DE
WIJK SPREEKT... Alphenaren brengen de wijk tot leven
DE
WIJK SPREEKT...
Voorwoord
............................................................................................................................................................................................................................................
................................................................................................................................................................................................................
4
............................................................................................................................................................................................................................
6
Mevrouw Westerneng De heer Vaartjes
3
Mevrouw Hoogeveen .............................................................................................................................................................................................................. 10 ................................................................................................................................................................................................................
12
..............................................................................................................................................................................................................................
14
De heer Hoogeveen Mevrouw Kruit
De heer Bennink
........................................................................................................................................................................................................................
18
Mevrouw Bosman
......................................................................................................................................................................................................................
22
................................................................................................................................................................................................................................
24
De heer Abas
..........................................................................................................................................................................................................................
26
..................................................................................................................................................................................................................................
30
De heer Brasker De heer Duin
....................................................................................................................................................................................................
32
........................................................................................................................................................................................................................
34
Mevrouw van Groenigen Mevrouw Jilleba
........................................................................................................................................................................................................
38
..............................................................................................................................................................................................................................
40
............................................................................................................................................................................................................................................
42
De heer van de Heuvel De heer Bloos Anoniem
Mevrouw Vink
................................................................................................................................................................................................................................
44
Met dank aan
................................................................................................................................................................................................................................
48
2
De Wijk Spreekt…
Een wijk is meer dan huizen. Meer dan straten, winkels en scholen.
In 2013 bestond ActiVite 5 jaar. Een bijzondere mijlpaal. Om stil te staan bij dit jubileum hebben verschillende teams in het werkgebied wijkactiviteiten georganiseerd met als thema 'Eigen Kracht'. Het doel van deze activiteiten was iets extra's doen voor cliënten, mantelzorgers en wijkbewoners, eventueel in samenwerking met lokale organisaties.
Een wijk is mensen. Mensen met verhalen. Geschiedenis, een verleden. Dat verbindt. Dat is de kracht van een wijk.
Zo ontstond in Alphen aan den Rijn* ’De Wijk Spreekt’ waarbij alles draaide rond verhalen in en over de wijk, voor en door eigen cliënten. De verhalen over de wijk werden tijdens een anderhalf uur durende stads- en polderwandeling verteld door negen gidsen. Maar wat de wijk echt tot leven bracht waren de verhalen van de cliënten zelf. Zestien van deze cliënten zijn voor dit boek door verschillende vrijwilligers geïnterviewd. Thema’s die aan de orde kwamen waren onder andere hoe in de loop van de jaren de stad, het leven van de geïnterviewden en de samenleving is veranderd. Tot slot vroegen we elk van hen wat zij associeerden met ’Krachtig in de wijk’. Het leverde interessante, geestige, soms ontroerende en vaak leerzame gesprekken op met als resultaat dit boek. Wat ons betreft zijn deze mensen ’de kracht van de wijk’.
Projectgroep ’De Wijk Spreekt’
* In Alphen aan den Rijn waren meerdere projectgroepen actief en zijn meerdere projecten uitgevoerd. De Wijk Spreekt werd georganiseerd voor de wijken Zegerbaan, Ambachten, Zeehelden en woonservicecentrum Sint Joseph.
3
Mevrouw Westerneng (87 jaar)
Mevrouw vertelt…. Ik ben een Amsterdamse in hart en nieren, geboren en getogen in deze stad. Sinds drie jaar woon ik nu in Alphen aan den Rijn. Ook met veel plezier. Dit op verzoek van mijn kinderen. Ik was veel ziek en ik had hulp nodig. Mijn dochter is nu mantelzorger. Zij doet de boodschappen en als het nodig is gaat ze mee naar het ziekenhuis. Ook mijn kleindochter draagt haar steentje bij op dit vlak en kookt lekker. Mijn dochter zit in de verpleging net als veel anderen van mijn familie. Ik heb door heel Amsterdam gewoond. Mijn man werkte als hoofduitvoerder in de bouw en knapte veel woningen op. We hadden het goed. Hij wist dus precies waar de huizen er goed uitzagen en daar verhuisden we dan naar toe. Ik zorgde voor de kinderen, we hadden een groot gezin met elf kinderen waarvan zes jongens en vijf meisjes. Een hele taak, maar heel gezellig. Iedereen was altijd welkom. De kinderen namen natuurlijk ook hun vrienden en vriendinnen mee. Ondanks dat we op een bovenwoning woonde ging het altijd goed. Ik hield van de stad. Contacten uit het verleden heb ik niet meer. Dit 4
is niet erg, iedereen heeft zo zijn eigen leven opgebouwd. Zelf heb ik de lagere school afgemaakt en heb verder geen vervolgopleiding gedaan. Toen waren er ook al grote klassen van wel dertig kinderen. Mijn interesse is altijd heel breed geweest. Zo heb ik veel gezwommen, stijldansen was ook een hobby waar ik veel vrije tijd in heb kunnen steken. Voor zover dat kon met een groot gezin zonder wasmachine. Wij hebben goud gehaald met het dansen, een hele prestatie. Aan wedstrijddansen zijn we nooit toe gekomen. Helaas is mijn eerste man vroegtijdig overleden. Met drieënzestig jaar werd hij ziek. Hij wilde geen lijdensweg en gooide het bijltje erbij neer. Onze toekomstplannen hebben wij nooit kunnen verwezenlijken. Een camper waarmee we over de wereld zouden reizen als mijn man met pensioen zou zijn, is er nooit gekomen. Mijn tweede man hield erg van hobby’s. Meubeltjes maken voor poppenhuizen was daar een onderdeel van. Alles op schaal van 1 op 12 mm. We reisden heel Nederland door naar evenementen en bijzondere winkels voor leuke spullen
voor de inrichting van een poppenhuis. Leuke stofjes, bedjes. De hele inventaris was er. Ik heb hier erg van genoten en veel van Nederland gezien. Zelfs verlichting van boven tot beneden was er. De popjes hadden kleren aan die ik ook zelf maakte. Gordijnen en behang werden gemaakt uit oude stalen boeken, waarin kleine stukjes zaten die al heel gauw pasten op de kleine muurtjes en ramen. Wij hadden geen aparte stijl van inrichten. Wij maakten zoals het uit kwam en wat we aan materiaal konden krijgen. Poppen van wat groter formaat maakte ik ook en daar maakte ik dan ook weer een garderobe voor. Puzzels maken van duizend stukjes of meer, was ook een bezigheid uit die tijd. Ik kocht ze altijd nieuw in de winkel zodat ik niet voor een verrassing kwam te staan dat de puzzel niet compleet was. Wonen in Alphen aan den Rijn bevalt me erg goed. Ik heb een lekker huis met mooi uitzicht op prachtige bomen en ik geniet van het verkeer voor de deur. Het geeft een stukje levendigheid. Goede verzorging en fijn om mijn familie zo dicht om me heen te hebben. Mijn kleindochter kookt iedere woensdag en als er leuke dingen te doen zijn gaan we erop uit met één van de kinderen. Ik voel me hier erg thuis. Straks met kerst wordt mijn hele huis versierd door mijn familie met van die kleine huisjes met sneeuw en met verlichting. Dit geeft mij weer een gevoel uit de tijd van de poppenhuis periode. Heel gezellig om dit weer te zien en om me heen te hebben. Trots ben ik op mijn dochter. Zij heeft een kleine handicap maar is een echte doorzetter. Ze komt zelfstandig met de taxibus, kan zelf haar boodschappen doen en rijdt paard. Het fijnst in Alphen vind ik het wonen met de voorzieningen die deze plaats biedt. De uitstapjes die georganiseerd worden. Ik geef me overal voor op wat binnen mijn mogelijkheden ligt. Wat mij betreft hoeft er niets veranderd te worden in de wijk.
Mevrouw Westerneng: ’fijn om mijn familie zo dicht om me heen te hebben’. De samenleving is oppervlakkig geworden. Ik heb daar zelf geen problemen mee. Ik vermaak me prima met de mensen om mij heen. Het leven voor mij krijgt wel steeds meer een andere wending. Mijn benen doen het niet meer en ik heb veel pijn. Ik ben hierdoor erg afhankelijk maar dat heb ik in de loop der jaren geaccepteerd. Een moeilijk proces, nadat ik altijd bezig ben geweest en zelfstandig was. Een mooi moment in mijn leven was de terugkeer van mijn tweede zoon. Hij is jaren uit beeld geweest en stond op mijn verjaardag in eens weer voor de deur. Heel gelukkig ben ik hiermee. 5
De heer Vaartjes (81 jaar)
Meneer Vaartjes woont nu in WSC Sint Joseph en heeft zijn hele leven in Alphen doorgebracht. Hij komt uit een gezin van vijf kinderen. Toen hij één jaar was verhuisde de familie naar Oudshoorn1, waar zijn vader onderwijzer werd. Ze hadden het relatief goed, voor en tijdens de oorlog. Daarna ging het minder. “Onderwijzers werden toen niet meer zo best betaald.” Na zijn trouwen verhuisde hij. “Maar nooit weg uit Alphen.” Tegenwoordig woont zijn vrouw weer in Oudshoorn – in het verpleeghuis, op de gesloten afdeling. “Soms herkent ze me en soms heb ik het idee dat ze niet eens weet wie ik ben…” Hij waarschuwt me dat hij over de wijk waarin hij nu woont niet veel kan vertellen. “Ik heb nooit in dit dorp hier gewoond, ik ben grootgebracht op Oudshoorn.” “Dat is toch ook Alphen?” “Dat was vroeger heel gescheiden, een dorp apart, nu niet meer (...) .Vroeger, als je van Oudshoorn kwam, kwam je niet uit Alphen.” “Uw vader was onderwijzer, maar wat voor werk deed u?” “Elektromonteur.” “Hard werken?” “Ach, een gewoon beroep. Het ging allemaal ____________ 1
Oudshoorn maakte ook toen al deel uit van Alphen aan den Rijn, maar was tot 1918 een zelfstandig dorp. Nu wordt de naam nog steeds gebruikt als aanduiding van de wijk / buurt.
6
vanzelf en ik verdiende goed. Dat scheelde nogal (...) De laatste dertig jaar was ik kabelmonteur bij een fabriek in Leiden. Dan had ik een bus van de baas en konden er 6 jongens, grondwerkers met me meerijden. Die kwamen dan uit Leiderdorp, uit Koudekerk en ook nog uit Alphen.” “Heeft u nog contact met collega’s uit die tijd?” “Nee, ik zou niet eens weten waar ze zitten of wat ze doen.” “U zegt weinig te weten over deze wijk, maar waar hebt u na uw trouwen in Alphen gewoond?” Er volgt een aantal straatnamen en het woord “woonark”. “Hebt u op een woonboot gewoond?” “Ja zeker. ’s Zomers was het er heerlijk, ’s winters niet.” “Was het koud ’s winters, was er geen kachel?” “Nee, het was niet koud, maar de leidingen bevroren steeds.” “En had u ook kinderen toen u daar woonde?” “Ja, de oudste twee hebben er gewoond.” Hij heeft uiteindelijk vijf kinderen gekregen. “Groot gezin…” “Toen was het gewoon.” “Ik wil graag nog wat meer weten over die woonboot, hoe kwam u op dat idee?” “Niet, het was gewoon het enige wat ik kon krijgen (...) We lagen er met vijf boten, wij precies in het midden (...) ’s Zomers leefde je feitelijk
buiten en je kon altijd zwemmen. De Rijn was toen nog schoon. “En was dat niet gevaarlijk voor de kinderen?” “Nou.. de eerste jaren hadden we ze aan een lijn natuurlijk, maar daarna liepen ze gewoon vrij rond.” Hij lacht even ”Maar de tweede heeft wel een paar keer in De Rijn gelegen hoor.” Hij vertelt dat hij beide keren aan het werk was toen het gebeurde, maar dat het kind zelf weer op de wal is geklommen. Of het dan al kon zwemmen? “Nee, niet echt. Gewoon de natuur, op z’n hondjes.” “Vijf boten bij elkaar. Werd dat dan ook een soort vriendenclub?” “Ja, jullie zouden dat tegenwoordig waarschijnlijk vrienden noemen. Wij niet. Het waren gewoon je buren en daarmee af.” Hij mist het oude Alphen, het dorpse. Nu is het hem te stads. Veel van de nieuwbouw vindt hij niet mooi, maar het is vooral de sfeer die hij mist. “Vroeger was het allemaal veel gemoedelijker. Je zag nog boeren naar de fabriek gaan (…) Nu gaat het allemaal veel te snel...” “U vindt de mensen te gejaagd nu, jachtig?” “Ja! En het is niet meer gezellig. Vroeger kende ik iedereen, nu weten ze vaak niet eens meer wie hun buurman is.” “Terug naar het oude Alphen. Zijn er nog meer dingen die u me daarover kunt vertellen?” Hij denkt even na. Dan licht zijn gezicht op. Of ik de oude Ruithofstraat ken? Als ik zeg dat ik dat op kan zoeken vertelt hij: “Daar had je nog een open riool.” “In die tijd nog? Dat heb ik nooit geweten…” “Ja, toch was ’t zo! En wij gingen er als jongens vaak slootje springen.” “Maar stonk dat dan niet vreselijk?” “Ach, dat ruik je niet meer…” Hij weet niet meer precies wanneer het open riool verdween. “Na de oorlog was ’t er nog, ik denk zo tot de jaren zestig. Het stonk wel, maar niet zo erg als nu. De mensen gebruikten toen nog groene zeep. Al die chemische schoonmaakmiddelen waren er nog niet. En daar was
trouwens ook geen geld voor. En die groene zeep rook lekker…” Hij vervolgt: “Maar De Rijn, dat was feitelijk ook een open riool.” “En toch zwom u er…” “Ja, maar je kon toen, bij wijze van spreken, helemaal naar de bodem kijken, zo helder was het.” “Echt?” “Ja, op sommige plaatsen wel. Maar ze gooiden er ook hun dooie huisdieren en dooie varkentjes in en dergelijke.. Die gingen allemaal De Rijn in. Ze zeggen nou nog wel eens: “Breng ze maar bij opa De Rijn, die neemt ze wel mee.” Dat doen ze dan met jonge honden en jonge katten…”
De heer Vaartjes: ‘vroeger kende ik iedereen, nu weten ze vaak niet eens meer wie hun buurman is’.
