r
Geen waare kennis van H geval Verfpreid vaak leugens overal.
OF
DE
Voor een Ieder wetenswaardige, noodzaak, Jyfce, oprechte en SinguJieie
SAMENSPRAAK. tusfchen de G
E
M
A
L
I
N
N E
1
Van den alom bekende
T
U
I U S,
K
en H A A R E Minnaar
B
O
S L
I E F.
gehouden in een a f g e z o n d e r d ^ ^ ^
S
L j N G E ^\aLÈTTEHK IN
H E T
A B C O U D E R
. G r N.
Niet te ontbeeren voor de Bezitters 'der Papieren, betreklyk op het voorgevallene by die geleegenheid. Alóm tebekooraen.
—-
P S. D E M I N N E N Y D I G E e n O N D A N K ' B A A R E G E M A L I N , en de ten on-
rechte valfch betigte en
mishandelde
TUKLAANSCHELAAKENKOOPER
enz. enz. een Klugtig Kamerfpel, in twee Bedryven, is heden weder voor de tweede maal te bekoomen, voor één Seftehalf in alle de Boekwinkels.
Z
A
M
E
N
S
P
R
A
A
K
tusfchen de G E M A L I N N E ' van den alb'm bekende
•
T
U
K
I
U
S,
en H A A R Minnaar
B O S L I E F. ' BOSLIEF/ Lommerykedreeven ! — Bladryk Geboomte! my vertrekkende tot een fchuiblaats der openbare befchouwing/ Sombreftiltè.' getuige myner ingekropte zugten/ meld my, fis het mooglykj of ik myn rerlangen zal zisn voldaan? — dat brandend verlangen, waar door ik hoop myne Antje, myne Zielsvriendin te ontmoeten, — Haar aandoenlyk te omhelfeu , — Hare malfe boezem te ftreelen, te drukken, — en in hare bemindefchoot. (ge. noten wy de gelegenheid,) myne driftige Vlammen te bluslchenf Meld my aandoenlyke ftilte of ik zulk een verrukkend genoegen zal genieten, dan of ik A 2 3f g
( 4 ) als een omzwervend Minnaar zal moeten verkwynen i n eene wanhopige omftandigheid. ï i o e angftig, hoe bekomrend valt my deze verwagtende eenzaamheid ! Bevreeft om gezien (e worden, bevreeft om nimmer m y n oogmerk volkomen te zullen bereiken, bekruipt eene klyne dnxfgeeftigheid myn anderzints zo ongevoelig, zo l u g t i g , zo vrolyk hart. — Ja hoe liftig ik ook van jongs ai' in myne onderneemingen gewecfl ben; wat v o l komen overwinning ik my zelf op de Heer Tukius belooft h e b , ik begin nu egter te •wanhopen aan de gelukkigen u'uflag van een Proces , waar door ik had gedagt bezitter niet alleen zyner Gemalinse, maar ookzyner R y k dommen te zullen worden. Eigenliefde, en verwaantheid heefc my bedrogen. V a n een geringe Boere afkomft, dog trots op vavnefchilderkunft, verfcheen ik in de groo.e W a e r e i d , en geraakte in verkeering met Lieden van K a n g . D o o r de Natuur begunftigt met fchoonh e i d , en inneemende hoedanigheden had i k het voorregt my geftadig by defchoone£««w? niet onverfchillig te kunnen d o e n z y n . ^ Dat voorregt, en de Fortuin die my fïeeds in het fpel, ( h e t z y e e r l y k c f oneerlyk) gunftig w a s , deed my brieleeren als een Heer van Fatzoen. M y n e Liefdens onder handelingen z o tot m y n wellufl; als voordeel waren alzins ge. luk-
C5} Jukkig, verfchillende Steden, en PJaatfen kunnen zulks getuigen; s'Hage, Jmfterdam, en Cutlknburg het byzonder. Ja Amfterdara Js de Stad alwaar ik had gedagt de Zetel van I n
Uwe gulle gaftvryheid ö Tnkius! deed my ras het oog^op uwe Gemalinne veftigen. Wel dra wift ik by u byde myn hof temtken, en onzen daaglykfe verkeering verwekte fpo dtg eene gemeenzaamheid die u (in fchyn) m y n ! boezemvriend deed zyn, en my een vryeTe! gang (zelf in uwe afwezigheid) totuweprachtige woning en by uwe Gemalinne vergunde Dit was juift volgens myne natuurlvke gewoonte myn bat Ik ' J aandoenlyk voor het galante, d ik b e n ; " en uwe Gemalinne niet minder teder, . niet minder gevoelig dan de fchoonheid eigen is Nimmer dagt ifc* kan zig een fchooner g ï legenheid voor een Fortuin zoekend minnaar (niet aan de regels der eerbaarheid, vnndfchap, ofphgt v e r b o n d e n > p d o e „ , dan z
