Hoofdstuk
7
75
Geld spreekt tot de verbeelding
Geld neemt in onze cultuur en onze verbeelding een bijzondere plaats in. Wat het meest opvalt in de fantasiebeelden rond het thema geld, is zeker de dubbelzinnigheid ervan : geld is tegelijk nuttig en wenselijk, maar ook gevaarlijk en veracht. In het Westen kopen mensen luxegoederen om te laten zien hoe rijk ze zijn. Ook in andere culturen lopen de mensen graag met hun rijkdom te koop. Soms worden betaalmiddelen gedragen als juwelen, zoals de Afrikaanse kaurischelpenkettingen. Toch rust er een taboe op geld : niemand zegt graag hoeveel hij verdient. Psychoanalisten vergelijken geld soms met uitwerpselen...
Prent van de wonderezel die goudstukken poept en uitspuwt, uit het sprookje ”Tafeltje dek je, ezeltje strek je, knuppel uit de zak“ van de gebroeders Grimm.
Geld : een vat vol tegenstrijdigheden Met geld kun je alle mogelijke dingen kopen, je kunt niet zonder. En toch heeft geld op zich geen waarde : op een onbewoond eiland kun je er niets mee aanvangen. Elektronische betalingen zijn een mooi voorbeeld van de ”dematerialisering“ van geld.
De morele vragen die geld oproept, illustreren we vervolgens met voorbeelden uit de westerse schilder- en graveerkunst van de middeleeuwen tot onze tijd, en met name aan de hand van de ”IJdelheden“.
Geld trekt criminaliteit en conflicten aan. Maar in oorsprong is het een middel om commerciële en andere betrekkingen tussen mensen te bevorderen. En daarvoor wordt het in de hele wereld ook gebruikt.
We besluiten dit hoofdstuk over geld en verbeelding ten slotte met een reeks uitdrukkingen en gezegden, die ons leren wat voor belangrijke en sterk gekleurde plaats geld in ons taalgebruik inneemt.
Die verschillende visies op geld en rijkdom laten we in dit hoofdstuk zien met teksten over de alchemie, het Eldorado en de goudkoorts, thema’s die zo vaak in boeken en films voorkomen, dat feit en fictie er soms nog moeilijk in te onderscheiden zijn.
76
Alchemisten aan het werk, laat-15de-eeuws manuscript.
77
1. Dromen van geld De alchemie Wat is alchemie ? Wat is het wezen ervan en hoeveel waarheid schuilt erachter ? Ook vandaag nog is het moeilijk al die vragen volledig te beantwoorden. De alchemisten waren op zoek naar de ”steen der wijzen“, die soms wordt vereenzelvigd met goud, dan weer met een methode om metalen te veranderen in goud of met een levenselixer. De alchemistische teksten en beelden zijn doordrongen van een altijd raadselachtige symboliek. Hoe kunnen we formules ontcijferen die opzettelijk door elkaar werden geschud om het geheim te bewaren ? Ook vandaag valt er nog allerlei over de alchemie te schrijven, wat ertoe bijdraagt haar in een kwaad daglicht te plaatsen. Dit maakt echter ook haar aantrekkingskracht uit : wat geheimzinnig is, lijkt altijd van waarde te zijn en de echte wetenschap heeft vaak een ontnuchterend effect. De alchemie, voorloper van de chemie In hun laboratoria brachten de alchemisten soms legeringen tot stand met de uiterlijke kenmerken van goud : de kleur, het gewicht en de smeedbaarheid. Bij gebrek aan modernere onderzoeksmiddelen dachten de meesten van hen dus dat ze werkelijk goud hadden gemaakt. Anderen profiteerden wellicht van die verwarring om ”alchemistengoud“ te vervaardigen door gewone metalen te verven. Van oudsher hebben metaalbewerkers altijd een bijzondere plaats in de maatschappij ingenomen en heeft metaal, dat doorgaans niet in een zuivere vorm bestaat, steeds een wat mysterieus aura gehad : zo geloofden heel wat beschavingen dat het geluid van metaal geesten verjaagt. De legering van metalen had dus iets magisch : het is dan ook geen wonder dat de goudsmeden of alchemisten die legeringen maakten, hierover berichtten in symbolische termen, waarin we soms nog de methodes herkennen voor de vervaardiging van messing of de transformatie van zinkoxide.
