Gelden onttrekken aan de vennootschap. Een aantal mogelijkheden.
Iven De Hoon
Gelden onttrekken aan de vennootschap : een aantal mogelijkheden Een vennootschap wordt opgericht vanuit verschillende verwachtingen. Eén ervan (misschien wel de enige of de meest belangrijke) is het verlagen van de fiscale druk. Niet te verwonderen gezien de hoge fiscale druk in België … Maar het is wenselijk of noodzakelijk de gelden in de vennootschap bewust op te bouwen. U weet wel de rijke vennootschap met de arme aandeelhouder. Daarom is het de kunst op regelmatige basis toch even te bekijken welke mogelijkheden er zijn om de vennootschap wat lichter te maken. Of misschien net niet … In de volgende pagina‟s bekijken we een aantal mogelijkheden. Het spreekt voor zich dat het verdere studie vereist om te kijken welke optie bij u de meest interessante is. Uw vertrouwenspersoon kan u hierbij uiteraard helpen.
Waarom een vennootschap oprichten ? Is het verschil dan zo groot ? De belangrijkste fiscale reden om een vennootschap op te richten is zoals reeds vermeld het verschil in tarieven tussen de personenbelasting en de vennootschapsbelasting. Het spreekt voor zich dan de kosten die hiermee gepaard gaan, niet mogen vergeten worden (extra boekhouding, enz …). De tarieven in de personenbelasting stijgen snel(ler) dan in de vennootschapsbelasting. Ook betaalt een vennootschap geen gemeentebelastingen. Het hoogste tarief in de vennootschapsbelasting (33,99 %) is lager (de notionele intrestaftrek versterkt dit nog) dan het hoogste tarief in de personenbelasting (50 %). Trouwens de ondertussen beruchte notionele intrestaftrek doet verschil nog verder oplopen. Maar let op : vergelijk correct … De gelden na personenbelasting zijn uw privé eigendom. U doet ermee wat u wenst. De gelden na vennootschapsbelasting daarentegen zijn nog steeds van uw vennootschap. Om deze alsnog privé te krijgen moet er ook nog rekening gehouden worden met een taxatie. Noot om van het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting te kunnen genieten, moet men echter rekening houden met een aantaal voorwaarden, waaronder de verplichte minimale loonuitkeringsvoorwaarde. En op dit loon zijn zowel sociale zekerheidsbijdragen als personenbelasting verschuldigd. Een vennootschap die al haar winsten uitkeert als een bezoldiging betekent fiscaal weinig of geen voordeel.
De tarieven personenbelasting voor wie baten of winsten
aangeeft zijn immers dezelfde voor wie bedrijfsleider is. De uitdaging is een goede mix te vinden. Dankzij de vennootschap is mogelijk de gelden op een meer fiscaal creatieve manier te onttrekken. Hier vindt u de tarieven (aanslagjaar 2011) inzake personenbelasting, sociale zekerheidsbijdragen (2010) en de tarieven vennootschapsbelasting terug.
Tarieven personenbelasting : Inkomstenschijf
Tarief personenbelasting (excl gem.belasting) – Aj 2011
0,01 – 7.900
25%
7.900 – 11.240
30%
11.240 – 18.730
40%
18.730 – 34.330
45%
Boven 34.330
50%
Tarieven sociale zekerheid : Geïndexeerd inkomen
Tarief SZ-bijdragen 2010
0,01 – 51.059,94
22% met een minimum van 650,34/kwartaal
51.059,94 – 75.246,19
14,16% met een maximum van 3.664,49/kwartaal
Tarieven vennootschapsbelasting : Algemeen tarief VenB
33%
33,99% (*)
0 – 25.000
24,25%
24,98% (*)
25.000 – 90.000
31%
31,93% (*)
90.000 – 322.500
34,5%
35,54% (*)
Verlaagd opklimmend tarief
(*) incl crisisbijdrage van 3% (weliswaar afgeschaft in de personenbelasting, doch niet in de vennootschapsbelasting) Om het verlaagd tarief vennootschapsbelasting te genieten, moet aan de voorwaarden voldaan zijn van art. 215 WIB 1992. “De volgende vennootschappen zijn uitgesloten van het verlaagd tarief :
Vennootschappen die aandelen bezitten waarvan de beleggingswaarde meer bedraagt dan 50%, hetzij van de gerevaloriseerde waarde van het gestorte kapitaal, hetzij van het gestort kapitaal verhoogd met de belaste reserves en de geboekte meerwaarden. In aanmerking komen de waarde van de aandelen en het bedrag van het gestorte kapitaal, de reserves en de meerwaarden op de
dag waarop de vennootschap die de aandelen bezit haar jaarrekening heeft opgesteld. Om te bepalen of de grens van 50% is overschreden, worden de aandelen die ten minste 75% vertegenwoordigen van het gestorte kapitaal van de vennootschap die de aandelen heeft uitgegeven, niet in aanmerking genomen.
