenstelling tot de oertijd, waarin we slechts binnen één groep onze plaats in de rangorde moesten bevechten hebben we tegenwoordig te maken met een veelvoud aan sociale, familiare, beroepsmatige en andersoortige groepen waarvan we deel uitmaken. Binnen elk van die groepen moeten we steeds onze plek weer veroveren. Door uiteenlopende interesses en noodzakelijke verhoudingen kan het zeer complex worden om aan ieders verwachtingen te voldoen, zonder je eigen identiteit kwijt te raken. Het hangt dan allemaal af van de sociale en emotionele vaardigheden, maar een indrukwekkende status doet ook wonderen. Status is op twee verschillende manieren te bereiken. Ten eerste door uit te blinken in genialiteit op een of meer gebieden, wat overigens maar voor een beperkt aantal mensen is weggelegd. Anderzijds door een zo groot mogelijke materiële rijkdom te kunnen tonen of een grote machtspositie te bekleden. De mensen die ervoor kiezen om hun sociaal-emotionele vaardigheden aan te wenden moeten heel sterk in hun schoenen staan, maar worden veelal op handen gedragen binnen hun sociale omgeving. Zij zijn bereid een stapje terug te doen als dat nodig is en een stapje opzij om anderen voor te laten gaan als dit in het belang van de
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
samenleving is. Dit zijn de personen die mens zijn zoals de mens bedoeld is. Zij hechten weinig waarde aan status. De groep die dat over het algemeen ook niet doet zijn de genieën onder ons, die hun leven geheel in dienst stellen van de wetenschap, het onderwijs of andere beroepen die bovengemiddelde vaardigheden, competenties, prestaties en inzet vereisen. De bijzondere prestaties die zij door hun inzet bewerkstelligen geven hen al een bijzondere status. Denk daarbij maar aan mensen als Albert Einstein, Erasmus, of genieën op het gebied van sport en cultuur zoals de voetballer Messi, de schaker Kasparov of de schilder Rembrandt van Rijn. Deze mensen zijn vanuit hun aanleg en interesse zo enorm gedreven, dat een bepaalde status aan hen wordt verbonden zonder dat het hen daar om gaat. Ook deze mensen leveren een grote bijdrage aan onze evolutie. De andere groep is de groep waar het meest tegenop gekeken wordt, maar waar we in feite niet jaloers op hoeven zijn. Hun leven wordt volledig beheerst door de jacht naar rijkdom en macht. Eenzaamheid, wantrouwen, afgunst en sociaal misbruik vallen hen meestal ten deel. Deze mensen zijn wat ze bezitten en dat is nogal treurig want wat zij aan rijkdom verliezen, verliezen zij ook aan identiteit en eigenwaarde. Zij moeten zich steeds afvragen wat de werkelijke intenties zijn van hun relaties en daar komen ze pas achter wanneer zij hun rijkdom of macht kwijtraken. Met dit soort emoties lopen ze niet te koop, in tegenstelling tot met hun bezittingen. Mensen die geen kans hebben gehad om voldoende sociale en emotionele vaardigheden te ontwikkelen of om andere redenen niet in staat zijn om bevrediging te vinden in de mogelijkheden die dit hen biedt. Degene die daarnaast ook niet beschikken over een bepaalde genialiteit waarmee ze kunnen uitblinken, of dit niet bij zichzelf herkennen voelen zich al dan niet bewust, genoodzaakt om zich te profileren door middel van materiële zaken of machtsposities. Dit neemt vaak obsessieve vormen aan omdat het in de eerste plaats niet altijd eenvoudig is om dit soort rijkdom te vergaren, maar ook omdat men wel gigantisch rijk moet zijn om boven andere welgestelde mensen uit te steken. De Quote 500 is niet zomaar bereikt.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Maar wat drijft mensen om zich op deze manier hun plaats op de maatschappelijke ladder te veroveren? Al ons gedrag komt voort uit een bepaalde toestand waarin ons brein zich bevindt. Op basis van deze toestand nemen we beslissingen. De toestand van het brein wordt bepaald door de ervaringen, gebeurtenissen en andere factoren bij onze levensloop.
1.4 Behoefte, Persoon en Geweten. Door in onze geest een uitgebalanceerde structuur te vormen, stellen we onszelf in staat om doeltreffende en bevredigende contacten met onze omgeving te onderhouden. Het doel daarvan is de vervulling van onze elementaire behoeften en verlangens. Het is echter niet altijd even eenvoudig om zo’n evenwichtige structuur te vinden omdat de vrije wil door zoveel factoren wordt beïnvloed. Zoveel zelfs, dat we nog amper van een vrije wil kunnen spreken. De vrije wil staat heel dicht bij onze individuele persoonlijkheid die hoofdzakelijk wordt gevormd door externe processen. Voor we het in het volgende hoofdstuk gaan hebben over deze externe processen gaan we eerst bekijken waaruit de basis van onze persoonlijkheid bestaat. Deze basis is voor ieder persoon hetzelfde, maar daar houdt ook iedere vergelijking op. Sigmund Freud ontwikkelde een theorie waarbij hij de persoonlijkheid opsplitste in drie delen: het ‘Es’, het ‘Ich’ en het ’Über-ich’. Om deze theorie te verduidelijken vertaal ik dit vrij in: de ‘Behoefte’, de ‘Persoon’ en het ‘Geweten’. Volgens Freud is het ‘object’ nauw verbonden met het lustprincipe. Het lustprincipe is het meest fundamentele levensbeginsel. Het staat voor de spanningen in lichaam en geest, die worden veroorzaakt door behoeften en wensen. Dit kunnen allerlei wensen of behoeften zijn, zoals de wens om honger te stillen, in een mooie auto te rijden, de liefde te bedrijven of een bepaalde functie te bekleden. Wanneer we erg veel dorst hebben bijvoorbeeld, ontstaan er bepaalde spanningen in lichaam en geest. Dit
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
laatste wordt psychische onrust genoemd. Het lustprincipe is een specifiek onderdeel van de drang bij mens en dier, om psychische rust te creëren in de strijd tegen interne en externe geestelijk verstorende prikkels. De ‘behoefte’ geeft aan waar we op dat moment behoefte aan hebben, maar is niet in staat om die behoefte ook daadwerkelijk fysiek te bevredigen. Freud ontwikkelde een psychologie die zich bezig houdt met de omvorming en uitwisseling van energie binnen de persoonlijkheid. Volgens hem zorgen dynamische krachten voor emoties en gedrag. Het merendeel van deze krachten zouden op het onbewuste vlak, de ‘behoefte’, liggen. Het gevoel van dorst bijvoorbeeld, ontstaat wanneer we te weinig vocht in ons lichaam hebben opgenomen om voldoende energie en hydratatie op te wekken voor onze lichaamsfuncties. Op zo’n moment ontstaat psychische onrust. Dit proces speelt zich continu af in ons lichaam. Als we ons zorgen maken of opwinden over iets, als we dreigen een afspraak te missen, als we angst, verdriet of andere emoties ervaren. Steeds zal het lichaam en de geest terug willen naar rust. Dit komt doordat de ‘behoefte’ visualiseert, waar het lichaam om vraagt. De behoefte beschouwd dit beeld als werkelijk drinken, wat het natuurlijk niet is en dus ook de dorst niet zal lessen en de onrust zal wegnemen. De ‘behoefte’ is niet in staat om daadwerkelijk drinken (de oplossing voor de onrust) te genereren, maar er alleen een beeld van uit het geheugen op te roepen. De behoefte wordt opgeroepen door een bepaalde situatie of wens, bewust of onbewust. Het ‘ich’ of de ‘persoon’ als onderdeel van Freud’s persoonlijkheidstheorie is de uitvoerende macht. Het heerst over de uiteindelijke actie die de ‘behoefte’ en het ‘geweten’ kunnen bevredigen, in het belang van de persoonlijkheid als geheel, met al haar behoeften en wensen. Het is het contact met de werkelijkheid van de wereld buiten ons lichaam. De ‘persoon’ wordt gestuurd door het zogenaamde realiteitsprincipe, die als functie heeft om de ontlading van energie die de behoefte oproept bij een bepaalde honger naar iets, uit te stellen tot de behoefte werkelijk bevredigt kan worden. Zo zal een baby moeten leren dat het niet alles in de mond moet stoppen, zodra de ‘behoefte’ van zijn persoonlijkheid een geheugenbeeld van voedsel heeft opgeroepen. Een baby moet leren om voedsel eerst te
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
herkennen en zijn honger pas dan te stillen als hij iets eetbaars heeft gevonden of gekregen. De ‘persoon’ zorgt ervoor, dat we in staat zijn om de geestelijke onrust die een bepaalde behoefte creëert, te verdragen tot die behoefte daadwerkelijk bevredigd kan worden. De ‘persoon’ binnen de persoonlijkheid schuift het lustprincipe letterlijk aan de kant, in het belang van de werkelijkheid. Intussen zoekt de ‘persoon’ naar een realiteit, door middel van een actieplan dat door de ratio tot stand komt, om daadwerkelijk datgene te bemachtigen waar de ‘behoefte’ om vraagt. Dit proces is wat we ‘denken’ noemen. De ‘behoefte’ is dus het deel dat de geestelijke onrust die de wens creëert, uitstelt tot het moment waarop de wens in de werkelijkheid bevredigd kan worden. Het derde onderdeel van onze persoonlijkheid onderscheidt ons het meest van andere dieren. De communicatie over en weer tussen de ‘behoefte’ en de ‘persoon’ is bij dieren hetzelfde als bij mensen en creëert instinctief gedrag. Het derde onderdeel, dat Freud het ‘Über-ich’ noemde, is ons ‘geweten’. Dit is het morele kritische deel van de psychische structuur. Dit deel onderscheidt ons niet alleen van dieren, maar ook van elkaar. Het creëert zowel de individuele als de collectieve opvattingen van de mens. Het ‘geweten’ maakt, dat we zo verschillen van elkaar. Het ‘geweten’ kent echter twee gezichten: enerzijds het ideaal, dat voortkomt uit de behoefte om voor onszelf de meest gewenste situatie te creëren. Dit kunnen we het ‘persoonlijk geweten’ noemen en anderzijds het ‘collectieve geweten’ waarmee we uitgaan van wat het beste is voor de samenleving als geheel en waarbij het persoonlijke belang ondergeschikt wordt gemaakt. Het komt natuurlijk regelmatig voor, dat deze twee soorten van geweten in conflict raken met elkaar. De balans die de ‘persoon’ daar uiteindelijk in vindt, bepaald ons individuele karakter. Ze zijn die zogenaamde stemmetjes in ons hoofd die continu bezig zijn met het afwegen van persoonlijke en gemeenschappelijke doelen. De argumenten die deze stemmetjes aanvoeren, worden onderbouwd door de ervaringen die we tijdens de gehele levensloop hebben gehad.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Het geweten beschikt over middelen om zijn morele normen door te kunnen voeren. Het gaat daarbij om een zogenaamd straf- en beloningssysteem, bestemd voor het ‘persoonsgedeelte’ van de persoonlijkheid. Dit deel bepaald namelijk de uiteindelijke handeling van het individu en wordt verantwoordelijk gesteld voor elke morele en immorele daad. Volgens Freud zijn de ‘behoefte’, de ‘persoon’ en het ‘geweten’ voortdurend met elkaar in conflict doordat de behoefte onmiddellijke behoeftebevrediging eist en zijn conflicten met de realiteit onvermijdelijk. Bovendien verwerpt het ‘geweten’ de eisen van de ‘behoefte’ met grote regelmaat, zodat er een voortdurende strijd in onze geest plaatsvindt. De ‘persoon’ als onderdeel van de persoonlijkheid, heeft hierbij de zware taak van bemiddelaar. In het volgende voorbeeld zal ik proberen uit te leggen, hoe dit in de praktijk gaat; Stel, dat je op straat een biljet van twintig euro ziet liggen. De ‘behoefte’ binnen jouw persoonlijkheid zegt dan direct: “oppakken en in je zak steken!” Je ‘geweten’ komt echter direct in opstand en zegt: “dit geld is niet van mij, dus ik moet de vondst bij de politie aangeven”. De ‘persoon’ binnen jouw persoonlijkheid neemt dan beide aansporingen in overweging en houdt daarbij rekening met de realiteit en zal het geld in de zak stoppen wanneer de eigenaar niet bekend is, maar het aan de eigenaar teruggeven als deze wel bekend is. Wanneer de handeling van de ‘persoon’ overeenstemt met de moraal van het ‘geweten’, zal het beloond worden. Ook wanneer het alleen maar om een gedachte gaat. Voor het ‘geweten’ zijn gedachten hetzelfde als handelingen. In die zin stemt het ‘geweten’ overeen met de ‘behoefte’, dat ook geen verschil maakt tussen gedachten en handelingen. Jezelf belonen met bijvoorbeeld een cadeau of vakantie wanneer je vindt dat je dat verdient heeft, is dus een beloning van het ‘geweten’ aan de ‘persoon’. Maar onze geest kent ook psychische beloningen en straffen zoals gevoelens van trots, schuld, schaamte of minderwaardigheid. Trots
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
staat gelijk aan eigenwaardering en –liefde, terwijl schuld-, schaamte- en minderwaardigheidsgevoel staan voor zelfverachting. Om de mate van vrije wil in onze keuzen te vergroten, moeten we voor onszelf criteria stellen met betrekking tot ons eigen gedrag. Moraliteit is vooral iets persoonlijks. Het probleem daarbij is, dat deze criteria worden gevoed door onze ervaringen tijdens de levensloop. Die ervaringen zijn de som van onze gevoelens. Net zoals de smaak van een gerecht wordt bepaald door de ingrediënten, zo wordt ons gedrag bepaald door de gebeurtenissen in ons leven. Hoewel de ‘persoon’ binnen de persoonlijkheid bepaald welke handelingen en gedachten er uiteindelijk voordoen, wordt daar eerst een afweging bij gemaakt wat de wens of de behoefte is en welke principes het ‘geweten’ er op na houdt. Middels nog een voorbeeld zal ik laten zien hoe lastig dit kan zijn en dat iedereen handelingen kan verrichten of daar zelfs toe gedwongen kan worden, terwijl dit tegen het eigen ‘geweten’ ingaat; Stel je hebt honger. Geen stevige trek, maar echte honger. De ‘behoefte’ binnen je persoonlijkheid zorgt voor signalen (een geheugenbeeld) voor wat je nodig hebt om de honger te stillen, voedsel dus. Tegelijkertijd ontstaat door het hongergevoel, psychische onrust dat zich uit door middel van maagkrampen, buikpijn en een slap gevoel, door gebrek aan energie. Het door de ‘behoefte’ opgeroepen geheugenbeeld van voedsel zal de honger niet stillen, en daar komt de ‘persoon’ om de hoek kijken. De ‘persoon’ kan vanuit de realiteit handelen en dus voor fysiek voedsel zorgen. De ‘persoon’ is echter wel afhankelijk van de voorhanden zijnde middelen. In dit geval gaan we ervan uit dat er wel een supermarkt in de buurt is waar je voedsel zou kunnen kopen, ware het niet, dat je geen geld hebt en de winkeleigenaar niet beschikt over voldoende mededogen of vertrouwen om je voedsel te schenken of je de mogelijkheid te bieden om later te betalen. De ‘persoon’ in jou kan weliswaar de ontstane psychische onrust negeren, maar niet oneindig. Je zou immers uiteindelijk van de honger omkomen. Je bent erg principieel en voedsel uit de winkel stelen wordt door je ‘geweten’ niet toegestaan. Je bevindt je nu in een situatie waarin een
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
conflict ontstaat tussen de ‘behoefte’ en het ‘geweten’. Dit zijn die zogenaamde ‘stemmetjes’ in je hoofd. Je bent in conflict met jezelf. De ‘persoon’ binnen je persoonlijkheid zal uiteindelijk de knoop moeten doorhakken en kiezen tussen sterven van de honger om aan het ‘geweten’ tegemoet te komen of stelen om te kunnen eten, waarmee je tegemoet komt aan de ‘behoefte’. In deze situatie komt er een andere instinctieve kracht in ons naar boven, namelijk de drang om te overleven. Dit is de meest sterke van al onze innerlijke krachten. Deze zal ervoor zorgen dat de ‘persoon’ uiteindelijk de kant van de ‘behoefte’ kiest en je geweten tijdelijk ondergeschikt maakt. Zodra je honger na het eten van de buit gestild is, wordt de ‘persoon’ gestraft door het ‘geweten’ met een gevoel van schaamte, omdat je voorbij bent gegaan aan je eigen moraal. Deze ervaring zal echter je moraal ook bijstellen, omdat je nu hebt ervaren dat er situaties bestaan waarbij moraal niet overeenkomt met de realiteit. Dit is in feite een positieve verandering binnen jouw persoonlijke evolutionaire ontwikkeling, omdat je nu meer in staat zult zijn, je in te leven in immoreel gedrag van anderen. Dit heeft tot gevolg, dat je minder snel en meer overwogen zult oordelen over anderen. In dit voorbeeld zien we ook duidelijk dat de vrije wil niet altijd volledig vrij is, maar gestuurd kan worden door instinctieve krachten. De mate waarin we kunnen spreken van vrije wil, is het grote vraagstuk wanneer we het gedrag van iemand willen beoordelen. In het laatste voorbeeld kan er in feite geen sprake zijn geweest van vrije wil om een diefstal te plegen. Het was de overlevingsdrang die de handeling bepaalde. Alleen ernstige psychische onevenwichtigheid kan een doodswens aanwakkeren en leiden tot suïcide. Dergelijke psychische onevenwichtigheid komt voort uit de onbalans in het geestelijke vermogen dat een onvermogen veroorzaakt om nog gebruik te kunnen maken van het verstand. Het is onmogelijk om een definitie te geven van moraliteit. Dit komt omdat de innerlijke strijd tussen object en geweten voor ieder van ons een andere strijd is. Een strijd die wordt ingekleurd door onze levensloop. Wanneer we aan duizend mensen de volgende vraag zouden voorleggen; ”zou u iemand doden waarvan u weet dat hij of zij stelselmatig mensen
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
doodt?” De meeste mensen beantwoorden een dergelijke vraag ontkennend, vanuit hun morele besef. Doden mag immers niet volgens de wet. Wanneer de vraag echter anders wordt geformuleerd en we zouden vragen of zij iemand zouden doden om andere mensenlevens te kunnen redden, wordt de uitslag al heel anders. In dat geval toont ruim negentig procent zich daartoe bereid. Beide vragen komen op hetzelfde neer, maar de tweede manier van vraagstelling roept een ander soort moraliteit op. Eentje die voortkomt uit een oerinstinct dat zegt, dat we alles moeten doen om de kudde als geheel te beschermen. De drang om de samenleving en de mensheid in stand te houden is groter dan de moraal binnen ons geweten. Destructie van de mensheid betekent vernietiging van onszelf. Daardoor kunnen we er ons redelijk goed bij voelen wanneer we mensen doden, om anderen te redden. Zonder zwaar wegende redenen gaat het doden van een mens regelrecht in tegen onze persoonlijke en collectieve moraal. De uitzonderingen daarop bewijzen al, dat moraal geen vaststaande factor is, maar de uitkomst van overwegingen op een bepaald moment, onder bepaalde omstandigheden, vanuit bepaalde ervaringen. Wanneer we de bandbreedte binnen moraliteit beter willen leren begrijpen, moeten we accepteren dat onze behoeften door veel factoren worden aangestuurd, in minstens even grote mate als ons verstand door onze behoeften wordt aangezet om de middelen die we zoeken, ze te bevredigen. Vanuit dit perspectief zullen we nu bekijken welke basismotieven er zijn voor ons handelen.
1.5 Motieven voor ons handelen. Onze wensen en behoeften worden door veel factoren bepaald, in ten minste even sterke mate als het verstand door onze wensen en behoeften wordt aangestuurd om de mogelijkheden te zoeken, deze te bevredigen. Vanuit dit perspectief moeten we bekijken waardoor onze motieven tot bepaald gedrag leiden. Belangrijk is, dat we daarbij steeds de verhouding tussen onze wensen en behoeften en rationele overwegingen onder de loep nemen. Op die manier kunnen we de motieven voor ons handelen in vijf categorieën onderbrengen. Dit zijn de
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
basismotieven die gedurende onze levensloop worden versterkt of juist afgezwakt door onze ervaringen. De eerste categorie is behoefte. Daarbij moeten we ons wel beperken tot behoeften in de meest elementaire zin van het woord. Dit zijn de behoeften die we hebben om te overleven, de zogenaamde ‘primaire levensbehoeften’ zoals drinken, eten, bescherming tegen extreme temperaturen en het vermijden van aanslagen op ons lichaam enzovoort. Maar onder behoeften verstaan we ook de dingen die een minder directe bedreiging op ons leven tegengaan. Dit noemen we de secundaire levensbehoeften. Daarbij gaat het veel meer om psychische levensbehoeften zoals de strijd tegen lamentabele of bedreigende leefomstandigheden, tegen uitsluiting op grond van ras, geslacht of ideologie. Tegen de ontzegging van politieke rechten of aan de strijd voor de garantie van sociale of lichamelijke bescherming enzovoort. Als laatste zijn er de behoeften op het affectieve vlak zoals warmte, liefde en genegenheid. Deze zijn van belang om te voorkomen dat we een chronische persoonlijkheidsstoornis opdoen. De meeste van onze wensen vinden hun basis in deze drie soorten van behoeften. In behoeften zit een bepaald negatief aspect, omdat het een gemis is dat vanuit ons instinct verholpen moet worden. Het vreemde is, dat het onverdraaglijk is wanneer niet aan deze behoefte wordt voldaan, maar wanneer dit wel gebeurt, we nauwelijks een overwinning ervaren. Maar hoe zou ons leven er uit zien, wanneer niet aan deze behoefte voldaan kan worden? Velen onder ons in West-Europa denken of gaan er zelfs vanuit, dat zij nooit in een dergelijke situatie terecht kunnen komen. Men is tegenwoordig voor en tegen alles verzekerd en wanneer men geen betaalde baan heeft, hebben we goede sociale verzekeringen. In het meest extreme geval kan men een beroep doen op familie, kennissen en vrienden. Wanneer dit in jouw geval ook zo is mag je, je gelukkig prijzen, want er zijn wereldwijd nog steeds veel meer mensen die dit soort luxe helemaal niet kennen en voor wie iedere dag een strijd is om te overleven. Helaas leven we in de veronderstelling dat ons luxe bestaan onvergankelijk is en vaak ook nog, dat iedereen over dergelijke garanties beschikt. We hoeven in onze beleving met niemand medelijden te hebben.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
‘Wanneer anderen niets of niemand hebben om op terug te vallen, zal hij of zij het er zelf wel naar hebben gemaakt!’ is dan het credo. Echter en vooral in tijden van economische teloorgang en een groeiende ‘ik-cultuur’ kunnen we om ons heen voldoende voorbeelden zien van mensen die ondanks al onze rijkdommen de afgrond in storten, zonder dat zij daar enige invloed op kunnen uitoefenen. Echtscheidingen, faillissementen, gedwongen ontslagen, ziekten en tegenvallende pensioeninkomsten zijn voor grote groepen mensen aan de orde van de dag en kunnen iedereen te beurt vallen. Hele gezinnen komen op straat te staan, doordat zij door externe omstandigheden hun huur of hypotheek niet meer kunnen betalen. De sociale voorzieningen gaan door diezelfde economische misère al even snel achteruit, terwijl dit juist het vangnet zou moeten zijn voor mensen die het zelf (tijdelijk) niet meer redden. En zodra we eenmaal van de voldoening van primaire en secundaire levensbehoeften verstoten zijn, kunnen we nog zelden rekenen op compassie en affectie. We worden dan al snel gerekend tot de parasieten van de samenleving. De huidige lange wachtrijen bij voedsel- en kledingbanken zijn daar het gevolg van. Want hoe valt het anders uit te leggen, dat we deze nodig hebben terwijl we ons tot een van de rijkste landen ter wereld mogen rekenen? Door de enorme welvaart die we decennia lang ervaren hebben, zijn we voor een groot deel ons sociale gevoel kwijtgeraakt, die juist zo essentieel is voor ons voortbestaan. Dit is kennelijk wat weelde en overvloed met ons doet. Iedereen leek het goed te hebben en we hoefden ons zelden over anderen te bekommeren. Hedonisme vierde hoogtij. Het was God voor ons allen en vooral, ieder voor zich. En nadat we eenmaal de hemel van het materialisme in zicht kregen, begonnen we weer naar elkaar te kijken. Niet om ons af te vragen of we onze verworven rijkdommen konden delen met de armlastigen in de gemeenschap, maar vooral om onszelf ervan te overtuigen dat de ander het zeker niet beter had dan wij. Schaamteloos aten we onze buiken vol met zogenaamde culinaire hoogstandjes en stopten een paar Euro in de collectebussen om ons schuldgevoel af te kopen. Zonder enige gêne leenden we enorme geldbedragen om een nóg groter en vooral luxer huis
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
te kunnen ‘kopen’ dan de buren, of die zo nodige derde auto voor de deur te hebben staan. Functionaliteit maakte plaats voor afgunst als motief voor aankopen die ver uitstaken boven de werkelijke behoeften. Alles draait tegenwoordig om prestige en status en daarbij draaien we onze hoofden weg voor de werkelijkheid. Anderen helpen betekent inleveren en dus zelf minder overhouden. Weggeven en delen zijn principes geworden dat door velen als een soort stoornis van het eigenbelang wordt beschouwd. Niet alleen op materieel vlak, maar eveneens vanuit sociaal perspectief. Het gevolg daarvan is, dat ons land en de rest van de wereld gebukt gaat onder een ijskoude laag van egoïsme, overgoten met (soms frauduleuze) zelfverrijking. Daar tegenover staan groeiende criminaliteitscijfers, omdat iedereen wil voldoen aan de hoge levensstandaard van de samenleving. Alleen wanneer de meest rijke en machtige individuen en bedrijven worden meegesleurd in de stroom van verval die de economische malaise teweegbrengt, wordt de gewenste ommekeer een reële optie. Hoe rijker we worden, hoe langer het zal duren alvorens we beseffen dat we het voortbestaan van onze soort en de progressie der menselijke evolutie in de weg staan. Moraliteit wordt voor een groot deel bepaald door de economische situatie waarin we leven en het paradoxale daarvan is, dat hoe beter we het hebben, hoe immoreler we worden. Bij grote welvaart worden belangen alleen nog overwogen op basis van persoonlijk gewin, in welke vorm dan ook. We neigen dan tot het bevredigen van behoeften, waarvoor we ons onder normale omstandigheden zouden schamen. Het gebrek aan interesse voor de medemens maakt dat we niet meer (in-) zien wat we zouden moeten (in-)zien. Bank- en bouwfraude, kindermisbruik binnen de Katholieke kerk en de jeugdzorg, corruptie binnen de politiek en andere overheden, we staan erbij en kijken ernaar en hopen in het gunstigste geval, dat er iemand zal zijn die er wat aan doet. Slechts een select groepje mensen voelt hierdoor een nieuwe soort van behoefte opkomen, om iets te doen aan deze vorm van samenlevingsdestructie. Het gaat hier over mensen die onconventionele
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
middelen gebruiken om de ogen van de verantwoordelijke machthebbers te openen. Deze personen maken hun eigenbelang ondergeschikt aan die van de zwakkeren in de samenleving. Voor hen vaak onbekende mensen wier rechten ernstig geschonden worden, waardoor niet meer kan worden voldaan aan de bevrediging van de belangrijkste levensbehoeften. Dat zijn de mensen die protesteren tegen zaken als absolutisme, hedonisme en voor het antropocentrisme. Dit zijn ook de mensen die een vaak eenzame strijd voeren tegen de aristocratie en de canapépolitiek. Het zijn die mensen die zich van autodictie bedienen omdat ze geen heil meer zien in politici die over elkaar heen vallen om de polarisatie te bevechten. Beroemde voorbeelden daarvan zijn Ché Guevare, Nelson Mandela, dr. Martin Luther King en Mahatma Gandhi, maar er zijn nog honderden minder bekende of onbekende voorbeelden die met dezelfde motieven en behoeften, hun leven in dienst stellen van de zwakkeren. Het zal voor de hele mensheid beter zijn, wanneer we het begrip ‘geluk’ opnieuw onder de loep zouden nemen. Uit onderzoeken door middel van vragenlijsten blijkt keer op keer dat mensen geluk belangrijker vinden dan geld. Maar een dergelijk vraag is ambivalent aan het feit, dat we steeds meer ons geluk waarderen vanuit materiële maatstaven. Hieruit blijkt dat het begrip ‘geluk’ volkomen verkeerd wordt gedefinieerd. Daarom spreken psychologen liever over ‘subjectief welzijn’. Dit verwijst naar een bredere waaier van reacties die mensen ervaren in verband met zichzelf, hun sociale relaties en hun werk. Deze waaier bevat cognities, positief en negatief affect. Het cognitieve component van het subjectieve welzijn is nodig om te verklaren waarom dezelfde objectieve omstandigheden niet bij iedereen tot een even groot gevoel van welzijn leiden. Een gebeurtenis wordt door iedereen anders beleefd. Mensen die zich werkelijk gelukkig voelen zijn minder snel geneigd om hun eigen situatie met die van anderen te vergelijken. Ze zien een positieve ervaring bij anderen ook zelden als een bedreiging voor het eigen welzijn. Gelukkige mensen bedienen zich meer van positieve strategieën en vertekeningen in hun reacties op voor- en tegenspoed. Zo zien zij hun leefomstandigheden altijd door een ‘roze bril’, verwachten interessante leefomstandigheden voor de toekomst, voelen
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
controle over de afloop van hun daden en hebben vertrouwen in hun eigen vaardigheden. Mensen met een laag welzijnsgevoel hebben echter de neiging om vooral negatieven gebeurtenissen te onthouden en er lang over te blijven piekeren. Het positieve affect omvat alle positieve emoties en gemoedstoestanden die iemand bezit. Hierbij kun je denken aan vreugde, tevredenheid, vertrouwen, opgetogenheid en voldoening. Het negatieve affect omvat de negatieve emoties en gemoedstoestanden die een persoon ervaart zoals schuldgevoel en schaamte, verdriet, verbittering, onvrede, angst, bezorgdheid en stress. Je hebt al kunnen lezen, dat dit soort gevoelens voortkomen uit conflicten tussen de ‘behoefte’ en het ‘geweten’ binnen onze persoonlijkheid. Doen we iets positiefs dat past binnen de morele principes van ons geweten, dan worden we beloond met een goed gevoel (vreugde, voldoening, opgetogenheid enzovoort). Doen we iets dat tegen ons geweten ingaat, dan worden we bestraft met gevoelens van schuld, schaamte, verdriet, enzovoort. Zouden deze positieve en negatieve psychische beloningen voldoende zijn om ons gedrag te sturen, dan zou dit de wereld al een eind vooruit helpen waar het gaat om saamhorigheid, compassie, inlevingsvermogen en vredelievendheid. Maar door de grote welvaart en de mogelijkheden die dit biedt, zoeken we steeds meer beloningen voor onszelf op materieel gebied. We vinden het steeds belangrijker dat we niet alleen innerlijk voelen dat we iets positiefs hebben gedaan, maar ook de buitenwereld ziet dat we succesvol zijn. Deze behoefte staat echter niet aan de basis van de primaire en secundaire levensbehoeften, die de eerste motivatie zijn voor ons gedrag. Daarom worden dit soort behoeften, ‘genoegens’ genoemd. ‘Genoegens’ is de tweede van de vijf categorieën die de basismotieven voor ons handelen vormen. Voor een groot deel kunnen we genoegens rekenen tot culturele verfijningen of statussymbolen van de bevrediging
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
van de behoeften. We hebben het dan over luxe. Genoegens zijn behoeften waar we prima zonder kunnen en komen voort uit de wens, te wentelen in overvloed. We hebben het hier dan over bijvoorbeeld gastronomie, erotiek en comfort, cosmetica en esthetische stilering waarmee de primaire en secundaire levensbehoeften worden versierd en de luxe naast het nodige wordt gewaardeerd. De motivatie voor deze luxebehoeften is meestal (al geven we dat niet graag toe) een etalering voor persoonlijk succes. Mensen verwarren echter, dit soort zelfbeloning met noodzakelijke behoeften en zien ze steeds meer als een verbinding met hun biologische aspecten en regelmatig overheersen ze deze. Dit uit zich bijvoorbeeld in fenomenen als anorexia of obesitas, maar ook de gevoelens van wraakzucht en motivatie tot vergelding. Dit zijn kenmerken die alleen eigen zijn aan de mens. Genoegens zijn meer nog aanleiding voor crimineel gedrag dan behoeften. Dit wordt dan niet gevoed door het oerinstinct tot overleven als individu, maar vanuit de angst om geïsoleerd te worden van de ‘kudde’. Dit geldt dan vooral voor delicten die worden gepleegd vanuit economische overwegingen. In perioden waarin de welvaart steeds meer mensen de gelegenheid wordt geboden om in alle denkbare luxe te leven, ontstaat bij minder geslaagde mensen dezelfde expansiedrift naar weelde. Genoegens worden dan als behoeften gezien, vanuit het idee dat we anders niet meer passen binnen de levensstandaard van het merendeel van de samenleving. Sociale uitsluiting ligt dan op de loer, omdat men niets kan tonen aan de buitenwereld als bevestiging van succes en we dan al snel het gevoel krijgen, minderwaardig te zijn. In tegenstelling tot wat we vooral bij strafprocessen over economische delicten aannemen, speelt de vrije wil een veel minder dominante rol bij de delict motivatie. Het is vooral een grote mate van onzekerheid die we hier als oorzaak moeten zien. De onbewuste drang om naar gelijke standaard te leven met mensen uit de directe leefomgeving kan de motivatie zijn om middels delictgedrag, deze standaard te waarborgen. We leven in een wereld waarin status en materiële rijkdom, onlosmakelijk zijn verbonden met elkaar en het tegelijkertijd karakteristiek niet voor iedereen is weggelegd om verleidingen te weerstaan. Dit is ook in toenemende mate bij kinderen te zien. Wanneer
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
een kind niet dát merk kleding draagt dat populair is of niet dat ene mobieltje heeft die andere kinderen ook hebben, valt het buiten de groep. Veel ouders geven daaraan toe, want wie wil nou dat zijn kind wordt gepest of verstoten uit de vriendenkring? Dat we daarmee de gedachten van kinderen al van jongs af aan op de verkeerde manier voeden, gaat volledig aan ons voorbij. En wanneer een kind dan op latere leeftijd niet meer door zijn ouders gesponsord wordt of kan worden en het tegelijkertijd niet lukt om even succesvol te zijn als de mensen in zijn sociale omgeving, wordt het gekenmerkt als ‘eigen keus’ wanneer het steelt of fraudeert en in de gevangenis terecht komt. Om dezelfde reden plegen jeugdige delinquenten misdaden wanneer hun vrienden dat ook doen. Niet vanuit geldelijk gewin, maar om niet buiten de groep gesloten te worden. Dat hier een oerinstinct aan ten gronde ligt, wordt veel te weinig belicht binnen ons (jeugd-) rechtssysteem. Oerinstincten die niet meer binnen de moraal van huidige generaties passen trachten we door middel van opvoeding weliswaar te onderdrukken, maar worden onbewust aangewakkerd door sluipende processen zoals een levensstandaard die op luxe (genoegens) is gebaseerd. Maar ook volwassenen worden dagelijks door dit soort sluipende processen geïndoctrineerd. Je kunt geen krant of tijdschrift openslaan of we worden overspoeld met reclameboodschappen, adviezen en andere aansporingen voor mogelijkheden om een aanvaard lid van de massa te kunnen blijven. Daarvoor moeten we vooral blijven voldoen aan het schoonheids- en statusideaal, door dure merkkleding te dragen, de mooiste auto’s te rijden en te zijn voorzien van de nieuwste mobieltjes, computers, gadgets en andere bling-bling om ‘erbij’ te kunnen horen. Bezit men niet een dergelijke openlijke erkenning van verdiensten en eerbewijzen op sociaal vlak, dan ben je nog weinig interessant voor de gemeenschap. Allerlei persoonlijkheidsstoornissen kunnen daarvan het gevolg zijn, maar ook de neiging om op andere manieren aan het ideaalbeeld te kunnen voldoen, zoals zelfverrijking door crimineel gedrag. Men moet wel over
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
een behoorlijk sterke persoonlijkheid beschikken om niet in de verleiding te komen om door crimineel of ander immoreel gedrag, toch aan het opgedrongen ideaalbeeld te voldoen. We hebben onszelf deze hoge levensstandaard opgelegd en zijn moeilijk in staat om een stapje terug te doen. Ook wanneer de nood ons ertoe dwingt. Veel mensen zijn willens en wetens bereid om zich tot de nek in de schulden te steken om op die manier niet onder te hoeven doen aan de rest. Banken en andere kredietverleners spelen handig in op die behoefte, door een veel te rooskleurig toekomstbeeld te schetsen en bieden leningen aan alsof het broodjes kaas zijn. De media zijn echter de grootste boosdoeners. Zij worden wel de ‘vierde macht’ genoemd vanwege hun enorme invloed op het publiek. Zij zijn degene die ons de hoge levensstandaard en ideaalbeelden voorschotelen. Intussen lopen gevangenissen vol met mensen die boetes, rekeningen en belastingen niet meer kunnen betalen. Met betrekking tot genoegens in relatie tot crimineel gedrag, kunnen we vaststellen dat de druk vanuit de samenleving en de rol van de media, reclameboodschappen en kredietverstrekkers voor veel mensen te groot is om verleidingen te weerstaan. Het gemak waarmee we grote sommen geld kunnen lenen geeft veel mensen het idee-fixe, dat ‘the sky, the limit’ is. We bezitten lang niet allemaal de kracht of persoonlijkheid om in te gaan tegen het biologische aspect om vooral een gewaardeerd lid van de ‘kudde’ te blijven. En hoe kan het ook anders, wanneer we bedenken dat ons kuddegedrag, onze garantie is voor evolutionaire vooruitgang. Het is een instinctief en diepgeworteld element dat de mens eigen is. De derde categorie die onze basismotieven voor handelen vormen zijn ‘verplichtingen’. Dit zijn alle taken die vanuit de rede tot stand zijn gekomen en voortkomen uit de fundamentele wederzijdsheid van ons menszijn. Het feit dat we sociale wezens zijn neemt met zich mee, dat we op grond van ons symbolisch wereldbeeld in staat zijn om afspraken te maken. Sociale wezens bezitten de eigenschap te willen en kunnen handelen vanuit motieven die maar in zeer beperkte mate verband houden met onze persoonlijke wensen, maar des te meer vanuit het collectieve belang. Dit zet ons ertoe aan om anderen te helpen die in
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
gevaar verkeren of om leningen af te lossen. Dit komt voort uit de rede, het instinctieve besef van onze sociale aard en niet – net als bij behoeften en genoegens – vanuit persoonlijk verlangen. Hetzelfde geldt voor het naleven of ontwerpen van wetgeving en het naar eer en geweten voldoen aan onze verplichtingen op het werk, thuis en de rest van onze omgeving. In feite handelen we meestal vanuit onze verplichtingen aan anderen en ons empatisch vermogen. Sinds mensenheugenis wordt er ook misbruik gemaakt van sociale verplichtingen en putten mensen ongeoorloofd voordeel uit sociale voorrechten. Dit wordt doorgaans echter als immoreel gezien en zijn binnen iedere samenleving reden om ethische en politieke grondregels te stellen. Het algemene bewustzijn van wederzijdse sociale verplichtingen is de basis voor iedere beschaving. Zo heeft de overheid haar verplichtingen ten aanzien van de zorg voor haar burgers en hebben burgers op hun beurt de verplichting om zich aan de wet- en regelgeving te houden. Hiermee proberen we gezamenlijk een maakbare samenleving te vormen en vooral te behouden. Naast sociale verplichtingen die ons door wet- en regelgeving worden opgelegd, kennen we ook sociale verplichtingen die voortkomen vanuit een innerlijk gevoel. Deze zijn voor een deel aangeboren en voor een deel gevormd door de ervaringen uit onze levensloop. De overtuigingen die uit dit laatste voortkomen, verschillen per persoon. Wanneer we veel leed in ons leven hebben ervaren, zullen we eerder neigen naar een karakter dat is gericht op het belangeloos leveren van een bijdrage om anderen te helpen. De aard van ieder mens speelt dus een belangrijke rol. Mensen die in weelde zijn opgegroeid en altijd een beschermd bestaan hebben geleidt, zijn minder snel bereid om hun leven dienstbaar te maken voor de zwakkeren binnen de maatschappij. De oorsprong van dit gegeven ligt ook weer in de overlevingsdrang. Mensen die leed niet van dichtbij hebben ervaren, kunnen zich er moeilijk een voorstelling van maken en bagatelliseren doorgaans het bestaan of de gevolgen ervan. Wanneer mensen echter geconfronteerd worden met onbalans binnen de ‘kudde’, komt er een aandrift in hen naar boven om de balans weer te herstellen. Compassie en empathie zijn deugden die niet aangeboren zijn
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
maar opgewekt door ervaringen en opvoeding. Mensen die voor sociale beroepen kiezen, doen dit doorgaans vanuit een soort roeping, die weer uit ervaring is ontstaan. Zij zijn in principe de ‘tuinmannen en –vrouwen in de tuin der ethiek’. Zij realiseren zich de werkelijke waarde van ieder individu. Zij zijn zich bewust van het gegeven, dat ‘afgevallen bladeren’ niet moeten worden opgeruimd, maar een wezenlijk onderdeel zijn van het evolutionaire groeiproces van de mensheid als geheel, en als zodanig evenveel gekoesterd moeten worden als de bladeren die nog volop onderdeel uitmaken van de boom, bloem of struik. Sociale verplichtingen zijn een essentieel onderdeel van elke samenleving, die helaas steeds meer uit het oog verloren worden. Sociale verplichtingen staan aan de basis van moraliteit. Maar, hoewel de meeste mensen hoog opgeven over moreel besef en gedrag, worden we toch steeds meer overspoeld met berichten die bevestigen dat mensen tot op de hoogste trede van de maatschappelijke ladder bezig zijn met zelfverrijking, machtsmisbruik en fraude, kortom het najagen van het eigenbelang boven dat van anderen of de samenleving als geheel. Daarvoor moeten veel mensen het ontgelden. Sociale verplichtingen hebben op velerlei gebied plaats gemaakt voor individuele belangen. Het recht van de sterkste verdringt het sociale gedrag. Mensen met de laagste inkomens die wekelijks in lange rijen staan voor de voedselbank, in een van de rijkste landen ter wereld, zijn de dupe geworden van degene die gestalte hebben gegeven aan de zogenaamde graaicultuur. Het meest immorele daarvan is, dat wanneer een bijstandsouder die uit pure overlevingsnood een brood steelt om haar kinderen te voeden, keihard wordt aangesproken op dit gedrag en de grote bestuurders meestal wegkomen met een super bonus van soms vele miljoenen Euro’s, wanneer zij zich schuldig hebben gemaakt aan frauduleus of andersoortig wanbestuur. Hen wordt de hand boven het hoofd gehouden door bevriende managers, politici en multinationals. Dus wanneer we het over sociale verplichtingen hebben, die ten grondslag liggen aan moraliteit, lijken deze alleen te gelden voor de lagere sociale klasse. De vierde categorie als basis voor het menselijk handelen is ‘projecten’. Daarmee wordt bedoeld, het vermogen om te veranderen en te vernieuwen.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Vanaf de uitvinding van de vuistbeitel tot aan de allernieuwste technologische ontwikkeling, vanaf onze eerste overwegingen tot de meest ambitieuze ideeën om de samenleving te herstructureren, het zijn allemaal projecten die net als behoeften, genoegens en verplichtingen tot basismotief voor ons handelen kunnen worden beschouwd. Mensen zijn allemaal ondernemers. We maken allemaal toekomstplannen, hebben ambities en andere ideeën om onze leefomstandigheden te verbeteren. Deze fundamentele motivering voor ons handelen bezit iedereen. of men creatief is of niet, of men neurowetenschapper is of revolutionair, we vullen ons leven op met allerlei grote en kleine projecten die invulling geven aan ons leven, rekening houdend met persoonlijke en collectieve behoeften en wensen. We kunnen projecten daarom ook rekenen tot een wezenlijk onderdeel van onze evolutie. Van belang bij deze projecten is dat we het evenwicht in de gaten blijven houden tussen onze individuele wensen, die van de samenleving en de middelen die we voorhanden hebben om de projecten te realiseren. Vaak blijken dit tegenstrijdige factoren. Onze persoonlijke wensen en behoeften komen voort uit ons karakter, ons gevoel en de ervaringen die we hebben opgedaan in ons leven. Die zijn logischerwijs voor iedereen anders. De wensen en behoeften van de samenleving als geheel, komt voort uit de algemene wil dat we een maatschappij creëren waarin onze persoonlijke wensen tot uiting kunnen komen, zonder daarbij de algemene wil te schaden. De middelen die we hebben om zowel onze individuele als onze gemeenschappelijke projecten tot het gewenste resultaat te brengen, hangen af van bezit en macht of de mogelijkheid deze te verwerven. Hoe meer deze factoren in strijd zijn met elkaar, hoe moeilijker het is om de projecten te realiseren. Mislukking en uitsluiting van de groep of gemeenschap liggen dan op de loer. Bij de voorgaande drie categorieën hebben we al kunnen zien, welke invloed deze hebben op ons gedrag. Daarom is een goede begeleiding in alle ontwikkelingsfases van de mens en in het bijzonder in de kinderjaren van cruciaal belang. Een kind dat opgroeit in een welvarende en beschermde omgeving en nooit leert om zijn eigen problemen op te lossen, zal het later aanzienlijk moeilijker hebben om zijn eigen projecten te realiseren, dan een kind uit de onderste lagen van de sociale klasse, die al vroeg een grote mate van zelfstandigheid heeft ontwikkeld.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
In hoofdstuk 2 van dit boek, ga ik dieper in op deze ontwikkelingsfases van het jonge kind en het belang van een goed verloop ervan. De vijfde en laatste categorie in de serie motivaties voor ons handelen is ‘experimenten’. Deze voeren we uit om te onderzoeken of er nog mogelijkheden of instrumenten zijn die we nog niet hebben of kennen, maar waarvan we vermoeden dat ze zouden kunnen bestaan en de evolutionaire ontwikkeling van de mens naar een hoger niveau zouden kunnen tillen. Dit is wat we wetenschap noemen. Als de mens nooit geëxperimenteerd zou hebben en dus geen gebruik zou hebben gemaakt van haar mentale flexibiliteit, zouden we nog steeds als de Sahelantropis leven of waarschijnlijk al uitgestorven zijn. Experimenten zijn daarom een wezenlijk onderdeel van ons voortbestaan. Daaraan hebben we de groei en capaciteiten van ons brein te danken, en onze individuele en collectieve kennis en alles wat daaruit is voortgekomen. Door te experimenteren zetten we de zoektocht voort naar de juiste balans in ons handelen. Een bredere kijk op de dingen en een vergroot bewustzijn kunnen veel veranderingen teweeg brengen in de samenleving. Wij experimenteren omdat we een aangeboren verlangen hebben naar gelukzaligheid en lijden willen uitsluiten. Het is belangrijk dat we ons bewust zijn van onze mogelijkheden en daar zelfvertrouwen uit putten. Er zijn veel experimenten en andersoortige onderzoeken gedaan naar het ontstaan van (bepaald) gedrag. De conclusie die we daaruit kunnen trekken is, dat de volledige vrije wil ten aanzien van ons handelen en denken een illusie is. Onze handelingen worden vooral aangestuurd door omstandigheden, gebeurtenissen, ervaringen, kansen en de reactie van ons brein daarop. Deze factoren, in combinatie met de vijf basismotivaties voor ons handelen vormen de indoctrinatie op onze vrije wil en keuzen. Gedragswetenschappen zijn daarom het belangrijkste ‘gereedschap’ voor de bestrijding of heling van ongewenst gedrag. Om erachter te komen, óf en in hoeverre we individueel en collectief gedrag, mensen kunnen aanrekenen, is het van belang om kennis te nemen van alle gedragsbepalende factoren ofwel de oorzaken van gedrag.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
In dit hoofdstuk heb je kennis kunnen nemen van het hoe en waarom met betrekking tot het menselijke instinct, dat terrein verloor aan het overwegen en wat (in grote lijnen) onze motieven daarvoor zijn. In het volgende hoofdstuk zullen we ons meer gaan richten op de individuele oorzaken van gedrag, in de vroegste stadia van het leven. Daar wordt namelijk al voor een groot deel bepaald hoe ons persoonlijke denkproces vorm krijgt en de vrije wil beperkt wordt.
Neomoraliteit en mentale flexibiliteit. Om neomoraliteit te kunnen laten integreren moeten we allereerst overwegingen maken ten aanzien van het juiste gebruik van de mentale flexibiliteit. In dit eerste hoofdstuk heb je kunnen lezen hoe mentale flexibiliteit is ontstaan en wat de reden ervan is geweest: het veiligstellen van onze soort en het verbeteren van de algemene levensstandaard, door de balans te blijven zoeken tussen leefomgeving en sociaal gedrag ten opzichte van elkaar en de wereld om ons heen. Mentale flexibiliteit heeft onze kudde voor lange tijd veilig weten te stellen, maar door de grote mate van individuele zelfstandigheid en onafhankelijkheid dreigen we onze eigen soort alsnog te vernietigen en is niet de veranderende natuurlijke leefomgeving onze grootste dreiging, maar wijzelf. De filosofie van het Neomoralisme is mijns inziens de enige juiste weg om het tij te keren. Hierbij wordt nogal wat gevraagd van onze individuele en collectieve mentale flexibiliteit, maar op de huidige manier voortleven brengt ons in rap tempo naar de afgrond van ons bestaan.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
2. Pedagogie van de vertrouwensfases. 2.1 De ontwikkeling van het jonge kind. In het eerste hoofdstuk van dit boek heb je kunnen lezen hoe ons volledig instinctieve gedrag, ongeveer vijf miljoen jaar geleden, plaats begon te maken voor rationeel handelen en hoe motieven voor ons handelen in de basis tot stand komen. De communicatie over en weer tussen object, persoon en geweten is echter geen garantie voor een vaste, individuele moraal. Iedere ervaring in ons leven kan invloed hebben op onze eigen normen en waarden en deze in meer of mindere mate veranderen. Soms zeggen we wel eens over iemand dat hij of zij veranderd is. Dit komt dan doordat bepaalde ervaringen de toestand van het brein hebben veranderd waardoor die persoon ook anders denkt, spreekt en handelt. Dit proces begint in feite al vanaf het moment dat de eerste fase van de opbouw van de hersenen is afgerond, zo’n drie maanden na de conceptie, wanneer het embryo van de mens in wording nog veilig in de baarmoeder huist. Vanaf dat moment begint ook de vorming van de persoonlijkheid van ieder mens. Ieder mensenleven begint dus bij het moment waarop de eicel wordt bevrucht. We zijn geneigd om de geboorte als het begin van ons leven te beschouwen, maar dat is een enorme misvatting. De periode die we voor de geboorte in het moederlichaam doorbrengen heeft al een enorme invloed op onze ontwikkeling en is dus een wezenlijk onderdeel van onze levensloop. In deze periode worden al een heleboel keuzen voor ons gemaakt en vastgelegd die zeer belangrijk zijn voor het fundament van de ontwikkeling en ons gedrag in de toekomst. Het is daarom onmiskenbaar voor opvoeders, pedagogen en psychologen, te begrijpen wat er in het jonge kind vóór en na de geboorte omgaat, maar ook tijdens de bevalling en hoe we daar een positieve invloed op kunnen uitoefenen. Volwassenen hebben een veel grotere invloed en dus ook een veel grotere verantwoordelijkheid ten aanzien van de gedragsontwikkeling van kinderen dan men vaak aanneemt.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Er bestaan een heleboel theorieën over wat nu een goede pedagogische basis is voor kinderen en op welke leeftijd die wordt gelegd. Om daar antwoord op te kunnen geven of krijgen, moeten we begrijpen hoe gedrag ontstaat. Een embryo van drie maanden oud is niet groter dan zeven à acht centimeter en weegt zeventien à achttien gram. Toch is de eerste fase van de opbouw van het brein dan al afgerond. De opbouw van de hersenen begint al direct na de bevruchting van de eicel. Er wordt vanaf dat moment een platte laag hersencellen gevormd die de ‘neurale plaat’ wordt genoemd. Deze groeit in drie weken uit tot de zogenaamde ‘neuraal buis’. Zodra deze gevormd is, komen er elk uur maar liefst honderdduizend hersencellen (neuronen) bij. Het slagen van de ontwikkeling van de hersenen in dit stadium hangt samen met de genetische informatie van cellen in andere gebieden in het brein en de biochemische stoffen die ze afscheiden. Daarnaast helpen andere stoffen, elders in het lichaam ook mee aan de opbouw van het brein, zoals bijvoorbeeld geslachtshormonen. Hersencellen verplaatsen zich van de plaats waar ze worden aangemaakt, naar de plaats waar ze verder uitgroeien. Dit wordt celmigratie genoemd. Neuronen sterven ook weer af, wat celdood wordt genoemd, waarna ze opgeruimd worden. In tegenstelling tot wat men eerder aannam, is dit een proces dat levenslang door loopt. Dit proces kan echter ernstig worden verstoord door aantasting door giftige stoffen als nicotine, morfine en andere geneesmiddelen, alcohol, drugs en giftige dampen. Dergelijke stoffen hebben al een vernietigende uitwerking op de hersenen vanaf het moment van de bevruchting van de eicel. De gevolgen die dit kan hebben zijn enorm. Miskramen, vroeggeboorten, een te laag geboortegewicht, maar ook fysieke en mentale afwijkingen, leer- en gedragsstoornissen. Ook crimineel gedrag in allerlei vormen kunnen op latere leeftijd het gevolg zijn van dergelijke breinvergiftiging. Sinds enige tijd is komen vast te staan, dat stress bij de moeder tijdens en na de zwangerschap, een negatieve invloed kan hebben op de ontwikkeling van de hersenen van het kind. Later gedrag van ieder mens wordt dus al voor een deel bepaald vanaf de conceptie.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Bij de zogenaamde ‘Pro Justitia milieuonderzoeken’ die worden uitgevoerd door onder andere het NIFP (Nederlands Instituut voor Forensische Psychologie), alvorens een rechter tot een strafoordeel komt voor daders van strafbare feiten, wordt daarom ook navraag gedaan over de zwangerschapsperiode en geboorteomstandigheden van de dader. Helaas wordt de invloed daarvan nog onvoldoende meegewogen in het oordeel van de Rechtbanken. Hier ligt namelijk een belangrijke fundatie voor het gedrag. Bij mensen is niet alleen sprake van een biologische (evolutie-) ontwikkeling, maar ook van een culturele. Overal ter wereld wordt onderzoek gedaan naar opvoedingsmethoden om kinderen een goede pedagogische basis te kunnen geven, om uiteindelijk op eigen benen te kunnen staan en vooral te blijven staan. We constateren echter een groeiend disrespect onder jongeren ten opzichte van de samenleving, waar we maar geen grip op lijken te krijgen. Vooral ouderen horen we regelmatig zeggen: “ach, die jeugd van tegenwoordig” en termen als ‘kut-Marokkanen’ en ‘ontspoorde jongeren’ klinken regelmatig door het Haagse regeerkasteel en in de media. Nogal hypocriet wanneer we bedenken, dat wij als volwassenen degene zijn die de jeugd vormen. Het is zeer aannemelijk, dat de groeiende ‘verhuftering’ van jongeren een reflectie is van het gebrek aan pedagogisch inzicht bij volwassenen als opvoeders. In de inleiding bij dit boek gaf ik al aan, dat de input naar het brein, de output bepaalt. Dit kunnen we heel letterlijk nemen want de toestand van het brein past zich voortdurend aan, op basis van de informatie die binnenkomt. Hoe vaker bepaalde informatie of prikkels binnenkomen in het brein, hoe meer het zich erop aanpast en zal gebruiken als rationele overweging bij de keuze voor handelingen en gedachten. Andersom is het ook zo, dat informatie die niet of sporadisch binnenkomt, steeds minder door het brein gebruikt zal worden. Zo is er ooit onderzoek gedaan bij Chinezen, die in hun taal de ‘R’-klank niet kennen. Toch hebben ze bij hun geboorte wel de aanleg meegekregen om deze klank uit te spreken, maar die aanleg verdwijnt langzamerhand naar de achtergrond omdat het niet gebruikt wordt. De
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
input van deze klank wordt in hun taal niet uitgesproken en dus ook niet door herhaling gestimuleerd. daardoor vlakt het brein de aanleg af. Dit stimuleringsproces in de hersenen is dus een belangrijke, zo niet de belangrijkste tool die we hebben om gedrag (bij) te sturen. Politici en andere volwassenen kunnen daarom beter inzetten op positieve informatieverstrekking aan het brein van onze kinderen, dan de negatieve uitlatingen waarvan zij zich nu steeds meer bedienen. Wanneer je als kind maar voldoende vaak te horen krijgt dat je niet deugt, verandert de toestand van het brein zich vanzelf zó, dat deze kinderen het zelf ook gaan geloven en zich er naar gaan gedragen. Er wordt enorm veel geïnvesteerd in allerlei onderzoeken op pedagogisch gebied, maar we zien dat van geen enkele andere wetenschappelijke kennis die daaruit voortkomt, zo weinig gebruik wordt gemaakt in de dagelijkse praktijk. Het is dan ook de hoogste tijd dat er iets in gang wordt gezet. Men zal zich opnieuw moeten afvragen wat de opdracht van de pedagogie eigenlijk is. Wat willen we ermee bereiken en wat moet daarvoor veranderen? De motieven voor ons pedagogisch handelen vandaag de dag, komen voort uit het gedrag van de jeugd. We lopen dus alleen maar achter de feiten aan. Eerst geven we ze de verkeerde input, vervolgens spreken we ze op de onjuiste manier aan op hun gedrag dat daaruit voorkomt en dan vergooien we bakken geld om te proberen de schade te beperken. Een klassiek voorbeeld dus, van de put dempen als het kalf verdronken is. De vraagstukken en opdrachten voor de pedagogie, de psychiatrie en de psychologie vinden geen oplossingen in meer leraren, meer jeugdzorginstellingen of langere en zwaardere straffen en al helemaal niet in het vergeldingsaspect binnen het huidige strafrechtsysteem. De kwaliteit van onze inzichten veranderen daar niet door. Het is veel belangrijker en efficiënter wanneer we begrip kweken voor de gevoelens van mensen en inzicht verschaffen over de oorzaken van ongewenst gedrag. Zo is het een vaststaand gegeven dat er jaar in, jaar uit, vele zogenaamde ‘zittenblijvertjes’ zijn op scholen. Juist door dit doubleren krijgen zij het gevoel dat ze minder zijn dan hun leeftijdsgenootjes, of
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
niet kunnen aarden bij het grootste deel van hun klas. In het eerste leerjaar van de basisschool kan gemiddeld veertig procent van de leerlingen het lesaanbod niet volgen. School wordt op deze manier een zeer onaangename plek om een groot deel van de jeugd door te brengen. En hoe moet een kind in zo’n stemming überhaupt nog gemotiveerd raken? In dat opzicht is stilstand zeker achteruitgang. ‘Niets van wat gezegd wordt is belangrijk als het niet gehoord wordt’. Deze oude stelregel in de pedagogie moeten we opnieuw voor ogen houden, wanneer we ons willen verdiepen in de elementaire grondbeginselen van de pedagogie. De opvoedingsleer is ervoor om mensen te helpen vormen en vooruit te komen. Wat we daarbij nodig hebben zijn niet alleen meer praktische middelen, maar vooral rigoureuze veranderingen in onze inzichten op basis van ‘Evidence Based Research’ (EBR). Daarnaast moeten we niet alleen lesgeven en beoordelen, maar bovenal observeren en daarop reageren. Op die manier kunnen we onze kwaliteit van inzichten positief veranderen. We moeten de logica van de neuropsychologie van de mens leren begrijpen om een goede pedagogische basis te ontwikkelen voor ieder medemens. In het huidige onderwijssysteem, dat op een wel zeer demotiverend principe berust en meer gericht is op prestatie dan op lof en beloning, is enkel plaats voor competitiedrang. Hierdoor wordt al in een vroeg stadium een grote groep kinderen, die als middelmatig worden bestempeld, gescheiden van de kinderen die prestatiegericht functioneren. Hierdoor wordt het minder presterende kind alle motivatie ontnomen en worden onbedoeld de kansen op een succesvol bestaan al direct aanzienlijk verkleind. Ook onderwijzers en leraren worden steeds meer afgerekend op de eindresultaten van hun leerlingen, waardoor zij zich nog meer gaan richten op prestatie. Daarnaast wordt door de werkdruk en de vele neventaken, de mogelijkheid om minder presterende kinderen extra begeleiding te bieden, ontnomen. Door dit alles ontstaat een neerwaartse spiraal bij kinderen die moeite hebben met de lesstof of het tempo. Dit heeft niet alleen een grote negatieven invloed op de schoolresultaten, maar ook op het zelfbeeld van deze groep kinderen.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Een ander voorbeeld van gebrek aan inzicht zien we ook bij het fenomeen ‘ADHD’ (Attention-deficit Hyperactivity Disorder). Dit is een ontwikkelingsstoornis die gekenmerkt wordt door hyperactiviteit, aandachtstekort en impulsiviteit. Het is een van de meest voorkomende kinderpsychiatrische stoornissen. Kinderen met ADHD hebben moeite om aandacht te besteden aan relevante signalen uit de omgeving en hun aandacht gedurende langere tijd, bij iets te houden. Inmiddels zijn wereldwijd tientallen miljoenen kinderen gediagnosticeerd met ADHD. Meestal worden zij volgepropt met zware medicijnen zoals Ritalin of Concerto om hen zo, rustig en geconcentreerd te houden. Er wordt daarbij geen enkele rekening gehouden met mogelijke schade op de langere termijn en nog veel te weinig onderzoek gedaan naar hoe het komt, dat er opeens explosief veel mensen aan ADHD lijden. Kinderen met ADHD kunnen in principe heel goed functioneren in het dagelijkse leven en normaal presteren op cognitieve taken, maar zijn niet of moeilijk in staat om dit voor langere tijd achtereen vol te houden. Het probleem ligt niet zozeer in het feit dat mensen met ADHD een overmatig energieniveau hebben, maar dat ze een verminderde controle hebben op de prikkels die op hen afkomen. Tegenwoordig hebben ouders en onderwijzers het veel te druk met andere verantwoordelijkheden (die hen overigens veelal door de overheid worden opgelegd) om deze kinderen extra aandacht te kunnen geven. Vroeger kende we het fenomeen ‘hyperactiviteit’ ook al, maar toen gaven onderwijzers nog hoofdzakelijk les en in een tempo dat voor ieder kind bij te houden was. Gescheiden ouders waren een uitzondering en vaak was er na schooltijd wel een ouder thuis om tijd aan het kind te besteden. Het huidige toedienen van medicijnen lijkt dan ook meer een middel om ouders en andere opvoeders met een gesust geweten achter te laten, want ze hebben in ieder geval iets ondernomen om het probleem op te lossen en dus kan hen niets verweten worden. Dat het werkelijke probleem en de oplossing ervan in de causaliteitssfeer moet worden gezocht is schijnbaar nog tot niemand doorgedrongen. De passieve houding die ontstaat bij kinderen, na het gebruik van de medicatie brengt weliswaar rust in de tent, maar motiveert niet tot betere prestaties op school. Ritalin, een medicijn dat het meest wordt voorgeschreven bij ADHD is een amfetamine, een opwekkend middel met
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
een zeer hoog verslavingsrisico. Het helpt om de impulsiviteit en hyperactiviteit te onderdrukken, maar brengt door de verslavingsfactor een nieuw en vooral ernstiger probleem met zich mee. Mijns inziens mag het zelfs hypocriet genoemd worden, wanneer wij ouders onze kinderen waarschuwen voor giftige stoffen die het brein kunnen beschadigen, zoals alcohol, drugs en pillen, maar ze er in hun kinderjaren zelf wel mee volstoppen omdat het ons en de economie beter uitkomt. Daarom wil ik je kennis laten maken met een benadering van dit soort problematiek, die wel uitgaat van de relatie tussen oorzaak en gevolg. Daarmee wil ik de weg vrijmaken voor een pedagogisch meer verantwoorde manier van het leggen van een stabiele fundering voor ieder kind, vanaf de conceptie. Deze theorie is gebaseerd op de ‘filosofie van het neomoralisme’. Dat wil zeggen dat ik als uitgangspunt neem, dat we letterlijk bij alle keuzen die we als individu of als samenleving maken, uitgaan van wat het beste is voor de ontwikkeling van de mens als persoon, zoals de natuur dit bedoeld moet hebben. Of het nu om opvoeding, verzorging, bejegening of scholing gaat, of het over economische, ethische of religieuze beslissingen gaat en of het beloning, bestraffing of heling van de geest betreft, alles heeft een oorzaak en gevolg. Wanneer we altijd de causaliteit van dingen in ogenschouw blijven nemen, dienen oplossingen voor problemen zich vanzelf aan. Het gaat hierbij om een simpele formule: alvorens we een beslissing nemen, moeten we eerst alle mogelijke gevolgen in kaart brengen en van daaruit het meest gunstige besluit nemen. Daarbij moeten we steeds het hoofddoel van ons bestaan (het voortbestaan van de menselijke soort) voor ogen houden, boven individuele belangen. Doet zich een probleem voor van welke aard dan ook, dan moeten we ons volledig richten op het verleden en alle mogelijke oorzaken van het probleem vinden. Wanneer we die oorzaken elimineren zal het probleem zich waarschijnlijk geen tweede keer voordoen. Voorkomen is uiteraard altijd beter dan genezen. Dit boek is dan ook bedoeld om een preventieve basis te leggen ter voorkoming van latere
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
problemen bij de ontwikkeling van ieder mens en daarmee ook voor de samenleving en de mensheid als geheel. Logischerwijs zal ik beginnen waar het mensenleven ook begint, in de eerste jaren van ons leven. Ik laat je kennismaken met acht belangrijke ontwikkelingsfasen die ieder kind vanaf de conceptie tot aan de jongvolwassen leeftijd doorloopt en dat ik de ‘vertrouwenspedagogie van het neomoralisme’ wil noemen. Het verloop van deze ontwikkelingsfasen zijn een zeer belangrijke fundering voor de rest van ons leven en, indien goed doorlopen en geïntegreerd, voor het voortbestaan van onze soort. In de volgende acht paragrafen bij dit hoofdstuk zal ik deze acht ontwikkelingsfasen van de vertrouwenspedagogie in kaart brengen. Daarmee wordt het mogelijk om te ontdekken hoe kinderen waarnemen en informatie (input) in het brein verwerken en welke reacties (gedrag) we daaruit kunnen verwachten. We leren hoe we kinderen het best kunnen bereiken en aanspreken, en welke informatie zij met hun gedrag proberen over te brengen op ons. Hierdoor leren we ook wat er achter ongewenst gedrag verscholen gaat en hoe we daar het beste op kunnen anticiperen. We leren opnieuw hoe we nieuwsgierigheid, interesse, levensvreugde, leercompetenties en leergierigheid bij kinderen kunnen opwekken en hoe we talent kunnen herkennen en stimuleren, waar zij juist hindernissen zien. Ervaren is leren en leren is ervaren. De wereld ontwikkelt zich door beweging en de reactie daarop. De belangrijkste kennis en ontwikkelingen in de gedragswetenschap verbind nu het evolutiemodel van Charles Darwin met het neomoralisme, de evolutietheorie 2.0. De neurologie heeft inmiddels uitgewezen dat intelligentie en ontwikkeling samenhangen met de cognitieve vermogens van de mens. Mede door cognitie ontstaat de keuze voor ons gedrag. Het is daarom logisch dat de verschillende ontwikkelingsfasen die een kind doorloopt, aan de basis staan van de structuur van ons gedrag. Wanneer een mens niet elk van de acht ontwikkelingsfasen goed doorloopt of om welke reden dan ook niet de mogelijkheid heeft om zich hierin te bekwamen, kan dat verregaande consequenties hebben voor de sociale, de emotionele en de intellectuele ontwikkeling. Wanneer een van de acht
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
ontwikkelingsfasen niet volledig geïntegreerd is, zal ook de volgende problemen opleveren. Door goed inzicht te krijgen in de werking en de opbouw van deze vertrouwensfasen wordt duidelijk hoe menselijk gedrag terug te voeren is op ervaringen (oorzaak en gevolg).
2.2 Het Bronvertrouwen. De ervaringen in de baarmoeder leggen een basis voor het leven, maar ze leggen niets vast voor het leven. Net als het eerste levensjaar na de geboorte, is de periode tijdens de zwangerschap van grondleggende betekenis voor ieder mens. Geen enkele ervaring wordt vergeten door het brein. De ervaring die de fase van het bronvertrouwen brengt is: gedragen worden door water en warmte. Het veilige gevoel dat het ongeboren kind hierdoor krijgt, motiveert hem om zich in de baarmoeder te bewegen. Bronvertrouwen betekent dus, het vertrouwen te hebben dat het leven ons draagt. Het is van essentieel belang dat bronvertrouwen beleeft en ervaren wordt, omdat men zich in deze fase nog niet intellectueel verweren kan. Het ongeboren kind kan alleen van mens tot mens, van kind tot moeder contact maken. Bronvertrouwen geeft uitdrukking aan het ‘welkom zijn’ en is de basis voor alle vertrouwen. Al veel te lang wordt de betekenis van de negen maanden in het moederlichaam onderschat. Het ongeboren kind neemt in deze periode al volledig deel aan de wereld om hem heen. Wat we zijn en wat we worden, wordt al voor een groot deel bepaald vóór onze geboorte en daarmee wordt ook al een basis gelegd voor onze latere reacties op ervaringen. Het ongeboren kind is op vele manieren verbonden met zijn moeder en de wereld om haar heen. Wanneer de moeder regelmatig liedjes zingt of neuriet voor de foetus, zal de hartslag van het kindje rustig worden en het kind een sterk gevoel van veiligheid ervaren. Het voelt aan wanneer zijn moeder zich op haar gemak voelt. Ook tijdens de bevalling zal de baby dan rustiger zijn. Hierdoor zal er bij het kind een bepaalde drang worden ontwikkelt die later nodig is om vaardigheden te ontplooien. Het is zeer belangrijk dat een kind, voor en na de geboorte, neigingen ontwikkelt die later versterkt kunnen worden.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
De baarmoeder is een ruimte voor interactie. De foetus reageert op de wereld erbuiten, op het geruis van de hartslag en de ademhaling van zijn moeder, haar lachen, haar zingen en belangrijker nog, in het moederlichaam leren we de melodie van het leven kennen. Het harmonieuze, maar ook de wanklanken ervan. Wanneer de moeder tijdens de zwangerschapsperiode veel stress ervaart, zal het ongeboren kind diezelfde ervaring voelen, wat later weer zijn weerslag op het gedrag van het kind kan hebben. Voelt een kind in de baarmoeder dat het gewenst is en verzorgd wordt, dan is de kans groot, dat het op natuurlijke wijze ter wereld komt. Ervaart het kind ook na de geboorte nog dat het door de ouders liefdevol behandeld wordt, dan is de belangrijke fundering gelegd voor zijn verdere ontwikkeling. De basis voor vertrouwen is daardoor geschapen. Dit is het bronvertrouwen dat in de eerste hersenontwikkelingsfase ontstaat. Zoals het bronvertrouwen tijdens de zwangerschapsperiode ontstaat, zo heeft ook de wijze waarop een kind ter wereld komt zijn weerslag op de latere ontwikkeling van het kind. Wanneer het een zogenaamde ‘keizersnedengeboorte’ betreft, met fel licht en harde geluiden of wordt de baby na de geboorte in een couveuse gelegd, dan ontstaan onzekerheid en angst die de rest van het leven invloed kunnen hebben op de vertrouwensontwikkeling van het kind. Wanneer bronvertrouwen niet aanwezig is, kan dat in de toekomst tot gevolg hebben dat angst en de weigering om volwassen te worden, ontstaan Dit zou heel goed de reden kunnen zijn, dat steeds meer mensen ervoor kiezen om als single door het leven te gaan en kinderloos blijven. Ook het alsmaar stijgende echtscheidingscijfer kan daar een gevolg van zijn. De bereidheid om verantwoordelijkheid voor onszelf te nemen, is een eigenschap die bronvertrouwen vereist. Voor mensen die zelf geen bronvertrouwen hebben ervaren is het moeilijk om dit hun kinderen te bieden. Bronvertrouwen is het uitgangspunt en de basis voor ons leven. Het is daarom van groot belang om deze te ervaren.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
2.2.1 Geboorte en Bronvertrouwen. Gedragstherapie is alleen zinvol, wanneer een eenzijdige benadering vermeden wordt. Men zal steeds bij ieder onderzoek naar de variatiemogelijkheden van een kind binnen een bepaalde ontwikkelingsfase, de positieve én negatieve eigenschappen moeten belichten. Bronvertrouwen moet ervaren worden. Het is een ervaring die de basis legt voor een sterk zelfbewustzijn. Het biedt een eenheidsgevoel die de grondslag is voor inzicht, een positieve levensinstelling, moed, medemenselijkheid en het vertrouwen in het feit dat het bestaan van een persoon belangrijk is. Gedragsuitingen zijn verbonden met ervaringen en emoties. ‘Er word voor mij gezorgd’ is een belangrijk gevoel voor een kind. Dit gevoel is vergelijkbaar met zweven, warmte, zachte klanken, bewegen en liefdevol vastgehouden worden. Ervaringen van: ‘ik word gehoord en geliefd’ en ‘ik ben gewenst en bied vreugde aan anderen’, vinden hier hun oorsprong. Bronvertrouwen is de winst die pasgeborenen een goed startsein voor het leven geeft. Bronvertrouwen kost niets, hoeft niet verdient te worden, maar ontstaat uit liefde en vreugde. Tegenwoordig is een keizersnedengeboorte een soort trend geworden. Steeds meer zwangere vrouwen hebben de wens om hun baby met een keizersnede ter wereld te brengen. Als we de noodzakelijke keizersnedengeboorten meerekenen, ziet vandaag de dag, zevenentwintig procent van de kinderen op deze manier voor het eerst het levenslicht. Vijfentwintig jaar geleden was dit percentage slechts zes procent en sinds de laatste eeuwwisseling kan iedere vrouw zelf bepalen of zij haar kind via een keizersnede ter wereld wil brengen of niet. Als tegenwoordig een vrouw een fulltime baan heeft en tevens een kinderwens, is er gerede kans dat zij haar baan kwijtraakt wanneer zij beiden wil combineren. Een keizersnede wordt dan al snel als logische oplossing gezien. We kennen in Nederland weliswaar een goede zwangerschapsverlofregeling, maar die biedt alleen garanties voor hen die een vaste aanstelling voor onbepaalde tijd hebben, en dat worden er steeds minder. Het groeiende aantal geplande geboorten verklaart dat er meer redenen zijn om hiervoor te kiezen. De geboorte via een keizersnede is tot in
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
detail te plannen en medisch gezien heeft men alles bij en in de hand. De kans dat moeder of kind tijdens de bevalling iets ernstigs overkomt is daardoor aanzienlijk kleiner. Maar wat zijn de gevolgen eigenlijk van zo’n scheiding van moeder en kind? Ligt het bronvertrouwen niet aan de basis van het leven? Wanneer een aanstaande bevalling door angst van de moeder wordt omgeven of als zij aangeeft bang te zijn voor de gezondheid van haar kind, dan kan dat al reden zijn om een keizersnedengeboorte te indiceren. Het lijkt voor alle betrokkenen een veilige en zekere weg te zijn. De arts neemt graag de verantwoordelijkheid, omdat hij weet dat hij bij een keizersnede alle controle heeft. Bij een natuurlijke bevalling is dat allerminst het geval. Hij kan vol overtuiging zeggen dat alles goed zal verlopen, wat bij een normale bevalling niet te garanderen valt. Ook de angst voor weeën wordt tegenwoordig al als een syndroom erkent en is daarom reden om een indicatie af te geven voor een keizersnedengeboorte. De geboorte van een kind is echter veel meer dan een medisch zuiver doorvoerbare handeling. Heeft de moeder bijvoorbeeld zelf weinig of geen bronvertrouwen ervaren, dan biedt haar zwangerschap en een natuurlijke geboorte van haar kindje een kans om bronvertrouwen in haar leven te ontwikkelen en dat komt zowel zichzelf, als haar kindje – die zij zo een goed levensgevoel geeft – ten goede. Deze zienswijze wordt helaas ernstig onderschat. We zijn er intussen aan gewend geraakt om de geboorte van een kind als medische handeling te zien. Er wordt amper over de gevolgen voor het kindje nagedacht. Jarenlange onderzoeken binnen de pedagogie wijzen echter uit, dat van de kinderen met leer- en gedragsproblemen, maar liefst vijftig procent via een keizersnede ter wereld is gekomen. Een natuurlijke geboorte bevordert de levenskracht enorm. Een natuurlijke bevalling is geen bezwaarlijke weg die men probleemloos vermijden kan, maar een leeftijdadequaat en belangrijk ‘fitnessprogramma’ voor de baby, die dit ontnomen wordt bij een keizersnedengeboorte. Deze geplande geboorten zijn in wezen vaak oplossingen voor kleine problemen, maar kunnen grote gevolgen hebben.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Bij een keizersnedengeboorte wordt het kind operatief uit het moederlichaam gehaald. Meestal betekent dit voor de baby een vroeggeboorte. Zijn organen zijn nog niet voldoende gegroeid. Het persen door het geboortekanaal vindt niet plaats, waardoor vruchtwater in de longen van de baby kan achterblijven. Dit kan tot ernstige ademhalingsproblemen leiden. Ervaringen daarin hebben aangetoond, dat veel keizersnedenkinderen ademhalingsproblemen, astma en allergieën hebben. Bij een natuurlijke geboorte moet een baby zich langzaam door het geboortekanaal heen werken. Deze positieve stress helpt het kind, aanpassings- en doorzettingsvermogen te ontwikkelen. Tegelijkertijd wordt ook het immuunsysteem versterkt. De hormoonhuishouding zorgt voor een verscherpte waakzaamheid bij moeder en kind en direct na de geboorte bevindt het kind zich in een waarnemingstoestand die uniek is. Reuk en zicht intensiveren en vergroten de zintuiglijke waarneming door de huid. Hierdoor ontstaat de zo belangrijke hechte gevoelsband tussen moeder en kind. Een keizersnedengeboorte kan dit verbindingsproces verstoren. Een falend bronvertrouwen is dan meestal het gevolg. Ook de neurowetenschap onderstreept dit effect. Neurologen geloven dat babyreflexen voor, tijdens en na de geboorte, de ontwikkelingsoefeningen zijn voor complexe functies zoals coördinatie en evenwicht. De ervaringen uit de dagelijkse praktijk wijzen uit dat zich achterstanden voordoen op verschillende gebieden in leren en gedrag. Duidelijk is, dat keizersnedenkinderen bijna altijd heel erg druk zijn in de omgang. Ze halen ook heel vaak andere gevolgentrekkingen uit het bestaan dan kinderen die vaginaal geboren zijn. Doordat keizersnedenkinderen niet actief aan de bevalling hebben deelgenomen, zullen ze in hun latere gedrag ook heel passief zijn. Ze hebben vaak een houding van: ‘jullie hebben mij gehaald, dus regel de rest ook maar voor mij. Ik kan kennelijk toch niets zelf’. Het grootste verschil tussen vaginale en keizersnedengeboorten ligt er vooral in gelegen dat de overgang van het leven in de baarmoeder, naar het leven daarbuiten, in het geval van een geplande geboorte veel te snel
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
is gegaan. Daardoor komt het niet tot een geboortebelevenis of –ervaring. De natuurlijke bevalling bereidt moeder en kind voor op de geboorte. Zij komen in een bewuste en wakende toestand waarin zij reageren op elkaar. Ze geven elkaar op het goede moment de juiste signalen dat ze er klaar voor zijn om een nieuwe vorm van eenheid te vinden. Op het moment dat de baby het moederlichaam verlaat, ontstaat een drang naar vrijheid en individualiteit. Bij een operatieve geboorte kunnen deze processen allemaal niet plaatsvinden. Het kind voelt zich alleen en is onvoorbereid. Het begrijpt niet wat er gebeurt en reageert gedesoriënteerd. Het heeft bij de geboorte niet geleerd zijn eigen kracht te gebruiken en te participeren. Keizersnedenkinderen hebben ook vaak problemen met processen die geleidelijk verlopen en om bepaalde opdrachten of handelingen tot een goed einde te brengen. Ze hebben meestal weinig doorzettings- en uithoudingsvermogen. Omdat ze uit het moederlichaam geholpen worden, verwachten ze dat ze later, wanneer ze in moeilijke levenssituaties verkeren, ook geholpen worden. Ze nemen dan steeds een afwachtende houding aan. Het wordt steeds meer duidelijk, dat wanneer er bijzondere geboorteomstandigheden hebben plaatsgevonden, dit op de verdere ontwikkeling van het kind negatieve effecten heeft. Ook moeten we de gevolgen van narcose (ruggenprik) niet onderschatten. Bedwelming en desoriëntatie die door de narcose ontstaan en die het kind door een angstige bevallingservaring geholpen heeft, kan de waarneming van een kind veranderen. Daarom wordt er door veel specialisten op aangedrongen dat er meer onderzoek gedaan wordt naar het verband tussen geboorte onder narcose en latere drugs- en medicijnverslaving. Iedere aanstaande moeder of arts die een beslissing moet nemen over de wijze van geboorte van een kind, moet al het vorengaande dus niet onderschatten. Er zullen altijd situaties blijven bestaan waarbij er geen keus is, maar voorkomen is ook hier beter dan genezen. Bronvertrouwen is voor ieder mens essentieel voor de verdere ontwikkeling en elke blokkade in de ontwikkeling moeten we zien te voorkomen waar dat kan. Wanneer een blokkade in de fase van het bronvertrouwen heeft geleidt tot crimineel gedrag, is ook de kans op recidive groot. Dit risico zal nog
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
meer toenemen wanneer de betrokkene als straf in een cel opgesloten wordt, omdat voor hem dan nog eens bevestigd wordt dat hij alleen is op de wereld en ‘niets waard’ is en geen plaats in de gemeenschap verdient. Dit kind zal zich nog meer gaan afsluiten en onjuiste conclusies trekken uit zijn bestaan. Pedagogische therapieën zijn hier beter op zijn plaats, waarbij naar de oorzaken van het delictgedrag gezocht wordt en het bronvertrouwen alsnog gestabiliseerd kan worden. Crimineel gedrag bij keizersnedenkinderen en anderen die op enigerlei wijze zijn geblokkeerd in de fase van het bronvertrouwen, is vaak een negatieve roep om positieve aandacht. Zij hebben meer dan normaal de bevestiging nodig, dat ze belangrijk zijn voor anderen. Bij zeer ernstig delictgedrag zou een combinatie van detentie, hulp en zorg het meeste effect hebben om recidive te voorkomen. Bij lichtere overtredingen zou het straf- en vergeldingselement zoveel mogelijk beperkt moeten worden en de nadruk moeten worden gelegd op hulp en zorg.