Dan moet hij lachen. “Weet je, het is nu net de omgekeerde wereld. Vroeger, bij mij in de straat had je zegge en schrijven twee honden. Nu heeft ieder huis wel een hond of een kat. Of twee. En als er in de hele straat één familie is zonder huisdieren, dan is ’t veel...” “U praat met veel plezier over vroeger, betekent dat dat u vindt dat u een mooi leven hebt gehad?” “Ja, dat wel. Maar mensen hebben het altijd over die goeie ouwe tijd - die was heus ook niet altijd zo goed hoor.” Lachend: “Maar de tegenwoordige tijd ook niet. Kijk, vroeger in mijn jeugd hadden we knikkers en tollen en hoepels en daar speelden we de hele dag mee. Nu hebben kinderen een fiets, maar na een half uur fietsen gooien ze die in een hoek, en computers en een tv op hun slaapkamer. Maar wat doen ze ermee? En of ze er gelukkiger van worden (...) En dan moeten ze naar de sportschool! Wij sportten ongemerkt gewoon elke dag...” Het gesprek komt op het ouder worden. Dat is niet leuk, vindt hij. Hij mist zijn zelfstandigheid en de gezelligheid van zijn oude buurt. Hij kon daar niet langer blijven – hersenbloeding – maar “Daar kende ik de buren, de bovenburen en de benedenburen en aan de andere kant ook de boven- en de benedenburen (...) Ik had er meer aanspraak dan hier.” Even later: “Ik ben hier maar een nummer, meneer Vaartjes van 410 en that’s it.” Hij wijst naar buiten. “Zie je al die balkonnetjes? Ik heb er de hele zomer nog geen mens op gezien. Hier wonen allemaal oudere mensen. Die kunnen dat opstapje geeneens nemen.” Hij heeft nog wel contact met mensen van vroeger, in een buurcentrum aan de andere kant van de stad. “Daar ga ik heen met mijn scootmobiel (...) We kennen mekaar al zo’n jaar of twintig. Vroeger biljartten we, maar dat gaat nou niet meer…” Even zag het er naar uit dat dit ook over zou zijn – het oude buurtcentrum moest 8
dicht i.v.m. bezuinigingen. “Maar nu gaan we naar een ander,” De Zeehelden,” en grinnikend: “… al weet ik niet waar die naam op slaat!” “Tot slot: Ons motto is “Krachtig in de wijk”… Voor u is het buurtcentrum dus erg belangrijk. Zijn er dingen die voor u krachtig zijn in deze wijk? Het mogen ook mensen zijn…” “Over deze wijk kan ik weinig vertellen...” “Het mag ook een andere wijk in Alphen zijn, of de kracht van een wijk of buurt in het algemeen.” “Nou, je hebt wijken, die zijn bijvoorbeeld goed in sport en die blijven bij elkaar.” “Bedoelt u dat sport zorgt voor samenhang en dat dat belangrijk is voor mensen?” “Ja.” Hij wil nog één keer terugkomen op het ouder worden. Ik mag hem niet verkeerd begrijpen hij vindt dat hij nog best redelijk fit is en dat hij alles heeft wat hij nodig heeft “dus wat zal ik klagen, maar...” Hij zoekt even naar woorden, begint een zin, stopt weer, denkt weer na en zegt dan: “Weet u wat het is? Je krijgt het idee dat het leven niet meer bij je hoort als je ouder wordt – jij zit hier en het leven speelt zich daar, verderop, af.”
DE
WIJK BEKEKEN...
Mevrouw Hoogeveen (82 jaar)
Mevrouw vertelt: Het gezin bestond uit 3 kinderen, eigenlijk uit 7, maar er zijn er een paar kort na de geboorte overleden. Een van de kinderen was een meisje met een open ruggetje, ze heeft enkele jaren in bed voor het raam gelegen. Met uitzicht op de ingang van het oude St. Jozef. Daar kwamen alle nonnen voorbij en volgens mijn moeder kende het meisje alle nonnen op een gegeven moment bij naam. Door haar ziekte is ze niet oud geworden. Ik heb in mijn hoofd twee jaar, maar het zal wel wat ouder geweest zijn. Ons gezin is verschillende keren verhuisd, steeds naar een wat grotere woning. Zo werd het de Raadhuisstraat en na enkele jaren de Willemstraat. Van daaruit zijn we getrouwd en hebben daar nog een aantal jaren ingewoond. Zo ging dat vroeger. Na mijn schooltijd ging ik in betrekking, als dienstbode voor dag en nacht. Het Indische gezin waar ik in terecht kwam, was erg leuk en leerzaam. Mevrouw kwam uit Indonesië en deze cultuur voerde dan ook de boventoon binnen dit gezin. Ik heb het hier heel erg naar mijn zin gehad; ik werd overal bij betrokken en voelde mij onderdeel van het gezin. Ook het Indische leven heb ik hierdoor beter leren kennen. Na drie jaar verhuisde de familie terug naar Indonesië, vanwege het werk van meneer. Ik kreeg het aanbod om mee te gaan, maar dit vond mijn 10
moeder geen goede oplossing. Inmiddels was ik vijftien jaar en leerde ik mijn man kennen, die toen achttien jaar was. Je snapt dat wij heel jong waren toen wij elkaar leerde kennen. Dus de familie vertrok zonder mij, wat mij erg aan het hart is gegaan. Op zoek naar een andere baan kwam ik in de wolfabriek van Van Wijk terecht in Leiden. Hier heb ik één jaar gewerkt en toen kreeg ik onze oudste zoon. Wij woonden nog steeds bij mijn ouders aan de Willemstraat. Ook toen was het moeilijk om een huis te vinden wat betaalbaar was. Na vier jaar kregen wij een huis in Koudekerk aan den Rijn. Ons gezin breidde zich verder uit. Helaas kon ik niet wennen in Koudekerk en verhuisden wij terug naar Alphen. Het was voor mij een drukke tijd. Naast mijn gezin heb ik me ook altijd heel erg ingezet voor mensen die het wat minder hadden dan wij. Ik bracht nog weleens een doos boodschappen om te zorgen dat er in ieder geval genoeg te eten was. Helaas zie ik deze mensen niet meer. Het contact uit het verleden is er niet meer. Soms vind ik dit wel eens jammer. Wel zie nog regelmatig mijn nicht met wie ik ook naar de handwerkclub ging. Aan de Concordiastraat. Dit was een groepje vrouwen die erg goed konden handwerken en met elkaar mooie dingen hebben gemaakt. Handwerken was en is
nog steeds mijn grote hobby. Ik heb veel schilderijen geborduurd en in laten lijsten. Ook voor de kinderen heb ik veel zelfgemaakt. Het huis aan de Bonte Paal werd te klein en wij kregen een huis aangeboden aan de Diamantstraat. Dit was toen een nieuwbouwwijk. Daar hebben wij gewoond totdat wij hiernaar toe verhuisden. Het zorgen zat toch wel een beetje in mijn bloed. Toen ons gezin het toeliet ben ik in Roomburg gaan werken in Leiden. Dit was een bejaardenhuis zoals het toen heette. Een opleiding hiervoor had ik niet, maar ik werd aangenomen voor de verzorging en deed mijn werkervaring op in de praktijk. De taken breidden zich uit en ook ging ik het interne winkeltje runnen, samen met mijn man. Dit heb ik tot mijn zestigste gedaan. Toen vond ik het wel welletjes en zijn we gestopt.
Een echte Alphenaar, die schrijft over het dagelijks leven op het platteland. Boekhandel Haasbeek houdt mij op de hoogte als er weer een nieuw boek verschijnt. Mijn collectie bestaat inmiddels uit 15 boeken. Helaas ben ik te laat begonnen met verzamelen en moet ik enige moeite doen om ze te pakken te krijgen. Met wat speurwerk op Bol.com heb ik er toch al drie te pakken kunnen krijgen. Dit geeft dan weer een voldaan gevoel. Ik ken deze omgeving nog vanaf de zandgrond. Er is veel veranderd en er zijn veel huizen bij gebouwd. Er wordt behoorlijk hard gereden, en wij worden natuurlijk ook wat ouder. Ik ben wat sneller moe. Maar wij zijn nog steeds heel gelukkig samen.
Wij wonen in dit huis nu al weer zesendertig jaar, met veel plezier. En als eerste bewoner! Wel hebben wij wisselende buren, maar ik voel me er wel thuis. Momenteel brei ik veel voor het buitenland. Dit gaat naar weeskinderen via een Nederlandse organisatie. Deze wordt geleid door een pittige mevrouw van 90 jaar. De saamhorigheid in deze wijk is erg groot. Als ze ons en poosje niet gezien hebben of we ziek zijn, staat er meteen iemand op de stoep om ons te helpen. Als de mensen met vakantie zijn missen we ze. Het is dan een stuk stiller op straat. Wat is mis in deze wijk is een bibliotheek bus. Lezen doe ik ook erg graag en het zou zo makkelijk zijn om even in de wijk boeken te kunnen bekijken wat leuk is om te lezen en te ruilen. Ik het dorp komen wij nauwelijks meer. Je kunt er niet gezellig winkelen. Ze hebben er een rotzooi van gemaakt. Dat doet me pijn als echte Alphenaar. De boeken van Clemens Wisse zijn mijn favoriet.
Mevrouw Hoogeveen: ‘Wat is mis in deze wijk is een bibliotheek bus’. 11
De heer Hoogeveen (85 jaar)
Mijnheer vertelt: Het leven speelde zich af in een heel klein huisje verdeeld over een aantal bedden en twee bedsteden. Mijn moeder naaide alles zelf voor het hele gezin. Zij had een opleiding gedaan voor coupeuse, wat heel wat was voor die tijd. Zelf was ze een schippersdochter. Op zondag gingen wij naar de Gereformeerde dorpskerk. Dit gebeurde twee keer op zondag, een keer ‘s morgens en ‘s middags om een uur of vijf. Ook bezocht ik daar de catechisatie en toen ik mijn vrouw leerde kennen ging zij met mij mee. Na de lagere school ben ik naar de dakpannenfabriek gegaan. Deze heette Van Oppelaar. Ik was aangenomen voor het onderhoud van de tuin en tevens verzorgde ik daar de kippen. Tijdens de oorlogsperiode ontdekte ik een paar vaten met olie in het kippenhok. Die waren daar verstopt voor de Duitsers. Ook behield de fabriek zijn steenkool om toch ook in oorlogstijd dakpannen te kunnen blijven produceren. 12
Na enige tijd werd ik ook ingezet om dakpannen te produceren. Mijn taak was bij de “vorsten”; dit zijn de bovenste pannen van een dak. Tijdens deze periode ging ik naar school in Leiden, waar ik een technische opleiding volgde. Mijn volgende baan was bij het sloopbedrijf Van ‘t Schip, waar ik ook weer aan de machines stond. De gruispers maakte kleine pakjes van oude auto’s. Toch ging mijn hart uit naar weer een stukje verbetering, zowel in salaris als in uitdaging van het werk. Ik solliciteerde o.a. bij de KLM. Daar werd een hele strenge en zware keuring toegepast. Het was voor mij in die tijd een hele ervaring. Tot mijn grote vreugde werd ik aan genomen. Het laden en lossen van vliegtuigen werd mijn taak. Logistiek is het heel belangrijk hoe er met de vracht wordt omgegaan. Ook het begeleiden van mensen die zich bezig hielden met dit werk, behoorde tot mijn functie. Hiervoor kreeg ik van de KLM een opleiding aangeboden, die ik met beide handen heb aangepakt.
Mijn uitgangspunt was altijd, zoveel mogelijke variatie aanbrengen binnen mijn werk. En dat is goed gelukt. Ik heb genoten van mijn werk; was er iets bijzonders, dan werd ik altijd opgetrommeld. Veel praktische zaken werden aan mij overgelaten. Dit heeft de organisatie geen windeieren gelegd. Op mijn zestigste ben ik met pensioen gegaan. Leuk afscheid met een groot feest. Wij werden opgehaald met een limousine als een echte vip. In mijn werkperiode heb ik veel geleerd. Contact met oud collega’s heb ik niet meer. Dat gaat zo, iedereen heeft toch weer z’n eigen leven met andere belangen. Voor mijn woonwijk heb ik geen wensen, maar ik schaam mij diep voor de ontwikkelingen in het dorp. Wij komen er bijna nooit meer. Ik vind dat de politiek er een puinhoop van heeft gemaakt. Zonde van al die oude panden en al die afbraak. Er is veel veranderd voor ouderen, maar ik maak me geen zorgen voor de toekomst. Ik heb het goed gehad, de mensen die nu nog oud worden krijgen het zwaarder als ik het zo lees in de krant.
Mijnheer Hoogeveen: ‘ik maak me geen zorgen voor de toekomst. Ik heb het goed gehad’.
Ik ben nog steeds erg gelukkig en al tweeënzestig jaar getrouwd. Ik mijn werkperiode kon ik soms erg baldadig thuis komen bij mijn gezin. Ik reed eens uit baldadigheid zo de Rijn in. Vuurwerk met oudejaarsavond vond ik ook geweldig, soms experimenteerde ik daar ook mee. Gevaarlijk natuurlijk. De auto is de deur uit vanwege problemen met mijn gezondheid. Ik moest hier wel aan wennen; afhankelijk te zijn van anderen. Inmiddels heb ik mij erbij neergelegd en heb een pasje voor vervoer per taxi.