Vennootschappen waarvan de aandelen die het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen voor ten minste de helft in het bezit zijn van één of meer andere vennootschappen en die geen door de Nationale Raad van de Coöperatie erkende coöperatieve vennootschappen zijn.
Vennootschappen waarvan de dividenduitkering hoger is dan 13% van het gestorte kapitaal bij het begin van het belastbare tijdperk.
Vennootschappen, andere dan door de Nationale Raad van de Coöperatie erkende coöperatieve vennootschappen, die ten laste van het resultaat van het belastbare tijdperk niet aan ten minste één van hun bedrijfsleiders een bezoldiging hebben toegekend die gelijk is aan of hoger is dan het belastbare inkomen van de vennootschap, wanneer die bezoldiging minder bedraagt dan 36.000 EUR.
Ook voordelen van alle aard komen in aanmerking
(…)”
Waarom deze vraag ? Is het niet beter alles in de vennootschap te laten ? Een niet eenvoudig te beantwoorden vraag. Een vennootschap kan beleggen door te :
beleggen in onroerend goed ;
beleggen bij de bankier in roerende goederen.
Onroerend goed Beleggen in onroerend goed d.m.v. uw vennootschap kent ongetwijfeld een aantal voordelen, maar ook een aantal nadelen. De balans tussen beide zal de doorslag moeten geven. Voordelen :
De vennootschap schrijft het gebouwd onroerend goed af. De grond kan niet afgeschreven worden. De aanschaffingskosten op de grond zijn echter wel aftrekbaar. Het is belangrijk na te kijken of de vennootschap in onroerend goed kan investeren, m.a.w. kijk de statuten na.
De vennootschap kan alle mogelijke kosten van haar belastbare winst aftrekken , zoals bv. kosten voor onderhoud en herstellingen, de onroerende voorheffing, verzekeringspremies, enz.
Maakt u privé gebruik van het onroerend goed dan wordt u een belastbaar voordeel van alle aard aangerekend. Dit is veelal voordelig :
De intresten verbonden aan leningen zijn integraal aftrekbaar en dit niet enkel t.b.v. het onroerend inkomen zoals dit wel het geval is in de personenbelasting;
Latere successieplanning kan gebeuren via een schenking van de aandelen.
Het vastgoed blijft „samen‟.
(…)
Nadelen :
De huurgelden die de vennootschap ontvangt, worden integraal bij haar belastbare winst gevoegd. Dit is niet zo in de personenbelasting, want daar is het gebruik door de huurder van belang.
Als de vennootschap het onroerend goed later verkoopt dan zal in de regel een meerwaarde gerealiseerd worden. Deze meerwaarde (= reële marktwaarde minus boekwaarde op moment van verkoop) wordt belast in de vennootschapsbelasting. In de personenbelasting is de meerwaarde niet belastbaar of belastbaar aan een voordelig tarief.
Mocht men later de aandelen van de vennootschap verkopen, dan kan het onroerend goed, dat eigendom is van de vennootschap, dit bemoeilijken (art. 329 W.Venn (bvba) en art. 629 W.Venn (nv)). Dit omwille van banktechnische problemen qua waarborgmogelijkheden bij het aanvragen van een krediet en van het verbod om als koper te mogen afschrijven op de aandelen. Deze maatregel werd versoepeld doch blijft moeilijk in te vullen in de praktijk.
De recente vrijstelling voor het vererven van de gezinswoning door „partners‟ is niet van toepassing bij het vererven van aandelen.