2.3 Het Ervaringsvertrouwen. In deze tweede hersenontwikkelingsfase staat de nieuwsgierigheid centraal. Hier ontdekt het kind zijn wereld buiten de baarmoeder. Het neemt de wereld nu door zijn eigen ogen waar, richt zich op tegenstellingen en gaat overal nieuwsgierig op af. De impuls om nieuwe dingen te willen ervaren wordt opgewekt. Deze fase heeft invloed op de latere visuele waarneming, motivatie en wil. Wanneer deze ontwikkelingsfase geblokkeerd wordt, kan dat bij het kind de tendens oproepen om zich voor het leven verscholen te houden of het kan gevoelens van hulpeloosheid en afhankelijkheid teweeg brengen. Het kan echter ook precies het tegenovergestelde tot gevolg hebben, namelijk een nieuwsgierigheid zonder oog voor gevaar. Wanneer ik ervaringsvertrouwen wil definiëren, komen twee eigenschappen naar voren die van levensbelang zijn: nieuwsgierigheid als motor voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van een kind én ervaring, de vaardigheid om naar bepaalde levenssituaties terug te kunnen kijken. Hierdoor wordt het kind vaardig in het aanpassen.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Kinderen leren uit nieuwsgierigheid. Wanneer we willen dat kinderen nieuwsgierig zijn, moeten we nieuwsgierigheid bij hen opwekken. Alleen een nieuwsgierig kind kan iets worden aangeleerd. Nieuwsgierig maken heeft echter niets te maken met inzicht of zingeving. Bij nieuwsgierigheid zijn verklaringen en uitleg niet op zijn plaats en hebben geen enkele toegevoegde waarde. ‘Wanneer je een schip wilt bouwen, begin dan niet met het hout bij elkaar te rapen, planken te zagen en werk te verdelen, zonder de nieuwsgierigheid op te wekken van de arbeiders, naar de grote wijde zee!’ Op de leeftijd van ongeveer vier maanden, begint een kind zich van zijn rug, op zijn buik te rollen. Hij kan zijn hoofd en bovenlichaam opheffen. Vanuit deze houding begint het kind de wereld actief te ontdekken. Hij leert met behulp van zijn armen te kruipen en begint met zijn hele lichaam de wereld te betasten en af te speuren. Het ontdekt tegenstellingen en bewegende dingen en nieuwsgierig beweegt hij mee. De baby probeert voorzichtig dingen vast te pakken. Deze natuurlijke nieuwsgierigheid is de drijfkracht voor zijn verdere ontwikkeling. Hij leert op deze manier ook vanuit ervaring, wat veiligheid is en leert zich te beschermen tegen gevaren. Dat is precies wat ik onder ervaringsvertrouwen versta. Het op de juiste manier, zichzelf beschermen. Een vaardigheid waarmee men in het verdere leven niet zonder kan. Daarom is deze ontwikkelingsfase van het ervaringsvertrouwen, voor een mens van grote betekenis. Alle ervaringen die een kind in deze fase opdoet, vormen zijn ervaringsvertrouwen. Bij de geboorte van een kind zijn de hersenen wel gevormd, maar nog lang niet volledig ontwikkeld. Het aantal neuronen groeit niet meer zo explosief, maar het aanleggen van goede verbindingen tussen de neuronen en de verschillende hersengebieden begint nu pas echt. Hierdoor worden de belangrijke communicatieroutes versnelt en verbetert. Vooral de eerste vijf jaar na de geboorte van een kind verlopen voor het brein nogal stormachtig. Geen enkele periode in een mensenleven verloopt zo druk als de eerste vijf jaar, van baby tot kleuter.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
In deze periode moet men zich in relatief korte tijd, een groot aantal vaardigheden eigen maken: leren lopen, praten, luisteren, onthouden, zelfstandig eten, veilig bewegen, blokjes stapelen enzovoort. Voor een deel gebeurt dit instinctief. Het jonge kinderbrein zal zich echter pas optimaal ontwikkelen als het gestimuleerd word. Zo zullen kinderen die veel in de gelegenheid worden gesteld om te praten, betere taalvaardigheden ontwikkelen. Een goede opbouw van de hersencellen is daarbij erg belangrijk, net als een goede communicatie tussen de beide hersenhelften. Taalvaardigheid komt tot stand vanuit verschillende hersengebieden. Woordherkenning en het spreken en begrijpen van taal wordt bijvoorbeeld vanuit de linker hersenhelft aangestuurd, terwijl toonherkenning, nadruk, ritme, intonatie, lichaamstaal en het herkennen van de persoon die spreekt, in de rechter hersenhelft wordt geïnterpreteerd. Een mens profiteert er zijn leven lang van, wanneer hij opgroeit in een omgeving vol liefde, uitdagingen, aandacht, stimulans, zorg en afwisseling. Dit draagt namelijk bij aan de opbouw en positieve ontwikkeling van de hersenen. Kinderen die daarentegen worden geconfronteerd met geestelijke of lichamelijke mishandeling, traumatische ervaringen, agressie, stress of onveiligheid, zullen zeker problemen ondervinden als gevolg daarvan. Het brein wordt overgevoelig voor stresshormonen, wat kan leiden tot depressies en stoornissen. Het is daarom vooral voor het kinderbrein van cruciaal belang, dat het positief gestimuleerd wordt. Een voorbeeld, waarin twee volledig verschillend handelende kinderen laten zien hoe uiteenlopend de uitingen van kinderen kunnen zijn bij een falend ervaringsvertrouwen is het volgende; Sacha staat in een hoekje op het schoolplein, met zijn handen diep weggestoken in zijn zakken. Zijn blik is bijna voortdurend gericht op de neus van zijn schoenen. Even kijkt hij op naar de voetballende kinderen op het plein. Hij wil dolgraag meespelen, maar hij durft niet. Ook in de les, bij het gymmen en het buitenspelen wil hij graag meedoen, maar hij durft zich niet bij de andere kinderen te voegen of hen te vragen of hij mee mag spelen. Een onbestemde angst weerhoudt hem ervan en daarom trekt Sacha zich liever terug.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Dat is wel anders bij Tristan. Hij is echt een haantje de voorste. Overal waar iets te beleven valt, staat hij met zijn neus vooraan. In de gymzaal klimt hij het hoogst in de touwen. Met zijn fiets haalt hij de meest gevaarlijke stunts uit en natuurlijk zonder fietshelm op. Alles wat los zit moet hij uitproberen. Het heeft hem al heel wat valpartijen met bulten en blauwe plekken tot gevolg, opgeleverd. Sacha en Tristan hebben één ding gemeen. Ze handelen beiden vanuit stress en hebben geen alternatieven voor hun gedrag. Sacha is heel voorzichtig. Hij verstopt zich en sluit zich af. Tristan daarentegen, zit vast in zijn gedrag van uitsloven en uitproberen. Hij kan risico en gevaar niet goed inschatten. Daarom zijn gedragspatronen zoals zich terugtrekken of voorzichtig zijn hem volledig vreemd. Hij zit vol dadendrang om zich staande te houden. Beide jongens handelen vanuit stress en niet vanuit hun vrije ervaringsvertrouwen. Beiden zijn in deze ontwikkelingsfase geblokkeerd. Wat deze kinderen voornamelijk verbindt is een traumatische ervaring in het verleden, net zoals de kleine Enya in het volgende voorbeeld; Op de commode was niets veilig voor haar. Op een onbewaakt moment rolt Enya zich op haar zij en valt van de commode, op de harde vloer. Na de eerste schrik reageert zij op alles allen nog maar vanuit de angst om te vallen. Ze vindt alles eng. De natuurlijke nieuwsgierigheid om de wereld te ontdekken wordt daardoor gestremd. In de verdere ontwikkeling van Enya kan deze onzekerheid in het ervaren, een overdreven angst teweeg brengen of gebrek aan motivatie het gevolg zijn van het ontbrekende ervaringsvertrouwen. Ook angst van volwassenen kan worden overgedragen op een kind en zo het ervaringsvertrouwen bij het kind negatief beïnvloeden. Wanneer een ouder bijvoorbeeld, uit angst dat het kind zich bezeert, steeds blijft wijzen op de gevaren van de speelplaats, de straat, hoogten, water en bijvoorbeeld kermisattracties en dergelijke, wordt de ontdekkingsdrang van het kind ondermijnd. Dan zal het kind ook overal bang van worden en wordt het ervaringsvertrouwen ernstig aangetast.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Een andere vorm van onevenwichtig ervaringsvertrouwen vraagt ook om een zekere terughoudendheid in een bepaald soort gedrag. Het betreft hier de vreugde bij het nemen van risico’s, het andere uiterste. We zien dit bijvoorbeeld bij extreme sporten zoals skateboarden, bunjee-jumpen, motorcross, skischansspringen, powerboatracing en bergbeklimmen. Het zoeken naar de ultieme kick is meestal een teken van grote risicobereidheid. Tegen elke prijs willen opvallen. Maar ook kijken bij ongevallen of vechtpartijen zonder te helpen, wijzen op een blokkade in deze fase. Zeker zijn in het leven is een competentie die ons in het dagelijkse leven vooruit helpt. Wanneer het ervaringsvertrouwen bij een mens niet goed geïntegreerd of uit balans is, zal men moeite hebben om zich in het leven aan te passen. Maar hoe kan ervaringsvertrouwen gestabiliseerd worden? De acht vertrouwensfasen berusten op de acht hersenontwikkelingsfasen die een kind vanaf de conceptie tot aan zijn derde of vierde levensjaar, biologisch en motorisch doorloopt. Ze staan in verbinding met elkaar en daarom kan er zonder bronvertrouwen ook geen ervaringsvertrouwen ontstaan. De ene fase in de ontwikkeling is de fundering voor de volgende. Vertrouwen in ervaring is iets dat wordt opgebouwd in de kleine hersenen. Om oneffenheden uit de ervaringsfase te halen, moet dat deel van de hersenen geactiveerd worden. Aan de hand van een praktijkvoorbeeld zal ik dit verduidelijken; Een moeder vertelde mij, over haar twaalfjarige zoon Martijn het volgende: “Zijn schoolresultaten zijn prima, maar zodra hij thuis huiswerk moet maken wordt het een regelrechte strijd tussen hem en mij. Wanneer dit begint, gaat hij wel tien keer per uur naar het toilet of slaat hij met deuren en sluit hij zich op in zijn kamer. Deze situatie is voor mij echt niet langer vol te houden en ik raak er erg nerveus en prikkelbaar door”. Deze moeder legt uit, dat haar zoon zich over zijn huiswerk vaak erg onzeker voelt omdat zij hem er niet bij helpen kan. Martijn voelt zich aan zijn lot overgelaten en trekt zich steeds vaker terug op zijn kamer. De
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
reden van zijn gedrag kan Martijn niet uitleggen en ook zijn moeder kan dit niet verklaren. Het is voor Martijn allereerst belangrijk dat hem duidelijk wordt gemaakt, dat hij zich beschermen kan en mag. Daarnaast moet hem geleerd worden dat hij niet direct moet weglopen wanneer hij tegen problemen aanloopt, zonder eerst te proberen ze op te lossen. De belangrijke ervaringswaarde in deze fase is, dat een kind de wereld mag ontdekken en toch de mogelijkheid heeft om zich terug te trekken. Een beschermend gedrag van de ouder(s) is bij dit soort problemen de oplossing. Zij helpen hun kind door te zeggen: “we zijn er altijd voor je en samen lossen we het wel op. Als je ons nodig hebt, kun je altijd bij ons komen”. De ouders reageren hiermee verstandig en beschermend. Ze kunnen van nu af aan het gedrag van het kind corrigeren en in plaats van geprikkeld raken, veel rustiger reageren. Dus alleen al door zich beschermend op te stellen en het kind het gevoel te geven dat ze hem willen helpen zijn problemen op te lossen als dit hem niet alleen lukt, zal de situatie veranderen. Door deze bescherming die het kind ervaart, heeft hij weer toegang tot zijn nieuwsgierigheid. Dit zal hem helpen om nieuwe wegen te ontdekken om zijn huiswerk te doen. Nieuwsgierigheid en terughoudendheid, ontdekken en verstoppen zijn de polen die ervaringsvertrouwen creëren. Zeker zijn met ervaring helpt om van ervaringen te leren en voorzichtig te zijn als de situatie daarom vraagt en dingen uit te proberen en te wagen of zelfs risico te nemen en op te vallen, als dat kan of nodig is. Het ervaringsvertrouwen kan het gehele leven gestabiliseerd en uitgebalanceerd worden. *** “Hij was zo’n geweldige man en altijd zo lief voor zijn kinderen”. “Zij was echt een liefdevolle moeder en de vrolijkheid zelve”. Sociaal, empathisch, gezellig, zorgeloos, een humorist, nooit chagrijnig, hulpvaardig, altijd goedgemutst. Dit soort eigenschappen horen we steeds weer van bekenden, omwonenden en nabestaanden van ouders
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
die hun kinderen en daarna zichzelf van het leven hebben beroofd. De zogenaamde ‘familiedrama’s’. Nabestaanden blijven altijd met dezelfde vragen achter: hoe kon deze ouder, zijn of haar kind(eren) toch zomaar om het leven brengen? Hoe kon er een dergelijk discrepantie bestaan tussen de belevingswereld van de ouder en dat wat de buitenwereld van hem of haar zag? Forensisch psycholoog Toon Verheugt deed uitgebreid onderzoek naar kinderdoding in Nederland. Hij kwam onder andere tot de conclusie dat van alle mensen die hun kind van een jaar of ouder doden, negentig procent lijdt aan een psychische stoornis. Dit kan een depressie of psychose zijn of een persoonlijkheidsstoornis. Een persoonlijkheidsstoornis wordt al in de vroege jeugd gevormd. Het gaat bijna altijd om mensen die als kind geen veilig gevoel bij hun opvoeders of verzorgers hadden of traumata opliepen door ziekte, verhuizing of dood. Ongeveer tien procent van de Nederlanders lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis. Bij deze mensen is sprake van een patroon waarin de patiënt langdurig afwijkend gedrag vertoond op meerdere levensgebieden zoals werk, relaties of opleiding. Toch kunnen deze mensen vanuit het oogpunt van mensen in hun omgeving een ogenschijnlijk normaal leven leiden. Nieuwe traumatische ervaringen kunnen oude onverwerkte traumata activeren. Voor mensen met een persoonlijkheidsstoornis is het lastig om dit soort ingewikkelde dingen te integreren. Familiedrama’s kunnen hun oorzaak hebben liggen in een combinatie van een geblokkeerd ervaringsvertrouwen en traumata die zich vroeg of laat uiten. Dit geeft nog maar eens weer, hoe belangrijk het ervaringsvertrouwen is voor mensen en welke gevolgen het kan hebben wanneer deze hersenontwikkelingsfase faalt.
De ervaring hebben dat men de keus heeft tussen ontdekken of terugtrekken houdt in dat men;
zijn leefruimte kan uitbreiden,
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
innovatief wordt, gevaren kan waarnemen en inschatten en moed krijgt om nieuwe en onbekende dingen te ontdekken en zich er zonodig tegen beschermen kan.
In deze ontwikkelingsfase is de visuele waarneming van beweging belangrijk om gevaarlijke situaties en nuttige situaties van elkaar te kunnen onderscheiden. Daardoor word de kijk op de realiteit vergroot. Vooral bij jonge delinquenten is de kijk op de werkelijkheid vaak zoekgeraakt, omdat zij zich eerder laten beïnvloeden door externe factoren zoals vrienden, mooie spullen en kleding die ze niet zelf (kunnen) hebben en onrealistische ideaalbeelden. Recidive bij deze doelgroep zou voor een groot deel voorkomen kunnen worden door het bieden van ervaringsvertrouwen. Celstraf daarentegen, verkleint bij deze groep juist die kijk op de realiteit, door de opschepperige machocultuur die er heerst in de (jeugd)gevangenissen. Daarnaast verwerven jongeren onder vrienden een bepaalde status als ze in de gevangenis hebben gezeten. Een status die niet uitnodigt tot stoppen met criminele activiteiten. Gedwongen therapeutische behandeling daarentegen, is geen stoer uithangbord voor hen.
2.4 Het Lichaamsvertrouwen. In de fase van het lichaamsvertrouwen wordt geleerd om op de juiste manier te reageren op mensen en situaties en om kracht en energie te kanaliseren. Lichaamsvertrouwen houdt in: intuïtieve reacties tonen door bijvoorbeeld alert of ontspannen, beweeglijk of rustig, actief of gesloten te reageren. Emoties zijn in deze fase nog onbewust. Bij iedere nieuwe ontwikkelingsfase nemen we de ervaringen en vaardigheden mee uit de vorige. De vorige fasen zijn de basis voor de ontwikkeling van de volgende. Een steeds grotere complexiteit ontstaat. Er worden steeds meer competenties bereikt. Onder competenties verstaan we vaardigheden die we al hebben bereikt. Men kan naar situaties handelen of niet. Het gaat om bruikbare bronnen die we bezitten. De ontplooiing
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
van de mens is als langzaam vooruitkomen. Leren betekent, langzaam geboren worden. Het zou te gemakkelijk zijn als alles kant-en-klaar zou zijn. Agressie en geweld zijn zaken waarmee we bijna dagelijks worden geconfronteerd. Vaak staan ouders, verzorgers en onderwijzers machteloos tegenover agressie en woede uitbarstingen. Te vaak beantwoordt men agressief gedrag met sancties en verboden, om weer grip te krijgen op het kind. Maar de reden die achter agressie van en kind of volwassenen schuil gaat blijft daarmee onderbelicht. Wanneer er niet naar de oorzaken gezocht wordt bereiken we met begrenzingen en verboden, of zoals in ons strafrechtsysteem, vergelding door middel van louter celstraffen, alleen maar meer geweld. Het is zeer aannemelijk, dat wanneer in de jeugd al wordt aangeleerd om emoties te onderdrukken en te verdringen (wat onderdrukkingspedagogie wordt genoemd), dit mensen creëert die dit op volwassen leeftijd in veel grotere mate gaan vertonen. Volwassenen maken vaak de vergissing, dat het gedrag van een kind uitsluitend door het intellect bepaald wordt. Daardoor ontgaat de bandbreedte van de gedragsmogelijkheden hen, die de fase van lichaamsvertrouwen biedt. Plichtmatig en gestuurd gedrag zullen een kind weinig inzicht geven. Sterker nog, dit zal alleen nog maar meer agressief gedrag bij een kind oproepen. Kinderen die als betweter gekenmerkt worden, kunnen vaak hun lichaamsspanning niet goed aanvoelen en reguleren. Ook kinderen die in veel situaties met slaan, bijten, krabben en knijpen reageren, kunnen hun lichaamskracht niet sturen, niet op het juiste moment ageren en reageren. Lichaamskracht gebruiken en inhouden zijn vaardigheden die in de fase van lichaamsvertrouwen ontwikkelt worden. De basis van lichaamsvertrouwen ligt in deze derde fase die een kind van tussen de vier en de acht maanden oud in zijn motorische ontwikkeling doorloopt. Wanneer een kind in deze fase met zijn buik over de grond kruipt, dan bouwt het de ervaring van het bronvertrouwen, gevolgd door het ervaringsvertrouwen en het lichaamsvertrouwen op. Hierdoor leert het de kracht van zijn hele lichaam kennen en de mogelijkheden ervan. Kruipen is maatgevend voor de ontwikkeling van het samenwerkingsnetwerk
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
tussen de rechter en de linker hersenhelft en slaat een brug naar de volgende evolutiefase in de ontwikkeling, het gevoelsvertrouwen. Een falend lichaamsvertrouwen verhindert de verbindingen tussen beweging en gevoel en veroorzaakt een blokkade tussen de kleine hersenen, wat vaak de oorzaak is van hyperactiviteit. Té snel worden kinderen met bewegingsdrang, hyperactiviteit of leerproblemen als moeilijk opvoedbaar of gedragsgestoord beschouwd en met medicatie behandeld. Welke gevolgen een medicinale behandeling voor het verdere leven kan hebben, wordt geheel buiten beschouwing gelaten. Medicinale behandeling zou alleen tijdelijk als noodoplossing moeten dienen en niet als langdurige behandeling.
Wat is hyperactiviteit en hoe herkennen we het? Inlevingstekort en hyperactiviteit (ADH en ADHD) zijn inmiddels bekende begrippen geworden in de samenleving. Hiermee wordt bedoeld, hoge impulsiviteit, reactieremmingen, gebrek aan tijdsgevoel, motorische onrust, gebrek aan opmerkzaamheid, concentratieproblemen en overmatige bewegingsdrang. Veel kinderen kunnen de inlevingsschaal in hun brein niet in- en uitschakelen. Van de talloze prikkels die op hen afkomen, lukt het hen niet om de belangrijkste er tussenuit te halen. Alles moet hen een bepaalde bevrediging of kick geven en daarom is het moeilijk zich te concentreren op wat echt belangrijk is. Zo vliegen ze bij het surfen op het Internet van de ene naar de andere website, zodra ze iets te ingewikkeld vinden. Ze nemen niet de moeite om de uitleg te lezen. Het kost ze teveel geduld om zich daarop te concentreren. ADHD houdt concreet in: een persoon die hiermee gediagnostiseerd is kan geen rust vinden om met zichzelf te overleggen. Het kan zijn handelen niet koppelen aan zijn gedachten zodat plannen onmogelijk word. De vaardigheid van inhouden en nadenken, zwijgen om met zichzelf te overleggen, het tempo doseren en leren zich te bezinnen zorgt ervoor, dat later verstand, inlevingsvermogen, samenwerkingsvaardigheden en
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
omgaan met regels, aangeleerd kunnen worden. Om na te denken moeten we ons handelen even kunnen inhouden. Inhouden is de basis voor reflectievaardigheid. Bij mensen met ADHD zijn de hersengebieden die betrokken zijn bij de activering van emoties (de amygdala) en die emoties reguleren (prefrontale cortex) niet in staat om gelijktijdig te opereren. Maar het is ook mogelijk een verstoring van de zogenaamde pariëtaalkwab, omdat mentale beelden die bij ons opkomen wanneer we denken, daarmee verband lijken te hebben. Door middel van MRI-onderzoeken onder normaal ontwikkelde kinderen, is men te weten gekomen dat de dikte van de buitenste hersenlaag (cortex) tijdens de kindertijd langzaam toeneemt. Bij kinderen met ADHD gebeurt dit ook, maar later dan normaal. Hierdoor maken deze kinderen ook een vertraagde ontwikkeling door. Bij de helft van deze gevallen wordt die achterstand weer ingelopen als deze kinderen volwassen worden. Bij de andere helft is nog niet helemaal duidelijk wat er mis gaat bij de ontwikkeling. Men denkt dat hier andere hersengebieden bij betrokken zijn. Vaak heeft deze laatste groep ook wat andere symptomen, zoals het niet doorzien van patronen in bijvoorbeeld de dagindeling. Door de onwetendheid voor wat er komen gaat, kunnen zij erg onrustig worden. Bij de vaardigheid van patronen doorzien zijn de kleine hersenen (cerebellum) betrokken. Dus het is mogelijk dat daarin iets mis gaat bij de ontwikkeling. Ook komt het bij een groep ADHD’ers voor, dat ze moeite hebben met het beheersen van impulsen en het kunnen uitstellen van beloningen. Hierbij is de hersenkern (basale ganglia) betrokken, waarvan de ontwikkeling weer vroeger piekt dan die van de cortex. Volgens biopsycholoog Sarah Durston van de kinder- en jeugdpsychiatrie van het Universitair medisch Centrum Utrecht (UMCU) zijn er tenminste drie vormen van ADHD, afhankelijk van waar het in het brein mis gaat in de ontwikkeling. Zij hoopt dat door haar onderzoeken, in de toekomst meer gespecificeerde diagnoses kunnen worden gesteld. (bron:Elsevier/Speciale editie – Ons Brein).
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Hoe dan ook, ook dan zullen weer beide gedragswijzen (polen) moeten worden benaderd: inhouden en handelen. Onderdrukken we de kracht en beweging, dan versterken we ze juist. Zeker is, dat we geblokkeerd gedrag van het vasthouden en loslaten en het inhouden en handelen moeten deblokkeren, door te oefenen. In rust ligt de kracht. Daarmee wordt niet bedoeld, rust óf kracht, maar rust én kracht. Dat we kracht en agressie moeten uitbannen berust op een misvatting. We moeten het toelaten en er leren positief mee om te gaan. Daarvoor is het noodzakelijk om rust en kracht als twee naast elkaar staande gedragsvormen bij de variatiemogelijkheden binnen deze derde hersenontwikkelingsfase te begrijpen. Veel ongewenste eigenschappen zoals bedplassen, nagelbijten en gewelddadig gedrag vinden hun oorzaak in een eenzijdige agressieonderdrukking. Ook zelfpijniging en zelfbeschadiging kunnen daar het gevolg van zijn. Als men competent is in het inhouden en bedachtzaam handelen, is de basis gelegd voor de latere emotionele ontwikkeling en intelligentie. Inhouden is bijvoorbeeld het grondbeginsel voor het goed kunnen structureren van het eigen gedrag, het ontwikkelen van moraliteit en het mee laten wegen van het verleden en de toekomst in de eigen overwegingen. Wie in de fase van het lichaamsvertrouwen geblokkeerd is, heeft niet de mogelijkheid om gevoelens te herkennen en daarop te anticiperen. Zo krijgt men ook geen kans een beroep te doen op het gevoel. Deze derde fase zorgt voor de vaardigheid om kracht en reactie goed te kanaliseren. Deze kracht is in ieder geval vertegenwoordigd, of het nu gebruikt wordt of niet. Het is een fundamentele levenskracht. Zonder vaardigheid om de gevolgen van het eigen handelen in te kunnen schatten, is geen doelgerichte vooruitgang en zelfbeheersing mogelijk. Door zich in de chaos van het handelen te storten, kunnen waarden en grondbeginselen in het geheel niet ontstaan. Een kind dat op deze wijze door het leven strompelt, oefent niet in het benutten van het podium van zijn overpeinzingen om met de elementen van de realiteit te jongleren en op die manier nieuwe ervaringen op te doen. Het heeft geen strategie om zijn problemen op te lossen. Het uitleggen van marges en gebeurtenissen biedt een goede mogelijkheid om door actief te luisteren en daarmee het inhouden te oefenen. Inhouden biedt vooruitgang in het gereflecteerd handelen. Het maakt het
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
mogelijk om ons van momentgebonden prikkels los te maken. Woede en frustraties kunnen ingedamd worden. Zo ontstaat de vaardigheid om tussen prikkels en reactie, een overdenkingmoment in te lassen.
2.4.1 De twee kanten van agressie. Agressie is op elk opvoedingsgebied een belangrijk thema. In de dagelijkse pedagogie wordt er steeds meer op gehamerd om agressie een halt toe te roepen en te verhinderen. Ook binnen het strafrechtsysteem wordt agressief gedrag steeds harder bestraft. Deze strategie zal echter weinig succesvol zijn. Agressie kent namelijk twee kanten. In de fase van het lichaamsvertrouwen is agressie, impuls- en krachtgericht. Is een kind in zijn lichaamsvertrouwen geblokkeerd, dan is agressie zijn enige uitlaatklep voor kracht. Als agressie door middel van pressie (dus tegenkracht) zal worden tegengegaan, zal het juist versterkt worden. Om de blokkade in deze ontwikkelingsfase op te heffen en zo te bereiken dat agressie gereguleerd kan worden, helpen bijvoorbeeld vecht- en verdedigingssporten daar goed bij. Een andere oorzaak van agressie is, negatieve ervaringen. Het is daardoor emotiegericht en richt zich op bepaalde dingen of personen. Deze blokkade uit zich door gebrek aan gevoelsvertrouwen. Agressie is dan de uitlaatklep voor de negatieve ervaringen, die steeds weer opgeroepen worden. Het kind kent dan geen andere gevoelswereld. Het is dan noodzakelijk om situaties te scheppen waarin het kind positieve ervaringen kan beleven. Pas dan kan het de overstap maken naar de volgende hersenontwikkelingsfase in zijn leven, die van het gevoelsvertrouwen. Uit onderzoek is inmiddels vast komen te staan, dat impulsieve ongeremde agressie en gewelddadigheid worden aangeboren en niet aangeleerd. Uit beroemd sociaalpedagogisch onderzoek van de Canadese kinderpsychiater Richard Tremblay blijkt, dat vijf tot acht procent van de
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
kinderen vanaf de leeftijd van twee jaar, problematisch agressief gedrag vertoond. Een deel van deze kinderen blijkt twintig jaar later, buitensporig gewelddadig en crimineel te zijn. Dat zijn ze niet pas in de pubertijd geworden zoals eerder werd aangenomen. In onderzoeken met muizen en ratten, in het Centrum voor gedrags- en neurowetenschappen van de Rijksuniversiteit te Groningen, is vast komen te staan dat de neiging tot ongeremde agressie inderdaad is aangeboren. Onderzoeker Sietse de Boer en zijn medewerkers hebben kunnen aantonen, dat niet testosteron een biochemische hoofdrol speelt bij agressief gedrag, maar dat er door genetische oorzaken problemen zijn met de serotoninehuishouding in het brein van agressieve muizen en ratten. Deze signaalstof speelt een belangrijke rol bij het overbrengen van informatie van het primitieve en impulsieve deel van de hersenen, naar het denkende en lerende deel. De Boer experimenteert nu sinds een aantal jaren met stoffen en hoopt daarmee een manier te vinden om de verstoorde serotoninehuishouding te corrigeren. Dit doet hij ondermeer door de agressieve ratten, de stoffen rechtstreeks in hun gewelddadige brein te spuiten. Dit onderzoek ziet er veelbelovend uit, want het nietsontziende aanvalsgedrag van deze dieren blijft daarna achterwegen. Het is overigens niet te verwachten dat we in de toekomst, agressieve mensen, hun brein gaan inspuiten met allerlei stoffen, maar door de onderzoeken van De Boer weten we nu beter hoe agressie tot stand komt en wat er in het brein en de genen afspeelt. Ook weten we, dat we bij kinderen die agressief gedrag vertonen, al vanaf hun tweede levensjaar moeten ingrijpen om later erger te voorkomen. Wanneer mensen in een conflict verzeild raken, zijn er drie mogelijke reacties: vluchten, bevriezen of vechten. Met bevriezen wordt het terugtrekken in zichzelf bedoeld. Het feit alleen al, dat deze reactievormen voorkomen, zegt dat niet ieder conflict op een gevecht hoeft uit te lopen. Waarom de ene persoon zich door te vluchten uit een conflictsituatie terugtrekt, de ander verstijft of bevriest en de derde het gevecht aangaat, hangt van veel factoren af en heeft al tot veel biologische, psychologische en psychiatrische reflecties en theorieën geleidt. De complexiteit van de werking van het brein zorgt ervoor dat
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
daar niet zomaar een eenduidige oorzaak voor aangewezen kan worden. Wel kunnen we vaststellen, dat elke vorm van gedrag wordt gevormd door zowel in- als externe factoren waar we redelijk wat invloed op kunnen uitoefenen door bijvoorbeeld therapeutische behandeling of nog beter, een goede integratie van de ontwikkelingsfasen. Het is daarom effectiever om iets te doen aan de oorzaken, om gedrag dat ongewenst is te voorkomen dan wel te behandelen, dan mensen straffen voor hun gedrag. Hiermee kom ik bij de enorme fout die gemaakt wordt bij het zogenaamde ‘Pro Justitia’ persoonlijkheidsonderzoek in het Nederlandse strafrecht. Dit onderzoek heeft namelijk niet primair tot doel om de oorzaak van gedrag te onderzoeken of te achterhalen, om daarna geëlimineerd te worden. In deze onderzoeken wordt als uitgangspunt genomen dat de dader nu eenmaal een misdaad heeft begaan en dat daar spanningen, affecten en andere achtergronden een rol in kunnen hebben gespeeld. Maar die worden niet als mogelijke oorzaken van agressie en ander delictgedrag onderzocht. Het onderzoek is slechts gericht op, in hoeverre een verdachte verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn gedragingen. Daarna volgt vergelding! Er bestaan een groot aantal zogenaamde reactiespelletjes waarmee lichaamsvertrouwen versterkt kan worden. Daarmee kan reactievaardigheid worden gecreëerd, waardoor het makkelijker wordt om in te houden en zo eerst de situatie te kunnen overdenken. Zo kunnen geduld en beweging beter gestuurd worden en het reactievermogen getraind. Opmerkzaam zijn en op het juiste moment reageren zijn dus vaardigheden die met reactiespelletjes te leren zijn.
2.5 Het Gevoelsvertrouwen. In de fase van het gevoelsvertrouwen wordt het kind zich bewust van emoties. Zowel zijn eigen emoties als die van anderen. Handelingen worden emotioneel beoordeeld. Het gedrag wordt afgestemd op positieve
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
en negatieve ervaringen. Het kind leert begrijpen wie relationeel dicht bij hem staat en wie niet en reageert daar adequaat op. Het gaat hier om het juist inschatten van situaties die door het gevoel bewust geïnterpreteerd worden. Daarbij kan het kind onderscheid maken tussen diegene die handelen en diegene die bejegend worden. Tussen de vijf en de acht maanden oud leren baby’s handelingen niet alleen te beoordelen, maar ook of die persoon de handelingen verdient. Wanneer deze fase geblokkeerd is, kan men dit onderscheid nog moeilijk maken in het verdere leven. Gevoelsvertrouwen betekent, het bewust waarnemen van emoties, een reëel besef hebben van de mate van afstand in relaties. Hoe dicht staan mensen bij je? Dit is de aanzet om de verhoudingen en relaties tussen mensen te herkennen en ernaar te handelen. Oriënteren we ons op de hersenontwikkelingsfasen van deze vertrouwenspedagogie, dan komen we van het bronvertrouwen, via opeenvolgend het ervarings- en lichaamsvertrouwen bij het gevoelsvertrouwen, ofwel de fase waarin ons handelen voortkomt uit emotie en waarin we onze gedachten kunnen richten door onderscheid te maken. Deze ontwikkelingsfase waarin het gevoel bewust ervaren wordt, vindt bij kinderen plaats vanaf de vijftiende levensmaand, tot het vierde levensjaar. Het is de periode waarin het kind, het gedrag van zijn medegezinsleden bewust kan waarnemen en onderscheiden en alle ervaringen en indrukken verzamelt en in zich opneemt. Voor het eerst leert het kind onderscheid te maken door het gevoel dat hij bij andere mensen krijgt. Positieve en negatieve ervaringen vormen vanaf nu de wil van het kind.
Voorbeeld: Een peuter die lang alleen op zijn kamer gelaten wordt, waarbij niet gereageerd wordt op zijn geroep om zijn vader of moeder, zal op grond van die ervaring niet meer in die kamer alleen gelaten willen worden. Zodra hij het gevoel krijgt dat dit toch staat te gebeuren, zal hij zich er hevig tegen verzetten door (hysterisch) te gaan huilen. Als dit vaker gebeurt, zal hij de conclusie trekken dat zijn gevoelens niet belangrijk
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
zijn voor anderen. Een gevolgentrekking die impact kan hebben op zijn heel verdere leven. In deze fase begint het leven in de bewuste zin. De wil om iets te doen of te beleven, de wens om iets te presteren en op te vallen of de wil om bewust actief te zijn, ontstaat alleen wanneer men beschikt over emotionele zekerheid. Dit proces kan bevorderd worden door creatieve activiteiten zoals knutselen of iets bouwen met legosteentjes. Lichaamsbeheersing, coördinatietraining, en samenspel van bewegen en nadenken zijn belangrijke ontwikkelingsstappen voor deze vierde hersenontwikkelingsfase. Ze zijn de basis voor de hand/oogcoördinatie, voor de combinatie van ontdekken, horen, zien en ruiken. De ogen spelen daarbij een belangrijke rol. De ogen beschikken over belangrijke spieren die samen met het gehele spierstelsel in verbinding staan met het lichaam en de hersenen. Heeft een mens een evenwichtsprobleem, dan kan de oorzaak liggen bij de oogspieren. Wat bij de motoriek instabiel is, moeten de ogen corrigeren. Ook angst kan door lichamelijke onzekerheid een negatieve uitwerking hebben op de visuele waarneming. Een zogenaamde ‘vrije oogbeweging’ is noodzakelijk om het voorstellingsvermogen, het inzicht en de uiterlijke waarneming optimaal te kunnen benutten. Deze visualisatievaardigheid speelt bij veel werkprocessen in de hersenen een grote rol. Iemand met een mooi handschrift heeft bijvoorbeeld een goed visualisatievermogen (beeldvoorstelling). Ook bij hoofdrekenen zijn we op deze vaardigheid aangewezen.
Victor Lamme, Hoogleraar neurowetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam, doet in zijn boek – “De Vrije Wil Bestaat Niet” – een interessant verslag van een voorbeeld van de samenwerking tussen ogen, het brein en het bewustzijn. Lamme beschrijft hierin het verhaal van een vrouw die slachtoffer werd van koolmonoxidevergiftiging en daardoor een hersenbeschadiging opliep. Het gevolg daarvan was, dat de vrouw in kwestie zo goed als blind was geworden. Wanneer haar echter gevraagd werd om een voorwerp op te pakken, zonder dat zij wist om wat voor
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
voorwerp het ging, deed ze dit zonder problemen, alsof zij helemaal niet door de visuele handicap getroffen was. Wanneer normaal ziende mensen een voorwerp willen oppakken, bekijken ze eerst waar het zwaartepunt van het object ligt. Dit doen we om te voorkomen dat door onevenwichtigheid, het voorwerp uit onze handen zal vallen. Dit is een handeling die we al vanaf de eerste maanden van ons leven aanleren en wat al heel snel automatisme wordt. Hierdoor pakken we bijvoorbeeld een vol glas anders beet, dan een halfvol glas. We denken daar nauwelijks bij na, maar deze kennis die we hebben over voorwerpen en hun eigenschappen, wordt bijna als vanzelf ingebouwd in ons gedrag. Toch heeft dit een diepere functie dan alleen het feit dat we niet steeds opnieuw hoeven te ontdekken hoe we ieder voorwerp het best beet kunnen pakken. De vrouw in dit voorbeeld zag immers de voorwerpen niet en hoorde ook niet van te voren wat voor object ze op moest pakken, en toch bewoog haar hand nog voor zij het oppakte, naar de vorm en het zwaartepunt ervan. De vrouw hoeft geen enkele informatie over het object te hebben, maar haar hersenen wel. Op de een of andere manier moet de informatie over de eigenschappen van het voorwerp in haar visuele systeem toch zijn omgezet in de juiste stand van haar hand. In haar brein heeft een leerproces plaatsgehad, zodat die kenmerken van objecten op de juiste manier vertaald worden in het gebruik ervan. De conclusie die hieruit werd getrokken was, dat er in het brein twee min of meer gescheiden systemen zijn: één voor actie en één voor perceptie. De verschijnselen bij de vrouw duiden op een uitval van het perceptiesysteem, terwijl het actiesysteem intact was gebleven. Zij kon alleen nog vanuit automatisme werken, zonder nadenken dingen oppakken. Zij kon objecten niet zien, er niet over nadenken, de eigenschappen niet opslaan in haar brein, ze onthouden of reproduceren. In haar brein zat echter nog wel een gedeelte dat ook zonder bewustzijn goed functioneerde. Leren is dus een progressieve coördinatietraining: van waarnemen naar gewaarworden, taxeren en handelen, waarbij de daaruit opgedane kennis en ervaringen worden opgeslagen in de hersenen. Zich van het eigen gevoel bewust zijn en erop vertrouwen en de eigen tekortkomingen kunnen inzien betekent ook, het gevoel hebben om
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
afstand en nabijheid in relaties te zien en te hanteren. Wanneer is afstand en wanneer is nabijheid goed? De nabij- en afstandsbeleving van een kind in persoonlijke relaties zegt veel over het leergedrag. In de praktijk zien we in deze ontwikkelingsfase twee verschillende gedragsvormen bij het leren, die op een blokkade in deze fase wijzen. Enerzijds het kind dat moeite heeft met het leggen van contacten. Het is langzaam en gespannen in stresssituaties en wil bepaalde opdrachten oplossen door heel precies te werk te gaan, maar verliest daardoor het overzicht. Anderzijds het kind dat te gemakkelijk contact maakt, ook wel het ‘afstandloze kind’ genoemd. Hij werkt onder stress snel en onnauwkeurig en het faalt bij de concentratie op details. Beide kinderen kunnen met bepaalde oefeningen geholpen worden. Ze leren dan nauwkeurig te werken en tegelijkertijd contactvriendelijk te zijn, wat de situatie bij het leren zal bevorderen.
2.5.1 Hersenstructuur en Motoriek. De menselijke hersenen zijn asymmetrisch aangelegd. Dat wil zeggen, dat er in ons brein een duidelijk onderscheid bestaat tussen vaardigheden die door de rechter hersenhelft worden aangestuurd of door de linkerhersenhelft. Dit is het duidelijkst te zien bij spraak en beweging. Door de zogenaamde ‘spraakhersenen’ waarvan negentig procent zich in de linker hersenhelft bevindt, kunnen we spreken en zijn we in staat om analytische samenhang te herkennen. Ook onze fijne motoriek vindt zijn aansturing in dit deel van de hersenen. Deze hersenhelft werkt tijds- en detailgeoriënteerd. De rechter hersenhelft daarentegen, is er voor de vormende en bewegende vaardigheden. Ruimteoriëntatie, grove motoriek, creativiteit en emotie worden door deze hersenhelft gecoördineerd. De neurologische aansturing werkt diagonaal. Leerproblemen treden op wanneer de informatiestroom tussen de hersenhelften is geblokkeerd. Optimaal leren lukt alleen als alle potentie van de beide hersenhelften volledig benut worden. Wanneer echter bepaalde vormen van stress, de informatiestroom en –verwerking blokkeert, kunnen we niet optimaal
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
gebruik maken van onze intelligentie, onze emoties en onze motorische vaardigheden. In de pedagogiepraktijk wordt dan gesproken van een ‘rechts/linksblokkade’. De traditionele pedagogie ziet deze vermindering van stressverbanden als een gebrek aan intelligentie, onkunde, onbekwaamheid of onwetendheid, in plaats van daar de uitdaging voor de ontwikkeling van de pedagogie in te zien en iets aan de blokkade te doen. Iets aan deze blokkade doen betekent, voorwaarden scheppen voor stressvrij leren en neurologische oorzaken vinden, te erkennen en daarmee aan het werk te gaan. Door de kennis en ervaring die we intussen hebben verworven, weten we nu dat achter stress, de vaardigheden liggen. De schrijfhouding van een kind geeft ons uitsluitsel over de hersenhelftordening. Wanneer een kind, met zijn hand naar binnen gedraaid schrijft, wijst dat erop dat de schrijfhand en de spraakhersenhelft aan dezelfde kant van het lichaam liggen. We zien dan dat het kind met grote letters schrijft, die niet vloeiend in elkaar overlopen. Ze schrijven dan met de grof motorieke hand. Veel leer- en gedragsproblematiek zoals concentratieproblemen, traagheid, onrust en onzekerheid vinden hierin hun oorzaak. Dit geldt voor zowel links- als rechtshandigen. Wanneer de spraakhersenhelft en de schrijfhand in dezelfde lichaamshelft liggen, wordt in de pedagogie wel gesproken van ‘misvorming’. Dit klinkt nogal oneerbiedig, maar wil niet méér zeggen dan dat de functies van de hersenhelften niet de oorspronkelijke weg volgen. Over het algemeen wordt er alleen over rechts- en linkshandige gesproken. Deze typering is echter onjuist. Men heeft inmiddels vast kunnen stellen dat een groot percentage van de kinderen met leerproblemen, geen eenduidige neurologische schakeling hebben tussen de schrijfhand en de spraakhersenen. Normaliter is het zo geregeld, dat de linkerhand door de rechter hersenhelft wordt aangestuurd en de rechterhand door de linker hersenhelft (a-symetrisch), wat voor de pedagogie, de term ‘misvormt’ rechtvaardigt. Hoewel deze kinderen erg vatbaar zijn voor stress en ontwikkelingsblokkades, zijn ze in de regel bovengemiddeld begaafd. We mogen daaruit concluderen, dat de stress
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
en ontwikkelingsgevoeligheid een causaal verband kent met de bovengemiddelde begaafdheid. Het lijkt zelfs zo te zijn, dat deze misvorming een middel voor de evolutionaire ontwikkeling van het menselijke brein is, om genialiteit voort te brengen. Door gebrek aan inzicht en begrip, wordt hier in de pedagogie en de schoolsystemen nog onvoldoende op geparticipeerd. Meestal worden bij deze kinderen dan zogenaamde ‘faaldiagnoses’ gesteld. Wanneer een kind dan op basis van een dergelijk faaldiagnose wordt aangeleerd om met de andere hand te schrijven, zijn de rapen pas echt gaar. Dit brengt voor het betrokken kind een enorme onzekerheid met zich mee in hun motoriek en emotie. Een dergelijke ingreep in de neurologisch vastgestelde structuur kan verstrekkende gevolgen hebben. Dit zou ik dan ook ten stelligste willen afraden. Deze kinderen beschikken over een enorm concentratievermogen en wanneer men de vastgestelde structuur neurologisch probeert te veranderen, kan dit enorme problemen veroorzaken, zoals moeilijkheden bij systematisch denken en omgaan met regels, maar ook taal- en rekenproblemen. Op school hebben deze kinderen moeite met het volgen van de lesstof. Dit heeft te maken met het feit, dat deze lesstof niet is toegepast op de werkstrategie en waarneming van deze groep leerlingen. Hun eigenlijke talenten en vaardigheden komen daardoor niet tot uiting. Aanpassing van het leersysteem zou voor hen een goede oplossing zijn. Niet alleen om beter met de lesstof om te kunnen gaan, maar ook om latere gedragsproblemen te voorkomen. Het serieus nemen en stimuleren van deze eigenschappen, bevordert de zelfverzekerdheid van het kind.
2.6 Het Gemeenschapsvertrouwen. Door het toenemend complexer worden van de ontwikkeling in deze fase vinden effecten plaats die de overgang naar waarnemingen in driedimensionale ruimte mogelijk maken. Goede begeleiding en sportactiviteiten zoals aerobics, volleybal en voetbal, helpen deze vaardigheid goed te ontwikkelen. De kwaliteiten die hiermee gestimuleerd worden zijn samenwerkings- en coördinatievermogen. Met
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
behulp van speeltoestellen (bijvoorbeeld in de speeltuin) kan dit spelenderwijs getraind worden. De vaardigheid om vriendschappen te sluiten en sociale contacten te leggen, worden hier aangemoedigd. Een goede integratie van de fase van het gemeenschapsvertrouwen is een vereiste voor de spraakontwikkeling en heeft daardoor voor de mens een positieve uitwerking op het geheugen en het opnemen van nieuwe informatie. Individualiteit en groepsbewustzijn rijpen tijdens deze ontwikkelingsfase. De vaardigheid om overwicht te kunnen bieden, evenals het overzicht over situaties te kunnen behouden, vinden in deze fase hun basis. Gemeenschapsvertrouwen betekent, met de regels van de gemeenschap vertrouwd te zijn en situatiegericht kunnen kiezen tussen zelfstandigheid en aanpassen. De traditionele pedagogie definieert gemeenschapsvertrouwen als sociaal gedrag, maar zoals op vele andere gebieden wordt ook hier het sociale gedrag van een kind te snel beoordeeld en getaxeerd. De noodzakelijke uiteenzetting hiervoor, om sociaal gedrag te laten slagen is daardoor te kortzichtig. Zich in een groep of gemeenschap aanpassen en zich daarin zeker te voelen is alleen mogelijk wanneer de onderliggende vertrouwensfasen goed geïntegreerd zijn. Een kind waarbij bronvertrouwen faalt, zal zich nooit helemaal zeker voelen in het leven, in zijn beweging en met zij gevoelens en zal niet weten hoe hij zich in een groep of gemeenschap gedragen moet. Samenzijn biedt niet altijd de ideale situatie om gemeenschapsvertrouwen te ervaren, te beleven en door te geven. Het uiteenvallen van familiebanden en echtscheidingen zijn aan de orde van de dag. De bereidwilligheid of wens of de sociale mogelijkheden om twee of meer kinderen te hebben is gering, dus het enig kind rukt op. Hierdoor zullen steeds meer kinderen in een volwassen wereld opgroeien. Daarom is het voor de pedagogie nóg belangrijker geworden om onze kinderen gemeenschapsvertrouwen bij te brengen en te helpen ontwikkelen. Om gemeenschapsvertrouwen te ontwikkelen, moeten we de individualiteit van mensen uitkristalliseren. Gemeenschapsvertrouwen en individualiteit vormen samen een eenheid. Gebaseerd op onze hersenontwikkelingsfasen is er de overgang van het zenuwstelsel (gevoel) naar de ‘neocortex’ (het nadenken). Als voelen en denken samenkomen
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
word de driedimensionale waarneming (links/rechts, boven/onder en voor/achter) mogelijk. De driedimensionale waarneming is de voorwaarde voor het ontstaan van gemeenschapsvertrouwen. Driedimensionale waarneming is noodzakelijk om onszelf als een deel van de samenleving te kunnen zien. Om met groepsactiviteiten mee te kunnen doen en overzicht te houden, moet men zich vertrouwd voelen binnen een groep. Doelgericht handelen, opdrachten verantwoordelijk kunnen uitvoeren, in samenwerkingsverband een doel kunnen bereiken of als dat in een bepaalde situatie beter uitkomt, zich terug kunnen trekken. Dit zijn allemaal vaardigheden die men in deze fase ontwikkelt. Dit alles zou niet plaats kunnen vinden, als het kind niet zelfbewust is van zijn energie, kennis en ervaringen tot dan toe. Neurologisch gezien moet het brein op de voorgaande hersenontwikkelingsfasen kunnen terugvallen. De informatiestroom van bewegen tot ontdekken en daarover nadenken, moet naadloos zijn. Gemeenschapsvertrouwen kan zich alleen dan ontwikkelen, als er voldoende ‘ik-bewustzijn’ voorhanden is. Het kan ernstige consequenties hebben wanneer individualiteit en gemeenschapsverhoudingen tegen elkaar worden uitgespeeld of botsen met elkaar. Een blokkade in het gemeenschapsvertrouwen betekent concreet, dat een kind moeite heeft om problemen met een groep op te lossen.
Voorbeeld: Sonny wil graag een stuk chocolade hebben dat zijn vriendinnetje heeft. Zonder eerst te vragen pakt hij het en eet het op. Sonny gaat hiermee recht op zijn doel af, omdat hij geen alternatief kent (vragen). Mensen zijn makkelijker in staat om andere gedragsregels aan te leren en door overleg en dialoog iets voor elkaar te krijgen, wanneer zij op de juiste manier de fase van het gemeenschapsvertrouwen doorlopen. Spelletjes en uitstapjes, het spelen in de speeltuin en teamsporten zoals volleybal, voetbal, basketbal enzovoort, bevorderen het evenwicht- en
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
coördinatievermogen. Gelijkertijd voeden deze activiteiten, sociale omgang en vriendschappen en garanderen ze psychisch stabiliteit.
2.6.1 Schoolrijpheid. Schoolrijpheid bevordert de ontwikkeling van het ‘ik-bewustzijn’. Zelfbewustzijn is verbonden met de driedimensionale waarneming. Daarmee is de waarneming en zekerheid in beweging in drie richtingen gewaarborgd. Ze zijn de basis voor driedimensionaal denken. Beweging en denken zijn één.
Er bestaan een aantal noodzakelijke voorwaarden om optimaal te kunnen leren;
Het driedimensionale evenwicht: Oriëntatie in ruimte is een dergelijke noodzakelijke voorwaarde voor het gemeenschapsvertrouwen. Het omgevingsbewustzijn: (Links/rechts, voor/achter) is belangrijk om te kunnen selecteren, ordenen en differentiëren. Het bewustzijn bij mengen (samenvoegen) maakt het mogelijk om ‘groter’ en ‘kleiner’ te onderscheiden en vergemakkelijkt het leren van rekentafels. Het overschrijden van de eigen lichaamsas: (Het linkeroor met de rechterhand vastpakken en vice versa) traint de hersencoördinatie en geeft een goede basis om te leren schrijven, lezen en rekenen. Een stressvrije oogbeweging: (Met de ogen een vingertop laten volgen, die van links naar rechts of van boven naar onder beweegt) is een goede basis om te leren lezen. De hand-oog coördinatie: (De ogen sturen de hand) bevordert de vaardigheid van het schrijven. Hoe flexibeler en beweeglijker de ogen zijn, hoe meer
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
hersencapaciteit er aangesproken wordt. Het oog is al dààr, waar het lichaam nog naar toe moet.
Het driedimensionale lichaamsbewustzijn biedt een goed gemeenschapsvertrouwen en is de grondslag voor concentratievaardigheid. Het boekt vooruitgang voor optimale leervaardigheid. Wanneer we ons richten op de hersenontwikkelingsfasen, dan wordt gemeenschapsvertrouwen in deze vijfde fase geïntegreerd in de ontwikkeling. Wanneer we met het gedrag van jongeren tussen de twaalf en zestien jaar oud worden geconfronteerd, merken we regelmatig dat de waarden van ouders, verzorgers en leraren niet op hen overkomen. Om erachter te komen hoe dit komt, moeten we begrijpen wat er gebeurt in het brein van pubers; Een enorme groeispurt in de hersenen zorgt voor miljoenen nieuwe verbindingen in het zenuwstelsel. Gelijkertijd worden alle bestaande verbindingen gesorteerd. Onbelangrijke verbindingen worden uitgeschakeld en de rest wordt juist versterkt. Er ontstaan emotionele uitspattingen en wispelturigheid. De melatoninehuishouding slaat op hol. De jeugdigen worden sneller moe, maar slapen te weinig. De hersenklieren scheiden neurotransmitters af, die in de teelballen en eierstokken de productie van seksuele hormonen versterken. De gehele hormoonhuishouding wordt voor een periode van enkele jaren door elkaar geschud. En vooral tijdens deze enorme ontwikkelingsexplosie die jongeren in de puberteit doormaken, wordt het onderscheid tussen individualiteit en groepsverband, tussen ik en wij, duidelijk. De gedragsbandbreedte beweegt zich tussen onderwerping en aanpassing naar gelijkheid (inpassen in een groep) of rebellie, tot aan de vaardigheid om naar kansen en mogelijkheden te zoeken om bepaalde situaties uit te buiten. Een puberend kind slingert heen en weer tussen sociale binding, groepsbewustzijn en absolute doelgerichtheid, naar de rol van stemmingmaker of aanvoerder binnen de groep. Dit alles, om grip op een plaats in en vertrouwen van de gemeenschap te verwerven.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Een kind dat in deze fase van gemeenschapsvertrouwen niet stabiel is, heeft altijd maar één gedragsoptie tot zijn beschikking en handelt daar naar. In de dagelijkse schoolsituatie bijvoorbeeld, ziet men dan vaak dat het kind, óf door agressie zijn plaats in de groep afdwingt, óf zo onzeker is, dat hij zich slecht kan concentreren en zich afsluit van de groep. Later zien we dit gedrag dan ook weer terug op het werk, bij feestjes en ander soort groepsgebeuren. Vaak word zo’n kind gepest of ontweken omdat leeftijdsgenoten denken dat er iets vreemds met hem aan de hand is. Ook veel leraren op middelbare scholen kunnen dit afzonderingsgedrag niet plaatsen en denken er goed aan te doen om zo’n kind maar zoveel mogelijk met rust te laten. Daarmee wordt echter het tegenovergestelde bereikt: het kind wordt en voelt zich nog meer uitgesloten van de groep. Het valt steeds minder op en trekt zich meer en meer terug. Dit leidt vaak tot persoonlijkheidsstoornissen. Men ziet niet dat het kind in deze vijfde ontwikkelingsfase geblokkeerd is en alleen doelmatig handelen kan. Hierdoor wordt de zin en waarde van zijn gedrag verkeerd begrepen. Een veel voorkomend praktijkvoorbeeld zal dit verduidelijken; Een leraar van een brugklas in het VMBO beschrijft het volgende probleem: Aan het begin van ieder schooljaar zijn er altijd wel een paar zittenblijvers uit het voorgaande schooljaar, die de brugklas nog een keer over moeten doen. Om de schaamte voor het zittenblijven te compenseren, vallen ze de leraar en klasgenootjes voortdurend lastig met verstorende activiteiten zoals naar muziek luisteren op hun IPod, mobiel bellen in de klas enzovoort. Ze compenseren daarmee hun falende gemeenschapsvertrouwen met egocentrisch gedrag. Dit heeft tot gevolg, dat klasgenoten en leraar zich steeds meer distantiëren. Daardoor wordt hun eigengereide gedrag nog meer versterkt en nog vervelender. Daarom wordt aanbevolen om aan het begin van het schooljaar met de hele klas een introductie- of activiteitenweek te houden (met bijvoorbeeld klimtraining, aan touwen hangen, trampoline springen, rollenspellen enzovoort). Door de individuele vaardigheden ontstaat dan al na korte tijd een bepaalde groepsgelijkheid. Ieder individu kan
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
daardoor binnen de groep een soort netwerkverbinding (net als bij het zenuwstelsel in het brein) maken. De confrontatie tussen storende en aanpassende kinderen wordt zo opgelost. Oude verhoudings- en gedragspatronen kunnen zo vervangen worden door nieuwe. De virtuoze omgang met de lichaamsgelijkheid bevordert de geestelijke gelijkheid. Een ander praktijkvoorbeeld: Renée, een veertienjarig meisje, dat door haar omgeving wordt omschreven als levendig, impulsief, maar ook eigenwillig en onaangepast, wil na een reeks van nare gebeurtenissen in haar jonge leven, niet langer doorleven. Ze heeft alle problemen die een meisje van haar leeftijd hebben kan: geen zin in school, puberteitsproblemen met haar ouders en steeds weer diezelfde liefdesverdrietjes. Regelmatig krijgt ze uitbranders, maar meestal had ze dan weer last gehad van een van haar onuitstaanbare ‘vijf-minuten-buien’. Voor een meisje op deze leeftijd, allemaal in verhouding tot het gangbare. Toch dreigt de school regelmatig met schorsing en haar ouders met sancties. De ‘doodlopende weg’ waarin deze kinderen gevoelsmatig terechtkomen, biedt voor hen geen enkele uitweg. Ze handelen onder deze omstandigheden kortzichtig. Net als Renée, die alleen in suïcide nog een oplossing ziet. Voor jongeren die zich in een dergelijke situatie bevinden, moeten er toch betere oplossingen zijn? Met mijn pedagogiemodel van de vertrouwensfasen, in combinatie met de filosofie van het neomoralisme tracht ik de kansen te vergroten om het gedrag en de signalen van jongeren beter te begrijpen en er op de juiste manier op te anticiperen. Wanneer opvoeders in moeilijke situaties rondom het gedrag van kinderen dreigen met sancties, reageren zij vanuit hun machteloosheid en onwetendheid. Ze beseffen meestal wel dat straffen geen oplossing is, maar kennen de taal van de jeugd niet. Met de pedagogie van de vertrouwensfasen leert men die taal van kinderen begrijpen en is men niet aan de willekeurige interpretaties overgeleverd. Het oplossingsconcept van deze pedagogie is; het herkennen en
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
thematiseren van de geblokkeerde hersenfase. Door het in kaart brengen en aanleren van de algemene gedragsvariatiemogelijkheden bij elke ontwikkelingsfase, wordt de flexibiliteit naar onder en boven mogelijk.
Voorbeeld: Craig, een scholier voelt zich door zijn onderwijzer onheus bejegend. Hij zoekt steun bij zijn klasgenoten en weet deze op zijn hand te krijgen. Nu is het van belang, dat de docent niet de vergissing begaat om dit gedrag te bekritiseren en de regels voor de klas uit te leggen. Het is raadzamer om in plaats daarvan, de dialoog aan te gaan zoals in het volgende voorbeeld bij deze situatie; “Stemming maken en medestanders vinden is wel aan jou toevertrouwd zie ik. Dat heb je ook nodig in het leven. Als de mogelijkheid zich binnenkort voordoet, zullen we daar nog eens uitgebreid op in gaan en er met z’n allen in oefenen, dat het goed is om ons aan de regels te houden, ons aan te passen, maar ook voor je eigen mening uit te komen”. Hierdoor leidt de opstandige Craig geen gezichtsverlies ten opzichte van de rest van de klas en de onderwijzer en krijgt hij ook direct iets mee over de gedragsbandbreedte in deze ontwikkelingsfase van zijn leven en tussen de mensen onderling.
2.7 Het Communicatievertrouwen. In deze zesde ontwikkelingsfase wordt de communicatievaardigheid uitgebreid. De ontwikkeling van het verbale uiten en de fijne motoriek spelen daarbij een betekenisvolle rol. Taal verandert van middel naar doel en bevordert de eigenwaarde. Door de taal ontstaan contacten, en inzichten worden uitgebreid. Door de ontwikkeling van de fijne motoriek ontstaan vaardigheden die doelmatig ingezet kunnen worden. Deze fase
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
is bijvoorbeeld een goed moment om op de juiste manier te leren omgaan met gereedschappen. Ook het geslachtsbewustzijn komt in deze fase naar boven. Daarbij is het wezenlijk, de eigen identiteit in de geslachtsrol te vinden, om mannelijke en vrouwelijke gedragingen te ontwikkelen en te leren onderscheiden. Het proces waarbij een kind een geslachtsidentiteit aanneemt (het besef een jongen of een meisje te zijn) en sociaal aangepaste mannelijke of vrouwelijke gedragingen vertoont, wordt ‘geslachtstypering’ genoemd. Dit proces begint al in de vroege kindertijd. Zelfs voordat kinderen een idee hebben over hun geslachtsidentiteit, lijken ze gedrag te vertonen dat geslachtsstereotype is. Peuters van achttien maanden oud, die foto’s van twee stukken speelgoed tegelijk te zien krijgen – een auto en een pop - , vertonen al geslachtsspecifieke voorkeuren: de jongens kijken gemiddeld genomen langer naar de auto en meisjes naar de pop. Dit verschil is nog niet aanwezig bij twaalf maanden. Tussen anderhalf en drie jaar beginnen kinderen hun eigen geslacht en dat van anderen te benoemen. Het onderscheid tussen jongen en meisje wordt belangrijk en begint een criterium te vormen om activiteiten, rollen, voorwerpen en persoonseigenschappen te onderscheiden. Voordien denken peuters dat het geslacht iets is dat kan veranderen. Geslachttypering op deze leeftijd is slechts van sociale aard. Peuters kijken bij het ontwikkelen van hun geslachtsidentiteit naar de geslachtsstereotypen in de samenleving en worden daarbij beïnvloedt door de overtuiging dat sommige kenmerken en activiteiten enkel op vrouwen of mannen van toepassing zijn. Dit is de leeftijd waarop jongens niet meer met ‘meisjesspeelgoed’ willen spelen en andersom. Rond deze tijd ontstaat ook een sterke voorkeur om met kinderen van hetzelfde geslacht te spelen en ontwikkelen zij ook zeer eenzijdige en extreme visies over geslachtsrollen (vrouwen worden geen brandweerman, koken is niets voor jongens). Dit komt gedeeltelijk door de sociale invloeden, maar ook door de cognitieve beperkingen van kleuters. Wanneer deze zesde ontwikkelingsfase niet voldoende gerijpt is, wordt dit door gebrek aan verbale uitdrukkingsvaardigheid duidelijk. Onevenwichtig gedrag of inzet van lichaamskracht zijn dan vaak
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
manieren voor kinderen om conflicten op te lossen wanneer dit verbaal niet lukt. Kracht moet echter niet vermeden worden, maar in taal omgezet. Het visualiseren van taalkundige tekens maakt het voor ons mogelijk om onszelf als individu te identificeren, ons in onze sociale omgeving thuis te voelen, onze emoties te beschrijven en ons gedrag bewust te sturen. Uit taal komt de vaardigheid van zelfsturing en autonomie voort. De taal maakt van ons autonome wezens. De verwerving van taal maakt nieuwe soorten cognitieve en sociale interacties mogelijk. De meeste kinderen gebruiken taal relatief goed zodra ze twee of drie jaar oud zijn. Dit is behoorlijk indrukwekkend als we bedenken hoe complex talen zijn. Er zijn verschillende vaardigheden nodig om een taal juist te leren spreken. In deze zesde ontwikkelingsfase staan beweging, lichaamsevenwicht en taal als eenheid centraal. Als we taal willen leren en ontwikkelen, moeten we daarvoor het bewegingsevenwicht in acht nemen. De ontwikkeling van communicatievertrouwen begint met de eerste woordjes die een kind uitspreekt en gaat het hele leven door. De snelheid waarmee de eerste woorden zich ontwikkelen bij kinderen, verschilt enorm van elkaar, zoals Schlichting in 1996 aantoonde in een longitudinale studie* met 37 kinderen in Utrecht.
* Onderzoek waarbij een bepaalde doelgroep jarenlang wordt gevolgd en op regelmatige tijdstippen wordt onderzocht. Wanneer een persoon niet in staat is, zijn boosheid met taal te uiten, kan hij zich niet meer inhouden. Hij is dan aan de situatie overgeleverd en kan zich niet meer objectief opstellen en de gevolgen van zijn handelen, inschatten. Toegang tot taal geeft ons de mogelijkheid, conflicten verbaal op te lossen en woede, frustraties en kritiek, maar ook trots en blijheid, woordelijk uit te drukken. Veel dingen vinden hun oplossing in het stellen van vragen, het zoeken naar antwoorden, door een mening te uiten of zich te verdedigen. Deze competenties zijn een positieve basis voor de gedragsbandbreedte van het communicatievertrouwen. Joost heeft een duistere blik in zijn ogen en praat erg weinig. Af en toe is hij in een gevecht verwikkeld, maar meestal valt hij alleen op door zijn uiterlijk.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Dyslexie: Dyslexie is een probleem met het ‘fonologische bewustzijn’. Hiermee wordt de moeilijkheid bedoeld om een gesproken woord op te delen in een reeks van fenomenen. Dyslexie wordt gedefinieerd als een toestand waarbij de automatisering van de woordidentificatie (lezen) en/of schriftbeeldvorming (spellen) zich zeer moeilijk ontwikkelt. Een zwak fonologisch bewustzijn kan gedeeltelijk ondervangen worden door aangepast onderwijs, waarbij het kind geholpen wordt om de klanken in de woorden te ontdekken en te gebruiken. De gevolgen van een zwak fonologisch bewustzijn kunnen verder ondervangen worden door vanaf jonge leeftijd, klankspelletjes* met deze kinderen te spelen. *Een klankspel dat erg populair is bij kinderen is: wanneer een volwassene woorden verkeerd uitspreekt en zij die kunnen verbeteren (probeer het eens met “Winnie de Koe” of “Winnie de Poes”). Tot slot kan men het kind extra helpen door letters te leren schrijven en te benoemen. De beste manier hiervoor is, het leren schrijven en herkennen van de eigen voornaam en van “papa” en “mama”. Daarna kan dit steeds meer worden uitgebreid met veelvoorkomende woordjes. Een doelgerichte interventie op jonge leeftijd kan veel leed voorkomen. (*Bron: Ruijssenaars & Gersons-Wolfsberger. 1995)
Is het communicatievertrouwen geblokkeerd of onvoldoende aanwezig, dan uit zich dat door woede uitbarstingen, machogedrag of ander machtsvertoon. Joost is vijftien jaar en zit in de derde klas van de middelbare school. Zijn uiterlijk kunnen we gerust als zeer opvallend kenmerken. Zijn haar is rood en zwart geverfd en in een hanenkam geschoren. Neus en oren zitten vol piercings en hij draagt een lange zwarte jas, zwarte laarzen
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
met puntige neuzen en om zijn hals en polsen draagt hij leren banden met metalen punten erop. Meestal kauwt hij kauwgom.
Joliene is veertien jaar oud en de vriendin van Joost. Haar ogen zijn zwart opgemaakt, haar kortgeschoren kapsel kleurt roze en om haar smalle heupen draagt ze een brede zwarte riem. Haar navel en wenkbrauwen zijn gepiercet. Wanneer men haar aanspreekt kijkt ze alleen heel provocerend terug. Joost en Joliene verbergen zich achter hun ‘maskers’. Niemand zal hen (her-) kennen! Twee jongeren die zich schijnbaar niet willen aanpassen, verstoppen zich achter hun maskerade om hun tekorten te compenseren en nieuwsgierigen af te schrikken. Op een andere manier weten zij zich niet te uiten. Ze zijn niet in staat om door middel van de taal, hun emoties, wensen en kritiek kenbaar te maken. Ze hebben geen toegang tot hun communicatievertrouwen en zijn daardoor niet via taal bereikbaar. Hun koppige gedrag betekent maar één ding: ze zijn in hun tweede ontwikkelingsfase ofwel in hun ervaringsvertrouwen geblokkeerd. Door hun gedrag en outfit, signaleren we de gedragsbandbreedte van het ervaringsvertrouwen: ze verstoppen zich, ze schermen zich af en waarschuwen door hun opvallende uiterlijk. De toegang tot de aansluitende hersenontwikkelingsfase is versperd. Ze hebben alleen de lichaamstaal tot hun beschikking en niet de verbale taal. Een opvoeder die in dergelijke situaties reageert met afwijzing, negeren of sancties, zal de gedragsblokkade van de jeugdige juist versterken in plaats van hem te helpen deze ontwikkelingsfase te stabiliseren. Tegen deze jongeren kan beter gezegd worden; “Ik weet dat je jezelf beschermen wilt” of “ Ik begrijp wat je vertellen wilt”. Op die manier laten de opvoeders weten, dat ze gehoord en begrepen worden. De jongeren zullen dan eerder uit hun schulp kruipen. De volwassenen moet in staat zijn, de jeugdige op een positieve manier uit zijn tent te lokken en nieuwsgierig te maken. Maar hoe wordt nieuwsgierigheid gewekt? Hoe kan nieuwsgierigheid gevonden en ervaren worden?
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
De vertrouwenspedagogie adviseert daarin, motorische oefeningen in te zetten om zo de hersengebieden te activeren, die nieuwsgierigheid aansturen door oefeningen die het ervaringsen communicatievertrouwen stimuleren. Lukt het om beide punkertjes uit hun tent te lokken door simpele opgaven te laten oplossen die hun ervaringswereld uitbreiden (belangrijk daarbij is, om ín te spelen op de interesses van de jongeren in kwestie), dan wordt de blokkade opgeheven en komt de weg vrij om hun communicatievaardigheden verder te ontwikkelen. Lichaamsreacties, emoties en de kans om bij een groep te kunnen horen, zullen daarna nog zelden problemen opleveren. Door de betere toegang tot de taal hebben ze de mogelijkheid om conflicten verbaal op te lossen en positieve en negatieve gevoelens verbaal te uiten. Hun opvallende uiterlijk dient dan niet meer om af te schrikken of als camouflage, want ze hebben zich verder ontwikkeld: de jongeren willen nu op een andere manier opgemerkt worden en hebben nu daadwerkelijk iets te vertellen. Uit de stille punker zal nu misschien een filosoof groeien, die de status quo in vragen vindt en naar antwoorden zoekt, een positie bekleedt en iets in gang kan zetten en zo tot een individuele persoonlijkheid uitgroeit. Door de ontwikkeling van een ‘voorovergebogen en sluipende tred’ naar een ‘fiere en vooruitstrevende gang’ ontstaat communicatievertrouwen. Daarvoor kan ik het volgende sterk aanbevelen: Het beleven van natuurschouwspelen inspireert ons bewustzijn, zoals het bezoeken van een waterval, om te luisteren naar het geluid van vallend water. Probeer daarbij eens met je eigen stem, het geluid van het vallende water te overstemmen. We ontdekken dan de kracht en het geweld van dit vallende water en merken dat dit óns juist overstemt. Zo’n ontmoeting met de oerelementen verbindt ons met het leven. ‘De menselijke ziel is als water. Uit de hemel valt het en naar de hemel stijgt het weer op. En weer naar de aarde vallend, zal het eeuwig wisselen’. (Goethe, uit: Gezang van de geest boven het water uit).
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Een ander oefening voor het ontwikkelen van communicatievertrouwen is, door een doolhof lopen. Het doolhof is een ervaringssymbool. De grondbetekenis wordt direct duidelijk zodra je hem binnentreedt: een onbekende weg inslaan, omkeren, vlakbij het doel aankomen en dan toch weer niet, onzeker worden, verder gaan, in het midden aankomen, weer omkeren en de uitgang vinden. Geheel onbewust worden hier de onderliggende levensbeginselen gevonden en geoefend. Voeten, lichaam en zintuigen gaan een weg, die niet eerst begrepen hoeft te worden om ervaarbaar te zijn. Deze ervaring heeft de kwaliteit dat daar werkelijk kennis uit ontstaat. Vooral kinderen hebben spontaan toegang tot ervaringssymbolen. Als ze een doolhof zien gaan ze er direct op af. Ze gaan erin en vragen zich niet af wat het nut ervan is. Ze begrijpen de betekenis van het symbool intuïtief, maar kunnen het niet uitleggen. Kinderen moet men niet om uitleg vragen, ze hebben het belang allang begrepen. Het doolhof kent twee wegen: de weg naar binnen is een spannende weg naar een doel. De weg naar buiten is een rustige, deemoedige weg. Men kent hem al, maar toch is het weer een lange weg. Het kind gebruikt deze terugweg om de ervaring tot nu toe te overdenken en in zich op te nemen. Wie de weg naar buiten onbelangrijk vindt, vliegt misschien als held van avontuur naar avontuur maar zal daarin geen bevrediging vinden. De weg uit het doolhof is de weg naar huis, de weg der rijping. Het avontuur is volbracht, erkenning is verworven! Wie uit het midden van het doolhof wegrent, over de heggen klimt om zo snel mogelijk buiten te komen, denkt dat het midden vinden het hele doel van het doolhof is, maar heeft het belangrijkste deel overgeslagen. De weg naar buiten voert naar het goede, naar deemoed, bewustzijn en liefde. Een spannende ‘oefening ter bezinning’ is, als men bij de ingang van het doolhof een vraag meeneemt, met de opdracht er onderweg over na te denken. Spannend, omdat de antwoorden vaak heel anders zijn dan vooraf verwacht wordt. Bijzonder behulpzaam kan zo’n vraag zijn, wanneer men hem op een concrete levenssituatie richt. Voorbeelden van dergelijke bezinningsvragen kunnen zijn;
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Wat is écht belangrijk voor mij? Wat wil ik bereiken? Waarheen wil ik gaan? Wat wil ik meenemen? Met wie wil ik naar de toekomst? Wat wil ik achterlaten? Wat leidt mij af? Wat heb ik niet meer nodig?