a
g
u
a a n
n i e t
m i
e r
a a
• , , , . ,.— hier by een rvkhemiddeld. hgtgelovig, openhartig" gïïanc M a n ; en eene jonge, fehoone, èn niet gevoeiloze, mwyy^e jalour/che Gemalinne dat ik (by verbeeldinggezegt; moet troebel watet c
I
s
e
visicnen. — - Om myn oogmerk 'mer góed fucfes te bereiken dagt £ nodigefdan een tweefpalt verwekken die van eenevoU 3 le. m
t e
A
y
e t s
(6) ledige fcheiding gevolgd wierd. Deze beredeneering ö Tukius! deed my beiluicen een aanval op uwe zwakheid te wagen, die my gelukte j es waardoor ik van tyt tot ty t een middel vond om (buite myne aangenomen Caratters ,)volkomen meefter van het hart uwer G e m a l i n n e , myne waarde AntjeXe worden. I k verftrekte haar en u tot V r i e n d , raadsman, e n ; — zo i k de waarheid moet bekennen door nooit gehoorde intrigues tot verleiden l k had gehoopt en verwacht naar de uitvoering van zulk een importante rol myn wenfch volkomen bekroond te z i e n , dog de' tegenwoordige toeftant van zaken vervoerd my tot wanhoop. •— E e n wanhoop, waar van i k echter ni°ts aan myne waarde Ani/el myne dierbare; — Ja jself niet aan hare Rechtsgeleerde mag laten felyken. > Laat ik dan met geweld deze zwakheid tegen gaan, en my gedragen als naar gewoonte; Cordaat, onbezorgt, Ryk, verheft, ïn een woord tout d fait galant M a a r belommerd Slangevegtl verblyfplaats myner beminde ! waar vertoeft zy die my geheel en al gelooft, . . acht, . . . en bemind.' Zal ik my wederom moeten verwyderen, en my naar Zeyfi tot myne tegenwoordige woning moeten begeven zonder het geluk te hebben myne tweede Z i e l te mogen fpreeken. Zal ik my we-
der ongetrooft uw Zeyfi moeten begeven, o m
( 7) aldaar, niet als een eervaaren maar als een jong en onkundig fortuinzoeker op nieuwe explooten praèïyken van Venus af tegaanPNeen myne waarde! I k heb u en het u w e , g y m y , en myne raad nodig, verfcheind volgens onzen affpraak. verfcheind! aleer my iemand befpiet, en zulks ons nadeelig mogt 2 y n . W a a r vertoeft gy myne fchoone? Immers gy zult my geene ontrouw bewyzen, m y wiens beeltenis i n uw hart gegraveert ftaat! — 't Is waar i k heb u gewikkeld en gebragt in de alleronaangenaam, fte omftandigheden des levens; en ik moet bekennen dat het zelf belang&Qeeri\g{\.Q dryiveet myner daden i s ; M a a r daar is geen moglykheid het gepas/eerde te herroepen. vernedert u , . . hoord naar de ftem der liefde, en fielt ons byde niet i n angftvallige gevaren! • D i e p e Uil te.' gunftig aan myne toeftand • . wat z a l , . . wat moet ik hoe! bedriegt m y n o o g z i g ? . . neen, . . i k zie het voorwerp myner verlangens naderen, . . . E e n lugtig Nachtgewaat fcheint haare tret meerder drift te geven om m y te mogen ipreeken , . . . zal ik dat lieve voorwerp myner driften tegemoet treeden, . . neen, . . mooglyk zou my iemand z i e n , . . het is niet raadzaam, . . . thans moeten wy zelf een enkel menfch, — eenfchaduw; ja eene verbeelding v r e e z e n ! A 4
( 8 ; Mevrouw T U K I U S . Goedemorgen myn waarde Boslief! het doed my leed uw Janger te moeten hebben laten wagten, dan ik u door myne Misfive bepaald h a d , dog gy weet dat ik uit vrees voor nog fiegter gevolgen als onzen liefdensonderhandeling nu reeds ondergaan moet, even gelyk eene gekerkerde Kloofterling, alle verfpieding meet vermyden. Ik heb zelf reeds genoeg gewenfcht u te zien, nog meerder rykhaisde ik van verlangen u te mogen fpreeken, en i n uwe a i m e n , . . . .