Beroepsaansprakelijkheid
(…)
Kortom zowel de voor- als de nadelen van het onderbrengen van het onroerend goed in een vennootschap moeten dus goed overwogen worden en dit niet enkel op korte termijn doch ook op lange(re) termijn. Roerend goed De vennootschap belegt haar reserves of winst niet in vastgoed, maar verkiest roerend te beleggen. Het is wel zo dat een opbrengst in de vennootschap belast wordt aan het tarief vennootschapsbelasting. Een intrest, een meerwaarde op een obligatie, een dividenduitkering (behoudens uitzonderingen), … maken deel uit van de omzet van de vennootschap. Een toename van de omzet zal ook in de winst merkbaar zijn waarna de factuur aan vennootschapsbelasting ook zal toenemen. Hierop bestaan een aantal uitzonderingen zoals de meerwaarde op een individueel aandeel. Een vennootschap die een meerwaarde realiseert op een individueel aandeel hoeft zich geen zorgen te maken wat de vennootschapsbelasting hierop betreft. De
keerzijde is wel dat de minderwaarde op een individueel aandeel ook niet aftrekbaar is (behoudens uitzondering bij een vereffening). Let wel op dat het belastingtarief voor de vennootschap mee bepaald wordt door de aandelenbeleggingen (zie boven bij verlaagd tarief). Ook de aftrek voor risicokapitaal (gemeenzaam „de notionele intrestaftrek‟ genoemd) heeft hier zijn belang (onroerend en roerend). Een vennootschap die haar reserves belegt, wordt in principe belast op de opbrengst hiervan . Niettegenstaande wordt de belastingdruk op deze opbrengst (al dan niet gedeeltelijk) gecorrigeerd via de notionele intrestaftrek. Wat houdt deze notionele intrestafrek in ? De notionele intrestaftrek betekent een fictieve intrestaftrek voor het eigen vermogen. Vennootschappen met een (aanzienlijk) eigen vermogen zullen hierdoor een fiscale stimulans kennen. Vennootschappen die kiezen voor het financieren via eigen vermogen zullen fiscaal niet langer benadeeld worden in vergelijking met vennootschappen die via vreemd vermogen financieren. Hoeveel bedraagt deze aftrek ? De notionele interestaftrek bedraagt voor aanslagjaar 2011 :3,8 %. Voor de KMO‟s wordt dit percentage met 0,5% verhoogd tot 4,3 %. De definitie van een KMO-vennootschap vinden we terug in art. 15 W.Venn. Hiermee bedoelen we een vennootschap die voor het laatst én het voorlaatst afgesloten boekjaar slechts één van volgende criteria mag overschrijden : - jaaromzet van 7.300.000,00 EUR (exclusief BTW) - balanstotaal van 3.650.000,00 EUR - jaargemiddelde van het personeelsbestand van 50. Bedraagt het jaargemiddelde van het personeelsbestand méér dan 100 dan betreft het sowieso geen kleine vennootschap. Een aftrek van het gehele eigen vermogen ? Neen, het eigen vermogen wordt met een aantal zaken gecorrigeerd. Dit zijn o.a. financieel vaste activa, een onroerend goed waar de bedrijfsleider in woont, kapitalisatie Sicav‟s, DBI-beveks, Tak 23, …
Kortom wanneer de opbrengst in de vennootschap niet meer is dan 4,3% van het eigen vermogen, dan wordt de opbrengst niet belast, in de mate dat de belegging geen te corrigeren belegging betreft.