Volgens voorwetenschappelijke opvattingen is de mens (de microkosmos) gemaakt naar het beeld van het universum (de macrokosmos) en vallen beide ten prooi aan krachten die worden voorgesteld in een uitgebreide reeks symbolen. De teksten en beelden over het ”magnum opus“ – dat is de manier om de steen der wijzen te verkrijgen – zijn niet te vergelijken met onze chemische formules : ze beschrijven de fases van dit werk aan de hand van confrontaties, copulaties, zwangerschappen, gevechten waarbij mensen, dieren, fantasiewezens, planeten, enz. betrokken zijn.
78
Een man kneedt deeg naast een kruik met echte of denkbeeldige dieren. Voor de alchemisten zijn scheikundige stoffen ook levend. Miniatuur uit de Aurora Consurgens, een 15de-eeuws manuscript.
Alchemie en (vals) geld Wegens hun kennis op het vlak van legeringen werden de alchemisten vaak betrokken bij de aanmaak van munten. Teksten uit de oudheid, die via Byzantium of de Arabische wereld in het Westen terechtkwamen, geven ook aan dat hun procédés werden gebruikt om munten te vervalsen ; sommigen, zoals de heilige Thomas van Aquino, zagen daar niets kwaads in.
moeder aarde, de grondstof, de dualiteit, de liefde, de dood, de verlossing, … De alchemistische kunst kan dus worden beschouwd als de projectie van een poëtische verbeelding die ondanks – of misschien dankzij – haar complexiteit, nog een krachtige weerklank vindt in onze tijd : ”Nooit zal de mens een even machtige vorm ontdekken om zijn confrontatie met de materie uit te drukken. De alchemie is één lang dichtwerk dat de eenheid van het zijn en het universum verheerlijkt.“ (J. Van Lennep) Tot de scherpzinnigste vertolkers van de alchemistische symboliek in de 20ste eeuw behoort onder meer de psychoanalyticus Carl Gustav Jung. In de alchemistische kunst meent die een soort vertolking te bespeuren van zijn eigen waarnemingen : ”Dit merkwaardige vermogen van de menselijke ziel om van gedaante te veranderen, dat inzonderheid tot uiting komt in de transcendente functie, is het voornaamste object van de alchemistische filosofie aan het einde van de middeleeuwen“, schrijft hij. Zou de steen der wijzen het eindpunt zijn van onze zelfverwerkelijking ?
In de 14de eeuw veroordeelde een paus die praktijken. Maar heel wat koningen moedigden ze aan, voorzover ze er natuurlijk zelf munt uit konden slaan, en sommigen van hen werden zelfs alchemisten ! Om die boosaardige verdenkingen uit de wereld te helpen en ook omdat de Kerk steeds vond dat verrijking de mens van zijn zielenheil afleidde, werd geld gedurende zeer lange tijd gemerkt met een devies en met religieuze symbolen, die het enigszins hielpen bezweren. Symbolen en alchemistische beelden De alchemistische symboliek, die ontstond in de kosmopolitische stad Alexandrië, ontwikkelde zich in literaire vorm bij de Arabieren en de Byzantijnen. Pas tijdens onze middeleeuwen, en in Europa, kregen die symbolen visueel gestalte. Deze weergaven kwamen tot bloei gedurende de 16de eeuw. De alchemistische kunst bestaat uit symbolen, afbeeldingen die doorgaans voor de ”ingewijden“ bestemde begrippen voorstellen. Hoewel sommige van die symbolen rechtstreeks te maken hebben met het werk van de alchemisten, zijn andere echter uitingen van de universele verbeelding :
”Nooit zal de mens een even machtige vorm ontdekken om zijn confrontatie met de materie uit te drukken. De alchemie is één lang dichtwerk dat de eenheid van het zijn en het universum verheerlijkt.“ (J. Van Lennep) Prent uit een 17de-eeuws alchemistisch manuscript.
79
De mythe van het Eldorado Het Eldorado verwijst naar een denkbeeldig gebied met een overvloedige rijkdom. De legende die eromheen was geweven, gaf een sterke impuls aan de verkenning van het bekken van de Orinoco en van heel het noordelijke gedeelte van Zuid-Amerika.