B O S L I E F / Weeft gegroet myne Waarde.' niets is my aangeraamer als u te ombelfen, myn h a r t z . g naar u u i t , het gevloekte Proces het welk als geheel ten voordeeïen van den gehateri Tukius die Tukius, wien ik de zonderlingfte rol der waere'd dagt te fpeelen, overheid, . - dat gevleekt Proces deedmyreeds, (verpligtzynde, om u te mogen fpreeken gelyk een dief en fpion te moeten ageereri) in de uiterfte wanhoop wegzinken; verbeeldingen, Philofophifche harsfenfehimmen, bragten my tot een zelfverwyt, . . . mynegewonevrolykheidveranderde in een gepeins, oneigen aan Lieden van
( 9 ;
'
van de W a e r e l d , . . oneigen aan ons . . Ons hart moet ten opzigte van u en my niet anders opgeven als weelde, v r o l y k h e i d , m i n , en alJes wat _ eene galante levenswys vereifcht • en ten opzigte van Tukius, van wïèn de waereld te veei weet o m ' e r iets van te melden, niets als haat minnenyd, en een hartgrondige wenfch dat de dood hem fpoedig uit zvne bezittingen moog fleepen, om ons de gelegenheid te vergunnen m den E c h t te kunnen treeden en de vrugten zyner vlyt en voorfpoed te mogen gemeten. &
Mevrouw
TUKIUS.
. . M i n n a a r wat behoeven wv jmft zyne dood te wenfehen, waren wy maar zo gelukkig dat ons Proces dusdanig mogt uitvallen, dar hy genoodzaakt wierd mv eefe genoegzame Tento van fchyven te moeten geven om deftig van te kunnen leven, en datüc als dan eene wettige fcheiding kon verkrvg e n , om met te mogen huwen. M a a r helaas! het is ,er ver af. M y n Proces is byna geheel verloren , ja hy heeft reeds het vermogen my door geweldige middelen te noodzaken toe hem weder te moeten keeren. M
v
n
w
a
a
r
d
c
u
A
5
BOS-
( io ) B O S L I E F ! 't Is waar myne hartvriendin! maar weeft geruft dat het nooit tot die uiterfïens zal komen f zo lang wy leven is 'er hoop, zegt het fpreekwoord; houden wy goede moed, wel ligt zal uw Jdvocaat nog'wel een middel welen te vinden om een Eclips in het pleitgeding te vertonen; althans hy geeft nog fteeds goede hoop. Mevrouw T U K I U S ! Vleit my niet myn boezemvriend! ik was onlangs reeds in de grootfteongeruftheidder waereld; ja ik dagt, en niet zonder reden dat ik zou gehaald, of regt uit gezegt, zou ge• ligt worden. B O S L I E F ! Wat gaf ü dan gelegenheid myn lieve Mevrouw, tot die zwaarmoedige gedagten? of hebt gy het gedroornt. Mevr. T U K I U S . Het is ver van zulks gedrocmt te hebben. Myn
M y n gemaal verfcheen vergezeld van eenige H e e r e n , (en heeft men my de waarheid ben g t , w a a r e » het Pra&izyns) in bet Gynbegrypt eens hoedanig ik my op het o n t v a n ' gen dezer boodfchap bevond; ik wilt niet waar m y te verfchuilen; en ik geloof dat door die geval de Drukpers a! weder is bezig gehouden om fchoon bezyde de waarheid, d l gant/e^ê Waereld te verhaalen.dat i k door geweld g ! nootzaakt wierd tot myn Gemaal i a m y n vorige wooning te moeten re-.ourneeren.--I G e l u k k i g voor ü en M Y , dat deze Papieren m s t s a l s w / w f w L e u g e n s behelzen; want als dan was onzen gantfche verkeering voor altoos af. gedaan, en dit zou myn teder hart, waarvan gy Meefter z y t . te fterk treffan, om myn verdriet te overleven. N u reeds is myn Ihagryl groot genoeg u zo zeldzaam te kunnen fpreesen, daar ik verwachten gehoopt had. u na myne retraite daaglyks over onzen liefde ongeftoort te mogen onderhouden : U daar ik my gevleid had, volgens onze" byder" verbeelding met u in den Echt te zullen tree-
B O S L I E F . W i e weet wat ons nog gebeurt myn tweede ziel! laat ons de moed niet verloorèn geven?
ui
C •
Mevi.
12 )
T U K I U S .
Ik vrees 'er fterk voor, myn dierbaare Boslhf\ ja ik verlies alle hoop! vergeef het m y , . . . myn belang verwyt u dat gy my verleid, en misleid h e ü t , i c h o o n myn hart uwaariyk bemind. B O S L I E F . En myn belang, myne bemindensvvaardige A N T J K , verwyt uwe fchoonheid en myne zwakheid, dat ik my zelf in een dtclien gebragt heb in alle fatzoenlyke gezeldfchappen , door u te beminnen, zo dat ik van een elk als befpot, gercfuceert, ja veracht word Maar couragie ma-Chnire \ een fpoedig Sterfgeval is zomcyds een groot lot uit de Lotery getrokken , . . . en blyft T U K l u s i n 't leven, laat ons van hem plukken zo veel als mooglyk is, om vrolyk en ryklyk te kunnen /even. Mevr.