13
Mevrouw Kruit - Lek (83 jaar)
Mw. Kruit kent Alphen goed, al woont ze er pas sinds een jaar. Ze is er vlakbij, in Koudekerk, opgegroeid en heeft er vier jaar als kraamverzorgster gewerkt. Nu woont ze er in een aanleunwoning. Dichter bij de kinderen, wel zo makkelijk voor haar dochters. Ze kijkt naar eigen zeggen terug op een heel mooi leven. En dat, terwijl het toch allesbehalve makkelijk leek te beginnen; haar moeder was niet getrouwd en raakte ongewenst zwanger. “Heeft dat erg op u gedrukt in uw jeugd?” “Nee, want dat denk ik wel eens, als ik die televisieprogramma’s zie van mensen die hun ouders zoeken, dat ik zo goed terecht ben gekomen.” Ze vindt dat ze een fijne jeugd heeft gehad. Heel liefdevol. In eerste instantie verbleef haar moeder in Den Haag en werd ze opgevoed door haar grootouders die toen zelf nog een paar ongetrouwde kinderen thuis hadden. Maar nadat 14
haar ooms en tantes trouwden en het huis uit gingen en vervolgens ook haar grootmoeder stierf, was het niet meer mogelijk om bij haar opa te blijven en ging ze naar een oom en tante. Lachend: “Die waren niet zo groot behuisd, dus daar sliep ik met mijn neefje samen in één bed. Maar goed, toen werd ik een jaar of twaalf en mijn neefje tien of elf en toen vonden mijn oom en tante het toch eigenlijk te gek worden. Dat kon toen niet meer.” Inmiddels was haar moeder terug in Koudekerk en had daar werk als dienstbode gekregen bij een welgestelde familie. Zo kon ze alsnog bij haar moeder gaan wonen. Haar moeder is ook altijd bij deze familie gebleven, zelfs na het overlijden van mevrouw. “Toen heeft meneer zijn fabriek opgedoekt, werd het grote huis verkocht en werd mijn moeder huishoudster in plaats van dienstbode.”
“Hoe heeft u uw man leren kennen?” “Via de meisjesvereniging en de jongelingvereniging van de hervormde kerk. Tot die tijd kwam je elkaar niet tegen. We woonden allebei in Koudekerk, maar aan de andere kant. En we waren wel van dezelfde kerk, maar hij ging naar de hervormde school en ik naar de openbare.”
gewone mensen. De arbeidersgezinnen. Niet in de deftige buurt. Bij de hele deftige mensen kwam je sowieso niet – die hadden vaak een particuliere verpleegster, maar de iets beter gesitueerden, zal ik maar zeggen, dat waren niet de makkelijkste. Die hadden vaak nogal wat kapsones.”
“En lagen die ook zo ver uit elkaar dan?” “Nee. Allebei aan de zelfde kant van Koudekerk, de Lage Zijde. De gereformeerde en katholieke school die lagen aan de Hoge Zijde.”
Alphen kende, anders dan bijvoorbeeld Leiden, geen apart katholiek kraamcentrum en dus kwam ze ook in katholieke gezinnen terecht. “Daarom leerden wij ook de nooddoop, voor als de baby in gevaar was. Ieder katholiek gezin had een fles met gewijd water staan. Want als het baby’tje stierf en het was niet gedoopt, dan werd het geen engeltje. Dus mochten wij dan dopen en dat telde dan.”
“Maar waarom kwam je elkaar dan helemaal niet tegen?” Ze vertelt met veel plezier over de ruzies tussen de scholen en de leerlingen. “Dat was enorme ruzie joh, hele gevechten! Ze hebben zelfs de in- en uitgaanstijden van deze scholen (de hervormde, gereformeerde en openbare) verschillend moeten maken, omdat de kinderen elkaar gewoon met stokken en stenen te lijf gingen!” Ze ging leren voor kraamverzorgster in Alphen en daarna meteen aan de slag. Heerlijk vond ze het. En als kraamcentra buiten de regio kraamhulpen te kort hadden, gaf zij zich meteen op om “ingeleend te worden”. Zo kwam ze in Voorschoten, De Lier en zelfs in Utrecht terecht. “Was dat niet een enorme cultuurshock, van Koudekerk naar Utrecht?” “Ja, maar veel tijd om de stad mee te maken had je eigenlijk niet.” “Vond u de mensen in de stad ook anders?” “Ja dat wel. Al kan ik zo gauw niet precies zeggen wat er anders was. Vaak wel iets afstandelijker. Mensen op het dorp waren toch makkelijker.” Even later: “Maar weet je, met de een klikte het gewoon beter dan met de ander. En, het klinkt misschien stom, maar we waren toch het liefst bij
“Lag dat niet gevoelig? U vertelde dat de verschillende geloofsgemeenschappen in die tijd erg gescheiden leefden...” “Nee, eigenlijk niet. Of ja, soms toch ook wel, want ik had een collega, die was zwaar gereformeerd, en die wilde het niet. Liefst helemaal niet bij katholieke families, maar zeker niet dat dopen. Ik vond het nooit een punt. Als je die mensen daar nou mee kon helpen...” Dan schiet haar iets te binnen en laat ze me twee bijna identieke geboortekaartjes zien. “Kijk, moeder was katholiek en vader was protestant en dat zoontje hebben ze katholiek gedoopt, maar dat mocht zijn familie niet weten. En toen hebben ze twee kaartjes laten maken, eentje waarop staat dat hij gedoopt is en eentje waar dat niet op staat. Ja joh, zo was dat vroeger...” “En na uw trouwen moest u stoppen met werken?” “Ja, dat was toen zo. Dat vond ik heel jammer, want ik deed het met veel plezier. Maar goed, de kinderen kwamen snel…” En helemaal stoppen hoefde ze de eerste jaren gelukkig niet. Soms liet de dokter haar nog roe15
pen, als hij niet snel genoeg hulp kon krijgen. En de dochter van de buurvrouw – toen die in verwachting was vroeg ze ook om haar en dat heeft ze natuurlijk ook gedaan. Pas toen veel later haar eigen dochters zwanger raakten en haar vroegen, toen heeft ze voor het eerst geweigerd. Ze wist veel te goed wat er allemaal mis kon gaan en haar eigen bevallingen waren ook niet al te makkelijk geweest. “Dus toen dorst ik het niet.”
dat alles toch makkelijker maakte. Gezelliger ook.
“Maar dan was het zeker wel fijn dat u snel zwanger raakte als u uw werk zo miste?” Opeens schatert ze het uit. “Weet je wat het was in die tijd? Je leerde op de opleiding van alles over het vrouwelijk lichaam, maar over je eigen vruchtbare periode wist je niks. Het was meteen raak bij mij! En het kind kwam nog twee dagen te vroeg ook!(…)” Als ze is uitgelachen vervolgt ze: “En je had in die tijd maar één winkel waar je kaarten kon laten maken in het dorp, dus na de trouwkaarten kwam mijn man ook de geboortekaartjes bestellen en toen zei die vrouw: “Is dat niet een beetje snel?” Ja, zo werd dat bijgehouden toen..!”
Als ik vraag of ze de maatschappij in het algemeen ook erg veranderd vindt, beaamt ze dat. Veel vindt ze nu beter, maar niet alles. En soms, zegt ze, noemen ze dingen vooruitgang, maar zijn ze het helemaal niet. Neem nu haar oude aanleunwoning. Na het pensioen van haar man vonden ze de kosterswoning te groot worden en zijn ze daarheen verhuisd. Ze hadden het er prima naar hun zin. Maar de woningen voldeden niet meer, vond men en ze moesten verhuizen naar een nieuwe seniorenflat. Nieuw gebouwd, speciaal voor vijfenzestigplussers, maar het lag wel dik een half uur lopen van het dichtstbijzijnde winkelcentrum en de vensterbanken waren zo hoog dat je vanuit je stoel niks kon zien. Vooruitgang! Ze kan er om lachen, maar dom was het wel.
Ze vertelt verder over een gelukkig en vol leven. Ze lacht veel en de ene anekdote volgt op de andere. Haar man was timmerman/metselaar bij een aannemer en werd klusjesman bij de zeven verenigde hervormde kerken van Leiden. Er zou daar een kosterspost vrijkomen, nota bene in zijn favoriete kerk, de Marekerk, en tot die tijd kon hij deze functie vervullen. Hij is er uiteindelijk nooit koster geworden, maar wel, jaren later, in de Pauluskerk in Oegstgeest. Vier kinderen en kostersvrouw zijn – het was wel druk, maar ook mooi. Ze vertelt over het zendingshuis dat erbij kwam en waar ze ook koffie ging schenken en over het grote huis waar ze als koster en kosteres mochten wonen. En over de verschillende dominees, dat ze hen na een poosje mocht tutoyeren, dat ook de kerkenraad daarin meeging - “ja, en wij natuurlijk ook” - en dat 16
“Als u dat zo zegt, “wij natuurlijk ook”, dan klinkt dat alsof er in die tijd toch wel een soort standsverschil was...” “Dat was ook zo. In het begin wel. Dan was je maar de koster. De dominee stond daar ver boven, dat was zo’n beetje onze lieve heer zelf. Maar dat was toen helemaal over.”
“Kunt u een voorbeeld geven van wat u nu beter wel vindt?” “Nou vroeger moest je nog schuld bekennen als je ongetrouwd zwanger raakte. De hervormden alleen voor de kerkenraad, maar bij de gereformeerden moest je dat zelfs in de kerk voor de hele gemeente doen. Vreselijk! Dat hoeft gelukkig niet meer.” “En wat vindt u nu slechter?” “Nu gaan de meesten eerst samenwonen en kinderen krijgen en dan pas later of helemaal niet trouwen. Dat vind ik wel jammer. En dat homo’s mogen trouwen. Samenwonen is natuurlijk prima, maar trouwen…”
“En de mensen, vindt u die ook veranderd?” “Hoe bedoelt u?” “Nou ik hoor soms zeggen dat de mensen vroeger hulpvaardiger waren.” “Ja, dat is wel zo. Ik heb jarenlang oudere buren gehad en daar deed ik veel voor. Je hielp elkaar gewoon. Boodschappen doen en zo...” “Maar hadden vrouwen toen, omdat ze geen baan hadden, daar ook niet gewoon meer tijd voor?” “Ja, hoewel... Je had in het huishouden wel meer werk, omdat er meer gewerkt werd dan tegenwoordig en je had minder hulpmiddelen. Je had bijvoorbeeld nog geen stofzuiger in het begin...” “Wat bedoelt u met “meer gewerkt werd”, vindt u dat de mensen vroeger schoner waren?” Lachend: “Ik denk het wel. Bijvoorbeeld de grote voorjaarsschoonmaak, wordt dat nog wel gedaan tegenwoordig?” “Tot slot: Ons motto is “Krachtig in de wijk”… Als u dat op uzelf of iemand / iets in deze wijk zou betrekken… Wat of wie is voor u dan “krachtig” in deze wijk?” Daar hoeft ze niet lang over na te denken. “Mensen die iets doen voor andere mensen. Zoals vrijwilligers.” En als het over deze wijk en haar woning gaat, dan zit de kracht in het uitzicht en dat de winkels op loopafstand zijn. Alleen de kerk… Dat ze na al die jaren waarin de hervormde kerk voor haar zo’n mooie en prominente rol heeft gespeeld geen dienst meer bij kan wonen…. “Het komt door de akoestiek in de Adventskerk hier. Ik versta er niks van.” Maar dan, meteen weer opgewekt:“Maar ik sprak verleden week met die mevrouw … Sneep of Snip heet ze geloof ik... en die vertelde me dat ze er druk mee bezig zijn. Om het geluid te verbeteren.” En weer lachend: “En ik moet zelf over een week mijn oren en gehoorapparaat laten nakijken, dus misschien wordt dat ook nog wel opgelost!”
Mevrouw Kruit-Lek: ‘je leerde op de opleiding van alles over het vrouwelijk lichaam, maar over je eigen vruchtbare periode wist je niks’.
17
De heer Bennink (80 jaar)
Dhr. Bennink is geboren in Tiendeveen, gemeente Beilen1. Pas na veel omzwervingen kwam hij in Alphen terecht. Op zijn jeugd in Drenthe kijkt hij niet graag terug – geen beste tijd. Zijn moeder overleed toen hij nog jong was en over zijn vader valt volgens hem niets goeds te vertellen. Na het overlijden van zijn moeder bleef hij achter met een jonger broertje en twee jongere zusjes. Zijn vader heeft hij niet of nauwelijks meer gezien. Hij weet zelfs niet waar zijn vader uiteindelijk is terechtgekomen. “Moest u dan voor de jongere kinderen zorgen?” “Nee dat kon helemaal niet. Moeder was vroeg gestorven, dus moest er gerommeld en geritseld worden. Ik groeide eigenlijk op voor galg en rad.” “Bent u dan allemaal in pleeggezinnen terecht gekomen?” “Nee dat niet – We werden een soort “Wild____________ 1
Gemeente Beilen bestond in die tijd uit twintig dorpen, waaronder Tiendeveen, maar is inmiddels opgegaan in de gemeente Hoogeveen.
18
West-Varkens... Maar… We hebben wel allemaal een blanco strafregister en daar ben ik groots op!” “Ik probeer me een beeld te vormen van hoe dat gezin was. Moest u dan jong gaan werken?” “Ja, we moesten wel onze handjes uitsteken, maar soms moest je toch ook geholpen worden.” “En wie kookte er dan?” “Dat was mijn grootmoeder…” “Dus die heeft zich toen over het gezin ontfermd..” “Ja, ach ja… We werden gedumpt bij opa en die goeie man heeft zijn best gedaan (…) Maar het is daarna toch snel akelig uit elkaar gevallen…” Hij vindt het nog steeds erg dat alles zo gelopen is en raakt geëmotioneerd. We besluiten het niet meer over zijn jeugd te hebben. “Maar nu weet ik nog steeds niet hoe u in Alphen terecht bent gekomen…” Hij veert op. “Da’s een lang verhaal hoor, heb
je even?” Hij weet niet alles meer, soms zijn er jaren weg. Eerst heeft hij bij een boer gewerkt, toen kwam de militaire dienst en toen Alphen. “Maar waarom Alphen?” Grinnikend: “Er wonen hier wel meer mensen hoor!” Het jaar waarin hij in Alphen is gekomen weet hij niet precies meer, “eerst heb ik nog een tijdje in de kost gelegen, nou ja, en toen kreeg ik er een huis,; het zal zo’n 55 jaar geleden zijn geweest, maar de aanleiding kan hij me wel vertellen. Het begon in militaire dienst “Want wat is het geval? Ik kom een Alphenaar tegen het lijf.” Lachend: “Maar dat wist ik toen ook niet hoor..! We zaten in hetzelfde complot, allebei in de keuken. Ik merendeels als messbediende, hij als kok. En zo zijn we onze diensttijd doorgerommeld.” Over de tijd daarna zegt hij “heb ik zo’n klein beetje een gaatje wat ik niet op kan vullen”, maar op enig moment is hij benaderd door zijn oude dienstvriend. Of hij interesse had om in de bakkerij te komen werken? En dat was dus in Alphen. “En ik ben er gebleven ook!” “Bent u ook altijd bij die bakker blijven werken?” “Ja, maar niet alleen daar, want ik heb hier ook gereden met de bakkerskar” “O, dus u bracht het brood rond…” “Ja, met de bakfiets.” Hij heeft nu geen contact meer met zijn oude vriend, dat is langzaamaan verwaterd. Allebei trouwden ze, kregen ze kinderen “en nu zit hij ook in een bejaardenhuis bij Alphen.” “Terug naar toen u hier kwam wonen. Was dat eigenlijk geen enorm verschil, Tiendeveen of Alphen?” “Ja, dat wel. Als je de grote kop van Drenthe, Friesland en Groningen neemt dan was dat een heel ander slag van volk dan hier.” “In welk opzicht?”