Tijdens de verovering zou de ontdekking van edelmetaalmijnen in Peru, maar meer nog van grote stukken edelsmeedwerk van de chibcha’s, de veroveraars in hun geloof sterken. Aangevuurd door die droom zetten de conquistadores in heel het gebied expedities op touw die meestal rampzalig afliepen. Ze vernietigden tevens tal van overblijfselen van de beschavingen die ze ontmoetten en moordden de inheemse volkeren uit.
Het contact met de Nieuwe Wereld doet de traditionele mythen van de oudheid en de middeleeuwen met volle kracht herleven. Volgens de legende bevonden de fontein van de jeugd en de stroom van het paradijs zich in Azië ; de conquistador Ponce de León meende ze te hebben ontdekt in Florida... En het land van alle rijkdommen werd in het noorden van Colombia gesitueerd.
De indianen spraken vaak hun verbazing uit over de onlesbare dorst naar goud van de Spanjaarden ; wel is het zo dat de inlanders in het Colombia van die tijd vertrouwd waren met dat metaal, waarvan niet alleen zeldzame en waardevolle voorwerpen werden gemaakt. De laatste grote Inca Manco zou bitter vaststellen : ”Zelfs als al de sneeuw van de Andes veranderde in goud, zouden ze nog niet genoeg hebben.“
Men heeft de oorsprong van de legende van het Eldorado willen zoeken in een historisch feit, de investituur van de Chibcha-koningen (in het huidige Colombia). Bestrooid met goudpoeder (eldorado betekende ”de vergulde“) baadde het stamhoofd (cacique) zich tijdens die ceremonie in het water van een heilig meer en gooide er gouden en zilveren voorwerpen in als offer aan de goden.
Pater Bernardino de Sahagun laat de Inca’s dan ook zeggen : ”De Spanjaarden (…) stortten zich op het goud als apen, met een vuurrood gezicht“. Hun gouddorst was werkelijk onverzadigbaar ; ze waren belust op goud, stierven ervoor van honger en wilden er zich als varkens mee volstoppen. Voor sommige conquistadores bedachten de indianen een foltering waarbij ze smeltend goud in hun keel goten.
Gravure van Théodore de Bry (16de eeuw).
De gouddorst van de conquistadores was onverzadigbaar. Voor sommigen van hen bedachten de indianen een foltering waarbij ze smeltend goud door hun keel goten. Gravure van Théodore de Bry uit een boek van Théodore Benzone uit 1594 over de ontdekking van Amerika door Christoffel Colombus.
80
De film The Gold Rush van Charlie Chaplin verhaalt op magistrale wijze de paradox van de miserie van de goudzoekers (1925).
De goldrush In de 19de eeuw vonden verschillende goldrushes plaats in de Nieuwe Wereld. Net als de mythe van het Eldorado gaven ze aanleiding tot een overvloedige literatuur- en filmproductie. Evenzo zijn ze doordrongen van dwaasheid en geweld. In januari 1848 ontdekt een kolonist goud in een beek in Californië. Het nieuws doet des te sneller de ronde omdat de president van de Verenigde Staten, James Polk, spreekt over een onmetelijke rijkdom in die staat. Over land of over zee reizen ongeveer 100.000 mensen – vooral ongehuwde mannen uit het oosten van Amerika, maar ook immigranten uit Europa, Azië en Latijns‑Amerika – naar Californië om er zo snel mogelijk fortuin te maken. Door slechte huisvesting, ondervoeding en gebrek aan geneesmiddelen sterven tijdens het eerste jaar bijna 10.000 goudzoekers aan dysenterie en andere epidemieën. In mijnwerkerskampen met veelzeggende namen als ”Hellekrocht“ of ”Stad der gehangenen“ leven de mannen in sobere omstandigheden en volgens het recht van de sterkste, zoals blijkt uit de vaak erg geïdealiseerde westerns.
In de omgeving van de goudgroeven schieten steden uit de grond die zodra de vindplaats ontgonnen is, worden verlaten om naar een andere vallei te trekken : in de 19de eeuw is het westen van Amerika bezaaid met die ”spooksteden“ (ghost towns), de sporen van de goudkoorts. Andere goldrushes volgen na de ontdekking van goudmijnen in Colorado (1858), Idaho (1861-1864) en Montana (1863), vervolgens in Australië, Canada en Alaska. Al met al hebben de goudzoekers geen fortuin gemaakt en de mijnen werden zeer snel overgenomen door kapitalistische vennootschappen die in staat waren te investeren in dure ontginningsmachines. In 1925 inspireerde Charlie Chaplin zich op die grote migratiebewegingen voor zijn film The Gold Rush, die paradoxaal genoeg over ellende gaat...