Vooral voor jongeren is deze oefening een concrete aanleiding om met zichzelf te overleggen wat hij eigenlijk niet meer wil doen, maar ook voor volwassenen is dit een uitgelezen kans om in de steeds snellere en gejaagde maatschappij eens goed te overwegen of we nog wel met de juiste dingen bezig zijn. Wat bereikt wordt met doolhoflopen is, dat men de weg naar de eigen kern vindt en dat men tot rust komt en zekerheid vindt om krachtig door het leven te gaan.
2.7.1 We hebben allemaal initiatie nodig. Initiatie betekent volwassen worden. Volwassen worden betekent, begrijpen wie we zijn en verantwoordelijkheid nemen voor het leven. Maar als man of vrouw volwassen worden is niet iets dat vanzelf komt of is aangeboren. Daarom bestaan er in allerlei culturen zogenaamde initiatierituelen, die overigens steeds meer verloren gaan. De gevolgen daarvan voor onze kinderen zijn enorm. Ze hebben geen specifieke voorbeelden meer voor het volwassen worden, behalve dan de natuurlijke lichamelijke veranderingen die hen een geslachtsidentiteit geven. De beide processen – het man worden of het vrouw worden – vervagen steeds meer.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
In de oude stamculturen waarbij het initiatieproces een wezenlijk onderdeel van het leven van ieder mens is, gaat het er altijd om, inzicht in het leven te krijgen en daarin persoonlijke verantwoordelijkheid te vinden. Initiatie is een introductie in de geheimen van het leven, een inleiding in het lineaire en cyclische denken. Het zorgt ervoor, dat jongens door volwassen mannen en meisjes door volwassen vrouwen worden ingewijd in de essentiële geheimen van het leven. Een Siberische sjamaan zei eens in een televisieprogramma: “De westerse intellectuelen zijn onwetend en het ergste is, dat ze het niet weten”. Wij zijn initiatie en de betekenis ervan kwijtgeraakt. De bron van onze initiatie is onze verbeeldingskracht geworden. Het zwaartepunt van onze verbeeldingskracht is allen nog maar naar buiten gericht. Dat houdt bijvoorbeeld in, dat we ons nog maar weinig interesseren in de ontwikkeling van scholieren, voor we ons bezig houden met het ontwerpen van de lesstof en –methoden. Hierdoor lopen we het gevaar, een samenleving van uitsluitend kinderlijke eigenschappen te worden, omdat het individu niet meer het niveau heeft om zijn persoonlijkheid naar voren te brengen, waardoor we ook niet meer leren om ons in te leven in anderen. Pubers hebben geen goede reputatie, maar gelukkig is sinds een jaar of vijftien duidelijk dat hun eigenaardige gedrag te wijten is aan de grootscheepse constructiewerkzaamheden die plaatsvinden in hun onvoltooide brein. In de eerste 25 jaar van het leven, rijpen langzaam maar zeker de verschillende hersengebieden die in de baarmoeder zijn aangelegd. Dit gaat niet overal even snel. Gebieden dit te maken hebben met functies als het zien en het ruiken, beginnen zich onmiddellijk na de geboorte al te ontwikkelen, maar taalgebieden komen pas na een jaar of twee op gang. Het gebied dat betrokken is bij het lange termijngeheugen ontwikkeld zich pas na vier jaar. Het opvallende gedrag van een puber heeft te maken met het feit dat de frontale cortex, die gecontroleerd en intelligent gedrag aanstuurt, een groeispurt doorgemaakt. Dit hersengebied werkt nauw samen met andere gebieden die van belang zijn voor remming van gedrag, het kunnen overzien van consequenties
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
van gedrag, het kunnen plannen en andere intelligente vaardigheden. Tijdens deze laatste grote constructieperiode van het brein, worden verbindingen tussen deze belangrijke hersengebieden onder de loep genomen. Bij de zo belangrijke verbouwing kan het puberbrein wel wat hulp en toezicht gebruiken, al was het maar om te voorkomen dat er verkeerde verbindingen ontstaan. Dat is niet ondenkbaar. Een van de grote gevaren van regelmatig gebruik van alcohol en drugs op deze leeftijd is, dat het brein een korte route aanlegt tussen substantie en genotgevoel, kortom verslaafd raakt. Hetzelfde geldt voor snacken en snoepen en mogelijk zelfs voor verslaving aan gokken en seks. Het is dus van belang dat ouders de ontwikkeling in de gaten houden en proberen deze bij te sturen. Tegelijkertijd moeten ze hun kind de mogelijkheid bieden om de vleugels uit te slaan, want daar heeft het lerende puberbrein ook veel behoefte aan. Het is daarom goed voor het puberbrein om bij pubers zoveel mogelijk begrip te tonen, veel met hen te praten en te overleggen, ruimte te laten voor ervaringen, grenzen te stellen aan gedrag en te letten op de risico’s van verslaving.
2.7.2 De twee denkstijlen: mannelijke en vrouwelijke communicatie. We weten dat de wereld uit tegenstellingen bestaat: dag en nacht, mannelijk en vrouwelijk, in en uitademen, donker en licht, goed en kwaad. Daarbij gaat het altijd om twee tegengestelde kwaliteiten die ontegenzeggelijk met elkaar verbonden zijn. Zonder dag geen nacht, zonder goed geen kwaad en zonder vrouwelijk geen mannelijk geslacht. Zonder in te ademen kunnen we niet uitademen. Ook in ons denken weerspiegelen de tegenstellingen van de wereld waarop onze dagelijkse keuzen berusten. In de basis bieden we onze kinderen een eendimensionaal wereldbeeld. “Goed of slecht” is ons devies en dat zorgt voor zwart/wit-denken. Polariteit betekent echter veel meer: tegenstellingen zijn gelijkwaardig, ze zijn niet uitwisselbaar en zeker niet goed of slecht. Het zou toch vreemd zijn om te zeggen, dat inademen beter is dan uitademen. We
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
hebben allebei nodig om te overleven. Polariteit betekent ook, dat onderscheidenlijke posities en hun eigenschappen bestaansrecht hebben. Zelfs als zij tot iets in contrast staan. Door dit contrast, die tegenstellingen allemaal laten zien, ontstaat juist dynamiek die voor het leven zo belangrijk is. Naar dit principe functioneert de hele wereld. Er kan geen vliegkracht bestaan, zonder zwaartekracht, geen verstand zonder gevoel en zo kennen we ook twee denkstijlen. In vroegere culturen waren deze denkstijlen de basis voor de overgang naar volwassenheid. Natuurlijk is het vandaag de dag niet meer mogelijk om net als de stamculturen te initiëren. Toch kunnen we jongeren de twee grondbeginselen van communicatie wel uitleggen. In het leven, in de samenleving, maar ook voor iedereen binnen zijn eigen opvoedingssysteem is dit van wezenlijk belang. Naast het lineaire denken (wat als mannelijk geldt) bestaat ook het cyclische denken (wat als vrouwelijk geldt) en dat moeten we leren inzien. Voor de opvoeding en het oplossen van problemen heeft het alleen zin als beide denkstijlen zijn geïntegreerd. Deze polaire structuur is ook de basis voor ons rechtssysteem. Het kent daarin twee grondregels; 1. Gelijke rechten voor iedereen. 2. Gelijke plichten voor iedereen. Daarmee wordt bedoeld, dat de samenleving zich zowel naar het principe; ‘voor het rechtssysteem is iedereen gelijk’ (mannelijke communicatie), als ook naar de persoonlijke situatie (vrouwelijke communicatie) moeten richten. Het is zeker geen toeval dat in de neurologische geschriften, de onderscheidenlijke functies van de hersengebieden (linker en rechter hersenhelften) juist deze communicatiekwaliteiten, namelijk analytisch en cyclisch denken, naar voren wordt gebracht. Lineair denken en cyclisch denken spreken we bijvoorbeeld bij het puzzelen aan. Veel exacte vakken die we leren (mannelijk) geven hiervan een duidelijk en algemeen beeld: de wonderbaarlijke eenheid in alles wat gelijkwaardig is en waarin niets uitgesloten is (vrouwelijk). Elk puzzelstukje heeft zijn eigen plaats en betekenis in het geheel. Kinderen leren uit vrouwelijke en
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
mannelijke communicatie. Daarom is het belangrijk, hen de mogelijkheid te geven, zich in hun eigen rol adequaat te identificeren. Jongens in groepen leggen snel een dominante hiërarchie vast. Dit gedrag lijkt sterk op het gedrag van andere primaten. Hiërarchieën ontstaan door concurrentie. Ze zijn gebaseerd op “wat-als-regels” en daarmee een voorbeeld voor een systematische rangorde. Als men het gedrag van mensen naast dat van apen bestudeert, past alles overzichtelijk in de evolutiegeschiedenis. Al in de speeltuin zijn dergelijke hiërarchieën zichtbaar. Bij jongens is dit gedrag veel belangrijker dan bij meisjes. Ook meisjes leggen een rangorde vast, maar zij oriënteren zich daarbij op andere kwaliteiten dan simpel kracht en jachtinstinct. Wat doet een kind en met welk doel? Gedrag is sterk afhankelijk van de vertrouwensfase waarin een kind zich op dat moment bevindt. Vanuit dit oogpunt kan herkent worden, dat het gedrag zolang aanhoudt als een kind zich in die fase bevindt en geen aanstalten maakt om deze fase te verlaten, op weg naar de volgende. De conclusie luidt: de meest zekere weg om gedrag aan te leren is, door de virtuoze omgang met de bandbreedte van de huidige ontwikkelingsfase te behalen. Dit is wederom alleen mogelijk als er in de huidige vertrouwensfase geen blokkade ligt. Virtuoze omgang betekent, dat bij doelgerichte agressie (in de fase van het gevoelsvertrouwen), de speelruimte tussen nabij en veraf in relaties word herkend. Dit houdt in dat agressie bij beide geslachten voorkomt, maar is ook belangrijk in bepaalde situaties met gereduceerde empathie. Er bestaat ook een geslachtsspecifiek onderscheid in de manier hoe agressie tot uiting komt. Mannen neigen meer naar directe en openlijke agressie (slaan, duwen, schoppen enzovoort), terwijl vrouwen eerder naar indirecte, verdekte agressie neigen. Deze vorm van agressie voorziet zich zonder lichamelijk contact (achter de rug van opponenten) en laat gedrag zien als roddelen, uitsluiten uit de groep of gemene opmerkingen.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
2.7.3 Vrouwelijk en mannelijk speelgedrag. Kinderen maken al heel vroeg geslachtsspecifiek onderscheid in hun empathievaardigheid. Dit wordt heel duidelijk bij het spelen. Jongens zetten hun lichaamskracht sterker in dan meisjes, om iets te bereiken. Voorbeeld 1: Als we een groep kinderen iets geven om mee te spelen, zullen jongens voordringen om het stuk speelgoed te pakken te krijgen. Ze duwen de meisjes gewoon opzij en tonen daarbij weinig empathie en des te meer egoïsme. Geeft men dit stuk speelgoed aan een groep die alleen uit meisjes bestaat, dan wordt door overleg (dat als uitgangspunt heeft, welk meisje het meest populair is) bepaald wie er het eerst mee mag spelen. Duidelijk wordt daarbij dat meisjes meer interesse en eerlijkheid tonen, maar ook dat zij (wanneer ze naar eigen voordeel streven) hun inlevingsgevoel benutten om de ander over te halen, afstand te doen van wat zij eigenlijk ook graag willen hebben.
Voorbeeld 2: Als men jongens een speelgoedauto geeft waarin ze zelf kunnen rijden, zullen ze daarmee zoveel mogelijk tegen andere auto’s opbotsen. Meisjes daarentegen zullen voorzichtig rijden en juist proberen te voorkomen dat ze ergens tegenaan rijden. Dit zijn alledaagse voorbeelden van geslachtsspecifiek onderscheid bij inlevingsvermogen. Helaas komt het regelmatig voor dat jongens onterecht lomp gedrag toegeschreven wordt. Meisjes echter in veel mindere mate. Bij jongens wordt zelfs regelmatig een gedragsstoornis gediagnosticeerd door dit gedrag. Een dergelijke diagnose is volledig misplaatst. Dit gedrag komt voort uit het feit, dat zulke jongens een verminderd lichaams- en gevoelsvertrouwen bezitten.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Meisjes vanaf twaalf maanden en ouder, reageren al met empathie en bekommeren zich al om andere mensen. Ze krijgen meer aandacht doordat ze al zo jong gebruik weten te maken van treurige blikken, zielige geluidjes en troostopwekkend gedrag. Dit verklaart ook het gedrag van de meeste vrouwen, als ze hun leed met vriendinnen delen. Vrouwen zijn in meer of mindere mate ook geneigd om anderen te troosten. Ook hebben veel studies uitgewezen dat driejarige meisjes, hun mannelijke leeftijdsgenootjes al ver vooruit zijn waar het gaat om herkennen van gevoelens bij andere mensen. Als men kinderen zou vragen wat een personage in een verhaal innerlijk wil, in vergelijking met wat hij uiterlijk toont, blijkt dat meisjes daarover de beste inschatting kunnen maken. Ook bij de vraag, hoe een bepaalde persoon zal reageren in een situatie waarbij diegene een cadeau krijgt dat niet bevalt, hebben meisjes het vaker bij het rechte eind omdat meisjes in zo’n geval zelf ook hun gevoel zouden onderdrukken om de gever niet te kwetsen. En wanneer kinderen moeten inschatten of iemand iets ongepasts heeft gezegd, gaat dat een meisje van bijvoorbeeld zeven jaar beter af dan een jongen van die leeftijd. Wanneer men zich van dit soort geslachtsspecifieke onderscheid bewust is, moet het voor iedere pedagoog duidelijk zijn dat er iets aan onze opvoedingsmethode mankeert. Alleen al het feit dat jongens, in tegenstelling tot meisjes, op de basisschool nog vaak moeten leren om hun schoenveters te strikken geeft al aan dat er een fundamenteel verschil is in de motoriek van meisjes en jongens. Daarbij gaat het niet om de activiteit zelf, maar om het feit dat de pedagogie, de motorische ontwikkeling onvoldoende in acht neemt. De oplossing van veel problemen op deze leeftijd ligt in het bereik van de grove motoriek en niet in de fijne. Bij sportlessen zien we dat jongens geen sterren zijn bij bijvoorbeeld ballet, maar dat meisjes, door hun beweging veel moeite hebben om te voetballen.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
2.8 Het Coöperatievertrouwen. De fase van het coöperatievertrouwen belichaamt het optimaal benutten van verstand en gevoel, in verbinding met de gehele persoonlijkheid. Het is de getuigenis van een gerijpt zelfbewustzijn. Dat is bijna de ideaaltoestand. Toch is de adolescent in zijn verstand gestuurd, waardoor zijn inlevingsvermogen en zijn vaardigheid om compassie te ervaren is afgenomen. Het opbouwen van een eigen persoonlijkheid is het allerbelangrijkst en het hoogst haalbare. Dit wordt mogelijk als we de balans vinden tussen verstand en empathie. De zevende fase van deze vertrouwenspedagogie verbindt zich met twee grondbeginselen van de menselijke gedragspatronen: de vaardigheid tot empathie en de vaardigheid tot systematisering. Empathie definieert zich door hoge sociale competenties en medeleven met de medemens. Systematisering, door precisie en extreem oog voor detail. Systematisering betekent: situaties en conflicten alleen via voorgeschreven regels proberen op te lossen. Beide vaardigheden zijn noodzakelijk om coöperatievertrouwen te bereiken. Bij gemeenschappelijke situaties worden de gebieden empathie en systematiek, afzonderlijk afgewogen. In de privésfeer worden inlevingsvermogen en verstandig zijn als ethisch correct en sociale competenties betiteld en hoog aangeprezen. Op de werkvloer echter, worden deze vaardigheden eerder afgekeurd. Je bent dan niet hard genoeg, niet doelgericht of consequent. Hoe hoger iemand de carrièreladder wil beklimmen, hoe minder empathie hij moet tonen. Zo kan macht beter bedwongen worden. De beroepswereld en opvoeding staan in onze westerse wereld lijnrecht tegenover elkaar. Om hier een beeld van te krijgen, zet ik de karakteristieken van de empathisch (privésfeer) en systematische (bedrijfsleven) handelingsen gedragspatronen naast elkaar:
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Polarisatie van de gedragspatronen; Empathie
Systematiek
Slordig Precies Opmerkzaam t.o.v. de grote Extreme aandacht voor details samenhang Falende veronderstellingen Principiële veronderstellingen Afhankelijk van contexten Onafhankelijk van contexten Benadering / contacttoename Agressietoename
Het mag duidelijk zijn, dat bijvoorbeeld in de traditionele pedagogie, gebruikelijke gedragsbeoordelingen (door te vergelijken zoals hierboven) nog geen bijdrage leveren aan empathietrainingen. Als leerlingen hun empathievaardigheden willen uitbreiden, hebben ze leraren nodig die hen ondersteunen om een sterke persoonlijkheid te worden. Empathisch gedrag wordt vooral bevorderd door een zekere ik-identiteit. Pas dan kan die persoon zich om andere dingen en mensen bekommeren. Ook hier wordt duidelijk, dat rijping van de voorliggende vertrouwensfasen verdere ontwikkeling mogelijk maakt. Om ten aanzien van coöperatievertrouwen virtuoos te kunnen ageren, is de bandbreedte van gedragspatronen tussen empathie en systematiek erg belangrijk. De gedragsvariatiemogelijkheden bij dit zevende stadium, strekt zich uit van zeer zelfingenomen mensen die alleen zichzelf als slachtoffer zien, tot sociaal zeer gevoelige mensen die veel verstand hebben van gedachten en gevoelens bij andere mensen. In geblokkeerde toestand verhardt een mens naar een egoïstisch en zelfingenomen persoon of valt het in andere uitersten, als iemand die uitsluitend altruïstisch handelt en de hele wereld wil redden. Zit men daarin gevangen, dan kan men daar toch uitkomen door empathie en systematiek gelijkmatig te ontwikkelen met als resultaat, niet langer geblokkeerd te zijn in deze fase.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
2.9 Het Zelfvertrouwen. Wanneer de eerste zeven vertrouwensfasen goed geïntegreerd zijn, ontstaat zelfvertrouwen. Dit zelfvertrouwen is nodig voor iedere jong volwassene om zonder angst zijn vleugels uit te kunnen slaan. Het is de basis voor volwassenheid. Wanneer dit zelfvertrouwen ontbreekt op de weg naar volwassenheid en zelfstandigheid, kan dat grote problemen veroorzaken bij bijvoorbeeld sollicitaties, het oplossen van problemen, het leggen van contacten, relaties, het opvoeden van kinderen enzovoort. Maar ook het omgaan met emoties van de persoon zelf of die van anderen, levert dan vaak grote problemen op. Bij delinquenten zien we vaak de oorzaak van hun delictgedrag liggen bij niet goed geïntegreerde vertrouwensfasen. Omdat iedere fase ook op latere leeftijd nog herstelt kan worden, is het mijns inziens raadzaam om daarop in te zetten bij resocialisatie van delinquenten. Dat levert in ieder geval een positiever resultaat op, dan het simpelweg voor langere tijd opsluiten zonder enige interventie. In feite zou deze vertrouwenspedagogie van het Neomoralisme de beginfase van iedere vorm van resocialisatie of therapie moeten zijn. Elk soort gedrag kent zijn oorzaken. Hersenafwijkingen kunnen door middel van verschillende hersenscans woorden opgespoord, maar mocht de oorzaak van ongewenst gedrag niet liggen in een (genetische) afwijking in het brein, dan kan er in de meeste gevallen vanuit worden gegaan dat een of meerdere vertrouwensfasen niet of onvoldoende geïntegreerd zijn en een beroep worden gedaan op de pedagogie van de vertrouwensfasen.
Zelfvertrouwen is echter geen garantie voor een onbekommerd leven. Er bestaan veel meer factoren die de levensloop voor ieder van ons voor een groot deel bepalen en hiermee ook ons gedrag en de keuzen die we maken. Zelfvertrouwen is wel de meest fundamentele basis die we nodig hebben om andere hindernissen in het leven te kunnen nemen.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
3. De Invloed van Emoties. 3.1 Interactie tussen emoties en het brein. In hoofdstuk 1 hebben we gezien hoe de evolutie van de mens ons in de algemene ontwikkeling gestuurd heeft van Sahelantropis naar wat we nu zijn. In hoofdstuk 2 hebben we kennis kunnen maken met de wijze waarop onze persoonlijke ontwikkeling tot stand komt, in de eerst jaren van ons leven, welke blokkades zich daarbij kunnen opwerpen en dat we deze ook weer kunnen wegnemen. Ons gedrag en de zogenaamde vrije wil van keuzen worden echter door veel meer factoren beïnvloedt en ook die factoren hebben weer invloed op onze persoonlijkheid. Emotie is een van die factoren. Emoties zijn gevolgen van de communicatie over en weer tussen ervaringen en ons brein. Ons gedrag is daar de som van. Emotie is een algemeen begrip dat voortkomt uit het Latijnse woord ‘emovere’: Iets dat de geest in beweging zet, iets dat tot een destructieve, een neutrale of een positieve handeling kan leiden. Door emoties wordt onze geest in een bepaalde toestand gebracht, waardoor we vanuit een bepaald perspectief of een bepaalde visie naar iets gaan kijken. Emoties ontstaan door bepaalde omstandigheden waarin we verkeren of die we voorzien. We kunnen ons op verschillende manieren laten leiden door emoties, wat sterk afhangt van wat we geleerd en ervaren hebben in ons leven. Boeddhisten bijvoorbeeld, laten zich veel minder leiden door emoties dan westerlingen, omdat zij van jongs af aan leren om niet instinctief te reageren op emoties, maar juist als middel gebruiken om het leven beter te begrijpen. Zij plaatsten opkomende emoties als het ware buiten zichzelf en bezien dan op rationele wijze of de emotie zin heeft. Zij zijn zich meer bewust dan wij, dat negatieve emoties geen nut dienen en in staat te vermijden om vanuit negatieve emoties te handelen. Daarmee hebben zij een evolutionaire voorsprong op westerlingen. Hierdoor komt geweld veel minder voor, onder en vanuit boeddhisten.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Wij westerlingen zouden wat dat betreft een enorme inhaalslag kunnen maken, door ‘omgaan met emoties’ als verplichte lesstof op te nemen op onze scholen. Daar kunnen we niet vroeg genoeg mee beginnen. Vooral leren omgaan met destructieve emoties en het creëren van empathie en mededogen verdient de aandacht in de westerse wereld. Maar ook het leren gebruiken van constructieve emoties met betrekking tot onszelf en anderen zal veel bijdragen aan een betere en gezondere samenleving. Angst, lust, woede, begeerte, haat, liefde enzovoort. Het duurde lang voor wetenschappers zich konden bezighouden met de communicatie over en weer tussen emoties, het brein en ons gedrag. Deze materie werd tot voor kort overgelaten aan filosofen, dichters en schrijvers. Hersenonderzoekers hadden al genoeg moeite met het doorgronden van de verstandelijke vermogens van het menselijke brein. Pas aan het eind van de twintigste eeuw kregen zij het inzicht dat gevoel en ratio niet los van elkaar gezien konden worden, omdat ze in ons brein onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Sindsdien is en wordt er enorm veel onderzoek gedaan naar de geestelijke en lichamelijke invloed van emoties. Er moet op dit gebied nog veel ontdekt worden, maar de kennis die er nu al is, biedt al veel mogelijkheden om bijvoorbeeld ongewenst gedrag, op individueel en collectief niveau, bij te sturen. Emoties ontstaan wanneer sterke zintuiglijke prikkels door het distributiecentrum voor binnenkomende informatie in ons brein (de thalamus), worden doorgezonden naar de zogenaamde ‘amandelkern’ (de amygdala) en de ‘sensorische cortex’. De thalamus zorgt met behulp van hormonen voor een supersnelle, onbewuste lichamelijke reactie (reflex). De amygdala schat (iets trager) de informatie op juiste waarde. De werking van dit circuit in de hersenen bepaalt hoe we ons onder bepaalde omstandigheden voelen en hoe we daarop reageren. De emoties ‘angst’ en ‘woede’ liggen bijvoorbeeld heel dicht bij elkaar. Angst is instinctieve emotie dat een krachtig middel is als signaal voor gevaar. Wanneer dit signaal doorkomt, hebben we de keuze om te vluchten, te bevriezen of te vluchten (flight, freeze or fight). Wanneer we kiezen om te vechten (verdediging), komen de emoties woede en
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
agressie bij ons naar boven. Woede kent veel gradaties of verschijningsvormen. Het varieert van ingehouden boosheid dat zich uit door sarcasme of verbale agressie zoals schreeuwen of schelden, tot het gebruik van fysiek geweld door felle razernij. Deze emotie vindt haar oorsprong in het zogenaamde ‘limbische systeem’, dat staat voor het aangeboren instinctieve deel van de hersenen. Bij het aanwakkeren van stress en frustratie speelt het hormoon ‘cortisol’ een grote rol. Uit neurowetenschappelijk onderzoek is gebleken, dat woedegevoelens kunnen worden gestuurd door het denkende deel van de hersenen. Waar het dus gaat om gevoel van woede en agressiedrang, bestaat er fijne afstemming tussen de instinctieve en verstandelijke delen van ons brein. Door deze kennis wordt daarom aangenomen dat er bij mensen met agressiestoornissen iets misgaat bij de afstemming. Er speelt daarbij namelijk een combinatie van omstandigheden een rol. De mate van afstemming tussen ratio en instinctief gedrag wordt door veel meer factoren bepaald. Tussen woede en agressie voelen opkomen en er door geweld uiting aan geven, zitten nog veel meer omstandigheden die de keus daartoe beïnvloeden. Agressiedeskundigen pleiten er terecht voor om kinderen (met agressieproblemen), al jong te leren omgaan met gevoelens van boosheid en agressie. Dit, omdat hun brein dan de grootste mate van flexibiliteit kent. Maar dat impliceert niet, dat dit op latere leeftijd niet of nauwelijks mogelijk is. De complexiteit van het ontstaan van gedrag is ook bij volwassenen de sleutel tot gedragsverandering. We mogen gerust aannemen, dat angst de oudste en sterkste emotie is die we bezitten. Dat is evolutionair gezien ook niet zo vreemd, omdat angst een beschermende reactie is op bedreigingen. De instinctieve emotie ‘angst’ zet onze hersenen bij bedreiging van ons welzijn aan tot onmiddellijke actie. Zelfs nog voordat we de situatie rationeel hebben in geschat wordt ons lichaam met behulp van hormonen - zoals adrenaline – in paraatheid gebracht om de strijd aan te gaan of te vluchten. Bloeddruk en hartslag stijgen, spieren spannen zich en onze zintuigen komen op scherp te staan. Ondertussen schat het denkende deel in ons brein de bedreigende situatie in, door die te vergelijken met de in het geheugen opgeslagen informatie over eerdere, soortgelijke ervaringen uit
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
onze levensloop tot dan toe. Die verstandelijke inschatting van gevaar remt of stimuleert de angst en de overeenkomstige reactie. In dit samenspel tussen de snelle instinctieve reactie en de langzamere inschatting van gevaar gaat, bij bijvoorbeeld mensen die lijden aan angst- of paniekstoornissen of een posttraumatische stressstoornis (PTSS), in het brein iets mis. Onschuldige zintuiglijke prikkels of een onterecht vermoeden van bedreiging zet het lichaam en de geest ten onrechte op scherp. Het rationele deel van de hersenen is dan onvoldoende of zelfs helemaal niet in staat om deze reactie onmiddellijk of na enige tijd af te remmen. Het gevolg is een voortdurende angst om niets. Wanneer we het hebben over de emotie ‘liefde’, lijken we allemaal te weten wat dit is. Maar net als in het leven zelf heeft in ons brein het ene maar ten dele te maken met het andere. Zo is er een groot verschil tussen liefde die ouders voelen voor hun kind en de behoefte aan seksuele intimiteit. We noemen het allebei liefde, maar er worden in dit voorbeeld toch hele andere delen van onze hersenen actief bij deze liefdesgevoelens. De behoefte aan seks komt voort uit onze instinctieve voortplantingsdrang. Dit wordt in het brein aangestuurd door de zogenaamde ‘hypothalamus’ en ‘hypofyse’, twee oeroude onderdelen in het brein. Zij zorgen voor de productie van geslachtshormonen ‘oestrogeen’ en ‘testosteron’ die de lust opwekken of verminderen. Daarnaast werken ook de gebieden of onderdelen in het brein, waaronder de ‘temporaalkwab’ en ‘amygdala’ mee aan het aanwakkeren of afremmen van seksueel gedrag. Wanneer deze hersendelen beschadigt zijn, kan hyperseksualiteit ontstaan. Dit houdt een compulsieve lust in, om voortdurend seks te willen hebben. Denk daarbij aan verkrachtingen necrofilie, nymfomanie of pedofilie. Wanneer lust en seks tot een orgasme leiden, komen in de hersenen twee prettige stoffen vrij: ‘oxytocine’ en dopamine’. Oxytocine versterkt de band tussen de partners en dopamine brengt een gevoel van gelukzaligheid en tevredenheid teweeg. Verder remt oxytocine ook nog het stresssysteem, waardoor het gevoel van ontspanning ontstaat en zorgt deze stof ervoor dat in het brein, opiaatachtige stoffen vrijkomen
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
die pijn verminderen en een gelukzalig gevoel veroorzaken. Om ons (op natuurlijke wijze) voort te planten zorgt het brein er dus voor, dat we een prettig gevoel krijgen op het moment dat we seks hebben. Wanneer dit niet het geval zou zijn, zou de kans op overleven van onze soort waarschijnlijk nihil zijn. Een vernuftige stimulans van de natuur dus! Ook geluk is een emotie. Het gevoel van geluk om precies te zijn. Er zijn de laatste decennia enorme veel boeken geschreven over het fenomeen geluk, met allerlei tips over hoe we gelukkiger kunnen worden. Deze goedbedoelde tips variëren van ‘tevreden zijn met wat je hebt’ tot ‘ontsnappen uit de ratrace en de rust opzoeken’. Maar het gevoel van geluk heeft een neurale oorzaak die in ons brein verborgen ligt. Men denkt al gauw dat gelukzaligheid sterk samenhangt met onze leefomstandigheden (kinderen, een partner, een goede gezondheid, ons werk, onze vrienden of (veel) geld. Maar het gevoel van of de emotie gelukzaligheid is beter te verklaren vanuit onder andere de dopaminehuishouding in onze hersenen. Deze biochemische stof in het brein - die we steeds vaker genoemd zien in wetenschappelijke publicaties over emoties, in combinatie met het brein - is een zogenaamde ‘neurotransmitter’ of ‘signaalstof’ die een hele grote rol speelt bij gevoelens van (on-)geluk. Bij alle emoties waarbij we ons heel prettig gaan voelen, is dopamine betrokken. Het is een signaalstof die als onderdeel fungeert bij het primitieve beloningssysteem van de hersenen. Het zorgt ervoor, dat we iets lekker of prettig gaan vinden en daarom nastreven. Neurotransmitters als deze hebben daardoor niet alleen invloed op wat we voelen, maar ook op het gedrag als reactie daarop. Dit proces kan echter verstoord worden door ervaringen die de uitwerking van (in dit geval) dopamine ‘tegenspreken’. Wanneer iemand bijvoorbeeld langdurig en stelselmatig seksueel misbruikt is, zullen er bij seksuele activiteiten andere neurotransmitters en dus emoties vrijkomen. Gevoel van gelukzaligheid word dan vervangen of verdrongen door gevoelens van walging en weerzin. Gebeurtenissen en situaties in ons leven zorgen dus dat bepaalde neurotransmitters vrijkomen in het brein (gebaseerd op instinct of eerdere soortgelijke gebeurtenissen en situaties die we ervaren hebben
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
in onze levensloop). Deze signaalstoffen creëren een emotie die we voelen en past bij de gebeurtenis of situatie, en deze emoties genereren op hun beurt een reactieve handeling (gedrag). De emoties verdriet en droefheid, pijn en angst gaan gepaard met gelaatsuitdrukkingen. Deze lichaamstaal is universeel en dus herkenbaar voor iedereen. Ze zijn niet cultuurgebonden. Dit betekent dat deze emoties bij de mens er altijd geweest zijn en dus een belangrijke functie hebben. Veel evolutiebiologen denken dat het een middel voor ons brein is, om onszelf en onze omgeving te laten zien dat er iets mis is en op deze manier mentale rust en contemplatie af te dwingen. Net zoals koorts lichamelijke rust afdwingt, dwingen de hersenen door die droefheid of het verdriet een soort time-out af in de leefstijl, die herstel mogelijk maakt. Liefdesverdriet is daar een goed voorbeeld van. Wanneer een liefdesverhouding tegen onze wil ten einde komt, veroorzaakt dit een groot aantal reacties in lichaam en geest. Deze reacties variëren van verdriet, paniek, woede, obsessie en wraakzucht, tot berusting, weemoed en onverschilligheid. Vroeg of laat dwingt het ons ook om de situatie een plek te geven zodat we het normale leven weer op kunnen pakken. Dit alles wordt door een vast patroon door het brein gereguleerd. Alleen de tijdsduur van het patroonverloop is voor iedereen anders. Ook hier zijn – net als bij alle soorten emoties – een heleboel hersendelen en biochemische stoffen betrokken. Soms kan dit patroon of proces stagneren en ontstaat een depressie of chronische rouw. Er is dan iets mis in het breincircuit. Het heeft dan zin om medicijnen tegen depressie te gebruiken. Dit soort medicatie grijpt in op de verstoorde serotonine- en dopaminehuishouding in het brein.
3.2 Destructieve en constructieve emoties. Destructieve emoties kunnen leiden tot uiterlijk waarneembare schade, maar ook tot verstoring van onze beleving van de werkelijkheid. Een destructieve emotie is in feite een mentale factor die onze geest
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
verhindert om de werkelijkheid te ervaren zoals deze is. Zo’n emotie neemt een loopje met ons zicht op de werkelijkheid. Wanneer we bijvoorbeeld iets heel graag willen hebben of bereiken en dit obsessief wordt, zorgt de obsessie ervoor, dat we het evenwicht kwijtraken tussen het genoegen van het bezitten of bereiken, en het vervelende van het niet kunnen bezitten of bereiken. We gaan hierdoor het gewenste steeds meer verheerlijken en uiteindelijk zullen we onszelf overtuigen dat we er niet buiten kunnen. Zo kunnen constructieve emoties (iets leuk vinden of ambiëren) overgaan in destructieve emoties (iets onmisbaar vinden of per sé moeten hebben). Negatieve vooroordelen zorgen ervoor dat we blind raken voor positieve eigenschappen van iets of iemand, we zoeken bewust of onbewust alleen nog maar naar minpunten. Hierdoor verliezen we ons objectieve beoordelingsvermogen. Deze destructieve emoties gaan ten koste van onze (keuze-)vrijheid en de vrije wil. Ze vormen onze gedachten op een dusdanige manier, dat we alleen nog maar op een subjectieve manier kunnen handelen, spreken en denken. Constructieve emoties echter, zorgen voor een meer adequate observatie van alles wat leidt tot een heldere manier van denken. Een handeling, reactie of gedachte is niet slecht omdat de wetgeving of de collectieve moraal deze als zodanig bestempeld heeft. Er bestaat niet zoiets als goed of slecht in absolute zin. Er bestaan alleen goede of slechte dingen die via ons denken of handelen die uitwerking hebben op andere mensen of onszelf. Destructieve en constructieve emoties kunnen ook worden onderscheiden aan de hand van de onderliggende motivatie: egocentrisch of altruïstisch, kwaad of goedwillend, helpend of belerend. Daarom moeten we bij de morele beoordeling van emoties in ieder geval de motivatie en de gevolgen in overweging nemen. Wanneer we willen onderzoeken of destructieve emoties een onderdeel zijn van de geestelijke basisstructuur, moeten we eerst goed kijken naar de essentie van bepaalde emoties. Emoties zijn een samenstelling van verschillende zaken, ook als het om negatieve emoties gaat. Er zit een aspect van helderheid in, dat nog helemaal niet schadelijk is. De
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
negatieve kwaliteiten van de emoties zelf, zijn niet intrinsiek voor de emotie als zodanig. Het is de zucht naar iets, dat in combinatie met iemands handelen voor een kettingreactie zorgt, waarbij de initiële gedachte zich ontwikkelt tot de emotie. Destructieve emoties hebben geen enkele vastigheid en dus zijn ze geen eigenschap die behoort tot de fundamentele aard van onze geest. Gelukkig maar, want dit geeft ons een grote mate van flexibiliteit aan mogelijkheden om, om te gaan met emoties. Negatieve emoties sluipen ongemerkt onze geest binnen. Daar worden ze omgezet tot bepaalde stemmingen en naarmate de tijd verstrijkt, tot karaktertrekken of een bepaald temperament. Er zijn echter goede manieren om onszelf te leren, destructieve emoties aan te pakken. Zo bestaat de hele wereld, en dus ook ons leven, uit tegenstellingen. Dit geldt ook voor emoties. Zo kennen we de emotie ‘liefde’ waarvan de tegenhanger ‘haat’ is. Het is onmogelijk om iemand lief te hebben en tegelijkertijd intens te haten. Wanneer we continu blijven denken aan de redenen waarom we iemand haten, zal dit de haatgevoelens alleen maar versterken. Wanneer we ons echter gaan concentreren op de positieve eigenschappen (die iedereen heeft) van die persoon, zal dit de haatgevoelens in ieder geval verzachten. Bijna iedereen heeft het wel eens meegemaakt, dat een tikkende wekker hem uit zijn slaap hield. Je wilt wel slapen, maar het getik lijkt steeds harder te worden. De irritatie groeit en soms heb je wel het gevoel om de wekker tegen de muur te willen gooien. Frustratie alom. Maar wanneer we in zo’n situatie bedenken dat het consistente getik van de wekker ook slaapverwekkend kan werken en vanuit die gedachte naar het tikkende geluid luisteren, dus het geluid als middel gaan zien om in slaap te komen, zullen we de slaap snel vatten. We hebben dus de keus om de onplezierige aspecten van een object steeds voor de geest te halen of we kunnen trachten dit object op een objectieve manier te beoordelen. Zo kunnen we jaloezie bijvoorbeeld, omzetten in vreugde over de goede eigenschappen van de ander of waardering te voelen voor wat de ander bereikt heeft. Daarmee zijn we er echter nog niet. De volgende stap is om uit te zoeken welke tegenhangers er zijn voor alle andere emoties.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Dan komen we er al heel snel achter dat ze geen inherente soliditeit hebben. Het is niet zo, dat wanneer we destructieve emoties op deze manier proberen aan te pakken, ze als sneeuw voor de zon zullen verdwijnen, maar je zult merken dat ze niet zo solide zijn als je wellicht dacht. Met deze oefening in emotiebeheersing raken we in staat om flexibiliteit te vinden in emoties en de negatieve uit te bannen. Dit geldt voor alle soorten emoties. Gedrag gaat in essentie om actie. Als we willen begrijpen waarom mensen overgaan tot ongewenst gedrag zoals geweldsdelicten, moeten we de oorzaken, de bron van dit gedrag opsporen. Die bron ligt in ons zenuwstelsel waarmee informatie wordt omgezet in gedachten en de reactie daarop. Op die manier transformeren we onze ervaringen, herinneringen, overtuigingen, ambities, dromen en gedachten, in stemmingen, onbewuste stimuli en emoties die ons gedrag beïnvloeden. Zodra gevoelens niet in balans zijn met elkaar, gaan ze de onderlinge strijd aan. Ons brein verwerkt dit tot een bepaalde gemoedstoestand, een geheel van ideeën en emoties die we gedurende ons hele leven opbouwen. Uit dit geheel ontstaan onze handelingen en overwegingen daartoe Het zenuwstelsel is ons systeem dat we gebruiken om met concepten te werken. Het is zeer flexibel en een zeer snel werkend mechanisme dat zó handig met de realiteit omgaat, dat we ons er maar zelden bewust van zijn. De activiteiten die we bewust uitvoeren zijn slechts een fractie van die van de hersenen en het zenuwstelsel, waar we ons niet bewust van zijn. Althans, we staan er zelden bij stil en dat is maar goed ook, anders zou ons brein al snel overbelast raken. Stel je eens voor, dat je voor iedere ademhaling, hartslag, beweging of het knipperen met de ogen eerst zou moeten nadenken over óf en hoe je een dergelijke activiteit zal uitvoeren. Maar onze hersenen houden tegelijkertijd ook de niveaus van de hormonen in de gaten en reageren daarop met het immuunsysteem en
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
de staat van de interne organen. En zo zijn er nog talloze activiteiten gaande die als automatisch worden geregeld door het brein. Hoe gecompliceerder handelingen zijn, hoe bewuster we erover na moeten denken en hoe minder automatisch ze verlopen. Ook emoties worden dan in de overwegingen meegenomen. We raken dan meer gefocust. Zo kan een dagelijkse autorit naar ons werk, ogenschijnlijk automatisch worden afgelegd, maar zodra er een omleiding is moeten we ons weer meer concentreren. Wat we van onze omgeving weten is vaak voorspelbaar, en wat voorspelbaar is, is vaak veiliger en minder interessant. Mensen die zich veilig voelen, gaan in meer of mindere mate op zoek naar iets nieuws en vinden dat intrinsiek lonend. Tenslotte kan een signaal ook ongewoon zijn, zoals een controversieel plan dat hevige discussies losweekt. Ongewone signalen bevatten vertrouwde componenten, maar zijn vervormd. De componenten passen niet in het geheel zoals we dat zouden verwachten. Storende eisen die iemands claims moeten rechtvaardigen, verklaringen die oude overtuigingen tegenspreken, nieuwe perspectieven op oude problemen (zoals dit boek), ze refereren allemaal aan al verworven ideeën maar verlangen van ons dat we er iets ongewoons mee doen. Deze eigenschappen van signalen – volhardend, opvallend, nieuw of niet passend bij wat we gewend zijn – zorgen ervoor dat ze boven andere signalen uitsteken omdat ze in conflict zijn met wat we verwachten. Zoals ik al eerder aangaf, genereert ons brein continu nieuwe verwachtingen – voorspellingen over welke sensorische input zal volgen – op basis van vroegere ervaringen van welke gebeurtenissen samen optreden en van kennis van wat net gebeurde. Soms zijn deze verwachtingen erg krachtig, zoals wanneer je een bekend liedje hoort en begint mee te neuriën; zelfs wanneer het liedje ineens stopt kun je verder neuriën. Verwachtingen zijn als filters die boven de stroom van binnenkomende informatie worden geplaatst. Signalen die met onze verwachtingen overeenkomen worden snel en ongemerkt doorgelaten. Signalen die dat niet doen, hebben meer kans snel te worden tegengehouden. Psychologen noemen dit ‘confirmation bias’ , de neiging onze verwachtingen zo te toetsen dat
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
ze toch nog uitkomen. Ideeën die passen bij wat we al geloofden zullen sneller worden aanvaard. Hoe sterker onze verwachtingen, hoe sterker ongepaste signalen moeten zijn om toch door de sensorische poort te geraken. We kunnen ons er nauwelijks van bewust zijn een liedje mee te neuriën, maar als de muziek niet verder gaat zoals we hadden verwacht, dan zullen we opeens wel op de auditieve input focussen. Tenzij je een getrainde musicus bent, zul je tijdens een symfonische Grande Finale, een valse noot van de altviool niet horen. Maar iemand moet aan toondoofheid lijden, om niet in elkaar te krimpen als iemand een vertrouwde melodie verminkt. Visuele illusies en veel goocheltrucs werken volgens hetzelfde principe: door een sterke verwachting te wekken, wordt de impact van signalen die erop wijzen dat de verwachting niet correct is, afgezwakt (bijvoorbeeld door de persoon af te leiden). Het misleidde brein registreert wat volgens de eigen verwachting moet worden waargenomen, niet wat er in werkelijkheid gebeurt. De meeste signalen die ons brein binnenkomen, bereiken ons bewustzijn niet. Zoals rivierwater door een opeenvolging van dammen kan worden tegengehouden, zo kan veel van de input op elk moment op de neurale paden worden geblokkeerd. Andere input slaagt er wel in verder te komen en wordt toegevoegd aan alle andere gebeurtenissen die op dat moment dat specifieke hersengebied beïnvloeden. Een deel van die impulsen gaat nog verder, van waarneming naar motorische verwerking, tot we uiteindelijk tot actie overgaan. Hoe gecompliceerder de stimulus is, hoe langer dit proces duurt. Onze hersenen zijn geen passieve entiteiten. Hun taak bestaat er niet alleen uit, input (stimuli) zo direct mogelijk met output (reacties) te verbinden. Ze genereren ook gedrag dat niet door stimuli wordt opgewekt. Dit betekent dat ons brein, hoewel het reageert op veranderingen in de wereld om ons heen, ook rekening houdt met factoren die niet als stimuli voor onze zintuigen aanwezig zijn. Herinneringen, overtuigingen, emoties en stemmingen vormen een interne omgeving, uniek voor ieder individu. Stimuli die mede onze reacties op externe stimuli bepalen (en vice versa).
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Deze mentale omgeving wordt al voor de geboorte gevormd. Ze reflecteert het onwaarschijnlijk uitgebreide, uiterst navolgbare samengaan van gebeurtenissen die ons maken tot wat we zijn – die ontmoeting op die bepaalde dag, het boek dat je als kind las en dat jouw mening over iets belangrijks, voor altijd veranderde, mensen die jou kwetsten of lief voor je waren, die ook anderen hebben gekwetst of voor die anderen lief zijn geweest, maar niet noodzakelijk op hetzelfde moment -. Dit universum in je hoofd is geen archief. De inhoud ervan blijft altijd verborgen tot we hem bewust oproepen. Het beïnvloedt je dagelijkse gedrag en zorgt ervoor dat jouw daden en keuzen alleen van jezelf zijn.
Elk object dat we op onze weg vinden activeert een aantal, maar niet alle cellen van ons zenuwstelsel. Zodra de signalen het brein bereiken, wordt de arbeid over verschillende gebieden van het brein verdeeld, vooral in de cortex met zijn regio’s die in verschillende signalen gespecialiseerd zijn. Licht, dat op je retina (netvlies) valt, activeert cellen in de occipitale lobben, achteraan in het brein; geluid prikkelt de temporale kwabben aan de zijkant van het brein enzovoort. Deze overkoepelende regionen zijn op hun beurt onderverdeeld in subregionen, gespecialiseerd in het herkennen van randen, bewegingen, kleuren, gezichten enzovoort. In de subregionen bevinden zich horden individuele neuronen. Voor elk object is het resultaat een wisselend patroon van neurale activiteiten, uniek voor dat bepaalde object in een bepaalde situatie. Geen twee hersenactiviteiten zijn identiek. Gelijksoortige objecten of eenzelfde object op verschillende tijdstippen kunnen echter veel van dezelfde neuronen activeren en zo gelijksoortige patronen over de hersenen verspreiden. Deze similariteit in verschillende situaties kan zelfs als een signaal worden gezien. Bij patronen die een tijd aanhouden of frequent worden herhaalt, zijn groepen neuronen betrokken die na verloop van tijd gezamenlijk gaan ‘vuren’. Tegen het toevallige geluid van alles wat op een bepaald moment gebeurt, zullen de gecorreleerde patronen zich duidelijk aftekenen. Het zenuwstelsel gebruikt mechanismen waarmee bepaalde signalen kunnen
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
worden versterkt en het omgevende geluid van minder prominente activiteitenpatronen kan worden afgezwakt. Hoe komt dit versterken van bepaalde signalen en het verzwakken van andere tot stand? Door synaptische plasticiteit. Dit betekent dat de verbinding tussen twee zenuwcellen van sterkte kan veranderen. Als bijvoorbeeld neuron B neigt te vuren als neuron A actief is, dan wordt de synaps tussen beide, telkens als een zenuwimpuls van A naar B gaat, versterkt. Dit betekent dus ook, dat B voor de signalen van A receptiever wordt, en als A vuurt, ook zelf sneller zal vuren. Op die manier wordt de activiteit van A en B meer op elkaar afgestemd (ze zullen vaker samen vuren) en de patronen waarvan ze deel uitmaken worden distinctiever. Een grotere synaptische kracht geeft een patroon in de neurale comités die over een actie beslissen, een krachtigere stem. We zouden kunnen zeggen – het is onder neurowetenschappers een vaak gebruikte metafoor – dat synapsen informatie ‘opslaan’. Dit betekent echter niet, dat we hier te maken hebben met een soort bibliotheek, een fotografische opname, een computer, een geheugensteun of een doos met documenten. Daarin of daarop kunnen we alles perfect terugvinden; teksten, beelden of programma’s blijven dezelfde als op het moment dat we ze opsloegen. Ook moet de gebruiker de opslagmiddelen kunnen interpreteren. Zij begrijpen zelf hun inhoud niet. Als we dit idee echter gaan toepassen op ons brein, dan komen we al snel bij lastige filosofische vragen zoals; als we in ons hoofd een tolk nodig hebben, heeft die tolk dan zelf ook een andere tolk in zijn hoofd? We kunnen dit dus beter maar vermijden. Als we zeggen dat het brein informatie over de wereld opslaat of representeert, dan bedoelen we daarmee dat een inputsignaal, dat ontstaat wanneer een gebeurtenis in de omgeving door ons zenuwstelsel wordt gedetecteerd, tot een gecorreleerd patroon van neurale activiteiten leidt en wel zodanig, dat de synapsen tussen de daarbij betrokken neuronen zo verandert, dat de volgende keer dat dezelfde input – of een die er erg op lijkt – wordt ontvangen, de waarschijnlijkheid dat een soortgelijk patroon zal optreden, groter is.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Een van de eigenschappen die uniek zijn voor de menselijke soort zijn onze intellectuele vermogens. Bij elk gecompliceerd gedrag zijn interacties betrokken tussen verschillende hersengebieden. Intelligentie is beslist iets dat zeer gecompliceerd is en daarom is het waarschijnlijk dat hierbij ook interacties tussen verschillende hersengebieden zijn betrokken. Ik denk dat de frontaalkwabben van belang zijn voor unieke aspecten van de menselijke intelligentie. Niet alleen voor de cognitieve intelligentie, maar ook voor de emotionele. De neurowetenschappen bevestigen dat de constructieve, positieve emoties, door het verstand in werking kunnen worden gezet en dat we ze door middel van ons verstand kunnen laten toenemen. De mentale beelden die bij ons opkomen als we denken, lijken een correlaat te hebben in de pariëtaalkwab. Als we namelijk een dergelijk beeld kunnen oproepen, staat de kracht van onze verbeelding kennelijk in direct verband met de omvang van onze intelligentie. We zouden dus kunnen aannemen dat de pariëtaalkwab, die geen deel uitmaakt van de frontaalkwab, ook een cruciale rol speelt in de voor de mens unieke intelligentie. In het menselijke brein bevindt zich een veelvoud van verbindingen tussen de frontaalkwab en de pariëtaalkwab. Het vermogen om je dingen voor te stellen legt zeer zeker verband tussen de frontaalkwab, die zich bezighoudt met de meer abstracte concepten en de mentale visuele beeldvorming. Het klinkt allemaal bijna te mooi om waar te zijn en we moeten dan ook niet zomaar aannemen dat ieder gezond mens, zomaar al zijn emoties kan reguleren alsof verstand een soort aan en uitknop is.
Het is belangrijk dat we bij destructieve emoties in een zo vroeg mogelijk stadium ingrijpen. In de oefening waarbij we de tegenhanger oproepen van de negatieve gevoelens, doen we dit op een moment waarop we de emotie voelen aanwakkeren. We krijgen dan een beetje inzicht in de destructieve aspecten van het gevoel dat in ons opkomt, zoals het feit dat we er niet blij van worden en anderen er misschien verdriet mee doen. Wanneer we dit besef bereiken, wordt de keus al een stuk
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
makkelijker gemaakt om de positieve tegenhanger op te roepen. Het onderscheid tussen emoties die blijheid veroorzaken of die verdrietig maken, helpt ons om die keus te maken. Dit vergt natuurlijk wel enige oefening, maar wanneer we het allemaal onder de knie hebben, kunnen we de volgende stap zetten. Hierin leren we onszelf om de emoties aan te pakken op het moment dat ze opborrelen. Wanneer we meer op gaan letten wanneer we bijvoorbeeld boosheid voelen opkomen en daar bewust bij stil gaan staan, geven we onszelf de tijd en mogelijkheid om het geheel te analyseren en ons af te vragen waar het ons brengt, wanneer we zullen handelen naar die emotie, dan ontstaat als vanzelf het besef dat we niet hoeven handelen naar onze emoties omdat we nu weten dat, dat alleen maar meer negativiteit zal oproepen. In plaats van direct te handelen vanuit opgekomen negatieve gevoelens, nemen we eerst de tijd om gevolgen van onze reactie te overzien. Naarmate we hier meer gedreven in raken, zullen gedachten en emoties weliswaar blijven komen en gaan, maar ze zullen niet meer leiden tot een reactie van obsessieve gedachten of handelingen. Hiervoor is natuurlijk veel aandachtige oefening nodig maar wanneer we dit consequent trainen zal het uiteindelijk automatisme worden. Deze oefeningen zijn overigens wat anders dan het wegstoppen van emoties. Niet voor niets, wordt er in de westerse psychologie op gehamerd dat het negeren van emoties, verstrekkende gevolgen heeft. Naast deze oefening moet men daarom leren om emoties op andere manieren tot uiting te brengen, zonder uit te barsten in woede. Men kan deze emoties ook te lijf gaan met de eigen intelligentie. Dit kan door de dialoog aan te gaan met onszelf en proberen te begrijpen waardoor de emoties zijn ontstaan en hoe het komt dat we er naar neigen om tot uitbarsting te komen. Op die manier voorkomen we dat emoties niet tot onwenselijke uitbarstingen komen, zonder dat we met de negatieve gevoelens ervan blijven zitten. Ons brein is het meest complexe orgaan in ons lichaam. De flexibiliteit ervan is zo groot, dat de toestand van de hersenen ieder moment verandert en nooit hetzelfde zal zijn. De velen miljoenen neuronen in onze hersenen zorgen ervoor dat er continu verandering plaatsvindt. Dit
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
heeft te maken met de voortdurende stroom van input. Alles wat we zintuiglijk ervaren wordt als informatie doorgegeven aan bepaalde neuronen die op hun beurt reageren met een eigen signaal (neurotransmitters), zodra de input een bepaald niveau overschrijdt. Elke neuron is gevuld met informatie. Miljoenen neuronen staan in verbinding met elkaar en combineren hun eigen opgeslagen informatie met elkaar en dat alles bepaald de toestand van het brein, op dat specifieke moment. Vanuit die toestand interpreteren de hersenen. Dat wil echter niet zeggen, dat die interpretatie bij twee identieke ervaringen ook hetzelfde is. Wanneer we bijvoorbeeld iets voor het eerst ervaren, wordt die ervaring in de daarvoor bestemde neuronen opgeslagen en door het brein geïnterpreteerd op basis van die specifieke ervaring en ervaringen die we eerder hebben opgedaan en erop lijken. Als we die eerste ervaring echter opnieuw beleven, interpreteert het brein mede op basis van de eerste keer dat we die beleving hadden. Als je bijvoorbeeld voor de eerste keer een paard uit je hand laten eten, dan weet je niet precies hoe dat aanvoelt en hoe het paard zal reageren. Je hebt het misschien iemand anders eens zien doen en dat liep goed af. Dat is de enige ervaring die je op dat moment hebt waaruit blijkt dat je een paard uit je hand kunt laten eten. Nu bijt het paard onbedoeld in je hand. Deze ervaring wordt direct opgeslagen in je brein. Wanneer je een volgende keer weer een paard uit je hand wilt laten eten, zullen je hersenen niet alleen die wens interpreteren op basis van het feit dat je het een ander eens hebt zien doen, maar ook je eigen eerste ervaring in de overweging meenemen. In tegenstelling tot de eerste keer zullen bepaalde neuronen in je brein signaalstoffen afgeven die de emotie ‘angst’ toevoegen aan de andere emoties die een rol spelen bij deze specifieke gebeurtenis. Je verstand (ratio) maakt vervolgens de overweging of je het paard deze tweede keer wel of niet zult voeren. Neuronen kunnen op basis van ervaringen, hun gedrag (het afgeven van bepaalde signaalstoffen) veranderen, waardoor wij als mens die mogelijkheid ook hebben. De toestand van het brein, dat op twee gelijke gebeurtenissen reageert, is door de reactie op de eerste gebeurtenis veranderd. Daarom kunnen onze reacties op identieke gebeurtenissen steeds weer anders zijn.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Richard Davidson, directeur van het ‘Laboratory for Affective Neuroscience’ aan de Universiteit van Wisconsin in de Verenigde Staten, doet onderzoek op het gebied van verstorende emoties. Dit houdt onderzoek in, naar de wederzijdse beïnvloeding van het brein en emoties. Davidson was een van de eersten die psychologie wist om te buigen tot een hersenwetenschap. Dit is een enorme stap vooruit geweest voor de gedragswetenschap, omdat psychologie altijd als een filosofische discipline werd gezien. Tegenwoordig mag de psychologie zich rekenen tot een volwaardige neurowetenschap. Deze mogelijkheid ontstond na de komst van allerlei technische uitvindingen die ons een goed beeld van de werking van het brein verschaffen. In de tijd van Freud – bijna een eeuw geleden – bestonden er geen manieren om direct te onderzoeken op welke manier onze hersenen invloed uit oefenen op ons gedrag. Dit wil niet zeggen dat de theorieën van Freud niet klopten. Een aantal ervan zijn ondertussen door de neurowetenschap bevestigd. Deze bevestigingen zijn erg belangrijk en bieden ons nu een gefundeerde kans om werkelijk gestalte te geven aan gedragsverandering, door therapieën te ontwikkelen die daarop aansluiten. Het verklaren van stoornissen tot de ontwikkeling van kinderen en volwassenen, zonder acht te slaan op het functioneren van de hersenen, is hedendaags uit den boze. Door Davidson, die als eerste onderzoek deed naar neurologische substraten van de emoties en daarbij gebruik maakte van de aller modernste wetenschappelijke methoden van hersenonderzoek, zijn we nu in staat om goed uit te leggen en zelfs te laten zien aan de hand van diverse hersenscanmethoden, hoe emoties tot stand komen en erop kunnen leren anticiperen. Een vooruitgang die een enorm positieve invloed kan hebben op de pedagogie, maar ook de agogie. Hierdoor wordt het mogelijk om het gedrag van delinquenten definitief te veranderen vanuit een helend karakter. De nieuwe kennis op het gebied van de werking van het brein geeft ons één heel belangrijke boodschap mee: delinquenten zijn geen criminelen die vragen om vergelding, maar patiënten die schreeuwen om genezing. Aan emoties en de beheersing ervan ligt het hersenmechanisme ten grondslag. De belangrijkste kennis die de neurowetenschap in de
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
afgelopen decennia heeft opgedaan is, dat geen enkele vorm van (gecompliceerd) gedrag zijn oorsprong vindt in één enkel hersengebied. Gedrag ontstaat juist uit de communicatie over en weer tussen meerdere hersengebieden. Vroeger ging men ervan uit, dat er een bepaald gedeelte van de hersenen (het emotiecentrum genoemd) verantwoordelijk was voor het ontstaan van emoties. Hierdoor werd nogal eens verondersteld dat het gedrag van een persoon van daaruit werd bepaald en alleen door middel van indoctrinatie te veranderen was. Nu weet men beter. Voor het ontstaan van emoties en onze reactie daarop, is samenwerking tussen verschillende hersendelen nodig, wat ons een veel grotere flexibiliteit geeft ten aanzien van gedragsverandering ofwel het (leren) omgaan met emoties. Voor het reguleren van emoties bijvoorbeeld, is de zogenaamde ‘frontaalkwab’ - een van de belangrijkste corticale gebieden in ons brein die direct achter ons voorhoofd ligt – een belangrijk gebied. Dan is er nog de ‘pariëtaalkwab’ die een rol speelt bij de mentale representaties (visualisatie) en waar de indrukken van onze zintuigen samenkomen. Voorts is er nog de ‘amygdala’, een derde belangrijk hersengebied voor de emoties dat zich bevind in het centrum, diep weggestopt in het brein en dat ook wel bekend staat als het ‘limbische systeem’. Dit gebied is bijzonder belangrijk voor een aantal negatieve emoties zoals angst. Emoties die ons moeten beschermen tegen bedreigende situaties. De emotie waarbij de amygdala een belangrijke rol speelt zijn instinctief en evolutionair ontwikkeld bij de mens. Verder is er de ‘hippocampus’ die ook een cruciale rol speelt bij emoties, omdat deze de handelingen die we uitvoeren als reactie op emoties, afstemt op de gegeven context. De hippocampus is een langwerpig weefseldeel, dat zich vlak achter de amygdala bevindt en verband houdt met het geheugen. Een verstoorde hippocampus kan ervoor zorgen dat we te heftig of juist onvoldoende reageren op een bepaalde gebeurtenis. Wanneer iemand dus niet kan omgaan met bepaalde situaties, kan de oorzaak liggen in een verstoorde of beschadigde hippocampus. Dit worden emotionele stoornissen genoemd, zoals fobieën, PTSS, angsten en depressies. Om erachter te komen of een persoon al dan niet aan een emotionele stoornis lijdt, zullen we onder meer moeten bekijken of de emoties van
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
die persoon in overeenstemming zijn met de context. Wanneer dat niet het geval is, kan dit het gevolg zijn van het disfunctioneren van de hippocampus. Dit geldt ook voor emoties als woede, overdreven bezorgdheid en contactgestoordheid. De prefrontale cortex bestaat uit meerdere hersengebieden, zoals de ‘orbitale-, de dorsolaterale- en de ventromediale frontale cortex (frontaal betekent dat het zich in het voorste deel van de schedel bevindt en de cortex is de laag die tegen de schedel aanligt), waarvan vooral de ventromediale frontale cortex erg belangrijk is voor de emoties. Wanneer dit gebied beschadigt is bij iemand, vertoont hij ongereguleerd en verstoord emotioneel gedrag. Dit kan zich uiten in bijvoorbeeld woedeuitbarstingen of zelfverminking. Het voorste deel van de frontaalkwab speelt een belangrijke rol bij het plannen. Dit geldt niet alleen voor het plannen en visualiseren van praktische zaken, maar ook bij het oproepen van een bepaald gevoel (zoals zenuwachtig worden voor een sollicitatiegesprek of het enthousiast anticiperen op een leuke ontmoeting met iemand). In dit deel van het brein wordt actief bijgedragen aan het maken van een voorstelling in de geest, ten aanzien van de gevoelens die we verwachten bij toekomstige gebeurtenissen. Bij emoties worden de activiteiten in de verbindingsbanen die door de hersenen lopen, op elkaar afgestemd. Elk hersengebied – zo mag duidelijk zijn – is op een andere manier betrokken bij de eerste activering en regulering van een emotie. Onder normale omstandigheden zullen de gebieden die een emotie activeren en de gebieden die een emotie reguleren, tegelijk opereren. Nu we weten dat elk hersengebied zijn eigen functies heeft, kunnen we ook veel gerichter zoeken naar oorzaken van bepaalde gedragingen en emoties. Wanneer we deze wetenschap combineren met het gegeven dat al ons gedrag bepaalde oorzaken heeft, dus ook delictgedrag, biedt ons dit een scala aan mogelijkheden ten aanzien van gedragsverandering door het sturen van emoties.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
3.3 Denken met gevoel. Ons verstand blokkeert de ratio van ons onbewust zijn. Hoe vaak horen we niet de uitspraak: “je moet je verstand gebruiken”, wanneer we een irrationele beslissing hebben genomen? Uit steeds meer onderzoeken blijkt, dat ons verstand slechts gebaseerd is op een heel oppervlakkig wereldbeeld en slechts een minieme fractie van onze werkelijke kennis bevat. Zo heeft professor Allen Snyder, directeur van het Centre for the Mind van de Universiteit in Sydney een methode ontwikkeld om het verstand volledig uit te schakelen bij mensen, door middel van zijn Medtronic MagPro X100 magneetstimulator. Dit apparaat legt een deel van iemands linker hersenhelft tijdelijk lam. Het doel ervan is, om mensen tijdelijk in een soort autistisch genie te veranderen en daardoor te kunnen onderzoeken of er onder ons verstand geniale vaardigheden liggen die juist door het verstand worden geblokkeerd. De hypothese waarop dit onderzoek gebaseerd is luidt: “in ieder van ons zou een kleine genie kunnen zitten”. Deze geniale eigenschappen in het brein, zo is het vermoeden, wordt alleen door een deel van het verstand actief onderdrukt. Wanneer men dus dit deel van het verstand zou uitschakelen, zou automatisch het innerlijke genie worden ingeschakeld. Deze hypothese komt voort uit de vele onderzoeken naar een groep uitzonderlijke mensen die ‘savants’ (wetende) worden genoemd binnen de psychologie. Het gaat hier meestal om mensen met een kleine hersenbeschadiging, die meestal autistisch zijn maar beschikken over bijna niet te geloven speciale talenten. Deze talenten komen vaak plotseling tevoorschijn alsof met ze altijd bezeten had, maar op een bepaald moment ineens naar ‘boven’ kwamen, bijvoorbeeld door een hersenbeschadiging. Een aantal onderzochte voorbeelden zijn; de Brit Daniël Tammet, die aan een lichte vorm van autisme lijd. Hij is in staat om het getal Pi, tot op meer dan 22.500 plaatsen achter de komma, uit zijn hoofd op te zeggen en doet daar vijf uur en negen minuten over. Ook kan hij in een paar
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
seconden, zonder hulpmiddelen uitrekenen, dat 37 tot de vierde macht, 1,874.161 oplevert. En dan is er nog Leslie Lemke. Hij is verstandelijk gehandicapt en blind, maar heeft een absoluut gehoor. Op zijn veertiende kon hij Tsjaikovski’s pianoconcert nr. 1, feilloos spelen……na het slechts één keer gehoord te hebben. Sommige savants zijn op zeer jonge leeftijd ware tekenkunstenaars. Anderen zijn wandelende woorden- of telefoonboeken en weer anderen kunnen na een helikoptervlucht boven bijvoorbeeld Amsterdam, een zeer gedetailleerde plattegrond tekenen van die stad, waarbij details als standbeelden of ijskraampjes niet vergeten worden. Tegenover deze vaardigheden staan altijd vaardigheden die voor ons allemaal zo normaal zijn, maar die deze savants niet beheersen zoals: abstracte begrippen niet herkennen (als men bijvoorbeeld twee verschillende stoelen toont, kan men ze beschrijven, maar niet beiden onder dezelfde categorie ‘stoel’ plaatsen). Wanneer een savant echter wordt geleerd om (in dit voorbeeld) de categorieën wel te herkennen, gebeurt er iets merkwaardigs. De geniale vaardigheden nemen dan langzaam af. Dit riep de fascinerende vraag op, of het mogelijk is dat savants over deze geniale vaardigheden beschikken, niet ‘hoewel’, maar ‘omdat’ ze met normale verstandelijke zaken niets weten te beginnen? Liggen onze geniale vaardigheden misschien ondergesneeuwd onder een dikke laag taal en verstand? Dit is wat Snyder in Sydney met zijn magneetbehandelingsmethode tracht te achterhalen. Maar er zijn meer onderzoeken gedaan naar het verschil bij het maken van rationele en irrationele keuzen en welke keuzen het beste voor ons zijn. Savants zijn op een bepaalde manier gehandicapt maar de vraag rijst, of ons heldere verstand ons niet allemaal op een bepaalde manier gehandicapt maakt? Worden onze geniale vaardigheden niet beperkt door invloeden van buitenaf zoals, opvoeding, milieu, cultuur en ervaringen? Is wat we uit deze factoren leren geen beperking voor de ontplooiing van geniale vaardigheden?
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Om daarachter te komen moeten we een ontdekkingstocht naar het ‘ik’ maken. De hersenen van mensen zitten behoorlijk gecompliceerd in elkaar. Om wat cijfers te noemen: we bezitten 100 miljard zenuwcellen (dit zijn de neuronen waaruit ons brein bestaat). Tussen deze neuronen zitten ongeveer 100 biljoen verbindingen. Elk neuron staat in verbinding met tien- tot twintigduizend andere neuronen, die elk via tientallen neurotransmitters voortdurend berichten versturen. Het aantal verschillende toestanden die het brein kan aannemen, schat men op tien tot de negenenzeventigste macht (een 1 met 79 nullen). De berichten die door neuronen worden verstuurt, gaan over alles wat we zien, voelen, ruiken, horen ofwel ervaren. Ook de dingen die we onbewust binnenkrijgen. De berichtgeving tussen neuronen zorgt ervoor, dat al die informatie op de juiste manier wordt gecombineerd, opgeslagen, gebruikt, gedocumenteerd en samengesteld.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
4. Ervaringen. 4.1 Ervaringen en het brein. In hoofdstuk 3 hebben we kunnen lezen over de laatste ontwikkelingen in de neurowetenschap waar het gaat om de communicatie over en weer tussen de hersenen en emoties, en hoe we daar door middel van ons gedrag op reageren. Emoties zijn echter lang niet de enige factoren die grote invloed uitoefenen op ons gedrag. Ook ervaringen in onze levensloop hebben – zonder uitzondering – een enorme invloed op ons brein en gedrag. Een van de meest boeiende ontdekkingen in de neurowetenschap sinds 1998 is, dat de hersendelen die ik in hoofdstuk 3 al beschreven heb (de frontaalkwabben, de amygdala en de hippocampus), als reactie op ervaringen veranderen. Dit zijn de delen van de hersenen die zeer sterk de invloed ondergaan van de emotionele omgeving waarin we opgroeien en van onze meermaals herhaalde ervaringen. De manier waarop de hersenen veranderen onder invloed van ervaringen wordt wel ‘neurale plasticiteit’ genoemd. Wat deze bevindingen zo bijzonder boeiend maakt is, dat de invloed van de omgeving op de ontwikkeling van het brein terug te voeren is tot het niveau van de actuele genetische expressie. Als iemand opgroeit in een liefdevolle omgeving, levert dat daadwerkelijk objectief aantoonbare veranderingen op in genetische expressie. Er bestaan bijvoorbeeld genen voor bepaalde moleculen die een belangrijke rol spelen bij het reguleren van onze emoties en die reageren op een liefdevolle omgeving. Mensen die in zo’n liefdevolle omgeving zijn opgegroeid, zijn beter in staat om hun emoties te reguleren. Tot het jaar 2001 geloofden neurowetenschappers nog, dat we werden geboren met een vast aantal neuronen en dat we het daarmee de rest van ons leven zouden moeten doen. Men geloofde dat de veranderingen die zich tijdens de ontwikkeling voordoen, alleen veranderingen waren in de verbindingen tussen cellen en dat er voor de rest alleen maar cellen afsterven en er op geen enkele manier nieuwe cellen bijkwamen. In 2001 is men tot de ontdekking
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
gekomen, dat dit niet waar is. Nu is aangetoond dat er bij mensen in de loop van hun hele leven nieuwe neuronen bijkomen. Deze nieuwe neuronen komen tevoorschijn uit wat men stamcellen noemt en stamcellen kunnen zich tot elke specifieke celsoort ontwikkelen, afhankelijk van de plek in het lichaam waar ze terecht komen. Een stamcel kan een niercel worden of een hartcel, maar stamcellen kunnen zich ook tot neuronen ontwikkelen. De nieuwe neuronen die ontstaan, hebben te maken met het leren van nieuwe dingen, met nieuwe ervaringen en met het geheugen. Het mag duidelijk zijn, dat dit ook geldt voor de invloed van negatieve ervaringen. Deze worden eveneens opgeslagen in de nieuwe neuronen en kunnen daardoor ook negatieve effecten teweegbrengen die invloed hebben op ons gedrag. Ik heb al eerder benoemd, dat mensen niet als crimineel geboren worden. Genetische erfelijkheid kan weliswaar de kans op ongewenst gedrag vergroten, maar het is een veelzijdigheid aan factoren die de werking van onze hersenen bepalen en ons op een bepaald moment (lees: een bepaalde toestand van de hersenen) doen besluiten om tot crimineel gedrag over te gaan. Dit hoeven niet altijd individuele ervaringen te zijn. Zo leven we tegenwoordig in een tijdperk waarin we steeds meer moeten presteren, produceren en conformeren, terwijl relaties door de toenemende mobiliteit van mensen steeds minder hecht worden. We steunen niet meer op elkaar maar op ons materiele bezit. We worden langzaam maar zeker eenlingen in een grote leegte waarvan lijkt, dat die alleen met materiele zaken kan worden opgevuld. Met onze problemen kunnen we niet meer bij familie of vrienden terecht omdat deze vaak alleen nog op WhatsApp en Facebook bestaan. We moeten het hebben van onze statussymbolen om een gewaardeerd lid van de gemeenschap te kunnen zijn, maar wanneer we die statussymbolen kwijtraken door echtscheiding, ontslag, faillissement of anders, zijn we niemand meer. Dergelijke ervaringen komen we nog maar zelden te boven omdat we onszelf geen ongeluk meer gunnen. Alles draait om het ‘ik’. Als we iemand op straat onwel zien worden of belaagt, bedenken we ons bij onze reactie eerst wat de eventuele gevolgen voor onze eigen situatie is, alvorens we besluiten of we diegene
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
helpen of niet. We missen tegenwoordig de ethiek, de zorgzaamheid voor anderen en vooral de verantwoordelijkheid voor die ander en vergeten ondertussen dat we ook een ander zijn….tot het te laat is. Door deze ontwikkeling voelen we ons steeds meer eenzaam worden en dat zijn we in feite ook, terwijl we van oorsprong een ‘kuddevolk’ zijn. Deze mutatie in ons bestaan krijgt op den duur ook invloed op ons brein, die vervolgens ons gedrag daarop aanpast. Er ontstaat relationele instabiliteit, affectlabiliteit en onvoorspelbaarheid in ons gedrag, wat weer impulsiviteit tot gevolg kan hebben en waardoor we rationaliteit verliezen. Voor je het weet is de zoektocht naar individueel geluk geworden tot gedrag wat afwijkt van de moraal en ben je óf crimineel, óf patiënt, óf beiden. Door deze collectieve ervaring is nu zo’n beetje iedereen patiënt en gepsychiatriseerd. Volgens de Belgische psychiater Dirk de Wachter lijdt ongeveer 13,8% van de bevolking aan borderline persoonlijkheidsstoornis omdat veel mensen niet aan de hoge eisen va de samenleving kunnen voldoen, maar vooral omdat zelfs een minder goed lopende relatie al als medische aandoening wordt bestempeld en direct medicamenteus behandelt. Wat niet volmaakt is, is ziek lijkt het wel. “Maar we moeten gewoon iets minder gelukkig willen zijn”, aldus De Wachter. Bij meer heftigere ervaringen dan een ruzie in de echtelijke sfeer, zoals jarenlang mishandeld of verwaarloosd zijn, ligt dat natuurlijk anders. Dit soort langdurige ervaringen van machteloosheid hebben grote nadelige gevolgen voor het brein. Daar is onder andere mijn eigen levensloop een voorbeeld van, maar er zijn honderden (auto-) biografieën geschreven waaruit dit aspect blijkt. Maar welke invloed hebben ervaringen dan op onze hersenen, waardoor ze zoveel invloed hebben op ons gedrag? In feite is het antwoord op die vraag vrij simpel te geven. Ons brein bevat zogenaamde neurotransmitters, de boodschappers van onze hersenen. Dit zijn stoffen die door omstandigheden, situaties en gebeurtenissen in ons leven, in de hersenen ontstaan en ons een gevoel geven dat past bij de omstandigheden, situaties en gebeurtenissen. Er
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
bestaan verschillende soorten van die stoffen, die allemaal een ander gevoel teweegbrengen. Zo is er ‘acetylcholine’ die zorgt voor aandacht, geheugen en slaap. ‘Dopamine’ is verantwoordelijk voor plezier, beloning en verslaving. ‘Endorfine’ kan ons een gevoel van euforie en flow geven en zorgt voor pijnbestrijding terwijl ‘serotonine’ zorgt dat we angst kunnen ervaren en zelfs in een depressie kunnen belanden. “Norepinefrine’ zorgt voor opwinding en stemming. Het doel van deze neurotransmitters is om ons brein in een juiste balans te brengen, zoals de natuur dat ooit bedoeld heeft, om ons te beschermen tegen bedreigende in- en externe factoren. Het is daarom ook niet vreemd dat ons brein slechts twee procent van ons hele lichaam beslaat, maar wel vijfentwintig procent van onze lichaamsenergie en twintig procent van onze zuurstof verbruikt. De neurotransmitters geven boodschappen door aan de ruim honderd miljard zenuwcellen die ons brein rijk is en deze zenuwcellen bezorgen de juiste boodschappen, bij de juiste hersendelen. Wanneer we bijvoorbeeld door een hond worden aangevallen en gebeten, komt er een explosie van onder andere serotonine vrij in ons brein. Deze stof zorgt ervoor dat een aantal hersendelen actief worden, zoals de kleien hersenen die voor voortbeweging en evenwicht verantwoordelijk zijn, de ‘lobus occipitalis’ of achterhoofdskwab die de functies herkennen, bewegen, snelheid, visuele aandacht, voelen en eerste indrukken voor haar rekening neemt, de ‘pariëtaalkwab’, die ons voorbereid op activiteiten, de fornix (een onderdeel van de hippocampus) voor het ervaren van pijn, de ‘frontaalkwab’ die de functie logisch redeneren, ruimte inschatten, pijn verwachten, beslissen en spreken beheert, de ‘hypothalamus’, die waarneming van pijn regelt, de ‘pons’ (hersenstam) die ons evenwicht in balans houdt en de verlengde merg, die prikkels doorgeeft aan de rest van ons lichaam. Voor iedere handeling die we uitvoeren, iedere ervaring die we opdoen, elke situatie waarin we verkeren, elke ontmoeting die we hebben enzovoort, bestaat een dergelijke uitgebreide reactieve interactie in ons brein. Sommige van deze ervaringen worden later in het geheugen opgeslagen en sommige niet. Het doel daarvan is, dat we, wanneer we nog eens in een soortgelijke situatie terecht komen, nog effectiever zullen reageren. Dit vergroot onze levenskansen.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Ervaringen zijn daarom heel belangrijk voor onze persoonlijke ontwikkeling en voor de evolutionaire ontwikkeling van de mensheid.