De heer Bennink: ‘Als je de grote kop van Drenthe, Friesland en Groningen neemt dan was dat een heel ander slag van volk dan hier.’ “Daar zijn de mensen meer acceptabeler” “Had u het gevoel dat u anders was dan de Alphenaren?” “Nee dat ook weer niet, zo ver gingen mijn gedachten niet.” Hij kwam aan de andere kant van de stad terecht. Zijn vrouw werkte daar in hotel ’s Molenaers. Maar de eigenaars verkochten enige tijd later de zaak en begonnen ergens anders een 19
huis. Zijn vrouw kon er wel blijven werken “en dan haalde meneer Griethuizen2 haar ’s ochtends op en bracht hij haar ’s avonds weer thuis.” “Was dat dan ver weg?” “Ja, in Hillegom. Maar dat was in de zorg.” “Uw vrouw werkte toen in een verpleeghuis?” “Nou dat is netjes gezegd hoor.” “Hoe bedoelt u?” “Ik zou het meer een sterfhuis noemen. De mensen kwamen daar om te sterven, want dat was ook geen lolletje daar. Ze kwamen voornamelijk uit Den Haag en werden er keurig netjes verzorgd en zo, maar ze gingen er niet levend weer uit.” Dan lachend: “Maar er was af en toe een lolletje ook hoor. Dan bleef ik een nachtje slapen, gewoon tussen de meiden in.” “Het klinkt wel als een leven van hard werken...” “Ach, daar sta je niet bij stil. Je werkt. En werken is belangrijk.” “Ja?” “Ja. Ik ga ervan uit dat je, als je werkt, ook te eten hebt.” Hij vindt de stad en de maatschappij erg veranderd in de loop der jaren. Over de stad durft hij niet te zeggen of dat ten positieve of negatieve is. Daarvoor heeft hij zich “teveel uit het verenigingsleven teruggetrokken. Dat komt bij het ouder worden. Je wordt voorzichtiger, niet eens zo zeer bewust. Je trekt je terug.” Over de maatschappij heeft hij wel een uitgesproken mening; Niet beter, maar ook niet slechter dan vroeger. Het ligt gewoon aan de mensen. “Sommigen hebben alles en d’r is altijd wel wat, anderen hebben weinig en toch een goed leven. Dat was vroeger zo en nu nog steeds.” Als hij een voorbeeld wil geven komen er ook goede herinneringen aan vroeger. Hij vertelt honderduit over het stropen en vissen in de veenkolonies. Het was vaak gewoon nodig ____________ 2
Het is eigenlijk Van Griethuizen. De familie begon omstreeks 1957 Villa Sonnevanck, een particulier verpleeghuis in Hillegom.
20
vanwege de bittere armoede, maar hij was wel gelukkig… “Is dat het geheim van een goed leven – hard werken, niet zeuren en tevreden zijn met wat je hebt?” “Ja en niet te zwaar aan het leven tillen. En je aanpassen...” “Tot slot: Ons motto is “Krachtig in de wijk”… Als u dat op uzelf of iemand / iets in deze wijk zou betrekken… Wat of wie is voor u dan “krachtig” in deze wijk?” “… Dan geef ik een verkeerd voorbeeld” “Geeft niks, dat vind ik ook leuk” “Nou, die firma die jij vertegenwoordigt die moet het geld beter uitgeven. Er wordt veel te veel verklooioot (…) Ze zouden de goeie personeelsleden vast moeten houden en af en toe een tientje extra toe moeten stoppen (…) Dat hoeft allemaal geen onderdirecteur of iets dergelijks te zijn” “Dus eigenlijk zegt u: “De kracht zit hem in de hard werkende mensen hier op de werkvloer...” “Ja.” “… en niet in al die directeuren en managers…” “Daar zijn er veel te veel van.” Als ik afscheid van hem neem zegt hij plotseling: “Dat laatste, van dat personeelsbeleid, dat moet je wel licht formuleren hoor!” En als ik vraag waarom: “Nou, ik wil niet dat jij er nog problemen door krijgt…”
DE
WIJK BEKEKEN...
Mevrouw Bosman- Burschik (98 jaar)
Mevrouw Bosman wordt tijdens het interview bijgestaan door haar dochter. Mevrouw is doof en wat vergeetachtig. Bij het lezen van dit interview zal blijken dat de levens van moeder en dochter nauw met elkaar verweven zijn. Mevrouw Bosman is geboren in Bottrop in Duitsland in 1915. Zij was hulp in de huishouding voor dag en nacht. Op haar 16e kwam ze in Voorburg terecht omdat er in Duitsland geen werk was. Er waren ook al twee zussen en twee neven in Nederland werkzaam. Mevrouw moest hard werken voor een habbekrats. Een groot deel van haar geld stuurde ze naar haar moeder thuis in Duitsland. Gelukkig is ze nooit veeleisend geweest. Ze heeft er wel veel plezier beleefd en er worden twee anekdotes verteld: Tegenwoordig leren mensen andere talen op school, maar dat was toen nog niet zo. Mevrouw moest van de pastoor eens een asbak halen, maar doordat ze het woord niet begreep kwam ze terug met een asemmer! Een keer vroeg de glazenwasser om water. Ze bracht hem keurig een glas water. De man zei dat dit niet de bedoeling was maar ze ging terug en haalde weer een glas. Na de nodige gebaren begreep ze dat hij een emmervol nodig had om de ramen te wassen! Achteraf had ze hier de grootste pret om! Haar echtgenoot heeft ze leren kennen in een café in Delft, waar haar neef werkte. Als mevrouw vrij was zocht ze de neef wel eens op en 22
daar ontmoette ze haar latere echtgenoot. Uit het huwelijk werden vijf kinderen geboren. Haar man overleed al in 1964. Sinds het overlijden van haar man is mevrouw Bosman liefdevol bij haar dochter en schoonzoon in huis opgenomen. Toen deze dochter twee zonen kreeg ontfermde mevrouw Bosman zich over haar kleinkinderen en het huishouden zodat haar eigen dochter kon blijven werken als kapster en later in verpleeghuis Oudshoorn. De kleinzoons waren gek op hun oma. Oma was alles! In 1971 verhuisde het hele gezin naar Eelde vanwege ander werk van de schoonzoon. Dat was wel even wennen in zo’n vreemde omgeving waar we niemand kenden. Ik weet nog goed dat er eens in het dorpshuis een optreden was van Gert en Hermien. Door een meneer die we kenden van een praatje op straat en waar we later soms een kopje thee dronken zijn we er naar toe gegaan. Toen mensen eenmaal doorhadden dat we deze man kenden, werden we steeds maar door iedereen getrakteerd op bessenjenever. We hadden dikke pret en gingen na 10 “bessen” als een kanon nogal luidruchtig huiswaarts…… We hadden de hele breedte van de straat nodig om thuis te komen maar hebben enorme lol gehad samen! De volgende dag hadden we allebei een houten kop maar daarna hebben we wel veel vrienden en kennissen gekregen. Dat was echt een prachtige tijd waar we later wel heimwee naar hebben gehad.
In 1973 verhuisde de familie naar Alphen. Dat was wéér heel erg wennen in het begin Men keek hier lang de kat uit de boom. Het duurde best een tijdje totdat eens een buurvrouw kwam vragen of we een boodschapje voor haar mee wilden brengen. We vonden de mensen hier wat afstandelijker. We wonen nu heel fijn en hebben goede buren. Iedereen kent elkaar en we helpen elkaar als het nodig is. We zouden nu echt niet meer ergens anders willen wonen! Het prettige van de wijk is dat de winkels dicht bij zijn. Je hebt hier alles bij de hand en we zijn helemaal gewend aan deze wijk in Alphen. Vroeger hoorde je mensen wel eens zeggen: Wie gaat er nou in Noord wonen? Nou, we wonen hier heerlijk centraal tussen de grote steden. Wat betreft de samenleving is alles anders. Vroeger kon je alles buiten laten staan en de achterdeur open. Dan lag je loonzakje op de kast. Dat kon toen nog. Mensen waren ook behulpzamer. Nu lijkt het op ieder voor zich.
De dochter lacht er nog om. “En de melkman, die verkocht heel veel melk aan mijn moeder. Hij vroeg eens; “Wat doet u toch met zoveel melk”, waarop ze antwoordde: “O, daar wassen wij onze voeten in!” Hieruit blijkt wel hoe ad rem ze altijd was. Mevrouw is altijd met haar dochter en gezin meeverhuisd, ze hoort er gewoon bij en is een lid van het gezin geworden. Vroeger zorgde mevrouw voor haar kinderen en nu zorgen zij voor haar! De zorg voor haar moeder vindt de dochter vanzelfsprekend.
Mevrouw vindt het vreselijk dat ze zo weinig zelf meer kan maar gelukkig berust ze er wel in. Soms kan ze de juiste woorden niet vinden en zich goed uiten is dus erg moeilijk. Mevrouw heeft vroeger vaak katten in huis gehad waar ze dol op was. Nu heeft ze vaak een pluchen kat op schoot waar ze vaak tegen praat. Dan kan ze wel de goede woorden vinden! En ze zingt vaak. Een anekdote over mevrouw: Mevrouw noemde zichzelf HHD. Hoofd Huishoudelijke Dienst. Zoals gezegd runde ze het hele huishouden toen haar dochter buitenshuis werkte. Ze zorgde voor de baby’s, stond ’s morgens om 5 uur op en smeerde boterhammen voor het hele gezin, deed de boodschappen voor het gezin tot haar 90 ste jaar. Iedere morgen om 8 uur ging ze boodschappen doen. In de winkel vonden ze het maar vreemd dat een dame van die leeftijd zo veel vleeswaren kocht. Ze vroegen zich af waar ze dat allemaal liet, een vrouw alleen.
Mevrouw Bosman-Burschik: ’We hadden de hele breedte van de straat nodig om thuis te komen maar hebben enorme lol gehad samen!’
23
De heer Abas (91 jaar)
De heer vertelt….. Ik ben in Indië geboren in 1922. Ik heb dus al de leeftijd van 91 jaar bereikt. Ik ben tot 1990 getrouwd geweest, mijn vrouw is toen overleden. Wij hebben één zoon gekregen, waar ik nog steeds goed contact mee heb. Ik heb veel mee gemaakt in mijn leven. Leuke dingen maar ook minder leuke dingen. Mijn vader was administrateur van een suikerfabriek in Indië, dat was toen de Big Boss. Alles verliep via mijn vader, hij had de leiding over de hele fabriek. Mijn moeder is wel in Nederlands-Indië geboren, zij was daar ook terecht gekomen via het werk van mijn schoonvader. Hij was uitgezonden als prediker maar hij had zelf wel een Nederlandse afkomst namelijk gewoon uit Drenthe. Na enige tijd kwam ik naar Nederland om beter onderwijs te krijgen. Na de lagere school bezocht ik de HBS en van daaruit de scheepvaartschool in Vlissingen. Mijn opleiding was scheepswerf werktuigkundige. Bij het aanmelden kreeg je meteen een uniform dat je altijd droeg. Ook in je vrije tijd. De school had geen mogelijkheid om interne faciliteiten te bieden dus werden de leerlingen over het eiland verspreid bij particulieren. Dit gaf een heel gezellige band met de inwoners. Toen ik klaar was met mijn studie kwam ik terecht bij de Java China Japan lijn. Dit was een zelfstandige maatschappij, die na wat onderzoek ook het beste betaalde. Daar heb ik gesolliciteerd en ik werd direct aangenomen. In 1938 was er een oorlogsdreiging en verhuisden wij weer naar Nederlands-Indië. Wonderwel kreeg ik daar direct weer een baan aan boord van een schip. Na twee jaar varen brak de oorlog uit en zijn wij op 4 maart 1942 opgepakt en in een kamp gestopt. 24
Het schip werd in beslag genomen door de Japanners. De bemanning was Chinees, alleen de crew was Nederlands. De Chinezen moesten aan boord blijven om het schip naar Hong Kong te varen. De Nederlandse bemanning werd in een Jappenkamp gezet samen met dominees en andere godsdienstigen. In Hong Kong gingen de Chinezen van boord om plaats te maken voor Japanners. Het schip was toen nog maar een kort leven beschoren, het is in de omgeving van Singapore getorpedeerd. Na een jaar zijn wij vanuit het kamp overgebracht naar het tiende bataljon. Per toeval kwam ik daar mijn broer tegen. Hij zat in het leger voor zijn nummer, zoals ook wel de verplichte diensttijd werd genoemd en hij was ook opgepakt. Dit was een bijzondere ontmoeting. Na tien maanden werd mijn broer overgebracht naar Indo China. Ik ben toen met duizend man tegelijk naar Sumatra overgevaren. Daar moest ik werken aan spoorlijn de “Pakanbaroe”. Ik ben daar slecht behandeld, iedereen trouwens. Te weinig eten en drinken en hard werken in de hete zon. Wij moesten bomen kappen in het oerwoud, hardhout was natuurlijk het sterkst. Om het voor ons zelf toch een beetje dragelijk te maken, kapten wij alleen de lichtere hout soorten. Dit scheelde een stuk met sjouwen. Hier werd dan ook niet verder op gecontroleerd. Er was toezicht van militairen die het op dit gebied het ons makkelijk maakten. Doordat het hout minder van kwaliteit was, rotte het ook snel weg. Toen wij bijna aan het eind waren was het begin al weer weggerot. Zo slecht was het hout. Er is nu helemaal niets meer van over. De gewoonte was bij het aanleggen van spoorlijnen om bij de laatste dwarsligger een gouden nagel in aan te brengen. Dat was het teken van het einde.