81
De mijnwerkerskampen ”Alle getuigenissen zijn het erover eens : van een beloofd land verworden de kampen van de goudzoekers na één jaar tot weerzinwekkende riolen, altijd grenzend aan de barbaarsheid ; de van hun bomen beroofde heuvels hielden de modder in de winter niet meer tegen, zodat grondverschuivingen niet zelden enkele tientallen tenten verzwolgen. Dit trok dan onmiddellijk een massa mensen aan, niet zozeer om hulp te bieden, maar omdat ze hoopten dat zo een nieuwe goudader aan het licht zou komen. Geen enkele hygiëne : de mijnwerkers trokken ’s avonds gewoon hun laarzen uit om ze te gebruiken als hoofdkussen, en kochten soms een emmer kakkerlakken die ze over hun hoofd uitgoten, omdat die dieren, zo werd hun verzekerd, de bijzondere eigenschap hadden dat ze luizen aten. Vaak bleven ze zo gedurende drie of vier maanden, zonder hun kleren te wassen of de vaat te doen. Als iemand van hen er netjes wilde uitzien, trok hij gewoon een proper hemd over het vuile aan. De ratten waren zo talrijk en zo agressief dat de mijnwerkers, om zich ertegen te beschermen, overdag slangen of wilde katten in hun tent opsloten. Onnodig te zeggen dat de mannen in die omstandigheden bij bosjes stierven ; hun lijken liet men in de open lucht liggen, buiten de kampen, als voer voor de hyena’s. Een graf delven was uitgesloten – stel je eens voor dat er een goudader onder lag ?“ Fragment uit Michel le Bris, Quand la Californie était française, Le Pré aux Clercs
Kamp van goudzoekers in Klondike (Canada), 1898.
82
2. Een moraliserende kijk op geld : gierigheid en ijdelheden In de christelijke traditie wordt gierigheid beschouwd als een van de zeven hoofdzonden. De Schrift is streng voor de gierigaard : ”Niemand kan twee heren dienen, zegt Jezus : hij zal de een haten en de ander liefhebben, ofwel de een aanhangen en de ander verachten. Gij kunt niet God dienen én de mammon.“ (Mattheüs 6, 24). Geldhandel in de vorm van een lening met interest – of woeker – is verboden volgens sommige interpretaties van de Bijbel en de Koran. Je mag geen ”geld maken met geld“ : dat moet altijd rechtstreeks in de ”reële economie“ worden gebruikt.
Ondeugden van de machtigen en eerlijk verdiend geld In de dodendansen beelden de middeleeuwse kunstenaars vrekken af die zich aan hun goud vastklampen, terwijl de dood hen komt kwellen.
Geld, een moreel probleem ? Het Lucky Luke-album De spookstad gaat over een van de vele Amerikaanse steden die na het uitputten van de goudaders verlaten werden. Tekening van Morris, scenario van Goscinny.
Het zijn kenmerkende afbeeldingen voor dat verschrikkelijke tijdperk waarin de pest woedde. De groten der aarde (koningen, prinsen, bisschoppen en pausen) worden in die afbeeldingen niet gespaard. Ze worden meegenomen door duivels omdat ze zijn gezwicht voor de ijdelheden van deze wereld, demonische verlokkingen die de ziel afleiden van haar heil. Hier en daar komen boze schepsels uitdrukkelijk te voorschijn uit stapels muntstukken. Gierigheid is samen met hoogmoed immers een van de ”ondeugden van de machtigen“ die in de gravures aan de kaak worden gesteld. In de burgermaatschappij heeft eerlijk met arbeid verdiend geld een heel andere morele status dan toevallig verkregen rijkdom. De fabel van La Fontaine ”De landbouwer en zijn kinderen“ moet destijds veel opzienbarender geweest zijn dan nu. Echte rijkdom werd toen voornamelijk bepaald door de geboorte !
Tijdens een banket geven prinsen, monniken, bisschoppen en aartsbisschoppen zich over aan de ”ondeugden van de machtigen“, waarin geld en luxe een grote rol spelen. Gravure getekend MG, 1546. Collectie Nationale Bank van België.