4.2 Ervaringen en emoties. Neurotransmitters hebben naast het boodschappen doorgeven aan de hersenen en zenuwcellen nog een functie. Zij bepalen onze emoties die we via lichamelijke uitingen aan de wereld kenbaar maken. Sommige mensen kennen daar geen enkele remming bij en schreeuwen het liefst van de daken hoe zij zich voelen. Anderen proberen juist hun emoties zoveel mogelijk te beteugelen en te verbergen. De ene is eerder geëmotioneerd terwijl de ander totaal gevoelloos overkomt. Bij ieder mens worden emoties anders gevoeld en gereguleerd en dat uit zich vaak in het gedrag. Emoties kennen ontelbare gradaties en worden door een ieder anders ervaren, net als ervaringen. Zo kan een ouder die net door een ongeval een kind verloren is, minder geraakt zijn door emotie dan een fotomodel die haar nagel gebroken heeft. Rationeel gezien is dit nauwelijks een vergelijking, maar emotioneel kan dit werkelijk zo zijn. We kunnen dus niet stellen dat bepaalde emoties gebonden zijn aan bepaalde ervaringen. Het is de optelsom van ervaringen binnen de levensloop die voor een groot deel de mate van emotionele uitingen bepaalt. Zo is ieders opvoeding die hij of zij genoten heeft een belangrijke basis van hoe we met emoties omgaan, maar ook het aantal keren dat we bepaalde ervaringen opdoen. Voor iemand wiens leven geplaveid is met tegenslagen, zal de volgende tegenslag minder emoties oproepen en misschien makkelijker op te vangen zijn dan bij iemand die nooit of zelden tegenslagen heeft gekend. Daarnaast hangen emoties ook sterk af van de waarde die we hechten aan bepaalde zaken. Rij je een dure leaseauto van de zaak waarmee je tegen een paaltje opbotst, dan vindt je het misschien wel vervelend om dit bij de baas te melden, maar daar houdt het meestal wel bij op. Gaat het echter om je eigen auto,
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
waar je jarenlang hard voor gewerkt hebt, dan wordt het vaak al anders. Vooral wanneer de auto niet all-risk verzekerd is. Ook de afstand van ervaringen speelt een belangrijke rol. Wanneer we op het nieuws horen over een pedoseksueel die zich vergrepen heeft aan een jong kind, roept dat bij de meeste mensen een gevoel van walging en boosheid op. Wanneer het echter gaat om ons eigen kind, kunnen we zelfs in staat raken om de dader van het leven te beroven, maar ook dat hangt weer van veel factoren af. In hoeverre zijn we bijvoorbeeld in staat om primaire gevoelens te ‘parkeren’ wanneer we in situaties van machteloosheid terecht komen? Of heb je juist nooit te maken gehad met dergelijke emoties en zou je niet weten hoe je met dit soort gevoelens om moet gaan? Zijn we ooit zelf slachtoffer geweest van seksueel misbruik en worden nu oude wonden opengehaald? Ben je misschien geblokkeerd in een of meerdere ontwikkelingsfases tijdens de jeugdjaren? Kortom, er zijn talloze ervaringen in ons leven die ook weer talloze verschillende reacties hebben of kunnen hebben op onze gevoelens en de uitingen van onze emoties. Het mag duidelijk zijn dat ons gedrag voortkomt uit vele soorten emoties en ervaringen. De scheidslijn tussen rationeel en instinctief reageren op gebeurtenissen en situaties is flinterdun, vooral wanneer het om extreem emotionele gebeurtenissen gaat. Net als op het werk, waar de functiecapaciteiten sterk afhangen van de vakervaring, geldt dit ook voor onze reactie op situaties. Ervaringen zijn dan ook heel belangrijk voor onze persoonlijkheid, de manier hoe we in het leven staan en daarop reageren. Ons brein is continu bezig om dit alles in balans te brengen en te houden. Maar vele ‘gevaren’ liggen op de loer en hoe belangrijk ervaringen ook voor ons zijn, tegelijkertijd kunnen ze ook een dreiging vormen voor onze zogenaamde vrije wil en ons gedrag.
Stress. Zo kan stress, ons rationeel denken behoorlijk in de war brengen. Stress is een moeilijk te definiëren begrip, maar we weten wel dat stress ontstaat door een of meer gebeurtenissen (ervaringen) die ertoe leiden
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
dat een systeem uit balans wordt gebracht, waardoor het natuurlijk aanwezige evenwicht wordt verstoord. Stress kan plotseling optreden, maar ook lang aanhouden. Een korte hevige stress kan ontstaan wanneer we bijvoorbeeld getuige zijn van een ernstig ongeluk, maar is even destructief als chronische stress die langzaam opkomt bij bijvoorbeeld een lange periode van uitzichtloosheid en/of machteloosheid. Acute stress kan leiden tot verstoringen in onze balans met gevolgen voor ons functioneren en welzijn. Bij acute stress zijn we ons er echter van bewust dat er sprake is van stress waardoor we ons enigszins kunnen voorbereiden op de mogelijke nadelige gevolgen. Chronische stress echter, sluipt erin en wordt vaak niet opgemerkt. De langdurige stress die vaak ontstaat uit een combinatie van verantwoordelijkheden waardoor men onder hoge druk komt te staan (overbelasting op het werk, het huishouden draaiende houden en kinderen opvoeden) cumuleert zó geleidelijk, dat de stresstoename heimelijk blijft, tot de bom barst.
Empathie. Empathie stamt van het Griekse woord ’empatheia’ (=hartstocht), maar betekent tegenwoordig, het zich inleven in de belevingswereld van anderen, zich kunnen verplaatsen in de gedachtegang van anderen. Empathie is niet alleen een prettige, menselijke eigenschap, het is een voorwaarde voor normaal sociaal contact. Kennen we niet allemaal de waarde van dat ene woord van begrip of medeleven, op het juiste moment gegeven? Of hoe sterk de, desnoods kortdurende, band die samen lachen schept? De functie van empathie is echter breder dan een voorwaarde scheppen voor sociaal contact. Empathie is noodzakelijk om op tijd de acties van je medemens te kunnen voorspellen. Weet men namelijk wat de ander voelt, dan kan men aanvoelen hoe de ander zal handelen. Hoe sneller en accurater we iemands gemoed kunnen plaatsen, des te groter de kans is dat we confrontaties kunnen overleven, contacten voorspoediger kunnen verlopen en, als we talentvol zijn, mensen voor ons kunnen winnen. Juist voor de mens, levend in een complex sociaal systeem, is het misschien niet altijd van levensbelang dat hij zich kan verplaatsen in de
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
gedachtegang van iemand anders, maar dan toch wel van levensvreugdebelang. Vanwege de grote betekenis van empathie beschikken onze hersenen over systemen die een sleutelrol spelen bij het aanvoelen wat de persoon beweegt. Figuurlijk, maar ook in de meest letterlijke zin. Hersencellen geven signalen aan elkaar af via minimale, maar meetbare elektrische activiteit. Deze activiteit kan ondermeer gemeten worden door elektrodes op de schedel te plakken. Een dergelijke methode, het elektro-encefalogram (EEG) geheten, behoort tot het routineonderzoek in de neurologie en wordt onder andere veel gebruikt om te onderzoeken of iemand aan epilepsie, vallende ziekte, lijdt. Het nadeel van dit onderzoek is echter, dat het slechts een globale indruk geeft van de activiteiten in de hersenen. Zenuwcellen waarvan men dacht dat ze alleen actief werden bij het maken van bewegingen, worden ook geactiveerd bij het observeren van beweging. Dit wordt spiegelen genoemd. Onze hersenen spiegelen echter niet alleen fysieke handelingen, maar ook emoties. Je kunt je voorstellen dat iemand verdrietig is wanneer je zijn droevige gezicht ziet. Die gemoedstoestand kun je voelen omdat je de geobserveerde treurigheid letterlijk voor ogen hebt. Maar ben je ook in staat je een voorstelling te maken van iemands emoties als je deze niet hebt kunnen zien? Natuurlijk kun je dat. Het is mogelijk verdriet te voelen zonder het treurige gezicht te zien omdat je die emotie kent, je hebt dat gevoel zelf ook ooit meegemaakt. Zou het voor de hersenen net zo gelden? Kunnen hersenen emoties ervaren zonder dat ze die emoties direct voor ogen hebben? Dan zouden de hersenen kunnen spiegelen, niet op basis van wat we bij de ander zien, maar gebaseerd op wat we ons voorstellen in wat er in de ander omgaat. Als dat zo is, kunnen onze hersenen echt invoelen, zich verplaatsen in de belevingswereld van de ander. Dat is pas echte empathie: voelen wat de ander voelt, door je in de ander te verplaatsen. Om te onderzoeken of onze hersenen kunnen invoelen zonder de emotie bij de ander te hoeven zien, moeten we een gevoel kiezen dat we ons makkelijk kunnen inbeelden. Een gevoel dat we allemaal wel eens
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
hebben ervaren. Een gevoel dat we goed kennen. Pijn (fysiek of mentaal) bijvoorbeeld. Pijn vormt dan ook de kern van een briljant experiment dat vanwege zijn originaliteit en verstrekkende gevolgen in Science verscheen, een van de twee meest toonaangevende wetenschappelijke tijdschriften in de wereld: ‘Heteroseksuele (echt)paren, die een aantal jaren een (waarschijnlijk goede, zoals uit het gevolg zal blijken) relatie onderhielden, werden in een proefopstelling geplaatst. De vrouw van het paar lag in een hersenscanner, de man lag ernaast, en wel zodanig dat de vrouw het gezicht van haar partner niet kon zien. Zowel de vrouw als de man ontving pijnlijke schokken op de rug van de rechterhand, maar nooit tegelijkertijd. Op een scherm, zichtbaar voor beiden, werden kleuren vertoond die aangaven of de schok zou worden toegediend bij de man of bij de vrouw, of dat er niets zou gebeuren (de zogenaamde controleconditie). Zo wisten ze van te voren wie de schok zou krijgen. Op het moment dat de vrouwelijke proefpersonen de schok kregen, werd bij hen het gebied in de hersenen actief dat pijn (en andere onaangename gevoelens) registreert, de insula, een gedeelte van de voorste hersenschors (prefrontale cortex). Hoe sterker de pijn ervaren werd, des te sterker was de activiteit in dat hersendeel. Dat is niet zo verbazingwekkend. Veel opmerkelijker was, dat ditzelfde gebied bij de vrouwen ook actief werd wanneer de schok werd toegediend bij hun (mannelijke) partner. De vrouwen konden vanwege de proefopzet niet hebben gezien dat hun partner pijn leed. Zij moesten het zich hebben ingebeeld. Hun hersenen voelden wat hun partner voelde zonder dat ze de emoties van hun partners hadden kunnen observeren. De hersenen van de vrouwen reageerden op de pijn van hun partner alsof zij die zelf ervoeren’. Onze hersenen kunnen blijkbaar niet alleen meebewegen, imiteren en voelen op basis van direct verkregen informatie. Ze kunnen, gebaseerd op een voorstelling, de gevoelens van een ander inbeelden. Het principe van nabootsing in de hersenen reikt verder dan imitatie van beweging, verder dan het spiegelen van gevoel en zelfs verder dan meevoelen. Het vormt de biologische basis van empathie. Empathie is blijkbaar biologisch
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
in onze hersenen verankerd. Dit suggereert dat deze vaardigheid aangeboren is, maar is dat ook zo? Is deze eigenschap al bij kleine kinderen aanwezig? Uit verschillende onderzoeken door onder andere Uta Frith uit Duitsland en die van Andrew Meltzoff van de University of Washington in het Amerikaanse Seattle bleek dat kinderen van achttien maanden al onderscheid kunnen maken tussen menselijke intenties en menselijke acties. Peuters kennen al het verschil tussen handelingen op zich en het dieper liggende niveau van de menselijke intentie die aan de handeling vooraf gaat. Dit onderscheid vormt de grondslag van de menselijke communicatie, van contact, van elkaar begrijpen. Empathie, althans de basis ervan, namelijk de bedoelingen van een ander mens aanvoelen, is al bij heel jonge kinderen aanwezig.
4.3 Psychoneuroimmunologie. Psychoneuroimmunologie (PNI) is de wetenschap die bestudeert hoe mensen in hun keuzen worden beïnvloed door dromen, ambities, (nare) ervaringen, wensen en gebeurtenissen. Dit is waar ik het onder andere over heb in dit boek. Ik rek dit echter uit naar een breder spectrum, door niet alleen meer oorzaken van gedrag te vinden, maar ook mogelijkheden te zoeken voor hoe we gedrag beter kunnen sturen en daarbij een nieuwe moraliteit kunnen creëren. Het gaat hier dus weer over oorzaak en gevolg. Ik ben echter van mening dat ondanks de beperkte vrije wil in onze keuzen, we door studie, de greep op de psychoneuroimmulogische gevolgen van opvoeding, ervaringen, coïncidenties, ontwikkelingsblokkades enzovoort, aanzienlijk kunnen verstevigen. Dit kan alleen wanneer we er voor openstaan dat verschillende wetenschapsdisciplines, niet los van elkaar mogen worden gezien of denigrerend staan ten opzichte van elkaar. Dit gebeurt echter nog teveel, terwijl juist het combineren van de diverse disciplines veel antwoorden geeft op vragen waar we ons al decennia over buigen. Ook de motieven van politici zouden moeten worden bijgesteld van persoonlijke interesse en individuele status, naar gezamenlijke
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
doelstellingen. Wetenschap en politiek zijn prachtige middelen en een voorwaarde voor een goed evolutieproces, maar de huidige motieven laten nog wel eens te wensen over. ‘Wij zouden ons vaak voor onze mooiste daden schamen, wanneer de mensen alle motieven konden zien, die eraan ten grondslag liggen’ (A.P. La Rouchefoucauld-Doudeauville).
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
5. Coїncidentie. 5.1 Toeval en het brein. ‘Wij kiezen onze eigen rol niet in het leven en hebben met de rolverdeling ook niets uit te staan. Onze plicht is het, de rol die ons opgelegd is, goed te spelen’. (Epictetus).
De substantiële oorzaak van onze huidige bewustzijnstoestand is het voorafgaande bewustzijnsmoment. Dus ook ieder bewustzijnsmoment vormt de substantiële oorzaak van de daarop volgende bewustzijnstoestand. Dat we ook maar enige invloed kunnen uitoefenen om onze bewustzijnstoestand voor het komende moment, voor honderd procent te kunnen bepalen is al even plausibel als het werkelijke bestaan van de synchroon dansende zombies uit de wereldberoemde videoclip van Michael Jackson. Alle dingen die we van moment tot moment ervaren en de herinneringen waarop we reageren, zijn de samenwerkende voorwaarden die inhoud geven aan onze huidige bewustzijnstoestand. Dit werkt in twee richtingen: enerzijds kan een ervaring of samenwerkende voorwaarde een bewustzijnstoestand voortzetten. Een voorbeeld hiervan is; wanneer we iemand niet vertrouwen merken we dat alleen de gedachte aan die persoon al verdere negatieve gevoelens oproept. Anderzijds zijn er tegengestelde bewustzijnstoestanden, zoals wanneer we door het cultiveren van zelfvertrouwen een tegenwicht bieden aan depressiviteit en stuurloosheid. Wanneer we eenmaal het effect van het cultiveren van andere mentale eigenschappen onderkennen, zien we hoe we onze onderbewustzijnstoestand kunnen veranderen. Nooit helemaal, want de tegengestelde emoties zullen in meer of mindere mate een rol blijven spelen in onze bewustzijnstoestand. Zo werkt onze geest nu eenmaal. Wel kunnen we dit mechanisme benutten om in ieder geval een stap dichter bij ons doel te komen. Een
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
analytische benadering behelst het proces van het zorgvuldig aanwenden en cultiveren van bepaalde gedachten om zo, positieve bewustzijnstoestanden te bevorderen en negatieve af te vlakken en uiteindelijk helemaal af te wenden. Daarmee maken we constructief gebruik van het mechanisme van oorzaak en gevolg. Alleen door voldoende inspanning, op basis van begrip van de wisselwerking tussen de geest, de uiteenlopende emotionele en psychologische toestanden ervan en situaties en gebeurtenissen die daar invloed op kunnen hebben (gehad), kunnen we vooruitgang boeken. Als we de macht van negatieve emoties en gedrag willen ombuigen naar positieve, moeten we op zoek gaan naar de oorzaken die deze oproepen. We moeten ons best doen om deze oorzaken weg te nemen. Niets gebeurt zonder reden, elk gevolg kent een oorzaak. Kennis over de oorzaak biedt mogelijkheden om te proberen een gevolg te voorkomen, wanneer dit gewenst is. Helaas of gelukkig kunnen we weinig tot geen kennis over de toekomst ervaren en al helemaal geen absolute kennis. We hebben het hiervoor al gehad over het sturen van emoties om zo enige invloed uit te kunnen oefenen op het komende bewustzijnsmoment, maar er bestaat nog een factor die veel invloed heeft of kan hebben op iedere volgende bewustzijnstoestand. Ik heb het hier over de gevolgen van coïncidentie ofwel, toeval. Dit wordt ook wel het ‘butterflyeffect’ of domino-effect’ genoemd. In Japan wordt dit effect als volgt uitgelegd; “wanneer in Europa een vlinder met zijn vleugels klappert, kan dit in Japan een orkaan veroorzaken”. Dit is natuurlijk ruim overtrokken wanneer men dit letterlijk zou nemen, maar een kleine, ogenschijnlijk onbeduidende gebeurtenis kan op grote afstanden of langere termijn, grote gevolgen hebben. Zo herinner je misschien de aswolk nog wel, die in 2009 uit een vulkaan op IJsland opsteeg en het vliegverkeer boven een groot deel van Europa lam legde. Dit had niet alleen effect op het vliegverkeer, maar ook op de duizenden reizigers, hun families, de bedrijven waar zij werkten, de geldstromen en zelfs de economie enzovoort. Veel was anders gelopen wanneer deze aswolk er niet zou zijn geweest. Dit geldt ook voor iedere
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
andere gebeurtenis in het leven en zelfs iedere handeling die we uitvoeren en elk besluit dat we nemen. Iedereen maakt wel eens mee, dat hij allerlei plannen maakt voor de dag en dat een onverwachte gebeurtenis al die plannen in de war brengt. Dit heeft dan niet alleen gevolgen voor de planning van die dag, maar ook voor bijvoorbeeld je humeur, je uitgaven, je activiteiten op de langere termijn en honderden andere kleine en grotere zaken. Omdat jouw planning wijzigt kan dit ook veel gevolgen hebben voor de planning van anderen. Dit hoeft natuurlijk niet alleen negatieve gevolgen te hebben. Wanneer iemand die ene afspraak met jou afzegt, kun je daardoor misschien net even dat verslag schrijven dat allang af had moeten zijn of je kunt daardoor toch nog even van het zonnetje genieten, omdat je nu tijd hebt voor een korte wandeling in het park. En zo zijn er ontelbare toevalligheden denkbaar die jouw toekomst een andere kant opsturen dan je eerder gepland had. Niet alleen voor jou, maar ook voor de mensen in jouw omgeving en die van de mensen in hun omgeving enzovoort. Dit is een fenomeen dat geen begin of einde kent. Denk maar eens in, dat iedere gebeurtenis vandaag de dag, een direct gevolg is van het ontstaan van het universum. Alles heeft een oorzaak en een gevolg. Om het nog wat complexer te maken: ieder gevolg kan vele oorzaken hebben en iedere oorzaak heeft altijd ontelbare gevolgen. Het is dan ook een onlogische gedachte om te denken dat we überhaupt een grote mate van invloed hebben op de koers van onze levensloop. Zelfs ons brein past zich aan, aan wat er in ons leven op ons afkomt. Wanneer we dit effect vertalen naar de manier hoe we nu omgaan met bijvoorbeeld delinquenten, waarbij we hen soms jarenlang opsluiten omdat het toeval wil, dat de huidige overheid zich onvoldoende op de hoogte laat stellen van welke mogelijkheden er inmiddels zijn met betrekking tot gedragsverandering vanuit een helend karakter, kunnen we op onze vingers natellen welke gevolgen dit kan en zal hebben. Van delinquenten wordt verwacht dat de vergelding, in de vorm van opsluiting in gevangenissen, hen aanzet tot overwegingen ten aanzien van hun eigen gedrag.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Gezien de externe factoren (opvoeding, milieu, coïncidentie, ervaringen, emoties, capaciteiten, vaardigheden enzovoort) zouden we beter eerst onderzoeken welke invloed deze factoren hebben gehad op het delictgedrag van de verdachte, alvorens we ingrijpend toeslaan op het leven van hem of haar (en hun omgeving). We lijken te vergeten dat gevangenisstraf ook enorme gevolgen kan hebben voor familie, vrienden, werkgever enzovoort van diegene die soms jarenlang wordt uitgesloten uit de samenleving. De hele omgeving van de verdachte komt (tijdelijk) in een neerwaartse spiraal terecht. Kinderen voelen zich in de steek gelaten, worden gepest op school of leren te liegen over de verblijfplaats van hun gevangen ouder. De eventuele partner moet het leven omgooien (werk zoeken, uitkering aanvragen, kinderen alleen verzorgen en begeleiden in een dergelijke emotionele periode, verantwoordelijkheid afleggen aan de samenleving enzovoort). En dan zijn er natuurlijk nog de slachtoffers. Op het moment dat de dader weer vrij gaat komen of voor verlof in aanmerking komt, wordt het slachtoffer daar door Justitie van op de hoogte gebracht. Voor zijn of haar gevoel is dat altijd te vroeg en vanaf dat moment zal hij of zij misschien verbittering voelen over het feit dat de dader zijn leven binnenkort weer kan oppakken, maar zijzelf nog kampen met de gevolgen van het delict. Ook kan al dan niet terechte angst voor represailles een rol spelen. Het slachtoffer wordt weer herinnert aan de daden van de delinquent en wonden worden weer opengereten. Dader en slachtoffer en de mensen in hun omgeving hebben dus weinig baat bij het alleen maar opsluiten van criminelen. Daarbij wordt niemand zomaar dief, overvaller, moordenaar, belastingontduiker of drugsdealer. Dit is altijd een gevolg van vele factoren. Ons leven zit vol toevalligheden of coïncidenties. Het motief van elk handelen, door ieder mens, is altijd de som van die verschillende factoren en ieder mens kan dader of slachtoffer worden, als het toeval het zo wil.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
5.2 Toeval en emotie. We hebben allemaal bepaalde verwachtingen in en van het leven. Deze verwachtingen geven onze ambities en gevoel van veiligheid een bepaald bestaansrecht. We houden graag aan verwachtingen vast omdat ze ons (onterecht overigens) een bepaald gevoel van orde, regelmaat, veiligheid en structuur bieden. Het gevaar van verwachtingen is, dat we ze al snel verwarren met vanzelfsprekendheid. Wanneer verwachtingen niet uitkomen, slaan ze om in teleurstelling, een emotie die vele gradaties kent. Wanneer de trein bijvoorbeeld niet op tijd komt terwijl hij dat doorgaans wel doet, kan dat (afhankelijk van de gevolgen) kleine of zeer grote teleurstelling teweegbrengen. Het feit dat de trein te laat is, is altijd het gevolg van een of meer toevalligheden (het weer, seinstoring, een onwel geworden machinist). Maar als de gevolgen zijn, dat je bijvoorbeeld een sollicitatiegesprek of erger nog, een begrafenis mist, kan dat behoorlijk wat emoties in je losmaken. Wanneer het leven van iemand een aaneenschakeling van onbeantwoorde verwachtingen en dus teleurstellingen is, kunnen de gevolgen daarvan enorm zijn. Het kan zelfs uitmonden in een lijdensweg. Om erachter te komen wat het causale verband is tussen verwachtingen, toeval en emotie en hoe dit bijvoorbeeld kan leiden tot crimineel gedrag, zullen we eerst moeten bekijken hoe verwachtingen ontstaan en hoe we deze (proberen) te sturen, en of we verwachtingen überhaupt kunnen of moeten uitsluiten. In hoofdlijnen zijn er vier manieren verwachtingen kunnen ontstaan:
te
onderscheiden
waaruit
Verwachtingen die ontstaan uit (eerste) indrukken. Iedereen die een intieme relatie heeft of heeft gehad, zal waarschijnlijk wel eens tegen situaties zijn aangelopen waarin hij of zij twijfelde aan de houdbaarheid ervan.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Gedachten als ‘passen we eigenlijk wel bij elkaar?’ of ‘ken ik die ander wel goed genoeg?’ komen dan al snel bij ons op. Door naar antwoorden te zoeken hoop je je twijfels weg te nemen en de relatie weer op het goede spoor te krijgen of voor jezelf de beslissing te rechtvaardigen om de relatie te beëindigen. En misschien heb je wel gelijk en ‘klikt’ het niet meer tussen jou en je partner. De oorzaak van dergelijke twijfels ligt altijd in de verwachtingen die je van de ander hebt. Vaak wordt dan gesuggereerd dat men elkaar toch niet zo goed kent als men dacht, maar niemand kent een ander door en door. Het zijn de verwachtingen die men van de ander heeft en die al zijn ontstaan bij de eerste ontmoeting, de eerste indruk die men ooit opdeed van die ander. Iedere relatie begint met een eerste kennismaking. Of dit nu op zakelijk gebied is of in de privésfeer, men gaat bij een dergelijk eerste contact altijd af op uiterlijk, stemgeluid en (lichaams-) taalgebruik. Op zo’n moment gaan de neuronen in onze hersenen als een razende aan het werk en wordt die eerste indruk gewekt, die automatisch gepaard gaat met de verwachting over de ander. De neuronen koppelen input aan elkaar en vormen op basis van je eigen ervaringen op het gebied van relaties, gedrag en uiterlijk, een beeld van die persoon. De juistheid van dat beeld hangt sterk samen met je mensenkennis. Erg rationeel is dit overigens niet. Iemand met een mooi uiterlijk heeft immers nog niets laten zien van zijn persoonlijkheid, en wanneer je iemand tegenkomt die uiterlijk erg veel lijkt op een persoon waar je een hekel aan hebt, zegt je brein; ‘oppassen’, terwijl dit geheel ongefundeerd is. Bij een eerste ontmoeting worden dus al snel verkeerde verwachtingen gewekt die van grote invloed kunnen zijn op de toekomst van de relatie. We trekken onbewust conclusies en verbinden daar verwachtingen aan die vervolgens weer tot teleurstellingen kunnen leiden. De associaties die we maken op basis van uiterlijkheden, stemgeluid en zelfs geuren kunnen ons dus heel makkelijk op het verkeerde been zetten. Wanneer twee mensen, die openstaan voor een nieuwe relatie, elkaar uiterlijk zeer aantrekkelijk vinden en zich door elkaar aangetrokken voelen, zullen beiden hun uiterste best doen om zich van hun beste kant
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
te laten zien. De meeste mensen kennen hun eigen tekortkomingen en onhebbelijkheden wel en zullen deze bewust, zoveel mogelijk proberen te onderdrukken. Ze spelen als het ware een rol waarvan zij aannemen dat deze door hun partner het meest gewaardeerd zal worden, om zo ook de volgende indrukken positief te laten zijn. Dit gedrag komt voort uit de voortplantingsdrang die ieder mens bezit. Het is dus een genetische eigenschap. Er zijn hele wetenschappen en industrieën op gebouwd. Denk daarbij onder andere aan de cosmetische chirurgie, modehuizen en parfumerieën, maar ook de verschillende gedragswetenschappen. Langzaam maar zeker, wanneer we vertrouwd raken in een relatie, komen onbewust minder mooie eigenschappen van onszelf bovendrijven. Sommige mensen zijn er ook zeer geraffineerd in en weten de juiste momenten te vinden om hun gêne te laten varen ten aanzien van hun eigen gedragingen, waarvan zij vermoeden of weten dat hun partner of relatie daar minder gecharmeerd van is. Dit zijn momenten waarop verwachtingen worden bijgesteld en waarop de eerste haarscheurtjes van teleurstelling ontstaan. Dit proces kan ook heel snel verlopen. Die mooie vrouw, die jou gisteren nog vriendelijk lachend aansprak en de deur voor je openhield en daarmee voor jou een onuitwisbare indruk achterliet, kan jou vandaag volledig voor joker zetten omdat zij nu indruk wil maken op een ander. Zul je dan nog steeds zo gecharmeerd zijn van haar aandacht voor jou? Waarschijnlijk niet en de emoties die bij beide ontmoetingen loskwamen zullen ook zeer tegenstellend zijn. Ook dit voorbeeld heeft met toeval te maken. Het toeval dat de vrouw eerst jou tegenkwam en later die ander. Wanneer dit andersom was geweest, waren uw gevoelens ook heel anders geweest.
Verwachtingen die ontstaan uit ervaringen. Ook opgedane ervaringen in het leven wekken verwachtingen op. Stel, je gaat iedere morgen precies om acht uur met de bus naar je werk, jaar in, jaar uit. Je houdt er altijd rekening mee dat de bus enkele
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
minuten eerder of later bij de halte kan arriveren. Dit is ook wel eens voorgekomen, dus je zorgt ervoor dat je ruim op tijd bij de bushalte staat. De verontwaardiging en teleurstelling bij jou en je medepassagiers zal dan ook groot zijn als de bus op een kwade dag, zonder waarschuwing vooraf, helemaal niet komt opdagen. Je jarenlange ervaring heeft je geleerd, of in ieder geval de verwachting gewekt, dat de bus altijd redelijk op tijd is. In je achterhoofd weet je wel dat er van alles kan voorvallen waardoor de bus uitvalt, maar omdat dit eigenlijk nooit is gebeurd, hou je daar steeds minder rekening mee en misschien zelfs al helemaal niet. Het is de ervaring die de verwachting heeft gewekt, maar ook ervaringen zijn nooit een volledige garantie voor iets. Mensen koesteren verwachtingen omdat we allemaal een soort ‘controlefreaks’ zijn. Dit biedt ons de mogelijkheid om meer te kunnen doen in minder tijd. Onze agenda’s zijn bijna van minuut tot minuut ingevuld, waardoor een kleine onverwachte gebeurtenis, een coïncidentie, al desastreus kan zijn voor onze hele dag-, week-, jaar- en zelfs de levensloopplanning kan zijn. We hebben dan het gevoel dat we de controle over ons hele leven kwijtraken. Dat verwachtingen ook kunnen voortkomen uit ervaringen van anderen is ook een vaststaand feit. Stel, je woont in een klein dorpje waar iedereen elkaar kent en vertrouwt en waar eigenlijk nooit iets bijzonders gebeurt. Er is sprake van een goede sociale controle. De achterdeur van ieder huis staat dag en nacht open en niemand kijkt ervan op als ’s-avonds opeens een dorpsgenoot in de woonkamer staat om de bewoners met een bezoek te vereren. Dit is altijd zo geweest en zal altijd zo blijven, is de verwachting. Tot er op een dag wordt ingebroken bij de buren. Het hele dorp staat op zijn kop. Binnen een week heeft iedereen een onneembare vesting van zijn huis gemaakt en het onderlinge vertrouwen onder de dorpsbewoners is naar een dieptepunt gedaald. De inbreker kan zomaar iemand uit het dorp zijn. Men kan nu alles verwachten. Toen ongeveer vijftien jaar geleden het stoffelijke overschot van de jonge Marianne Vaatstra in een weiland bij het Friese dorpje Veenklooster werd
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
gevonden en uit onderzoek bleek dat zij verkracht en gewurgd was, was heel het dorp het erover eens: dit moest wel het werk zijn van een bewoner van het asielzoekerscentrum (AZC) in het nabij gelegen dorpje Buitenpost. Er werd dan ook al snel een Arabische man gearresteerd die rond het tijdstip van de moord uit het asielzoekerscentrum was ‘verdwenen’. Hoewel al snel bleek dat de man onschuldig was, ontstond toch hevig protest onder de dorpsbewoners, tegen het langer bestaan van het AZC. Zolang het centrum gevestigd zou blijven in Buitenpost, voelden de dorpsbewoners zich onveilig en bedreigt. Pas na ongeveer vijftien jaar werd, na een grootschalig DNA-onderzoek, de werkelijke dader aangehouden. Tegen alle verwachtingen in, ging het om een bewoner (Jasper S.) uit het dorp zelf. De reactie die vanuit het dorp op de arrestatie van S. kwam, was aanzienlijk milder dan die, na de aanname dat het iemand uit het AZC moest zijn. Het dorp liet via de media weten dat S. na zijn straf weer van harte welkom was in het dorp (?). De dorpsbewoners hadden jarenlang hun woede al gebotvierd op het AZC en haar bewoners, maar die woede was kennelijk al snel bekoeld nadat bleek, dat tegen alle verwachtingen in, iemand uit hun midden de dader was.
Verwachtingen die voortkomen uit afspraken. Verwachtingen worden ook gevormd door het maken van onderlinge afspraken. De overheid maakt afspraken met haar burgers en legt deze vast in wet- en regelgeving, protocollen en aanwijzingen zoals verkeersborden. Werkgevers maken afspraken met werknemers en vakbonden en bevestigen deze door middel van arbeidscontracten, CAO’s en bedrijfsreglementen. Ouders hebben afspraken met hun kinderen over de regels binnen het gezin. De hele samenleving drijft op afspraken en dat is ook erg van belang om de samenleving leefbaar te houden. Zonder afspraken en regels zou er totale anarchie heersen. Mensen hebben regels en afspraken dus nodig. Maar afspraken en regels wekken ook (terechte) verwachtingen. Wanneer we elkaar regels opleggen, mogen we ook verwachten dat men zich eraan houdt. Doen we dat niet, dan volgen er sancties. Deze
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
sancties geven de regels bestaansrecht en vice versa, maar versterken ook de verwachtingen. Toch worden er dagelijks miljoenen regels overtreden en moeten er dus ook miljoenen grote en kleine sancties worden opgelegd. Helaas is deze sanctietoepassing (ondanks vastgelegde regels) niet altijd vanzelfsprekend en helaas moeten we concluderen dat juist diegenen met een zogenaamde voorbeeldfunctie onder sancties uitkomen. Bij dit soort zaken zou het beter zijn, wanneer we meer bedacht zouden zijn op de mate van vertrouwen die we in deze mensen hebben. We zouden onze verwachtingen moeten bijstellen met betrekking tot deze personen en hun kennelijke macht om onder sancties uit te komen. Dit blijkt alleen al uit de vele enquêtecommissies die aan ons voorbijkomen. We zijn totaal de weg kwijt, als iemand honderdzestig euro boete krijgt opgelegd, wanneer hij wordt betrapt op het mobiel bellen tijdens het autorijden, terwijl hoogwaardigheidsbekleders hooguit uit hun ambt worden ontzet wanneer zij zich schuldig hebben gemaakt aan kindermisbruik, bankfraude of corruptie. Afspraken, verwachtingen en sancties zijn inherent aan elkaar en moeten daarom wel in verhouding met elkaar zijn.
Verwachtingen die ontstaan uit verleidingen. Het leven zit vol met verleidingen. Verleidingen zijn er om bepaalde verwachtingen op te wekken. Vooral de reclame-industrie vaart daar wel bij. Iedereen is gevoelig voor verleidingen, bewust of onbewust. Helaas moeten we vaak concluderen dat de meeste verwachtingen, die verleidingen wekken, onterecht blijken. Op de verpakking ziet de soep er altijd lekkerder en beter gevuld uit dan de inhoud werkelijk is. De wulpse blik van dat mooie meisje blijkt achteraf meer gericht te zijn op uw positieve banksaldo, dan op uw persoon. De verzekeringspolis blijkt meer kleien lettertjes te bevatten dan uw verzekeringsagent deed voorkomen. De verkiezingsbeloften in de campagne blijken achteraf toch niet de werkelijke aspiraties te zijn van de vriendelijk lachende partijvoorzitter en die crème blijkt u zelfs na drie maanden, geen tien jaar jonger te maken. Het vreemde is, dat we vaak weten dat we bedot worden maar
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
ons daartoe toch weer steeds laten verleiden. We maken onszelf graag wijs dat de geopperde verwachtingen niet onmogelijk zijn. Soms lijkt het wel of we teleurgesteld willen worden. Blootgesteld worden aan veel teleurstellingen heeft een veel groter effect op ons brein en onze persoonlijkheid dan we doorgaans aannemen. Het tast ons zelfvertrouwen en zelfverzekerdheid aan. We weten achteraf namelijk heel goed, dat we zelf de verleiding niet konden weerstaan, dus wie moeten we de schuld geven van onze onjuiste beoordelingen? Wees gerust, het is een oneerlijke strijd tussen behoeften, naïviteit en de kunst van het verleiden. Aan dit laatste doen we overigens allemaal mee. Kijk maar eens naar jezelf, hoeveel je uitgeeft aan make-up, parfums, merkkleding en andere ‘reclamematerialen’ om jezelf te ‘verkopen’. Meer dan u denkt, want alles wat uitstijgt boven het functionele, valt daar direct of indirect onder. Verleidingen worden echter pas echt schadelijk, wanneer we erop anticiperen voordat ze aan de verwachtingen hebben voldaan. Je kunt bijvoorbeeld aan de lotto meedoen en (zoals meestal het geval is), niets winnen. Je bent dan een paar euro kwijt, maar daar kom je wel overheen. Wanneer je echter vast een voorschot neemt op de hoofdprijs en je oude Fiatje inruilt voor een Audi A8, nog voor de trekking is geweest, heb je een groot probleem. Dit lijkt een absurd voorbeeld maar we doen het bijna allemaal. Zodra je bijvoorbeeld een hypotheek of lening afsluit op basis van je huidige inkomen. Bijna niemand gaat daarbij uit van de mogelijkheid, dat door allerlei coïncidenties, het inkomen onverwachts kan dalen tot het bijstandsniveau. Tijdens een economische crisis worden we dagelijks geconfronteerd met de gevolgen van onze onterechte verwachtingen. Zelfs de meest prestigieuze banken gaan ten onder aan de verleidingen die ze zelf op de markt hebben gebracht. Maar ook criminaliteit is het directe of indirecte gevolg van coïncidenties en (onterechte) verwachtingen. Delinquenten zijn vaak slachtoffer van allerlei verleidingen en onbeantwoorde verwachtingen. Net als jij en ik. Ook zij hebben zichzelf vaak voorgehouden dat hun leven er beter uit zou gaan zien na hun daad, of dat hun daad de onterecht geopperde verwachtingen zou compenseren. En natuurlijk kunnen we zeggen dat zij
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
de keus hebben of hadden om net als de meeste mensen hun teleurstellingen te boven te komen, maar dat is niet voor iedereen even eenvoudig. Daarnaast is het zo dat, door allerlei wetswijzigingen in de afgelopen jaren, ook mensen gevangen worden gezet als ze hun boetes of belastingen en zelfs hun verplichte zorgverzekeringspremie niet meer kunnen betalen. In deze tijden van economische crisis kan dus de meest morele persoon achter de tralies belanden door toevalligheden als een crisis, opgeheven hypotheekrenteaftrek, gedwongen ontslag, echtscheiding enzovoort. En daarmee belanden we toch op een kritiek punt van ons denken, want ons strafrechtsysteem ziet geen verzachtende omstandigheden wanneer je je hebt laten verleiden tot verwachtingen ten aanzien van goede economische of huwelijkse omstandigheden. Voor hen ben je een ordinaire crimineel waarvoor vergelding moet komen, genoegdoening voor de samenleving. Wanneer we criminelen leren zien als slachtoffers van hun eigen levensloop, genetische erfelijkheid, verleidingen, stoornissen, onbeantwoorde verwachtingen enzovoort, komt dat meer overeen en ten goede van ons algemeen morele besef, dat voortkomt uit sociale overwegingen die van belang zijn voor de overleving van ons soort. Het hebben van empathie en mededogen is de basis van moreel handelen. Volgens Dick Swaab, hersenonderzoeker aan de VU te Amsterdam en auteur van het boek: “Wij zijn ons brein”, dienen morele regels om de samenwerking en onderlinge steun binnen een sociaal levende groep te bevorderen. Ze functioneren als een sociaal contract dat een groot aantal beperkingen aan het individu oplegt. Volgens Swaab was Darwin’s morele psychologie (1859) dan ook niet gebaseerd op een egoïstische competitie tussen individuen, maar op sociale betrokkenheid binnen een groep. Tijdens de evolutie is het elkaar helpen, voortgekomen uit het liefdevolle zorgdragen van ouders voor hun nakomelingen. Vervolgens werd dit uitgebreid tot soortgenoten volgens het principe; ‘wie goed doet, goed ontmoet’.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
In het huidige strafrechtsysteem gaat dit principe geheel verloren en wordt het ondergesneeuwd door het vergeldingsprincipe. Het roept gevoelens van rancune op bij slachtoffer en dader, dat niet past binnen het evolutiemodel van de mensheid. Ons vermogen tot mededogen, compassie, empathie en altruïsme loopt een enorme deuk op als we blijven inzetten op vergelding ten opzichte van de zwakkere geesten in onze samenleving en hun onvermogen om met hun emoties juist om te gaan. Als we echt vooruitgang in de evolutie willen boeken, moeten we ons zorgvuldig opgebouwde sociale vermogen aanspreken en niet inwisselen voor rancuneuze vergeldingsdrang. Het leven is een aaneenschakeling van verwachtingen en toevalligheden. Zijn ze positief van aard, dan kijken we er naar uit. Zijn ze negatief, dan proberen we ons ertegen te bewapenen. Wanneer verwachtingen, positief of negatief, niet uitkomen, voelen we ons vaak geïrriteerd, misleidt, gefrustreerd, onzeker of ongemakkelijk. Zelfs een kind dat dagelijks mishandeld wordt, zal zich ongemakkelijk gaan voelen als de mishandelingen een paar dagen uitblijven. Verwachtingen en toeval hebben niets te maken met kansberekening. men doet mee aan een loterij omdat men weet dat er een kans is om te winnen, maar als we de hoofdprijs binnenslepen roepen we als eerste: “goh, dat had ik nooit verwacht”. De kans dat de bus door omstandigheden niet bij de bushalte verschijnt, is iedere dag redelijk gelijk maar de verwachting dat zoiets ook daadwerkelijk gebeurt, verminderd naarmate de tijd verstrijkt waarin dit niet gebeurt. Het uitkomen van verwachtingen kan soms wel enigszins worden beïnvloedt. Wanneer we bijvoorbeeld een tuinfeest geven, is de kans dat dit in het water valt door een hevige regenbui, in de herfst groter dan in de zomer. Hier is dan echter wel sprake van kansberekening. Garanties zijn er echter niet! Om dit te vertalen naar ons strafrechtsysteem: door de overheid wordt de verwachting gewekt dat daders na een lange celstraf zodanig geschrokken zijn, dat ze zich nooit meer op het criminele pad zullen begeven. Daarnaast wordt het aspect ‘genoegdoening’ dusdanig
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
uitvergroot, dat het een wondermiddel lijkt ter genezing van de mentale wonden van slachtoffers. Het tegendeel blijkt uit de praktijk. Daders raken verbitterd en duikelen naar de onderste trede van de sociale ladder. Het gevoel van genoegdoening voor de slachtoffers blijkt een luchtkasteel die in een klap uit elkaar barst op het moment dat er een brief van Justitie bij hen op de deurmat valt, met daarin de mededeling dat de dader binnenkort op vrije voeten komt. Het is daarom ook geen toeval, dat het recidivepercentage in 2012, 72% bedroeg. Wie daarom in het huidige strafrechtconcept wil geloven, moet zijn verwachtingen drastisch bijstellen om teleurstelling te voorkomen of rekenen op de coïncidentie, dat er af en toe toch een gedetineerde is, die door de vergeldingsfactor bij zijn straf inziet dat hij andere keuzen moet maken.
5.3 Toeval bestaat (niet). Of toeval bestaat, hangt af van de definitie die men eraan geeft en vanaf welke kant we het benaderen. Het kan toeval zijn wanneer we een bepaalde persoon tegen het lijf lopen of juist toeval als dit niet gebeurt. Als we geen verwachtingen zouden koesteren, kun je alles als toeval uitleggen. Sommige mensen geloven niet in toeval, maar zien alles als lotsbestemming. Volgens hen staat alles al vast, maar hebben we er vooraf geen weet van. Anderen beweren weer, dat juist alles toeval is. Mijn persoonlijke definitie van toeval is: ‘coïncidentie is de som van gebeurtenissen die een bepaalde toestand of situatie creëren, die we onder geen enkele omstandigheid kunnen voorzien’. Voor een deel kunnen we omstandigheden creëren en voor een groter deel kunnen we er geen invloed op uitoefenen. De wetenschap zorgt ervoor, dat het eerste deel steeds een klein stukje groter wordt en ons morele besef moet ervoor zorgen, dat dit binnen de ethische grenzen blijft. Toeval betekent in feite, dat er op een bepaald moment en een
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
bepaalde plek omstandigheden zijn die iets onverwachts creëren. Het zogenaamde ‘butterfly-effect’ zorgt ervoor dat dit wel of niet gebeurt. Want laten we eerlijk zijn, alles binnen het universum is een samenkomst van omstandigheden. Zelfs atomen waaruit alles is opgebouwd, zijn ergens uit opgebouwd. Dus ook bij het ontwerpen van een strafrechtsysteem waarbij de intentie ligt in het terugdringen van recidive, moeten we omstandigheden creëren waarbij de kans het grootst is dat dit lukt. We moeten daarom de wetenschap betrekken bij de zoektocht naar gedragsverandering en niet afgaan op emoties zoals vergeldingsdrang, genoegdoening en angst, zoals we dit nu hanteren. Het toeval wil, dat de wetenschap in de afgelopen decennia grote sprongen vooruit heeft gemaakt en maakt op het gebied van gedrag en de aansturing ervan. Net als bij de in hoofdstuk 2 beschreven pedagogie van het vertrouwen, moeten we oorzaken opsporen en de variatiemogelijkheden kennen en begrijpen. We moeten dus steeds bij ieder onderzoek naar de bandbreedte van gedrag, de positieve en negatieve eigenschappen benaderen. Dit is een proces dat begint met de kennis en wetenschappen van vandaag en wordt verfijnd met de studies en ervaringen van morgen.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
6. Milieu. 6.1 Milieu en haar invloed op gedrag. ‘Wat we doen is wie we zijn’, is een regelmatig gebruikte uitspraak, maar hoe worden we gevormd tot wie we zijn? Word ons doen en laten niet voor een aanzienlijk deel bepaald door het milieu waarin we leven, in combinatie met ons vermogen om eigen keuzen te maken? Is de conventietheorie van onze directe omgeving niet meestal het veilige uitgangspunt waaraan we ons het liefst conformeren? Allemaal vragen die belangrijk zijn om bij stil te staan, wanneer we nadenken over gedragsbepalende factoren. In hoeverre laten we ons leiden door wat de mensen in onze eigen omgeving vinden, doen en accepteren? Veel meer dan we waarschijnlijk durven toe te geven. Hier worden namelijk belangrijke grondbeginselen duidelijk voor het samen-leven. Zowel in gezinsverband als op buurt-, wijk-, of dorps- en stadsniveau. Ieder mens wil bij iemand horen en wanneer men afwijkt van de moraal van de directe omgeving, is de kans op sociale verstoting het grootst. Je moet wel heel sterk in je schoenen staan om daar ongevoelig voor te zijn, over een grote mate van zelfvertrouwen beschikken en zeker zijn van eigen argumentum om een veranderingsproces in werking te zetten dat indruist tegen de locale normen en waarden. We kennen allemaal het spreekwoord; ‘als er één schaap over de dam is, volgen er meer’. Echter, in de praktijk blijkt vaak dat het eerste schaap meestal ook het zwarte schaap is. De drang om een andere weg in te slaan dan de omgeving voorstaat, moet daarvoor aanzienlijk sterker zijn dan de natuurlijke drang om veilig bij de ‘kudde’ te blijven. Andersdenkenden worden doorgaans maar zelden met open armen ontvangen in de samenleving. Hier wordt duidelijk dat de natuur van de mens tegenstrijdige krachten kent, waarmee wij mensen ons onderscheiden van andere wezens. Enerzijds is er de drang om ons als kudde te gedragen en zo te overleven als soort. Anderzijds, het vermogen om er een individuele denk- en handelswijze op na te houden en zo, evolutionaire ontwikkelingen een kans te geven.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Wanneer we uitgaan van Darwin’s evolutietheorie is er ooit een moment geweest waarop een evolutionaire opsplitsing ontstond onder de aapachtige primaten. De ene groep bleef aap en de andere groep ontwikkelde zich uiteindelijk tot de moderne mens. Logisch gezien moeten we ervan uit gaan dat deze laatste groep meer of beter gebruik wist te maken van de mentale flexibiliteit. Het meest intelligente deel primaten, dat het vermogen ontwikkelde om overwegingen te maken en te anticiperen op veranderingen in de leefomgeving, moesten zich daarvoor losmaken van de massa. Er werden keuzen gemaakt die afweken van de norm tot dan toe, terwijl er geen kennis was over de gevolgen. Hieraan is een lang evolutionair proces vooraf gegaan, gecombineerd met mentale flexibiliteit. Een proces dat nog steeds voortduurt. Of dit proces onophoudelijk doorgaat is nog maar de vraag overigens. In november 2012 kwam de Universiteit van Stanford naar buiten met opmerkelijke conclusies uit een onderzoek waaruit bleek, dat het menselijke evolutionaire proces, zo goed als stilstaat. Dit zou te maken hebben met het feit dat we in onze westerse samenlevingen alles tot in de puntjes regelen, waardoor we nog maar weinig gebruik maken van de mentale flexibiliteit en nog amper op individueel niveau nadenken en hoeven werken aan de instandhouding van onze soort. Dit zou een zorgelijke situatie zijn, want de mensheid en hun samenlevingen zijn alles behalve volmaakt. Voorts is een stimulerende omgeving met prikkels om te innoveren van cruciaal belang voor de ontwikkeling van de hersenen. Ook hier is stil stand, achteruitgang.
‘Een goede omgeving is geen luxe, het is noodzaak’. (J.Z. Young).
Bij de geboorte van ieder mens zijn karakter, talenten en beperkingen al voor een deel vastgelegd. Dit komt door evolutionair en genetisch bepaalde ontwikkelingen en ervaringen, die we in de baarmoeder al meekrijgen (zie ook: hoofdstuk 1 en 2). Dit maakt ieder mens uniek. De
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
omgeving waarin we daarna opgroeien bepaald daarna in grote mate hoe we ons verder ontwikkelen in ons gedrag en onze keuzen. Dit beperkt ons onbewust al voor een groot deel in onze ontplooiing, of we nu in een ‘goed’ of een ‘slecht’ milieu opgroeien. We worden als het ware al in een bepaalde richting gestuurd. Zo hangen beroeps- en partnerkeuze daar veelal vanaf, maar ook de sociale omgang. Zelfs de ontwikkeling van ons brein kent een causaal verband met het milieu waarin we ons verkeren. Darwin ontdekte in de jaren zeventig van de zeventiende eeuw al, dat huisdieren die opgroeien in een klein kooitje, waarbij verveling hoogtij viert, vijftien tot dertig procent kleinere hersenen hebben dan hun soortgenoten die een grote mate van bewegingsvrijheid hebben in hun leven. Voor mensen geldt dit principe evenzo. Zo zien we tegenwoordig een toename van kinderen die door de jeugdzorg of de Rechtbank in een gesloten inrichting werden geplaatst, waarin ze soms een groot deel van hun jeugd, iedere dag hetzelfde ritme, dezelfde kleine groep mensen, een beperkte leefomgeving en weinig mogelijkheden tot ontplooiing ervaren. Ze wórden geleefd en hebben weinig tot geen inbreng ten aanzien van hun eigen wensen, ambities en een ruimere kijk op de wereld. Ze leven als dieren in een dierentuin. Vervolgens, wanneer zij de leeftijd van achttien jaar bereiken, vallen ze niet meer onder de verantwoordelijkheid van de jeugdzorg en moeten ze zelf maar zien hoe ze zich staande houden in de grote buitenwereld. Dat is vragen om problemen, waarvoor diezelfde kinderen de consequenties en verantwoordelijkheid moeten dragen als het misgaat. In grote lijnen gebeurt dit met ieder van ons. De overheid bepaald bijna alles voor ons. Hoe we leven, wat we moeten vinden ten aanzien van moraliteit, dat we elkaar zoveel mogelijk moeten controleren en terechtwijzen, hoe lang we moeten werken, wat we moeten eten, waar we wonen enzovoort. Compassie, mededogen, onbaatzuchtigheid en zorgzaamheid worden hierdoor ontnomen van het individu en raken ondergeschikt aan macht en controle. Het “Big-brother-fenomeen” dat George Orwell beschreef in zijn boek “1984” is een feit geworden. Hij waarschuwde ons ervoor en nu zitten we er tot over onze oren middenin, en langzaam maar zeker worden de nadelige gevolgen ervan meer en meer zichtbaar. Ons milieu en dus ook onze ontwikkeling wordt bepaald
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
door een select groepje machthebbers. Het principe dat mensen zich het best ontwikkelen door van elkaar te leren, wordt door de overheid en andere machthebbers hierdoor ondermijnt door het in stand houden van de enorme kloof tussen arm en rijk, tussen mentaal beperkten en intellectuelen ofwel tussen de verschillende lagen van de bevolking. Gelijke kansen voor iedereen zijn er niet en zijn er ook nooit geweest. Achterstandswijken zouden niet bestaan als de mensen uit die wijken zouden worden geïntegreerd in de wijken voor rijkere mensen. Op die manier trekken mensen zich aan elkaar op. Helaas zijn machthebbers niet alleen zelf de rijkere mensen, maar ook afhankelijk van de arme mensen, om aan de macht te blijven. Gelijke kansen beginnen bij gelijke rechten. Toch worden hele bevolkingsgroepen direct of indirect uitgesloten van zaken die voor anderen vanzelfsprekend zijn. Sociaal betekent, dat we inleveren als we het goed hebben en volledige ondersteuning wanneer we dit nodig hebben. Maar uitsluiting lijkt tegenwoordig een makkelijker middel te zijn dan begrip en ondersteuning. Evolutie is inmiddels een strijd geworden tussen intellectuelen en machthebbers en de rest moet met lede ogen toezien hoe er door hen invulling wordt gegeven aan hun leven. Het verschil tussen machthebbers en intellectuelen is echter, dat intellectuelen zich richten op de hele samenleving en machthebbers alleen op gelijkgestemden. Intellectuelen doen studies en ontdekkingen, trekken conclusies en doen aanbevelingen. Machthebbers zorgen ervoor, dat alleen díe aanbevelingen gehoor krijgen, die hen de machtspositie laten behouden. Door manipulatie via de wetgeving, vriendjespolitiek en de media, wordt het volk zaken voorgehouden die hen de richting op laat denken, die de machthebbers voor henzelf voor ogen hebben. Criminaliteitsbeheersing, de jeugdzorg, het onderwijs en het bedrijfsleven zijn daar goede voorbeelden van. Wanneer we maar vaak genoeg via de media te horen krijgen, over de groeiende onveiligheid binnen de samenleving, het groeiende disrespect onder jongeren, de hoge kosten voor opleidingen en het broeikaseffect, wordt de roep om strengere straffen, meer jeugdzorginstellingen, goedkopere opleidingen en hogere milieueisen vanzelf opgeroepen. Dit is koren op de molen voor de controlestoornis binnen de overheid, want waar kun je boeven beter onder controle houden dan in de gevangenis? Waar kun je de jeugd beter
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
indoctrineren dan in (gesloten) jeugdzorginstellingen, ver weg van de ouders? Hoe voorkomen we beter, dat intellectuelen naar het buitenland vertrekken om daar hun heil te zoeken en hoe kunnen we het bedrijfsleven nog meer geld aftroggelen om de schatkist te spekken? Daarentegen horen we maar zelden nieuws over de enorme oplossingsgerichte ontwikkelingen die de wetenschap maakt op deze en andere gebieden. Er wordt wel geopperd, dat we in Nederland voor iedere kwaal een specialist of therapeut hebben. Het moet ook worden toegegeven, dat wij op het gebied van de wetenschap, vooraanstaand zijn. Onze universiteiten staan overal ter wereld hoog aangeschreven. Maar waarom wordt er in ons land dan zo weinig gebruik gemaakt van al die kennis? het lijkt erop dat onze overheid de wetenschap als een welkom exportproduct ziet, maar weinig heil ziet om in eigen land geld uit te geven om de kennis die eruit voortkomt, in de praktijk te brengen, en dat is een gemiste kans. Politici moeten zich in een relatief korte tijd waarmaken en zijn daardoor ook korte-termijn-denkers geworden. Elke overweging wordt vanuit financieel oogpunt gemaakt en dus zijn lange termijn investeringen en oplossingen erg impopulair. Daarnaast blinkt de Nederlandse politiek niet bepaald uit in het ‘leren van het verleden’. Een goed voorbeeld daarvan is het zogenaamde ‘softdrugsbeleid’. Dit werd in het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw ingevoerd, omdat het bestrijden van de handel in softdrugs een verloren strijd was en teveel geld kostte. Het idee was, dat men dit geld beter kon gebruiken voor de bestrijding van de handel in harddrugs. Daarnaast zou er een betere controle op het gebruik van softdrugs zijn, wanneer men deze zou legaliseren. Voorts was het natuurlijk een welkome aanvulling op het Nationaal Bruto Inkomen, want er moest wel belasting over worden betaald. Uiteraard had de Nederlandse overheid wel veel uit te leggen aan het buitenland, want in feite verdiende de Nederlandse Staat vanaf dat moment haar geld aan onder andere de handel in drugs. Het zou nog twintig jaar duren voor de eerste landen buiten Nederland overstag gingen en het voorbeeld volgden, en wat doet Nederland nu? In een tijd
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
van economische malaise draait men deze melkkoe de nek om, door veel coffeeshops te sluiten en deze handel weer in de illegaliteit te drukken. Niet bepaald een inzichtelijke beweging lijkt mij. Een ander voorbeeld van gebrek aan inzicht bij de overheid, met grote ernstige gevolgen voor een enorme groep mensen, is het jeugdzorgbeleid. Vroeger, wanneer er problemen bij de opvoeding van kinderen waren waar de ouders zich geen raad mee wisten, schakelde men ‘Thuiszorg’ in. Er kwam dan een opvoedingsdeskundige aan huis, die de ouders leerden om te gaan met de problematiek. Een goede en weinig ingrijpende oplossing dus. Tijdens de crisis van de jaren tachtig in de vorige eeuw, moest er bezuinigd worden, met als gevolg, dat de Thuiszorg kapot bezuinigd werd. Om toch de huiselijke problemen het hoofd te bieden, werd de Jeugdzorg in het leven geroepen. Inmiddels is die Jeugdzorg uitgegroeid tot een subsidieverslindende bedrijfstak, die kinderen met problemen, te pas en te onpas bij de ouders weghalen en onderbrengen bij eveneens subsidieverslindende tehuizen en pleegouders. De schade voor veel van deze kinderen is niet te overzien en dus schieten er instellingen als paddenstoelen uit de grond om (eveneens op subsidiebasis) deze kinderen te ‘helen’. Meestal lukt dit niet, omdat geen enkele hulp, de zo belangrijke thuissituatie kan vervangen. Wanneer we even een rekensommetje maken: een kind dat op zijn vijfde jaar uit huis wordt geplaatst en dat (zoals in de meeste gevallen gebeurd) tot zijn achttiende in een pleeggezin of gezinsvervangend tehuis verblijft, kost de overheid per jaar, 60.000 euro aan vergoedingen, salarissen, hulpverlening en gerechtelijke kosten. In dit geval kost het (al dan niet) oplossen van gedrags- en gezinsproblematiek in die dertien jaar, maar liefst 780.000 euro. Momenteel zijn er ongeveer 50.000 uit huis geplaatste kinderen, dus dit kost de overheid ongeveer drie miljard euro per jaar. Ik heb de overtuiging dat de vroegere methode om met deze problematiek om te gaan, aanzienlijk minder traumatisch was. In de eerste plaats voor de kinderen, maar ook voor hun ouders en de schatkist. Daarnaast blijkt uit cijfers, dat langdurig uit huis geplaatste kinderen ook later nog zestig procent meer kans hebben op depressies, stoornissen en om in aanraking te komen met Justitie, dan kinderen die
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
bij hun ouders opgroeien. Hier zou een heroverweging ten aanzien van het veranderde beleid, in tegenstelling tot het eerste voorbeeld, wel op zijn plaats zijn. Temeer de milieus waarin deze kinderen terechtkomen, vaak helemaal geen verbetering zijn, ten opzichte van die waar zij uit worden gehaald. En dan heb ik het nog niet over de geestelijke impact die een dergelijke uit huis plaatsing op een kind heeft. De mens leeft voortdurend met het idee, dat we kwaad moeten uitroeien en het uitschot van de maatschappij moeten verdelgen, door ze zover mogelijk buiten de zogenaamde maakbare samenleving te plaatsen. Of dit nu in inrichtingen, gevangenissen of achterstandswijken is, maakt niet uit. We willen er alleen maar zo min mogelijk mee geconfronteerd worden. We laten ons te gemakkelijk meeslepen door opgelegde emoties en worden blind voor betere mogelijkheden en oplossingen, terwijl de wetenschap ons deze oplossingen op een presenteerblaadje aandraagt. De verharding van de samenleving en de groei van het recidivecijfer onder delinquenten is daar het gevolg van. Door de scheiding van arme en rijke mensen in verschillende woonwijken, zorgt de overheid juist voor deze gevolgen. De algemene tegenstellingen die de wereld kenmerken en die juist zorgdragen voor de broodnodige balans, worden door de overheid gescheiden in verschillende milieus, waardoor grote kloven ontstaan in de diversiteit van de mens en balans nog ver te zoeken valt. Dit doet een beetje denken aan rassenscheiding, waarvan we allang geleerd zouden moeten hebben, wat dat teweeg brengt. Je kunt mensen niet uitsluiten op basis van achtergrond of gedrag.
‘We kijken terug op mooie herinneringen. We staan stil bij het grote verdriet. Zon en schaduw wisselen elkaar af. Beseffend dat er zonder zon geen schaduw zou zijn, kijken we naar voren, naar nieuw geluk en nieuwe mogelijkheden en nemen in onze rugzak, onze dierbare herinneringen mee’. Tegenstellingen in de wereld bestaan niet voor niets. Zonder zon geen schaduw, zonder kou geen warmte, zonder kwaad geen goed. Willen we geen schaduw, dan zou de zon niet moeten bestaan. Willen we warmte,
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
dan moeten we kou hebben ervaren. Wanneer kwaad niet bestaat, wat is dan goed? Zonder tegenstellingen kan niets bestaan. Tegenstellingen zijn de bron van onze gevoelens, gevoelens de basis van moraliteit en ethiek, die op hun beurt de grondstof van elke samenleving zijn. We moeten tegenstellingen daarom juist omarmen en in ons opnemen. het gaat om de balans, de juiste verhoudingen die de mensheid volmaakt divers maakt. Dit geldt ook voor de verschillende milieus waaruit mensen voortkomen. Arm en rijk, ongeschoold en hoog opgeleidt, onhygiënisch en proper, antisociaal en meelevend, zwart en blank, autochtoon of allochtoon, crimineel of niet. Allemaal tegengestelden die samen ons menselijke soort vertegenwoordigen.
6.2 Cultiveren in plaats van verwijderen. De overheid heeft de onbeheersbare behoefte om alles te controleren. of het nu om het bedrijfsleven gaat, leefomgevingen, gedrag of macht. daarbij wordt de aard van de mens nog wel eens uit het oog verloren. De mens is namelijk slechts een klein onderdeeltje van de natuur als geheel. Cultiveren kan, maar daarbij dient men dan wel de wetten van de natuur te respecteren. Uit- en opsluiten is een eigenschap die honderd procent indruist tegen de natuur. Niets zal daarmee in positieve zin veranderen. Om de metafoor van Dewey nog maar eens aan te halen: de een geeft de voorkeur aan een wilde tuin waarin de natuur haar gang kan gaan. De ander prefereert een tuin waarin alle planten, bloemen en bomen keurig in een rijtje staan opgesteld. De gemeenschappelijke wens is echter, dat we ons allemaal prettig willen voelen en kunnen genieten van de schoonheid en rust die een tuin ons biedt. Dat lukt alleen wanneer we elkaars wensen en eigenschappen respecteren en allemaal wat water bij de wijn doen.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
‘Het einde van het menselijke ras zal zijn, dat het ten slotte aan beschaving ten onder zal gaan’. (Ralph W. Emerson).
De kunst is om de juiste balans te vinden, waarbij iedereen zich goed voelt. Hoe groter de tuin en vooral de kwantiteit van de flora, hoe moeilijker het is om dit te realiseren. Iedere tuinman weet, dat elke plant voldoende ruimte, voeding en zonlicht (lees: positieve aandacht) nodig heeft om zich optimaal te ontplooien. Bij mensen is dat niet anders. De een heeft meer aandacht nodig dan de ander. Wat de overheid met dat gegeven doet is, degene die meer aandacht nodig hebben, omdat zij bijvoorbeeld niet de juiste opvoeding hebben genoten, in een achterstandswijk zijn opgegroeid, geen (goede) opleiding hebben gekregen of een bepaalde beperking hebben, zoveel mogelijk afof uitsluiten van diegenen die meer geluk in hun leven hebben gehad. Wanneer we dit in een tuin zouden toepassen, door bepaalde planten te weinig zonlicht, voeding of ruimte te geven, is het logische gevolg dat het zijn tekort aan elementen elders gaat zoeken en niet altijd op plaatsen die we voor ogen hadden. Gaan we echter andere planten teveel cultiveren, dan verliest het zijn natuurlijke kenmerken die hem de waarde en schoonheid geven zoals de natuur bedoeld heeft, en zullen er mutaties optreden. De enorme verscheidenheid die de natuur ons biedt, of het nu om planten, dieren of mensen gaat, heeft net als alles in de natuur, een bepaalde functie. Alles is op elkaar afgestemd door middel van tegenstellingen die tegelijk aanvullingen zijn om de noodzakelijke balans te kunnen behouden. Er zijn mooie en minder mooie mensen, mensen met ‘bloemen’ en mensen met ‘stekels’ en samen vormen zij een eenheid die we mensheid noemen. De doornen van een roos vallen pas op als de bloem haar blaadjes verloren is.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
6.3 Omgeving en ontwikkeling. Een goede interactie met de omgeving waarin men opgroeit is niet alleen een absolute voorwaarde voor een goede hersenontwikkeling, het is zelfs van levensbelang. Kinderen die vanaf jonge leeftijd verwaarloosd worden en weinig liefde krijgen, hebben grote kans op onderontwikkeling van de hersenen en zelfs krimp ervan. Dit is niet alleen gebleken uit hersenonderzoeken, maar werd ook al gesuggereerd door het verband dat Maria Montessori in 1913 vond tussen het sociaaleconomische milieu en de ontwikkeling van de hersenen. Een goede en stimulerende omgeving bevordert het herstel na een gestoorde hersenontwikkeling. Een geestelijke stoornis of achterstand zou daarom niet moeten leiden tot het jarenlang opsluiten van criminelen of ontspoorde jongeren, in een weinig stimulerende omgeving als de gevangenis of inrichting. Blokkades in de ontwikkeling hebben juist aandacht en stimulatie nodig om deze op te heffen. Dit maakt het grote verschil voor het verdere leven en gedrag. We moeten daarom helende situaties creëren die aansluiten bij het gedrag dat we willen veranderen. je hebt in dit boek al kunnen lezen, dat de evolutie van de mens valt of staat door het gebruik van ons vermogen om van elkaar te leren. Door mensen met ongewenst gedrag op te sluiten bij anderen met ongewenst gedrag leren ze hoofdzakelijk…….(je raad het al). Aan de ander kant geldt net zo goed, dat wanneer we door sociale uitsluiting, mensen met ongewenst gedrag weren uit de omgeving van sociaal goed ontwikkelde mensen, deze laatste een vreemd en onwerkelijk beeld van de werkelijkheid krijgen met alle mogelijke gevolgen van dien. We zouden bijvoorbeeld verminderd alert voor dreigingen worden. Het begin van de opmars van het Internet was daar een goed voorbeeld van. We waanden ons allemaal in een veilige digitale wereld waarin ons vanachter het computerscherm thuis, niets kon gebeuren. Inmiddels hebben we geleerd dat overal wel een vorm van kwaad in schuilt. Kwaad ontkennen heeft geen zin en kwaad wegstoppen is onmogelijk. Tegenwoordig lijkt overal een chronisch gevoel van leegte te heersen onder mensen. Bijna iedereen worstelt met zijn eigen identiteit, willekeurig geweld neemt hand over hand toe. We koppelen even intense
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
als instabiele relaties aan een grote mate van verlatingsangst en zijn slaaf geworden van voortdurend wisselende begeertes en impulsen. Het resultaat is dat we ons nog nooit zo verlaten, ongelukkig en eenzaam hebben gevoeld. Hoewel ons land in de top staat van alle geluksstatistieken, is ook de graad van depressie, verzuring en ontevredenheid het hoogst. Mijns inziens heeft dit te maken met de artefact die bij mensen leeft, dat geluk valt af te meten aan materieel bezit. Dit is een broos geluk van een “groot ‘ik’ op een klein eiland”. Het zou een grote verbetering voor ons allemaal zijn, als we leren om een beetje ongelukkiger te zijn. Wat minder bezig zijn met materiele zelfverrijking en wat meer verantwoordelijkheid nemen voor onze medemens. ‘Hoe kan ik ervoor zorgen, dat die ander die mijn leven betekenis geeft, bij mij binnenkomt?’ Die ander lijkt ons nu alleen maar te storen in onze zelfgenoegzame cocon, zij laten ons een beetje ongelukkig zijn. We scoren 7.6 op de schaal van geluk, maar we willen nog meer. Hoe kunnen we naar 7.8? Nog meer bubbelbaden tot we vermosselen tot weekdieren? De eenzaamheid is reusachtig. Bijna een derde van de Nederlanders voelt zich sterk tot zeer sterk, sociaal eenzaam. Dat wil zeggen, dat zij een betekenisvolle relatie met een bredere groep mensen missen. De wereld wordt steeds mobieler en digitaler. Standvastige relaties houden geen stand. De duur van het huwelijk verkort jaarlijks. Kinderen groeien op in gezinnen die steeds veranderen. Hechting wordt het cruciale thema van de volgende generaties. Hechting bij kinderen bijvoorbeeld, is het bronvertrouwen dat een kind bij zijn ouders terecht kan, onder alle omstandigheden, ook als het niet goed gaat. En dat een ouder een kind kan terechtwijzen, zonder dat dit het graag zien in de weg staat. Dit is een groot probleem in deze tijd. Mensen durven hun kinderen nog nauwelijks tegen te spreken, omdat ze dan vrezen hun liefde te verliezen. We gaan steeds meer naar een situatie waarin samengestelde en pleeggezinnen en niet het primaire gezin de basis vormen. Dat wil niet zeggen dat we terug moeten naar het primaire gezin van de jaren vijftig van de vorige eeuw, maar wel dat we het kind meer centraal moeten plaatsen in de organisatie van het leven. Als er een generatie onveilig
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
gehechte kinderen de wereld in komt, krijgen we op psychologisch en sociologisch vlak een totale verbrokkeling. Onveilig gehechte mensen kunnen geen duurzame relaties aangaan. Niet in hun liefdesleven, niet met hun eigen kinderen en niet op hun werk. Zo gaan we meer en meer naar een samplemaatschappij toe. Er is geen generatieconflict meer. Kinderen beschouwen hun ouders als hun vrienden en blijven veel langer thuis wonen. Dit lijkt positief waar het om hechting gaat, maar dit is juist het probleem. Er moet een hiërarchisch verschil tussen ouder en kind zijn. Kinderen zijn vaak overmatig symbiotisch gehecht. We zien dat in verregaande mate in Japan, waar vooral de jongens tot hun dertigste thuis wonen. Ze zijn thuis in dat coconnetje, hun vrienden hebben ze via Facebook en ze gaan de wereld niet in. Onveilig gehecht zijn betekent ofwel naar het symbiotische streven, niet kunnen loslaten, heel angstig in die cocon blijven, ofwel breken, er niets mee te maken willen hebben. Beide fenomenen nemen toe. Ook geweld neemt hierdoor toe. Gewelddadigheid en agressie zijn weliswaar van alle tijden, maar de agressie van vandaag lijkt uit het niets te komen. De zinloosheid ervan is nogal typisch. Scheidsrechters bij voetbalwedstrijden die worden doodgeschopt, een gewone jongen die over straat loopt en plotseling mensen neersteekt. En wanneer men naar het motief vraagt, lijkt die er niet te zijn. Het gaat over het op het hoofd slaan van een oude man en niet eens zijn portefeuille afnemen. Dat soort criminaliteit lijkt typisch voor deze tijd te zijn. Maar waarom gebeurt dit? Het lijkt een soort zinloze leegte te zijn, het gemis aan sturing. de bronnen waaraan we ons vroeger vasthielden voor de opbouw van onze identiteit zijn opgedroogd. Wie wij waren, ontleenden we aan het beroep van onze vader, het dorp waarin we opgroeiden, het geslacht dat ons was toebedeeld, de sociale klasse waaruit we afkomstig waren en het geloof dat we koesterden. De mens was een verhaal, een schakel in een intergenerationele keten die ergens uit afkomstig was en iets had door te geven aan de wereld. Nu die verbindingen versnipperd zijn, rest een atomaire eenheid die zich illusoir in stand houden, zolang er succes is en er genoten kan worden. Als dat weg valt blijft er niets over.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Er vallen meer en meer mensen buiten de boot, ze blijken niet meer bestand tegen het systeem. Misschien is dat systeem au fond aan correctie toe. Misschien is de overmatige flexibiliteit die wij vragen, de productiecapaciteit die we steeds opdrijven, dat ambitieuze, materialistische denken dat van ons burgers wordt gevraagd, een probleem. Er is een economische wereldcrisis en wat is het antwoord? Meer van hetzelfde, langer werken, meer produceren, meer consumeren, meer in de ratrace meelopen. We zijn onze eigen identiteit verloren aan de collectieve drang naar materiele rijkdom, waarvan we hoopten dat deze juist onze identiteit zou versterken. Maar wanneer we alles dreigen te verliezen, blijkt ook van onze identiteit niets meer over te zijn en dwalen we als zombies rond in een ogenschijnlijk zinloze leegte en worden voedsel voor de psychiatrie. Het mag daarom duidelijk zijn, dat ook hier weer een causaal verband ligt. De verandering van de eisen van de maatschappij hebben ons in een neerwaartse spiraal gebracht. En door mensen, die de onderkant van die spiraal hebben bereikt, medisch te etiketteren, maken we van de neerwaartse spiraal een vicieuze cirkel, waarvoor we nu al enige tijd de rekening betalen. Hier ligt een enorme taak en investering voor de overheid te wachten, die daar echter doof voor lijkt te zijn. 6.4 Het digitale milieu. In zekere zin zijn alle mensen op de een of andere manier verbonden met elkaar. Door werk, familiebanden, vriendschapsrelaties, interesses of andere omstandigheden. Soms kiezen we daarvoor en soms niet, soms klikken relaties en soms niet. Tussen alle mensen op de wereld bestaat wel een directe of indirecte relatie of verbondenheid. Alleen al het feit dat we soortgenoten zijn, bevestigt dit. De huidige sociale media zoals Facebook, LinkedIn, Wikipedia en Hyves tonen aan, dat mensen continu bezig zijn om op de een of andere manier verbinding met elkaar zoeken. Dit kuddegedrag komt voort uit onze aangeboren angst om buiten de kudde te vallen. We nemen gedrag van elkaar over om zoveel mogelijk elkaars gelijken te zijn. Hoe meer
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
‘vrienden’, hoe beter. Vóór het digitale tijdperk zou het ondenkbaar zijn om duizenden vrienden te hebben. Een vriendenkring wordt bepaald door de sociale actieradius waarin ieder zich begeeft. Vroeger deed men er soms jaren over om een vriendschapsrelatie op te bouwen. Tegenwoordig is het een kwestie van een ‘muisklik’. Natuurlijk zijn deze twee soorten vriendschap onvergelijkbaar met elkaar, maar de sociale media bewijst wel dat er een enorme behoefte bestaat om onze horizon te verbreden waar het gaat om sociale contacten. beide soorten vriendschappen hebben zo hun voor- en nadelen. Fysieke relaties zijn sterker omdat men zich voor het ontstaan ervan, vaak nogal kwetsbaar en open moet opstellen. We willen de mensen die we thuis over de vloer krijgen wel kunnen vertrouwen. Uiterlijk speelt soms een rol, maar ook het milieu waarin wij en die ander leven. Ook verwachten we veel meer van vrienden die we persoonlijk kennen. Bijna iedereen kent het gedicht van Toon Hermans wel, dat begint met de regels: “iedereen heeft iemand nodig, stil en oprecht, die als het erop aankomt voor je bidt en voor je vecht…” In dit gedicht wordt in een paar zinnen verteld wat echte vriendschap inhoudt. Bij digitale vriendschappen gelden andere waarden: anonimiteit, afstand en kwantiteit in plaats van kwaliteit. Wanneer Toon Hermans een eeuw later zou zijn geboren, zou hij waarschijnlijk tot de volgende tekst zijn gekomen: “iedereen heeft iemand nodig, ver en onecht, die als je niet online bent, niets meer tegen je zegt…” Toch heeft kennismaken via het Internet ook voordelen. Zo gaan we bij fysieke ontmoetingen altijd af op de eerste indruk, vaak het uiterlijk. Hierbij wordt al voor een groot deel beoordeeld of we iemand leuk of interessant vinden. Contacten via het Internet worden echter beoordeeld op gemeenschappelijke interesses, meningen, dagelijks bezigheden, gezinssamenstelling of politieke voorkeur. Wanneer men zich via het Internet tot iemand aangetrokken voelt is dat vaak vanwege een bad, die niets met uiterlijkheden te maken heeft. Ik meen dat dit een positieve ontwikkeling is, omdat de race om het schoonheidsideaal al teveel invloed heeft op relaties, wat een ongezonde ontwikkeling is, omdat het alleen allerlei complexen, stoornissen en vooroordelen in de hand werkt.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Vaak worden relaties aangegaan op basis van uiterlijk, maar ze houden stand op basis van persoonlijkheid.