Dit hebben wij nooit bereikt vanwege de capitulatie. Er kwam een eind aan de oorlog en konden wij naar huis. Door het kampleven was ik teveel verzwakt. Mijn gewicht was nog maar 40 kilo. Met de ambulance werd ik overgebracht naar een ziekenhuis in Pakanbaroe en na een paar weken ging ik naar een hospitaal in Singapore om verder aan te sterken. Wonder boven wonder kwam ik ook daar weer mijn oudste broer tegen. Na drie maanden heb ik de boot naar Nederland genomen. In Nederland kreeg ik weer een klus op een boot. Ook weer met een Chinese bemanning. De naam van het schip was ”De Tjipondok” een Amerikaans schip. De hiërarchie was groot. Ik sprak alleen met de zogenaamde” nummer one” de eerst verantwoordelijke van het schip. Van taal problemen met de rest van de bemanning was dus geen sprake.
met mijn zoon via de skype. Verder heb ik wel wat contacten in de omgeving. Mensen die wat voor mij doen als het nodig is. Ik ken verder weinig mensen in Alphen. Ik ben blij met de dagopvang De wijk is erg mooi om te wonen met veel groenvoorziening, waar ik erg op gesteld ben. Overdag is hier niemand thuis, allemaal aan het werk buiten de deur. De samenleving heeft een hoog tempo gekregen en is naar mijn idee ook zeer oppervlakkig. Mijn ogen gaan achteruit waardoor mijn leven ook erg is veranderd. De hobby’s die ik had, kan ik daardoor ook niet meer goed. Schilderen en mini scheepsbouw waren een belangrijke bezigheid voor mij. Ik lees ook graag boeken in het Engels, dit gaat mij makkelijk af omdat ik heel veel Engels heb moeten praten in mijn werk. Verder ben ik erg tevreden en zou ik niet weten wat ik zou willen veranderen in de wijk.
Na vier jaar, tijdens mijn verlof, leerde ik mijn vrouw kennen. Ze werkte aan de receptie van een hotel aan de Vondelstraat, waar wij overnachtten bij aankomst in Amsterdam. Tijdens ons huwelijk zijn wij regelmatig verhuisd. Ook ben ik een poosje aan de wal gebleven omdat mijn vrouw er wat moeite mee kreeg dat ik zo lang weg was. Het varen is echter altijd in mijn bloed gebleven. Ons laatste huis aan de wal stond in Dinteloord, daar is mijn vrouw overleden en ik ben toen naar Alphen aan den Rijn verhuisd. Mijn zoon woonde hier al en ik vond een mooi appartement waarin ik nog steeds woon. Mijn zoon is inmiddels verhuisd naar het buitenland. Soms voel ik me erg eenzaam hier. Na alles wat ik heb mee gemaakt vind ik de dagelijkse dingen niet meer zo belangrijk. Er zijn geen contacten meer uit het verleden. Ook mijn familie leeft niet meer. Patrick, mijn zoon en ik zijn nog de enige die overgebleven zijn van de familie. Iedere avond heb ik contact
De heer Abas: ‘Iedere avond heb ik contact met mijn zoon via de skype’. 25
De heer Brasker (88 jaar)
Dhr. Brasker is geboren en getogen Alphenaar. Zijn jeugd was niet rijk; Het gezin bestond uit vijf kinderen en vader werkte bij een betonfabriek. Hard werken. Hij is er erg trots op. “Zwaar werk hoor, sterk dat-ie was..!” Hij is zijn hele leven in Alphen gebleven. Sinds een jaar of vier woont hij nu in Sint Joseph. Het ging niet anders. Hij kreeg een beroerte en na zestig jaar huwelijk overleed zijn vrouw. Hij is blij dat hij hier is, maar leuk, zegt hij, is het niet… Als ik vraag naar zijn beroep blijkt dat hij mastenmaker is geweest. “Mastenmaker, wat een mooi beroep, hoe werd je dat?” “Nou, ik ben begonnen als loopjongen bij de firma Wenneker1, hier in Alphen.” “Loopjongen?” “Ja dat bestaat tegenwoordig haast niet meer.” ____________ 1
Kledingwinkel. Het is niet helemaal duidelijk of Wenneker de goede naam is. Meneer Brasker was soms slecht te verstaan en het is niet gelukt om op andere manieren de naam van de firma te verifiëren.
26
“Maar wat moest je dan doen als loopjongen?” “Nou, alles. Maar mijn vader vond dat geen beroep dus die heeft toen net voor de oorlog een baantje voor me gezocht. Ik vond het wel jammer. Ik was liever bij Wenneker gebleven.” “Maar dan was u nog maar een jaar of vijftien, vlak voor de oorlog. En toen had u daarvoor al gewerkt als loopjongen?” “Ja, een jaar of twee, denk ik - dat was vroeger zo.” “En toen, toen kwam u door uw vader bij een rederij terecht…” “Nee, bij een mastenmaker - de firma Van der Neut. “En daar hebt u toen het vak geleerd…” “Ja.” Hij vertelt over kotters, loggers, boeiers – “en daar heb je ook weer veel verschillende types van hoor” - de strenge voorschriften waaraan de masten van elk boottype moesten voldoen en hoe hij in Alphen naar de zeilschepen ging kijken. “Ik heb er altijd van gehouden (…) Ik was er geïnteresseerd in. De andere knechten hadden de maatvoeringen van elk type in een boekje, maar ik kende ze allemaal
uit mijn hoofd.” (…) Ik heb zelfs de mast van De Groene Draeck2 gemaakt. Want Van der Neut had wel de naam, maar ik had de handen, zo moet je het zien.” Hij is later, in 1960, voor zichzelf begonnen. In Zoeterwoude. Hij vertelt dat de beginjaren zwaar waren “dat viel niet mee hoor, ook financieel gezien!” Hij kon, dankzij geld van een vriend “aandelen onder voorbehoud” zijn eigen bedrijf beginnen. Het werk op de mastenmakerij kwam op allemaal op hem neer. Na die zware beginperiode ging het steeds beter. Op het hoogtepunt had hij zelfs negen man in dienst. “Uw leven is dan wel erg veranderd; van arm in uw jeugd, tot later behoorlijk succesvol... Is Alphen aan den Rijn ook erg veranderd?” “Ja, jawel.” “In welk opzicht?” “Nou... de winkels. Dat was er vroeger allemaal niet. Nu wel... Veel...Grote…. Moderne...” En de samenleving of de mensen in het algemeen, vindt u dat die ook veranderd zijn?” “Totaal, van top tot teen, laat ik het maar zo zeggen” Hij vertelt dat zijn vrouw uit een gezin van negen kinderen kwam. Er was niet veel geld, maar de mensen waren zuinig en hadden oog voor kwaliteit. Nu koopt men ieder jaar nieuwe kleren. Verspilling. En dat kleine bedrijven en winkels tegenwoordig niet meer kunnen overleven vindt hij jammer. Dat ze allemaal worden weggedrukt door de grote. Maar het is zeker niet zo dat alles slechter is geworden. Als ik vraag om een voorbeeld zegt hij: “Nou kijk, dat begint bij het leren. Toen ik een jaar of dertien was, toen had ik wel al een idee, want de mensen, die zeiden: “je moet proberen door te leren.” Maar mijn ouders, die hadden geen centen.” ____________ 1
Lemsteraak, zeilschip van de Koninklijke familie
De heer Brasker: “Van der Neut had de naam, maar ik had de handen, zo moet je het zien.” Hij is blij dat het tegenwoordig wel kan, doorleren, ook als je ouders weinig geld hebben. “Hebt u eigenlijk nooit weg willen gaan uit Alphen?” “Jawel, één keer.” “Waarheen?” “Naar Den Haag, naar Van der Heem. Daar kon ik radio’s gaan ombouwen. Dat was hoger (…) Daar heb ik toen erg mijn best voor gedaan.” “Hoe oud was u toen?” “Eens kijken... Ik was al getrouwd...” “En wilde uw vrouw ook naar Den Haag?” “Ja, die wilde wel. Ze had drie zusters die daar 27
inwoonden. Die waren dienstbode. Dat had je toen. De adellijke stand had toen dienstbodes.” “Maar het is kennelijk niet doorgegaan?” Het blijkt dat zijn toenmalige baas er lucht van had gekregen en er een stokje voor stak. “Die wilde me niet kwijt… Ik kon wel wat, weet je.” Dus bleef het gezin in Alphen. Hij vertelt verder dat de tijden na de oorlog bepaald niet rooskleurig waren. “Grote armoede zeker?” “Ja, eerst ging ik informeren bij Van der Neut wat hij nog kon betalen en of hij nog knechten nodig had. Maar je ging er niet plezierig heen, niet met plezier. Alleen financieel was het wel prettig.” Hij wil desalniettemin niet slecht over zijn oude baas praten. “Want hij heeft er wel voor gezorgd dat ik tijdens de oorlog niet naar Duitsland hoefde.” “Had u zelf eigenlijk graag door willen leren?” “Ja..” Lachend: “Dan was ik ook nooit loopjongen geworden” “Maar ook geen mastenmaker!” “Nee.. Weet je, als houtbewerker heb ik altijd voldoende werk gehad. En toen ik tijd had, ben ik zelf een boot gaan maken.” Vol trots laat hij een foto zien van een sloep. Helemaal zelf gemaakt. Zes meter lang, allemaal handwerk. Mahonie. Zelfs de binnenkant.”
Het zit net anders; de zoon nam alles inderdaad over van vader, maar zijn bedrijf werd ook al snel overgenomen . Trots: “Je kunt wel zien dat ik goed bekend stond, want ze hebben niet alleen de zaak, maar ook de naam overgenomen!” “Tot slot: Ons motto is “Krachtig in de wijk”… Wat of wie is voor u dan “krachtig” in deze wijk?” Hij kan niet veel over de wijk vertellen. Hij woonde altijd aan de andere kant van Alphen, bij De Rijn. Maar hij weet wel wat de kracht van Alphen is: De ligging. Goede snelwegverbindingen met de rest van Nederland en dicht bij Schiphol. De mensen moeten ook niet zo zeuren… Over geluidsoverlast bijvoorbeeld. Hij heeft een dochter in Australië. Drie keer is hij haar wezen bezoeken. “Dan moet je een dag en een nacht in een vliegtuig, dat is niet leuk hoor… Maar het kan wel!”
Opeens zegt hij: “Het is moeilijk om oud te worden.” “Wat is daar moeilijk aan?” “Nou, en laat ik het daar bij laten dan (..) ik zou nog zo graag wat willen prutsen. Niet dat ik nog een boot zou maken, daar gaat het niet om, maar ik heb alles nog, goed gereedschap, goed hout… Het gaat alleen niet meer.” Er schiet hem nog wat te binnen. Ik moet een tijdschrift pakken. Hij wijst op een advertentie. “Brasker Masten, Enkhuizen” “Enkhuizen? Betekent dat dat uw zoon de zaak heeft overgenomen3 en naar Enkhuizen verplaatst?” 28
____________ 1
Brasker Masten is nu een zelfstandig onderdeel van Scheepstimmerwerf Ventis BV in Enkhuizen. Er worden nog steeds houten masten gemaakt.
DE
WIJK BEKEKEN...