Gierigheid en spilzucht zijn twee afwijkende gedragingen in verband met geld. Onze moraal is doorgaans evenwel minder inschikkelijk voor de gierigaard dan voor de verkwister. Zo denken Molière in ”De vrek“ of Balzac in ”Vader Goriot“ erover, maar ook de Bijbel, waarin de Verloren Zoon vergiffenis krijgt. Evenzo verkiest La Fontaine nog de zorgeloosheid van de berooide mens boven de nachtmerries van de rijke in ”De schoenlapper en de bankier“.
83
L’usurier (de woekeraar), kopergravure van Conrad Meyer (midden 17de eeuw), uit een werk over de dodendansen. Collectie Nationale Bank van België.
De landbouwer en zijn kinderen Geluk is niet te koop, je moet er wel voor werken. Het geld alleen brengt geen geluk, dat zul je spoedig merken. Een rijke boer, hij was al oud, voelde de dood nabij. Hij liet zijn kinderen komen bij zijn sterfbed en hij zei : ”Dit is mijn allerlaatste wens : verkoop ons erfgoed niet, Want in de akkers ligt een schat, die je nu nog niet ziet En ik kan ook niet zeggen waar. Je moet me maar geloven. Beploeg de velden voor de oogst, dan komt de schat wel boven. Delf diep genoeg en spit ze om tot in de verste hoeken. Doe dit van jaar tot jaar met vlijt, als je de schat wil zoeken.“ Toen stierf de vader en zijn zonen gingen naar het veld. Ze ploegden en ze delfden diep, maar vonden er geen geld. Toen kwam de oogst, die rijker was dan sedert vele jaren. Nu wisten zij dat door hun werk zij ook gelukkig waren. Zij dachten aan hun vader, die hen leerde voor zijn sterven, Hoe je met werken met je handen schatten kunt verwerven.
84
In het middeleeuwse dierenepos Reinaert de Vos illustreert de listige hoofdfiguur hoe toekomstig geldgewin soms kan verblinden, met alle gevolgen vandien.
Hoe Reinaert de vissers misleidde Ook hadden zij manden vol met andere vis, die zij in de meren en de rivieren hadden gevangen : baars, paling, karper, forel en zalm. Toen Reinaert het karretje zag en de vis rook, werd hij helemaal opgewonden. Hij wist dat hij zijn kans moest grijpen. Hij ging languit op de weg liggen, sloot zijn ogen, hield zijn adem in en deed alsof hij dood was. Een van de vissers zag hem liggen en zei tegen zijn metgezel : ”We moeten die vos oprapen. Hij heeft een mooie vacht en daar kunnen we wel wat geld mee verdienen !“ Zij liepen voorzichtig naar Reinaert toe, raakten hem aan en rolden hem van z’n ene kant op z’n andere kant om er zeker van te zijn dat hij dood was, terwijl zij druk aan het beredeneren waren hoeveel zijn vacht waard zou zijn. ”We zullen er vast drie zilverstukken voor krijgen“, zei de ene visser. ”Nee, ik denk dat we er vast wel vier zilverstukken voor zullen krijgen“, zei de ander. ”Misschien zelfs wel meer, kijk eens hoe wit de vacht in zijn hals is !“ Zij pakten Reinaert op en legden hem achter op de kar. Daarna reden zij verder, terwijl zij opgewekt zaten te praten. Reinaert hoorde ze en lachte in zijn vuistje. Zij hadden hem boven op de manden met vis gelegd en zo kon hij met zijn scherpe tanden heerlijk aan een vette haring knabbelen. Dertig haringen at hij op. Tot op de graat verslond hij ze en het kon hem niks schelen dat er geen zout, mosterd of andere kruiden op zaten ! Het eerste mandje was algauw leeg en hij begon aan het tweede. Toen greep hij zes palingen, die bij hun kieuwen aan een koord aan elkaar geregen zaten. Reinaert stak zijn kop en nek door de lus, bond de paling goed op zijn rug vast, sprong van de kar en riep naar de vissers : ”Vaarwel, goeie reis! Ik heb een paar palingen meegenomen, maar ik heb de rest voor jullie achtergelaten !“ De vissers sprongen van hun kar en achtervolgden hem. Zij konden hun oren en ogen niet geloven. ”Wat een stommeriken zijn we! Ik hoop dat je in de hel terecht komt, gemeen beest !“, schreeuwden ze. Maar Reinaert kon veel harder rennen dan de vissers en ze konden hem niet te pakken krijgen. Uitgeput keerden zij naar de kar terug en ontdekten daar dat Reinaert alle manden leeg gegeten had...