6.5 Milieu en criminaliteit. Het milieu waarin we opgroeien of leven heeft ook zijn effect op de keus voor een bepaald soort criminaliteit, als we ons daar al mee inlaten. Criminaliteit is niet inherent aan de lagere bevolkingsklasse. Er bestaan vele soorten criminaliteit die zeker te maken hebben met het milieu waarin we leven en de levensstandaard die we gewend zijn. Alleen dit feit geeft al te kennen, dat het milieu waarin we leven, een behoorlijke mate van invloed heeft op ons gedrag. Om dit te verduidelijken, zal ik aan de hand van enkele voorbeelden, de verschillen van crimineel gedrag en de koppeling aan het milieu waarin men leeft of is opgegroeid, in grote lijnen onderscheiden.
Witteboordencriminaliteit. Met witteboordencriminaliteit wordt bedoeld, het overtreden van de wet door mensen die een bepaalde machtspositie bekleden en daardoor of daarvoor de wet kunnen overtreden, zonder dat de kans dat zij daarvoor veroordeeld worden erg groot is. Soms kunnen zij zich beroepen op een bepaalde onschendbaarheid, zoals diplomaten, of wordt hen de hand boven het hoofd gehouden door anderen, die een grote mate van afhankelijkheid hebben bij zo iemand. Ook mensen die bovenaan de hiërarchische ladder van een bedrijf of instelling staan, kunnen veel macht en invloed uitoefenen om hun foute daden onder de pet te houden. Vraagtekens zetten bij de integriteit van zo’n persoon kan op vele manieren ‘gevaarlijk’ zijn. Omdat deze mensen altijd een voorbeeldfunctie hebben, waagt men het zelden om hen aan te spreken op hun gedrag. Er wordt te makkelijk van uit gegaan dat deze figuren volkomen integer zijn, omdat men anders zou moeten toegeven dat men hem of haar onterecht aan deze functie heeft geholpen. Daarnaast is het
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
zo, dat wanneer strafbare feiten, gepleegd door hoogwaardigheidsbekleders, toch naar buiten worden gebracht, hen hooguit een berisping, schorsing of ontslag wacht. De klokkenluider echter, die een dergelijke zaak aanhangig maakt, zal zijn leven (of wat daarvan overblijft) lang achtervolgd worden. Hij of zij komt nergens meer aan de bak en geniet op geen enkele wijze bescherming. er bestaat weliswaar sinds enkele jaren een zogenaamde ‘klokkenluiderregeling’, maar er zijn nu al teveel voorbeelden van, dat deze niet werkt. Witteboordencriminelen staan boven de wet en hoeven deze ook niet te vrezen. Het zijn de directeuren, rechters, officieren van Justitie, ministers, korpschefs van politie enzovoort, die deze groep criminelen vormen en bevestigen dat criminaliteit zich afspeelt in ieder milieu. Dat is wat criminaliteit zo beangstigend maakt. je kunt niet aan iemands uiterlijk of afkomst zien of hij wel of geen boef is. Zelfs de grootste moralisten bevolken de gevangenissen in ons land. Iedereen is in staat om een klein of zeer ernstig misdrijf te plegen, wanneer de omstandigheden maar zodanig zijn, dat men geen andere uitweg meer ziet, wil zien of kan zien. Een andere vorm van witteboordencriminaliteit is naar mijn mening (maar daar zullen weinigen het mee eens zijn) meer indirect. Het gaat hier dan om machtsmisbruik vanuit economische en samenlevingshiërarchieën. Ik heb het over de mensen die bestuursmatig de touwtjes in handen hebben en daar door middel van hun gedrag bij onderlinge relaties, misbruik van maken. Zij worden vaak beschermd door machthebbers bij de overheid, de Rechterlijke Macht en het bedrijfsleven. Bekende voorbeelden hiervan zijn de kindermisbruikers in de katholieke kerk en bij de jeugdzorg en de dominante leiders van onder andere de DSB (Dirk Scheringa) en de ABN-AMRO (Rijkman Groenink). Door hun machtsposities konden zij allen langdurig voorbijgaan aan de morele maatstaven van de samenleving, met grote groepen slachtoffers tot gevolg. ‘Zo werd ABN-AMRO na jarenlang strategisch gezwalk, machogedrag en geruzie aan de top, eind 2007 in drieën gesplitst. Uiteindelijk moest de bank, die ten onder dreigde te gaan, zelfs worden genationaliseerd. Ook de val van de DSB, die met haar risicovolle praktijken veel klanten
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
opzadelde met torenhoge schulden, ligt nog vers in ons geheugen. Beide banken hadden een grote gemene deler: ze werden aangestuurd door dominante leiders die geen tegenspraak dulden’ Aldus Wieke Scholten, organisatiepsycholoog bij De Nederlandse Bank, in een interview in Vrij Nederland (02-02-2013) Meestal resulteren deze vormen van criminaliteit in een parlementaire enquête en krijgen de daders er redelijk van langs, maar worden altijd afgedaan onder de noemer ‘onbehoorlijk bestuur’ en in de gevallen van eerder genoemde kindermisbruikzaken, bleek een openlijk excuus aan de slachtoffers al afdoende en werden er geen sancties toegepast. Banken, de katholieke kerk en de jeugdzorg worden als pijlers van de samenleving gezien en ondanks het feit, dat zij vele malen meer slachtoffers maakten, dan de gemiddelde crimineel, zal er nooit een van hen achter de tralies verdwijnen. Klassenjustitie is ook in Nederland alom aanwezig. Ik schrijf dit boek echter niet om boeven op te sporen, maar om de oorsprong van ongewenst gedrag te vinden, opdat we dit op een humanere en doeltreffender manier kunnen bijsturen. Ik wil hiermee alleen duidelijk maken, dat crimineel en ander ongewenst gedrag in alle lagen van de bevolking voorkomt. Personen die zich door hard werken tot op het hoogste niveau hebben gebracht, worden continu achtervolgt door het idee, dat men vanaf de top alleen nog maar kan ‘vallen’. Daarnaast is er niemand die hen controleert. Althans, zolang alles goed gaat. Dominantie is voor hen vaak het enige middel dat zij tot beschikking hebben, om hun positie te behouden. Morele criminaliteit. Wie kent hem niet, de man die van de rijken stal en de buit verdeelde onder de allerarmsten? Hét voorbeeld van morele criminaliteit. Volgens de wet was hij strafbaar, maar de meeste van ons zullen toch een bepaalde sympathie jegens deze boogschutter koesteren. Het verhaal van Robin spreekt ons niet voor niets zo aan. Het feit dat het verhaal slechts fictief is, zorgt ervoor dat we dat ook openlijk durven toegeven.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Maar hoe staat dat met de enkeling die werkelijk voor jaren in de gevangenis belandt omdat hij of zij geweld pleegde om een groter geweld te voorkomen? In die gevallen denken en voelen we meestal iets anders dan we openlijk uitspreken. De wetgeving voorziet niet in het voorkomen van geweld als dit geweld niet direct wettig en overtuigend bewezen kan worden. Daders worden in zulke gevallen in Nederland nog steeds meer beschermt dan slachtoffers. Er bestaat niet zoiets als preventief contactverbod voor burgers en wat doe je dan als je kinderen worden mishandeld of misbruikt en je kunt dat niet aantoonbaar maken? dan wordt je persoonlijke moraliteit en moed aangesproken en op de proef gesteld. Er zijn talloze van deze voorbeelden denkbaar waarbij je gevoel kan zeggen, dat je het recht in eigen hand moet nemen. Dan bepaald niet de wet, maar je karakter of je optreedt of niet. Daar heeft het milieu waarin je leeft of bent opgegroeid nog maar weinig invloed op. Emoties als machteloosheid bepalen dan je handelingen.
Crime passionel. We kennen dit fenomeen vooral uit de vele films, romans en televisieseries. De jaloerse echtgenoot die zijn vrouw om het leven brengt, omdat hij niet kan verteren dat zij zich intiem inlaat met een ander. Je zult echter nog verbaast zijn over het aantal gevallen in de praktijk waarbij ditzelfde motief voor een moord wordt gegeven. Dit gebeurt niet altijd in een opwelling. Er zijn veel zaken bekend waarbij de dader van een crime passionel zijn daad uitvoerig voorbereidde. Er worden bij deze daders een scala aan etiketten opgeplakt, variërend van narcisme, bezitterigheid en verlatingsangstig tot koelbloedige moordenaar, psychopaat en borderliner. Wanneer we de behandeling voor de rechtbank van deze zaken naast elkaar leggen, lijken de rechters er maar geen vinger achter te kunnen leggen. De wetgeving voorziet niet in de term ‘crime passionel’ als verzachtende omstandigheid en dus hangt het vonnis af van de verbale uitleg die de dader eraan geeft, wat de rechter als straf oplegt.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
het mag duidelijk zijn, dat de daders van dit soort criminaliteit lijden aan een ernstige stoornis ten aanzien van gehechtheid en dat zij in hun ontwikkelingsfasen ernstig geblokkeerd zijn.
Praktijkvoorbeelden van milieu gerelateerde criminaliteit; Zaak A: Joop K. is een 41-jarige man, die las ‘reiziger’ is opgegroeid op verschillende woonwagenkampen. Het milieu waarin hij opgroeide was er een van: ‘niet zeuren, maar knokken’. Emoties tonen was er een teken van zwakte die steevast werd afgestraft met een pak slaag. Hier gold het recht van de sterkste. Naar school gaan was er niet bij en zodra Joop kon lopen werd hij door de andere bewoners van het kamp meegesleurd in allerlei handeltjes die het daglicht niet konden verdragen. De waarde van iedere kampbewoner werd bepaald door de materiele bezittingen en de mate van assertiviteit en agressie. Net als ieder mens had ook Joop een natuurlijke behoefte om door anderen gewaardeerd te worden en dus paste Joop zich geheel aan het milieu waarin hij opgroeide aan. Toen Joop op een kwade dag belazerd werd bij een drugsdeal, moest hij zijn eer en status en die van de familie verdedigen door een statement te plaatsen, om niet als zwakkeling van de ‘kudde’ waartoe hij behoorde, te worden uitgekotst. Joop nodigde de man die hem bij de deal had bestolen, uit in zijn woonwagen en bond hem vast op een stoel. Hij zaagde met een kettingzaag het hoofd van zijn opponent af, waarna hij de rest van het lichaam in stukken zaagde, in het beton goot en dumpte in een rivier. Na zijn arrestatie werd Joop gekenmerkt als psychopaat, zonder dat er überhaupt een persoonlijkheidsonderzoek aan vooraf was gegaan. Joop zou niet te helpen zijn en dus kreeg hij vijftien jaar gevangenisstraf opgelegd. In 2016 komt Joop op vrije voeten, zonder dat men ook maar enige moeite heeft gedaan om recidive te voorkomen. Ik heb vele uren met Joop doorgebracht en gesproken, waarbij hij heel goed kon vertellen
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
wat er aan hem mankeerde. Hij wist alleen niet, hoe en wat er veranderen moest. Hij deed immers wat hem altijd geleerd was.
Zaak B: Mark is keurig opgevoed en verkeerde zijn leven lang (hij is nu vijftig jaar) in kringen van hoog aanzien. Mark geloofde heilig in het goede van de mens en was ook nooit echt door iemand benadeeld. Hij zat goed in zijn geld en het leven lachte hem toe. Mark verafschuwde geweld en was een man van de dialoog. na een gestrand huwelijk van achttien jaar werd mark tot over zijn oren verliefd op een 21-jarige Thaise prostituee. Hij voelde weinig weerzin ten aanzien van haar beroepskeuze, maar slechts compassie vanwege het feit dat zij deze keus had moeten maken. mark overlaadde zijn nieuwe liefde met peperdure cadeaus en liefde. mark was een modelburger met een bovengemiddeld intelligentieniveau, die geen vlieg kwaad deed. Hij was ook heel naïef en had niet door dat zijn nieuwe partner een op geld beluste jonge vrouw was, die hem als een welkome ‘melkkoe’ zag. Mark was door zijn goedaardige karakter een gemakkelijk slachtoffer en gaf haar alles om zijn liefde te bewijzen. Zijn laatste cadeau aan haar was een nieuwe auto. De dame van lichte zeden nam de auto in ontvangst met de woorden: ‘bedankt lieve Mark, ik ben er erg blij mee, maar nu heb ik een andere vriend, die mij meer te bieden heeft’. Alle stoppen sloegen door bij Mark. Hij kocht een pistool, ging naar het bordeel waar het meisje werkte en schoot het hele magazijn op haar leeg. Ze overleefde de aanslag niet. Mark werd verminderd toerekeningsvatbaar bevonden en kreeg vijftien jaar gevangenisstraf. Ook met Mark heb ik vele uren doorgebracht en gesproken. Zelfs na twee jaar gevangenisstraf te hebben uitgezeten ging het er bij hem nog niet in, dat hij zo’n zware straf had gekregen, voor iets waar hij in zijn opinie eigenlijk helemaal geen schuld aan had. Mark zag zichzelf als slachtoffer van iemand, die willens en wetens misbruik maakte van zijn goedheid. Mark komt vrij in 2021, maar betwijfelt of hij nog zolang wil leven met het onrecht dat hem is aangedaan. Mark krijgt nauwelijks hulp of
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
therapie om met dit soort emoties om te gaan. Zijn wrok tegenover de Rechterlijke Macht groeide echter met de dag. Naar mijn mening is in alle twee de zaken sprake van een inzichtelijke dwaling geweest. In beide gevallen was de daad het gevolg waarvan de oorzaken in de voorgeschiedenis en of levensloop lagen. Er was geen sprake van geldelijk gewin, maar een reactie die in feite natuurlijk was, gezien de opvoeding, ervaringen, coïncidentie en de emoties die daaruit voortkwamen. Joop reageerde vanuit de natuurlijke drang om niet verstoten te willen worden door zijn familie. Hij had altijd geleerd om keihard op te treden zodra de eer van hem en zijn familie bedreigd zou worden. Joop deed wat hem te doen stond, volgens het milieu waarin hij opgroeide. Er zou heel wat voor nodig zijn om Joop te heropvoeden, maar volgens de wetenschap is dit niet onmogelijk. Wanneer Joop zijn straf heeft uitgezeten, wordt hij weer op straat gezet en is bevestigd, dat het leven voor hem is en zal blijven, wat het altijd is geweest. Bij de vele gesprekken die ik met Joop had, is mij een ding duidelijk geworden: Joop is in zijn hart een heel gevoelige jongen. Soms huilde hij omdat het even niet goed liep in de relatie met zijn vriendin. Joop had helemaal niets in de gevangenis of daarbuiten. Geen geld, geen spullen, geen vrienden, geen warmte en vooral geen goed voorbeeld. Toch was hij altijd in staat om dingen te regelen zoals koffie, suiker of melk. Niet voor zichzelf, maar voor anderen die ook niets hadden. Ook kwam hij regelmatig met kleine presentjes aanzetten, bij mij of andere mensen. Die had hij verkregen door ruilhandel te doen of door uiting te geven aan zijn creativiteit in het knutselen, als de inrichting hem die mogelijkheid bood. Joop vroeg daar nooit iets voor terug. Het was zijn blijk van waardering voor de tijd die enkele mensen namen om even naar hem te luisteren, zonder hem direct te veroordelen. Joop was gewoon in het verkeerde nest geboren. Bij Mark was het precies andersom. Mark had een (over) beschermd leven gehad, zonder enige echte hindernis te hoeven nemen. Financieel kon hij zich redelijk veel veroorloven en daar had hij ook altijd hard voor
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
gewerkt. Mark was ook niet te beroerd om zijn geluk en rijkdom te delen met anderen en er ook de persoon niet naar, om anderen te veroordelen voor de keuzen die zij maakten. Mark leefde op een roze wolk en zag de wereld door een roze bril. Dit was zijn reële wereld. Toen zijn grote liefde hem dan ook keihard op zijn hart trapte, was Mark op slag mark niet meer. Hij ging over op de automatische piloot, die werd bestuurd door ongeloof en emotionele machteloosheid, paniek en diep gevoel van verraad. Gevoelens die hij niet kende en dus ook nooit had leren beheersen. Ik leerde mark kennen, toen hij al anderhalf jaar van zijn straf had uitgezeten en waar ik ook over sprak met hem, het onderwerp van gesprek veranderde altijd binnen vijf minuten in een uitbarsting van ongeloof bij hem, over het feit dat de Rechtbank hem vijftien jaar celstraf had opgelegd. Mark was zich er terdege van bewust, dat hij iets verschrikkelijks had gedaan, maar voor zijn gevoel had de Rechtbank niet begrepen wat de Thaise hem had aangedaan. Hij vergeleek zijn zaak ook voortdurend met andere moordzaken zoals die van Bob Hendriks, die zijn vrouw wurgde met een hindenriem, vanwege het feit dat deze vrouw geen geld meer had tijdens een vakantie in Oostenrijk. Of die van Jasper van Amstel, de voormalige directeur van stadion Gelredome in Arnhem, die zijn vrouw neer knuppelde in haar slaap en haar vervolgens verstikte met een kussen. Beiden kregen ‘slechts’ twaalf jaar gevangenisstraf. Mark was stellig van mening, dat dit niet in verhouding stond met zijn straf en de motieven die achter de drie misdaden schuilde. Helaas voor Mark (en waarschijnlijk vele anderen) hebben rechtbanken en zelfs de psychologen en psychiaters weinig notie van de werking en ontwikkeling van het menselijke brein. Psychologie is voor hen nog steeds filosofie, terwijl de wetenschap allang zover is, dat de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van de psychologie, deze wetenschap hebben verheven tot de neurologie. Kortom, gedrag van mensen wordt veel meer bepaald door de ontwikkeling van het brein dan tot voor kort werd aangenomen. Dit houdt in, dat ook gedragsveranderingen te realiseren zijn middels hersenonderzoeken en therapieën die aansluiten bij de conclusies van dergelijke onderzoeken. De motieven waarom de Rechtelijke Macht tot op heden weigert te kijken naar de recente
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
ontwikkelingen op het gebied van gedragswetenschap, zijn mij geheel onduidelijk en niet uit te leggen.
‘Het motief alleen maakt de waarde uit van daden der mensen en de belangeloosheid geeft ze hun edelste glans’. (Jean de la Bruyère).
Vergelding is een ander woord voor wraak en past mijns inziens überhaupt niet bij de gedachten achter welk rechtssysteem dan ook. Het is een anachronisatie, die allang had moeten worden omgezet in het categorisch imperatief dat een helend karakter geeft aan het strafrechtsysteem. Vergelding in het strafrecht is een verkapte vorm van recht in eigen hand nemen, vanuit wraakzucht. Vergelding als genoegdoening is geen deugd, maar een eigenschap die niet past binnen de gewenste maakbare samenleving. Door delinquenten puur en alleen gevangenisstraffen op te leggen, komen we weliswaar tegemoet aan de roep vanuit de samenleving om vergelding, maar ik meen dat het behoorlijk abject is om de samenleving door deze tegemoetkoming een plek te geven of beter gezegd de functie toe te schrijven van graadmeter voor vergelding, zonder hen te overtuigen van de werkelijke oorzaken van gedrag.
‘De morele beoordeling van mensen en dingen is een troostmiddel voor lijders, onderdrukten en innerlijk gekwelden: een soort wraakneming’. (Friedrich Nietzsche).
De wraakzucht die schuilgaat achter ons strafrechtsysteem is niets minder verwijtbaar dan het gedrag van criminelen. Niets minder verwijtbaar, maar ook niets minder begrijpelijk. We zijn allemaal mensen die zich soms teveel laten leiden door emoties en/of ervaringen. Wanneer we er echter goed bij stilstaan, geven we er een signaal mee af, even niet met bepaalde omstandigheden om weten te gaan. De oerbedoeling
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
van kuddes, zoals mensen die vormen, is dat we elkaar helpen door het goede voorbeeld te geven in plaats van elkaar uit te sluiten of nog erger, op te sluiten. Natuurlijk zullen er altijd criminelen blijven, die onomkeerbaar zijn in hun gedrag. dit heeft echter ook altijd een causaal verband met hun levensloop en soms zelfs die van hun voorouders. daar moeten we de samenleving wel degelijk tegen beschermen. maar ook voor die mensen geldt, dat ook dit mensen blijven en recht moeten houden op een menswaardig bestaan, al is dit binnen hoge muren.
‘Het is niet de wijze van denken van de mens die zijn leven bepaalt, maar zijn wijze van leven, die zijn denken bepaalt’. (Karl Marx).
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
7. Het geheugen. 7.1 Stoornissen in het geheugen. In de jaren tachtig van de zeventiende eeuw, maakte neuroloog Sergei Korsokov, die in 1888 aantrad als geneesheer-directeur van een psychiatrische kliniek in Moskou, furore met zijn onderzoek naar een serie casussen over de geheugenstoornis, die later zijn naam zou krijgen. het ging hier om een uiterst selectieve stoornis: sommige geheugenfuncties waren volledig uitgevallen terwijl andere nog goed functioneerden. Sommige van zijn patiënten konden zeer ingewikkelde processen tot in detail uitleggen, maar wisten niet meer wat zij die ochtend gegeten hadden. De vaktermen ‘semantisch geheugen’ en ‘autobiografisch geheugen’ kende men in die tijd nog niet, maar Korsokov’s observaties wezen al uit dat er een type geheugen bestaat waarin kennis van feiten en betekenissen liggen opgeslagen en dat dit geheugen relatief gespaard kan blijven, terwijl het geheugen voor de eigen ervaringen onherstelbaar beschadigd is. Karsakov ontdekte ook, dat een van zijn patiënten, een 46-jarige dame, die door tyfus een ernstige geheugenstoornis had opgelopen, haar man ervan begon te verdenken dat hij verhoudingen had met andere vrouwen. Uit details in haar beschuldigingen kon haar man opmaken, dat ze zich overspelige scènes in romans, die ze jaren geleden gelezen had, nu ‘herinnerde’ alsof die zich in haar eigen leven hadden afgespeeld. Karsakov constateerde dat bij sommige geheugenstoornissen flarden in het bewustzijn opduiken die de patiënt niet met de juiste oorsprong kan verbinden. Ook nu nog, zijn het vaak ziekten, syndromen en letsels die duidelijkheid verschaffen over verschillen tussen de uiteenlopende soorten geheugenprocessen in ons brein. Andersom is onderzoek naar geheugens die juist beter dan normaal functioneren veel zeldzamer. Een uitzondering daarop is het verhaal van de nu 49-jarige Jill Price uit Amerika. Deze vrouw leek na vijf jaar psychologisch en neurologisch onderzoek te beschikken over een
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
absoluut geheugen. Ze was in staat om elke dag, vanaf haar veertiende jaar, te onthouden. Ze wist van elke willekeurige datum te vertellen wat er op televisie was geweest, wat er in televisieseries had afgespeeld, wat ze verder op die dag deed, op welke data alle paasdagen waren gevallen enzovoort. Over de willekeurig geprikte datum 27 april 1994 vertelde ze dat het een woensdag was, dat ze naar Florida was overgekomen omdat haar oma op sterven lag, dat ze de maandag ervoor was aangekomen en dat in het weekend ervoor Nixon stierf. Maar net zo eigenaardig is dat Price geen enkele beheersing over haar geheugen heeft. Zo kon ze nauwelijks dingen uit haar hoofd leren. Het bleek dat zaken binnen haar interesses moeten bewegen. Daarbuiten heeft ze soms juist een slechter geheugen dan gemiddeld. Price beschrijft haar leven als een ‘split-screen’. Ze leeft in het nu, maar vele malen per dag dringen zich herinneringen op aan iets wat misschien twaalf jaar geleden gebeurde en die met zoveel detail en levendigheid verschijnen, dat ze even realistisch lijken als wat ze op dat moment werkelijk beleeft. Niets wil echt vervagen in haar geheugen. James McGaugh, geheugenonderzoeker aan de University of California Irvine, die Price al die jaren met zijn collegae onderzocht, heeft de conditie van het geheugen van Price, ‘hyperthymetisch syndroom’ genoemd, een ziekelijke overmaat aan geheugen. Net als van de geheugenstoornissen waarmee de namen Korsakov en Alzheimer zijn verbonden, valt er van het geval van Price iets te leren. Vergeten is niet een tekortkoming van het autobiografische geheugen, vergeten is noodzakelijk voor het behoud van je geestelijke gezondheid. Ons geheugen kan worden onderscheiden in vijf soorten. Het opslaan van informatie of gegevens volgt verschillende trajecten. Zo zorgt het ‘episodisch geheugen’ voor de reconstructie van gebeurtenissen. Het ‘semantisch geheugen’ zorgt voor onpersoonlijke feitenkennis. Het ‘werkgeheugen’ draagt zorg voor het kort onthouden van informatie. Het ‘procedureel geheugen’ zorgt voor de lichaamsfuncties en het ‘impliciet geheugen’ is er voor onbewuste herinneringen.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Het biografische geheugen bepaald de mate waarin het episodische geheugen accuraat is. Zo zal bij Alzheimerpatiënten waarbij het biografische geheugen geheel of gedeeltelijk vervaagt, zo goed als alle accuratie van het episodische geheugen missen. Echter zullen patiënten die lijden aan het hyperthymetisch syndroom en dus een (bijna) feilloos biografisch geheugen hebben, gebeurtenissen en ervaringen volledig realistisch kunnen reconstrueren. Tussen deze twee gradaties van het geheugen zitten ontelbare tussengradaties waarvoor de juiste vorm of gradatie geen wetenschappelijke maatstaf bestaat. het meest wenselijke zou zijn, wanneer herinneringen die een negatieve invloed op ons brein of onze persoonlijkheid hebben, zoveel mogelijk vergeten kunnen worden en herinneringen of ervaringen die juist een constructief effect op ons hebben, altijd herinnert kunnen worden. Helaas is de werkelijkheid, dat juist traumatische ervaringen het langst bijblijven en een eigen weg gaan leiden in ons brein. Ze tasten bepaalde vaardigheden zoals compassie of empathie aan, maar ook het mededogen. Dit kan er weer toe leiden dat men sneller emotioneel of juist apathischer wordt, dat men meer of minder meelevend wordt of zelfs sneller overgaat tot crimineel gedrag. het mag duidelijk zijn dat iemand die bijvoorbeeld het vermogen mist om zich in te leven in de gevoelens van anderen en tegelijkertijd kampt met onverwerkte traumata, minder prikkels nodig heeft om een bepaald delict te plegen, dan iemand die geen ellendige ervaringen heeft en juist een groot empathisch vermogen. De vraag is, of we iemand dit verschil mogen aanrekenen?
Anosmie Anosmie is een reukstoornis waarbij het vermogen om te ruiken ontbreekt. Er is opvallend weinig onderzoek naar deze beperking gedaan, omdat dit een zogenaamde onzichtbare beperking of handicap is. Opvallend is wel, dat mensen die lijden aan anosmie, veel problemen ondervinden met zowel het werkgeheugen als het lange termijn geheugen.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
7.2 Emoties verbeteren ons geheugen. De amandelkern is een hersenkern die vastzit aan de hippocampus. Dat is niet zonder reden. Terwijl de hippocampus verantwoordelijk is voor het opslaan van nieuwe informatie, bepaalt de amandel met welke emotionele waarde we die informatie opslaan en daarmee, hoe goed we die nieuwe gegevens in ons geheugen verankeren. Uit ervaring weet je dat feiten die een belangrijke emotionele waarde voor je hebben, aanzienlijk beter in je geheugen worden opgeslagen dan neutrale evenementen. Dat is geen toeval, want dergelijke gebeurtenissen zullen waarschijnlijk belangrijke informatie bevatten, zodat we ervan kunnen leren. Dit is ook in het volgende onderzoek aangetoond; Tien vrouwelijke proefpersonen werden in dit onderzoek betrokken. De wetenschappers hadden besloten om alleen vrouwen in dit onderzoek te betrekken omdat vrouwen aantoonbaar meer intense emotionele ervaringen rapporteren dan mannen en meer lichamelijke verschijnselen vertonen wanneer ze dergelijke intense ervaringen beleven. De tien vrouwen werden zesennegentig scènes getoond van de test die vaak gebruikt wordt om emotionele reacties bij proefpersonen op te roepen, de International Affective Picture System (IAPS). Deze plaatjes vertonen afwisselend nare, vrolijke en neutrale scènes. De proefpersonen moesten hierbij aangeven hoe sterk de emotie was die het betreffende plaatje opwekte. Tegelijkertijd werd hun hersenactiviteit in een scanner gemeten. Drie weken later werden hun dezelfde zesennegentig foto’s getoond, maar nu aangevuld met achtenveertig nieuwe van soortgelijke taferelen, waarbij de vrouwen moesten aangeven of ze het plaatje eerder hadden gezien en hoe zeker zij daarvan waren. De plaatjes werden in willekeurige volgorde vertoond. Tijdens de eerste sessie, toen de proefpersonen de taferelen voor het eerst zagen, werd de amandel actief, waarbij de mate van activiteit was gekoppeld aan de mate van emotionele lading die de plaatsjes voor de proefpersonen hadden. Toen drie weken later de scan werd herhaald tijdens het vertonen van de honderdvierenveertig plaatjes, viel op dat de vrouwen de plaatjes die hen de eerste maal het meest hadden aangegrepen, het best hadden onthouden. Hoe groter de activiteit in de amandel was geweest ten tijde
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
van de eerste sessie, des te beter ze de plaatjes herkenden. De conclusie is, dat we beter onthouden wanneer we iets meemaken wat ons raakt en nu weten we ook waarom. Toegenomen activiteit in de amandel is de reden waarom je nog precies weet waar je was, toen Pim Fortuin werd vermoord of waar je, je op 11 september 2001 bevond. We slaan onze informatie op in de hippocampus, maar de amandel die onze emotionele reacties op onze omgeving bepaalt, maakt uit hoe goed we die informatie opslaan. Eenmaal opgeslagen in ons geheugen, gaan die ervaringen medebepalend worden voor onze keuzen die op enigerlei wijze verband houden met deze herinneringen. Ze worden een deel van onze overwegingen. Wat eenmaal permanent in de schors van onze hersenen ligt opgeslagen, blijft daar. Je herinneringen zijn daar niet gemakkelijk uit te verwijderen. Daar zijn ernstige letsels voor nodig, zoals infarcten of bloedingen. De gegevens die in de hippocampus, je tijdelijke opslagdepot, bewaard worden, bevinden zich in een kwetsbaardere situatie. Een flinke klap op het hoofd, die tot een hersenschudding leidt, kan al aardig wat van de daar bewaarde herinneringen verloren doen gaan. Maar de hippocampus is niet alleen gevoelig voor ongelukken. Ook de normale processen in het leven, zoals veroudering, laten hem niet onberoerd. De tijdelijke opslagruimte is duidelijk niet voor de eeuwigheid gebouwd: het depot begint al vanaf de vroege volwassenheid haarscheurtjes te vertonen. De capaciteit om nieuwe informatie op te slaan, neemt gestaag af van het dertigste en schrompelt ineen vanaf het zeventigste levensjaar. Terwijl onze algemene intelligentie, concentratie, aandacht en reactietijd tot op hoge leeftijd intact blijven, neemt de capaciteit om nieuwe informatie op te nemen op veel jongere leeftijd al af. Anders gezegd, de veroudering van de hersenen begint bij de hippocampus. Met de wetenschap dat ervaringen medebepalend zijn bij onze keuzen en tevens dat hoe ouder we worden, hoe meer het vooral de ervaringen zijn die grote indruk op ons hebben gemaakt en die in de amandel zijn opgeslagen, kunnen we concluderen dat het op latere leeftijd juist de ervaringen zijn die we bewust en onbewust laten meewegen in onze keuzen.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Emotionele ervaringen liggen dus sterker in ons geheugen vastgelegd, waaruit we kunnen opmaken, dat zij meer bij onze overwegingen betrokken worden. We hebben al kunnen lezen, dat een herhaling van gebeurtenissen ook bijdraagt aan de verankering ervan in het geheugen. Hierdoor komt het, dat traumatische ervaringen vaak oorzaak zijn van crimineel of ongewenst gedrag. Gevolgentrekkingen worden minder rationeel en meer emotioneel. Wanneer iemand daarom ongewenst gedrag vertoond (heeft), is het logisch dat we herhaling niet voorkomen door straf, omdat dit alleen bijdraagt aan een nog grotere opeenstapeling van nare ervaringen en daarmee recidive slechts in de hand werken. Daarom is het van groot belang, dat we de oorzaken opsporen van ongewenst gedrag. Oorzaken die vastgelegd zijn in de amandelkern, in ons brein.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
8. De vrije wil.
8.1 Evolutie van de vrije wil. We begonnen onze zoektocht naar de oorzaken van gedrag bij de Sahelantropis die ongeveer vijf miljoen jaar gelden leefden en die we beschouwen als onze voorouders. Daarna heeft de mens een enorme evolutie doorgemaakt, die zijn oorsprong vond in het eerste gebruik ban de mentale flexibiliteit. Instinctief gedrag maakte langzaam maar zeker plaats voor overwegingen bij de keuzen van ons gedrag. De vrije wil was geboren! Omdat het gebruik maken van de mentale flexibiliteit een evolutionair proces was, zal men zich er in die tijd niet zo bewust van zijn geweest welke impact dit kon hebben op het individuele en collectieve leven van de mens, maar de race om verbetering van de levensstandaard vond zijn aanvang. Men moest door vallen en opstaan, door ervaringen, leren wat goed en wat minder handig was om te doen of te laten. De tot dan toe opgedane ervaringen waren het enige ‘handboek voor juist leven’. De vrije wil was vanuit dat oogpunt een nogal beperkt begrip, en dat is het nog steeds. Wanneer een Sahelantropis een soortgenoot een boom zag omduwen om zo bij een andere boom met vruchten te kunnen komen, zal hij dit gedrag zeker hebben nagebootst, wanneer hij zag dat zijn soortgenoot succesvol was in het bemachtigen van de vruchten. Maar als de soortgenoot, de omgeduwde boom als brug beklom en deze boom was afgebroken, waardoor zijn hij te pletter sloeg, zal de eerste dit niet zo snel opnieuw proberen. De vrije wil van de Sahelantropis in kwestie, wordt hier dus duidelijk beïnvloedt door de mate van succes bij de pionier, door het toeval dat hij getuige was van de gewaagde actie van zijn soortgenoot, door de mate van signaalstoffen in zijn brein zoals serotonine en acetylcholine en zijn intelligentieniveau. Tegenwoordig worden we dagelijks blootgesteld aan een veelvoud van nieuwe ervaringen, informatie, gebeurtenissen enzovoort. Al deze zaken
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
zijn medebepalend voor de mate van onze zogenaamde vrije wil. Alles moet sneller, productiever en volgens steeds meer wetten en regels gebeuren. We moeten steeds meer dingen tegelijk en dus ook veel meer keuzen maken. wat houdt de vrije wil dan eigenlijk nog in? Onze hersenen raken overbelast waardoor allerlei depressies en stoornissen op de loer liggen, die nog meer invloed uitoefenen en beperkingen geven op die zogenaamde vrije wil. In het Italiaanse Parma ontdekte neurofysioloog Giacomo Rizzolatti in 1981 al, het bestaan van ‘spiegelneuronen’ in de hersenen. Deze neuronen vertonen net zoveel activiteit als de persoon handelingen of emoties bij iemand anders waarneemt, als wanneer hijzelf iets doet of voelt. deze ontdekking betekent veel voor het wetenschappelijk denken over aanleren, emoties, inlevingsvermogen en zelfbewustzijn, maar maakt tevens duidelijk, dat handelingen en emoties bij anderen evenveel effect hebben op de toestand van ons brein als die van onszelf en daardoor ook evenveel invloed kunnen hebben op onze vrije wil. het inlevingsgevoel kan hierdoor een gedragsbepalende factor zijn. Wanneer we de geschiedenis van het hersenonderzoek vanaf de vijftiende eeuw bekijken, wordt duidelijk dat iedere ontdekking ons meer en meer verteld dat onze vrije wil beïnvloed en gekleurd wordt door onze levensloopervaringen die ons brein in het geheugen opslaat. Zo zette Thomas Willis in 1664 als professor in Oxford een grote stap voorwaarts, door de werking van zintuiglijke prikkels in verband te brengen met een netwerk van hersenstructuren. Deze prikkels komen volgens Willis binnen via de zenuwbanen in het ruggenmerg en gaan uiteindelijk naar de cortex om daar te worden verwerkt en opgeslagen in het geheugen. In 1791 ontdekte de Italiaanse natuurkundige Luigi Galvani, door in experimenten met dode kikkers, door middel van kleine stroomimpulsen de pootjes te laten bewegen, dat elektriciteit de basis is van alle zenuwactiviteit.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
In 1850 meet de Duitse natuurkundige Hermann von Hemholtz, de snelheid van de geleiding door de zenuwen. In 1889 publiceerde de Spaanse Histoloog Santiago Ramon y Cajal zijn beroemde neurondoctrine, waarin hij betoogt dat zenuwcellen onafhankelijke elementen zijn en de basis vormen van de hersenen. Hij beschrijft later ook hoe neuronen met elkaar communiceren. De Amerikaanse filosoof William James publiceert in 1890 zijn alom geroemde werk ‘The Principles of Psychology’, waarin hij een mooie beschrijving geeft over zijn inzicht in de aard en het gedrag van de mens. Ook de wereldberoemde zenuwarts Sigmund Freud draagt zijn steentje bij met zijn in 1899 gepubliceerde ‘Die Traumbedeutung’, waarmee hij de grondslag legt voor de psychoanalyse, een vorm van psychotherapie waarbij ervaringen en emoties worden gekoppeld aan gedrag, een therapievorm die nog steeds wordt toegepast. In 1914 isoleerde de Britse natuurkundige Henry Hallet en de DuitsAmerikaanse farmacoloog Otto Loewi, acetylcholine. Dit is de ontdekking van de neurotransmitters (signaalstoffen) in de hersenen. Neurotransmitters spelen later een cruciale rol in hersenonderzoek en, zo is gebleken, bij de bepaling van gedrag. In 1924 maakt de Duitse neurowetenschapper hans berger het eerste electro encefalogram (EEG) van het menselijke brein. Hij beschrijft ook als eerste de verschillende ritmes en golven in de hersenen en hij wordt gezien als de ontdekker van de ‘alfa-hersengolven’. In zijn vervolgonderzoek bestudeert en beschrijft Berger ook de verschillen in de EEG’s bij mensen met epilepsie, depressies en dergelijke aandoeningen. EEG’s spelen sindsdien een grote rol in de neurowetenschap. De Australische psychiater John Cade ontdekt in 1949 dat de stof Lithium een gunstige invloed heeft op het ziektebeeld van manisch depressieve patiënten. Hij geldt als de ontdekker van het eerste medicijn tegen ernstige geestelijke aandoeningen.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
De Amerikaan Fred Cage publiceert in 1998 een geruchtmakend artikel waarin hij voor het eerst beschrijft hoe er ook in het brein voortdurend nieuwe cellen worden aangemaakt. Deze ontdekking heeft verstrekkende gevolgen omdat daarmee voor het eerst duidelijk wordt, dat het brein geen statisch, maar een plastisch orgaan is, dat gedurende het hele leven aan verandering onderhevig is. Dit verklaart ook waarom het mogelijk is dat ons gedrag veranderd. Al deze ontdekkingen hebben een ding gemeen: ze verklaren hoe in- en externe factoren ons brein kunnen vormen. Omdat datzelfde brein eveneens de keuzen voor ons gedrag bepaald, kunnen we daarom stellen, dat de in- en externe factoren via ons brein, ons gedrag bepaald en we dus niet kunnen spreken van een honderd procent vrije wil.
8.2 Emoties en de vrije wil. Keuzen maken we onder andere ook op basis van de te verwachten beloning of straf. Beloningen zijn vaak, maar zeker niet alleen, gekoppeld aan zintuiglijke prikkels, zoals smaak, reuk, gevoel, geluid en zien. Zeker bij de mens hebben beloningen ook een meer abstracte vorm, zoals complimenten, geld, macht en aanzien. Beslissen wat je gaat doen, wordt mede bepaald door de beloning of straf die je verwacht als gevolg van de gemaakte keuze. We nemen onze beslissingen dus mede in anticipatie op de beloning, zelfs al ligt die niet in het onmiddellijke verschiet. Hetzelfde, maar dan omgekeerd, geldt voor het vermijden van straf als medebepalende factor in onze keuzen. Zo zul je in jouw beslissingen proberen pijn, schaamte, verdriet en verlies te voorkomen. Voordat we überhaupt kiezen, moeten we echter weten wat een beloning of straf is en wat niet. Want als we dat niet voelen, valt er niets te kiezen. De beloningswaarde is echter niet alleen afhankelijk van de prikkel zelf. de waarde hangt ook af van de staat waarin we verkeren. Zo zal de
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
betekenis van bijvoorbeeld chocolade als beloning afhangen van je voedingstoestand. Heb je net uitgebreid gegeten, dan zal de chocolade, hoe lekker ook, een geringere beloningswaarde hebben dan wanneer je langdurig niets gegeten hebt. En andersom: de kwaliteit van het stuk chocolade is vast niet zo belangrijk als je rammelt van de honger. Kortom, voedsel heeft niet altijd dezelfde beloningswaarde. Zou dat ook kunnen betekenen, dat de activiteit van het keuzecentrum in de hersenen wordt bepaald door de relatieve en niet door de absolute beloningswaarde? Anders gezegd: zijn onze hersenen in het aangeven van potentiële beloningen afhankelijk van de lichamelijke en geestelijke staat waarin we ons bevinden? Ja, dat is zeker het geval. Het keuzecentrum in de hersenen bepaalt de beloningswaarde afhankelijk van de toestand waarin we ons bevinden. De beloning wordt door het brein afgewogen in het licht van onze fysieke en mentale behoeften. Dat is een essentiële stap in het maken van keuzen. In de eerste plaats kies je dus op geleide van je behoefte, de keuze wordt bepaald op basis van je innerlijk. Maar we kiezen ook afhankelijk van omstandigheden die weinig met onze innerlijke staat te maken hebben, bijvoorbeeld wanneer verschillende beloningen (of straffen) om onze aandacht strijden of wanneer de mate van beloning of straf uiteenloopt. Dan is het voor de hersenen niet meer een keuze tussen beloning of straf, tussen lekker of vies, tussen goed of kwaad, maar tussen lekker of lekkerder, goed of beter, kwaad of kwader. Beloning of straf krijgen, wekt emoties op van respectievelijk blijheid of verdriet, trots of pijn. Keuzen maken is prioriteiten stellen en dat is precies wat het keuzecentrum van de hersenen doet. Zijn er beloningen of straffen van verschillende waarden, dan neemt de activiteit in dit hersengebied alleen toe in situaties van maximaal gewin en/of minimaal verlies. De andere keuzemogelijkheden worden genegeerd. Het keuzecentrum optimaliseert dus. Maar wat als de alternatieven nauwelijks verschillen? Hoe gaan de hersenen daarmee om?
Een aantal onderzoekers van de Engelse Cambridge University bedachten een experiment waarbij mensen de keus hadden tussen verschillende
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
lekkernijen. Ze lieten de proefpersonen een menukaart samenstellen, waar ze hun favoriete gerechten op konden zetten. Daarnaast werd hen gevraagd om een spijskaart te maken met gerechten waar ze geen speciale voorkeur voor hadden (de neutrale menukaart). Deze menukaarten waren dus door ieder proefpersoon individueel samengesteld. Op het moment dat de proefpersonen in de hersenscanner lagen, werd hen gevraagd een gerecht uit het favoriete menu te kiezen en een uit de neutrale spijskaart. Het ging hier dus om, te kiezen tussen alternatieven met een verschillende beloningswaarde, waar in het ene geval de beloningswaarde van alle keuzemogelijkheden gelijk en zeer hoog was (het favoriete menu) en in het andere geval de beloningswaarde gelijk maar gemiddeld was (het neutrale menu). Het kiezen uit de lijst met lekkernijen leidde tot activiteit in de binnen- en buitenzijde van het keuzecentrum, in vergelijking tot het kiezen uit de neutrale kaart. Hoe moeilijker men de keuze vond, des te sterker nam de activiteit toe. De binnenkant werd voornamelijk actief wanneer de proefpersonen probeerden te kiezen uit het lekkerste, de buitenkant wanneer ze de minder aantrekkelijke alternatieven afstreepten. Het binnenste deel van het keuzecentrum werd voornamelijk geactiveerd bij het maken van de ja-keuzen, het buitenste deel tijdens de nee-keuzen. Uit dit onderzoek uit Cambridge blijkt, dat het keuzecentrum dat vooronder in de hersenen ligt, voortdurend afwegingen maakt door lekker met iets minder lekker te vergelijken en niet lekker met iets minder niet lekker. Specifieke neuronen worden steeds weer actief bij het op dat moment aantrekkelijke alternatief. Andere neuronen worden tegelijkertijd actief bij de op dat moment minst aantrekkelijke keuzemogelijkheid. De hersenen maken dus steeds relatieve afwegingen, wikken voortdurend, afhankelijk van de keuzen die er op dat specifieke ogenblik voorhanden zijn. Gebruikmakend van speciale neuronen maakt het keuzecentrum van de hersenen duidelijk wat het aantrekkelijke en wat het minder begeerlijke alternatief is. Ook bij de keuze tussen twee kwaden wordt op deze manier de keuze bepaald. Niets kiezen is nooit een optie. Bij een dergelijke keus spelen
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
emoties en ervaringen een grote rol in het afwegingskader, omdat deze factoren onze mentale staat (van het keuzemoment) bepalen. Daarnaast kan ook de fysieke staat van ons lichaam een rol spelen, vooral wanneer we ziek of anders beperkt zijn.
8.3 De vrije wil en ons gedrag. De arts Schroeder van der Kolk (1797 – 1862) heeft de psychiatrie in Nederland ingrijpend hervormd, door bij de behandeling uit te gaan van proefondervindelijke methoden.* Zijn leerling Johannes Nicolaas Ramaer (1817 – 1887), niet minder hervormingsgezind, zou de ingezette hervorming ook op het gebied van de forensische psychiatrie invoeren. Ramaer verwierp de formulering ‘bewusteloosheid’, die in feite inhield dat de dader het delict ‘zonder bewustzijn’ zou hebben gepleegd. Ook de Raad van State had al in zijn advies over het wetsontwerp opgemerkt,
*Schroeder Van der Kolk genoot ook in juridische kring, groot gezag. Uit een van zijn bekendste rapportages in foro (die in de zaak ‘Morretje Moonen) blijkt zijn voorkeur om opmerkelijk delinquent gedrag op grond van lichamelijke aandoeningen te verklaren (in genoemde zaak: menstruatiestoornissen en hoofdpijn). Zie ondermeer: van Bemmelen en Wiersma, De psychiater in het rechtsgeding; in Carp, 1956. In zijn ‘Psychiatrische aanteekeningen’ (1880), deed hij verslag van zijn bevindingen als forensisch psychiater en bekritiseerd hij, vanuit zijn ervaring en kundigheid, onderdelen van het nieuwe, in voorbereiding zijnde artikel 47 Sr., over schuld uitsluiting als gevolg van een psychiatrische stoornis (het huidige omgenummerde art. 39 Sr.*) dat in 1886 van kracht zou worden. De noodzakelijk geachte verfijning in het nieuw te formuleren wetsartikel had betrekking op ‘misdrijven en overtredingen, gepleegd in een staat van bewusteloosheid of onder invloed van krankzinnigheid’. Aan de hand van een breed scala van gevalsbeschrijvingen problematiseerde Ramaer met zijn surplus aan klinische kennis, diverse formuleringen in het nieuwe wetsvoorstel. het ontwerp voor art. 47 Sr. luidde; ‘Niet strafbaar is hij die een feit pleegt, terwijl hij ten gevolge van hetzij een toestand van bewusteloosheid waarin hij verkeert, hetzij een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
storing zijner geestesvermogen buiten staat is ten aanzien van dat feit zijnen wil te bepalen’.
‘dat werkelijk hij die bewusteloos is, niet handelen kan’. Ramaer stelde daarom de term ‘onbewust’ voor. In zijn ‘Aanteekeningen’ staat de term voor toestanden van ‘koorts-ijlen, slaapwandelen, slaapdronkenheid, vallende ziekte en hersenschudding’. Hij stelde dat het gebrek aan psychiatrische kennis dat uit het wetsvoorstel sprak, zich vooral wreekte in het tweede deel van de formulering, daar waar krankzinnigheid wordt gekoppeld aan een gebrekkige wilsbekwaamheid. De wil, zo vond de wetgever, stelt de normaal ontwikkelde mens in staat vrijelijk te kiezen tussen goed en kwaad (de strafwet spreekt tot de normaal ontwikkelde mens, tot hem die met bewustzijn handelt, die vrij is om anders te handelen, die in staat is ten aanzien van het strafbaar gestelde feit zijn wil te bepalen (memorie van toelichting bij art. 39 Sr.*)). Het (juridische) vraagstuk van de vrije wil is van metafysische orde. Het kende twee kampen: dat van de liberalen, die de mens als een vrij handelend wezen beschouwen dat volledig verantwoordelijk is voor wat hij doet of laat, en dat van de deterministen, die de mens als een willoos wezen zagen, als wijze van metafoor, door ‘een zee van externe stimuli meegevoerde kurk’. het compromis tussen beide standpunten, zoals dat vandaag de dag wordt erkend, is dat de mens in principe in vrijheid keuzen maakt, maar dat zijn keuzevrijheid wordt beperkt door interne en externe factoren, zoals opvoeding, loyaliteiten, tijdnood, geldgebrek, stemming enzovoort (Blackburn, 1993, pag. 25-26). ook wordt wel een onderscheid aangebracht tussen subjectieve vrijheid, tussen ‘het gevoel vrij te kunnen handelen’ en het feit dat de mens – objectief gezien – bij voortduring wordt bepaald en beperkt door genoemde factoren (Jelgersma koppelde aan dit onderscheid, dat van de objectieve en de subjectieve verantwoordelijkheid).
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
*Tot dan toe, was in ons land de Franse ‘Code Pénal’ van kracht, waaronder art. 64: Il n’y a ni crime, ni délit, si le prévenu était en état de démence au temps de l’action ou lorsqu’il a été contraint par une force à laquelle il n’a pu résister.
Mensen zijn bewust en onbewust, steeds op zoek naar hun identiteit. Maar wat definieert identiteit eigenlijk? Een eigen individuele identiteit ontstaat wanneer we ons op een bepaalde manier onderscheiden van de ander. Maar is dat niet in strijd met ons oerinstinct om als ‘kudde’ het voortbestaan van onze eigen soort veilig te stellen?
8.4 Identiteit en de vrije wil. Onze drang om op een bepaalde manier ‘anders’ te zijn dan anderen op individueel niveau, is wat anders dan wanneer we op zoek zijn naar een bepaalde groepsidentiteit. Groepsidentiteit komt inderdaad voort uit ons instinctieve ‘kuddegedrag’. Het is tegenwoordig allang niet meer zo simpel als in de tijd van de Sahelantropis (onze voorouders van vijf miljoen jaar geleden), waarin we bij één bepaalde groep hoorden. Tegenwoordig moeten we kiezen uit een diversiteit van groepen, met verschillende soortgenoten. Als we van voetbal houden, worden we lid van een voetbalvereniging, maar we hebben ook onze familie, onze vrienden, schoolgenoten, collegae op het werk, de kerk of moskee enzovoort. We kiezen er dus voor om deel uit te maken van meerdere ‘kuddes’, waar we in deeltijdvorm groepsgenoot van zijn. De sociale omgang met elkaar is in iedere groep weer anders, maar ook de achtergrond ervan verschilt. In het voetbalteam zitten allemaal mensen die van voetballen houden, maar dat betekent niet automatisch dat ze ook dezelfde opleiding volgen of dezelfde kerk bezoeken. Andersom is het net zo. Niet alle mensen die naar een bepaalde moskee gaan, zitten op voetballen. Groepsidentiteit komt dus alleen niet voort uit oerinstinct, maar in veel grotere mate uit gedeelde interesse of verantwoordelijkheid. Onze verre voorouders behoorden bij één bepaalde groep.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Tegenwoordig behoren mensen meestal tot vele groepen. De individuele identiteit van de oermens werd alleen bepaald door de hiërarchische plaats binnen de groep. Tegenwoordig is het precies andersom. De status van personen wordt bepaald door zijn kennis, ervaring, interesses, netwerken, werk, milieu (afkomst), sociale vaardigheden enzovoort en allang niet meer alleen door geslacht en kracht. De wereldbevolking is echter zo gegroeid, dat we steeds meer middelen zoek om ons van anderen te onderscheiden. Ook dat heeft veel veranderingen in ons gedrag teweeg gebracht ten opzichte van onze voorouders. Hoe kun je bijvoorbeeld als voetballer, manager, priester of Tweede Kamerlid nog uitstijgen boven de ander, wanneer er tien- of honderdtallen gelijkgestemden, met dezelfde kwaliteiten, vaardigheden en capaciteiten bestaan? Hoe val je nog op als meerdere mensen het ‘plafond’ van het mogelijke hebben bereikt? Hoe groei je boven de rest uit, als er geen ruimte meer is om te groeien? Is een individuele identiteit dan nog wel haalbaar? Ook daar heeft de mens zich in ontwikkeld, zij het op een nogal negatieve manier. Als we niet meer groeien kunnen, kunnen we er altijd nog voor zorgen, dat onze ‘concurrenten’ kleiner worden. Dit wordt in de psychologie ‘otherization’ genoemd. Dat houdt de negatieve eigenschap van de mens in, om door kwaadsprekerij over de ander, ons van hen te onderscheiden. Dit gebeurt niet alleen in tijden van grote crisis, maar ook als reactie op relatief kleine bedreigingen van onze sociale status of ons eergevoel. Dit fenomeen zien we heel duidelijk bij (Amerikaanse) verkiezingscampagnes. Er worden enorme bedragen uitgegeven om de opponenten in een kwaad daglicht te stellen. Maar, ook op veel kleinere schaal en dichterbij onze persoonlijke wereld zien we dit dagelijks gebeuren. Denk maar aan de vele (v)echtscheidingen. Jarenlang hemelden echtgenoten elkaar op, maar zodra de scheiding wordt ingezet, lijkt er niets positiefs meer te bespeuren bij die ander. Zelf blijven we natuurlijk gewoon de geweldige persoon die we altijd waren. Dit is wat de ‘fundamentele attibutiefout’ wordt genoemd. Daarbij overschatten we onze eigen goede handelingen en verwaarlozen die van anderen. We miskennen pijnlijke waarheden die we van onszelf bewust en onbewust wel kennen en benadrukken die van anderen. We doen dit door ons
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
oordeel te laten variëren naargelang we ervan uitgaan dat een bepaald gedrag typerend is voor iemand (eens een dief, altijd een dief), dan wel een uitzonderlijke respons op een bepaalde situatie. Waar we dan voor kiezen hangt sterk af van de vraag hoe onze relatie tot die persoon, op dat moment is. Dit mooier voorstellen van ons eigen gedrag beschermt ons tegen het onbevredigende idee, dat we verantwoordelijk zouden zijn voor onze eigen negatieve eigenschappen. Dit fenomeen biedt zowel individuen als groepen een moreel voordeel, namelijk de bescherming tegen pijnlijke zelfverwijten. Natuurlijk doen we daar zelf niet aan mee, want zo zijn we niet, zullen velen denken, maar in feite doen we het allemaal. Het is een zeer menselijke eigenschap. Dit komt door wat we noemen: ‘de val van het essentialisme’. We gaan ervan uit, dat iedereen een vast karakter heeft, dat ons karakter de essentie is van wie we zijn. Ons karakter is echter maar voor een klein deel aangeboren en vormt zich verder, maar veranderd ook wezenlijk tijdens onze levensloop. De val van het essentialisme houdt in dat we denken dat dit zogenaamde vaste karakter, ons gedrag aanstuurt en dat we daar weinig invloed op uit kunnen oefenen. Echter verandert dit wanneer we zelf iets verkeerds doen. We wijten dit dan aan een vergissing of een fout oordeel. Wanneer andere mensen waar we niet van houden of die we niet mogen, iets verkeerds doen, dan schrijven we dit opeens toe aan een slecht karakter. Een vergissing of verkeerd oordeel is gedrag dat gemakkelijk kan worden gecorrigeerd, maar een slecht karakter is in onze beleving aanzienlijk minder aan verandering onderhevig. Dit is dus een goed voorbeeld van een fundamentele attibutiefout. In principe is ook ons strafrechtsysteem gefundeerd op deze drie fenomenen (otherization, de val van het essentialisme en de fundamentele attibutiefout). In beperkte mate wordt er gekeken naar toerekeningsvatbaarheid van daders, maar er wordt door de Rechterlijke Macht verder geen enkel beroep gedaan op hun eigen inlevingsvermogen. Volgens ons rechtssysteem is de mate van toerekeningsvatbaarheid de graadmeter voor eigen verantwoordelijkheid en dus ook die voor de strafmaat. De drie genoemde fenomenen wekken bij ons het gevoel dat vergelding een plaats verdient in het strafrecht. Dat dit een grote
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
misvatting is, mag duidelijk zijn wanneer we de enorme flexibiliteit van onze neurale huishouding in acht nemen. Vooral de vele invloeden op de toestand van ons brein zou uitgangspunt moeten zijn bij de zoektocht naar de oorsprong van daden. Bij die zoektocht zouden we ons moeten verdiepen in de intentie van bepaald gedrag, alsmede het doel. De beginselen van ons strafrecht zouden onder zwaar vuur moeten komen te liggen. Allereerst het beginsel dat een verdachte niet schuldig is voor de rechter daar een uitspraak over heeft gedaan. Maar ook andere beginselen moeten opnieuw onder de loep worden genomen, met name waar het gaat om de samenhang tussen schuld en straf. Dit boek is een voorschot op een discussie die ongetwijfeld ooit los zal barsten over de mate van vrije wil van ieder mens en dus ook de daders van strafbare feiten. We kunnen alleen maar hopen, dat psychiaters, rechters en politici een keer de druk van de media zullen weerstaan om er toch een mening over te ventileren. Wat ons echt zou moeten interesseren is de meer fundamentele vraag: wat er precies bedoeld kan worden met de term willens en wetens? Het uitgangspunt lijkt duidelijk genoeg: ‘geen straf zonder schuld en geen schuld als iemand er niets aan kon doen’. Als iemand in een diepe psychose een strafbaar feit begaat, waardoor jouw kind de rest van zijn leven in een rolstoel terecht komt, dan is dat zeer tragisch. Maar het recht beschouwt het misdrijf als een soort noodlot, van dezelfde orde als wanneer dat kind ernstig gewond zou zijn geraakt door een natuurramp. Het feit wordt de dader niet toegerekend. Schuld veronderstelt dat de dader anders kon handelen dan hij deed, en een psychose blokkeert die afweging, zo stelt men. Er bestaan echter veel meer stoornissen dan alleen psychosen, die allen in toenemende mate op goede gronden als ‘ziekten’ worden beschouwd. Iemand kan (ernstig) verslaafd zijn aan handelingen die strafbaar zijn, bijvoorbeeld diefstal, brandstichting of seks met kinderen. Dikwijls weet de dader dat het niet mag en wil hij het eigenlijk niet. Toch doet hij het, omdat ‘de drang sterker is dan hij’. Zelden zullen rechters echter zo iemand zijn daad in het geheel niet toerekenen. Zij zullen het meestal op verminderde, dus gedeeltelijke toerekeningsvatbaarheid houden. Er volgt dan een (verminderde) straf in combinatie met een vorm van gedwongen behandeling. Deze laatste sanctie heet geen straf te zijn, maar een
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
maatregel. Vergelding speelt daarbij geen rol, aanpassing aan de norm van de samenleving des te meer. Het vreemde hieraan is, dat men in feite iemand zijn misdrijf gedeeltelijk toerekent en voor een ander deel eigenlijk weer niet. Wat zit er dan tussen ‘ er niets aan kunnen doen’ en ‘het willens en wetens doen’? Bedoeld een rechter dan dat iemand in zo’n geval ‘ er een beetje aan kon doen’? Dat hij ‘een beetje’ uit vrije wil gehandeld heeft? Dergelijke interpretaties wekken spotlust op binnen de wetenschap. Met diverse hersenscans laten neuropsychologen zien, dat we al handelen voordat we hebben besloten om te handelen, dat we vaak niet precies weten wat we doen, en op dat moment al helemaal niet beseffen waarom we het doen. Bovendien tonen zij aan dat er bij verslaving sprake kan zijn van zeer krachtige impulsen in het brein, die niet zijn te sturen door zoiets als ‘bewuste keuzen’. En is dat niet wat juristen juist bedoelen als ze het hebben over ‘willens en wetens’: dat je met je bewustzijn je neigingen kunt bijsturen? Maar ook die bijsturingen komen uiteindelijk weer voort uit impulsen waar we weinig weet van hebben en weinig aan kunnen doen. Hun conclusie luidt: de vrije wil bestaat niet, en juristen die erin blijven geloven, lopen ver achter. Emoties, schulden, milieu, opvoeding, instinct, moraal, euforie, partnerkeus, ontwikkeling, slapeloosheid, smaak, emotionele afhankelijkheid, geboorteplaats, taal, discipline, fobieën, karakter, erfelijkheid, hersenontwikkeling en –structuur, verslavingsvatbaarheid, seksuele oriëntatie, aanleg voor stoornissen, (geloofs-) overtuigingen, geslacht, compassie, empathie, belangstelling, vaardigheden, talent, intuïtie, onbewustzijn, reflexen, gevoelens, complexen, coïncidentie, opleiding, normen, rijkdom, afkomst, waarden, ervaringen, automatisme, fantasieën, cultuur, licht, temperatuur, agressie, opvatting, associaties, verantwoordelijkheid, illusie, interpretatie, overlevingsdrang, indoctrinatie, creativiteit, intelligentie, voeding, hormonen, angsten, behoeften, kleur, genoegens, geur, verplichtingen, rechten, cognitie, altruïsme, ambitie, inzicht, sublimale boodschappen, geweten, beheersing, het recency effect, gewenning, weerzin, achting, naïviteit, mededogen, impulsiviteit, onbaatzuchtigheid, zorgzaamheid, besef, herinneringen, mogelijkheden, fysieke en mentale gesteldheid,
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
doorzettingsvermogen, waarnemingstoestand, aanpassingsvermogen, nieuwsgierigheid, risico, machteloosheid, terughoudendheid, relaties, schaamte, onwetendheid, het stimulus-responsrepertoire, verdriet, bekrompenheid en vrijheid. Zomaar een honderdtal factoren en prikkels die invloed kunnen hebben op ons gedrag. En zo zijn er nog honderden denkbaar met daarnaast hun tegengestelden. Vrije wil of vrije keus bestaat dus niet in de absolute zin. De definitie van vrije wil kunnen we als volgt beschrijven: ‘de keuzen die we maken, zonder dat deze in vrijheid wordt beperkt door in- of externe factoren van welke aard dan ook’. Door te onderzoeken of een vrije keus, zonder enige beperking van vrijheid is gemaakt, door middel van de vraag: ‘waarom of waardoor maak ik deze keus?” bewijst elk antwoord op die vraag al dat die keus werd bepaald door één of meer in- en/of externe factoren. De keus werd dus bij voorbaat al gestuurd door factoren uit een moment, voorafgaand aan de keuze, zelfs als dit een gedachte aan iets toekomstigs betrof. Er kan dus nooit sprake zijn van een 100% vrije wil of vrije keus. De vrije wil is dus in feite een illusie. Keuzen die we maken hebben altijd een of meer onderliggende oorzaken, waar we veelal geen of weinig weet van hebben (gehad). De meeste van onze handelingen voeren we instinctief uit. Het komt maar zelden voor, dat we een keuze vooraf op motief analyseren. Heel veel handelingen komen voort uit wat we het onderbuikgevoel noemen. Als we bijvoorbeeld verliefd worden, is dat geen bewuste keuze. Het overkomt ons gewoon. Net als de gevoelens die we erbij ervaren. Alle invloeden die in onze levensloop op ons afkomen, zorgen ervoor dat we op een bepaalde manier reageren, veel keuzen hebben we al gemaakt, alvorens we ons er bewust van zijn. Dit zijn handelingen die we instinctief uitvoeren omdat de ervaring ons heeft geleerd, dat deze ‘ons te doen staan’. Zo heeft iedereen wel eens meegemaakt, dat ie na zijn dagelijkse auto- of fietsrite dacht: ‘he, ben ik er nu al?’ en zich er bijna niets meer van herinnerd, wat hij onderweg is tegengekomen. Dit automatisch of instinctief denken hebben we nodig om ons brein niet te overbelasten. De capaciteiten van onze hersenen zijn enorm, maar niet onbeperkt.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Maar ook bij keuzen waarvoor we wel voldoende tijd en capaciteit hebben om erover na te denken voor we handelen, zijn er veel in- en externe factoren die een keus bepalen zoals, erfelijke factoren, omgevingsinvloeden, opvoedingsmethode, ontwikkelingsblokkades, hersenontwikkelingsstoornissen, onze genderidentiteit enzovoort. Iedereen ervaart een breed scala aan lichamelijke gewaarwordingen, spanningen en affecten enzovoort. De beleving ervan wordt niet enkel bepaald door de fysiologische prikkels zelf, maar ook door de cognitieve bewerking ervan. De interpretatie van, en de betekenisverlening aan die prikkels is een afgeleide van hoe iemand zijn gewaarwordingen, affecten en spanningen interpreteert. Niet hoe iemand, in de tweede instantie, als gevolg van die interpretatie zal handelen: of hij zich door die gewaarwordingen, spanningen en affecten enzovoort liet meeslepen, of er emotioneel letterlijk afstand van nam door weg te gaan of iets anders te gaan doen, of hij bepaalde prikkels opzocht of juist negeerde, of hij die ervoer als eigen aan zijn persoon of als wezenvreemd. Bedoelde interpretaties kunnen leiden tot zogeheten impliciete theorieën die waarneming en werkelijkheidsbeleving vertekenen.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
9. Gedrag en sancties. ‘Intentie brengt een kwalitatieve verandering teweeg in het domein van de werkelijkheid, dat door de mens wordt bezet’. (Manuel Cruz).
Het is onmogelijk om integer, rationeel en ethisch verantwoord te oordelen in extreme omstandigheden, als daar waar gehandeld moet worden, niets is zoals het zou moeten zijn. Binnen ons strafrechtsysteem worden de perspectieven van hulpverlening, ondersteuning en mededogen nog nauwelijks gezien, omdat vergelding het hoofddoel is van het strafrecht. Echter, niet het zwaard maar onze kennis met betrekking tot gedragsverandering zal uiteindelijk recidieven. Anders worden woorden als opgeven, falen en verliezen angstaanjagend. Causaliteit en logica moeten hand in hand samengaan. Als we de mentaliteit van delinquenten en probleemjongeren willen aanpassen, zullen we eerst onze eigen wraak- en hebzucht moeten omzetten in de wens, hen ten goede te veranderen. We moeten gebruik gaan maken van het zogenaamde ‘wederkerige altruïsme’. Hiermee wordt bedoeld, dat hulpacties die op korte termijn kostbaar zijn of veel vergen van het vergevingsgezinde vermogen, op lange termijn voordelen kunnen opleveren als de ontvangers de steun beantwoorden. Het openzetten van de voor- en achterdeur is de beste manier om frisse lucht te krijgen.
9.1 Straffen of helpen? Wanneer we er achter willen komen wat beter werkt en welke doelstellingen we aan het strafsysteem en de hulpverlening moeten verbinden, moeten we, net als bij alles, beginnen met de doelstellingen.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Is het vergeldingsaspect en het winstbejag belangrijk of de maatschappelijke veiligheid? Heeft vergelding nut of is dit er alleen om de samenleving een goed gevoel (genoegdoening) te geven? Geeft vergelding überhaupt de juiste boodschap af? In hoeverre draagt vergelding bij aan gedragsverandering bij criminelen en probleemjongeren? Allemaal vragen, waar we het antwoord wel op weten… In feite is het vergeldingsaspect iets wat helemaal niet thuis hoort in het strafrechtsysteem. Het is een door de wetgever gelegaliseerde vorm van wraak of eigenrichting, een oog-om-oog, tand-om-tand systeem. Natuurlijk moeten we de samenleving beschermen tegen daders van (ernstige) geweldsdelicten, of die nu geestelijk of fysiek geweld inhouden. Het opsluiten van daders is dan ook niet uit te sluiten uit het strafrechtsysteem, maar dit moet slechts als noodmiddel worden gebruikt en niet als straf. De straf zou moeten bestaan uit de mogelijkheid om al dan niet vrijwillig mee te werken aan een individueel behandelplan ter verandering van het delict gedrag. De mate van motivatie bij de dader zou daarbij leidend moeten zijn voor de periode waarin het behandelplan in een gesloten setting wordt uitgevoerd en het moment waarop het op het ambulante niveau kan worden voortgezet.
9.2 Ons huidige strafrechtsysteem. Ondanks de goedbedoelde pogingen van de overheid om te ageren tegen criminaliteit en recidive onder delinquenten, zien we in de dagelijkse praktijk een groeiende verharding in de aard van misdrijven, een verlaging van de leeftijd van criminelen, het soort slachtoffer dat ten prooi valt aan strafbare feiten en een bovengemiddeld recidivepercentage ten opzichte van andere Europese landen. Dit heeft een aantal fundamentele oorzaken, die om een beleidsombuiging vragen op basis van nieuwe inzichten met betrekking tot gedrag en gedragsverandering.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
In de voorgaande hoofdstukken hebben we gezien, welke factoren bepalend zijn voor ons handelen en dat iedereen, zonder de juiste hulp in een situatie of toestand kan belanden, waarin geen plaats meer lijkt te zijn voor rationele overwegingen. In zo’n geval gaan we over op de ‘automatische piloot’ en handelen we vanuit ons instinct dat zijn basis vindt in onze oeroude overlevingsdrang. De in- en externe factoren die zoveel invloed hebben op onze ratio, zijn de factoren die een mens aanzetten tot crimineel en ander irrationeel gedrag. We kunnen daarom met zekerheid stellen, dat in principe iedere menselijke handeling die aan moraliteit voorbij gaat, valt uit te leggen als een daad van ontoerekeningsvatbaarheid, in meer of mindere mate. Het leven van ieder mens is een lange leerschool en iedere ‘leerling’ is afhankelijk van de lesstof die op zijn pad komt. Om ten aanzien van dit aspect meer en vooral beter te reageren, moeten we afstand nemen van de conventionele motieven die de basis vormen voor het beleid van ons huidige strafsysteem. Deze is achterhaald om niet te zeggen, middeleeuws. De samenleving zou er meer bij gebaat zijn, wanneer we zouden inzetten op onderzoek naar het causale verband tussen dader, motief en delict. Met ‘misdaad’ wordt bedoeld: een daad die vanuit maatschappelijk oogpunt niet als acceptabel kan worden geacht. We noemen dit antisociaal of immoreel gedrag, maar beiden zijn een subjectief begrip. Wat voor de een misplaatst is, kan voor de ander noodzaak zijn. Wanneer er bijvoorbeeld een vrouw op straat door meerdere mannen gemolesteerd wordt, in het bijzijn van een aantal omstanders, is dan degene die met geweld de daders aanpakt en daarmee de dame in kwestie uit haar bedreigende situatie ontzet, antisociaal bezig of geldt dit juist voor de omstanders die toekijken en niets ondernemen? Gaat het hier om moreel besef en hoe komt het, dat die ene persoon in deze situatie wel iets doet en de ander niet? Voor de hulpbiedende persoon zal het nog een hele klus worden om later de Rechtbank te overtuigen, dat zijn gebruikte geweld noodzakelijk is geweest om de vrouw uit haar netelige situatie te redden, wanneer de belagers van de vrouw aangifte tegen hem doen. De omstanders die toekeken, zullen zich echter nooit te
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
hoeven verantwoorden bij een Rechter, voor het feit dat zij met hun passieve houding, de belagers de gelegenheid gaven om de vrouw te blijven molesteren. Naar mijn mening is sociaal handelen, handelen vanuit empathische overwegingen, die het natreven van het hoofddoel van ons bestaan – het behoud en de vooruitgang van onze soort – dient. Moraliteit valt onder te verdelen in twee categorieën: de moraal van de mens en de moraal van zijn handelen. De moraal van ieder mens wordt niet bepaald door de wetgeving, maar door zijn ervaringen en inzichten, die hij in de loop van zijn leven heeft opgedaan. Het morele handelen is het gevolg daarvan. Een misdaad kan voortkomen uit hebzucht, laaghartigheid, geestelijke onevenwichtigheid, lust, wraak, jaloezie, angst, machteloosheid, nood en zelfs altruïsme. Emoties dus. Maar waaruit ontstaan deze gevoelens? Daarvoor bestaan altijd bepaalde oorzaken die deze emoties oproepen. Daarom is het ook onlogisch om soortgelijke destructieve emoties als grondslag te gebruiken voor een strafrechtsysteem. Dit werkt als olie op het vuur, en toch doen we dit. Ons strafrechtsysteem wordt voor een groot deel – zo beweert men – bepaald vanuit ethisch standpunt, doch met vergelding als meest belangrijke doel. Dit is een paradox pur sang. Vergelding is niet ethisch of moreel verantwoord. Wanneer we dit doel desondanks toch ambiëren, zijn we goed op weg nu de roep om langere en zwaardere straffen en soberder regimes steeds meer wordt gehonoreerd. Echter, de wens daarnaast om het terugdringen van recidive gestalte te geven, gaat niet hand in hand samen met dit concept. Vergelding is een beschaafd woord voor wraak en wraak is niet bepaald motiverend om criminelen tot gedragsverandering te bewegen. Genoegdoening voor slachtoffers en de samenleving wordt over het algemeen wel als een rechtvaardige factor van het strafrechtsysteem beschouwd door delinquenten. Ze begrijpen meestal wel, dat ze iets verschuldigd zijn aan de samenleving en in het bijzonder aan de slachtoffers.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Wat mij na de vele vraaggesprekken met gedetineerden echter enorm verbaasde is, dat zij een beter begrip van de definitie van genoegdoening hebben dan de vorm waarin de overheid het gegoten heeft. De overheid gaat er namelijk vanuit dat aan het aspect ‘genoegdoening’ gehoor wordt gegeven als daders zo lang en sober mogelijk worden opgesloten. Zij verwart het hierdoor met vergelding. Gedetineerden daarentegen, definiëren genoegdoening voor slachtoffers meer vanuit schadeloosstelling. Zij vinden het doorgaans volstrekt normaal, dat materiele schade door hen vergoedt moet worden, wat overigens ook vaak een onderdeel van het vonnis van de Rechtbank is. Gedetineerden zien beter in, dat hun daad bij de slachtoffers een sterk gevoel van onveiligheid teweeg heeft gebracht dat voor een groot deel kan worden weggenomen door gesprekken tussen dader en slachtoffer, en daarnaast therapieën en trainingen voor dader en slachtoffer. Voor sommige daders van gewelds- of verkeersdelicten zouden bezoeken aan of vrijwilligerswerk in revalidatiecentra ook een grote positieve impact op hun gedrag hebben. Wanneer we dus het vergeldingsaspect uit het strafrechtsysteem zouden wegnemen en de nadruk zouden leggen op genoegdoening en heling, zou er al meer begrip en motivatie vanuit gedetineerden zijn om aan zichzelf te werken. Bewust of onbewust weten we namelijk allemaal wel, dat onze waarde als mens wordt bepaald door de blijk die we geven van mededogen, onbaatzuchtigheid en zorgzaamheid. Dit bewust- of onbewustzijn is bij daders echter onder gesneeuwd geraakt door allerlei factoren tijdens de gehele of een deel van de levensloop. Factoren die blokkades hebben opgeworpen in de ontwikkeling van deze mensen. Het strafrecht zou daarom veel meer gericht moeten zijn op een helend karakter. Wetenschappen op het gebied van neurologie, pedagogie, psychologie en psychiatrie komen steeds vaker tot de conclusie, dat mensen binnen hun eigen handelen in veel mindere mate over een vrije wil beschikken dan steeds werd aangenomen. Daarnaast zijn er de afgelopen jaren grote technische en therapeutische ontwikkelingen op het gebied van hersenonderzoek en heling gaande. Met de huidige wetenschappelijke kennis en inzichten, zou de samenleving al moeten schreeuwen om een
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Copernicaanse wending in het huidige strafrechtsysteem, het gevangeniswezen en de (jeugd)hulpverlening. Net zoals we vroeger trachtten om onze kinderen te corrigeren door middel van lijfstraffen en beperkingen inde bewegingsvrijheid, is het ook simpelweg opsluiten van delinquenten en probleemjongeren, een abjecte vorm van gedragscorrectie. Met behulp van de theoretische pedagogie beseffen de meeste opvoeders en jeugdzorginstellingen inmiddels wel, dat er voor elk soort gedrag een zekere aanleiding bestaat. het vinden van de oorzaken van ongewenst gedrag is de sleutel tot de oplossing ervan. Ook de bejegening van delinquenten door een groot deel van het gevangenispersoneel laat te wensen over. In de eerste plaats doordat beroepsvaardigheden van de inrichtingswerkers worden bepaald door het budget dat voor opleidingen wordt gereserveerd door Justitie. Dit heeft er al toe geleidt, dat in principe iedereen, geschoold of niet, kan solliciteren naar een baan als penitentiair inrichtingswerker (PIW’er). Hoewel de opleidingseis op MBO-niveau ligt, blijkt in de praktijk dat veel PIW.ers daar niet aan voldoen. Verder blijkt vaak, dat de motivatie om voor dit werk te kiezen, gelegen ligt in het feit, dat een baan bij Justitie een werkgarantie voor het leven was. men kan echter niet van een stratenmaker verwachten, dat hij zonder behoorlijke (om)scholing, de zware taak en veelzijdige verantwoordelijkheid die het inrichtingswerk met zich meebrengt, naar behoren kan invullen. Ter vergelijking: een jeugdzorgmedewerker die eveneens moet werken met mensen met gedragsproblemen, moet minstens een jarenlange SPW of SPH opleiding hebben afgerond en ook dan zijn er nog geen garanties dat deze voldoende is. De overheid heeft er echter voor gekozen om gedegen opleidingen voor penitentiaire inrichtingswerkers achterwegen te laten, om zo de kostprijs per gedetineerde enigszins te drukken. De gevolgen daarvan zijn ernstiger dan men vermoedt. Ik heb zelf de overtuiging dat dit gebrek aan capabel personeel voor een deel bijdraagt aan het hoge
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
recidivepercentage. De gevangenissen zitten vol met mensen die aan allerlei stoornissen en destructieve emoties te kampen hebben. De meeste PIW’ers zien alleen de boef in deze personen en vaak zien ze om onverklaarbare redenen ook nog als hun taak, om het leven van deze mensen in de gevangenis, zo zuur mogelijk te maken. ieder afwijkend gedrag wordt zo negatief mogelijk gerapporteerd en als bevestiging gezien voor het feit dat zij in de gevangenis op de juiste plek zijn. Het is zelfs zo, dat wanneer een gedetineerde zich volledig correct gedraagt, dit als afwijkend gedrag wordt gezien. In feite is het nog steeds zo, dat de criminelen met de grootste mond of de meest agressieve houding, het meeste voor elkaar krijgt. Een weinig ontmoedigend beleid voor diegenen die wel aan zichzelf willen werken. Het gebrek aan inzicht in de situatie van gedetineerden zet veel kwaad bloed. Dat delinquenten soms voor lange tijd worden uitgesloten van de samenleving, is misschien nog tot daar aan toe en conform het vonnis van de Rechtbanken, maar dat het meer regel dan uitzondering is, dat gevangenispersoneel hun gezags- en machtspositie misbruiken en er genoegen in scheppen om hun functie en positie in negatieve zin te laten gelden, stuit mij erg op de borst. Deze houding geeft gedetineerden een sterk gevoel dat zij onderdrukt worden en motiveert hen weinig tot niet, om na te denken over hun eigen daden. De uitzonderingen hierop onder de PIW’ers (meestal zijn dit de bewaarders die zich kunnen beroepen op jarenlange ervaring) maken het leven in de gevangenissen nog enigszins leefbaar. In het televisieprogramma “De kunst van het maken” van de VARA, dat op 10 november 2012 werd uitgezonden, deed journalist Chris Klomp de volgende uitspraak: “Ik ben nu tien jaar rechtbankverslaggever en één ding heb ik wel geleerd en dat is, dat de scheidslijn tussen goed en kwaad niet bestaat”. Zijn conclusie kwam voort uit de tien jaar ervaring van het luisteren naar de vele motieven van de verdachten voor hun daden die zij aan de Rechtbank voorlegden, de reacties van het Openbaar Ministerie en de
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Rechters daarop en de mogelijkheid dat hij als objectieve waarnemer, de voors en tegens tegen elkaar kon afwegen. De staatssecretaris van Justitie onder de kabinetten ‘Rutte 1 en 2’ daarentegen, is ook een ervaringsdeskundige in de Rechtbank, maar vanuit een aanzienlijk minder objectieve positie, namelijk die van voormalig officier van Justitie. Deze staatssecretaris (Fred Teeven) stippelt echter wel het beleid uit voor het gevangeniswezen en de rechtspraak. Als officier van Justitie heeft Teeven destijds zijn frustraties over het gegeven, dat hij veel verdachten ongestraft de rechtszaal zag verlaten, niet onder stoelen of banken gestoken. Deze ervaringen zullen ongetwijfeld een rol spelen bij zijn visie ten aanzien van het te voeren beleid. Deze frustraties zijn even begrijpelijk als die van slachtoffers van misdrijven, maar ook even subjectief als maatstaf voor een beleid. Wanneer we bereid en in staat zijn om onze (destructieve) emoties te beheersen en dus niet mee te laten wegen in het te voeren strafrechtsysteem, en ons inzetten om al het mogelijke te doen om de mensen die ooit verkeerde keuzen maakten te helpen de oorsprong van hun gedrag te onderkennen en doorbreken, zullen de meeste van hen meer gemotiveerd raken en inzet tonen om hun gedrag bij te sturen. De meeste gedetineerden beseffen heel goed, dat het na hun detentie nog moeilijker zal zijn om een plekje in de samenleving te vinden. De afstand tussen hen en de zogenaamde maakbare samenleving is immers alleen maar groter geworden. In de afgelopen dertig jaar heb ik een groot aantal Nederlandse gevangenissen en huizen van bewaring bezocht en vele gedetineerden gesproken met uiteenlopende delicten op hun kerfstok en diverse strafmaten. De boodschap die doorgaans van hen uitging was, dat zij zich niet begrepen voelden, maar slechts uitgekotst. Zij hadden niet het gevoel of de ervaring dat hen na hun straf werkelijk een schone lei werd geboden. Overigens vond het gros wel, dat zij terecht een straf ondergingen. Er is in die dertig jaar wel het een en ander veranderd binnen het strafrecht en het gevangeniswezen. In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw is er weliswaar een poging door de toenmalige regeringen ondernomen om het gevangeniswezen een meer helend karakter te
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
geven, maar dit werd alweer snel de kop ingedrukt door de rechtsgeoriënteerde politici die daarna het stokje overnamen van de meer linkse regeringen. Hierdoor heeft het nooit echt voet aan de grond gekregen. Ook noodzakelijke bezuinigingen speelden hierbij een rol, al heb ik wel de overtuiging, dat een helend strafrechtsysteem op de langere termijn minder geld kost dan het huidige vergeldingssysteem. Animositeit jegens delinquenten zal nooit het gevolg kunnen hebben, dat zij zich beter gaan gedragen. Het zal eerder calliditeit in de hand werken. Door de media worden we al jaren overspoeld met berichten over moord en doodslag, verkrachtingen, kindermisbruik en –mishandeling, brandstichtingen en overvallen. Dit geeft ons een sterk gevoel van onveiligheid. De media leeft daarvan en de politiek gebruikt dit vervolgens om het steeds harder wordende strafbeleid te rechtvaardigen. Hiermee wordt de wens vanuit de samenleving om vergelding alleen maar gevoed. Deze geïntegreerde pijnverdeling geeft echter slechts toe aan behoeften voor de korte termijn, maar creëert meer problemen op de lange termijn. Het is misschien prettig om te weten, dat die overvaller of inbreker eindelijk achter slot en grendel zit en zijn praktijken niet langer kan voortzetten, maar ooit komt deze delinquent weer op vrije voeten, met vaak weinig tot geen bezittingen, geen huisvesting, geen werk en inkomen en niets geleerd om zijn gedrag aan te passen. Waardoor moet hij dan gemotiveerd raken om het juiste pad te kiezen? In feite is er maar een pad voor hem: strafbare feiten plegen om te overleven. Dit systeem heeft ons nu een recidivepercentage van 72% in 2012 opgeleverd. Gevangenisstraf alleen moeten we daarom niet idealiseren. In plaats daarvan zou de media de mensen eens moeten informeren over de vele mogelijkheden die de wetenschap kent, om criminelen daadwerkelijk te helpen bij gedragsverandering, elke dag weer. Dan wordt de roep vanuit de samenleving een hele andere dan de roep om vergelding.