Echtpaar Duin-Rolle (mevrouw is 94 en meneer is 95 jaar)
Bent u in Alphen a/d Rijn geboren? “Nee. In Wijdenes, Noord Holland, vlakbij Hoorn. Van 1942 tot 1947 woonden wij in Graft waar ik werkzaam was als gemeente-secretaris. We zijn dus getrouwd in de oorlogsjaren. In 1947 zijn we naar Alphen a/d Rijn verhuisd. Men zag het met lede ogen aan: “Hoe moeten jullie daar wennen als je het leven hier gewend bent?” In die tijd was Noord-Holland vrijzinnig. Zuid-Holland was veel strenger en de gemeenschap gesloten. De verhuizing was een grote beslissing. Maar ja, we waren jong!” Meneer ging toen het bedrijfsleven in bij uitgeverij Samsom waar hij werkte als redacteur gemeente administratie. Mevrouw zegt: “Met onze twee kinderen gingen we mijn man wel eens ophalen van het werk en toen ik al die stijve, tuttige dames zag dacht ik: “Daar kan ik hem rustig los laten, die loopt niet bij me weg!” Ze lacht er nu nog luidkeels om. Mevrouw was actief in de toneelgroep van de personeelsvereniging en herinnert zich nog wel eens Saartje gespeeld te hebben in het verenigingsgebouw op het Thorbeckeplein. Hebt u nog wel eens contact met mensen uit uw arbeidsverleden? “Doordat wij zelf zo’n hoge leeftijd bereiken overleven we veel mensen. Er is bijna niemand meer in leven. Wel hebben we nog contact met Dhr. Paats, die was in dezelfde tijd als ik eveneens wethouder. Eerst heb ik van 1953 tot 1967 in de gemeenteraad gezeten en in 1967 ben ik wethouder namens de PvdA geworden tot 1974. Ik werkte toen in deeltijd bij Samsom voor 20 uur per week en de rest van de tijd als wethouder. Vaak maakte ik weken van 70 uur.” Het was een drukke periode waarin veel gebeurde en mevrouw haar man nogal eens moest ontberen. Gekscherend zegt ze:” Tussen de middag vroeg ik hem: Kan ik u even spreken?” 30
Welke ingrijpende ontwikkelingen heeft u als wethouder meegemaakt? “In die periode ontwikkelde Alphen zich snel. De tijden werden beter en er kon meer. Er kwamen meer voorzieningen zoals winkelcentra Aarhof en Ridderhof. De gemeente groeide snel van 30.000 tot 40.000 inwoners in de jaren 70. Alphen wilde groeien en de basis werd gelegd voor o.a. de wijk Ridderveld, het sportpark de Bijlen, de Albert Schweitzerbrug en de wijk Kerk en Zanen. Ja, de periode als wethouder is de rijkste van mijn leven geweest en gaf me veel voldoening.” Meneer kijkt me aan met een tevreden gezicht en twinkeling in de ogen. “In 1974 kwam er toch een moment dat ik voor de keuze kwam te staan: de gemeente of Samsom en heb toen om persoonlijke redenen voor de laatste gekozen. Wel was ik in die tijd nog bestuurslid van het Rijnoord ziekenhuis en hoofdredacteur van een landelijk tijdschrift. Maar na mijn 70ste ben ik daarmee gestopt.” Hebt u eigenlijk ook nog iets van een privé leven gehad? “Jazeker. We hebben drie kinderen gekregen, 2 meisjes en 1 jongen. De oudste is inmiddels ook al weer 70 jaar! Na mijn pensionering hebben we veel gereisd. Tevens hadden we een vakantiehuis in Spanje. Daar verbleven we in het voor- en najaar en tussendoor maakten we andere reizen. Ook op afstand ben ik wel altijd de Alphense politiek blijven volgen.” Hoe vindt u de samenleving veranderd? “De bevolkingssamenstelling is erg veranderd doordat er veel mensen van de grote steden naar Alphen kwamen. Door die nieuwe mensen veranderde ook de plaatselijke samenleving. Momenteel is de VVD de grootste partij, dat waren vroeger meestal de partijen met een religieuze
achtergrond. De betrokkenheid van mensen onder elkaar is afgenomen. Dat is misschien gekomen doordat men mobieler werd door het bezit van auto’s en men meer vrijheid ervoer. En de invloed van de toegenomen welvaart.” U kunt terugzien op een lang leven. Waar kijkt u met veel plezier op terug? Meneer valt even stil en denkt goed na. “Onze jeugd in West-Friesland. Het was een vreemde tijd, eerst de crisisjaren en daarna de bezettingsjaren. Ik heb gemerkt dat veel van mijn latere denken werd beïnvloed door die periode. Mijn basis, ook politiek is in die tijd voor een belangrijk deel gelegd. Ik mocht na de lagere school naar de HBS. Dat was een hoge uitzondering in die tijd maar de hoofdonderwijzer zei tegen mijn ouders dat die jongen moest gaan doorleren. Er was van alles tekort en er dreigde gevaar. Toch was het een ongelooflijke tijd en de betrokkenheid onder de bevolking was heel groot. Je hielp elkaar met van alles, dat was als vanzelfsprekend.”
ontwikkelingen die betrekking hebben op de gemeente Alphen. Zoals de huidige ontwikkelingen in het centrum. Daar kan ik me nog steeds druk over maken, die interesse blijft altijd aanwezig! Bovendien voel ik een gemis in de kranten aan journalistieke verslaggeving. Volgens mij blijft de burger tegenwoordig verstoken van kritische informatie betreffende bijv. de vorming van de nieuwe fusiegemeente. Vroeger stond daar veel meer over in dagblad Rijn en Gouwe geschreven.” Het echtpaar beaamt dat alles wel heel erg veranderd is in de loop van hun leven. Maar mevrouw zegt tijdens het gesprek een keer: “Gelukkig hebben we elkaar nog!”
“Vanaf haar 14de jaar tot aan haar trouwen werkte mijn vrouw als dienstmeisje en nadat we getrouwd waren was ze ineens de vrouw van de gemeente secretaris. Wij trouwden in Wijdenes vanuit het huis van mijn vrouw en liepen naar het gemeentehuis in een grote optocht. Wij samen voorop en de rest van de familie er achter aan! De volgende dag gingen we samen op de fiets naar ons huis dat in gereedheid gemaakt was in Graft. Er moest alleen nog een trouwfoto gemaakt worden onderweg in Hoorn dus het trouwboeket ging mee achter op de bagagedrager! Als je ziet hoe sober dat toen ging en hoe dat tegenwoordig in zijn werk gaat met een bruiloft…” “De 7 jaren dat ik wethouder in Alphen was, daar kijk ik met veel plezier naar terug evenals op vooral mijn vroege jaren bij Samsom.” Is er verder nog iets dat u wilt vertellen? “Ja hoor. Ik volg nog altijd zo veel mogelijk
De heer Duin is al 71 jaar gelukkig getrouwd en met wat hulp hier en daar wonen zij nog steeds op zich zelf! 31
Mevrouw van Groenigen (65 jaar)
Mevrouw is geboren in Nieuw Vennep als jongste in een gezin van zeven kinderen. De jongste was 10 jaar oud toen zij zich aandiende in het gezin als nakomertje (3 meisjes en 4 jongens). Opgegroeid in een warm gezin ging zij na haar schoolperiode werken als boekbindster in een boekbinderij in Leimuiden. Ze naaide de boeken in op een speciale machine en deed dat 19 jaar met veel plezier. Op een gegeven moment ging het kriebelen. Mevrouw wilde wel eens wat anders en zocht haar werkplezier in de bloemen. Na een periode had ze dat ook wel gezien en kwam ze te werken bij T.N.O. T.N.O. deed in die tijd onderzoek naar artrose. Preventieve middelen en behandelmethoden werden getest. Mevrouw nam thuis bij patiënten interviews af om te kijken hoe deze middelen en behandelmethoden hielpen bij de mensen. Dit vond mevrouw erg leuk om te doen en ze had veel plezier in haar werk. In die tijd woont ze in een flatje in Alphen a/d Rijn zonder lift op de 3de etage. Dan wordt ze getroffen door een herseninfarct en is op 50 jarige leeftijd halfzijdig verlamd en
32
houdt uiteindelijk hier een spraakstoornis aan over. Ze gaat na haar ziekenhuisopname revalideren in het Zeehospitium in Katwijk. De revalidatie gaat voorspoedig en mevrouw kan na 9 maanden naar huis. Omdat de flat van mevrouw niet meer voldoet aan de eisen van iemand met een rolstoel moet ze wachten tot er een geschikte,aangepaste woning voor haar gevonden wordt. Mevrouw woont in totaal één jaar in het revalidatiecentrum in Katwijk voordat ze haar huidige woning kan betrekken. Mevrouw is ondanks haar beperkingen zeer zelfstandig. Ze zit weliswaar in een rolstoel maar is daarin zeer bedrijvig; ze schenkt koffie in, haalt fotoboeken te voorschijn en vertelt dat ze alleen bij het ochtendritueel wat hulp krijgt van Activite. Ze doet zelf haar boodschappen in de scootmobiel, heeft wel hulp bij het huishouden en een buurman doet haar tuintje. Op de vraag hoe mevrouw zo positief en zelf-
standig is gebleven zegt ze: “Nooit opgeven”. Mevrouw is een knokker en erg leergierig, leert wat de mogelijkheden zijn en knokt ervoor. “Als ik niet zo leergierig zou zijn geweest zou ik het niet gered hebben, zegt ze.” Als mevrouw langzaam praat is zij goed verstaanbaar, maar tijdens het gesprek wordt ze enthousiast en gaat ze steeds sneller praten. Dan wordt het onverstaanbaar en roept ze “Ho” tegen zichzelf, “TIME OUT”, en maakt het T teken met haar handen. Daarna gaat ze rustiger verder en met een luisterend oor en af en toe een “time out” komen we tot een heel prettig gesprek. Mevrouw geeft aan weinig contact te hebben met oud-collega’s en schoolvrienden van vroeger. Het blijft bij mailen met een oud-collega. Op de vraag wat mevrouw fijn vindt aan Alphen vertelt ze na haar ziekbed veel vrienden te hebben gekregen, die er zijn als ze ze nodig heeft. Verder vindt ze Alphen een fijne “stad” om in te wonen; er zijn maar liefst vier winkelcentra, waar ze heerlijk kan shoppen in haar scootmobiel. De mensen zijn vriendelijk en behulpzaam in Alphen en ze heeft nog geen mensen ontmoet die haar onvriendelijk behandelen vanwege haar handicap. Mevrouw is lid van T.O.G., een vereniging die actief is voor ouderen en gehandicapten, van hulp in huis tot leuke uitjes. Mevrouw zegt hier veel plezier aan te beleven. Ook gaat ze af en toe op vakantie met het Rode Kruis en ondertussen komen haar laatste vakantiefoto’s op tafel!! Mevrouw schildert en laat vol trots een repro zien van een schilderij van “Van Gogh”. Door haar handicap heeft ze met haar andere hand leren schilderen. Mevrouw besteedt een deel van haar tijd achter de computer.
Mevrouw van Groenigen: ‘Als ik niet zo leergierig zou zijn geweest zou ik het niet gered hebben, zegt ze.‘ Vanwege de bezuinigingen gaat mevrouw binnenkort van dagopvang in Leiden naar de dagopvang in Alphen. Mevrouw vindt dit jammer, omdat ze dan afscheid moet nemen van bekenden. Verder wacht mevrouw af wat de aankomende bezuinigingen voor haar teweeg brengen. Mevrouw geeft tot slot haar visie op Krachtig in de wijk: De mensen in de buurt, vooral de buurman die zo geweldig haar tuin onderhoudt en bij haar om de hoek woont.
33
Mevrouw Jilleba(92 jaar)
Op een druilerige maandagmiddag bel ik aan bij mevrouw Jilleba (92 jaar) en als ik bovenkom staat ze me op de galerij al op te wachten. Na een (hernieuwde) kennismaking en achter een dampende kop koffie beginnen we ons gesprek. Mevrouw is geboren op het eiland Timor in Indonesie, als oudste dochter in een gezin van 3 kinderen, allemaal meisjes. Haar vader was na de Eerste Wereldoorlog leerling-stuurman en werd naar Indonesië gestuurd door de marine en was op 27 jarige leeftijd al zeekapitein bij de marine.Haar vader was een geboren Hollander en haar moeder was Indische en huisvrouw. Thuis zijn er veel bedienden (baboes)die veel van het huishoudelijk werk van haar moeder overnemen; er is er een voor de was, een voor de verzorging van de kinderen, een tuinman met een hulpje en natuurlijk hadden we kokkie. Mevrouw woont tot haar 3de jaar op Timor en daarna tot haar 10de jaar in Menado op Celebes, waar ze een hele gelukkige jeugd doorbrengt. 34
Ook al ziet ze haar vader weinig, omdat hij veel op zee is. Ze zit daar op school bij de nonnetjes waar ze heel veel heeft geleerd. Dan dient de vraag aan naar welke school ze gaat als ze de lagere school heeft doorlopen?! Haar vader neemt een drastisch besluit en vraagt om een baan aan de wal, want zijn dochters kunnen op dit eiland niet naar de HBS. Er is wel een HBS, maar die is alleen voor jongens. Dan zou zijn oudste dochter naar een ander eiland naar school moeten en ergens in de kost. Dat wilde vader niet en hij krijgt een baan aangeboden bij de marine aan de wal in Batavia. Mevrouw gaat in Batavia eerst nog de lagere school afmaken en voor ze naar de HBS gaat, gaat het hele gezin voor een jaar naar Holland. Het gezin is uitgebreid met nog twee dochters en komen ze dus met z’n vijven weer terug in Batavia. Haar grootouders in Holland hadden haar alleen als baby gezien toen het gezinnetje daar was met het eerste verlof.
DE
WIJK BEKEKEN...
Mevrouw gaat na terugkomst in Batavia naar de HBS en slaagt op haar 17de. Dan wil mevrouw Rechten studeren en advocaat worden. Maar in Indië kan ze alleen Indisch recht studeren. Mevrouw wil in Holland rechten gaan studeren. Haar vader steekt hier echter een stokje voor. Hij vindt haar nog veel te jong om zo ver weg te gaan. Ze moet eerst maar een beroep gaan leren en heeft haar, zonder haar medeweten, opgegeven op de kweekschool (tegenwoordig de PABO ). Na twee jaar behaalt mevrouw haar diploma op de kweekschool en is met haar 19 jaren lerares. Nu kan ze echter niet naar Holland om alsnog rechten te gaan studeren, want daar is inmiddels de oorlog uitgebroken. De hele wereld staat op z’n kop, mevrouw blijft in Batavia en gaat les geven. Na de oorlog wil mevrouw alsnog naar Holland. Voor het zover is sterven haar beide ouders vlak na elkaar in 1946 en zij bekommert zich om haar zusjes. Later dat jaar gaat ze toch met de boot naar Holland. Ze werkt aan boord en bekostigt zo haar reis en krijgt nog een klein salaris ook. Aan boord leert ze een jongeman kennen die z’n vrouw heeft verloren aan TBC. Hij gaat naar huis voor z’n zoontje. Deze jongeman word zes maanden later haar echtgenoot.
gezin, daar krijgt mevr nog 2 kinderen en verhuizen ze jaren later naar Deventer. Nog weer later gaat haar man voor z’n werk naar Oss en het hele gezin (inmiddels zijn er 10 kinderen) gaat mee. Totdat alle kinderen zijn uitgevlogen wonen ze in Oss. Op de vraag “Gaf het verhuizen nooit problemen met de kinderen op school of met de kinderen zelf?”, antwoordt mevrouw ontkennend en geeft aan dat het eigenlijk allemaal vanzelf ging! Mevrouw heeft heel weinig contact met mensen uit het verleden. Ze is nooit meer terug geweest in Indie. Haar zusjes wonen ook in Nederland, dus al haar familie is in Holland. Toen alle kinderen waren uitgevlogen en haar man sukkelde met z’n gezondheid is mevrouw in Alphen komen wonen. Daar woonde al familie en hun dochter had voor hen een huis geregeld. Haar man komt in 2007 te overlijden, een paar maanden na hun 6o jarige bruiloft. ‘We hebben nog een feest gegeven en de burgemeester kwam koffie drinken hoor”, zegt mevrouw. Ze woont nog steeds in hetzelfde huisje als toen.