T U K I U S .
Gy fpreekt zeer wel myn waarde Minnaar! dog geftelt eens dat alles ten myne faveuren mogt uitvallen, (dat niet denklvk is,) en ik een goede zom van myn Gemaal te verwachten
C 13 3 ten had, tot wat nut zou ons zulks verftrekken ? indien die penningen mogten geftelt worden onder Adminijlratie van Bloedverwanten of vrienden die dezelve in cas van nood of fchaarsheid, wel voor zich zelfs zuude weeten te emploieeren. B O S L I E F . Koom, koom, A N T J E lief.' gy maakt al te veel zwarigheden i a's de Hemel valt z*n wy alle dood! Mevr.
T U K I U S .
't Zyn al zwarigheden die telkens by myn opkomen, en my veel verdriet aandoen , om dat ons alles tegenloopt. Willen wy elkander fpreeken het moet in een fterke cogenho geiChieden ; ik moet 'er om naar Utrecht ryzen ofgyzyt verpligc als de grootfte bedrieger der Waereld in ftilte hier te koomen , en dan is alles vol gevaar, want het fcheind dat een yder alle de geheime onzer minneryen en ftnatiaceie van 1 U K I Ü S van geen gevold 7vn zelfs gelooft worden; daar hy K ? n c E f wel dmig bewyzen of verklari/gen tof myne
ja
laste
( 14 ) Jaste heeft, tegen dat wy 'er één, twee, ,of drie te borde kunnen brengen. O c h ! had'ik dat Proces dog nimmer begonnen! — m y n e overhaafling in die beruchte N a g L . . . . uwe raad en ik zot. haaft zeggen , m y n Advocaat,., ja alles heeft my misleid en bedrogen! Alle onze flinkfche wegen komen aan den dag,- en een M a n die men in de eerfte befchouwing dacht geheel en alleen fchuldig te z y n , word by dieper inzien byna vrygefprooken : daar ik» die my verbeelden eene vrygelprookene Prinfes te zullen w c e z e n , alsfchuleig word aangemerkt. B O S L I E F . M y n e z i e l s v r i e n d i n , geef u niet over aan de wanhoop, ik ben gereed om als het nodig is, nog wel eenige verklaaringen in diefmaak ak myne vorige te pajjeeren, m y n conjientie is juift niet extra bekrompen ; Lieden onzer levensmanier denken zo bepaald niet; en onzen Jonge Advocaat geeft de hoop nog niet verlooren. Mevr.
T U K I U S .
Dat geloof ik w e l , zyn intrefl vordert o m alles
( 15 ) alles op den lange baan te fchuiven; nu en dan eens een bezoek by m y i n het Gyn te komen afleggen, en een Fourgon ten rayne koste te neemen, is niet onaangenaam voor Heerer» van de Praclyk, die zig niet ontzien ter uitvoering van een exploot een koets met vier paarden befpannen te gebruiken, dog onkunde o f onervarenheid kan zo wel als eigen belang een jong rechtsgeleerde i n verkeerde confepte brengen. Intusfchen zyn wy i n het doolhof van verwarring en zullen ons moeten redden, zo goed als ons doenlyk is. M e t dat alles myn waarde B O S L I E F ! word het tyd van f c h e i d e n , . . ach mogten wy beftendig by elkander blyven, om ons in de welluiten der liefde te diverteeren. M y n tanten wacht naar m y . en i k ben verpligt u tot nader gelegenheid een vaarwel kus te gee* ven.
B O S L I E F . H o e ras fnelle de oogenblikken, mvne zielsvoogdes, in u byzyn v o o r b y ! m o g t / i k dezelve beftendig genieten, o f k o n ik die geftadig herroepen ! . . . Adieu tna-Chairel de Lukgodin vervul onze wenfchen, en Venus bekroon e onze liefde.
Me-
( 16 ) Mevrouw
T U U K I U S.
V a a r t wel myn V r i e n d ! zo dra de Occafié z i g opdoed tioop ik u weder te U t r e c h t , of op dit belommert Slangevegt te fpreeken; en word ons dit te gevaarlyk, dan zullen wy onze pogingen hervatten, om het gewaac der Amafaunes te bekomen. en ons buiten s' Lands gaan diuntreren; intusfchen zal ik in uw afzyn , my in myne Hermitage tragtente amitfeeren; vaard w e l , verwydert u in ftilte, dat niemand u ontdekt, en leef vrolyk en gezond in de verzekering dat ik u opregt bemin.