9.3 Het hedendaagse persoonlijkheidsonderzoek.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
In het huidige strafrechtsysteem tracht men, zij het in zeer beperkte mate, rekening te houden met de ontwikkeling en geestestoestand van de verdachte of dader van een misdrijf. Om erachter te komen of onderzoeken naar dit aspect voldoende en adequaat worden gedaan, moeten we eerst een beeld zien te krijgen over hoe dit in zijn werk gaat, waar naar gekeken wordt en welke wetenschappelijke disciplines daarbij betrokken zijn. Al sinds lange tijd wordt door psychiaters de geestestoestand van verdachten onderzocht om de zogenaamde toerekeningsvatbaarheid van deze mensen te kunnen bepalen. In de afgelopen zestig jaar wordt daarnaast ook gebruik gemaakt van klinische psychologen. Dit persoonlijkheidsonderzoek binnen het strafrecht wordt vastgelegd in rapportages (Pro-Justitiarapportages) en bestaat uit een redelijk uitvoerige biografie van de verdachte, een beschouwing van het delict en een beschrijving van de eventueel aangetroffen pathologie. De conclusies die de onderzoekers hieruit trekken zijn echter geen vaststaand gegeven. Het is net als de aangevoerde informatie slechts een interpretatie vanuit de persoonlijke inzichten van de onderzoekers. Toch worden verdachten op basis van deze interpretaties gegradeerd als: ontoerekeningsvatbaar, sterk verminderd toerekeningsvatbaar, verminderd toerekeningsvatbaar, enigszins verminderd toerekeningsvatbaar of volledig toerekeningsvatbaar. Er bestaat geen enkele wetenschappelijke verantwoording voor deze gradaties. wanneer we ons verdiepen in de huidige wetenschappelijke kennis op het gebied van het ontstaan van gedrag, de interpretatie en mogelijke behandeling ervan, is het persoonlijkheidsonderzoek van nu, vergeleken de kennis en mogelijkheden, ver achterhaald. Toen E.P.J. Brand, auteur van “Het persoonlijkheidsonderzoek in het strafrecht” in 1994 zijn onderzoek startte naar de gedragskundige rapportage Pro-Justitia en meer in het bijzonder de verantwoording van de toerekeningsvatbaarheidsbepaling, reageerde prof. dr. N.W. de Smit, destijds werkzaam als psychiatrisch adviseur op het ministerie van Justitie en als hoogleraar forensische psychiatrie aan de VU te Amsterdam, nogal laconiek op Brand’s onderzoeksvraag. De Smit
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
vertelde hem met zoveel woorden, dat rechtspreken als menselijke bezigheid, hoe dan ook gebrekkig is. Men mag geen voorbeeldig rationeel en een tot achter de komma verantwoord strafproces verwachten. De Smit achtte Brand’s voornemen om de veronderstelling in het gerechtelijke persoonlijkheidsonderzoek te onderzoeken en daar waar mogelijk te verantwoorden een hoog gegrepen, misschien zelfs idealistische onderneming. De wetenschap is echter en sterk dynamisch aspect in de evolutionaire vooruitgang van de samenleving en de mensheid in het algemeen en dus doet men er, net als Brand, goed aan om te blijven kijken naar de mogelijke verbeteringen ten aanzien van conventionele systemen. Daarbij komen we er niet onderuit, kritisch te blijven over ons bestaand handelen. Wanneer een verdachte vastzit en de Rechterlijke Macht heeft besloten dat er een persoonlijkheidsonderzoek naar hem gedaan moet worden, wordt er door een psychiater en een klinisch psycholoog kennisgenomen van het proces verbaal dat door de politie is opgemaakt en van het delict. Hierna volgen gesprekken met de verdachte die voeren naar het delict. De toedracht, de omstandigheden en de interpretatie door de onderzoekers worden hierin uiteengezet. Soms gelast de rechtbank daarnaast ook nog een zogenaamd ‘milieuonderzoek’ waarin derden (familie, werkgevers, medici, hulpverleners, scholen enzovoort) wordt gevraagd naar hun ervaringen met de verdachte. In de huidige gedragskundige rapportage Pro-Justitia is echter niet duidelijk welke gegevens leiden tot de gedragskundige conclusies en adviezen. Evenmin is duidelijk waaruit de specifieke taakstelling van de psychiater en die van de psycholoog bestaat en welk verschil in onderzoek en verslaglegging de lezer mag verwachten. Onderzoeken op het gebied van de denkstrategie, die artsen en specialisten hanteren bij het stellen van een diagnose, wijzen uit dat zij in het contact met een patiënt binnen 20 à 30 seconden een eerste vermoeden (hypothese) hebben over aard en oorsprong van een klacht. De hypothese komt de arts in gedachten nadat de patiënt drie à vier uitspraken heeft gedaan en schommelen in aantal tussen de drie en de vijf. Het afnemen van de amnesie is vooral een differentiaaldiagnostisch
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
proces (het bij een patiënt vaststellen van een bepaald ziektebeeld en het afstrepen van andere beelden die gezien de symptomatologie voor de hand liggen) met als grootste valkuil dat de arts vasthoudt aan een bepaalde diagnose en informatie van de patiënt die ermee in strijd is veronachtzaamd. Het Leerboek van de anamnese (Formijne & Mandema, 1941), waarmee generaties artsen zijn onderricht, waarschuwt nadrukkelijk voor wijdlopigheid in het medisch onderzoek (anamnese). “Men bedenke dat er een grens is aan de nauwkeurigheid. Een te uitgebreide anamnese schiet het doel voorbij en wordt weinig bruikbaar” (Ibid, pag. 7).
Wijdlopigheid in het denken en (be-)oordelen van patiënten, door artsen, wordt voorkomen door een uitgewerkte, functioneel-medische symptoombeschrijving en onderzoeksmethode. Het methodisch onderzoek en de functionele verslaglegging danken artsen en specialisten aan hun eigen praktijkervaring, maar vooral aan die van anderen en de theorievorming die eruit volgde. De lange traditie van medisch onderzoek heeft geleerd welke (lichamelijke) klachten voor de vaststelling en/of de behandeling van een ziekte ter zake doende zijn en welke niet. Een medisch dossier rondom een bepaalde klacht in een algemeen ziekenhuis bevat gemiddeld zo’n 2 à 3 pagina’s en is (dus) spaarzaam in opzet en uitwerking. Een van de verklaringen voor het gestaag aanzwellende volume in de verslaglegging van zowel het ambulante als het klinische persoonlijkheidsonderzoek Pro-Justitia is dat niet alleen de conclusies en uitleg worden gerapporteerd aan de Rechterlijke Macht, maar ook veel details waarop de conclusies gebaseerd zijn. Dit heeft twee negatieve gevolgen: enerzijds nodigt dit zowel het O.M. als de Rechterlijke Macht uit tot het herinterpreteren van deze details (wat inmiddels meer regel dan uitzondering is geworden), en anderzijds wordt het risico op desinformatie vergroot. Het strafdossier neemt tegenwoordig al buitenproportionele volumes aan, waardoor het door de tijds- en
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
werkdruk onmogelijk wordt om zich goed in de materie te verdiepen. Onjuiste interpretaties liggen dan op de loer. De vraag is of de functionaliteit die het medisch onderzoek en de bondige verslaglegging ervan kenmerkt, ook van toepassing zou kunnen zijn op het gerechtelijke persoonlijkheidsonderzoek. Wijdlopigheid zou worden voorkomen en de lezers, met name de Rechterlijke macht, zouden onderdeel voor onderdeel, regel voor regel, weten waartoe de uiteenzetting dient, wanneer de diagnose en alleen de basis daarvoor zou worden gerapporteerd. Verder kan worden gesteld dat het onderzoek sterk verouderd is. Nieuwe wetenschappelijke kennis op het gebied van pedagogie en hersenonderzoek bieden nieuwe en vaak simpelere manieren om tot betere diagnoses te komen. Daarbij is aanzienlijk minder ruimte voor wijdlopigheid. Een psychiater zou de gebrekkige ontwikkeling en eventuele ziekelijke stoornis moeten onderzoeken. Niet alleen aan de hand van korte gesprekken met de patiënt, maar mede door gebruikmaking van nieuwe technieken. Een psycholoog zou zich moeten storten op de levensloop (tijdslijn) en de gevolgen die gebeurtenissen hebben gehad voor de patiënt, zijn gedrag en persoonlijkheidsstructuur. Het gedragskundig onderzoek naar de mate van toerekeningsvatbaarheid vindt doorgaans dagen, weken, maanden of zelfs jaren na het delict plaats. We kunnen niet of nauwelijks in iemands hoofd kijken en waarnemen wat zich daar met betrekking tot het delict afspeelt. En al zou dat kunnen, waarnaar kijken we dan precies? Als dat al niet bekend is op het moment van het delict zelf, waarnaar zouden gedragsdeskundigen weken, maanden of jaren na het delict moeten kijken om de (gradatie in) toerekeningvatbaarheid te bepalen? Wanneer er op het moment van het delict iets te meten viel, door bijvoorbeeld elektroden op iemands schedel te plaatsen, dan nog zou het afgenomen EEG ons niets wijzer maken over de mate waarin iemand voor zijn gedrag verantwoordelijk is. Dit, om de eenvoudige reden dat er geen
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
aantoonbaar verband is vastgesteld tussen hersengolfactiviteit en de mate van toerekeningsvatbaarheid. Wat zijn de gedragskenmerken die gedragsdeskundigen in hun toerekeningsvatbaarheidsbepaling wel de nodige houvast geven? Daarvoor moeten we de aard van de gedragskenmerken onderzoeken, de externe invloeden op het ontstaan van gedrag.
9.4 Neurowetenschap en het strafrechtsysteem. Het volwassen brein. Na ongeveer vijfentwintig jaar is het brein ‘af’. Alle belangrijke hersendelen zijn volgroeid, alle belangrijke verbindingen zijn aangelegd, de veelgebruikte communicatieroutes zijn versterkt en versneld. Althans, als alles goed is gegaan. Nu breken de jaren aan om maximaal te gaan profiteren van die supercomputer. De jaren waarin we alles tegelijk denken te kunnen doen, zonder stapelgek te worden: werken, carrière maken, een gezin stichten, een huis verbouwen, een paar keer per jaar met vakantie gaan, een uitgebreid netwerk van vrienden en familieleden onderhouden en in sommige gevallen ook nog een proefschrift of een boek schrijven, een bedrijf runnen of tijdrovende hobby’s hebben. Hoe meer we doen, hoe sterker ons brein lijkt te worden, maar pas op! We kunnen het ook overdrijven. Wie voortdurend teveel moet doen, stelt zichzelf bloot aan chronische stress. Of beter gezegd, stelt zijn hersenen bloot aan stresshormonen, met kwalijke gevolgen als slaapproblemen, verzwakte weerstand, nervositeit enzovoort. Het brein begint dan slecht te functioneren. Burn-out, depressie, angststoornissen, fobieën en andere psychische problemen liggen dan op de loer. Daarom is het verstandig om ook in de bloei van het leven voorzichtig om te gaan met het brein. Want het blijft zeer gevoelig voor invloeden van buitenaf. Om een uitstekend brein goed te houden, is het zaak veel te ondernemen, zowel lichamelijk als geestelijk, want dat is goed voor de algehele alertheid en flexibiliteit van de verbindingen in het hoofd. Het
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
brein vaart ook wel bij een gezond lichaam, zo blijkt uit onderzoek. Dus eet gezond, drink met mate, beweeg regelmatig en vermijdt overgewicht. Tegelijkertijd hebben de hersenen, juist als ze zoveel worden geprikkeld, regelmatig rust nodig in de vorm van ontspanning en slaap. Gebrek aan beide leidt onmiddellijk tot slechter functioneren: de concentratie neemt af, het geheugen begint te haperen, de stemming gaat achteruit, de stress neemt toe, allerlei lichamelijke functies raken in de war. Als die situatie lang voortduurt, kunnen er zelfs definitieve beschadigingen in het brein optreden en chronische problemen ontstaan. De conditie van het brein heeft veel invloed op het functioneren van het lichaam en vice versa. Wat in de hersenen niet goed ontwikkeld of beschadigd is, kan dus lichamelijk tot uiting komen.
Neuroplasticiteit. Veel mensen denken dat we geboren worden met een brein, waarvan de vorm en functie min of meer vastliggen en dat we het daarmee de rest van ons leven moeten doen. Het tegendeel is waar. Onze hersenen zijn voortdurend onderhevig aan veranderingen. Zo worden er bijvoorbeeld steeds nieuwe verbindingen tussen hersencellen gevormd (synaptogenese), groeien en vertakken de informatie ontvangende tentakels van hersencellen (dendrieten) en groeien de uitlopers van hersencellen die informatie overdragen naar andere cellen (axonen). Rondom deze uitlopers komt door de jaren heen een vettige stof (myeline). Hierdoor kan de overdracht van elektrische impulsen tussen hersencellen toenemen. De kracht van de verbindingen tussen hersencellen (synapsen) kan sterker worden, waardoor je dingen kunt leren. Sommige verbindingen tussen cellen worden gesnoeid en in verschillende hersendelen worden nieuwe cellen gegenereerd, om maar enkele veranderingen te noemen. Het bijzondere aan al deze veranderingen in de hersenen, die ook wel neuroplasticiteit wordt genoemd, is dat je er invloed op kunt uitoefenen. Een deel van de veranderingen wordt namelijk veroorzaakt door datgene wat je doet, voelt, ruikt, ziet, hoort, proeft en meemaakt. Zo hebben
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
wetenschappers als Bogdan Draganski en Thomas Elbert ondermeer aangetoond dat jongleren de hersengebieden verandert, die betrokken zijn bij de verwerking van complexe visuele informatie, dat cognitieve gedragstherapie de hersencircuits kan beïnvloeden die te maken hebben met dwangstoornissen, en dat bepaalde gebieden in de auditieve hersenschors groter worden bij blinden. dat wat je doet en datgene waaraan je, je wel of juist niet blootstelt, heeft dus invloed op de vorming en het functioneren van je hersenen. Die ontdekking heeft nogal wat implicaties. Onze hersenen bepalen namelijk wat we voelen, denken, doen, kunnen en zijn. Als we invloed kunnen uitoefenen op de vorm en werking van ons brein, dan betekent dat, dat we direct invloed kunnen uitoefenen op wat we voelen, denken, doen, kunnen en zijn. Positief en negatief. Kort samengevat: er is sprake van tweerichtingsverkeer. Onze hersenen bepalen ons gedrag, maar tegelijkertijd vormt ons gedrag ook onze hersenen. Dit alles natuurlijk binnen anatomische, fysiologische en genetische grenzen. Plasticiteit van de hersenen beperkt zich niet tot de kinderjaren, maar duurt het hele leven lang. Ook op volwassen leeftijd geldt nog steeds dat je, je blootstelt aan nieuwe informatie en je, je vaardigheden oefent en je hersenen vormt, door ondermeer het versterken en leggen van verbindingen tussen hersencellen. Door het vormen van deze hersennetwerken, ontwikkel je vaardigheden. Dit plastische proces verloopt niet gelijkmatig en gelijktijdig. Het is tijdsafhankelijk en regiospecifiek en volgt een soort hiërarchisch patroon. De primaire sensorische gebieden in de hersenen (de gebieden die zich bezig houden met zintuiglijke waarneming) ontwikkelen zich bijvoorbeeld eerder dan de motorische gebieden, die zich weer eerder ontwikkelen dan de gebieden die verschillende soorten informatie integreren. En die gaan weer vooraf aan de ontwikkeling van de prefrontale gebieden, verantwoordelijk voor onder meer plannen, zelfreflectie en motivatie. Deze tijdsafhankelijke en regiospecifieke ontwikkeling is terug te zien in de ontwikkeling van ons gedrag en heeft directe gevolgen voor opvoeding en scholing.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Hoewel de plasticiteit van het brein het grootst is als je jong bent, blijven je hersenen je hele leven plastisch en in staat tot leren. Wat je doet en wat je meemaakt, of het nu te maken heeft met een potje voetbal, je werk als manager of een agressieve ruzie, blijft invloed uitoefenen op je hersenen en zo je hersenen vormen. Hierdoor kun je, je vaardigheden en emoties blijven ontwikkelen en nieuwe mogelijkheden scheppen voor verdere ontwikkeling. Indien e, e bewust blootstelt aan bepaalde informatie, kun je, je hersenen en gedrag meer ontwikkelen in de richting die je zelf graag wilt. Je genen spelen bij de snelheid en de mate waarin dit gebeurt een bevorderende dan wel beperkende rol. Het onderzoek van Anders Ericsson naar de aard van mensen die uitzonderlijke prestaties op topniveau leveren, zoals atleten, muzikanten en schakers, levert interessante informatie op. De ‘experttheorie’ van Ericsson laat zien dat dergelijke toppers belangrijke overeenkomsten vertonen. Ze trainen telkens een uur lang, zeer geconcentreerd, waarna zij een pauze inlassen die vaak uit een dutje doen bestaat. Ze werken veel in de ochtenduren en hebben aandacht voor het kleinste detail. Gemiddeld trainen en oefenen ze zeven dagen in de week, tien aar lang gedurende in totaal vier uur per dag, wat maar weer eens laat zien dat de top bereiken, altijd hard werken vergt. Niet iedereen hoeft de top te bereiken, maar de boodschap van het werk van vele onderzoekers is duidelijk. Je hersenen zijn plastisch, ze ontwikkelen zich mede op basis van de informatie waarmee ze worden gevoed. De wetenschap is belangrijk voor vele facetten van onze samenleving en kan een rol spelen op het gebied van scholing, opvoeding, gezondheidszorg, criminaliteitsbeheersing, wetgeving, arbeidsontwikkeling en moraliteitsbesef, om maar wat te noemen. Om de kwaliteit van het leven van velen te verbeteren met kennis over plasticiteit van de hersenen is echter nog veel meer onderzoek nodig. Dit onderzoek is in volle gang en levert vrijwel dagelijks interessante nieuwe informatie op.
Nieuwe mogelijkheden.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Er komen steeds betere mogelijkheden om via de hersenen, het gevoel en het gedrag van mensen positief te beïnvloeden. Gewaarwording, gedachten, gevoelens, herinneringen, gedrag, het zit allemaal tussen de oren. Ons brein zorgt voor onze ontwikkeling, intelligentie, leercapaciteiten, geheugen, emoties, drijfveren, kwetsbaarheden en tekortkomingen. Met therapie, medicijnen, elektrische stimulatie en neurochirurgie kunnen we de gang van zaken in de hersenen veranderen, maar ook met de juiste trainingen, kunnen we de gang van zaken in de hersenen veranderen. We moeten ons daarom afvragen waarom er in het strafrechtsysteem, de jeugdzorg, het bedrijfsleven, in het onderwijs of zelfs op individueel niveau, niet of nauwelijks gebruik wordt gemaakt van deze mogelijkheden? Dertig jaar geleden werden deskundigen in Nederland nog verketterd om de opvattingen dat stemming en gedrag vanuit de hersenen worden aangestuurd en daarom ook in de hersenen kunnen worden gecorrigeerd. Tegenwoordig is deze biologische zienswijze ook hier al redelijk gecorrigeerd. Eigenlijk is het vreemd dat het ooit werd ontkend, want iedereen kan zien wat er gebeurt als iemand bijvoorbeeld teveel alcohol drinkt. De een wordt vrolijk, de ander boosaardig, de derde ongeremd. De invloed van alcohol op onze hersenen kan kennelijk onze stemming en ons gedrag volkomen veranderen. Datzelfde geldt natuurlijk voor drugs en voor allerlei medicijnen, waaronder antidepressiva. Bovendien is bekend dat hersenletsel, bijvoorbeeld als gevolg van een ongeluk of een beroerte, grote blijvende gedragsen stemmingsveranderingen tot gevolg kan hebben. En verder wordt steeds duidelijker, dat er een sterke samenhang is tussen afwijkingen in de hersenen en ernstige psychiatrische aandoeningen zoals schizofrenie. Die afwijkingen zijn deels aangeboren, maar worden ook weer beïnvloedt door omgevingsfactoren. Onze hersenen, stemmingen en gedragingen zijn dus onlosmakelijk verbonden met elkaar. Geen wonder dat er al eeuwen wordt gezocht naar middelen en methoden om in te grijpen in de hersenprocessen, met als doel ze te veranderen.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Vroeger gebeurde dit experimenteel. De Portugese hersenchirurg António Egaz Moniz was de eerste die om psychiatrische redenen mensen opereerde. In 1936 sneed hij bij psychiatrische patiënten de zenuwbanen tussen de voorhoofdskwabben door. Ze werden er rustiger van en hadden minder last van repeterende gedachten. Lobotomie, zoals de ingreep ging heten, werd in de jaren veertig en vijftig van de vorige eeuw, op grote schaal in de Verenigde Staten toegepast bij allerlei stoornissen, variërend van lastig gedrag van kinderen tot depressie en schizofrenie. In diezelfde tijd werd ook een iets minder ingrijpende procedure populair als behandelmethode: de elektroshock. Beide ingrepen kregen zware kritiek vanwege hun ernstige bijverschijnselen. Met de uitbreiding van de mogelijkheden om de werking van de hersenen met medicijnen te beïnvloeden, raakten deze ingrepen dan ook uit de gratie. Vanaf de jaren veertig van de twintigste eeuw groeide het arsenaal aan slaapmiddelen, kalmeringsmiddelen, antidepressiva en antipsychotica snel. Ze werden als snoepjes ingezet bij de aanpak van overspannenheid, somberheid, nervositeit, waandenkbeelden, dwangmatig gedrag en psychosen. In de jaren zestig kwamen er op de vrije markt steeds meer ‘geestverruimende drugs’ die een sterke invloed hadden op het gedrag van de gebruiker, van marihuana en LSD, tot heroïne en cocaïne. Al deze legale en illegale stoffen hadden forse en soms gevaarlijke bijwerkingen, plus het risico van verslaving. Verder waren er natuurlijk de nodige psychotherapeutische behandelingen om patiënten van hun symptomen te verlossen. Zeer populair in de tweede helft van de vorige eeuw, was de psychoanalyse, waarbij patiënten soms jarenlang op de divan van hun therapeut lagen te worstelen met hun jeugdherinneringen om de oorzaak van hun problemen te achterhalen. Maar ook allerlei andere vormen van psychologische aandacht bloeiden op die, hoe onzinnig ze soms ook waren, altijd wel enig succes sorteerden, omdat aandacht van zichzelf al helpt. Wanneer we binnen het huidige strafrechtsysteem kijken, zijn we zo rond de jaren zestig van de vorige eeuw blijven steken in de mogelijkheden om het gedrag van criminelen en ontspoorde jongeren te veranderen.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Legale medicatie is niet aan te slepen door de medische diensten binnen het gevangeniswezen en de jeugdzorg en menig gedetineerde kan zich qua kennis op het gebied van medicijnen meten, met iedere apothekersassistent. Ook illegale stoffen zoals marihuana en cocaïne zijn overmatig aanwezig, zij het zonder toestemming van Justitie. Met de toenemende mogelijkheden echter, om in het werkende brein van levende mensen te kijken zonder het te beschadigen, is aan het einde van de twintigste eeuw een nieuw tijdperk ingetreden waarin hersenbeïnvloeding veel subtieler en effectiever kan gebeuren. Met behulp van zeer geavanceerde scanapparatuur wordt steeds duidelijker welke delen van de hersenen actief betrokken zijn bij bepaalde stemmingen en gedragingen. Neurobiologisch en farmaceutisch onderzoek leggen bloot wat er biochemisch in de hersenen gebeurt. De kennis die dit oplevert, werpt op alle fronten vruchten af. De nieuwe psychoactieve stoffen werken veel specifieker en hebben dus minder bijwerkingen en een kleiner risico op verslaving. Ze zijn onverminderd populair. Er worden in Nederland jaarlijks vele miljoenen recepten uitgeschreven voor antidepressiva, maar ook voor kalmeringsmiddelen, slaappillen en pijnstillers. Ook psychotherapeuten tasten minder in het duister dan vroeger. Dankzij hersenonderzoek en andere wetenschappelijke meetmethoden weten ze niet alleen beter wat er in de hersenen van hun patiënten gebeurt, maar ook wat de effecten zijn van hun interventies en soms zelfs waarom deze effecten er zijn. Die kennis heeft geleidt tot hardere criteria voor wie er in aanmerking komt voor welke vorm van therapie. Bovendien zijn er nu strakke richtlijnen voor de behandeling. Patiënten zijn er beter mee af. Jarenlange interventies zonder meetbaar effect zijn uit de mode geraakt, althans in de reguliere geneeskunde. Allerlei frivole therapieën waarvan de effectiviteit onbewezen is, worden echter niet alleen nog op de alternatieve markt aangeboden. Ook de elektroshock, of liever gezegd, de elektroconvulsietherapie, en de hersenchirurgie zijn terug, maar nu in een mildere, minder belastende en
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
minder schadelijke vorm. Alleen patiënten met zeer ernstige symptomen die niet op andere manieren te helpen zijn, komen voor deze ingrepen in aanmerking en alleen als ze het zelf willen. De verbeterde kennis van de hersenen heeft ook nieuwe mogelijkheden van behandeling opgeleverd, zoals het zelf reguleren van hersengolven door neurofeedback *. Hoe gaat het in zijn werk? Een voorbeeld: Tristan heeft ADHD en dus grote moeite om zich te concentreren. Door met een computerprogramma te oefenen weet hij dat zijn hersengolven zich normaliseren als hij in gedachten twintig keer een bal door een basketbalnet probeert te gooien. Hij leert het ook voelen. De angstige vraag die geregeld opdoemt, is of al deze verworven kennis en nieuwe behandelmethoden niet gaan leiden tot een wereld waarin niemand meer ‘normaal’ wordt gevonden en iedereen met psychotherapie, psychomedicatie of psychochirurgie, zichzelf probeert te veranderen. Een samenleving waarin mensen gedwongen (kunnen) worden tot gesleutel aan het brein.
*) Veel psychische aandoeningen gaan gepaard met duidelijk meetbare ongebruikelijke patronen in de hersengolven. Waarom dat zo is, is onbekend. Maar het lijkt wel logisch om te proberen deze afwijkende patronen te verbeteren. Liefst op eigen kracht, dus door net als bij de cognitieve therapie het eigen brein in te zetten om de werking van datzelfde brein te verbeteren. Neurofeedback is een populaire trainingsmethode om met behulp van computerspelletjes de juiste frequentie van hersengolven te produceren in bepaalde omstandigheden. Terwijl er nog volop wetenschappelijk onderzoek naar wordt gedaan en de langdurige effectiviteit van deze nieuwe methode nog lang niet vaststaat, springen commerciële bedrijven er al gretig op in. Vooral in de VS, maar ook in Nederland. Dit komt doordat grote groepen patiënten er mogelijk baat bij kunnen hebben: epilepsiepatiënten, mensen die aan depressie lijden en hyperactieve kinderen met ADHD. Door voortaan deze oefening te doen als hij huiswerk gaat maken, kan hij zich beter concentreren en verbeteren zijn schoolresultaten. De psychiatrie haalt zijn bestaansrecht uit de hoge druk die de maatschappij, de mensen oplegt. Ook tolerantie is ver te zoeken. Vroeger gingen mensen naar de psychiater omdat ze dit zelf nodig vonden. Tegenwoordig, omdat de buurman dit nodig vindt”, aldus De Wachter. “De samenleving is een speedboot geworden” zegt hij, “en patiënten worden al heel snel doorverwezen naar psychiaters in hun ‘reddingssloepen’. Deze reddingssloepen hebben echter maar hele korte riempjes en raken overvol. De overheden zien daardoor de kosten
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
stijgen en vervangen de psychiatrische hulp door ‘zwemvesten en voedselpakketten’ in de vorm van medicijnen.”
Dirk de Wachter, de Belgische psychiater en auteur van het boek ‘Borderline times’ zei hier op 23 maart 2013, in het VPROtelevisieprogramma ‘Boeken’ het volgende over: “Sinds de jaren negentig van de vorige eeuw, leven we in een wereld van ‘medicalisering’. Het leven moet steeds sneller en de druk op mensen om daarin mee te komen wordt steeds groter. Hierdoor krijgen steeds meer mensen het gevoel dat ze niet meer kunnen meekomen en ‘iets mankeren’. De Wachter is van mening dat er druk van de ketel moet worden gehaald en dat mensen aan zichzelf en anderen niet zulke hoge eisen moeten stellen. Niets is ondenkbaar. In het boek ‘De toekomst van onszelf’, in 2002 uitgegeven door de Gezondheidsraad, worden al allerlei futuristische mogelijkheden geschetst, variërend van een keten van winkels waarin een groot assortiment psychoactieve middelen te koop is, tot ‘neurohelmen’ die iedereen op school en kantoor moet dragen om zijn geheugen en concentratie te optimaliseren. Het is leuk bedacht, maar zo’n vaart zal het niet lopen volgens de deskundigen. De kennis van de hersenen is verbeterd, maar staat desondanks nog in de kinderschoenen. Er is nog veel meer kostbare en tijdrovende research nodig om zelfs maar kleine stapjes te kunnen zetten ter verbetering van de al bestaande mogelijkheden. En bij elk stapje zal de medische stand de ethische grenzen strenger afbakenen.
Ons brein en de toekomst. Sleutelen aan het brein van de mens is niet nieuw. Hersenchirurgen snijden of laseren tumoren weg. Nucleair radiologen repareren zwakke plekken in de aderen. Psychiaters bestrijden stoornissen met medicijnen. De elektroshock is terug voor patiënten met ernstige depressies. Inmiddels wordt ook al volop geëxperimenteerd met de techniek van
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Transcraniële Magnetische Stimulatie (TMS). Experimenten met patiënten die lijden aan psychiatrische stoornissen tonen aan dat TMS soms tijdelijk effectief kan zijn bij het bestrijden van symptomen. Een stap verder en we zijn bij het aanbrengen van elektroden in de diepe delen van de hersenen, de zogeheten Deep Brain Stimulation (DBS). Daarmee kan de prikkeling worden aangestuurd om de stemming en het gedrag van de patiënt te beïnvloeden. Het wordt al experimenteel toegepast bij patiënten die lijden aan chronische, onbehandelbare, zware depressies. Optimistische onderzoekers voorzien veel mogelijkheden om met een combinatie van al deze methoden en technieken de slecht functionerende onderdelen van de hersenen permanent te corrigeren, zonder dat dit voor de buitenwereld te zien is. Het zou mooi zijn als het leven van psychiatrische patiënten op die manier substantieel te verbeteren is. Maar het zal wel tot gevolg hebben dat we het onderscheid moeten loslaten dat we nu nog maken tussen begrippen als mens en machine, gevoel en verstand, schuld en onschuld. Want stel je voor, dat het ooit mogelijk wordt om met behulp van geïmplanteerde elektroden in de hersenen, aangestuurd door een uitwendige afstandsbediening, aanvallen van agressief gedrag onmiddellijk af te breken. Een ideale oplossing voor mannen die hun vrouw en kinderen mishandelen. Voortaan is hij poeslief, vooral als zijn vrouw de zapper mag bedienen. Wie is deze man? Is hij zichzelf of is hij zijn machine? En als zijn vrouw de knop iets te lang ingedrukt houdt en hij héél lief wordt, is het dan liefde? En als zijn vrouw per ongeluk de afstandsbediening kwijtraakt en hij in een aanval van razernij de buurman doodslaat, wie heeft dan de schuld? En als de batterijen op waren? Om tot dit soort behandelingen over te gaan moeten we ons nog heel wat afvragen op ethisch gebied
Meten is weten.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Het Donders Instituut in Nijmegen staat er bekend om, peperdure apparaten waarmee steeds beter in het menselijke brein kan worden gekeken, zonder schade aan te richten. EEG, MRI, TMS, DTI en andere technische apparatuur met mogelijkheden om prikkels, bloedstromen, magnetische signalen, witstofbanen of hormoonactiviteiten in het brein te meten. Deze apparatuur wordt gebruikt door ruim vijfhonderd onderzoekers uit de hele wereld die in Nijmegen zijn om meer te weten te komen over die honderd miljard neuronen en honderdduizend kilometer aan verbindingen die alles wat we denken, voelen en doen bepalen. Aan de lopende band worden proefpersonen, onder wie zelfs baby’s, in de verschillende onderzoeksruimten van het Donders Instituut getest op uiteenlopende zaken als intelligentie, taalvaardigheid, stemmingen, stoornissen of bewustzijn. De apparaten, die steeds beter worden, hebben de kennis over ons brein in een stroomversnelling gebracht. We kunnen beter dan ooit zien hoe het gezonde en ongezonde brein in elkaar zit en functioneert. Duizenden publicaties tonen aan, dat niet één gebied in de hersenen verantwoordelijk is voor één functie, zoals lang werd gedacht, maar dat het eerder gaat om een gigantisch netwerk van verbindingen, met knooppunten, snelwegen, hoofd- en bijwegen.
EEG: hersenactiviteit meten in milliseconden. Meer dan tachtig jaar oud is de EEG-techniek om de elektrische activiteit van de hersenen te meten. Hoewel er veel nieuwe methoden bij zijn gekomen, is dit nog steeds een populaire vorm van hersenonderzoek, want het is zeer betrouwbaar en relatief goedkoop. Bij elektro-encefalografie wordt met behulp van 32, 64 of 128 exact geplaatste kleine elektroden (stroomgeleiders) op de hoofdhuid de elektrische activiteit van grote hoeveelheden hersencellen vlak onder de schedel gemeten. Dit gebeurt in een tijdsbestek va milliseconden. Het is daarom een goede techniek om, terwijl proefpersonen taken uitvoeren, hersenfuncties als taal, waarneming, geheugen en aandacht te bestuderen, precies op het moment dat ze plaatsvinden. Hiermee kan dus bijvoorbeeld de status van de ontwikkeling van iemands brein worden gemeten.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
PET: neurochemie onderzoeken. Bij hersenonderzoek met Positron Emissie Tomografie (PET) werd aanvankelijk een zeer lichte radioactieve stof in de bloedbaan van de proefpersonen gespoten. Meestal ging het om water, vermengd met een radioactieve vorm van zuurstof. Zo kon de doorbloeding van de hersenen in beeld worden gebracht. daaruit kon worden afgeleidt in welke delen van de hersenen veel activiteit is. Hersenonderzoekers probeerden zo te achterhalen welke dieper gelegen hersengebieden betrokken zijn bij bepaalde functies. Met de uitvinding van de veel snellere functionele Magnetic Resonance Imaging (fMRI), in de tweede helft van de twintigste eeuw, werd dergelijk PET-onderzoek achterhaald. Tegenwoordig wordt de PETscanner vooral gebruikt voor neurochemisch onderzoek. De proefpersoon krijgt een stof ingespoten waarmee de werking van receptoren voor signaalstoffen (neurotransmitters) als dopamine en serotonine zichtbaar kan worden gemaakt. Dit is heel belangrijk, fundamenteel onderzoek naar de oorzaak van psychiatrische kwalen als depressie, ADHD, angststoornissen, schizofrenie en de ziekte van Parkinson. Dankzij onderzoek met PET weten we nu dat deze kwalen samenhangen met een foutieve werking van neurochemische systemen in de hersenen.
fMRI: bloedtoevoer in het brein bekijken. Vrijwel gelijktijdig met PET werd in de tweede helft van de twintigste eeuw een totaal andere, revolutionaire techniek ontwikkeld om in het lichaam en in de hersenen te kunnen kijken. Deze MRI-techniek is gebaseerd op het gedrag van atomen in watermoleculen die zich in een magnetisch veld bevinden. Een korte puls radiostraling laat de kernen in de atomen trillen. Dat is waarom deze techniek eerst Nucleair Magnetic Resonance (NMR) heette. Later werd ze
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
omgedoopt tot Magnetic Resonance Imaging (beeldvorming met magnetische resonantie) om een ongewenste associatie met het begrip ‘radioactiviteit’ te vermijden. MRI werd aanvankelijk veel ingezet om bij levende hersenen de structuren goed te bekijken. Sinds 1992 kan met een ingespoten, niet radioactieve contravloeistof ook de bloedtoevoer in de hersenen in beeld worden gebracht. Sindsdien is de veilige BOLD fMRI niet meer weg te denken uit de neurowetenschap. Dankzij fMRI is duidelijk geworden dat niet één, maar vele hersengebieden betrokken zijn bij bijvoorbeeld het maken van overwegingen. Dat is goed te zien in de vlakken die oplichten in het driedimensionale beeld.
TMS: het brein prikkelen tot activiteit. Transcaniële Magnetische Stimulatie (TMS) wijkt af van andere onderzoekstechnieken, zoals fMRI en MEG, doordat niet in het brein wordt gekeken, maar oppervlakkige delen van de hersenen met pijnloze elektrische stroompjes kunnen worden gestimuleerd. Bij TMS wordt een elektrische stroom door een spoel van koperdraad gestuurd, die in een plastic houder boven het hoofd van de proefpersoon wordt gehouden. Als er stroom door de spoel wordt gestuurd, ontstaat een magnetisch veld. Dit veroorzaakt een elektrische stroom in een klein gebied in de hersenschors. Wanneer de spoel bijvoorbeeld boven het hersengebied wordt gehouden dat een vinger aanstuurt, ontstaat in die vinger spieractiviteit die kan worden gemeten. De vinger gaat omhoog. Op deze manier verschaft TMS inzicht in het functioneren van de gestimuleerde zenuwbanen. Tegenwoordig wordt TMS ook veel gebruikt in de cognitieve neurowetenschap waarin onderzoek wordt gedaan naar functies in het brein die samenhangen met leren, aandacht en geheugen. Met TMS, waarbij meerdere pulsen kort na elkaar worden gegeven, terwijl een proefpersoon bijvoorbeeld een geheugentaak uitvoert, kan worden aangetoond welke delen van de hersenschors cruciaal zijn. Er wordt ook onderzocht of het uitvoeren van een taak doelbewust met TMS kan worden gemanipuleerd.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
MEG: hersengolven in kaart brengen. Met de komst van MEG (magnetoencephalography) hebben neurowetenschappers een techniek ter beschikking gekregen waarmee ze preciezer de activiteit in de hersenen kunnen meten dan met EEG. De proefpersoon zit met zijn hoofd in een enorme overkapping, informeel ook wel de ‘haardroger’ genoemd. In die kap zitten honderden sensoren die de magnetische activiteit meten rond de elektrische stroompjes tussen de hersencellen. Zo kan vrij nauwkeurig in kaart worden gebracht welke groepen hersencellen betrokken zijn bij de uitvoering van een taak. Deze techniek is heel geschikt om vast te stellen waar in het brein de activiteit precies plaatsvindt. Ook kunnen met MEG de ritmes van neurale activiteit in beeld worden gebracht, de oscillaties oftewel de hersengolven. Men kan met MEG dus ook onderzoeken wát er gebeurt in het brein bij het uitvoeren van taken. Net als EEG meet MEG de activiteit in het buitenste deel van de hersenen, de hersenschors (cortex). Om dieper in het brein door te dringen, is een fMRI-meting geschikter. Het is daarom goed om verschillende meettechnieken te gebruiken om een compleet beeld te krijgen van de activiteit in het brein tijdens een taak.
DTI: speuren naar vezelbanen. Met behulp van PET, MRI en MEG kunnen hersenonderzoekers hun proefpersonen tijdens het scannen bepaalde taken laten uitvoeren en dan kijken hoe dat in het brein wordt georganiseerd. De nieuwste aanwinst in de gereedschapskist van het Donders Instituut is DTI (Difussion Tensor Imaging). Dit is een revolutionaire techniek om de vezelbanen van witte stof tussen de verschillende hersengebieden in beeld te brengen. dat gebeurt door met behulp van een fMRI-scanner te meten hoe het water in de hersenen zich verplaatst (diffusie). Water heeft de neiging om altijd de makkelijkste weg te kiezen, ook in het brein. Door de richting en beweging van waterstromen te meten,
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
wordt zichtbaar hoe de vezelbundels lopen die verschillende delen van de hersenen met elkaar verbinden en die belangrijk zijn voor de informatieoverdracht in de hersenen. Er lopen sterke vezelbundels tussen de linker en de rechterhelft van de hersenen. dat is niet verwonderlijk, want er moet altijd veel informatie tussen beide hersenhelften worden uitgewisseld. DTI speelt een grote rol, bij het in kaart brengen van de communicatielijnen in het brein.
9.5 Visies uit het veld. 9.5.1 Simone van der Zee. Simone van der Zee is jurist en criminoloog. In die hoedanigheid is zij werkzaam als adviseur bij de politie en doceert zij aan de politieacademie. Zij studeerde aan het Willem Pompe Instituut voor strafrechtwetenschappen in Utrecht en publiceerde wetenschappelijke artikelen en boeken. In een van haar boeken neemt Van der Zee de lezer mee aan de hand, naar de ervaringen van zeven zeer verschillende mensen. Het is de rode draad door haar boek. Ze hebben een ding gemeen: ze zijn allemaal in aanraking gekomen met politie en Justitie. De een heet Kevin, is Feyenoordsupporter en schopt een politieagent dood. Toine wordt bij een verkeerscontrole gepakt met drugs in zijn kofferbak. Ruben is geen pedofiel, maar een pedoseksueel die wordt meegenomen voor zedenmisdrijven. Youssef is verslaafd en wordt in de metro gepakt wegens autodiefstal. En dan is er nog Jolanda die haar baby zo hard door elkaar heeft geschud, dat ie sterft. En Ammar, een illegale Irakees die zonder het zelf te weten, de chauffeur is van criminele neefjes. Hij wordt klemgereden in de Kanaalstraat in Utrecht. En dan hebben we Jenairo nog. Een seksverslaafde die altijd op jacht is naar meisjes, waarbij er erg veel misgaat.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Simone van der Zee heeft deze mensen gevolgd vanaf hun arrestatie. Ze beschrijft hun verblijf in het Huis van Bewaring, hun rechtszaak en het verblijf in de gevangenis, na hun veroordeling. Met deze aanpak wil Van der Zee laten zien dat het leven in de Nederlandse gevangenissen geen verblijf is in een staatshotel. maar vooral wil zij ook aantonen, dat er toch wel heel goed moet worden nagedacht of het straffen van mensen wel zin heeft. Bij veel van haar personages, van wie ze tot in detail de problemen beschrijft, zie je dat (zwaar) straffen eigenlijk voornamelijk schade aanricht, die ertoe leidt dat deze mensen bij terugkeer in de samenleving toch weer in de fout gaan, op een uitzondering na. Van der Zee schrijft dat van de vijf strafdoelen (vergelding, afschrikking, het onschadelijk maken, resocialisatie en herstel) er in onze eeuw, een met stip bovenaan staat: het onschadelijk maken. De gevangenis is onze bewaarplaats voor grote groepen mensen, die wij niet in ons midden willen hebben. Omdat ze verslaafd zijn, omdat ze een afwijking hebben, gevaarlijk zijn of onhandelbaar. En omdat ze illegaal zijn of omdat ze gewoon niet meer meekomen in de postmoderne maatschappij. Tal van internationale onderzoeken wijzen uit, dat (zwaarder) straffen niet veel zin heeft. Dus werpt Van der Zee de vraag op of het ook anders kan. Volgens haar kan het anders, maar is het niet eenvoudig. Mensen worden niet van de ene op de andere dag dader. En dat laat ze zien aan de hand van haar voorbeelden. Aan daderschap gaat een heel proces vooraf en in dat proces moet een mogelijkheid tot ingrijpen zijn geweest. De vraag is alleen, wanneer en door wie? het antwoord op deze vraag is minder moeilijk dan het lijkt. Er is een keur aan wetenschappelijk onderzoek naar risicofactoren, maar op de een of andere manier verdwijnen deze onderzoeken in een grote la en wordt er niets mee gedaan. “Politici gebruiken misdaad voor politieke doeleinden, de media gebruiken de misdaad om te verkopen en het publiek krijgt mede daardoor geen goed beeld van wat gevangenisstraffen werkelijk teweegbrengen”, aldus Van der Zee.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
9.5.2 Corine de Ruiter. Corine de Ruiter is hoogleraar forensische psychologie aan de Universiteit van Maastricht. Ze is tevens verbonden aan het Trimbos Instituut (het landelijk kenniscentrum voor geestelijke gezondheidszorg) in Utrecht.
“Na zeven jaar verliet ik in 2002 de Van der Hoevenkliniek in Utrecht. Mijn ‘TBS-tijd’ zat erop. Ik had een groot aantal patiënten Psychologisch getest en vele dossiers doorgespit. Wat me opviel was dat het merendeel van de TBS-gestelden als kind al veel gedragsproblemen hadden, maar nooit de juiste hulp kreeg. Zo was het van kwaad naar erger gegaan, met de veroordeling tot TBS als een soort laatste redmiddel. Het zette mij aan het denken. In de jaren erna heb ik mij vanuit mijn nieuwe werkplek ingezet voor het vergroten van de beschikbaarheid van werkzame behandelingen voor jonge kinderen met gedragsproblemen in de Nederlands jeugdzorg. Zo hebben we het Parent Management Training Oregon-model ingevoerd en recent zijn we gestart met het ‘Stop Nu Ander Plan’ voor kinderen tot twaalf jaar, met politiecontacten. beide methoden worden standaard onderzocht op hun effectiviteit, zodat we straks echt weten of het werkt en bij wie.” Vanuit de wetenschap wordt steeds duidelijker dat investering van belastinggeld in preventieve programma’s voor hoogrisicogroepen op de lange termijn leidt tot een aanzienlijke vermindering van criminaliteit en veel geld bespaart. Staatssecretaris Fred Teeven zou graag een nieuwe wet willen invoeren om bepaalde groepen ex-gedetineerden, levenslang toezicht op te kunnen leggen. Er bestaat echter geen enkel wetenschappelijk bewijs, dat dit helpt om delicten te voorkomen. Het kost heel veel geld en een euro kun je maar een keer uitgeven. Het is daarom beter om te kiezen voor preventie, want dat werkt. Ook zijn er goedkopere en effectievere manieren om met gedetineerden om te gaan dan nu gebeurt.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Langdurig en veelvuldig straffen is duur en werkt niet. De maatschappij is met het opsluiten van criminelen slechts tijdelijk beschermd. De slachtoffers krijgen er niet mee terug wat zij zijn kwijtgeraakt. Zwaardere straffen werken niet preventief; het kan de criminaliteit zelfs doen toenemen. Gedetineerden verliezen familie en vrienden en gaan opnieuw de fout in. Straffen alleen is dus geen oplossing. De Ruiter ziet graag een combinatie van behandeling en beloning. “Bij gedetineerden werkt het net als bij kinderen, tegenover elke straf moeten minstens vijf beloningen voor goed gedrag staan, anders trekken zij zich terug uit relaties met anderen.” Hier ligt volgens De Ruiter een verantwoordelijkheid va de maatschappij. Bij de meeste gedetineerden ging het tijdens de kinderjaren al mis. Daarom is het van het grootste belang, dat de jeugdzorg adequaat handelt: “Je kunt er niet vanuit gaan dat delinquenten zichzelf wel redden. Een gevangenis is misschien wel de laatste plek waar je ze in moet stoppen.” De Ruiter is zich bewust van het feit, dat dit geen populaire boodschap is, maar wel noodzakelijk. Als je met een klacht naar de arts gaat, verwacht je een passend medicijn. gedetineerden krijgen nu allemaal dezelfde pil, die niet eens werkt, aldus Corine de Ruiter.
9.5.3 Constatijn Kelk. Constatijn Kelk is emeritus hoogleraar strafrecht, strafprocesrecht en penitentiair recht. “In de vroege tweede helft van de vorige eeuw, was er een nieuw mensbeeld aan het ontstaan: de burger diende in tal van situaties meer als mondig rechtssubject te worden erkend en dus over een beter ontwikkelde rechtspositie te beschikken. De groep ‘Coornherters’ wist zeker dat strafrecht schade aanrichtte en dat strafrecht te weinig rechtswaarborgen bood. Het strafrecht was van de bovenklasse. Zoals wijlen Parooljournalist Jacques van Veen ooit zei; “Tal van rechter
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
hebben er geen flauw benul van hoe, waarvan en onder welke omstandigheden de meeste mensen leven, die zij ter beoordeling voor hun hekje krijgen.” Dus werd er maar veroordeeld, zonder dat er over de gevolgen van die veroordelingen en over de kwalijke impact ervan een beeld was. Kelk en zijn kompanen waren er in die tijd van overtuigd (en zijn dat nog steeds), dat gevangenisstraffen teruggedrongen zouden moeten worden. Een tijdlang hebben ze de maatschappelijke wind mee gehad, ook al doordat de tijdsgeest de alternatieve gedachten in en uitademde. Geleidelijk is de focus in de laatste jaren van de vorige eeuw verschoven. Het is aan historici straks om precies de vinger op de zere plek van de ‘ontwikkelingswonden’ te leggen. Feit is, dat het solidariteitsdenken aan invloed verloor. Kelk heeft het hier over verzakeling als veroorzaker. De alsmaar grootschaliger wordende organisaties, toenemende bureaucratisering, technologisering, informatisering, commercialisering en internationalisering. Europa vertrok vanuit een veel repressievere optiek dan Nederland. De Europese gelijkschakeling pakte voor Nederland ongunstig uit. Parallel daaraan is er de toename van het rechtse gedachtegoed. Rechts gedachtegoed is de hele geschiedenis door repressiever geweest. Het strafrecht werd bedolven onder regels en beleid. Kelk ziet het reclasseringswerk onder de bureaucratische normen verzaken en (dus) minimaliseren. Kelk herkent het, dat individualisering, de ik-samenleving, hoe goed ook bedoelt, onverwachte gevolgen heeft voor de samenhang in en om ons heen. Het ieder voor zich en God voor ons allen, overpowerd het veel genoemde ‘samen’. Hij ziet dat de ander – en niet ik zelf - gerust zwaar mag worden gestraft. De algemene trend is, afnemende humanisering en toenemende criminalisering. Mede onder invloed van de media komt er veel meer aandacht voor straffen dan in eerdere jaren het geval was. Als er iets misgaat (neem het voorbeeld van de TBS’er die niet terugkomt van verlof) dan blazen de media het incident op en hobbelt de politiek er achteraan. Zelfs een dagblad als de Volkskrant heeft op zaterdag een rubriek, waarin een rechtszaak wordt beschreven. Dit was een jaar of wat
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
geleden nog ondenkbaar. Dit samenlevingsklimaat neigt naar het eisen van hoge straffen als vergelding. Belangrijk bij de beeldvorming rond het geven van straffen, is de erkenning van de plaats van het slachtoffer in het strafproces. De Rechter wordt geconfronteerd met de maatschappelijke eis dat hij eigenlijk voor het slachtoffer partij moet kiezen. Kelk kiest de positie, dat het slachtoffer in de rechtszaak geen derde partij is. Het gaat om de verhouding tussen de dader en de maatschappij. De dader heeft iets gedaan (of wordt daar tenminste van verdacht) en de Rechter moet daar een oordeel over vellen. Hij moet een straf uitspreken. Het slachtoffer is geen derde partij. Hij moet zich voegen, maar moet niet in een wrakzuchtige positie worden gebracht. in het hijgerachtige repressieve klimaat nu, is dat een moeilijk verkoopbare boodschap. het slachtoffer heeft immers het recht om partij te zijn. De Rechter moet daar tegenwoordig mee dealen.
9.5.4 Esther van Ginneken. Esther van Ginneken is onderzoeker bij het Institute of Criminology aan de University of Cambridge in de Verenigde Staten en psycholoog. Zij maakte een proefschrift over de manier en de mate waarop en waarin gedetineerden zich gedwongen aanpassen als ze in de gevangenis zitten. Ze heeft daarbij haar blik rechtstreeks gericht op de terugkeer in de samenleving. Hoe meer gedetineerden hun zelfstandigheid verliezen als ze binnen zitten, des te moeizamer wordt de terugkeer. “Langdurig binnenzitten verhoogd de kans op afhankelijk gedrag, op hospitalisering. Hierdoor wordt het moeilijker om je weer aan het leven buiten aan te passen. Daarom is een goede voorbereiding op de terugkeer in de samenleving heel belangrijk. Van Ginneken legt er de nadruk op, dat elke gedetineerde op zijn eigen manier moet werken aan zijn terugkeer. Ze is het er niet mee eens, dat bij binnenkomst de risicofactor van de gedetineerde wordt bepaald en dat
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
aan de hand daarvan het behandelplan komt vast te staan, zoals dat nu gebeurt. Er zou meer gekeken moeten worden naar de mogelijkheden voor positieve ontwikkelingen van talenten, vaardigheden en toekomstwensen van gedetineerden. Overigens is zij van mening, dat slechts een minderheid binnen hospitaliseert. Ze is optimistisch over de vrouwen, maar eigenlijk ook over de mannen die voor het eerst in de gevangenis zitten. die zijn heel goed in staat, vaardigheden te leren die buiten goed bruikbaar zijn. Van Ginneken: “Het is uiterst belangrijk dat wie binnen zit, blijft geloven dat het buiten beter zal gaan. Als je er goed begeleiding aan geeft (bijvoorbeeld door therapie) helpt dat bij de verwerking van wat je hebt meegemaakt. Vooral vrouwen zin daarbij gebaat. Op mannen heeft begeleiding minder invloed. Rolpatroonverwachtingen en seksetypisch gedrag in de gevangenis zin daar debet aan. Als er in de gevangenis gewerkt wordt aan effectieve verwerking van wat e buiten hebt gedaan, neemt de mogelijkheid om met e slachtoffer in het reine te komen, ook toe. Misschien verkleint het zelfs de kans op herhalingdoor een beter inzicht in de gevolgen van je daden. Als gedetineerden of slachtoffers die wens van het met elkaar in het reine komen uiten, moet daar meer mee worden gedaan want dat kan voor beide partijen positieve gevolgen hebben.” Esther van Ginneken is ook betrokken bij een project in Engeland, waarbij jongeren in de gevangenis worden gekoppeld aan een life-coach. Van Ginneken’s opvatting: “Als je mensen verantwoordelijkheid laat nemen voor hun leven, zin ze beter af. je moet niet kiezen voor een risicobenadering, zoals nu veel te vaak gebeurt, maar je moet zoeken naar wat de mogelijkheden zin. het gaat om motiverende bejegening, met een positieve blik op de toekomst.” Zwaarder straffen heeft weinig positieve gevolgen. Het afschrikkende effect is laag. En het rendement van het opsluiten van mensen die ouder zijn dan veertig jaar, is ook al niet groot. Dit ook al omdat de bulk van de vergrijpen door pakweg de groep van achttien tot dertig jaar wordt gepleegd. Maar het is wel waar, dat met langere gevangenisstraffen je in
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
de gevangenis meer kunt doen aan gedragsverandering en reflectie, dan met kortere straffen, zegt Van Ginneken. Ze ziet daarom wel een paar voordelen van de ISD-maatregel, een maatregel die het mogelijk maakt om meerderjarige stelselmatige daders te plaatsen in een daartoe aangewezen inrichting. “Je kunt immers in twee aar meer doen aan herstelgerichtheid dan in zes maanden of nog korter. Korte gevangenisstraffen zin voor niemand nuttig. Maak daar taakstraffen van. Laat de daders iets terugdoen voor de slachtoffers en de maatschappij.” En zo plaatst Esther van Ginneken zich in een goede traditie, waarin wordt erkend dat zwaarder straffen weinig oplevert, behalve als je wraak en ressentiment belangrijker vindt dan herstel.
9.5.5 Jannemieke Ouwerkerk. Jannemieke Ouwerkerk is strafrechtjuriste en Universitair decent op het Departement of Criminal Law aan de Universiteit van Tilburg. Ze is strafrechtjuriste. Ze is in Utrecht opgeleidt. Ze is in Tilburg gepromoveerd op een proefschrift over strafrechtelijke beslissingen in de Europese Unie. Jannemieke Ouwerkerk is een van de jongste juristen die de stichting MENS hebben opgericht, de stichting MENS en Strafrecht. Ouwerkerk is voorzitter. MENS wil het publieke debat beïnvloeden en als gevolg daarvan, de wetgeving. Het is een groep jonge juristen die weer moed geeft, omdat ze niet in het hijgerige gedrag van almaar meer straffen en almaar hoger straffen stappen. “Straffen is niet het middel om allerlei problemen in de samenleving op te lossen”, zegt Ouwerkerk. “Bovendien sta je voor het hekje, voordat je het weet. Een keer teveel gedronken of gebruikt en in een gevecht verzeild geraakt en het is gebeurd. Je woont onwettig samen en tilt de bijstand. Ieder mens is daarin kwetsbaar, ook al denken we dat we dat zelf niet zijn. Tot we opeens voor het hekje staan.” Ze constateert, dat de manier waarop over straffen gepraat wordt, steeds repressiever van toon is. Ook allerlei wijzigingen die in de strafwetgeving
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
worden voorgesteld, ademen die repressie. De verjaring van misdrijven waar een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer op staat, wordt afgeschaft, de mogelijkheid voor Rechters om dwangverpleging voor TBS’ers onvoorwaardelijk te beëindigen wordt geschrapt, illegale hennepteelt wordt zwaarder bestraft, criminelen die binnen tien jaar een nieuw misdrijf plegen worden zwaarder bestraft en zo kunnen we nog wel even doorgaan. Streng, strenger, strengst. Politici lijken ervan uit te gaan dat mensen willen horen dat het onveilig is en dat er hard moet worden gestraft. Ook als de onveiligheid terugloopt. dan heet het opeens ‘het gevoel van onveiligheid’. Ouwerkerk vindt, de mogelijkheid van contacten tussen daders en slachtoffers belangrijk, omdat die ertoe kunnen dienen dat duidelijk wordt, dat het in het strafrecht niet alleen gaat of juist niet gaat om vergelding en wraak. “Natuurlijk”, zegt ze, “moeten vreselijke misdrijven streng gestraft worden, maar er moet ook ruimte voor verbetering zijn”. Dat laatste mist zij in de manier waarop staatssecretaris Fred Teeven, slachtoffers op de agenda zet en richting publiek communiceert. “Ik ben er nog niet uit welke rol het slachtoffer precies moet spelen in de strafprocedure. Het was altijd zo, dat het Openbaar Ministerie de samenleving en het slachtoffer vertegenwoordigt. Meer aandacht voor slachtoffers is goed, maar roept ook spannende vragen op. Zoals de herstelgerichte contacten die er in de fase tussen de zitting en de uitspraak zin. Maar de mogelijkheden tot herstel moeten wel geboden worden. De vormgeving van de strafprocedure moet er niet vanuit gaan, dat de dader niet deugt en het slachtoffer alleen maar uit is op wraak.” De manier waarop de dader omgaat met de eigen verantwoordelijkheid, speelt dan een rol bij de straftoemeting. We moeten niet naar een situatie waarin de dader niet deugt en het slachtoffer zint op wraak. Dat helpt niemand. Immers, de meeste daders komen, nadat ze hun straf hebben uitgezeten, weer ‘buiten’. Zij moeten verder en de samenleving moet verder. Als het aan Ouwerkerk ligt, komt de menselijke maat weer terug in het strafrecht en daaraan voorafgaande, in de wetgeving. dat betekent wel
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
een grote ommekeer in waarden. Achter elke crimineel zit een verhaal. Dat moet mee betrokken worden in de straftoemeting. Dat klinkt bijna ouderwets, maar het zou in het kader van de modernisering van het gevangeniswezen, met zijn persoonsgerichte aanpak de norm moeten zijn. De jonge juristen waartoe Ouwerkerk behoort, pleiten en dan ook voor, aandacht te hebben voor vergeving en verzoening. In die zin wijst ze op de TBS, die steeds meer ‘long-stay’ wordt in het kader van risicobeperking. Dat is geen goede ontwikkeling. Vrijheidsbeneming moet je doen als het niet anders kan. Opsluiten alleen helpt niet. Opsluiten snijdt de relatiepatronen van gedetineerden af. er was een goede ontwikkeling met taakstraffen en enkelbandjes. Het repressieve klimaat dat we nu hebben, vindt dat allemaal te soft, terwijl toch aangetoond is, dat van detentie niemand beter wordt, ook de samenleving niet. Dit thema komt in de discussie steeds weer terug.
9.5.6 Ido Weijers. Ido Weijers is hoogleraar jeugdbescherming aan de Universiteit van Utrecht. Een van de werkthema’s van Ido Weijers zin de jeugdige veelplegers. De groep jongeren, vooral jongens van twaalf tot achttien jaar, die voor de meeste problemen zorgen. In opdracht van het Openbaar Ministerie in Utrecht, onderzocht Weijers de achtergronden van tachtig jeugdige veelplegers in de Gemeente Utrecht. Dat zijn (nogmaals vooral) jongens die vijf keer of meer bij Justitie staan geregistreerd voor een delict. Weijers ontdekte dat het deels om jongeren gaat die alleen typische jongensproblemen hebben: moeilijkheden op school, het tempo niet kunnen volgen, ook vanwege een laag IQ en heel vaak in combinatie met gedragsproblemen. Weijers: “Daardoor is het bijvoorbeeld heel moeilijk om de concentratie, die de school vereist, op te kunnen brengen. Een tweede groep heeft vooral problemen thuis, zoals schulden, zeer heftige echtscheidingen, alcohol en drugs. Kortom, thuissituaties met een grote mate van
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
‘onmacht’. Ze verzuimen soms al zo’n anderhalf jaar van school. Er is dus weinig toezicht”. Tenslotte is er vaak sprake van zowel persoonlijke problemen als gezinsproblemen. Ik werp tegen, dat het begrip criminaliteit wel erg is uitgerekt. Wat vroeger kattenkwaad heette, is nu al snel crimineel gedrag. Weijers ziet dat ook: “Er worden inderdaad meer lichte vergrijpen geregistreerd. Ook vergrijpen waar geen geweld bij optreedt en waarbij bijvoorbeeld alleen dreigende taal is gebruikt. Nogal wat van wat vroeger kattenkwaad heette, wordt nu dus inderdaad criminaliteit genoemd”. “Jongeren die alleen maar jongerenproblemen hebben, moeten worden teruggeleidt naar het onderwijs. Daar moet echt heel veel aandacht aan worden besteed. het gemak waarmee lastposten soms van school worden getrapt, hoe begrijpelijk ook vanuit het belang van de school, moet worden doorbroken.” Weijers is positief over de mogelijkheden. Utrecht heeft, weliswaar op (te) kleine schaal, onderwijs gecreëerd dat deze jongeren op maat opvangt. Maar Weijers vreest voor de toekomst in het licht van de bezuinigingen. “Bij problematische gezinnen moeten de ouders intensief worden ondersteund bij diverse problemen, van schuldsanering en verslavingsbehandeling tot hulp bij het creëren van een betere ouderkind relatie. Dan is er een kleine groep, waar de familie eigenlijk helemaal geen probleem ziet in criminaliteit van kinderen. Oudere broers, vader, ooms of neven geven op dit punt sterke, maar slechte voorbeelden. In dit milieu wordt simpelweg gecalculeerd wat de kosten en de baten zin.” Weijers bepleit voor deze groep vooral een koers op schadevergoeding en (betaalbare) boetes en bijvoorbeeld niet op werkstraffen en zeker niet op leerstraffen. Het gaat er volgens hem bij deze groep om, dat de gevolgen zo direct mogelijk worden gevoeld. Weijers kiest dus voor een genuanceerde benadering met verschillende sanctiemogelijkheden., sterk afhankelijk van het type veelpleger en diens achtergrond en motivatie. Dus niet de lijn van Teeven, waarbij alles wordt ingezet op straffen, maar
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
ervoor zorgen dat sancties effectief worden ingezet, zodat de kans wordt vergroot dat de jeugdige niet weer in de fout gaat. Weijers wijst erop, dat de laatste jaren, de Rechters hebben ingezien dat in veel gevallen beter op zorg ingestoken kan worden dan op straffen zonder meer. Waardoor stoppen jongeren met hun, als crimineel aangeduid gedrag en wie stoppen er? Ook daar doet Weijers onderzoek naar. Hij heeft het over leeftijdscriminaliteitcurve: “We weten al heel lang, dat er een piek in criminaliteit bestaat rond de leeftijd van zeventien tot vijfentwintig jaar. Vrijwel alle jeugdige veelplegers stoppen ergens tussen hun twintigste en dertigste met criminaliteit”. Hij onderzoekt nu bij de eerder genoemde tachtig, wat hen terugbrengt of heeft gebracht tot normaal, om het zo uit te drukken. Daarbij lijken twee dingen opvallend: de rol van de vriendin en de rol van de ouders. Wat betreft de vriendin is het aardig dat hij en passant opmerkt, dat mannen vrijwel altijd ‘omhoog’ trouwen, terwijl vrouwen vaak naar ‘beneden’ trouwen. Een opvallende spagaat trouwens. Met name bij Marokkaanse jongeren zie je vaak dat hun gedrag verandert, zodra ze met een gezin, een vrouw en kinderen, te maken krijgen. Dat ze vaal weliswaar met enig genoegen terugkijken op hun eerdere jeugd maar dat, dat vaak opeens niet meer aan de orde is. Ze krijgen en nemen verantwoordelijkheid en stoppen met eerder gedrag. Daar komt bij dat meisjes vaak geen veelplegers zijn. Dus kan er van het aangaan van een relatie met een meisje een positieve werking uitgaan. Weijers: “De betekenis van de ouders voor het stoppen met criminaliteit door jeugdigen (ex)veelplegers lijkt belangrijker dan tot nu toe gedacht. Oudere gestopte veelplegers geven vaak aan dat ze spijt voelen voor de ellende die ze in de achterliggende aren, hun ouders hebben bezorgd. Bovendien steunen ouders hen in die fase vaak materieel door geld te geven, door huisvesting te regelen of door via hun contacten ergens een baantje te regelen”. Daarom bekritiseert Weijers de tendens om niet alleen jeugdige delinquenten, maar ook hun ouders hard aan te pakken, zoals nu een aantal politici wil: “ouders straffen helpt niet. Dit brengt ons verder van ons doel af.”
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
9.5.7 Dick Swaab. Dick Swaab is een internationaal werkend hersenonderzoeker, die een team leidt binnen het Nederlands Instituut voor neurowetenschappen. Hij was hoogleraar neurobiologie aan de Universiteit van Amsterdam en dertig jaar lang directeur van het Nederlands Instituut voor hersenonderzoek. “Vrouwe Justitia zou van de geneeskunde moeten leren hoe zij op basis van goed gecontroleerde onderzoeken, evidence based kan werken”, aldus Swaab. Het strafrecht is voorbehouden aan personen met een gezond brein. Dat principe heeft ook een biologische basis. Hoewel we dus alleen straf aan iemand horen te geven met een gezond brein, concludeerde Theo Dorelijers vijftien jaar geleden al als eerste dat van de minderjarige delinquenten die werden voorgeleidt, 65% psychiatrische stoornissen had, maar dat nog niet voor de helft van hen diagnostiek was aangevraagd. Mogen we zulke kinderen verantwoordelijk houden voor hun daden? Kindermishandelaars zijn vroeger als kind vaak zelf mishandeld. Wat is hun verantwoordelijkheid dan wanneer zij ook dit pad op gaan? Hoe verantwoordelijk is een puber voor het feit, dat zijn hersenen ineens overspoelt worden door geslachtshormonen die vrijwel ieder deel van de hersenen van functie doen veranderen? Het kind moet in de puberteit dus met een geheel nieuw brein leren omgaan en dat terwijl de prefrontale cortex, die onze impulsiviteit in toom houdt en ons moreel gedrag in belangrijke mate stuurt, bij pubers nog zeer onrijp is. En hoe verantwoordelijk zijn verslaafden voor hun stoornis die veroorzaakt wordt door kleien variaties in hun DNA of door ondervoeding in de baarmoeder? Morele veroordeling en straf die gebaseerd zijn op eigen verantwoordelijkheid berusten dus op drijfzand. Het gevoel van moraliteit si echter sterk verankerd in onze evolutionaire ontwikkeling, want het heeft belangrijke consequenties voor de overleving van de groep. Daaruit komt ook het idee voort, dat je zelf
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
voor je daden verantwoordelijk bent, al is dat een illusie. In tegenstelling tot wat er soms gedacht wordt, is onze geprogrammeerdheid nog geen argument tegen het opleggen van straf. Immers, de volgende keer kan ons brein een effectieve straf meenemen in zijn onbewuste afwegingen of we iets wel of niet weer zullen doen, of op een andere manier. Daarbij kent straf ook aspecten die niets met de problematiek van eigen verantwoordelijkheid te maken hebben. De maatschappij eist van het strafrecht genoegdoening en bovendien dient straf als bescherming tegen de daders en als waarschuwing voor anderen, hoewel er gerede twijfel is over de effectiviteit van dit laatste aspect. De kennis die we hebben over neurobiologische risicofactoren voor agressief of crimineel gedrag betreft altijd een groep individuelen met een bepaald kenmerk. Dit betekent echter, dat we een Rechtbank niet de zekerheid kunnen geven, dat een bepaalde factor bijgedragen heeft aan het plegen van een delict, door een bepaald individu. Dat maakt volgens sommigen de praktische bijdrage van de neurobiologische kennis aan een veroordeling of preventieve hechtenis tot nu toe van ondergeschikt belang. Terecht zegt professor Ybo Buruma in NRC Handelsblad (07-11-2007): “Rechters hebben net als dokters met individuen te maken.” Maar vervolgens trekt hij daar precies de verkeerde conclusies uit: “Ik vind het allemaal prachtig, die kennis, maar zolang we er op individueel niveau in de rechtszaal niets mee kunnen, hebben we er niets aan.” En daarmee brengt hij rechten als wetenschap op het niveau van de artsen van honderd jaar geleden, die ook naar eer en geweten hun patiënten op individuele basis behandelden, maar geen idee hadden wat het effect zou zijn. De geneeskunde heeft die les geleerd. ‘evidence based medicine’ is altijd gebaseerd op effecten op een goed gedefinieerde groep patiënten. Je weet nooit of je die ene patiënt die je het medicijn geeft, bij de 95% zal horen die hierdoor geneest of bij die 5% die ernstige bijwerkingen krijgt waaraan een enkeling misschien zal overlijden. Toch neem je de beslissing om die ene patiënt zo te behandelen op basis van de groepsgegevens.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Zo moeten we ook kijken naar de factoren die voor een bepaalde groep het agressieve en criminele gedrag bepalen en de wijze waarop zo’n groep op preventieve maatregelen en de verschillende soorten en maten van straf reageert. Alleen op basis van deze groepsgegevens kunnen we een op kansen gebaseerde uitspraak over het individu doen, waarbij een zekerheid voor ons oordeel over die persoon weliswaar ontbreekt, maar we in ieder geval juist oordelen voor de groep waartoe hij behoort. Maar zover is het nu helaas nog lang niet bij Vrouwe Justitia. Zij probeert steeds weer nieuwe vromen van straf uit, van taakstraffen tot strenge heropvoedingskampen, zonder een goede controlegroep, waardoor de effectiviteit ervan altijd weer omstreden blijft.