Mevrouw komt terecht in Apeldoorn bij haar grootmoeder en trouwt in datzelfde jaar in december. Ze gaan in Vlissingen wonen, waar haar schoonouders wonen en ze krijgt met haar man vier zoons.
Het prettig aan Alphen vindt mevrouw dat het vlak bij de zee ligt. Ik kan voor de deur in de bus stappen tot Leiden en daar overstappen naar Katwijk. Ik ga naar zee om in de zee te lopen. Ik ben een zeemanskind en gek op de zee. Als ik de zeelucht kan opsnuiven denk ik weer aan m’n jeugd en voel ik me weer even jong. Zes weken geleden is mevrouw er nog geweest met haar zoon en schoondochter in de auto. Ze heeft genoten.
De zoon van haar man heeft moeite met de gang van zaken en gaat permanent bij z’n grootouders wonen. Haar man vindt werk in Nijmegen en gaat daar in de kost bij een dame met een heel groot huis. Die dame vindt dat er best plaats is voor een heel gezin en mevrouw vertrekt naar haar man in Nijmegen met het hele
Mevrouw vertelt hoe haar leven is veranderd: “Ik kan niemand meer helpen vanwege de reuma en dat vind ik niet leuk. Ik heb mijn hele leven anderen geholpen en dat mis ik wel erg. Nadat ik in het ziekenhuis heb gelegen, heb ik hulp van de thuiszorg 2 x in de week. Ik mocht niet naar huis als ik geen hulp thuis had. Eigen-
36
lijk heb ik het helemaal niet nodig hoor. Ik kan het best allemaal zelf, maar ik vind het wel gezellig !! Verder heb ik tegenwoordig een alarm ketting om mijn nek,maar die heb ik nog nooit nodig gehad hoor !! Ik zit al 6 jaar op schilderles bij Parkexpressie en ik vind het heerlijk om te doen. Ik ging een keertje mee kijken met een nichtje en ik ben nooit meer weggegaan. Dat nichtje komt me nog steeds halen en brengen en als zij niet kan doet haar zusje dat, lief hè!!” Mevrouw neemt me mee door haar huisje en ik mag alle schilderijen en borduurwerken bewonderen die ze in de loop der jaren heeft gemaakt. Ze heeft zelfs een portret van haar man en haar grootvader gemaakt. Mevrouw zit weinig stil, haar handen moeten wat te doen hebben ,zegt ze. Mevrouw borduurt en maakt verjaardagskaarten. Over het verschil in opvoeden vroeger en nu zegt mevrouw: “Vroeger heb ik van mijn vader een keer een pak voor mijn blote billen gekregen omdat ik had gelogen. Liegen tolereerde mijn vader niet. Ook mocht ik van mijn moeder niet om snoepjes vragen in de winkel, want dat was onbeleefd. En als ik het toch deed moest ik ze van mijn moeder weer teruggeven. Tegenwoordig worden kinderen door hun ouders niet meer gestraft of terecht gewezen en ik kan dat niet meer begrijpen. Ik heb inmiddels 4 generaties zien opgroeien en als mijn kinderen me iets komen vragen over opvoeden dan zeg ik dat ik het niet weet. Kinderen worden zo anders opgevoed tegenwoordig. Dat straffen zoals wij dat deden heeft geen effect meer op de kinderen van nu. Zij moeten anders aangepakt worden en ik weet niet hoe !!”
Mevrouw Jilleba: ‘Als ik de zeelucht kan opsnuiven denk ik weer aan m’n jeugd en voel ik me weer even jong.’
37
De heer Van de Heuvel (83 jaar)
De heer van de Heuvel vertelt… Ik ben geboren in Den Haag, ik heb daar 70 jaar gewoond. Inmiddels woon ik nu ruim 10 jaar in Alphen in een seniorenwoning. Ik heb een dochter en zoon en kleinkinderen. De heer heeft pas zijn verjaardag gevierd, dit was bij zijn dochter en heeft daar lekker gegeten. De kinderen ziet hij elke zondag. Hij is getrouwd geweest, zijn vrouw werd ziek en zij is in 2005 overleden. Zijn dochter woont al enige tijd in Alphen, hij woont nu dichtbij zijn dochter. Zijn zoon woont in Katwijk. Ik heb 40 jaar bij de PTT gewerkt op de werkplaats, die bestaat niet meer. We hadden ruim 30 afdelingen, we hadden o.a. een meubelmaker en een schilder. We maakten toen nog alles zelf. Ik heb op diverse afdelingen gewerkt, de techniek veranderde heel snel. Ik gaf ook rondleidingen. Ik heb gewerkt door heel Nederland, van NoordHolland tot Zuid-Limburg, vaak met de trein in het begin. U houdt nog van techniek? “Ja zeker, ik heb een mobiele telefoon, ik heb alarmering, ik heb een telefoon die loopt over de glasvezel, ik heb TV, internet, een digitale camera met wifi en een tablet. Met de tablet kan ik de letters vergroten”.
38
We hadden zo’n 20 jaar een camping in Maaren, daar waren wij 7 maanden per jaar. In het voorjaar er heen en in het najaar weer terug. We gingen vaak naar Frankrijk, Italië en Zwitserland met de caravan. Soms in de weekenden terug naar Den Haag voor de post. We waren altijd samen en hadden niemand nodig. Hoe kijkt u hierop terug? “We hebben het goed gehad, met 57 jaar was ik al met de Vut. Mijn dochter rijdt nog steeds in de caravan, die caravan is nu ruim 25 jaar oud. Wat vind u mooi in uw omgeving? Het groene hart, er is veel groen. Ik ging altijd toeren met de scootmobiel, ritjes van 60 km maar hij is vorig jaar gestolen. Ik heb nu een andere, die kan hooguit 30 km. Ik ging dan om 10.00 uur naar Almere binnendoor en 16.00 terug maar dat lukt mij niet meer helaas. Ik mist wel het centrum van Den Haag, de markt. Mist u nog iets in Alphen of in uw wijk? Ik ben gezegend dat ik op het park kan kijken, het Weteringpark. Ik kwam daar vaak. We doen wel eens toernooien met de kaartclub, op de nieuwjaarsreceptie of op oudejaarsavond maar alles wordt minder. Het is een gaan en
komen. Er komen meer jongeren, van 55plus. Vroeger deden er 20 bewoners mee en hadden we 8 tafels. De heer kan niet meer zelfstandig naar de recreatiezaal in verband met evenwichtsstoornissen. En gaat u met de scootmobiel naar de zaal? Deze mogen niet op de gang blijven staan. Ik kan nu nog naar de wc gaan ondanks mijn “vriend”. Vriend? Ja, de rollator, ander kon ik niets meer. Dhr. is lid van de Zonnebloem, er komt wel eens iemand langs, het is een man. De heer heeft op een jongensschool gezeten. Heeft u nog contact met vrienden uit die tijd? “ze zijn allemaal dood geloof ik, ik zou het niet weten” Zou u uw oude vrienden niet willen opzoeken via facebook? U bent zo bekend met internet. Ach, schei daar alsjeblieft over uit…. Iedereen is ineens je vriend. Ik sta er nog wel op hoor. Mijn zus ook en kennissen van vroeger, schoondochter, zoon en 2 kleinkinderen. Maar ik vind er niks aan, veel reclame, dat wil ik niet. Ik hoef mij nog niet te vervelen, gelukkig bestaat de techniek: ik heb schoenen besteld en een broek via internet. Alles wordt zo gebracht aan de deur. Ja, je mist nog wel eens wat. Wat mist u dan? Om even weg te gaan, naar het winkelcentrum, dan heb je ook wel eens aanspraak. Of ik ging even naar de haven, daar was altijd een man, die zat te vissen maar die is overleden. Zou u meer mantelzorg willen, voor die uitjes? “Ze gooien alles op mantelzorg”, iedereen heeft zijn leven of is druk. Je belast altijd een ander.
De heer Van de Heuvel: “Ik ben gezegend dat ik op het park kan kijken, het Weteringpark. Ik kwam daar vaak.”
Wat zou een oplossing kunnen zijn? “Wist ik het maar” Als u het komt te weten, wilt u mij dan bellen? Dhr. lacht. Ons Motto is Krachtig in de wijk. Wat betekent dit voor u? Zolang mogelijk in je eigen omgeving kunnen blijven. Ik heb nog niet gehoord dat ik eruit moet. Dat kan elke dag gebeuren. Ik woon hier naar mijn zin.
39
De heer Bloos (89 jaar)
De heer Bloos vertelt …… Ik ben geboren in Alphen aan den Rijn, bij de Zwammerdamsebrug in de Lindhovenstraat. Mijn ouders waren rondzwervers, mijn vader kwam uit een landarbeiders familie. Ook mijn vader zette dit beroep voort. Daar waar het meeste geld verdiend kon worden, daar trokken wij naar toe. Zo heb ik op de Lagewaard in Koudekerk aan den Rijn gewoond en aan de Hogewaard in Hazerswoude-Rijndijk.
dat ik ook als landarbeider aan de slag ging na mijn schooltijd. Bij mijn eerste werkgever heb ik 15 jaar gewerkt. Ik ben toen weggegaan omdat mijn ouders naar Bodegraven verhuisden en mijn ouders vonden dat ik mee moest. De baan die ik daar vond was bij een bloemist. Ik wilde wel eens wat anders en dacht hier ook meer te kunnen verdienen. Dit bleek echter geen succes. Dus van daaruit weer terug naar de boeren maar dan voor dag en nacht.
Gelukkig heb ik wel altijd dezelfde school kunnen bezoeken, ook al waren de afstanden soms groot. Tot mijn dertiende jaar zat ik op de lagere school. Geld om door te studeren was er niet.
In de schaarse vrije tijd bezocht ik met veel plezier het Knapen koor. Daar kwam je natuurlijk je leeftijdsgenoten tegen. Soms heb ik nog contact met mensen uit die tijd. Als ik met mijn scootmobiel richting Koudekerk ga, dan kom ik nog wel eens wat mensen tegen.
Ik werkte volop mee in het huishouden. Van mijn moeder moest ik de was doen. Er werd gewerkt met een stamper en er moesten 150 stampen worden gegeven anders was de was volgens mijn moeder niet schoon. Ze stond erbij en telde letterlijk de hoeveelheid stampen en ik kon opnieuw beginnen als het er niet voldoende waren. Vanaf mijn tiende werd ik al ingezet om de schapen te tellen. Om 03.00 uur stond ik op om te helpen bij het melken van de koeien. Dit hoorde ook bij de dagelijkse werkzaamheden. Het was dan ook min of meer vanzelfsprekend
40
In de tweede wereldoorlog ben ik opgepakt. Ik liep op straat en werd aangehouden en afgevoerd naar het station. Daar stonden grote groepen mensen en werd er een indeling gemaakt naar de beroepen die de mensen hadden. Deze werden allemaal bij elkaar in een wagon gezet richting Duitsland. Twee jaar duurde mijn verblijf daar in een kamp. Een zware tijd was dat. Uiteindelijk werden wij bevrijd door de Amerikanen en konden wij huiswaarts. Ook toen kreeg ik weer een baan als landarbeider. Ik was erg blij om mijn oude werk weer op
te kunnen pakken. De verdiensten waren 17,50 gulden per week. In maart 1948 ben ik getrouwd. Wij hadden een grote vriendengroep en vonden dat er maar eens wat vriendinnen gezocht moesten worden om een gezin mee te stichten. Daaruit ontstond een weddenschap, wie er het eerst getrouwd zou zijn. De leuke vriendinnen lagen niet voor het oprapen bleek en ik wilde toch graag meedoen. Dus ik plaatste een contactadvertentie in een blad. Dit pakte heel goed uit want ik ben 65 jaar getrouwd geweest en we kregen een zoon. Ik was heel veel van huis door mijn werk maar ik had een zorgzame vrouw. In 1953 las ik een advertentie van De Zwammerdam groep, een bedrijf dat werkzaam is in de wegenbouw. Ik wilde graag wat meer verdienen en besloot te solliciteren, handig met een schep was ik tenslotte wel. In 1985 gingen mijn longen protesteren en werd ik afgekeurd. Gelukkig had ik geen TBC. Dit zag ik wel bij veel collega’s. Dit werd behandeld met pec. Een taaie substantie waarop gekauwd moest worden. Vanuit de Kortsteekterweg kwamen wij in deze wijk wonen. Een prettige wijk, waarin je kunt doen en laten wat je zelf wil. Winkels bij de hand maar ik kan ook makkelijk de polder in met mijn scootmobiel. Terug kijkend zie ik geen veranderingen in deze wijk. Wel in de hele maatschappij. Veel gehaaste mensen, men kent elkaar niet meer. Dit geeft mij soms een onveilig gevoel. Mijn leven is wel veranderd. Mijn vrouw is pas overleden. Dit geeft mij een dubbel gevoel. Ik mis haar maar aan de andere kant geeft het mij ook een stukje rust. Ik hoef me geen zorgen meer te maken. Ik ga lekker mijn eigen gang met de scootmobiel en ga nog regelmatig naar de zaak van de
De heer Bloos: “Veel gehaaste mensen, men kent elkaar niet meer. Dit geeft mij soms een onveilig gevoel.” Zwammerdam-groep om een kopje koffie te drinken. Wel zou ik wat meer drempels in de weg willen hebben. De mensen rijden hier soms erg hard. Gekke dingen kan ik zo even niet bedenken. Of toch. Er werd wel eens een vis achter op de motor gelegd van de trekker die de wagens moesten trekken. Het ging dan vreselijk stinken. Ook werd er wel eens een lontje bij de warme benzinemotor gehouden. Deze streken maakte het allemaal toch wel erg leuk om dit werk te doen. Het gaf een soort saamhorigheidsgevoel.