IJdelheden van vroeger en nu Vanaf de 16de eeuw, en vooral in de 17de eeuw verschijnen in Europa merkwaardige schilderijen : kleine doeken met een strenge vormgeving, waarin juwelen, geldstukken en muziekinstrumenten de onbeduidende geneugten van het leven symboliseren, terwijl schedels, zandlopers of uitgedoofde kaarsen de dood uitbeelden.
Die schilderijen weerspiegelen de woorden van Prediker : ”IJdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid“. Een mens kan wijsheid en rijkdom najagen, genot smaken, trouw werken, onrechtvaardigheid en wreedheid betreuren, het einde is altijd gelijk : ”Het is allemaal ijdel en grijpen naar wind“.
85
Hoewel die vanitas-stillevens aanzetten tot een bezinning over de waarde van de menselijke bezigheden en ze de ijdelheid van de mensen tonen, zeggen ze niets over de middelen om die ijdelheid te overstijgen. Daarin verschillen ze duidelijk van de religieuze schilderijen, die nooit het levenseinde van de mensen afbeelden zonder eraan te herinneren dat dit einde slechts het begin is van het eeuwig leven voor al wie erin geslaagd is in geloof en deugd te leven. De vanitas-stillevens laten de toeschouwer evenwel met lege handen achter en sporen hem aan om na te denken over de menselijke ijdelheid, maar zonder de zin van die meditatie te geven. Hier vind je geen enkele andere zekerheid dan de komende dood. Niet minder paradoxaal is het esthetische genoegen dat een vanitas ons verschaft.
In onze gedesacraliseerde maatschappij is geld een belangrijk onderwerp van morele discussie. Schrijvers en filosofen hebben er tal van bladzijden aan gewijd. Heel wat romans, films en liederen handelen al dan niet luchtig of met veel of minder pathos over dat thema. De hedendaagse kunstenaars treden niet op als spreekbuis van een vooraf vastgestelde moraal. Maar ze laten wel hun standpunt of hun engagement in verband met het thema geld en rijkdom horen. Dit gaat niet zonder een zekere ironie die getuigt van het gevoel van onbehagen dat de kunstenaar bekruipt over zijn eigen rol in de commercialisering van de cultuur.
Frans Francken II, ”De dood noodt de oude rijkaard tot een laatste dans“, schilderij op koper, circa 1635. In het aanschijn van de dood zijn de rijkdommen die de grijsaard heeft vergaard lachwekkend. Maar de dood is niet rechtvaardig : achteraan is een jongeman aan de beurt. Collectie Nationale Bank van België.
Pieter Boel en Jacob Jordaens, ”Vanitas“, midden 17de eeuw. Elk onderdeel van deze erg beladen compositie versterkt de centrale boodschap uitgedrukt door het doodshoofd, dat de spil is waarrond alles draait. De voorwerpen rondom de schedel verwijzen naar de vergankelijkheid van het bestaan : de muziekinstrumenten slaan terug op de frivole kant van het leven ; de wapens verwijzen naar de gruwel en de wreedheid ervan, de kostbare voorwerpen naar hebzucht. Koninklijke Musea voor Schone Kunsten, Brussel.