9.5.8 Victor Lamme. Victor Lamme is hoogleraar cognitieve neurowetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Hij publiceerde bijna honderd internationale artikelen en hoofdstukken over de werking van het brein, visuele waarneming en vooral het bewustzijn, ondermeer in gezaghebbende tijdschriften als Nature en Science. Zin ideeën over bewustzijn worden als baanbrekend gezien en hij ontving voor zijn werk de meest prestigieuze subsidie van de Europese Unie. Wie zit er aan het stuur in onze hersenpan? Wat bepaalt dat we doen, wat we doen? Welke stukken brein geven de doorslag als het gaat om de keuzen van alledag of om de grote beslissingen in ons leven? En welke rol spelen onze gedachten en ons bewustzijn bij dit alles? Een MRI-scan weet beter wat wij vinden dan wijzelf. Die MRI-scan brengt namelijk de modules in beeld die uiteindelijk de beslissingen voor ons gaan nemen. Die modules bij elkaar opgeteld bepalen of de balans doorslaat naar een keuze voor politiek of wetenschap, voor iets dat we wel doen of juist niet, kortom voor al onze keuzen. Welke module het sterkste is wordt bepaald door onbewuste krachten waar wij geen weet van hebben. Gedachten kunnen ook helemaal niet weten wat de achtergrond van een beslissing is. Daarvoor zouden ze de hele
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
geschiedenis van het beslissende brein moeten kennen. Zowel wat er genetisch is vastgelegd, als wat er door ervaringen, bewust en onbewust is ingebrand. Dat kan niet, dat weet niets of niemand. Het is over het algemeen daarom ook nutteloos om aan iemand te vragen waarom hij iets deed, of erger, aan iemand te vragen wat hij zou doen in situatie x of y. Daar komt nooit iets zinnigs uit. Wie achter iemands ‘ware ik’ wil komen, moet hem geen vragen stellen. Maar wat dan wel? De geschiedenis van het brein is niet meer te reconstrueren. maar wat we wel kunnen zien is het resultaat van die geschiedenis. Die is immers neergelegd in de verbindingen van dat brein. En daarmee in de relatieve sterkte van stimulus/responskoppelingen, en uiteindelijk zelfs in de grootte van hersenmodules of specifieke kernen. Moderne hersenscantechnieken maken het steeds beter mogelijk om het brein te lezen. Kleine verschillen in de grootte van structuren vast te leggen met een techniek als ‘voxel based morphometry’. Verbindingen kunnen worden doorgelicht met ‘diffusor tensor imaging’. En hoe structuren reageren op een prikkel uit de buitenwereld, of op het uitvoeren van een keuze wordt in beeld gebracht met ‘functionele MRI’. Die technieken zin nog volop in ontwikkeling en er worden iedere dag vorderingen gemaakt. Het verschil tussen het ene en het andere brein kan nu al vrij gedetailleerd in beeld worden gebracht, en het ziet er naar uit dat binnen niet al te lange tijd heel precies kan worden opgemeten wat het eindresultaat van iemands persoonlijke geschiedenis is. Met andere woorden; wat iemand ‘ware ik’ nou eigenlijk is. Afschrikking van misdadigers is een van de essenties van de utilitaristische grondslagen van het strafrecht. Een mogelijk probleem daarbij is, dat niet ieder brein even gevoelig is voor straf. Uiteraard heeft gevangenisstraf, met alle sociale consequenties die daaraan vastzitten, voor de meeste mensen een dusdanige afschrikwekkende werking, dat het vooruitzicht erop een flinke rem zet op allerlei ongewenst gedrag. Maar een selecte groep laat zich er niet door afschrikken en pleegt misdrijven. Die groep lijkt niet veel kleiner te worden als de straffen langer of strenger zijn. Op een of ander manier doen angst en sociale afwijzing niet veel in de hersenen van deze mensen. In sommige
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
gevallen is er duidelijke pathologie aan te wijzen die daar de oorzaak van is. Vooral beschadigingen aan de mediale prefrontale schors leiden soms tot uitgesproken antisociaal gedrag. Dit vertaalt zich bij lang niet iedereen tot crimineel gedrag. het ongecontroleerde gehannes met voorwerpen van de patiënten van Lhermitte is vooral te karakteriseren als aandoenlijk en in sommige gevallen als irritant of sociaal onaangepast. Maar gecombineerd met een agressieve natuur of de verkeerde omstandigheden kan een verlies aan sociale reflexen omslaan naar misdadig gedrag. Ook agressie vindt zin oorsprong in het brein: een stoornis in de afgifte van de neurotransmitter serotonine maakt bijvoorbeeld de kans op gewelddadig gedrag hoger. Vanuit het utilitarisme zou er dus voor te pleiten zijn, dat indien eenmaal is vastgesteld dat iemands hersenen ongevoelig zijn voor straf, voor hem of haar andere ‘regels’ gelden dan voor een ander. Iets dergelijks zien we natuurlijk al ij het opvoeren van de strafmaat voor recidieven. maar misschien moet er ook vaker dan nu worden gedacht aan hele andere soorten van straf dan sociale uitsluiting, bijvoorbeeld een zware boete of juist gedwongen sociale arbeid. De verschillende vormen van straf worden nu in een min of meer vaste volgorde toegediend (eerst de taakstraf, dan de boete en dan de gevangenis), terwijl misschien beter op basis van iemands individuele gevoeligheden kan worden bepaald, wat te doen. Daarmee komt een tweede grondslag van het utilitarisme in beeld, en dat is het beschermen van de samenleving. Het ‘weghalen’ van overtreders kan natuurlijk niet permanent. op een gegeven moment wordt de misdadiger weer losgelaten in de maatschappij en dan is het handig als hij of zij iets geleerd heeft van de straf. dat is misschien wel het grootste probleem. neem bijvoorbeeld een relatief simpel vergrijp als diefstal. Hoe lossen we op dat iemand daarmee in herhaling valt? Bijna iedereen vindt een stapeltje bankbiljetten ‘interessant’. Maar de meeste mensen hebben daar andere reflexen tegenover staan, zoals de angst voor straf of sociale uitsluiting. Als die balans verkeerd uitvalt, was of de angst voor straf niet groot genoeg, of de aantrekkingskracht van de bankbiljetten te groot. Gevangenisstraf in de traditionele manier waarop die nu wordt opgelegd, doet aan beide problemen niets. Voor de meeste mensen heeft een
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
gevangenis iets akeligs. Heb je eenmaal gezeten, dan verliest het waarschijnlijk veel van zijn angstaanjagendheid. Daarmee slaat de balans nog verder door naar de verkeerde kant. Angst voor straf wordt alleen maar minder, en de ‘pak de biljetten-reflex’ wint voortaan nog makkelijker.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
10. Toepassingen op het Neomoralisme.
In de vorige hoofdstukken van dit boek over de filosofie van het Neomoralisme (geluk kun je leren), heb je kennis kunnen nemen van het ontstaan van onze mentale flexibiliteit, de hernieuwde kennis op het gebied van pedagogie en de ontwikkelingsfasen van het jonge kind, de invloed van emoties en ander factoren op ons gedrag en onze keuzen en van de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van hersen- en gedragswetenschappen. Door nieuwe technieken zijn we veel meer te weten gekomen over de werking van ons brein, de in en externe invloeden daarop en de mogelijkheden om het ontstaan van (ongewenst) gedrag op te sporen en, indien gewenst, te veranderen. Deze kennis brengt met zich mee, dat we eerdere reacties op (ongewenst) gedrag opnieuw tegen het licht zouden moeten houden. Er is geen enkele reden, dat we ons collectief moeten schamen voor onze bejegening tot nu toe, tegenover mensen die we gestraft hebben voor ongewenste gedragingen of keuzen, zonder dat we daarbij rekening hielden met onderliggende oorzaken. Wetenschap is dynamisch en verandert bijna dagelijks. Dit is anders als we nu de wetenschapsvorderingen zouden negeren, omdat dat makkelijker of goedkoper zou zijn, of omdat we willen blijven vasthouden aan conventioneel gedachtegoed. In dit hoofdstuk (Toepassingen op het Neomoralisme), wil ik een aantal toepassingsmogelijkheden van deze kennis uitvoerig uiteenzetten, binnen een vijftal kaders: op individueel niveau, het strafrecht, de jeugdzorg, het bedrijfsleven en het onderwijs. Op individueel niveau is de filosofie van het Neomoralisme iets, dat het leven veel meer inhoud en vooral vreugde kan bieden. Het is een soort levensovertuiging die alleen maar positieve perspectieven biedt en
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
alternatieven voor het zo gejaagde leven dat mensen tegenwoordig vaak leiden. In paragraaf 10.2 richt ik mij op een geheel nieuwe strafrechttoepassing met nieuwe doelstellingen waarbij criminelen als ‘patiënten’ worden erkend. De oorzaken van hun ongewenste gedrag zullen daarin als sleutel tot gedragsverandering worden gebruikt. Niet vergelding maar heling wordt dan de norm voor genoegdoening voor slachtoffers en de samenleving. Het zogenaamde TR-programma (TR = Terugdringen Recidive) komt meer centraal te staan als spil van verschillende (nieuwe) ketenonderdelen binnen en buiten het strafrecht en het gevangeniswezen. In paragraaf 10.3 zullen de hiaten binnen het huidige jeugdzorg beleid worden belicht en alternatieven gegeven, gebaseerd op de ontwikkelingsfasen van kinderen, zoals in deel 1, hoofdstuk 2 uiteengezet. Natuurlijk is de filosofie van het Neomoralisme ook heel goed toepasbaar binnen het bedrijfsleven. Ik heb de overtuiging, dat er veel meer winst te behalen valt uit grote en kleine bedrijven, wanneer men op een andere manier omgaat met personeel. Het is dan mogelijk om personeel op een positieve manier te motiveren om meer wederzijdse betrokkenheid te voelen en te ervaren met het bedrijf en haar directie. Paragraaf 10.4 geeft handvatten voor en voorbeelden van toepassingen van deze nieuwe moraal binnen het bedrijfsleven. Ook het onderwijs ontkomt niet aan veranderingen wanneer we het Neomoralisme willen toepassen. Omdat kinderen een groot deel van hun tijd op school doorbrengen, is het logisch dat het onderwijs aansluit bij de pedagogie van deze filosofie. In paragraaf 10.3 zal dus worden gekeken naar de mogelijkheden om de leraar of onderwijzer weer te laten doen, waarvoor hij of zij is opgeleidt.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
10.1
Je bent wie je wilt zijn.
10.1.1 Verharding van de samenleving. De samenleving verhardt en deze trend lijkt onomkeerbaar. Dit komt mijns inziens, doordat we elkaar alleen nog beoordelen op basis van hoe slim we zijn, welke opleiding we hebben genoten, onze status en materiele rijkdom, en we worden er keihard op afgerekend als we niet aan het ideaalbeeld van de maatschappij kunnen voldoen. Deze maatstaf wordt steeds meer gehanteerd bij onze keuze voor vrienden, personeel en anderen die deel uit mogen maken van onze zo gewenste maakbare samenleving. We vergeten daarbij dat ieder individu, goed of slecht, mislukt of geslaagd, rijk of arm, zwart of wit, allochtoon of autochtoon, man of vrouw, homoseksueel of hetero, bemind of verguist, beperkt of genie, gezamenlijk de samenleving vormen. Wij zijn de samenleving met al haar kennis en tekortkomingen. En iedereen, zonder uitzondering, bezit iets van beiden. Het wordt daarom tijd, dat we definitief afrekenen met die onjuiste maatstaf. Het is tijd voor nieuwe regels, gebaseerd op de laatste wetenschappen en hun conclusies. Deze regels hebben weinig te maken met de dingen die we op school leerden en waarvan gezegd werd, dat ze zo belangrijk waren. Academische bekwaamheden doen voor de nieuwe standaard over het algemeen nog nauwelijks ter zake. We moeten ons gaan richten op persoonlijke kwaliteiten zoals initiatief, empathie, mededogen, aanpassingsvermogen en overtuigingskracht. We hebben te lang, te veel nadruk gelegd op de waarde en het belang van het puur rationele in het menselijke leven, op wat gemeten wordt met I.Q. Verstand kan niets goeds uitrichten als emoties de baas zijn. Het verstand dient alleen om onze emoties in het gareel te houden. Het zijn de emoties die voor ons kiezen. Dus als we verstandig willen zijn, leren
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
we onze emotionele vaardigheden beter kennen en ze op de juiste manier te gebruiken.
10.1.2
Handelen vanuit emoties.
Alle emoties zijn in wezen de bron van ons handelen. Emoties ontstaan uit onze ervaringen in ons leven en de evolutie. Dat emoties tot handelingen leiden, word onmiddellijk duidelijk als we naar dieren en jonge kinderen kijken. Alleen bij volwassenen zien we, in tegenstelling tot dieren en jonge kinderen, dat emoties – basisimpulsen tot handelen – vaak gescheiden worden van de te verwachtte reactie. We zien dan ook vaak, dat iemands woorden dan vaak iets anders zeggen dan het lichaam. De tegenstelling emotioneel/rationeel benadert het onderscheid tussen ‘hart’ en ‘hoofd’: het is een overtuiging van een andere orde als je ‘in je hart’ weet dat iets goed is. Op de een of andere manier biedt dat een diepere zekerheid dan hetzelfde denken met je rationele geest. De verhouding tussen de rationele en emotionele controle over de geest is omgekeerd evenredig: hoe intenser het gevoel, hoe dominanter de emotionele geest en hoe machtelozer de rationele geest. Gewoonlijk bestaat er een balans tussen de emotionele en rationele geest, waarbij de emotie de verrichtingen van de rationele geest voedt en informeert, en waarbij de rationele geest, de inbreng van de emoties verfijnt en soms verwerpt (zie hoofdstuk 1.4). Toch zijn de emotionele en rationele geest semionafhankelijke vermogens, die elk de werking weergeven van afzonderlijke, maar onderling verbonden circuits in de hersenen. Gevoelens zijn voor het verstand van essentieel belang en gedachten voor gevoelens. Maar als hartstocht opwelt, slaat de balans door: dan krijgt de emotionele geest de overhand en overstemt deze de rationele geest. Wereldwijd is na onderzoeken gebleken, dat zich in de ontwikkelde landen een stijging heeft voorgedaan van het gemiddelde I.Q., met zo’n 24 punten in 80 jaar. Dit komt door betere voeding, een toename van het aantal kinderen dat een betere scholing krijgt, computerspelletjes en
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
puzzels die kinderen helpen, ruimtelijk inzicht te krijgen, en kleinere gezinnen (hetgeen over het algemeen samenhangt met een hogere I.Q.score van de kinderen). Maar hierin schuilt een gevaarlijke paradox: daar waar kinderen steeds slimmer worden gemeten naar I.Q., vertoont hun emotionele intelligentie een achteruitgang. Gemiddeld worden kinderen eenzamer, depressiever, bozer, nerveuzer, impulsiever en agressiever. De generatie die achterop raakte in emotionele intelligentie heeft zich inmiddels gevoegd bij het arbeidspotentieel, wat zich heeft vertaald in de verharding van de samenleving. We moeten daarom de balans zien terug te vinden tussen het I.Q. en de emotionele intelligentie (E.Q.) Daarvoor moeten we eerst kennisnemen van alle facetten van de emotionele intelligentie. In de navolgende paragrafen zal ik de belangrijkste facetten benoemen, definiëren en hun nut beschrijven.
10.1.3
Emotioneel zelfbewustzijn.
Zelfbewustzijn betekent: je eigen innerlijke toestand, voorkeuren, vindingrijkheid en intuïties kennen. Emotioneel zelfbewustzijn is het erkennen van je emoties en hun effecten. Mensen met deze vaardigheid (h)erkennen hun emoties en weten waarom ze deze voelen. Ze realiseren zich de interactie tussen hun gevoelens en wat ze denken, doen en zeggen. Ze erkennen hoe hun gevoelens hun gedrag beïnvloeden en hebben een leidend bewustzijn van hun eigen waarden en doelen. Onze onderliggende gevoelsstroom loopt volmaakt evenwijdig met onze gedachtestroom. We verkeren altijd in de een of andere stemming, maar laten ons over het algemeen niet leiden door de subtiele stemmingswisselingen die de hele dag komen en gaan, tijdens goede en slechte momenten van de dag. In de haast en de drukte van de dagelijkse beslommeringen wordt onze geest over het algemeen geheel in beslag genomen door de stroom aan gedachten over waar we mee bezig zijn, wat we nog niet gedaan hebben en wat we nog moeten doen. Er is een mentale pauze nodig om ons bewust te worden van de onderstroom van de stemmingen, maar dat moment nemen we bijna
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
nooit. Onze gevoelens zijn altijd bij ons, maar wij zijn zelden bij hen. In plaats daarvan worden we ons meestal pas bewust van emoties op het moment dat we ze voelen opkomen. Het ritme en tempo van het leven bieden ons te weinig tijd om te assimileren, te reflecteren en te reageren. Ons lichaam is afgestemd op een langzamer ritme. We hebben tijd nodig om te reflecteren, maar krijgen die niet of nemen die niet. Emoties hebben echter hun eigen agenda en schema, maar ons haastige leven geeft ze geen ruimte, geen zendtijd en dus gaan ze ondergronds. Al die mentale druk overschreeuwt een kalmere innerlijke stem, die een innerlijk roer van overtuiging biedt om ons een koers in het leven te geven. Wie niet in staat is zijn gevoelens te kennen, is ongelooflijk in het nadeel. In zekere zin kunnen we hier spreken van emotionele analfabeten, die zich niet bewust zijn van de realiteitssfeer die van doorslaggevend belang is voor succes in het leven als geheel.
10.1.4
Zelfreflectie.
Zelfreflectie betekent, je innerlijke bronnen, kwaliteiten en tekortkomingen kennen. Wanneer je deze vaardigheid bezit ben je, je bewust van je sterke en zwakke punten, ben je reflectief en leer je van ervaringen. Je bent vatbaar voor oprecht commentaar, nieuwe perspectieven, permanente educatie en zelfontwikkeling. Daarnaast ben je in staat, gevoel voor humor en perspectief over jezelf te tonen. Terwijl de maatschappij aan grote veranderingen onderhevig is blijven veel mensen vasthouden aan oude gewoonten met betrekking tot hun communicatie over en weer met andere mensen. Hierdoor ontstaat een demotiverende afstand dat tot gevolg heeft dat deze andere mensen zich niet of nauwelijks verbonden voelen met hen. Alvorens we leiding kunnen geven aan anderen, voor men anderen kan helpen of met anderen kan samenwerken, dient men eerst zichzelf te ontdekken. Als we willen dat er een creatieve explosie plaatsvindt, als we de prestatie nastreven die resulteert in werkelijk uitzonderlijke resultaten,
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
moeten we bereid zijn een reis te maken die leidt tot het in evenwicht brengen van de persoonlijke waarden en ambities van een individu, met de waarden en ambities anderen. ‘Een juiste mate van zelfreflectie bleek onder een paar honderd managers uit twaalf verschillende organisaties van doorslaggevende betekenis om tot uitmuntende prestaties te komen, en juist bij de mindere presteerders te ontbreken. Mensen die uitblinken in wat ze doen hebben uiteraard geen onbeperkte capaciteiten, maar zijn zich wel bewust van hun beperkingen en ze weten dus op welke punten ze zich moeten verbeteren of moeten samenwerken met anderen die een sterke kant hebben die zij ontberen’. Mensen op hoge posities zien de noodzaak om te veranderen maar al te vaak als een teken van falen of zwakte. De streberige competitiestrijd die hen naar de top heeft geleidt, kan ze er ook van weerhouden hun tekortkomingen te erkennen, al was het maar uit angst voor hun opponenten in het organisatorische beleid. We delen allemaal die neiging tot ontkenning, een emotioneel eenvoudige strategie die ons beschermt tegen ontreddering die het erkennen van de naakte waarheid zou geven. Defensiviteit kent veel verschijningsvormen zoals de feiten vergoelijken, cruciale informatie uitfilteren, rationaliseringen en uitvluchten, alles om de feiten te ontdoen van hun emotionele waarheid. Mensen die geen zelfreflectie bezitten komen zichzelf tegen door hun blinde ambitie. Ze moeten van zichzelf koste wat kost winnen of ‘goed’ lijken. Zij concurreren in plaats van samen te werken en overdrijven hun eigenwaarde en bijdrage. Ze zijn opschepperig en arrogant en zien mensen in zwart/wit, goed of slecht, bondgenoot of vijand. Ze stellen te ambitieuze doelen en zijn onrealistisch over wat nodig is om opdrachten te vervullen. Zij bezitten een meedogenloze streberigheid waarbij ze dwangmatig hard werken, ten koste van al het andere in het leven. Zij draaien vaak op een lege tank en zijn kwetsbaar voor burn-out en depressies. Zij willen er koste wat kost goed uitzien doordat zij overbezorgd zijn over hun imago. Deze mensen zijn gevoelig voor de materiele pracht en praal van prestige. Zij reageren woedend of
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
afwijzend op kritiek, zelfs als deze realistisch is. Ze geven anderen de schuld van hun fouten en zullen dan ook nooit hun fouten of persoonlijke zwakheden toegeven. Dit alles noemen we blinde vlekken binnen de zelfreflectie. Dergelijke blinde vlekken kunnen mensen er in feite toe aanzetten om zelfonderzoek uit de weg te gaan omdat ze, door zichzelf te leren kennen, zouden moeten toegeven, dat zij tekortkomingen hebben die ze niet willen erkennen. Deze behoefte om te ontkennen maakt dat zij ongevoelig worden voor ieder commentaar en het kan ertoe leiden dat andere mensen hen zoveel mogelijk uit de weg gaan.
10.1.5
Zelfvertrouwen.
Zelfvertrouwen betekent een sterk besef van de eigenwaarde en capaciteiten. Mensen die deze vaardigheid bezitten, presenteren zichzelf met zelfbewustzijn en zijn aanwezig. Ze zijn in staat om impopulaire standpunten te verwoorden en vechten zonder medestanders voor wat goed is. Ze zijn besluitvaardig en in staat om het juiste besluit te nemen ondanks onzekerheid en druk van binnen en buiten. Voor diegenen die lijden aan een gebrek aan zelfvertrouwen bevestigt elke mislukking het gevoel van onvermogen. Een gebrek aan zelfvertrouwen kan zich manifesteren in gevoelens van hulpeloosheid, machteloosheid en verlammende twijfel aan het eigen kunnen. Aan de andere kant kan een overmaat aan zelfvertrouwen de vorm van arrogante aannemen, vooral als de persoon in kwestie een gebrek heeft aan sociale vaardigheden. Zelfvertrouwen moet niet verward worden met onbezonnenheid; om een positieve invloed te kunnen hebben, dient zelfvertrouwen overeen te komen met de realiteit. Om die reden is een gebrek aan zelfbewustzijn een obstakel voor realistisch zelfvertrouwen. Zelfvertrouwen kan zich openbaren in een sterke zelfpresentatie, een projectie van aanwezigheid. Mensen met veel zelfvertrouwen lijken charisma uit te stralen en de mensen om hen heen vertrouwen in te boezemen. Zij zien zichzelf meestal als effectief, in staat om uitdagingen aan te nemen en nieuwe functies of vaardigheden onder de knie te
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
krijgen. Ze vinden van zichzelf, dat ze katalysatoren, aanstichters en initiatiefnemers zijn en hebben het gevoel dat hun gezamenlijke capaciteiten gunstig afsteken bij anderen. Vanuit een dergelijke positie van innerlijke kracht zijn ze beter in staat om hun besluiten of handelingen te rechtvaardigen, omdat ze niet in de war raken van oppositie. Zelfvertrouwen geeft de kracht om een moeilijk besluit te nemen of een koers te varen waar men in gelooft, ondanks tegenwerking, controverse of zelfs expliciete afkeuring van degenen die het voor het zeggen hebben. Mensen met zelfvertrouwen zijn besluitvaardig zonder arrogant of defensief te zijn en blijven bij een besluit. De instelling dat er afgeweken kan worden van de regels en standaardprocedures en de moed om dat te doen, zijn kenmerken van zelfvertrouwen.
10.1.6
Zelfbeheersing.
Zelfbeheersing houdt storende gevoelens en impulsen onder de duim. Mensen met dit vermogen gaan goed om met hun impulsen, zorgen en angsten. Ze blijven zelfs kalm, positief en onverstoorbaar op heikele momenten, denken helder en blijven geconcentreerd onder druk. De meest treffende vondst van hersenonderzoek bij mensen onder druk toont aan dat de emotionele hersenen dan het functioneren kunnen ondermijnen van het handelende centrum van de hersenen, de prefrontale cortex, die net achter het voorhoofd ligt. De prefrontale cortex is de plek van het ‘werkgeheugen’, het vermogen om op te letten en opvallende informatie te onthouden. Het werkgeheugen is van vitaal belang voor inzicht en begrip, planning en besluitvorming, redeneren en leren. Wanneer de geest kalm is, functioneert het werkgeheugen het best, maar wanneer er een noodsituatie is, gaan de hersenen over op een zelfverdedigende modus, die middelen steelt van het werkgeheugen en ze overhevelt naar andere plaatsen in het brein om de zintuigen hyperalert te houden, een mentale houding die gericht is op overleven. Tijdens de noodsituatie vallen de hersenen terug op eenvoudige, heel vertrouwde routine en reacties, en schuiven complexe gedachten,
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
creatieve inzichten en lange termijnplanning terzijde. Alles is gericht op het urgente heden of de crisis van de dag. Het alarmsysteem, dat is gelegen in de oude emotionele hersenen, concentreert zich op een serie structuren in een ring rond de hersenstam die bekend staan als het limbische systeem. De structuur die de hoofdrol speelt in emotionele noodgevallen, die ons in de aanval doen gaan, is de amygdala. De prefrontale cortex, het uitvoerende centrum, staat in verbinding met de amygdala via iets wat we de neurale snelweg zouden kunnen noemen. Deze neurale verbindingen tussen amygdala en prefrontale kwabben werken als het alarm van de hersenen, een constructie die van immense waarde was voor onze overleving gedurende de miljoenen jaren van menselijke evolutie. De amygdala is de emotionele geheugenbank van de hersenen, een vergaarbak voor al onze momenten van triomf en mislukking, hoop en angst, verantwoording en frustratie. Hij gebruikt deze opgeslagen herinneringen in zijn rol als wachter, door alle inkomende informatie te scannen, alles wat we zien en horen, van moment tot moment, om bedreigingen en mogelijkheden in te schatten, door wat er nu gebeurt te koppelen aan de opgeslagen sjablonen van onze ervaringen in het verleden. Tijdens de evolutie verloor de amygdala waarschijnlijk de herinneringssjablonen om onmiddellijk een antwoord te kunnen geven op cruciale vragen als; ‘Ben ik zijn prooi of is hij het mijne?’ De antwoorden op die vragen vereiste scherpe zintuigen om de situatie te beoordelen en een onmiddellijke kant-en-klare reactie te genereren. Wat niet helpt: stoppen om diep na te denken of op dingen te broeden. De crisisreactie van de hersenen volgt nog steeds die oude strategie, hij scherpt de zintuigen, blokkeert complexe gedachten en schakelt over op de automatische reflex, hoewel dit dramatische gevolgen kan hebben in het moderne leven. De reden dat een kleine ruzie ons over de rooie jaagt als we overspannen zijn, is biochemisch. Wanneer de amygdala de paniekknop van het brein indrukt, ontketent deze een waterval die begint met het vrijkomen van een hormoon dat bekend staat als CRF en uitmondt in een stroom stresshormonen, voornamelijk cortisol. De hormonen die we onder stress
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
uitscheiden volstaan voor één enkele paniekaanval of vechtpartij, maar als ze eenmaal zijn afgescheiden blijven ze nog uren in het lichaam en elk volgend onrustbarend incident voegt meer stresshormonen toe aan het al bereikte niveau. Stress is natuurlijk onvermijdelijk: het is vaak onmogelijk om de situaties of mensen te ontlopen die ons opslorpen. Neem de stortvloed aan boodschappen die we binnenkrijgen en verzenden. Mensen die worden overstroomd door een continue berichtenstroom, nemen een reactieve houding aan, alsof ze voortdurend bezig zijn met het blussen van kleien brandjes. De invloed daarvan is nog het grootst op hun concentratievermogen. Het cumulatieve effect van de stortvloed aan boodschappen is een chronisch gebrek aan concentratie. De prefrontale kwabben beteugelen over het algemeen de driften van de amygdala, voegen aan deze onbehouwen impulsen onderscheidingsvermogen toe, kennis van de regel van het leven en een intuïtie voor de slimste en meest toepasselijke reactie. Deze ‘zeg-maar-nee-circuits’ verzekeren de angstige amygdala dat we niet echt in gevaar zijn en dat een minder wanhopige reactie volstaat. Als mensen te impulsief zijn, lijkt het probleem te liggen in de werking van het prefrontale impulsremmende circuit en niet in de amygdala. Zulke mensen zijn niet zozeer gebrand op actie, maar niet in staat te stoppen als ze eenmaal begonnen zijn. Omdat de amygdala het alarmsysteem van de hersenen is, is hij in staat om in een fractie van een seconde voorbij te gaan aan de prefrontale kwabben, om de noodtoestand die hij uitroept het hoofd te bieden. Maar de prefrontale kwabben kunnen de amygdala niet zelf, snel en doeltreffend buitenspel zetten. In plaats daarvan heeft de prefrontale kwab een rits ‘remmende’ neuronen tot zijn beschikking die de aanwijzingen die de amygdala panisch uitzendt kunnen tegenhouden. Dit remmende circuit tussen de prefrontale kwabben en de amygdala ligt ten grondslag aan veel van de zelfregulerende vaardigheden, in het bijzonder zelfbeheersing bij stress en het vermogen om je aan te passen aan verandering die je beide in staat stellen het hoofd koel te houden als je geconfronteerd wordt met reële aspecten van het leven: crisis, onzekerheid, machteloosheid enzovoort. Het vermogen van de
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
prefrontale kwabben om weerstand te bieden aan de signalen van de amygdala, houdt de geest helder en onze handelingen in een vaste koers.
Zelfbeheersing, die impulsen en verstorende gevoelens in de hand houdt, hangt af van de onderlinge samenwerking tussen de emotionele centra en de uitvoerende centra in de prefrontale gebieden. Deze twee primaire vaardigheden (het in de hand houden van impulsen en omgaan met zorgen) liggen ten grondslag aan vijf emotionele vaardigheden; 1. Zelfbeheersing: effectief omgaan met verstorende emoties en impulsen. 2. Betrouwbaarheid: Blijk geven van eerlijkheid en integriteit. 3. Consciëntieusheid: Gewetensvol en verantwoordelijk verplichtingen vervullen. 4. Aanpassingsvermogen: veranderingen en uitdagingen flexibel benaderen. 5. Vernieuwing: Openstaan voor nieuwe ideeën, benaderingen en informatie.
Mensen die het best in staat zijn om onrust te hanteren, hebben vaak een stressbeheersingstechniek die ze in geval van nood toepassen. Dat kan een lang warm bad zijn, sporten of yoga. Voor mij persoonlijk is meditatie een uitermate goede manier om tot geestelijke rust te komen. Wanneer je een dergelijke ontspanningsmethode tot je beschikking hebt, betekent dat nog niet dat je niet van tijd tot tijd in de war en verontrust bent. Maar de gewoonte om een ontspanningsmethode regelmatig toe te passen, schijnt ervoor te zorgen dat de amygdala niet zo op scherp staat en minder snel in actie komt. Deze neurale omschakeling stelt ons in staat om aanvallen van de amygdala sneller te boven te komen en maakt ons er in ieder geval minder kwetsbaar voor. Het netto resultaat: we zijn minder vatbaar voor stress en de aanvallen zijn korter. Met de juiste emotionele hulpbronnen kan een schijnbare bedreiging worden opgevat als een uitdaging of een energiek of zelfs enthousiast
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
worden aangepakt. Er bestaat een wezenlijk verschil in de wijze waarop de hersenen functioneren bij ‘goede stress’, de uitdagingen die ons mobiliseren en motiveren, en bij ‘slechte stress’, de bedreigingen die ons overdonderen, verlammen of demoraliseren. De stoffen in onze hersenen die enthousiasme voor een uitdaging genereren, verschillen van de stoffen die reageren op stress en bedreiging. De eerste zijn aan het werk wanneer we energiek, zeer ingespannen, maar positief gestemd zijn. De biochemie van die productieve gemoedstoestand draait om het activeren van het sympathische zenuwstelsel en de bijnieren die de chemische stof catecholamine afscheiden. De catecholamines adrenaline en noradrenaline, zetten ons op een productievere manier aan tot actie dan de overspannen pressie van cortisol. Er zijn dus in zekere zin twee soorten stress. Goede en slechte stress, en er zijn twee verschillende soorten biochemische systemen actief. In een zeker evenwicht is het sympathische zenuwstelsel actief, maar niet teveel, onze stemming positief en ons denk- en reactievermogen optimaal. Op dat punt bereiken we onze topprestaties.
10.1.7
Betrouwbaar en Gewetensvol.
Betrouwbaar en gewetensvol zijn betekent, dat we integriteit uitstralen en verantwoordelijk zijn in het zelfmanagement. Mensen met deze vaardigheid handelen we ethisch en zijn onberispelijk. Ze wekken vertrouwen op doordat ze betrouwbaar en oprecht zijn. Ze geven hun eigen fouten toe en stellen onethische handelingen van anderen aan de kaak. Deze mensen nemen altijd een principieel standpunt in, ook als deze niet populair is. Ze vervullen hun verplichtingen en houden hun beloften. Ze achten zichzelf verantwoordelijk voor het bereiken van hun doelstellingen en verrichten hun werk ordelijk en zorgvuldig. Geloofwaardigheid komt voort uit integriteit. Mensen die op dit vlak hoog scoren weten dat betrouwbaarheid betekent, mensen deelgenoot maken van je normen, waarden, intenties en gevoelens, en handelen op een
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
wijze die daar consistent mee is. Echt integere mensen zijn openhartig en geven blijk van hun gevoelens. Dit draagt bij tot hun eerlijke uitstraling. Gewetensvolle mensen hebben een soort uitstraling die hen nog beter doet lijken dan ze eigenlijk zijn. Hun betrouwbare reputatie heeft een gunstige invloed op het oordeel van de mensen in hun omgeving, waardoor ze hoger gewaardeerd worden dan een objectieve inschatting van hun prestaties zou toelaten. Maar plichtsbesef zonder empathie of sociale vaardigheid kan tot problemen leiden. Omdat gewetensvolle mensen zoveel van zichzelf eisen, verlangen ze vaak dat anderen aan hun eigen maatstaven voldoen en worden ze soms te kritisch als anderen niet hetzelfde hoge niveau van voorbeeldig gedrag vertonen. Al deze vaardigheden zijn met de juiste trainingen aan te leren. Het mooie darbij is, dat wanneer je bezig bent met het ontwikkelen van je competenties je, jezelf rijker, sterker, gelukkiger en vooral zelfverzekerder door gaat voelen, wat ook weer een positieve uitstraling heeft op je omgeving. Dus door te werken aan de eigen vaardigheden, help je daarmee ook anderen. Het werkt dus al een soort domino-effect.
10.2 Toepassingen in het Strafrecht. “Met de handhaving van het karakter van de vrijheidsstraf of de vrijheidsbenemende maatregel wordt de tenuitvoerlegging hiervan zoveel mogelijk dienstbaar gemaakt aan de voorbereiding van de terugkeer van de betrokkene in de maatschappij.” Wanneer we onze wetten serieus nemen en vooral de intenties erachter ontkomen we, gezien de kennis van nu, niet aan een enorme wending in ons strafrechtsysteem. Het resocialisatiebeginsel zoals hierboven beschreven en zoals neergelegd in artikel 2, tweede lid van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw.) biedt daar niet alleen mogelijkheden voor, maar verplicht ons ook daartoe.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Het hoofddoel van dit beginsel is, zo mogen we aannemen, dat we met goede resocialisatie beogen, om de kans op recidive zoveel mogelijk te verkleinen. Dit houdt gedragsverandering bij daders van delicten in, en wanneer we daarin effectief en efficiënt willen zijn, kunnen we niet om de wetenschap heen. Wanneer we de filosofie van het Neomoralisme willen toepassen op het strafrechtsysteem, betekent dit in feite, dat we met een compleet nieuwe benadering te maken krijgen. Het heeft daarbij geen zin om opnieuw uit te leggen waardoor gedrag ontstaat en hoe we dit kunnen veranderen bij, in dit geval, delinquenten. Daarover staat voldoende beschreven in dit boek. Daarom wil ik in deze paragraaf een voorbeeldbeleid - of zo je wilt, een geheel nieuw strafrechtsysteem – presenteren, waarbij ik het reeds bestaande ‘TR-programma’ aanpas aan de mogelijkheden die het Neomoralisme biedt. In 2007 werd al de basis gelegd voor het programma ‘Terugdringen Recidive’ (TR), toen dit programma in alle penitentiaire inrichtingen (P.I.’s) in werking trad en ligt verankerd in de Pbw. Dit was destijds een goede opstap naar een betere voorbereiding van de terugkeer in de samenleving, maar verder dan een opstap is het in de praktijk nooit gekomen. De weinige acties die er zijn ondernomen in die richting, worden inmiddels al weer wegbezuinigt. Wat er werkelijk bereikt is, is dat sommige gedetineerden worden verplicht om aan COVA-trainingen of lifestyle cursussen mee te doen. De ‘Vroegtijdige Invrijheidsstelling’ (V.I.) is omgezet naar een ‘Voorwaardelijke Invrijheidsstelling’ (V.I.). Hierdoor kunnen gedetineerden bij ongewenst gedrag of gebrek aan motivatie, deze positieve prikkel kwijt raken. Dit draagt misschien bij aan een verbeterd gedrag tijdens de detentieperiode, maar allerminst aan het terugdringen van recidive. Het recidivepercentage bedroeg vijf jaar na de inwerkingtreding van het programma (2012), ruim zeventig procent. Om een werkelijke daling van het recidivepercentage te bereiken is veel meer nodig. Die opdracht raakt de kern van hoe we in Nederland
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
besluiten om gedetineerden en de samenleving tegemoet te treden waar het gaat om het terugdringen van recidive. In deze paragraaf wil ik daarom een aanzet geven voor een strafrechtsysteem dat veel meer is gericht op heling, dan op vergelding, de omslag van ‘azijn’ naar ‘honing’.
10.2.1
Nieuwe Doelstellingen.
De huidige gedragswetenschap dwingt ons ertoe, de bejegening van criminelen en ons strafrechtsysteem stevig tegen het licht te houden. Ons huidige systeem is voor het grootste deel gebaseerd op emotionele afwegingen zoals vergeldingsdrang, angst en genoegdoening. Dit heeft, gezien de cijfers, weinig bijgedragen aan het terugdringen van recidive en criminaliteitsbeheersing. In hoofdstuk 3 heb ik het ontstaan en de gevolgen van emoties ruimschoots onder de loep genomen en gebleken is, dat deze geen goede fundering kunnen vormen voor welke wetgeving dan ook. Daarom is het belangrijk om nieuwe doelstellingen te formuleren, die niet op emoties als vergelding zijn gebaseerd, maar op een helend karakter binnen ons strafrechtsysteem. Dit neemt niet weg, dat in sommige gevallen nodig zal blijven, dat alleen bestraffing in de vorm van (langdurige) detentie wordt opgelegd, maar dit moet als uiterst redmiddel worden gezien en gebruikt. Binnen een helend strafrechtsysteem moeten (potentiële) delinquenten in de eerste plaats als ‘patiënten’ worden erkent waarbij de oorzaken van hun gedrag als sleutel tot gedragsverandering worden gebruikt. Vergelding in de vorm van verplichte behandeling en hulp, in plaats van alleen opsluiting. Strafrecht wordt dan ‘strafbehandelrecht’. Dit zou een goed antwoord kunnen zijn op de ‘incidentwetgeving’ van de huidige staatssecretaris Fred Teeven bij wie “keihard aanpakken” in elke discussie zijn motto is. De Eerste Kamer bereidde in 2013 al een debat voor over ‘de staat van de rechtsstaat’ als antwoord op het beleid van het duo Opstelten en Teeven. Juristen in de Senaat vrezen dat dit duo op Veiligheid en Justitie de rechtsstaat geen goed doet.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Met het voorbeeldplan ‘Helend Strafrecht’ beschrijf ik een wijze waarop ‘strafbehandelrecht’ in de praktijk vorm zou kunnen krijgen met betrekking tot aanpak, toegang, indicatiestelling en vraagsturing, de integrale aanpak, de aansluiting met hulp en zorgdomeinen, recht regie, financiering en een aantal specifieke aandachtspunten. Een kant en klaar pakket dus, om discussies over hindernissen voor dit plan, zoveel mogelijk te beteugelen. Nieuwe doelstellingen daarbij kunnen als volgt worden samengevat:
De ontwikkeling van één toegang tot hulp en zorg voor delinquenten, via het Coördinatiebureau Terugdringen Recidive (CBTR). Eenduidige vraagsturing en financiering door een objectieve integrale indicatiestelling voor alle ketenonderdelen van het TRprogramma. Het realiseren van een integrale aanpak hulp en zorgverlening voor (potentiële) delinquenten, voor zowel het vrijwillige als het gedwongen kader (preventief en behandelstrafrecht). De aansluiting van het CBTR op de ketenonderdelen binnen het TR-programma. De wettelijke verankering van het recht op hulp en zorg voor (potentiële) delinquenten en (ex-)gedetineerden, de (regie)rol voor het Openbaar Ministerie en de (financiële) beheersbaarheid van het stelsel.
Bovenstaande kerndoelen zouden centraal moeten staan in dit plan. De vijf kerndoelen kunnen worden gezien als middelen (of beleidsinstrumenten) om dit plan te realiseren. Bij het opstellen van dit plan heb ik de nadruk gelegd op een drietal thema’s:
De doelgerichtheid in het stelsel. De ketengerichtheid in het stelsel. De kracht van sturing, beheersing en financieringssystematiek.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
10.2.2
Een Nieuw TR-programma.
In dit voorbeeld van een nieuw TR-programma is het de bedoeling dat wordt toegewerkt naar een vast stelsel van ketenonderdelen die het programma vormgeven en uitvoeren. In de tabel hierna (fig. 1) vindt je een lijst van categorieën van ketenonderdelen en daarnaast de specifieke hulp en zorgverlenende domeinen en andere instellingen. Het CBTR zou hierin de taak krijgen om als enige toegang te fungeren tot de individuele TR-trajecten, zowel binnen de justitiële inrichtingen als daarbuiten. Zij zouden in dit stelsel dus ook een coördinerende taak krijgen bij preventie en nazorg. Het CBTR zou zowel het herkenbare aanspreekpunt voor (potentiële) delinquenten en alle ketenonderdelen moeten zijn, als de toegang tot het TR-programma; het schanier tussen vraag en aanbod. Het CBTR zou ook de taak moeten krijgen, te bezien of, en zo ja welke hulp en zorg de betrokkene nodig heeft (indicatiestelling). Het CBTR doet dit dan op verzoek van de betrokkenen, dat van de Rechtbank of het (nog te realiseren) Gemeentelijk Preventieloket. Na deze indicatiestelling heeft het CBTR dan tot taak om de betrokkene actief bij te staan bij het verwezenlijken van zijn of haar aanspraak op hulp en zorg, en deze zonodig te motiveren tot het aanvaarden van hulp en zorg. Deze casemanagementtaak zou verder moeten inhouden, dat het CBTR de verleende hulp en zorg daarna volgt, evalueert en de betrokkenen bijstaat bij vragen over deze zorg. Ook zou het CBTR moeten bevorderen dat de hulp en zorgaanbieders op basis van de indicatie tot een samenhangend en sluitend TR-trajectplan komen. Het CBTR moet zich bij de uitoefening van de taken voortdurend de vraag stellen of alle hulp en zorg volgens de afspraak verloopt.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Tabel: Ketenonderdelen TR-programma.(fig. 1)
Categorie CBTR. Zorgaanbieders
Hulpaanbieders
Voorliggend veld Justitieketen
Financiers.
dichters op Nederland Schrij
Specifiek G.G.Z. L.V.G. Jeugdzorg. Verslavingszorg. Blijf-van-mijn-lijf-huizen. Crisiscentra Ambulante hulpvormen. Woningcorporaties. Gedetineerden nazorgorganisaties. C.W.I.’s Onderwijs. Sociale Werkvoorziening. Raad voor de Kinderbescherming. (Kinder)rechters. (Jeugd)reclassering. Politie. Veiligheidshuizen. JCO. NIFP. Penitentiaiare Inrichtingen. Het Rijk Provincies. Gemeenten Zorgverzekeraars
rden - Het werk van s
10.2.3
Indicatiestelling en Vraagsturing.
Het tweede kerndoel voor een nieuw TR-programma dat belangrijk is voor het terugdringen van recidive, is een eenduidige vraagsturing door een objectieve integrale indicatiestelling voor geestelijke gezondheidszorg, verslavingszorg, huisvesting, werk en inkomen. In paragraaf 10.2.2 heb ik beschreven hoe de doelstelling van het nieuwe TR-programma vorm zou kunnen krijgen. Die ene toegang zou daarin moeten leiden tot het realiseren van deze tweede doelstelling, de totstandkoming van een passend en samenhangend hulp en zorgaanbod op basis van een objectieve integrale indicatiestelling, vanuit het vonnis van de Rechtbank en de leefsituatie van de betrokkene. 10.2.4 Wettelijke Kader. (Potentiële) delinquenten zouden moeten kunnen rekenen op een voor hen belangrijke inhoudelijke beoordeling van hun eigen hulpvragen en indien nodig, een onafhankelijke indicatiestelling en hulp en zorgtoewijzing in één doorlopend proces. Het nieuwe TR-programma zou daarom in de Pbw. verankert moeten zien, dat het CBTR op basis van degelijk en zonodig multidisciplinair onderzoek de problemen van betrokkene kan analyseren om vervolgens, hulp en zorg te indiceren die antwoorden kunnen bieden op de problematiek. Indicaties zouden moeten worden opgesteld op basis van de behoefte van betrokkene, in plaats van op basis van het beschikbare aanbod zoals dit nu het geval is. Het CBTR, dat onafhankelijk van hulp- en zorgaanbieders werkt, dient objectief te kunnen bezien met welke hulp en/of zorg (potentiële) delinquenten met (complexe) problematiek het beste geholpen kunnen worden.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Uitgangspunt van de Pbw. zou moeten zijn, dat het CBTR een integrale indicatiestelling uitvoert en beziet door wie de hulp en zorg geboden moet worden. De door het CBTR gestelde indicaties kunnen zo inzicht geven in de vraag naar hulp en zorg in elke regio of Provincie. De verantwoordelijke financiers zouden door de eenduidige toegang inzicht krijgen in de vraag naar bepaalde hulp en zorg en in de ontwikkeling van die vraag. Deze vraag en de ontwikkeling daarin bepalen welke hulp en zorg beschikbaar moet zijn.
10.2.5.
Indicatiestelling.
Er zou binnen het nieuwe TR-programma een onderscheid te maken moeten zijn tussen (deel)trajecten in het gedwongen kader en (deel)trajecten in het vrijwillige kader. Binnen het huidige strafrechtsysteem kunnen er in het vonnis van de Rechtbank voorwaarden worden gesteld als reactie op de adviezen van de reclassering en/of het NIFP. Wanneer een gedetineerde weigert om aan deze voorwaarden mee te werken, zal dit invloed hebben op verlofen faseringsmogelijkheden en zelfs de Voorwaardelijke Invrijheidsstelling (V.I.). In het kader van het terugdringen van recidive motiveert deze constructie de gedetineerde weinig tot zelfinzicht. Het zou beter zijn, wanneer een indicatiestelling tot stand kan komen door middel van stimulerende (belonende) maatregelen. Zo kan een flinke korting op de strafmaat, delinquenten beter overtuigen dat hij aan zichzelf kan werken. Dit lijkt voor de samenleving een impopulaire boodschap, maar het doel (het verminderen van de kans op recidive) heiligt de middelen hierin. We hebben lang genoeg vergelding als uitgangspunt genomen om delinquenten tot inkeer te laten komen, maar de feiten leggen onomstotelijk vast, dat dit niet heeft gewerkt. Nu de nieuwste wetenschappelijke kennis andere inzichten mogelijkheden biedt, moeten we deze met beide handen aangrijpen.
dichters op Nederland Schrij
en
rden - Het werk van s
10.2.6.
Een eenduidige vraagsturing.
Gedetineerenperspectief. Om als TR-trajectbegeleider van het CBTR in te kunnen spelen op de vraag van (potentiële) delinquenten, met betrekking tot het hulp en zorgtraject, moeten deze (potentiële) delinquenten onder andere weten welke rechten en plichten zij hebben om hun vragen te kunnen stellen. Gedetineerden geven bij vraaggesprekken aan, dat zij de informatieverstrekking over rechten en plichten, bij zowel de inrichting waar zij verblijven als bij de hulp en zorgaanbieders te mager vinden. Zij kunnen bovendien, vinden ze, daardoor niet kritisch genoeg zijn op een al dan niet vraaggerichte benadering van inrichtingswerkers, reclassering en het CBTR. Zij vinden dat zij daardoor afhankelijk zijn van de werkstijl van de individuele professional. Daarbij komt het ook geregeld voor dat zij een ander beeld hebben bij passende hulp dan die professionals. Gedetineerden ervaren niet altijd dat geprobeerd wordt, verschillen van inzicht te expliciteren of te overbruggen. Verder ervaren gedetineerden regelmatig, dat de TR-begeleider een informatieachterstand heeft ten opzichte van hen, omdat er onvoldoende samenwerkingscontact is geweest met hulp en zorgaanbieders. Sommige gedetineerden maken mee dat verkeerde indicaties niet (tijdig) worden aangepast wanneer met het verstrijken van de tijd, de vraag of behoefte verandert. Zij geven aan dat men daarom als gedetineerde ook mondig moet zijn om het eigen traject in goede banen te leiden. Vraaggericht werken wordt op zulke momenten door gedetineerden niet ervaren. Vanwege lange wachttijden bij hulp en zorgaanbieders of gebrek aan aanbod wordt door de reclassering en het CBTR vaak de zorg geïndiceerd waarvan bekend is, dat deze ook beschikbaar is (second best). De noodzaak van hulp wordt daarmee noodzaak op de hulp die beschikbaar is. Veel hulp kan bij gebrek aan aanbod in zijn geheel niet worden geboden. Gevolg hiervan is, dat op beleidsniveau in zekere zin een
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
vertekend beeld ontstaat van de feitelijke hulpvraag en de balans tussen vraag en aanbod. Een dergelijke werkwijze is inefficiënt en moet voorkomen worden ten behoeve van het gedragsveranderingsproces. Verder is er te weinig sprake van dialooggestuurde indicatiestelling, waarbij samenspraak met de gedetineerde en zijn systeem een oplossing voor problemen wordt gezocht. De nadruk ligt teveel op de momentopname (de indicatiestelling) en te weinig op coaching van het cliëntsysteem bij het zoekproces naar passende oplossingen. De wijze van indicatiestelling lijkt vooral ontleend te zijn aan het lineaire model, waarbij een probleem verholpen kan worden op basis van een eenmalige diagnose. Het eigen van TR-trajecten moet juist zijn, dat de inzet is om gedetineerden, in positieve zin, sterk te laten ontwikkelen, zowel op mentaal gebied als in praktische zaken.
Jongeren (minderjarig) – Vraagsturing en JJI’s. Sinds 2008 indiceert Bureau Jeugdzorg (BJZ) niet meer voor een JJI (Justitiële Jeugdinrichting), maar voor gesloten jeugdzorg. Ik vraag me stellig af, of de hulpvraag van jongeren in JJI’s niet onder de nWJZ (nieuwe Wet op de Jeugdzorg) zou moeten vallen. In de woorden van een directeur van een JJI: “Ook veel LVG-jeugdigen die een strafbaar feit plegen komen in een JJI terecht. ABWZ-gelden worden dan vervangen door justitiegelden, hetgeen beduidend minder budget betekent, terwijl wel verwacht wordt dat we zo’n jongere weer in de maatschappij terug laten keren.” Deze visie is ook in lijn met de constatering dat de recidive onder jeugdigen hoog is. Het recidivepercentage, twee jaar na vertrek uit een JJI voor het uitstroomjaar 2004 bedroeg in 2006, 49% (*Bron: Programmaministerie Jeugd en Gezin, 2009).
Het zorgaanbod sluit ook onvoldoende aan op de vraag van jeugdige criminelen met een licht verstandelijke handicap en/of psychische problemen. Het zorgaanbod sluit ook niet aan op de ontwikkelingen in de
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
vraag. Het gevolg is, dat veel jeugdigen niet (op tijd) de zorg krijgen die ze nodig hebben. Hoewel op individueel niveau het aanbod (uiteindelijk) vaak afgestemd wordt op de vraag, past het aanbod nog te weinig bij de vraag getuigen de wachtlijsten en lange wachttijden. Het betreft vooral jongeren met complexe problematiek waarbij het risico van escalatie bestaat, omdat passende en tijdige zorg ontbreekt. Wanneer jongeren vervolgens weer terug de criminaliteit in gaan, als gevolg van uitblijvende en/of passende hulp, lijkt het einde zoek wanneer er ook dan niet adequaat hulp kan worden verleend om het tij te keren. Men zou meer aandacht moeten geven aan de vraag van gedetineerden in het algemeen, waar het gaat om hulp en zorg. Bij de huidige trajecten ligt veel nadruk op handelen (cure) terwijl er relatief weinig aandacht is voor begeleiden (care). Dit draagt eraan bij, dat vraagsturing niet optimaal plaatsvindt. Daarnaast wordt vraagsturing bemoeilijkt door het gebrek aan aanbod in de breedste zin van het woord.
10.2.7
Integrale Aanpak TR-programma.
Een van de uitgangspunten van het TR-programma zou moeten zijn, dat gedetineerden erop moeten kunnen rekenen dat hulp en zorg op tijd wordt verleend en dus beschikbaar moet zijn en samenhang kent. In de Pbw. Zou daarom het recht op hulp en zorg, in het kader van de resocialisatie moeten worden geïntroduceerd. Naast een inhoudelijke beoordeling van de benodigde zorg door het CBTR (na overleg met specialisten), dient voor het voldoen aan de behoefte ook de hulp en zorg in het aanbod voorhanden te zijn. Dit vraagt om een stelsel waarin het aanbod volgend op de vraag is. Om te bereiken dat de zorg ook daadwerkelijk beschikbaar is voor gedetineerden, is een acceptatieplicht in de Pbw. Of het Wetboek van Strafrecht voor zorgaanbieders en gemeenten noodzakelijk. Deze zouden moeten inhouden, dat een zorgaanbieder of gemeente bij wie een gedetineerde zijn aanspraak (die altijd gebaseerd moet zijn op het individuele trajectplan van het CBTR) tot gelding kan brengen, deze gedetineerde niet mag weigeren, tenzij de (gesubsidieerde) capaciteit al
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
benut is en er derhalve geen plek is. In dat geval moet er worden uitgeweken naar andere aanbieders. Verder zou er samenwerking en samenhang moeten komen tussen het aanbod van gemeenten, GGZ, verslavingszorg, de justitieketen, jeugdzorg, woningcorporaties, onderwijsinstellingen, CWI’s en het CBTR, door middel van het ontwikkelen van TR-trajecten en modules. Het aanbod zou hierdoor transparanter en vergelijkbaar worden. Deze modules zouden de homogene eenheid van het CBTR moeten zijn, waarop aanspraak bestaat en de standaardeenheden van aanbod die de basis moeten vormen voor de planning en financiering. De modules voor het TR-programma zouden moeten worden vastgelegd in een uitvoeringsbesluit Pbw., dat de aard, inhoud en omvang van de aanspraak bepaalt. Afhankelijke van de hulpvraag moeten de trajecten intersectoraal en waar nodig in samenhang met aanpalende sectoren, zoals onderwijs, worden opgesteld. Voeren verschillende hulp en zorgaanbieders het indicatiebesluit uit, dan moeten zij zodanig samenwerken dat aan de gedetineerden, samenhangende hulp en zorg wordt geboden. Het CBTR zou er dan op moeten toezien, dat de gemaakte afspraken over de afstemming tussen hulp en het voorliggende veld, milieu, het justitieel kader en de hulp en zorgketens worden nagekomen. De hulp en zorgketens moeten daarvoor nieuwe contacten onderhouden met het CBTR, over de totstandkoming van het TR-trajectplan. En de start, beëindiging en evaluatie van de hulp en zorg.
10.2.8
Integraal Zorg en Hulpaanbod.
Ongeveer driekwart van de door mij geïnterviewde (ex)gedetineerden geeft aan, dat er onvoldoende middelen (hulp en zorgmogelijkheden) beschikbaar zijn voor goede en samenhangende resocialisatie en reintegratie. Onvoldoende middelen hangt samen met het feit, dat het verhogen van de strafmaat en het criminaliseren van bepaalde wanbetalingen (Wet Mulder) alsmede het vaker opleggen van
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
schadevergoedingsmaatregelen (Wet Terwee) met zich meebrengt, dat de meestal al nijpende financiële situatie van gedetineerden, hen nog dichter bij de afgrond brengt. Ze raken hun huis kwijt, hun sociale contacten nemen gestaag af en kansen op de arbeidsmarkt verkleinen rigoureus. Daar staat tegenover, dat gemeenten niet meer kunnen voldoen aan hun zorgplicht door bezuinigingen, prioriteitstellingen en het feit dat zij voor woonruimte geen invloed hebben op beleid van woningcorporaties. Ook moet er steeds meer worden bezuinigt op ‘(bijzonder) bijstand’. Voorts wordt er binnen het strafrecht een paradoxaal beleid gevoerd ten aanzien van de Wet Mulder en de Wet Terwee, ten opzichte van het resocialisatiebeginsel. Faseringsmogelijkheden worden namelijk ontnomen op het moment dat een gedetineerde zijn schuld of boetes of schadevergoedingsmaatregel niet direct kan betalen. Zo komt het regelmatig voor, dat mensen die hun (verkeers-) boetes niet op tijd (kunnen) betalen, door Justitie worden gegijzeld. De gijzelingsperiode hangt samen met de hoogte van het te betalen bedrag. Iemand die bijvoorbeeld € 5000,= aan boetes heeft openstaan, kan voor vijf maanden worden gegijzeld. De overheid verwacht dan, dat die persoon er alles aan doet om het achterstallige bedrag zo snel mogelijk te betalen. Lukt dit echter niet, dan wordt hij na vijf maanden weer vrijgelaten, maar moet de € 5000,= nog steeds voldoen. Tijdens de gijzeling heeft de betrokkene geen inkomen, raakt daardoor soms zijn huis kwijt, de boetes worden aanzienlijk verhoogd met incasso en administratiekosten en er is niets bereikt. Daarentegen heeft de gijzeling, de belastingbetaler € 200,= per dag gekost (in dit voorbeeld dus € 30.000,= in totaal) en moet de betrokkene soms op straat verder leven, met alle mogelijke gevolgen van dien. Daar houdt het dan niet mee op, want na zes weken tot drie maanden wordt deze persoon opnieuw voor vijf maanden gegijzeld, onder dezelfde voorwaarden en met hetzelfde resultaat. In de periode tussen de twee gijzelingen in, in een situatie waarin wonen en werken en dus ook het betalen van de boetes vaak onmogelijk is geworden, lopen boetes ook weer in rap tempo op, door de kosten die het CJIB (Centraal Justitieel
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Incassobureau), die de boetes moet innen. Een dergelijke gijzeling kan tot drie maal herhaald worden. In een tijd van economische malaise is dit een wel erg kostbaar pressiemiddel. Daarbij zal diezelfde economische crisis er voor zorgen, dat steeds meer mensen met dit soort maatregelen te maken krijgen. Een verandering van dit beleid zou ertoe bijdragen, dat we minder problemen creëren die de vraag naar zorg en hulp alleen maar vergroten. Iemand die alles is kwijtgeraakt zal er immers, vanuit de maatschappelijke verantwoordelijkheid, ook weer bovenop geholpen moeten worden. Om terug te komen op het aanbodtekort voor hulp en zorg voor gedetineerden geldt, dat voorkomen beter is dan genezen. Daarbij moet de kanttekening worden geplaatst dat er in de gehele samenleving, maatschappelijke veranderingen hebben plaatsgevonden, waardoor men sneller wordt doorverwezen. Zo is er meer oog voor de schadelijke gevolgen van psychosociale problematiek in de ontwikkeling van mensen en als gevolg daarvan is er meer nadruk komen te liggen op de vroegtijdige signalering van deze problemen. Dat is op zich een positieve ontwikkeling, die helaas (nog) niet is doorgedrongen tot het strafrechtsysteem. Ik vraag mij daarom ook af, in hoeverre een gebrek aan aanbod binnen het gevangeniswezen van hulp en zorg, mede debet is aan een hoog recidivepercentage. Het lukt nog onvoldoende om gedetineerden, waarbij sprake is van multi problematiek, van een adequaat hulp en zorgaanbod te voorzien. Deze gedetineerden zouden graag een relatief groot beroep op instanties willen doen, maar het aanbod is er nauwelijks. Daarbij verschillen de belangen, culturen en werkwijzen per inrichting zo sterk, dat vloeiende TR-trajecten niet van de grond komen. De route volgens welke de gedetineerde aan hulp en zorg komt (via het CBTR, de inrichtingsarts of –psycholoog of de Rechtbank) is geen gegeven en waar het uiteindelijk op uitloopt is soms arbitrair. Argumenten die door het veld worden aangevoerd voor het niet van de
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
grond komen van de samenwerking tussen en binnen hulp en zorgaanbieders zijn marktwerking, het afrekenen op prestaties en de verschillende (financiële) regels waaraan partijen zich hebben te houden. Dit leidt ertoe, dat de hoogste prioriteit ligt bij de eigen organisatie en dat aan de samenwerking een lagere prioriteit wordt toegekend. Mijns inziens is het kernprobleem dat Justitie teveel nadruk legt op het vergeldingsaspect, en genoegdoening voor slachtoffers en de samenleving vanuit een verkeerd perspectief wordt benaderd. Wanneer we er (meer) vanuit gaan, dat gedrag altijd een bepaalde oorzaak kent en we trachten deze oorsprong te vinden en van daaruit, middels hulp en zorg voor gedetineerden, daarop te anticiperen, komt de deur open te staan voor werkelijke resocialisatie en daarmee het terugdringen van recidive. Door middel van het creëren van een integraal hulp en zorgaanbod kan dan criminaliteit beheersbaar worden en veel geld worden bespaart. Daarnaast zie ik het afrekenen van samenwerkingsverbanden op resultaten van TR-trajecten als een mogelijkheid om integraal aanbod dichterbij te brengen. Het CBTR zou daarbij dwingender moeten kunnen zijn ten aanzien van de inspanning die binnen de verschillende domeinen geleverd moet worden om tot een integraal aanbod te komen.
10.2.9
Recht op en Continuïteit van Hulp en Zorg.
De gedetineerde zou een aanspraak op hulp en zorg moeten krijgen, bepaald in bijvoorbeeld een indicatiebesluit door het CBTR, in de Pbw. Als het CBTR dan voorziet dat de eerste aangewezen hulp en zorg waarop een gedetineerde is aangewezen niet tijdig beschikbaar is, kan het CBTR vervangende hulp en zorg aanduiden. De gedetineerde zou dan aanspraak hebben op vervangende hulp en zorg tot het moment to het moment waarop hij gebruik maakt van het eerst aangewezene. De gedetineerde behoudt daarbij dan ook het recht op de eerst aangewezen hulp. Zou de geïndiceerde hulp en zorg niet voorhanden zijn, dan moet de gedetineerde uiteindelijk zijn aanspraak rechtens van de Staat kunnen
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
afdwingen. Betreft het huisvesting en inkomen, dan zou dit rechtens van de gemeente moeten kunnen worden afgedwongen. Omdat gedetineerden nu al vaak niet precies weten wat bijvoorbeeld de zorgplicht van gemeenten inhoudt en wat de mogelijkheden zijn, oefenen ze dit recht ook niet actief uit tijdens het TR-traject. Zo zijn er nog vrijwel geen rechtelijke procedures gevoerd door gedetineerden, die niet de hulp kregen die ze voor hun resocialisatie en/of re-integratie nodig hadden, vanwege wachtlijsten. Dit leidt ertoe, dat veel gedetineerden na hun ontslag uit de gevangenis, nergens terecht kunnen voor huisvesting en inkomen en nog steeds kampen met psychische problemen. Recidivegedrag is voor veel van hen dan de enige oplossing om te overleven. Primaire levensbehoeften moeten op het moment van ontslag ten allen tijden zijn ingevuld om recidive te voorkomen. Het mag duidelijk zijn dat het van belang is (gezien de diverse wachtlijsten) dat hieraan in een zo vroeg mogelijk stadium van de detentie, aandacht wordt besteed door het CBTR. Voor zo’n 47% van de gedetineerden, zin huisvesting en inkomen na ontslag een probleem. Een ruime meerderheid van de (ex)gedetineerden (82%) geeft aan, dat er zelden tot nooit in nazorg wordt voorzien. Gemeenten ontvangen geen overzicht van welke gedetineerde die bij hen ingeschreven staat, van welke nazorg gebruik wil maken, terwijl ze wel een wettelijke zorgplicht hebben ten aanzien van nazorg op grond van de Wmo en de Algemene bijstandswet (WWI). Met het oog op de continuïteit van het TR-traject is dit een ongewenste situatie. Ik zou daarom willen pleiten voor een actieve, op coördinatie en inhoudelijke regie gerichte opstelling van het CBTR. Voor zowel de verwezenlijking van het recht op hulp en zorg voor gedetineerden, als voor het garanderen van continuïteit van het resocialisatie- en re-integratietraject lijkt dit een noodzakelijke randvoorwaarde.
10.2.10
Ervaringen van Gedetineerden.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Gedetineerden geven in de gehouden interviews aan, dat ze de samenwerking, overdracht en communicatie tussen het CBTR en verschillende hulp en zorgaanbieders onvoldoende vinden, maar ook binnen de P.I.’s ervaren zij, dat veel langs elkaar heen wordt gewerkt. Met name de samenwerking tussen TR-begeleiders, de M.M.D. (interne maatschappelijke dienst), de inrichtingsarts en –psycholoog en externe hulp en zorgaanbieders, vinden veel gedetineerden voor verbetering vatbaar. De gedetineerden die tevreden zijn over deze samenwerking tussen de verschillende disciplines gaven aan dat hun eigen mondigheid hierin een cruciale factor was. Het hangt naar hun mening teveel van de individuele trajectbegeleider af, in hoeverre die geneigd en/of gewend is, om te overleggen met medewerkers van de andere disciplines en zorg en hulp aanbieders. Vertegenwoordigers van gemeenten, zorgaanbieders en andere trajectondersteuners herkennen deze geluiden en wijten het langs elkaar heen werken van professionals deels aan het ontbreken van coördinatie, regie en een integrale aanpak. Gedetineerden geven aan, dat ze veel meer zelf zouden willen kiezen hoe hun TR-traject eruit ziet, maar daarvoor bestaat in de praktijk nog nauwelijks ruimte. Door gebrek aan het betrokken worden bij de invulling van het traject en gebrek aan informatie vinden zij het moeilijk om te beoordelen of het ook anders had gekund. Uiteindelijk aanvaarde zij dan maar hetgeen anderen over hen beslissen.
10.2.11
Betere Aansluiting.
Een van de doelstellingen binnen het TR-programma zou moeten zijn, het verbeteren van de aansluiting van TR-trajecten op hulp en zorgverleners. Hierna zal ik ingaan op knelpunten die zich in de praktijk voordoen en in hoeverre aansluitingen zijn gerealiseerd. In het bijzonder zal ik hierbij ingaan op de aansluiting met het voorliggende veld (Reclassering, NIFP, Rechtbank), milieu, het gevangeniswezen en de hulp en zorgketens.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
10.2.12
Wettelijke Kader.
Problemen van gedetineerden in een zo vroeg mogelijk stadium signaleren en beoordelen, moet een belangrijke pijler binnen het TRprogramma zijn. Tot omstreeks medio 2012 geschiedde de plaatsing en overplaatsing van diegene die onherroepelijk veroordeeld waren in principe op basis van het beginsel van detentiefasering, ook wel detentieplanning genoemd. Daarmee werd gedoeld op het geleidelijk toekennen van meer vrijheden aan gedetineerden, tot aan het moment van hun uiteindelijke invrijheidstelling. Die aanpak was gebaseerd op het resocialisatiebeginsel dat in de Pbw. Is neergelegd. Een normaal gefaseerd detentieverloop hield in, dat men vanuit een Huis van Bewaring, eerst naar een normaal beveiligde gevangenis ging en via plaatsingen in een beperkt beveiligde inrichting (BBI) en/of een zeer beperkt beveiligde inrichting (ZBBI) al of niet na deelname aan een penitentiair programma (PP) vervroegd in vrijheid werd gesteld. Vanaf september 2007 trad in alle inrichtingen het TR-programma in werking. De detentiefasering werd sindsdien grotendeels bepaald door het CBTR. Dit bureau beoordeeld wie er binnen de inrichtingen van een bepaald cluster in aanmerking kwam voor een TR-traject. De aspirantdeelnemer moest, om deel te kunnen nemen aan een TR-traject, aan een aantal eisen voldoen. De gedetineerde moest een strafrestant van tenminste vier maanden hebben, voldoende Nederlands spreken, legaal in Nederland zijn en mocht niet tevens tot terbeschikkingstelling van de Staat (TBS) zijn veroordeeld. Sinds 2012 echter, sluit staatssecretaris Fred Teeven de BBI’s en ZBBI’s stapsgewijs. Begin 2013 maakte hij globaal de bezuinigingsplannen bekend, waarin hij beoogde om 340 miljoen te bezuinigen. Straffen werden langer en de regimes soberder. Ook zouden er meer zogenaamde meerpersoonscellen bijkomen en zo’n 50% van de gevangenissen gesloten worden. Ongeveer 3400 banen binnen het gevangeniswezen kwamen op de tocht te staan. Het TR-programma was op sterven na,
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
dood. Daar stelde Teeven tegenover, dat meer gedetineerden met een enkelband thuis zouden komen te zitten, zonder enige begeleiding. Dat dit op veel verzet stuitte mag duidelijk zijn. Dit laatste deel van zijn campagne heeft het dan ook niet gehaald.
10.2.13
Algemene Ervaringen met Ketensamenwerking.
De Algemene Rekenkamer hanteert de volgende definitie van een goed functionerende ketensamenwerking als volgt: ‘Schakels van de keten hebben hun taken en verantwoordelijkheden in onderlinge samenhang afgebakend en verdeeld, hun werkzaamheden zijn op elkaar afgestemd, structureel wordt alle relevante informatie uitgewisseld, er is sprake van een eenheid van optreden, dubbel werk wordt voorkomen, er wordt zo doelmatig mogelijk gewerkt en de gezamenlijke ketendoelen worden bewaakt’. Dit lijkt mij een prima uitgangspunt voor het CBTR om sluitende TRtrajecten te creëren, maar de afbraak van het resocialisatiebeginsel door de staatssecretaris dreigt de doodssteek te worden voor wat het doel zou moeten zijn van het strafrecht: het terugdringen van recidive en het beheersbaar houden van de criminaliteit in ons land. Her en der worden mondjesmaat positieve ervaringen opgedaan met het leggen van verbindingen tussen de verschiklende hulp en zorgaanbieders en het CBTR. Hulp en zorgaanbieders geven echter ook aan, dat er in de praktijk geen sprake is van een goede aansluiting tussen het CBTR en de aanpalende terreinen, omdat er onvoldoende congruentie is tussen verschillende regelingen en wetgeving. Men loopt aan tegenverschillen in wijze van financiering en de daarbij behorende verantwoording, waardoor de ruimte om tot sluitende Tr-trajecten te komen, ernstig worden beperkt. Daarnaast hebben hulp en zorgaanbieders te maken met de invloed van marktwerking die groeiende is en wordt de druk op verantwoording voor
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
geleverde prestaties groter. Aanbieders geven aan dat deze ontwikkelingen eerder leiden tot concurrentie, waardoor de samenwerking wordt bemoeilijkt. De conclusie naar een onderzoek naar regeldruk luidt, dat als de keten niet werkt, er steeds een schakel bijkomt (Capgemini, 2008). Het naast elkaar bestaan van verschillende wet- en regelgeving leidt in de uitvoeringspraktijk tot onduidelijkheid met regeldruk als gevolg. De sector gevangeniswezen is gefocust op het afdekken van risico’s door toenemende verantwoordingseisen door politieke en maatschappelijke druk. Ik zou daarom bepleiten voor het echt centraal plaatsen van de gedetineerde en de professional, waarmee het niet nodig zou zijn om maatregel op maatregel te stapelen om risico’s, die inherent zijn aan het werk in deze sector, te minimaliseren.
10.2.14
Strafrechtketen en Jeugd.
Tweederde van de Bureaus Jeugdzorg (BJZ’s) ondervindt in het kader van de aansluiting met andere domeinen, geen problemen met de Beginselenwet JJI (67%). Met het Wetboek van Strafrecht is dit 92%. In de strafrechtketen hebben verschillende innovaties plaatsgevonden. Het betreft het Netwerkberaad, het Trajectberaad, het Justitieel Casusoverleg (JCO), het Veiligheidshuis, de Gedragsbeïnvloedende Maatregel (GBM), de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie en inspanningen om kinderen van wie de ouder in detentie zijn, meer gelegenheid te geven tot contact. Hierna ga ik met name in op deze innovaties om te laten zien, dat het wel anders kan. Binnen het justitiële domein zijn stappen gezet in de richting van een integrale aanpak in de vorm van een netwerkberaad voor jeugdigen, die in JJI’s verblijven. Hierin bespreken de Raad, de JJI en de jeugdreclassering alle (nieuw) ingestroomde jongeren. Het doel van dit overleg is om zo snel mogelijk alle relevante informatie over een jongere te verzamelen, partijen bij elkaar te brengen en afspraken te maken over
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
wie wat doet. In de regio waar de jongere is geplaatst, is het netwerkberaad een belangrijke schakel tussen de JJI’s, de Raad en de jeugdreclassering. Naast bovenstaand netwerkberaad wordt het zogeheten ‘trajectberaad’ ingezet. Dit beraad vindt plaats in de (regio van de) gemeente waar de jongere woont. Deelnemers van het trajectberaad zijn de casusregisseur van de Raad, een begeleider van de jeugdreclassering, een vertegenwoordiger van de JJI en een contactpersoon van de betreffende gemeente. Tijdens dit beraad vindt inhoudelijke afstemming plaats en worden afspraken gemaakt over de doelen van het trajectplan na terugkeer uit de JJI en over de begeleiding van de jongere en zijn ouders. De gemeente adviseert in dit overleg de ketenpartners over de inzet van gemeentelijke voorzieningen. Vertegenwoordigers van betrokken partijen zijn enthousiast over deze opgezette overlegvormen, omdat ze de aansluiting bevorderen tussen enerzijds het lokale en provinciale jeugdbeleid en anderzijds de Raad en de JJI’s. Het Justitieel Casusoverleg (JCO) is een overleg tussen het Openbaar Ministerie, de politie en de Raad over jeugdigen die een delict hebben gepleegd. Het Openbaar Ministerie (OM) beslist welke partners nog meer worden uitgenodigd voor het overleg. Een veiligheidshuis is een lokaal of regionaal samenwerkingsverband tussen verschillende veiligheidspartners, gericht op informatieuitwisseling over zorg en risicojongeren, om in een integrale, probleemgerichte aanpak te kunnen voorzien en daarmee veiligheid te kunnen bevorderen. De jeugdreclassering participeert altijd in het veiligheidshuis. Men is tevreden met wat tot dusver is bereikt: de wijze waarop de samenwerking wordt ingevuld, de korte lijnen, de dagelijkse briefings en de korte doorlooptijden (een week) zijn een verbetering ten opzichte van de situatie vòòr het bestaan van de veiligheidshuizen. Daarbij wordt zoveel mogelijk getracht jeugdigen een vorm van behandeling aan te bieden. Sinds 1 februari 2008 kan de Strafrechter aan een jeugdige in bepaalde gevallen een gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) opleggen, die
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
inhoudt dat de jeugdige bijvoorbeeld een bepaald programma (ambulant of in een jeugdzorginstelling) moet deelnemen. De ervaringen met de GBM zijn echter nog te pril o hierover conclusies te trekken. De uitvoering van de GBM lijkt lastig in verband met de afstemming tussen alle betrokken partijen. De verwachting van het ministerie van Justitie is, dat door de combinatie van straf met hulp die met de GBM opgelegd kan worden, de recidive zal dalen. Hierbij is een lik-op-stukbeleid het meest effectief. Lange wachtlijsten voor de opgelegde zorg maken dit in de praktijk echter onmogelijk. Om de kwaliteit van intramurale en extramurale gedragsinterventies te kunnen vaststellen, heeft het ministerie van Justitie in 2005, de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie ingesteld. Deze commissie heeft de opdracht om te beoordelen of gedragsinterventies (kunnen) leiden tot vermindering of het voorkomen van recidive. Doel is een gericht landelijk aanbod van gedragsinterventies die zijn afgestemd op de problematiek van de doelgroepen. Effectieve gedragsinterventies moeten voldoen aan tien criteria die zijn afgeleidt uit wetenschappelijk onderzoek. Door deze aanpak kan een duidelijke bijdrage worden geleverd aan de kwaliteit van de jeugdstrafketen. Ten aanzien van de volwassenstrafrechtketen ontstonden steeds meer initiatieven om het belang van kinderen en de relatie met hun ouders mee te nemen in de werkwijzen. Staatssecretaris Albayrak heeft in mei 2008 aangegeven dat ze gedetineerde ouders meer mogelijkheden wilde bieden om de relatie met hun minderjarige kinderen tijdens detentie te onderhouden (ministerie van Justitie, 2008). Op die manier moest de detentieschade voor kinderen van gedetineerde ouder zoveel mogelijk worden beperkt. Helaas heeft Albayrak’s opvolger, Fred Teeven hier geen enkel gevolg aan gegeven. Bij vertegenwoordigers van JJI’s en bij het ministerie van Justitie leven vragen over welke balans tussen hulp en straf de juiste is, met het oog op zich ontwikkelende, veelal beschadigde jeugdigen. Ik vraag me af of het onderbrengen van de JJI’s bij de Wjz (Wet op jeugdzorg) niet meer recht doet aan de vragen van jeugdigen in ontwikkeling, die vaak als
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
slachtoffer van een problematische gezinssituatie tot daders van strafbare feiten zijn geworden. De afstemming tussen de jeugdreclassering en de volwassenenreclassering is niet overal uniform. Vertegenwoordigers van de jeugdreclassering vinden dat het voor jongeren duidelijk moet zijn, welke afspraken hiervoor gelden.
10.2.15
Recht, Regie en Financiering.
Hieronder zal ik voorbeelden geven van hoe het recht op hulp en zorg voor gedetineerden kan worden gerealiseerd, hoe de regie door het CBTR kan worden gevoerd en hoe een en ander zou kunnen worden gefinancierd.
10.2.16
Wettelijke Kader.