41
Een mevrouw (74 jaar)
Mevrouw werd geboren in Alphen a/ d Rijn als derde kind in een gezin van 10 kinderen. Van jongs af aan was mevrouw gewend om aan te pakken. Mevrouw ging na de lagere school twee jaar naar de huishoudschool en daarna moest ze thuis komen helpen in de huishouding. Met nog drie broers en zes zussen thuis was er genoeg te doen. Na ruim een jaar dit gedaan te hebben, wilde mevrouw wel een zakcentje verdienen en ging ze bij een familie in Alphen a/d Rijn in de huishouding werken. Ze had gereageerd op een advertentie in de krant en werd gelijk aangenomen. Na de sollicitatie vertelde ze haar moeder dat ze die komende maandag uit werken ging ! Mevrouw zegt : “Zo ging dat vroeger hoor, toen deden ze niet zo moeilijk over papieren !!” Na een paar jaar had ze al dat huishoudelijk werk wel gezien en ging ze als verkoopster aan de slag bij schoenenwinkel “de Bata” in de Hooftstraat. Mevrouw heeft daar een leuke tijd gehad. Mevrouw vertelde dat de verkoopsters punten konden sparen. Als je een bepaalde hoeveelheid schoenen en sokken verkocht had kreeg je daar een bepaald aantal punten voor. Dus hoe meer je verkocht, hoe meer punten je had!! Waren er genoeg punten gespaard, dan mocht je mee op
42
een bedrijfsfeestje. Had je niet genoeg punten dan moest je thuis blijven !! Mevrouw trouwde en stopte met werken. Ze kreeg twee kinderen en toen die groot werden en naar school gingen, reageerde mevrouw op een advertentie in de krant ; in Avifauna werden serveersters gevraagd om het ontbijt te serveren. Ze stapte er op af en werd aangenomen door mijnheer van der Valk persoonlijk. 12 Jaar lang stond ze heel vroeg op en serveerde het ontbijt vanaf 6.30 uur in de ochtend. Haar man zorgde ’s morgens voor de kinderen en zij was op tijd weer thuis als ze uit school kwamen. Mevrouw vertelde dat ze de familie van der Valk heel goed heeft leren kennen in die periode. De hele van der Valk familie kwam regelmatig bij elkaar en aten ze met z’n allen in het restaurant, waar zij dan serveerde!! Ook maakten ze met de hele groep boottochtjes op de plassen. Mevrouw heeft lange tijd geen contact meer gehad met mensen van vroeger, maar sinds een paar jaar woont er een mevrouw, die bij haar op school heeft gezeten, in dezelfde flat. Dat vindt mevrouw wel gezellig. Jammer genoeg is deze mevrouw in de zomer weinig thuis Wat wil het toeval:, op de ACTIVITE dag komt mevrouw in de zaal van St Joseph een oude
buurvrouw tegen waar ze heerlijk mee heeft zitten praten (lekker oude koeien uit de sloot halen, zegt ze glunderend). Mevrouw heeft genoten van deze dag; Het was heel lang geleden dat ze weer eens in het oude dorp kwam. In de Bonifatiuskerk heeft ze genoten. In deze kerk is ze gedoopt en getrouwd en ze was er na de renovatie van de kerk niet meer geweest. Mevrouw heeft de gids van alles kunnen vragen en haar hart kunnen ophalen !! Zo zie je maar weer waar zo’n 1ste lustrum van Activite toe kan leiden !! Mevrouw vindt het prettige van Alphen dat alles bekend en vertrouwd is. Mevrouw is hier geboren en getogen en heeft nooit ergens anders gewoond dan op verschillende adressen in Alphen. Ze kent alleen de hele nieuwe wijken niet want daar heb ik niets te zoeken, zegt ze. Mevrouw ziet geen reden om weg te gaan, ze heeft hier alles wat ze wil. Mevrouw mist niets aan Alphen, er is hier van alles te doen.
geloze tijd, In de periode van trouwen en de kinderen is die tijd veel minder zorgeloos, Daarna komen de kleinkinderen, een fijne tijd. Maar de kleinkinderen worden groot en oma ziet ze minder. Mevrouw kan goed relativeren en vindt dat die fases bij het leven horen. Mevrouw woont al 25 jaar in het appartement waar ze nu woont. De laatste 10 jaar woont ze er alleen en dat vindt ze prima. Nu ze ziek is geworden komt ze erachter dat alleen zijn ook z’n keerzijde heeft en daarom is ze zo blij met de hulp van Activite. Krachtig in de wijk is voor mevrouw als er iemand in de flat de mensen zou kunnen verenigen, nu zijn we allemaal losse eindjes/ eenlingen.
Mevrouw is nog altijd zeer actief en is lid van de vereniging “VERTIER IN ’T LEVEN” Hiermee gaat ze naar theater en andere activiteiten. Mevrouw wordt gehaald en gebracht door leden van de vereniging, een prettige manier om vrienden en bekenden te ontmoeten. Ook heeft mevrouw een maatje (via ActiVite) die leuke dingen met haar onderneemt. Zonder haar maatje was ze niet naar de Activite dag gekomen. Mevrouw fietst en zwemt graag en kan dit goed in Alphen doen. Mevrouw vindt dat er veel nieuw is gebouwd in Alphen, het is zo groot geworden . Mevrouw vindt dat de samenleving is veranderd: de mensen zijn ongezellig en stug geworden, ze zeggen geen eens meer gedag. Alles gaat tegenwoordig zo vlug !! Haar leven is ook veranderd: het leven verloopt in fasen. Eerst geniet je van je jeugd , dat was een zor-
43
Mevrouw Vink (88 jaar)
Mevrouw Vink blijkt een geboren en getogen Alphense die als oudste dochter in een gezin van vijf kinderen opgroeide. Het gezin was bekend in Alphen; Haar vader, een graanhandelaar, kwam als bestuurslid van o.a. de kerk en de bank bij veel mensen over de vloer. Dat kwam later goed van pas toen mevrouw Vink als kraamverzorgende ging werken – voor veel mensen was ze al vertrouwd. Nu woont ze in een appartement in St. Joseph. Ze vertelt dat ze bij de allereerste lichting kraamverzorgenden van Nederland hoorde, studente van de allereerste cursus. En ook dat ze al snel een auto had. Op de vraag of men daar niet vreemd van op keek, een werkende, alleenstaande vrouw met auto, antwoordt ze bevestigend om daar meteen aan toe te voegen: “maar ik vond het wel lekker makkelijk”. En wat de mensen daar van vonden? Lachend: “Daar trok ik me nooit zo veel van aan.”
44
“Vond u uw werk leuk?” “O ja, ik heb er altijd erg van gehouden.” “Het werk was waarschijnlijk wel veel zwaarder...” “Ja, je deed toen alles. En de gezinnen waren veel groter. Ik ben twee keer in een gezin met zeventien kinderen geweest.” “Was dat niet enorm lastig, zo’n groot gezin als je dat niet gewend bent?” “Ach... Je moet je gewoon aanpassen.” “En bijvoorbeeld koken voor zeventien mensen, dat is toch niet makkelijk, hoe deed u dat?” Nu grinnikt ze even. “Nou, dat zal ik je vertellen. Je doet gewoon ’s ochtends het vlees en de pap en dan ’s middags de aardappelen en de groente…” Maar ze geeft toe; hard werken was het wel. Er waren nog geen wasmachines en geen wegwerpluiers en soms, als mensen wat buiten Alphen woonden, niet eens stromend water.
“Dan moest je spoelen in de sloot.” Van alles met de hand naar wassen en drogen in één – ze heeft het werk erg zien veranderen. Ze herinnert zich ook nog precies de dag waarop ze voor het eerst een “centrifuge” kon gebruiken: In de Van Velzenstraat, bij een onderwijzer. Dan begint ze te vertellen over de gezinnen waar ze bij over de vloer kwam. De verschillen tussen arm en rijk, hoe groot die waren. Ze kraamde zowel bij de families Van der Valk en Zeeman als bij de families van “het rooie dorp1”. Bij de familie Van der Valk was ze zelfs vier keer in huis. “Het gekste was als je er vlak na elkaar moest werken. Dan moest je wel goed schakelen.” “Kunt u een voorbeeld geven?” “Nou, ik kwam de eerste keer bij Van der Valk in de kersttijd. Daar kreeg ik het duurste kerstdiner dat ik ooit gegeten heb: tweeënzeventig gulden vijftig.” Op de vraag of ze dat dan niet zelf moest koken: “Welnee. Om een uur of half één werd er gewoon gebeld. “Zuster, uw eten staat beneden,” zo ging dat toen daar...” Daarna was ze twee dagen thuis – vrij – en vervolgens moest ze naar een familie in het rooie dorp. “Dan had je meteen twee vlooien in je eerste spoelwater...” Ze geeft aan dat het wel even wennen was, de volksbuurt. “Daar kwam je vroeger nooit, daar kon je wat beleven hoor!” Maar ze vond het er al gauw best leuk. En gezellig. “De mensen waren er wel bij mekaar.” Het gesprek komt als vanzelf op de verschillen tussen vroeger en nu. “Wat vindt u de grootste verandering in de samenleving?” ____________ 1
Het rooie dorp: Arbeidershuisjes gebouwd rondom de toenmalige dakpannenfabriek van Oosthoek – in de volksmond zo genoemd vanwege de rode daken.
Mevrouw Vink: “vroeger had ik een prachtige grote flat (…) Dat mis ik. De ruimte en de meubels.” “De mensen. Vroeger waren ze stijver, nu zijn ze veel losser.” “En vindt u dat beter ?” “Nou…”, er volgt een kort, ingehouden lachje, “ jawel, maar een klein beetje stijver zou wel weer mogen...” Nu lacht ze voluit. “En verder?” “Vroeger waren de mensen wel anders. Iedereen kende elkaar, ten minste hier in Alphen. Nu zeggen ze elkaar amper gedag.” Ze gaat verder: “Maar het is nu niet slecht
45
hoor.” Ze was in 1978 in Polen, nog ten tijde van het IJzeren Gordijn. Een heel gedoe met het aanvragen van de papieren en de reis er naartoe. “Ik wou dat wel eens zien. Je moest in één dag heel Oost-Duitsland door. En toen we in Polen waren kregen we een student bij ons. Je kon nergens heen als die student niet meeging. Maar je wist niet wat je zag. De mensen daar konden niets kopen. Het gekke was… Wij konden alles hebben wat we maar wilden. Maar de mensen konden er niks kopen. Alles was er wel gewoon, de mensen konden het alleen niet kopen...” “Dus we zeuren te veel hier?” “Precies!” Ze wilde en wil nooit weg uit Alphen. Wat ze er zo aan waardeert? Daar heeft ze nooit over nagedacht. Maar ze houdt van het landschap en het is vertrouwd. “Is de stad erg veranderd in de loop der tijd?” Verbaasd: “Natuurlijk! Alphen was toen nog een dorp. Ik heb bijna alles gebouwd zien worden...” Er volgt een opsomming van straten, gebouwen en wijken die ze heeft zien ontstaan of gerenoveerd worden. Of ze alles altijd een verbetering heeft gevonden? “Daar heb ik me nooit zo mee bezig gehouden.” “Maar vindt u het niet jammer dan dat er zo veel oude panden verloren zijn gegaan?” Peinzend: “Ja soms, maar soms ook niet.” “Hoe bedoelt u, soms?” “Nou als het van die heel nauwe huisjes waren, zo dicht op elkaar, dan is het nu wel beter.” Ze kijkt haar eigen kamer rond. Heel even komt er iets treurigs over haar. “Vindt u uw eigen kamer ook klein?” “Ja, ik vind hem heel klein. vroeger had ik een prachtig grote flat (…) Dat mis ik. De ruimte en de meubels.” Ze vertelt dat haar lichaam het niet meer toeliet om in haar flat in De Driehoorne te blijven. De benen willen niet meer en ze kan ’s avonds niet uit bed. Parkinson. Gelukkig was St. Joseph niet 46
onbekend voor haar – ze had er al vijftien jaar als vrijwilligster gewerkt. En nu woont ze er sinds maart 2012 zelf. “Is dat moeilijk, accepteren dat het lichaam niet meer wil, als je geestelijk nog zo fit bent?” Er volgt iets dat tussen “nee” en “nou” inzit en dan: “Maar je moet het gewoon nemen. Je kunt er tegen opstaan, maar het helpt je niks.” Ze kent nog veel mensen van vroeger, maar mist wel de aanloop die ze had in De Driehoorne. “Toen had ik allemaal mensen om me heen die me kenden, nu moeten ze hier speciaal naar me toekomen.” Of ze van mensen houdt? “Ja, ik heb er altijd aardig mee op kunnen schieten.” Het was het belangrijkste dat ze haar leerlingen wilde meegeven toen ze ging lesgeven - gezelligheid. Op de vraag of ze eenzaam is volgt een beslist “O nee.” Ze heeft neefjes en nichtjes en de week voor dit interview kreeg ze onverwachts bezoek van iemand die koffie schenkt in het Joseph. “Die kwam ineens zo binnenrollen.” Ze blijkt haar van vroeger te kennen, van de garage tegenover haar ouderlijk huis. “Die kijkt nu regelmatig ’s avonds eventjes om de hoek.” “Tot slot: Ons motto is “Krachtig in de wijk”… Als u dat op uzelf of iemand / iets in deze wijk zou betrekken… Wat is voor u dan “krachtig” in deze wijk?” Ze denkt even na. “Goh, ik zie zo veel mensen… ” “U mag ook zeggen “mensen in het algemeen” “Ja, gewoon de mensen hier die er hun vrije tijd voor geven om te wandelen of een middag spelletjes te doen of zo.” “De vrijwilligers?” “Ja, de vrijwilligers.”
DE
WIJK BEKEKEN...
Met dank aan
De realisatie van “De Wijk Spreekt” was niet mogelijk geweest zonder de hulp en/of sponsoring van onderstaande mensen en bedrijven: Voor het dagprogramma (lunch, wandeling en hapje en drankje): • Gidsen van de Historische Vereniging Alphen • Gidsen van Het Gilde • Vegro Verpleegartikelen • Unilever Foodsolutions • Douwe Egberts • DeliXL • Holland Foodservice • Bakkerij Tijsterman Onze speciale dank gaat uit naar alle vrijwilligers die geholpen hebben om deze dag tot een succes te maken. Voor de realisatie van dit boek: • HGVB, Bert Hoogeveen • Drukkerij Sinteur • MBV fotografie
Allen nogmaals hartelijk dank!
48