86
3. Spreken is zilver : vox populi en stereotiep taalgebruik Dat geld in onze verbeeldingswereld alomtegenwoordig is, blijkt sterk uit de taal. In het Bargoens bijvoorbeeld is het overvloedig aanwezig, maar dat was tenslotte ook een boeventaal. Hieronder volgt een bloemlezing van synoniemen, met een soms verrassende etymologische verklaring : In het Nederlands kun je ”geld“ namen geven als : piek, poen, klein grut, duiten, cent, pasmunt, fortuin, ping-ping, vermogen, biljet, beurs, ton, kapitaal, kluit, ecu, speciën, baar geld, blanco, pegels, pegulanten, pecunia, ping, rooie cent, ronde duit, ballen, sou, penningen, muntje, en nog vele andere ! cent : is afgeleid van het Latijnse ”centum“, honderd. In vele gevallen is de munteenheid onderverdeeld in honderdsten, dat is ook zo voor de euro. De benaming ”cent“ werd voor het eerst gebruikt in de V.S. voor de Washington-cent van 1783. Cent komt voor in uitdrukkingen als ”het kan me geen cent schelen“, of ”hij zou een cent in tweeën bijten“ (hij is gierig) ; duiten : waren muntstukken die sinds de 14de eeuw in de Nederlanden in omloop waren. Oorspronkelijk waren ze van zilver, sinds de 16de eeuw van koper. In de 17de en 18de eeuw was een duit de kleinste munteenheid in het Nederlandse muntstelsel, vandaar de zegswijze ”geen rooie duit“ ; kluit : een ”kluit“ is een oud Frans of Belgisch koperen of nikkelen muntstuk van 10 centimes. ”Kluiten hebben“ betekent zoveel als rijk zijn. poen : misschien afgeleid van ”pone“, een vorm van het Jiddische ”ponem“, wat gezicht betekent. Een gelijkaardig woord ”Punen“ bestaat in het rotwelsh, een Duitse dieventaal ;
Als het over vergoedingen gaat, komt men ook vindingrijk uit de hoek : • een bediende ontvangt een salaris ; • een geneesheer en een advocaat ontvangen honoraria ; • een huishoudelijke bediende krijgt een loon ; • een verkoper ontvangt een provisie ; • een schrijver ontvangt auteursrechten ; • een handelaar maakt winst ; • een vertegenwoordiger ontvangt een commissie of een percentage ; • een eigenaar ontvangt huurgeld ; • een bedelaar krijgt een aalmoes ; • een priester ontvangt een kerkelijke bijdrage ; • een spaarder krijgt een rente ; • een oudere ontvangt pensioengeld ; • een dienstplichtige kreeg een soldij ; • een bestuurder van een vennootschap ontvangt zitpenningen en tantièmes.
Op geld staat dikwijls ook een leuze Vaak gaat het om nationale deviezen, zoals ”In God we trust“ op de Amerikaanse dollar, of ”Liberté – Égalité – Fraternité“ op de oude Franse muntstukken. De keuze van de afbeeldingen en teksten op de muntstukken en bankbiljetten vertelt vaak veel over een samenleving. Kiest men voor wetenschappers of voor koningen ? Voor grote overheidsprojecten of voor historische gebeurtenissen ? In het verleden werden soms bankbiljetten of muntstukken misbruikt ten behoeve van de contrapropaganda of met het oog op electorale of commerciële publiciteit.
87
Geijkte uitdrukkingen verwijzen graag naar rijkdom : Zo rijk als Croesus Wordt gezegd over iemand die steenrijk is. Croesus was de laatste koning van Lydië (nu in Turkije). Hij dankte zijn rijkdom aan een rivier, de Pactolus, die over zijn grondgebied liep. Het slijk in de bedding van de Pactolus bevatte een natuurlijke legering van goud en zilver. Volgens de mythologie kwam dit doordat koning Midas zich in de Pactolus baadde om niet langer alles in goud te veranderen wat hij aanraakte. Croesus zou de eerste koning zijn geweest die munten uit zuiver goud liet slaan ;
Slapende rijk worden Ontleend aan de bijbeltekst Psalm 127 : 2 ”Het is vergeefs, dat gij vroeg opstaat, en laat opblijft, en uw brood met zorgen eet ; want Hij geeft het zijn vrienden in den slaap“ (Leidse Bijbelvertaling) De uitdrukking betekent uiteraard : rijk worden zonder dat men er veel moeite voor hoeft te doen ; Zijn schaapjes op het droge hebben Dit gaat over iemand die van zijn verdiende geld verder kan leven. De uitdrukking gaat waarschijnlijk over herders die in de lage landen kudden schapen lieten grazen in vlakke gebieden die bij springtij onder water kwamen te staan. Het kwam er voor de herders op aan de dieren op tijd naar hoger gelegen grasland te verhuizen om niet het risico te lopen hun middelen van bestaan te verliezen ; Goed in de slappe was zitten De uitdrukking ”iets in de slappe was zetten“ betekent bepaalde materialen, bijvoorbeeld leder of hout, ter bescherming met was inwrijven. De staande uitdrukking ”goed in de slappe was zitten“ betekent over ruime financiële middelen beschikken. Misschien was het oorspronkelijk een schrijnwerkersterm voor meubels die flink met boenwas zijn ingewreven. Een andere uitleg wil dat het een militaire term is voor een soldaat die zijn patroontas grondig met zwarte was invette.