Mogelijkheid 1 : de opbouw van een pensioenkapitaal De uitkering van een bezoldiging uit de vennootschap (wat in principe noodzakelijk is omwille van het levensonderhoud en het verlaagd tarief) zorgt ervoor dat de vennootschap een pensioen mag opbouwen. Vaak is het zelfs interessant om met de hoogte van de bezoldiging creatief om te springen ! Een hoger loon staat garant voor een verhoging van de pensioenopbouw. Maar het goede evenwicht moet gezocht worden. Want een hoger loon betekent meer sociale bijdragen (tenzij reeds aan limiet) en meer personenbelasting. Een toelichting is op zijn plaats … De premies van een dergelijke pensioenopbouw (zogenaamde individuele pensioentoezegging ofwel IPT) zijn volledig fiscaal aftrekbaar, rekening houdend met de zogenaamde 80 %–regel. In feite kan u stellen dat de vennootschap een pensioenkapitaal opbouwt dat u uitgekeerd krijgt vanaf uw 60 jaar. De premies hiervoor zijn aftrekbaar doch er valt nog wel wat over te vertellen … Wie het kapitaal ontvangt wordt gunstig belast. Het tarief bedraagt 16,5 % (+gemeentebelasting) maar er bestaat ook een tarief van 10%. Het Generatiepact van enkele jaren geleden heeft maatregelen voorzien om ons langer te laten werken. Wie langer werkt, zal gunstiger belast worden. Het belastingtarief van 16,5 % op extra-wettelijke pensioenkapitalen wordt verlaagd tot 10%. Dit weliswaar voor diegene die tot de wettelijke pensioenleeftijd „effectief actief‟ blijft. Men bedoelt hiermee dat er sociale zekerheidsbijdragen moeten betaald worden. Ook kan er met een backservice gewerkt worden. In feite Is dit een inhaalbeweging voor het verleden met een maximum van 10 jaar voor die jaren die men buiten de vennootschap heeft gewerkt. Kortom hoe hoger de bezoldiging hoe hoger de premies die de vennootschap zal kunnen betalen en fiscaal aftrekken. Zelfstandigen doen er goed aan wel eens regelmatig stil te staan bij hun pensioen. Alle wettelijk toegestane mogelijkheden die fiscaal benut kunnen worden , verdienen zeker de nodige aandacht. Een extra mogelijkheid, die al wel eens vergeten wordt , is het VAPZ. Men kan naast een IPT ook nog een vrij aanvullend Pensioen als zelfstandige (V.A.P.Z.) afsluiten. En hier schuilt voor sommige nog een extra mogelijkheid. Want
een hoger loon kan misschien terug verlaagd worden door de aftrek van het vapz. De 80%-regel daarentegen wordt echter berekend obv de bruto bezoldiging. In de ganse opbouw van de IPT s de 80%-regel van cruciaal belang. In het bijzonder is de bezoldiging zeer belangrijk. Deze regel zorgt ervoor dat de premies aftrekbaar zijn maar gelimiteerd. De 80 %-regel is een berekening die moet gemaakt worden om het bedrag van de pensioenopbouw die gerealiseerd wordt doorheen de loopbaan en waarvan de premies in de vennootschap volledig aftrekbaar zijn, te berekenen, rekening houdend met een aantal factoren. Het vertrekpunt bij de berekening vormt de laatste normale bruto bezoldiging die uitgekeerd werd door de vennootschap aan de natuurlijke persoon. Hiervan wordt 80 % genomen. Dit vormt theoretisch het verzekerbaar pensioenkapitaal. Men houdt echter rekening met het wettelijk pensioen, de duur van de beroepsloopbaan (maximaal 40 jaar premiestortingen), een omzettingscoëfficiënt (persoonlijke situatie), de winstdeelname en andere reeds voorziene pensioenkapitalen (V.A.P.Z) Het resultaat van deze (geschatte) rekenkundige bewerking geeft het maximum verzekerbaar pensioenkapitaal. Formule : EWP N x (80% x T - WP)/ D Waarbij EWP = extra wettelijk pensioen N = het aantal reeds gepresteerde en nog te presteren jaren P = het wettelijk pensioen). D = de normale duur van de beroepswerkzaamheid T = de referentiebezoldiging. Uiteindelijk wordt deze uitkomst vermenigvuldigd met een vastgelegde coëfficiënt. Zodoende komen we aan het spaarkapitaal. Wist u dat de IPT reeds voor de pensioenleeftijd kan benut worden in het kader van het verwerven van een onroerend goed (binnen de E.E.R (= EU + Noorwegen, IJsland en Liechtenstein)). Een vennootschap die de liquiditeiten niet heeft een premie te betalen kan ervoor kiezen een pensioenvoorziening op te bouwen. Dit betekent concreet dat de vennootschap een voorziening aanlegt zonder dat er een geldelijke transfer naar een
verzekeringsmaatschappij mee gemoeid is. Maar let op. Dit klinkt zeer aanlokkelijk (kosten maken zonder een geldtransfer) maar er zijn wel een aantal niet onbelangrijke verschillen. Een voorziening heeft als gevolg dat wanneer de vennootschap failliet gaat de bedrijfsleider ook niets meer zal ontvangen. Bij de uitkering van een interne pensioenvoorziening zal men ook daadwerkelijk op pensioen moeten gaan. Zoniet wordt de uitkering niet apart maar progressief (!) als een bezoldiging belast. Zoals reeds vermeld kan een IPT ook benut worden om een voorschot te nemen in het kader van het verwerven van een onroerend goed. Dit is niet mogelijk bij een interne pensioenvoorziening.