Om te kunnen bereiken dat de benodigde hulp en zorg beschikbaar wordt en snel kan worden verleend, zou i de Pbw. Het recht hierop moeten worden veranderd of aangevuld met hulp en zorgrecht. De gedetineerde zou dit recht dan verwerven als het CBTR hiertoe een indicatiebesluit heeft genomen. Het CBTR stelt hier dan voor vast of en welke hulp en zorg een gedetineerde nodig heeft in verband met psychische problemen, huisvesting, schuldsanering, werk en inkomen, verslavingszorg enzovoort. In de Pbw. of het Wetboek van Strafrecht moet er dan van worden uitgegaan dat de indicaties van het CBTR de vraag naar hulp en zorg in de provincie vormen. Het planningssysteem moet daarbij zodanig worden ingericht dat de verantwoordelijke financiers ervoor zorgdragen dat hetgeen nodig is, er ook daadwerkelijk komt. De provincie zou daarbij de belangrijkste sturende overheid in het hulp en zorgstelsel moeten worden. De provincie draagt er dan de verantwoordelijkheid voor, dat het CBTR haar taken naar behoren kan uitvoeren. De provincie zou dan tevens verantwoordelijk moeten worden voor een aanbod van hulp en zorg waarop ingevolge een eventueel wetsvoorstel aanspraak bestaat. Wanneer de hulp en zorg waarop de gedetineerde aanspraak heeft dan
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
niet voorhanden is (bijvoorbeeld in verband met wachtlijsten0, kan hij uiteindelijk zijn aanspraak rechtens van de provincie afdwingen. Deze procedure zou dan vanuit het CBTR moeten worden gevoerd. Voor de uitvoering van de taken door het CBTR en voor het hulp en zorgaanbod zou de provincie van het Rijk, twee gescheiden doeluitkeringen moeten ontvangen. In dit voorbeeld voor een nieuw strafrechtsysteem wordt de provincie verantwoordelijk voor de totstandkoming en uitvoering van een provinciaal beleidskader ‘hulp en zorg gedetineerden’, dat de hoofdlijnen van het beleid bevat, en ze wordt verantwoordelijk voor het opstellen van het uitvoeringsprogramma. Om tot samenhang met andere vormen van hulp en zorgaanbiedingen te komen, zou het beleidskader een overzicht moeten bevatten van de voornemens van gemeenten, het ministerie van Justitie en eventueel zorgverzekeraars, om in de behoefte aan hulp en zorg te voorzien. Het Rijk zou dan verantwoordelijk moeten worden voor het doeltreffend en doelmatig functioneren van het hulp en zorgstelsel als geheel. Het Rijk stelt dan aan provincies gelden beschikbaar, die de provincies nodig hebben om te zorgen dat alle (ex)gedetineerden de hulp en zorg waarop zij zijn aangewezen, ook daadwerkelijk krijgen. Daarnaast zou het raadzaam zijn als het Rijk eenmaal per vier jaar een landelijk beleidskader en jaarlijks een voortgangsrapportage opstelt. Ook zou het provinciale beleidskader moeten worden goedgekeurd door het Rijk. Is het provinciaal beleidskader of uitvoeringsprogramma dan niet in overeenstemming met de wet, dan wel met het landelijke beleidskader of wordt die niet uitgevoerd, dan moet het Rijk een aanwijzing kunnen geven aan de betreffende provincie. Verder zou de Raad voor Strafrecht en Jeugdzorg (RSJ) de taak moeten krijgen om onderzoek te doen naar de kwaliteit van de hulp en zorg en toezicht te houden op de naleving van de wet. Bij een eventuele totstandkoming van het recht op hulp en zorg voor (ex)gedetineerden moeten de gescheiden financieringsstromen (provincies, AWBZ, Justitie enzovoort) blijven bestaan. De ene toegang via het CBTR tot alle vormen van hulp en zorg zou dan garanderen dat de verschillende financieringsbronnen niet in de weg staan om op de behoefte van de gedetineerde toegespitst aanbod te realiseren. Het zal voor de gedetineerde niet uitmaken wie de hulp en zorg waarop de aanspraak bestaat financiert. Belangrijk is dat de wetgever stelt dat de
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
wet in bepalingen voorziet die bewerkstelligen, dat de vraag naar hulp en zorg aan de orde komt, ongeacht de achterliggende financiering.
10.2.17
Het Recht op Hulp en Zorg voor (ex)Gedetineerden.
Het recht op hulp en zorg zoals hier voorgesteld, moet inhouden dat men aanspraak kan maken op hulp en zorg die is geïndiceerd door het CBTR. Ik zie het hoge recidivepercentage als een direct gevolg van het uitblijven van een naar behoefte aansluitend TR-programma voor resocialisatie en re-integratie. Logisch is daarom, dat daarop wordt ingezet als we werkelijk het recidivepercentage naar beneden willen brengen. Er zou daarbij een balans moeten worden gevonden tussen straffen en helen. In de voorgaande hoofdstukken hebben we gezien dat er voor elk soort gedrag, oorzaken te vinden zijn. Daarom zou de straffactor moeten worden omgezet in een al dan niet verplichte behandeling, waarbij wordt gewerkt aan het wegnemen van de oorzaken van ongewenst gedrag. Daders leren, om anders te denken en te reageren op emoties, gebeurtenissen en/of situaties. Binnen de (gesloten) jeugdzorg gebeurd dit al jaren met redelijk succes. Bij het zoeken naar de balans tussen straf en behandeling dient gekeken te worden naar de veiligheid van de samenleving, het risico van escalatie en recidive, de leeftijd, het geslacht. De problematiek en de oorzaken ervan, de benodigde zorg, het al dan niet al aanwezig zijn van zorg en/of hulp en de mate van probleembesef en motivatie van betrokkene. Gezien de kennis die inmiddels bestaat op het gebied van gedragswetenschap, is het nogal kort door de bocht en vergeldingsbelust om een strafmaat als prijskaartje voor bepaald gedrag te hanteren. Beter is het, om een detentie/zorgperiode afhankelijk te laten zijn van de zorg en hulp die nodig is voor gedragsverandering en daaropvolgende hulp ter bevordering van de terugkeer in de samenleving. Penitentiaire Inrichtingen zouden daarom moeten worden omgezet in gesloten behandel- of zorgcentra. Belangrijk is daarbij wel, dat in de Pbw. Komt te staan, dat de zorg niet ingrijpender is dan strikt noodzakelijk en gedurende een zo kort
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
mogelijke periode. Daarbij dient gekeken te worden naar de indicatiestelling (het onafhankelijk vaststellen van de benodigde zorg) en de praktische hulp waaraan behoefte is. Specifieke aandachtspunten bij het principe ‘niet ingrijpender zorg op te leggen dan nodig’, zijn;
Aandacht voor preventie. Tijdige verwijzing bij ernstige problematiek. Zo mogelijk voorkomen van gedwongen c.q. gesloten kader. Zoveel mogelijk voorkomen van zware zorg. Aandacht voor sociale contacten.
Op deze vijf aandachtsgebieden zal ik hieronder in het kort verder ingaan. Ook komt in het kader van recht op hulp en zorg voor (ex)gedetineerden nog een onderwerp aan bod, namelijk de doorstroommogelijkheden naar minder intensieve vormen van zorg.
Preventie. Een groot percentage criminaliteit en recidive komt voort uit het onvermogen van de dader, om te gaan met emoties, gebeurtenissen of situaties. Zij zien (meestal onterecht) geen andere uitweg of mogelijkheid dan bepaald delictgedrag. Het is wenselijk wanneer gemeenten zouden kunnen beschikken over een ‘preventieloket’ waar deze mensen kunnen aankloppen, vòòr ze overgaan tot een delict, maar zonder dat zij worden geconfronteerd met onvrijwillige consequenties. Waar het gaat om daders van delicten, die al de fout in zijn gegaan, moet het hulp en zorgrecht zoals voorgesteld niet ophouden na ontslag uit de inrichting. Ook zij zouden bij dit loket moeten kunnen aankomen wanneer ze het gevoel krijgen, weer de verkeerde kant op te gaan. Een dergelijk loket moet kunnen beschikken over hulp en zorgaanbod die à la minuut (24/7) beschikbaar is. Samenwerking tussen zulke
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
gemeentelijke preventieloketten binnen de provincie, zullen de kosten hiervoor drukken, maar de besparing op het gevangeniswezen zal enorm zijn. De coördinatie zou dan bij het CBTR moeten liggen, omdat deze in dit hele plan al beschikken over de breedste netwerken.
Tijdige verwijzing bij (ernstige) problematiek. In het huidige strafrechtsysteem worden zorg en behandeling pas in het laatste traject van de detentieperiode aangeboden, als dat al gebeurd. Het is effectiever en ook logischer, wanneer daar juist in een zo vroeg mogelijk stadium op wordt ingezet. Hierdoor krijgt men al vroegtijdig inzicht in de ernst van de problematiek en welke vormen van zorg en hulp nodig zijn.
Zo mogelijk voorkomen van gedwongen/gesloten kader. Wanneer we het vergeldingsaspect binnen het strafrechtsysteem zouden elimineren, zal er bij veel daders meer intentie bestaan om aan zichzelf te werken. Bij lichtere vergrijpen waarvoor nu celstraffen tot zes maanden worden opgelegd, zou men meer bereiken door gedwongen ambulante zorg, hulp en/of toezicht op te leggen, met daarbij bepaalde voorwaarden. Ook veroordeelden die onder de Wet Mulder of de Wet Terwee vallen zou gedwongen budgettering moeten worden opgelegd, tot de boete of schadevergoedingsmaatregel geheel voldaan is. Dit is in de eerste plaats een aanzienlijk goedkopere oplossing en de betrokkenen raken niet van de wal in de sloot, zoals in paragraaf 10.2.7 beschreven is. Je kunt hierbij denken aan een tijdelijke onder curatelestelling door de Rechtbank.
Zoveel mogelijk voorkomen van zware zorg.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Het zou bij een nieuwe combinatie van Straf- en hulprecht goed zijn om een aanpak vast te stellen waarin niet alleen het gedwongen en vooral gesloten kader zoveel mogelijk wordt beperkt, maar ook de zorg zo licht mogelijk te houden. De hulp moet niet ingrijpender zijn dan strikt noodzakelijk. Dit kan alleen haalbaar zijn bij een goede doorzettingsmacht van CBTR-medewerkers, kwaliteit en het voorkomen van wachtlijsten. Dit voorkomt escalaties in situaties waarin (potentiële) daders dringend hulp en zorg nodig hebben. Er moet een hulpvorm worden opgezet die goed is beschreven en waarvan de kwaliteit voortdurend wordt onderzocht. Er moeten steeds plaatsen vrij zijn in zowel de residentiële als de ambulante zorg. Ook het actief inzetten van eigen netwerken is van groot belang om escalatie van situaties te voorkomen. In de Jeugdzorg zijn goede ervaringen opgedaan met de zogenaamde ‘Eigen Kracht Conferenties’ (EKC’s). Voor dit alles is het natuurlijk belangrijk dat er een goede coördinatie plaatsvindt vanuit het CBTR.
Aandacht voor sociale contacten. Wat door het huidige strafrechtsysteem veel voorkomt is, dat sociale contacten en in het bijzonder familiebanden, na enige tijd detentie, verwateren of zelfs ophouden te bestaan. Dit draagt allemaal bij aan het hoge recidivepercentage en gebrekkige resocialisatie en re-integratie in de samenleving. Het is daarom heel belangrijk dat veel wordt ingezet op betrokkenheid van de sociale omgeving van (potentiële) daders bij preventie-, resocialisatie- en re-integratietrajecten.
10.2.18
Regierol Rijk en Provincies.
De taak van het Rijk zou in dit voorbeeldplan moeten zijn, om toezicht te houden op het juist uitvoeren van de Pbw., door provincies. Deze taak zou bij de RSJ kunnen liggen. Het Rijk zou op grond van de Pbw. dan de belangrijkste sturende overheid in het nieuwe stelsel moeten zijn. Er moet zo min mogelijk bestuurlijke drukte en gedoe zijn tussen overheden.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Het samenspel tussen alle ketenonderdelen en andere partijen moet efficiënt en vruchtbaar zijn. Het mag niet ontbreken aan een eenduidige verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk en provincies, doordat bijvoorbeeld de bestuurlijke en financiële verantwoordelijkheid voor een bepaald beleidsterrein niet bij één overheidslaag ligt. De oorzaak daarvan zou kunnen liggen in decentralisatie waarbij het Rijk een taak en/of middelen overhevelt naar provincies, zonder de daarbij behorende beleidvrijheid te geven. Wanneer het Rijk via uitvoeringsregels mee gaat sturen, gaat de aandacht bij provincies en gemeenten noodzakelijkerwijs meer uit naar het voldoen aan de regels, dan naar het bereiken van het resultaat. Ook zal de afwezigheid van voldoende beleidsruimte en een onduidelijke verantwoordelijkheidsverdeling leiden tot afschuifgedrag van provincies. Het valt te adviseren om de relatie te vereenvoudigen door:
Single audit en single information (Sisa). Verticale verantwoording op doelen en resultaatafspraken. Respecteren van de horizontale verantwoordingslijn.
Het Rijk zou idealiter de nationale doelen en kaders moeten formuleren en dát doen wat centraal moet. Al het andere zou in principe decentraal belegt moeten worden. Over de uitoefening van taken moet het provinciebestuur dan primair verantwoording afleggen aan de Provinciale Staten. Verticaal toezicht zou bij het Rijk moeten berusten, dat dan alleen intervenieert als er sprake is van ernstige tekortkomingen en horizontale verantwoording niet tot bijsturing heeft geleidt. Verantwoordelijkheid betekent: zorgen dat resultaten worden geboekt en de consequenties nemen als dat niet zo is. Als doelen niet worden gerealiseerd heeft dat consequenties (niet leveren is terugbetalen). Waar sprake is van regionale verschillen en een bovenlokaal karakter, moet dit bij uitstek de verantwoordelijkheid van de provincie zijn. Wanneer de verantwoordelijkheid voor bepaald doelen door het Rijk bij de provincie wordt gelegd, zal dat niet betekenen dat het Rijk niet meer mee moet denken en vanuit haar mogelijkheden moet ondersteunen. Alleen moet het Rijk dit niet meer doen als kaderstellende partij, maar als partner. De
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
provincie moet dan dezelfde rol- en verantwoordelijkheidsverdeling waarmaken ten aanzien van de gemeenten. Provincies moeten in dat verband dan sturen op prestaties en resultaten en niet op de wijze waarop gemeenten beleid realiseren. Het Rijk moet zich in haar sturingsrol niet te sterk op het uitvoeringsniveau begeven. Daarmee zou soms het provinciaal beleid doorkruist kunnen worden. Wanneer de provincie bijvoorbeeld zou inzetten op innovaties en de Rijksoverheid in een later stadium een experiment initieert met een vergelijkbare doelstelling, zal dit als contraproductief worden ervaren door de provincies.
10.2.19
Toezicht Rijk en Instrumentarium.
Het ministerie van Justitie moet verantwoordelijk blijven voor het reilen en zeilen in deze voorgestelde combinatie van Straf- en Behandelrecht. Daarbij moet het Rijk een aanwijzingsbevoegdheid hebben ten aanzien van provincies. Het Rijk moet echter zo min mogelijk sturen op details en incidenten. Een te grote afhankelijkheid van het ministerie van Justitie zou ten koste kunnen gaan van de slagkracht en belangrijke beslissingen rondom die ene toegang (CBTR) en financiering in de weg staan. Dat kan weer tot gevolg hebben dat de ‘sence of urgency’ om intersectoraal samen te werken wegzakt. Ook dient ervoor gewaakt te worden, dat het toezicht van het Rijk niet versnipperd raakt, doordat analoog aan de verschillende financieringsbronnen wordt georganiseerd. Het provinciaal beleidskader en het uitvoeringsprogramma moeten richting geven aan de uitvoering van de Pbw. per provincie en het Rijk de gelegenheid geven om deze gang van zaken te toetsen aan het landelijk beleidskader.
10.2.20
Ondersteuning van Provincies door het Rijk.
Het Rijk zou de provincies in dit plan moeten ondersteunen bij de uitvoering van de Pbw. door het faciliteren van bijvoorbeeld de
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
ontwikkeling van de methode voor indicatiestelling (Tr-trajecten), de uitvoering van de trajectcoördinatie (CBTR), het preventieloket, reclassering en het kader integraal indiceren. Er moet zorg voor worden gedragen dat er voldoende middelen zijn voor de volledige implementatie van deze innovaties. Het Rijk moet opdracht geven om een breed onderzoeksprogramma op te zetten, met het oog op het verkrijgen van inzicht op de effectiviteit van de op te zetten hulp en zorgmethoden. Op den duur zouden dan alleen die methoden kunnen worden gefinancierd, die bewezen effectief zijn. Men dient ervan uit te gaan, dat het minimaal vijf tot tien jaar zal duren voordat voldoende bekend is over de effectiviteit van hulp en zorgmethoden. Het inzetten van effectieve methoden is een noodzakelijke voorwaarde voor een positief behandelingsresultaat, maar zeker niet een voldoende voorwaarde. Voor de kortere termijn zou het Rijk moeten inzetten op het toetsen van professionals. Een belangrijke ondersteuning die het Rijk kan bieden is verder, het toekennen van incidentele extra gelden om wachtlijsten weg te werken binnen alle belangrijke hulp en zorgbronnen. Daarbij moet worden voorkomen dat daarmee een perverse prikkel ontstaat waarin wachtlijsten lonend worden. Er moet daarom voor worden gewaakt, dat de communicatie met het Rijk niet versmalt tot een discussie over wachtlijsten en er over de onderliggende principes die tot wachtlijsten leiden te weinig uitwisseling plaatsvindt.
10.2.21
Verantwoordelijkheid Provincies en Instrumentarium.
Verantwoordelijkheid functioneren CBTR. Provincies moeten een goede balans vinden tussen de sturing op uitvoeringsniveau (‘hoe’ zorg wordt geboden) en de hoofdlijnen (‘wat’ aan zorg wordt geboden). Hoe zorg wordt geboden, moet hoofdzakelijke een taak van de zorgaanbieders worden en wát er aanzorg wordt geboden, wordt het speerpunt van de provincies. Wanneer provincies wantoestanden menen te signaleren, moet niet worden geschroomd om
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
stevig op te treden. Dit moet dan kunnen in de vorm van het ontslaan van een bestuurder of door een instelling onder curatele te plaatsen. Ik zou daarbij pleiten voor een uniforme aansturing van de CBTR’s, omdat het lastig kan zijn om afspraken te maken met alle verschillende bureaus en locaties. (Dit plan geeft het CBTR aanzienlijk meer taken dan zij nu hebben, dus een decentralisatie van één landelijk bureau naar bureaus op provinciaal niveau is raadzaam).
Verantwoordelijkheid aanbod hulp en zorg. Om dit plan te laten slagen dient er periodiek voortgangsoverleg plaats te vinden tussen de provincie en de aanbieders van hulp en zorg. Wanneer door de gemeenten en zorginstellingen niet alle afspraken worden gerealiseerd, moet er een gesprek volgen met de provincie, waarbij zonodig ook de vraag aan de orde komt of er subsidie moet worden ingetrokken. Provincies zouden in hun (provinciaal) beleidskader en/of uitvoeringsprogramma, prestatie-indicatoren moeten opnemen voor het CBTR en de zorg en hulpaanbieders. Deze indicatoren moeten productiecijfers betreffen, maar ook betrekking hebben op het resultaat van de hulp en zorg en de gedetineerdentevredenheid. Hulp en zorgaanbieders moeten zoveel mogelijk aansturen op behaald resultaat en minder op bezettingscijfers. De provincie moet de aanbieders stimuleren om outputgericht te rapporteren. Prestatie-indicatoren kunnen een bijdrage leveren aan een goede manier van toetsen, maar kent ook valkuilen. Ongenuanceerd gebruik kan ertoe leiden dat hulp en zorgaanbieders gestraft worden als zij hun nek uitsteken voor moeilijke doelgroepen. Ook kan het frustrerend werken als er veel factoren zijn die buiten de invloedssfeer van de uitvoerders liggen. De provincie moet er op grond van de Pbw. zorg voor kunnen dragen, dat gedetineerden hun aanspraak op hulp en zorg tot gelding kunnen brengen. In de hulp en/of zorg waar de gedetineerde aanspraak op heeft niet beschikbaar, dan moet hij zijn aanspraak bij de provincie kunnen
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
afdwingen. De kans op rechtszaken hieromtrent zal aanzienlijk verkleinen wanneer het CBTR of zonodig de provincie bemiddeld tussen de gedetineerde en de hulp en zorgaanbieders. 10.2.22
Strafrecht en Neomoralisme.
Door het TR-programma op deze wijze te ondersteunen, is gedragsverandering door middel van de filosofie van het Neomoralisme mogelijk. Hierdoor wordt de deur geopend naar een effectieve en efficiënte manier om het recidiverisico te verkleinen door zelfinzicht bij betrokkenen. De juiste trainingen c.q. opleidingen op het gebied van deze filosofie, maakt het voor uitvoerders, therapeuten en delinquenten eenvoudiger om dit toe te passen. Daarnaast dient men open te staan voor een helende benadering van criminelen (lees: patiënten).
10.3 Toepassingen in het Bedrijfsleven en bij Instellingen.
10.3.1
Vernieuwing een aanpassingsvermogen.
Vernieuwing een aanpassingsvermogen betekent openheid voor vernieuwende ideeën en benaderingen en flexibiliteit bij het reageren op verandering. Mensen met het vermogen om te innoveren en zich aan te passen, zoeken naar nieuwe ideeën in een breed scala aan bronnen en hebben originele oplossingen voor problemen. Ze komen met nieuwe plannen, denken vanuit onverwachte standpunten en durven daarin risico’s te lopen. Deze mensen gaan soepel om met veelsoortige eisen, verschuivende prioriteiten en snelle veranderingen. Ze zorgen dat hun respons en tactieken aangepast zijn aan veranderlijke omstandigheden en zijn flexibel in hun kijk op gebeurtenissen. Er zouden in het bedrijfsleven meer ontwikkelingen moeten plaatshebben die we kunnen karakteriseren als een ontwikkeling van toezien op, naar vooruitzien. Van controle naar preventie. De uitdaging moet zijn, om iedereen vandaag weer beter te laten presteren dan gisteren. Verbeteren naar een steeds
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
hoger prestatieniveau, waarbij het niveau van excellente onderneming het doel is. Maar, in een tijd waarin personeel zich steeds meer laat verleiden door ‘lokkertjes’ van andere bedrijven, zoals auto, computer en telefoon van de zaak, spaarloonregelingen, bonussen, betere vooruitzichten en dergelijken, is het moeilijk om dit ideaal te bereiken. De frequentie van in- en uitstroom van personeel bepaald immers de teamgeest binnen een bedrijf. Teambuilding is heel moeilijk, wanneer het personeel bij zich de eerste de beste aanbieding van buitenaf laat verleiden om over te stappen van het ene naar het andere bedrijf. Uiteraard kun je als onderneming dan met nog betere aanbiedingen komen, maar dit leidt tot niets dan hogere onkosten om het personeel ‘binnen te houden’. Deze onkosten moeten uiteraard weer worden doorberekend aan de klanten van het bedrijf en zo beland je onderneming in een neerwaartse spiraal van kosten. Onnodige onkosten overigens, want er zijn wel degelijk mogelijkheden om personeel blijvend te binden aan een onderneming. Ook hier heeft de filosofie van het Neomoralisme antwoorden op. Dit vraagt echter wel om een redelijk grote mate van aanpassingsvermogen. Niet alleen op het niveau van arbeiders, maar zeker ook op dat van het management. Oog in oog met erop of eronder momenten, spelen de emotionele capaciteiten een belangrijke rol. Het vermogen om flexibel te zijn, om nieuwe en zelfs pijnlijke informatie op te nemen, zonder je in een reflex af te sluiten en om alert te reageren is essentieel. Mensen die over te weinig aanpassingsvermogen beschikken, worden beheerst door angst en zorgen en koesteren een diep persoonlijk wantrouwen ten opzichte van veranderingen. veel mensen hebben moeite om zich aan te passen aan de tendens om verantwoordelijkheid en besluitvorming over hun bedrijf en handelen te spreiden. Als er één kwaliteit is waar dit tijdperk om vraagt, is het aanpassingsvermogen. Mensen die uitblinken op dit vlak zijn verzot op veranderingen en vinden innovatie prikkelend. Ze staan open voor nieuwe informatie en kunnen oude vooroordelen laten varen en hun handelswijze aanpassen. Ze voelen zich als een vis in het water bij de
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
onrust die het nieuwe of onbekende zo vaak veroorzaakt en zijn bereid een gok te wagen en met nieuwe inzichten te experimenteren. Aanpassingsvermogen vereist flexibiliteit om een gebeurtenis vanuit diverse perspectieven waar te nemen. Deze flexibiliteit is op zijn beurt weer afhankelijk van een emotionele kwaliteit: de gave om ambiguïteit te accepteren en de kalmte te bewaren bij onverwachte ontwikkelingen of zelfs onaangename verassingen. Een eigenschap die aanpassingvermogen ondersteunt is zelfvertrouwen en in het bijzonder de zekerheid die iemand in staat stelt zijn reacties snel aan te passen en zelfs alles en zonder hoofdbrekens los te laten als de realiteit zich wijzigt. Het openstaan voor verandering dat kenmerkend is voor aanpassingsvermogen, verbindt deze eigenschap met een andere die in deze turbulente tijden steeds meer op prijs wordt gesteld: innovatie. De creatieve geest is van nature wat tegendraads. Tussen ordelijke zelfbeheersing en innovatieve drang bestaat een natuurlijke spanning. Het is niet zo dat creatieve mensen zich emotioneel niet weten te beheersen; ze zullen eerder geneigd zijn een breder spectrum van impulsen en acties toe te laten dan minder avontuurlijke geesten. Daardoor ontstaan immers nieuwe mogelijkheden. Zelfbeheersing, in de zin van je aan de regels houden, leidt vooral tot prima prestaties in het leven, vooral op plaatsen waar de bureaucratische neiging om alles juist af te handelen, beloond wordt. Maar in dynamische ondernemingen en creatieve banen zoals bijvoorbeeld de reclamewereld, levert bovenmatige zelfbeheersing niets op. Vernieuwing is zowel een cognitieve als een emotionele handeling. Een creatief inzicht ontwikkelen is een cognitieve handeling, maar om de waarde ervan in te zien, het idee te koesteren en in de praktijk te brengen zijn emotionele capaciteiten als zelfvertrouwen, doorzettingsvermogen en de overredingskracht nodig. En over de hele linie vraagt creativiteit om een scala aan zichzelf regulerende kwaliteiten, om de innerlijke beperkingen te overwinnen die door de emoties zelf worden opgelegd.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Toch zijn emoties de sleutel om iedereen binnen een onderneming het gevoel te geven van teamgeest en hen te motiveren en een belangrijk onderdeel te laten voelen van de onderneming. Het is als bedrijf daarom effectiever om zich te richten op wat medewerkers werkelijk belangrijk vinden. Een auto, telefoon of computer van de zaak is leuk, maar van tijdelijke aard om zich verbonden te voelen aan een bedrijf. Zodra een andere onderneming met betere randvoorwaarden komt, vervaagt deze verbondenheid gestaag. Wat mensen werkelijk willen, is zekerheid onder alle omstandigheden en het gevoel dat zij voor het bedrijf even belangrijk zijn als bijvoorbeeld de directeur. Deze twee aspecten zijn echter alleen bereikbaar, wanneer de bedrijfscultuur dit uitstraalt. Zowel intern als extern. We hebben in dit boek kunnen lezen, hoe gedrag van mensen ontstaat. Dit geldt ook voor personeel en klanten van elk bedrijf. We moeten daarom af van de materialistische personeels- en klantenbinding en overgaan naar een emotionele benadering. Zowel personeel als klanten moeten jouw bedrijf, als een tweede thuis ervaren, als een belangrijk deel van hun leven en bijna onmisbaar voor hun bestaan. We moeten en kunnen binnen het bedrijfsleven ook weer onze oeroude instincten, ons belangrijkste doel van ons bestaan, gebruiken: het bijeen blijven als ‘kudde’. Alleen dan kunnen we blijven presteren en innoveren.
10.3.2
Prestatie.
Prestatie is de leidende drang om te verbeteren of aan een bepaalde norm of verwachting te voldoen. Mensen met deze eigenschap zijn resultaatgericht, met een sterke drang om hun doelstellingen en normen te realiseren. Ze stellen zich ambitieuze doelen en nemen ingecalculeerde risico’s. Deze mensen maken jacht op informatie om onzekerheid te verminderen en bedenken verbeteringsstrategieën. Ze leren hoe ze hun prestaties kunnen verbeteren.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Mensen met intense prestatiebehoefte zoeken gretig naar nieuwe ideeën en informatie, vooral al deze ook maar enigszins aansluit bij hun doelen. Ze doen regelmatig een beroep op anderen om hún standpunt te vragen. Mensen die vermogen niet bezitten, stellen zich tevreden met alle informatie die toevallig op hun weg komt of raadplegen alleen voor de hand liggende en makkelijk toegangbare informatiebronnen. De brede informatievergaring vermindert de kans op onaangename verassingen en vergroot de kans op het zien en aangrijpen van potentiële mogelijkheden. De behoefte aan informatie gaat vaak gepaard aan de drang om alles steeds efficiënter te maken. Als deze uitmondt in obsessieve, aan regels gebonden supervisie volgens het boekje, dan is dat vaak een signaal voor matig functioneren. Aan de andere kant kan deze drang om korte metten te maken met onzekerheid ook leiden tot nauwkeurige aandacht voor details die ertoe doen. Uitblinkers geven bijvoorbeeld blijk van hun efficiency door systemen te ontwikkelen om vorderingen bij te houden, te traceren of te zorgen voor een kwalitatief betere informatievoorziening. Alle competenties van werkgevers en werknemers binnen een onderneming, zijn daarom even belangrijk om tot goede prestaties te komen. Het is vooral belangrijk om betrokkenheid te stimuleren. Betrokkenheid bij en tussen iedereen binnen en buiten het bedrijf.
10.3.3
Betrokkenheid.
Betrokkenheid is zich aansluiten bij de gemeenschap, groep of organisatie. De essentie van betrokkenheid is dat we onze doelen met die van onze omgeving laten samenvallen. Betrokkenheid is emotioneel: we voelen een sterke verbinding met de mensen en de doelen om ons heen. Mensen met deze vaardigheid brengen gemakkelijk offers om een groter doel voor anderen te bereiken en ervaren die grote opgave als zinvol. Ze hanteren uitgangspunten van anderen, bij het nemen van besluiten en het verduidelijken van keuzen. Deze mensen zoeken actief naar mogelijkheden om anderen te helpen. Zelfbewustzijn is een bouwsteen van betrokkenheid. Mensen die zich bewust zijn van hun persoonlijke
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
doelen en waarden zullen duidelijk of zelfs levendig aanvoelen of die stroken met die van hun medemens. Als ze een overeenkomst voelen is hun betrokkenheid spontaan en sterk. Mensen die zich ergens sterk bij betrokken voelen, nemen als het nodig is genoegen met uiterst stressvolle omstandigheden, lange dagen, zware deadlines en dergelijke, uit toewijding aan de collectieve doelen. Sterke betrokkenheid maakt het mogelijk dat mensen goed gedijen onder uitdagingen en druk, die anderen die geen bijzondere loyaliteit met andere mensen voelen, alleen maar belastend vinden. Betrokkenheid biedt initiatief en optimisme. 10.3.4 Initiatief en optimisme. Initiatief en optimisme houden in, dat we pro-activiteit en doorzettingsvermogen aan de dag leggen. Mensen die initiatief tonen zijn bereid om kansen te grijpen en jagen doelen na die verdergaan dan van ze geëist of verwacht wordt. Zij doorbreken de bureaucratie en veranderen de regels als dat nodig is om iets gedaan te krijgen, en mobiliseren anderen met ongebruikelijke, ondernemende acties. Mensen met de vaardigheid voor optimisme stevenen vastberaden op hun doelen af ondanks obstakels en tegenslagen en opereren vanuit hoop op succes en niet vanuit faalangst. Deze personen beschouwen tegenslagen als het gevolg van hanteerbare omstandigheden en niet als een persoonlijke tekortkoming. De mensen met initiatief komen in actie vóór de gebeurtenissen hen ertoe dwingen. Dit betekent vaak, anticiperend optreden om problemen te voorkomen of gebruik te maken van gelegenheden voordat ook maar iemand ze heeft waargenomen. Hoe hoger iemand zich op de bestuurlijke of directionele ladder bevindt, des te groter moet zijn anticipatiebereik zijn. Voor een afdelingshoofd bij een instelling kan dat betekenen, dat hij dagen of weken vooruit moet kunnen zien, maar een vooruitziende directeur blikt jaren of zelfs decennia vooruit. Dit soort verziendheid kan betekenen dat je stappen moet nemen als niemand anders daar de noodzaak van inziet. Dat vereist een zekere moed, vooral als anderen protesteren.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
‘Brandjes blussen’, voortdurend reageren op gebeurtenissen in plaats van erop voorbereid zijn, kenmerkt de mensen zonder initiatief. het onvermogen te anticiperen op wat komen gaat, betekent dat ze in de crisisstand functioneren. . Fouten zijn een rijk bezit. het zijn kansen je te verbeteren. We moeten echter alleen nog van het besef worden doordrongen, dat we toleranter moeten zijn ten opzichte van fouten van onze medemens. We moeten hen er niet voor straffen, maar ook helpen ervan te leren. Sterk verwant aan optimisme is hoop: weten welke stappen moeten worden gezet om het doel te bereiken en de energie en inzet hebben om die stappen uit te voeren. Het is een primaire, motiverende kracht en het gebrek eraan werkt verlammend. Gebrek aan initiatief typeert degenen die een zekere hopeloosheid voelen. Ook al doen ze hun best, het zal niet echt veel uitmaken en dus dwingen ze zichzelf niet. Mooie cadeaus van de baas veranderen daar natuurlijk niets structureels aan.
10.3.5
Begrip voor anderen.
Om andere mensen goed te kunnen of leren begrijpen, moet men beschikken over begrip voor gevoelens en gezichtspunten van anderen en een actieve belangstelling voor wat hen bezighoudt. Bedrijven die over deze vaardigheid beschikken, zijn alert op emotionele aanwijzingen en kunnen goed naar anderen luisteren. Zij geven blijk van gevoeligheid en bieden hulp die gebaseerd is op hun inzicht in de behoeften en gevoelens van de ander. Ik heb het hier over empathie. Empathie betekent, dat je de gevoelens van anderen aanvoelt, ook als ze die verzwijgen. Mensen brengen maar zelden exact onder woorden, wat ze precies denken of voelen, maar ze maken het wel duidelijk met de klank van hun stem, hun gelaatsuitdrukking en op andere non-verbale manieren. Het vermogen om die subtiele aanwijzingen te doorzien hangt samen met, meer elementaire vermogens, met name zelfinzicht en zelfbeheersing. Als we ons op de eerste plaats al niet bewust zijn van
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
onze eigen gevoelens, of weten te voorkomen dat we erdoor overspoeld worden, zullen we nooit in staat zijn de stemming van andere mensen te peilen. Empathie is onze sociale radar. Bedrijven die een dergelijke gevoeligheid missen blijven min of meer buitenspel staan. Omdat ze in emotioneel opzicht kleurenblind zijn, zijn ze in het sociale leven vaak onhandig. Ze interpreteren gevoelens vaak verkeerd of verstoren door een werktuigelijke, onaangepaste lompheid en onverschilligheid elk contact. Dat gebrek aan inlevingsvermogen blijkt vaak uit een niet individuele, maar stereotype benadering van anderen. Empathie verlangt in elk geval dat je de emoties van een ander kunt begrijpen, en op een hoger niveau, dat je iemands onuitgesproken gevoelens en interesses kunt doorzien en beantwoorden. Op het hoogste niveau is empathie het doorzien van de kwesties en problemen die aan iemands gevoelens ten grondslag liggen. Charles Darwin nam aan, dat het tweeledige vermogen om gevoelens uit te zenden en op te vangen een enorme rol heeft gespeeld in de menselijke evolutie, zowel bij het tot stand brengen als bij het in stand houden van de maatschappelijke orde. Ongetwijfeld hadden negatieve emoties als angst en woede in de evolutie een zeer grote overlevingswaarde, omdat ze een bedreigd dier aanzetten om te vluchten of te vechten. In zekere zin hebben we ook nu nog met een restant van dat evolutionaire proces te maken. Wanneer onze amygdala het roer overneemt, reageren we sterker op iemand die ook uit zijn humeur is dan iemand in een goede bui. Dat kan een vicieuze cirkel van negativiteit en woede in het leven roepen en emotionele rampen veroorzaken. Zelfinzicht is een voorwaarde voor empathie: het herkennen van de fysieke signalen van gevoelens in je eigen lichaam. Uit een onderzoek onder psychotherapeuten bleek bijvoorbeeld, dat de meest effectieve en empathische onder hen, het best in staat waren zich af te stemmen op de emotionele signalen van hun lichaam, wat essentieel is in al die situaties waarin het aankomt op empathie. Als twee mensen in gesprek zijn, ontstaat er onmiddellijk een subtiele dans van ritmische harmonie waarin ze hun bewegingen en hun houding, de toonhoogte van hun stem, het tempo waarin ze spreken en zelfs de
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
lengte van de pauzes tussen de opmerkingen van de een en de reactie van de ander synchroniseren. Die wederzijdse mimicry is onbewust en lijkt gestuurd te worden door de meest primitieve delen van de hersenen. Deze mechanismen worden met een adembenemende snelheid geactiveerd. Wanneer die automatische coördinatie ontbreekt, voelen we ons slecht op ons gemak. Ons zenuwstelsel is automatisch afgestemd op die emotionele empathie en ook hier speelt de amygdala een belangrijke rol. Maar het gebruik van dat vermogen is een aangeleerde vaardigheid, die samenhangt met motivatie. Het mag duidelijk zijn, dat gebrek aan empathisch vermogen bij veel bedrijven een issue is. Het ontwikkelen van empathietrainingen voor deze mensen zou daarom een welkome zaak zijn bij het terugdringen van personeelsuitstroom. Ook dan is het van groot belang om eerst de oorzaak van het gebrek aan deze vaardigheid te achterhalen.
10.3.6
Het ontwikkelen van andere mensen.
Voor deze vaardigheid is inzicht nodig in de hiaten op het gebied van ervaring en kennis en versterking van bestaande capaciteiten. Mensen die over deze vaardigheid beschikken, erkennen en belonen de sterke eigenschappen, capaciteiten en het leerproces van anderen. Zij geven zinvolle feeback en onderkennen de behoeften van anderen om iets bij te leren. Ze begeleiden anderen, geven op het juiste moment advies en dragen hen taken op die tegelijkertijd een uitdaging en een aanmoediging zijn. De beste (werk-)begeleiders, hebben een gemeende persoonlijke belangstelling voor diegene die zij coachen, ze zijn empathisch en kunnen begrip opbrengen voor hun personeel of klanten. Mensen die de gave hebben om te helpen, kunnen dat met iedereen. Een goede behulpzame manager geeft specifieke informatie over wat er niet goed gaat, in combinatie met corrigerende feedback en een positieve verwachting van het vermogen van de ander om beter te presteren. De slechts denkbare vorm van feedback echter is agressieve kritiek, die altijd uitloopt op een aanval op iemand karakter. Het effect daarvan is
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
vernietigend. Dit geldt ook voor een andere veelvoorkomende fout, het achterwegen laten van feedback.
10.3.7
Dienstbetoon.
Dienstbetoon houdt in, het vooruitlopen op de behoeften van de klant of het personeel, ze herkennen en eraan voldoen. Mensen met deze vaardigheid begrijpen de behoeften van personeel en klanten en stemmen hun begeleiding daarop af. Ze proberen de tevredenheid en loyaliteit van de klanten of het personeel te bevorderen en staan open voor de eigen ideeën van hun klanten of personeel. Ze stellen zich op als een vertrouwde adviseur. Het is de taak van iedere manager, werkbegeleider of directie om te zorgen dat personeel of klanten zich bij hen op hun gemak voelen. Ze halen succes vooral uit de juiste benadering. Wie in de dienstverlenende of hulpverlenende sector werkt, en wil uitblinken, dient ervoor te zorgen dat hij of zij kan inschatten wat een cliënt beweegt. Dat is de basis voor een relatie waarin beide partijen elkaar vertrouwen, waarin de cliënt of het personeelslid een gevoel van affectie ervaart en de coach of (werk-) begeleider begint te zien als een bron van nuttige en betrouwbare informatie. Hierdoor komt de relatie op een hoger niveau dan dat van (werk-)begeleider en cliënt of personeelslid. Dit vraagt natuurlijk om empathie. De meest succesvolle hulpverleners en (werk-) begeleiders weten begrip voor de visie van de cliënt of personeel te paren aan een passende mate van assertiviteit en hen te bewegen, aan zichzelf te werken. Het mag duidelijk zijn, dat emoties een grote rol spelen bij het vormen van gedrag. Niet alleen die van onszelf, maar ook bij hoe we reageren op die van anderen. We moeten wel over een zeer grote mate van emotionele intelligentie en dus emotionele competenties beschikken, om niet gevoelig te zijn voor, hoe anderen met onze emoties omgaan. De waarde van deze competenties is dan ook enorm voor het vergroten van een neomoralistische maatschappij of persoonlijkheid.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
10.4
Toepassingen in de Jeugdzorg.
“Beschaving is het te zorgen, dat ieder mens op essentiële momenten tussen geboorte en dood, behandeld of getroost kan worden.” (Marc Eugène Chavannes)
Binnen het huidige jeugdzorgbeleid neigen we steeds meer naar economische doelstellingen en bezuinigen we volledig op kennis over het creëren van de juiste condities om het hoge aantal uithuisplaatsingen naar beneden te brengen. Binnen de jeugdzorg is een kind veel geld waard. Wanneer we de uitspraak: eens een probleem, altijd een probleem bewaarheid zien, is dat volledig te wijten aan het feit dat jeugdzorg zich laat leiden door destructieve emoties. Het hoge uithuisplaatsingscijfer geeft aan, dat we het inzicht zijn verloren in het doel van de jeugdbescherming. Elk langlopend of oneindig proces komt om de zoveel tijd op een punt waarop we moeten resumeren en heroverwegen. Beleidsvoering is de sluipmoordenaar van ieder doel. Door steeds kleine veranderingen aan te brengen ter verbetering van het beleid, ontstaat uiteindelijk antinomie, onvermijdelijke tegenstrijdigheid van de wetten met zichzelf, maar ook ten opzichte van de doelstellingen. Daarnaast is er bij de jeugdzorg ook sprake van beroepsdeformatie. De doelen van jeugdzorginstellingen zijn verlegd van bescherming, naar over bescherming die de belangen van het kind in veel gevallen alleen maar schaden. Wanneer mensen ophouden na te denken over het uitgezette beleid, omdat het niet meer twijfelachtig lijkt te zijn, ontstaat dwaling. Hoe sterk we ook menen op het juiste spoor te zijn, we moeten continu blijven heroverwegen op basis van nieuwe kennis en nieuwe inzichten. Bij deze overwegingen moet men dus niet alleen uitgaan van de eigen kennis, maar juist ook die van anderen. Het hoge uithuisplaatsingscijfer maakt duidelijk, dat het huidige beleid niet om navolging vraagt. Helaas beseffen de beleidsmakers zich dit niet. Zij geven als conclusie van dit
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
stijgende percentage op, dat de jeugdzorg meer dan ooit nodig is. Het feit dat diezelfde beleidsontwerpers zich nu steeds meer laten leiden door emoties, enerzijds van de samenleving, ontstaan door de ruime berichtgeving in de media, met betrekking tot incidenten en anderzijds door die van zichzelf, voortkomend vanuit hun emotionele ervaringen die inherent zijn aan hun functie bij de jeugdzorgketen. Dit wordt niet graag toegegeven binnen deze sector, maar duizenden ouders en kinderen zijn er wel dagelijks de dupe van. Kennis van anderen worden geweerd uit angst dat men een te ruimere kijk in de keuken van de jeugdzorg krijgt. Maar Confusius zei al: “diegene die kennis van anderen vrezen, moeten de kennis van anderen vrezen.” Daarmee wilde hij zeggen, dat wanneer men allen afgaat op eigen kennis en inzichten, deze makkelijk ‘overruled’ kunnen worden door de kennis van anderen en omdat die anderen vanuit andere gezichtspunten naar het beleid hebben gekeken. Gezichtspunten die andere inzichten kunnen geven. Een les die beleidsmakers in het algemeen ter harte zouden moeten nemen is, dat de mens een drietal mogelijkheden heeft om verstandig te handelen: ten eerste door na te denken, dat is de edelste; ten tweede door navolging, dat is de makkelijkste; ten derde door ondervinding, dat is de bitterste. Iedereen weet, dat de kans op geluk en welzijn voor een mens zal toenemen, als het een goede opvoeding en scholing krijgt. Vandaar dat ouders, overal ter wereld proberen, hun kinderen dat te geven. Iedereen weet ook, dat wanneer we ziek zijn, in veel gevallen kunnen genezen door ons tot een arts te wenden en soms bepaalde medicijnen te gebruiken. Behalve deze bekende werking van oorzaak en gevolg, bestaat er ook een minder bekend causaal verband, op een subtieler niveau. Zo zullen heilzame activiteiten op den duur tot gelukkige ervaringen leiden (wie goed doet, goed ontmoet) en schadelijke activiteiten op den duur in vervelende gevolgen resulteren. Hoewel deze subtiele werking van de causaliteit niet direct waarneembaar is, kan ze wel worden uitgelegd aan de hand van voorbeelden en door het toepassen van logische redenering. Het is belangrijk dat we deze informatie proberen te begrijpen. Als we begrepen informatie onthouden, zal onze kennis toenemen. Vervolgens kunnen we daar kritisch over nadenken en ons concentreren op de conclusies die we na onze
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
overwegingen bereiken. Het is heel moeilijk om kritisch na te denken en de juiste conclusies te trekken, als we niet eerst kennis van zaken hebben door het verzamelen van zoveel mogelijk informatie. Dit is op zichzelf al een goed voorbeeld van oorzaak en gevolg, want wanneer we verzuimen om de juiste informatie te verzamelen, zal onze kennis niet helder zijn. Daardoor zal het nadenken over de informatie eveneens beperkt zijn en zullen we niet juist kunnen anticiperen. Wanneer onze kennis niet volledig of niet helder is en we toch gaan overwegen, komen we al snel op vreemde ideeën. En wanneer we op deze ideeën blijven voortborduren, komen we steeds verder van de realiteit te staan. Dit is bij veel jeugdzorginstellingen een veel voorkomend voorbeeld van het verkrijgen van een slecht resultaat uit een slechte oorzaak. Dit is één aspect van de wet der causaliteit dat we in de gaten dienen te houden. De kwaliteit van de oorzaak, bepaalt de kwaliteit van het resultaat. Het volgende aspect is, dat we ons moeten beseffen dat studie alleen niet voldoende is, maar dat we moeten proberen met hetgeen we leren, een positieve verandering in de samenleving teweeg te brengen. Het verzamelen van correcte informatie, door te luisteren naar anderen en door boeken te lezen en studies te doen, kan men op een gegeven moment een geïntegreerd geheel met het leven vormen, door de motivatie. De motivatie waarmee we luisteren, lezen, studeren en leren is doorslaggevend voor het succes dat we met die kennis kunnen behalen. Wanneer we onze geest mengen met een positieve gedachte en op basis van die gedachte met iemand een gesprek gaan voeren, dan wordt dat gesprek een activiteit die heilzame resultaten zal hebben voor onszelf, maar ook voor onze gesprekspartner. Als we daarentegen hetzelfde gesprek zouden voeren op basis van een verstorende emotie zoals irritatie, onderliggend eigenbelang, vijandigheid of zelfzuchtigheid, dan wordt dat gesprek, los van de inhoud ervan, een schadelijke activiteit en heeft het zeker geen heilzame resultaten. Door deze wetenschap te koesteren, kunnen we een effectieve en vruchtbare wending aan problemen geven. Ook wanneer onze gesprekspartners, lastige ouders zijn. Door op een positieve en constructieve manier om te gaan met participanten en een brede kijk op de toekomstperspectieven van het gezin als eenheid, zullen ouders eerder geneigd zijn om op dezelfde
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
positieve manier te werken aan zichzelf. Wanneer we dit in ogenschouw nemen, is het duidelijk dat het voor het terugdringen van het aantal ‘noodzakelijke’ uithuisplaatsingen van minderjarige kinderen in de eerste plaats belangrijk is, dat we de oorzaken van gedrag van ouders leren begrijpen. Nadenken over hoe we het gedrag van ouders kunnen veranderen en over hoe we het aantal uithuisplaatsingen kunnen terugdringen betekent op de eerste plaats, nadenken over ons eigen denken.
“Wie in hart en nieren leraar is, neemt alles alleen met het oog op zijn leerlingen serieus. Zelfs zichzelf.” (Friedrich Nietzsche)
10.4.1
Jeugdzorg moet Gezinszorg zijn.
De steeds wijzigende wetgeving in de jeugdzorg en de autonomische opstelling die vele jeugdzorginstellingen zich ter harte nemen, laat ons zien dat de overheid en de jeugdzorg niet voor de makkelijkste weg (navolging) hebben gekozen. Het lijkt er echter wel steeds meer op, dat ondervinding de ingeslagen route is. Men geeft gehoor aan de roep van het volk en de media om meer kinderen uit huis te plaatsen, maar het begint, gezien de vele tienduizenden kinderen die niet meer thuis mogen wonen, steeds duidelijker te worden dat dit inderdaad een hele bittere manier van beleidsvorming is (geweest). Het aantal uithuisplaatsingen blijft stijgen en steeds meer kinderen worden tot hun achttiende levensjaar uit huis geplaatst, bij een pleeggezin of residentiële instelling. Dit lost niets op en kost de samenleving vele miljoenen per jaar. Daarom is het bij beleidsvorming niet handig om je te laten leiden door de emoties vanuit de samenleving of die van jezelf. Daarom stellen duizenden wetenschappers in de wereld zich dagelijks beschikbaar om onderzoek te doen naar gedragsverandering, en daarom moeten we nu de bestaande kennis gebruiken om het jeugdzorgstelsel een wending te
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
geven, die uitgaat van een helend karakter met betrekking tot kinderen en hun ouders. Wanneer we de mentaliteit of het gedrag van ouders en kinderen willen veranderen, zodat ieder kind gewoon thuis kan opgroeien, moeten we er eerst bij stilstaan of onze mentaliteit naar hen toe wel de juiste is. Zo bestaat er geen enkel eenduidig beleid qua participatie door ouders bij de hulpverlening of ten aanzien van behandelingen, behandelmethoden of indicatiestelling. Compassie en empathie voor de medemens zijn de beste bronnen voor veranderingsprocessen om de mensheid te vormen, zoals we die graag zien. Wanneer we de dankbare opdracht toebedeeld krijgen om het gedrag van een bepaalde groep mensen te veranderen in positieve zin, ontstaat er een natuurlijke drang in ons, om te vechten tegen onze eigen tekortkomingen en onbeholpenheid. Compassie voor die ander zorgt er dan voor, dat we onszelf kunnen overstijgen in ons eigen kunnen. Er moet een gedragsverandering in gang worden gezet ten aanzien van de opvoedingsmethoden, maar ook ten aanzien van onze eigen denkwijze en onze gedragspatronen. Daar moeten we het algemene nut van inzien en bereid zijn daarin te investeren. Ouders kan en moet geleerd worden hoe zij moeilijkheden bij de opvoeding overwinnen. Een dergelijke evolutionaire ontwikkeling binnen de jeugdzorg zal langzaam maar zeker tot gevolg hebben, dat onze kinderen sterker in hun schoenen komen te staan, meer zelfvertrouwen krijgen en veel meer bezig zullen zin met hun eigen ontwikkeling en plaats in de samenleving. Kinderen bij ieder signaal, klakkeloos uit huis plaatsen zoals dit nu veel gebeurd, kost veel geld, lost niets op en brengt veel destructieve emoties met zich mee. Goede begeleiding en inzichten van een goede voogd, die bedeeld is met een goed team achter zich Mijn definitie van een goede gezinsvoogdijwerker is als volgt; Een gezinsvoogd moet zelfbewust en aanwezig zijn in de meest positieve zin van het woord. Zij moet goed in staat zijn om impopulaire standpunten te verwoorden, zonder negatieve gevoelens op te roepen.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Zij moet zich besluitvaardig tonen en in staat zijn om juiste beslissingen te nemen, ondanks onzekerheden en druk van binnen en buitenaf. Ze moet goed om gaan met impulsen, zorgen, angsten en kalm en positief blijven en onverstoorbaar op heikele momenten. Ze denkt helder en blijft geconcentreerd onder druk. De voogd handelt ethisch en is onberispelijk en wekt vertrouwen op doordat ze betrouwbaar en oprecht is. Ze neemt altijd principiële standpunten in, ook als deze niet populair zijn. Zij vervult haar verplichtingen en houdt haar beloften. Een gezinsvoogdijwerker dient zichzelf verantwoordelijk te tonen voor het bereiken van de doelstellingen en verricht haar werk ordelijk en zorgvuldig, zoekt naar nieuwe ideeën in een breed scala aan bronnen en creëert daardoor originele oplossingen voor problemen. Zij komt met nieuwe plannen, denkt vanuit onverwachte standpunten en durft daarin overwogen risico’s te lopen. Ze gaat soepel om met veelsoortige eisen, verschuivende prioriteiten en snelle veranderingen. Zij zorgt er altijd voor, dat haar respons en tactieken zijn aangepast aan veranderlijke omstandigheden en is flexibel in haar kijk op gebeurtenissen. Ze is resultaatgericht met een sterke drang om de doelstellingen en normen te realiseren. Ze laat zich altijd goed informeren om onzekerheden te verminderen en bedenkt verbeteringsstrategieën. Zij hanteert uitgangspunten van anderen bij het nemen van besluiten en het verduidelijken van keuzen en zoekt actief naar mogelijkheden om ouders en hun kinderen te helpen. Ze is zich bewust van haar persoonlijke doelen en waarden en voelt duidelijk en levendig aan of die stroken met die van haar medemens. Haar betrokkenheid is spontaan en sterk en ze neemt als het nodig is, genoegen met uiterst stressvolle omstandigheden, zware deadlines en dergelijke, uit toewijding aan collectieve doelen. Ze toont veel initiatief en is bereid doelen na te jagen die verdergaan dan van haar verwacht wordt en straalt uit, dat ze vastberaden op haar doelen afgaat, ondanks obstakels en tegenslagen. Een goede voogd opereert vanuit hoop op succes en niet vanuit faalangst. Ze beschouwt tegenslagen als het gevolg van hanteerbare omstandigheden en niet als persoonlijke tekortkoming. Waar mogelijk treed zij anticiperend op, om problemen te voorkomen. Ze is alert op emotionele aanwijzingen en kan goed luisteren, geeft blijk van
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
gevoeligheid en begrip voor het gezichtspunt van de ander en biedt hulp die gebaseerd is op haar inzicht in de behoeften en gevoelens van die ander. Zij ondersteunt de sterke eigenschappen, capaciteiten en het leerproces van de ouder en haar pupillen en geeft ze zinvolle feedback. Ze geeft op het juiste moment advies en draagt taken op, die tegelijkertijd een uitdaging en een aanmoediging zijn. Een goede voogd probeert de tevredenheid van cliënten te bevorderen en staat open voor ideeën van de ouders, waarbij ze zich opstelt als een vertrouwde adviseur. Ze accepteert en waardeert de achtergronden van mensen, die afwijken van de standaard en heeft daarbij begrip voor een ander wereldbeeld, ze is zich bewust van verschillen. Ze ziet diversiteit als een kans en creëert een relatie waarin uiteenlopende gedachten kunnen gedijen. Een goede voogd verzet zich daarbij op subtiele wijze tegen vooringenomenheid. Voorts bezit zij het vermogen om andere mensen te overdeden en regisseert momenten om haar bedoelingen beter over te brengen. Ze is sterk in het gebruik van emotionele signalen en pakt lastige situaties direct aan, streeft naar wederzijds begrip en verwelkomt een open uitwisseling van informatie, zonder in te boeten op discretie. Ze bevorderd een vrije communicatie en staat niet alleen open voor goed nieuws, maar ook voor minder positieve berichten. Een goede voogd, gaat tactvol en diplomatiek, respectvol en zonder verwijt om met moeilijke mensen en gespannen situaties, voelt potentiële conflicten haarfijn aan en brengt meningsverschillen naar de oppervlakte en draagt bij tot de-escalatie ervan, door het aanmoedigen van openhartige gesprekken en discussies. Ze zorgt daarbij voor oplossingen waarbij beide partijen zich ‘winnaar’ voelen. Ze formuleert haar begeleiding als een gemeenschappelijke visie en weet anderen daarvoor warm te krijgen. Ze geeft daaraan leiding door zelf het goede voorbeeld te geven. Een goede voogd weet het evenwicht te bewaren tussen concentratie op de uit te voeren taken en aandacht voor de onderlinge relatie. Ze werkt samen met het hele gezin en pleegt overleg, geeft informatie en biedt hulp. Ze stimuleert een vriendelijke en behulpzame sfeer. Alleen met deze competenties kan zij het belang van het kind voorop stellen en op de juiste wijze behartigen. Helaas zijn voogden die aan deze eisen voldoen, zeer dun bezaaid in Nederland. Ze zijn er wel, maar meer als uitzondering dan in de regel. Toch zijn deze competenties van groot
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
belang om te bezitten, gedragsverandering.
wanneer
men
anderen
wil
bewegen
tot
10.5 Toepassingen in het Onderwijs. Ook in het onderwijs valt nog wel het een en ander te verbeteren, waar het gaat om gedragsherkenning en –interpretatie en de gevolgentrekkingen daaruit. In hoofdstuk 2 heb ik al een aantal voorbeelden gegeven van onjuiste conclusietrekkingen ten aanzien van bepaalde gedragsvormen bij leerlingen. Daarbij gaf ik ook aan, dat hoe met ‘moeilijke’ leerlingen wordt omgegaan veelal te maken heeft met de enorme druk die wordt gelegd op onderwijzers en leraren, door de overheid en onderwijsinstellingen. Prestatie is goed en het is fijn wanneer dit zich vertaald in resultaten, maar het is wel belangrijk, dat ieder kind, begaafd of minder begaafd, volledig wordt ondersteunt bij zijn ontwikkeling. Helaas is de resultaatgerichtheid en de manier hoe leraren en onderwijzers, maar ook de onderwijsinstellingen daarop worden afgerekend, de grote angel binnen ons onderwijssysteem in het algemeen. Wanneer we ons echter beter zouden beseffen, dat het in stand houden van een goede economie en een redelijk hoge opleidingsniveau over de gehele breedte van de bevolking inherent is aan elkaar, zouden we zo min mogelijk bezuinigen op het onderwijs. Onderwijs is investeren in de toekomst, maar ook in ons evolutieproces. Daarom moeten we mensen niet uitsluiten, vanwege hun tekortkomingen, maar juist meer aandacht geven, om deze tekortkomingen te overwinnen. De leraar moet weer leraar worden en geen middel om de sterken van de zwakken te scheiden. In plaats van zwakkeren uit te sluiten, zouden zij zich moeten kunnen optrekken aan de sterken. Daar moet de focus op worden gelegd in het onderwijs. De klas moet een eenheid zijn, een ‘kudde’ zogezegd. In hoofdstuk 2 heb je kunnen lezen, welke effecten uitsluiting van een groep hebben op een kind of jongere. Dit beperkt zich niet alleen tot het niet behalen van een diploma, maar tot een gebrekkige ontwikkeling en soms zelfs tot stoornissen in het gedrag. De kosten die dit meebrengt in een later stadium zijn vele malen groter dan de kosten
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
die nodig zijn om een leraar weer leraar te kunnen laten zijn. Het moet en kan leuk zijn om naar school te gaan. Ook voor de minder presterende leerlingen. De pedagogie bij het Neomoralisme biedt daar goede handvatten voor.
Samenvatting. De mensheid dankt haar evolutionaire vooruitgang aan het verschil van inzichten en het vermogen om die tegen elkaar af te wegen. Het collectieve belang raakt echter steeds meer ondergeschikt aan het persoonlijke belang van mensen, waardoor de bereidheid tot het overwegen van inzichten van anderen steeds meer naar de achtergrond verdwijnt. Het gevolg daarvan is, dat het recht van de sterkste steeds meer gaat gelden. Het voortbestaan van onze soort is daardoor meer een competitiestrijd dan een samenleving geworden. Veel mensen lijken tegenwoordig een doffe onverschilligheid te voelen voor meningen en (nieuwe) inzichten van derden en er steeds behendiger in te worden, deze te ontwijken. We zijn waarlijk kunstenaars geworden in het idealiseren van de eigen moraal. Hierdoor zijn we in een samenleving terecht gekomen waarin het belang van hele bevolkingsgroepen wordt bepaald door geld, macht en apathie tegenover groepen mensen die we kenmerken als de zwakkeren in de maatschappij. Het zogenaamde poldermodel dat we eerst nog als een exportproduct van groot humanitair formaat, aan de wereld tentoonspreidde, is door het egocentrische karakter van onze belangenafwegingen behoorlijk verkwanseld. We zijn tegenwoordig meer geneigd om de meningen en inzichten van anderen direct als een carcinoom van het eigenbelang te bestempelen. Parlementaire enquêtecommissies volgen elkaar in rap tempo op en halen de ene na de andere beerput open. Kindermisbruik, bank-, bouw- en pensioenfraude zijn aan de orde van de dag en kunnen jarenlang doorgaan, omdat de verantwoordelijken, de machthebbers
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
altijd wel een groter belang bedenken en naar voren schuiven, die de hegemonie moet beschermen. ‘Probleemgroepen’ worden zover mogelijk weggestopt in de catacomben van inrichtingen. Maar hoe kan men in hemelsnaam de ‘ongeluksvogels’ van de samenleving ondersteunen door slechts vergelding en uitsluiting van de samenleving als uitgangspunt te hebben? Het gedrag van mensen laat nogal eens te wensen over. Dit weten anderen ons vaak als eerste te vertellen, maar wie in staat is om zichzelf een spiegel voor te houden ontdekt eigenschappen die we soms niet kunnen verklaren en waarin we ons zelf liever niet herkennen. Het gaat altijd om oorzaak en gevolg. Het gedrag van mensen is slechts een optelsom van factoren die invulling hebben gegeven aan onze levensloop. Wij mensen zijn geboren met de voortdurende taak om keuzen te maken. Deze keuzen dienen steeds een bepaald doel. Daarom is ook de keus belangrijk welke middelen we gebruiken om dat doel te bereiken. Hoe graag we ook het doel voor ogen houden dat we anderen moeten helpen, ons uitgangspunt is, bewust en onbewust, om in de eerste plaats en vooral onszelf te helpen. ‘Geluk kun je leren’ is een leidraad over het ontstaan van ons gedrag vanuit de reactie van ons brein op emoties, toevalligheden, opvoeding, milieu, genetische erfgoed, moraliteit en andere invloeden. Op basis van gedane wetenschappelijke onderzoeken op het gebied van gedrag bij jong en oud, heb ik getracht om in zeer begrijpelijke taal duidelijk te maken, waarom mensen doen wat zij doen. Wat bepaald onze keuzen in het dagelijkse leven? Waarom lijkt het leven van de ene persoon zoveel zwaarder dan dat van anderen? Waarom nemen we soms beslissingen waarvan we weten, dat we er spijt van zullen krijgen? Door het lezen van dit boek, wordt het aanzienlijk duidelijker hoe ons gedrag ontstaat, maar belangrijker nog, hoe we er meer invloed op kunnen uitoefenen. Het leven hoeft niet zo moeilijk of zwaar te zijn. Geluk is geen kwestie van de één wel en de ander niet. Hoe we in het leven staan en het beleven kunnen we veel meer zelf bepalen dan we
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
vaak denken. Of het nu om emoties gaat of tegenslagen die we allemaal wel eens tegenkomen, het is aan een ieder om te bepalen hoeveel effect ze op ons leven hebben. ‘Geluk kun je leren’ kan een mogelijkheid bieden om door kennis en oefening te leren omgaan met de minder plezierige kanten van het bestaan en het zelfs om te zetten in positieve gedachten en gevoelens. ‘Geluk kun je leren’ biedt effectieve tips en oefeningen om voortaan lachend (letterlijk en figuurlijk) door het leven te gaan. Óók wanneer het allemaal niet meezit en zelfs wanneer alles ronduit tegen lijkt te zitten. ‘Geluk kun je leren’ is niet het zoveelste zelfhulpboek van de zoveelste positiviteitsgoeroe. Het biedt een handleiding om het leven in eigen handen te nemen, onder welke omstandigheden dan ook. Het is gebaseerd op een combinatie van vele gedragswetenschappelijke (evidence based) onderzoeken. Ik verbaas mij nog dagelijks over het overweldigend positieve effect dat het op mijn eigen leven heeft. Het is mijn oprechte verlangen dat ik door mijn ervaring en het schrijven van dit boek een voorbeeld mag zijn voor anderen. Of het nu op individueel niveau is, in het bedrijfsleven, bij instellingen, de overheid of het onderwijs, de filosofie van het Neomoralisme is voor iedereen, in elke situatie en onder alle omstandigheden, hét middel om geluk te ervaren.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Nawoord. Met het afsluiten van dit boek, sluit ik tevens een belangrijk deel van mijn leven af, op weg naar een nieuwe episode. Wanneer ik mijn leven en de lessen die ik daaruit ontving nog even in gedachten aan me voorbij laat gaan, ben ik een gelukkig mens. Mijn leven is alles behalve gemakkelijk geweest. Deels door mijn eigen inbreng en reactie op gebeurtenissen en situaties, deels door de coïncidenties of toevalligheden in mijn leven en deels door de reactie van anderen daarop. Mijn conclusies zijn, dat de mens over het algemeen, net als alle levende wezens, bijzondere schepsels zijn met uitzonderlijke mogelijkheden. Maar we zijn ook volledig afhankelijk van elkaar. Eerder ervoer ik dit als een last, omdat ik mezelf graag als een onafhankelijk individu zag, die niets te doen had met bemoeienissen van anderen. Na mijn onderzoeken en het bestuderen van dat van anderen, na het schrijven van dit boek en na het toepassen van mijn filosofie van het Neomoralisme op mezelf besef ik, dat ik net als ieder ander slechts een onderdeel van het gehele leven ben en dat het mijn verantwoordelijkheid is, om een goed mens te zijn voor iedereen, maar ook voor mezelf. Mijn mening doet niets ter zake, maar het kan een middel zijn om anderen vooruit te helpen. Een mening opdringen heeft daarom ook geen enkele zin. Het biedt stof om onze mentale flexibiliteit uit te breiden. Het kan een ingrediënt zijn voor evolutionaire vooruitgang, maar dat bepalen we met z’n allen. Geluk ligt niet in het feit dat we rijk zijn of een bepaalde status hebben. Geluk valt niet af te meten aan materie of aanzien. Geluk bereikt men niet door meningen en overtuigingen aan de ander op te dringen.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
Gelukzaligheid ontstaat wanneer je een eenheid kunt vormen met de mensen om je heen, wanneer je de belangen van anderen weet in te passen in jouw gedrag, zonder in te boeten op je eigen doelstellingen in het leven. Geluk is niet iets wat je overkomt. Geluk kun je leren.
Bronvermelding. Literatuur: 1.
Vom ersten Tag an anders (Heyne, Munchen 2006) Baron-Cohen. Simon,
2.
Wir allen brauchen Initiation (Schnitzer, Marktoberdorf, 2000) Koneberg. Ludwig,
3.
Das bewegte Gehirn (Kösel, Munchen 2005) Koneberg. Ludwig, & Gramer-Rottler. Silke,
4.
Jenseits von Gut und Böse. Nietzsche. Friedrich,
5.
De vrije wil bestaat niet (2010) Lamme. Victor,
6.
El valor de eligir (Madrid) Savater. Fernando,
7.
Essenties van NLP, sleutels tot verandering. Derks. Lucas, & Hollander. Jaap,
8.
Je bent geen speelbal van je emoties. Orloff. Judith,
9.
Destructive emotions, how can we overcome them? (2003) Goleman. Daniël,
10.
A primer of freudian psychology Hall. Calvin S,
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
11.
Das Unbehagen in der Kultur. Freud. Sigmund,
12.
Anxicty, depression and emotion Davidson. Richard J,
13.
The nature of emotion. Ekman. Paul,
14.
Dreaming souls, sleep, drams and the evolution of the conscious mind. Flannagan. Owen,
15.
De monnik en de filosoof Ricard. Matthieu,
16.
Naturolizing phenomenology, contempory issues in phenomenology and cognitive science. Varela. Francisco J,
17.
Wie der Bauch dem Kopf beim Denken hilft, die Kraft der Intuition. Kast. Bas,
18.
Even luchten. Boeij. Cees,
19.
Wij zijn ons brein (2010). Swaab. Dick,
20.
Wanneer ben je een boeddhist? Khyentse. Dzongsar Jamyang,
21.
Hersenspinsels (2011). Aleman. André,
22.
Het breinboek (2010). Carter. Rita,
23.
Het ondiepe (2011). Carr. Nicolas,
24.
Vergeetboek (2010). Draaisma. Douwe,
25.
Passies van het brein (2010). Sitskoorn. Margriet,
26.
Onverklaarbaar bewoond (2010). Keizer. Bert,
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
27.
De vijfde revolutie (2010). Lone. Frank,
28.
De mannelijke hersenen (2010). De vrouwelijke hersenen (2009). Brizendine. Louann,
29.
Het wrede brein (2010). Taylor. Kathleen,
30.
Het babybrein (2010). Elk. M, & Hunnius. S,
31.
Geschiedenis van de neuropsychologie in Nederland (2010). Eling. Paul,
32.
Het puberende brein (2008). Crone. Eveline,
33.
Onze hersenen (2006). Kahn. René,
34.
Het persoonlijkheidsonderzoek in het strafrecht (2001). Brand. E.J.P,
35.
Strafrecht, tussen ratio en emotie (2012). Cleiren. Tineke, & Mol. Antoine,
36.
Borderline times (2013). Winter. Dirk de,
37.
Oogklepdenken (2012). Mersch. Ruben,
38.
Evolution of cooperation (1984). Axelrod. R,
39.
Purity and danger (2002). Douglas. M,
40.
Neural Darwinism (1987). Edelman. G.M,
41.
Humanity: A moral history of the Twentieth century (2001). Glover. J,
42.
Base instincts: What makes killers kill? (2001). Pincus. J.H,
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
43.
The psychology of hate (2005). Sternberg. R.J,
44.
The impact of inequality: how to make sick sociëties healtier (2005) . Wilkinson. R,
45.
The lucifer effect: Understanding how good people turn evel (2007). Zimbardo. P,
46.
Met zachte hand: Opkomst en verbreiding van het psychologisch perspectief (2001). Jansz. J, & Drunen. P. van,
47.
A history of psychology: main currents in psychological thought (1992). Leahey. T.H,
48.
Actief en passief bewustzijn: Korte voorgeschiedenis van de cognitieve psychologie (2002). Kolk. H,
49.
Experimental methodology (2004). Christensen. L.B,
50.
Biological psychology (2004). Kalat. J.W,
51.
Brain an behavior (2006). Garrett. B,
52.
Handboek neuropsychologie: De biologische basis van het gedrag (1998). Vingerhoets. G, & Lannoo. E,
53.
Het brein te kijk: verkenningen van de cognitieve neurowetenschappen (2001). Wijnen. F, & Verstraten. F,
54.
Almost like a whale: The origin of species (2001). Jones. S,
55.
Perception (2002). Sekular. R, & Blake. R,
56.
Sensation and perception (2003). Coren. S, Ward. L.M, Enns. J.T,
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
57.
Vision science: Photons to phenomenology (1999). Palmer. S.E,
58.
Sleep (1995). Hobson. J.A,
59.
The principles of learning and behavior (2003). Domjan. M,
60.
Cognitive psychology: A student’s handbook (2005) Eysenck. M.W, & Keane. M.T,
61.
Het uitdrukken van emoties bij mens en dier (1872/1999 (geannoteerde editie)) Darwin. Charles,
62.
Emoties (2005) Frijda. N.H,
63.
Psychologie van de levensloop: Inleiding in de ontwikkelingspsychologie (2005) Craeynest. P,
64.
Ontwikkelingspsychologie (2005) Feldman. R.S,
65.
Kleine ontwikkelingspsychologie (deel 1 t/m 3) (2002) Kohnstamm. Rolf,
66.
Ontwikkelingspsychologie (2001) Beemen. L. van,
67.
IQ and human intelligence (1998) Mackintosh. N.J,
68.
Intelligentie en sociale competenties (1997) Welko. T, & Molen. H.T. van der,
69.
Zo ben ik nu eenmaal!: Lastpakken, angsthazen en buitenbeentjes (2004) Does. W. van der,
70.
Personality: Theory and research (2005) Pervin. L.A, Cervone. D, John. O.P,
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
71.
Ontwikkelingspathologie bij kinderen en jeugdigen (2002) Rigter. J,
72.
Abnormal psychology (2004) Nolen-Hoeksema. S,
73.
Handboek psychologie (2000) Vandereycken. W, Hoogduin. C.A.L, & Emmelkamp. P.M.G,
74.
Sociale psychologie (2006) Brehm. S.S, Kassin. S.M, Mervielde. I, & Hiel. A. van,
75.
Cognitieve sociale psychologie (2005) Vonk. R,
76.
Psychologie (vierde oplage 2011) Brysbaert. M,
77.
Positieve zelfmotivatie (2006) Sterk. Fred, & Swaan. Sjoerd,
78.
Dat had je gedacht!. Marc Slors.
Professionals: 01.
Zee. Simone van der, Jurist en criminoloog, docent aan de Politieacedemie
02.
Ruiter. Corine de, Hoogleraar forensische psychologie aan de Universiteit van Maastricht Verbonden aan het Trimbos Instituut (landelijk kenniscentrum voor geestelijke gezondheidszorg)
03.
Kelk. Constatijn, Emeritus Hoogleraar strafrecht, strafprocesrecht en penitentiair recht.
04.
Ginneken. Esther van, Onderzoeker aan The Institute of Criminology van de University of Cambridge (VS) en psycholoog.
05.
Ouwerkerk. Jannemieke, Strafrechtjuriste en universitair docent op het Departement of Criminal Law aan de Universiteit van Tilburg
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
06.
Weijers. Ido, Hoogleraar jeugdbescherming aan de Universiteit te Utrecht.
07.
Swaab. Dick, Internationaal werkend hersenonderzoeker bij het Nederlands Instituut voor neurowetenschappen.
08.
Lamme. Victor, Hoogleraar cognitieve neurowetenschap aan de Universiteit van Amsterdam.
09.
Zee. Eddy van der, Hoogleraar neurobiologie aan de Rijksuniversiteit te Groningen
10.
Uylings. Harry, Hoogleraar functionele humane neuroanatomie aan de VU te Amsterdam
12.
Draaisma. Douwe, Bijzonder Hoogleraar in de geschiedenis van de psychologie aan de Rijksuniversiteit te Groningen
13.
Beute. Guus, Neurochirurg aan het st. Elisabethziekenhuis te Tilburg
14.
Durston. Sarah, Biopsycholoog aan het Universitair Medisch Centrum Utrecht
15.
Gielen. Stan, Hoogleraar biofysica aan de Radbouduniversiteit te Nijmegen
16.
Hagoort. Peter, Hoogleraar cognitieve neurowetenschap aan de Radbouduniversiteit te Nijmegen
17.
Hoogmoed. Anne van, Hersenonderzoeker aan het Dondersinstituut te Nijmegen.
18.
Cools. Roshan, Neurochemisch onderzoeker aan het Dondersinstituut te Nijmegen.
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
19.
Meeuwissen. Esther, Hersenonderzoeker aan het Dondersinstituut te Nijmegen.
20.
Boer. Sietse de, Gedragsfysioloog aan de Rijksuniversiteit te Groningen.
21.
Elgersma. Ype, Hoogleraar neurobiologie aan de Erasmusuniversiteit te Rotterdam.
22.
Baron-Cohen. Simon, Autismedeskundige aan de University of Cambridge (UK).
23.
Sitskoorn. Margriet, Hoogleraar klinische neuropsychologie aan de Universiteit te Tilburg.
24.
Swierstra. Tsjalling, Hoogleraar filosofie aan de Universiteit te Maastricht.
25.
Walhout. Bart, Deskundige nanotechnologie en synthetische biologie aan het Rathenau Instituut te Den Haag.
26.
Roermond. Bert van, Rechtsfilosoof.
Documenten:
01.
Algemene Rekenkamer: -Ketenbesef op de werkvloer. Den Haag, 2008b -Rapport ‘Kopzorgen’. Den haag, 2007
02.
Bruning. M.R, -Over sommige kinderen moet je praten. Gegevensuitwisseling in de jeugdzorg. Universiteit leiden. Oratie, 2006
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
03.
Bruning. M.R, & Liefaard. T, -Ontwikkelingen en knelpunten in de gesloten jeugdzorg. Tijdschrift voor Familie- en jeugdrecht. Nr. 42, 2009
04.
Cardol. G, -Kinderbeschermingsmaatregelen en knelpunten in de gesloten jeugdzorg. Tijdschrift voor Familie- en jeugdrecht. Nr. 109, 2005
05.
Capgemini. -Nulmeting ervaren regeldruk in de brede jeugdketen. Utrecht, 2008
06.
CO ACT Consult. -Handen ineen. Amsterdam, 2002
07.
Dijkstra. S, -Geweld en veerkracht in gezinnen. Over posities, professionals en preventie van overdracht. Utrecht, 2007
08.
G.G.Z. Nederland -Zorg op waarde geschat. Sectorrapport GGZ, 2009. Amersfoort, 2009b
09.
Interprovinciaal Overleg (IPO) -Ruimte, regie en rekenschap. Den Haag, 2008 10. Ministerie van Justitie: -Evaluatie van het Programma ‘Beter Beschermd’ Twynstra Gudde. Amersfoort, 2009 -Meer aandacht voor kinderen met ouders in detentie. Persbericht Den haag, 2008 -Landelijk implementatiekader integraal indiceren. Brief Tweede Kamer. Den Haag, 2009c
dichters op Nederland Schrij
rden - Het werk van s
-Over het gebrek aan kennis over effectiviteit van behandelingen in de jeugdzorg en JJI’s. Antwoorden op Kamervragen. Den Haag, 2009d 11.
Raad voor de Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO): -De ontkokering voorbij. Slim organiseren voor meer regelruimte. Amsterdam, 2008.
12.
Sharma. V, Murthy. S, Kumar. K, Agarwal. M, Wilkinson. G, -Comparison of people with schizophrenia from Liverpool, England and Sakalwara-bangelore, India. International Journal of Social Psychiatry. Nr. 44. pp. 225-230, 1998
13.
Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG): -Interbestuurlijke Taakgroep gemeenten. Vertrouwen en Verantwoorden. Voorstellen voor decentralisatie en bestuurskracht. Den Haag, 2008
14.
Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC): -Capaciteitbehoefte Justitiële Ketens 2013. Beleidsneutrale ramingen. Den Haag, 2008
15.
Ekman. P, Sorenson. E.R, en Friesen. W.V, -Pan-cultural elements in facial displays of emotion. Science, 164:86-8, 1969
16.
Fehr. E, en Gachter. S, Altruistic punishment in humans. Nature, 415: 137-40, 2002
dichters op Nederland Schrij