1/2 stater , Lydië (560-547 v.C.).
Guy Bleus, Value Shredder-Demonitization, 1982. De kunstenaar draagt een kostuum van bankbiljetten als een gevangenisplunje. Guy Bleus verbrandde dit uniform na afloop van een tentoonstelling. Collectie Nationale Bank van België.
88
Een bloemlezing van citaten over geld Met geld koop je wel geen geluk, maar toch iets dat er prachtig op lijkt. Frans Verleyen
Hij die geld heeft, steekt diegenen die het niet hebben in zijn zak. Tolstoj
Geld heeft maar één klank : die van de vrijheid. Coco Chanel
Men heeft altijd meer geld nodig dan men verdient. Jiddisch spreekwoord
Er komt altijd een moment waarop je moet kiezen tussen het geld dat je verdient en de tijd die je verliest om het te verdienen. Tijd is allesbehalve geld. Gilbert Cesbron
Al bij al helpt geld de armoede te verdragen. Alphonse Allais
For I don’t care too much for money. For money can’t buy me love. John Lennon Geld maakt wie er geen heeft niet gelukkig. Boris Vian Geld stinkt niet. Vespasianus (hij zei dat tegen zijn zoon, die hem verweet dat hij een belasting op de openbare urinoirs had geheven) Als u de waarde van het geld wilt kennen, moet u eens proberen er te lenen. Benjamin Franklin Wij denken alleen aan geld : diegene die het heeft denkt aan het zijne, diegene die geen geld heeft denkt aan dat van de anderen. Sacha Guitry
Toen ik jong was, dacht ik dat geld het belangrijkste was in het leven. Nu ik oud ben, weet ik het zeker. Oscar Wilde Ik kan helaas enkel kopen wat te koop is, anders zou ik mij al lang een beetje geluk hebben aangeschaft. Jean-Paul Getty Als geld niet gelukkig maakt, geef het dan terug ! Jules Renard Verdien eerst geld, de deugdzaamheid komt later wel. Horatius
Pol Piérart, zonder titel, 1996. Bescheiden maar indringende moderne ”vanitas“ : beheerst het geld de wereld zoals de man de samenleving domineert ? Collectie Nationale Bank van België.
89
Johan Muyle, Ya + d’arzent Ya + d’amou, tweezijdige offsetdruk, 2002. Nog een hedendaagse vanitas die de thema’s liefde, dood, macht en geld ineenstrengelt. Collectie Nationale Bank van België.
Voor wie er meer wil over weten • D. Jacobs, De wijze en de dwaas. De alchemist in woord en beeld, Brugge, Van de Wiele, 2007 • M. Huiskamp en C. De Graaf, Gewogen of bedrogen : het wegen van geld in de Nederlanden, Leiden, Rijksmuseum Het Koninklijk Penningkabinet, 1994 • G. Komrij, Het geld dat spant de kroon. 250 jaar pecuniaire poëzie, ‘s Hertogenbosch, F. Van Lanschot bankiers, 1987 • E.M. Moormann en W. Uitterhoeve, Van Achilles tot Zeus : thema’s uit de klassieke mythologie in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater, Nijmegen, Sun, 1992 • Museum des Geldes. Über die seltsame Natur des Geldes in Kunst, Wissenschaft und Leben, 2dln., Düsseldorf, 1978 • P.-A. Naudts, De alchemie, de steen der wijzen en Antoon Van Dijck, Brasschaat, 1991 • E. Sanders, Voor een dubbeltje op de eerste rang. 1001 spreekwoorden en zegswijzen over Nederlands geld, Amsterdam, Prometheus / NRC Handelsblad, 2002 • J. Tresidder, Symbolen en hun betekenis, Antwerpen / Londen, The House of Books, 2000 • J. Van Lennep, Alchemie : bijdrage tot de geschiedenis van de alchemistische kunst, Brussel, Gemeentekrediet, 1984