Geen andere keus Edith Schneider Donderdag 13 oktober 2011, drie uur ’s middags. Els Botermans had boodschappen gedaan op het grote drukke winkelcentrum Het Wagnerplein in de Brabantse plaats Tilburg. Het winkelcentrum bevond zich op vijf minuten loopafstand van haar koophuis in de Schubertstraat. Ze was om kwart over twee te voet van huis gegaan en deed haar inkopen bij de bakker en slager. Op het Wagnerplein had ze even staan praten met twee oude dames. Na het praatje besloot ze naar huis te gaan. Bij haar huis aangekomen, duwde ze voorzichtig met haar rechter hand tegen het lage groene houten tuinpoortje. Het poortje zwaaide open en Els liep over een lang wit betegeld pad dat twee kleine moestuinen scheidde, die aan de voorkant van het huis lagen. Toen ze voor de gesloten huisdeur stond, zette ze haar zwartleren boodschappentas op het pad en haalde een sleutel uit het linker achterzakje van haar spijkerbroek. Ze opende de deur en ging door de modern ingerichte huiskamer naar de keuken. Nadat ze de boodschappen had opgeruimd, trok ze haar witte poloshirt recht en veegde met haar slanke vingers de grijze haarlokken uit haar gezicht. Vervolgens vroeg ze vanuit het openstaande keukenraam aan haar man: “Jan, heb je zin in een glaasje fris?” Jan Botermans, een lange slanke man van 79 jaar met dik zilverkleurig haar, stopte met het harken van hun achtertuin en antwoordde: “Schatje, ik heb ondanks het warme weer toch liever koffie.” Hij haalde een grote witte zakdoek uit de broekzak van zijn donkerblauwe overall te voorschijn en droogde daar zijn bezweet voorhoofd mee af. Daarna deed hij zijn rubberen werklaarzen uit en zette deze voor de openstaande keukendeur. Op kousenvoeten liep hij door het kleine witte halletje naar de knusse keuken. Els zat aan een ronde keukentafel en had de koffie al klaar staan. Jan gaf zijn vrouw een kusje op haar wang en nam plaats op een 1
keukenstoel bij haar aan tafel. Els schonk de koffie in twee koffiemokken. Ze bood Jan een speculaasje aan. Jan nam een hapje van zijn koekje en grapte: “Dat gaat erin als koek hoor! Tjonge, tjonge, wat ben ik toch een bofkont met zo’n mooie lieve vrouw als jij. Ben nog altijd smoorverliefd op je, mijn Boterbloempje.” Els bloosde hevig en waande zich weer jong als een tienermeisje en droomde even weg. In december 2011 zou ze 79 jaar worden, maar dat was volgens familie en kennissen haar niet aan te zien. Ze schatten haar veel jonger. Vroeger had ze lang blond haar, later was het kort geknipt en grijs. Els zag er nog heel jeugdig uit en kleedde zich vlot. Met haar lengte van 1m 75 en gewicht van bijna 70 kg was ze slank. Haar mooie grote blauwe ogen waren volgens Jan de spiegels van haar ziel. Jan en Els kenden elkaar van de kleuterschool in Tilburg. Samen doorliepen ze in deze grote textielstad de lagere school en later de middelbare school. Ze voelden zich van jongs af aan altijd al hevig tot elkaar aangetrokken. Het verliefde jonge stel heeft zich toen verloofd. Eind jaren vijftig was samenwonen taboe. Het idee om samen te gaan wonen, was bij hen nooit ter sprake gekomen. Net als de meeste verloofde stelletjes toen was het vanzelfsprekend om bij hun ouders thuis te blijven wonen. Jan was pas twintig jaar toen hij bij de politie in Tilburg begon als wijkagent. Door avondscholing en keihard werken had hij het tot de rang van inspecteur van moordzaken gebracht. Els had in die tijd stage gelopen als leerling-verpleegster in het grote St. Elisabethziekenhuis in Tilburg. Ze was op haar 24ste jaar afgestudeerd als hoofdverpleegster. Na het behalen van haar diploma in mei 1957 had Jan haar ten huwelijk gevraagd. Ze trouwden drie maanden later, op een mooie warme zonnige vrijdag in augustus. In 1959 zag hun oudste zoon Alex het levenslicht. Het jaar daarop werd hun zoontje Paul geboren. Dochter Ellen, het jongste kind van het echtpaar Botermans kwam op vier juni 1960 op de wereld. Els en Jan werden opa en oma van vijf kleinkinderen, variërend in de leeftijd van 2
vijfentwintig tot tweeëndertig jaar. Vroeger bleven de kleinkinderen vaak bij hen logeren. Later kochten Els en Jan een grote caravan in het kleine pittoreske plaatsje Sluis in Zeeland. Hun kinderen en kleinkinderen werden vaak uitgenodigd om een weekje bij hen op de camping door te brengen. Op de respectabele leeftijd van zestig jaar gingen Els en haar man met pensioen. Ze genoten met volle teugen van hun oude dag, maar ze hadden zich voorgenomen om vrijwilligerswerk te doen in de Driekoningenkerk en onderhoudswerkzaamheden te verrichten op het kerkhof aan de Vollenhovenstraat in de wijk Tilburg-Noord. Els hield van klassiek en popmuziek, lezen en kruiswoordpuzzels. In de derde week van augustus 2002 had ze dag en nacht voor haar jongere, bedlegerige zus Sonja gezorgd. Sonja was alleenstaand en woonde in de oude Tilburgse stadswijk ‘De Besterd’. Het was in die week dat Jan met behulp van eenvoudige recepten uit een kookboek zichzelf leerde koken en dat beviel hem uitstekend. Sindsdien was koken zijn grote hobby geworden. Met mooi weer fietste het echtpaar graag naar het stadscentrum en genoten daarna van een drankje op een terras. Beiden waren ze sportief en hielden van wandelen in de natuur en reizen. Omdat het maken van lange reizen te vermoeiend voor hun werd, gaven ze de voorkeur om dichter bij huis te blijven. “Liefje, is er nog koffie over?,” vroeg Jan aan zijn vrouw, die diep in gedachten was verzonken. Els mijmerde: “Oh, jazeker,” en schonk ondertussen voor Jan en zichzelf een tweede kopje koffie in. “Jan, ik dacht terug aan vroeger, hoe vlug de jaren zijn omgevlogen. Het waren prachtjaren.” “Daar ben ik het helemaal met je eens. Maar mevrouw Botermans, als je het goed vindt, ga ik als we onze koffie op hebben weer verder met harken. Het kan maar beter gedaan zijn.” “Dat is ook zo, maar die tuin loopt echt niet weg. Ik moet je toch nog iets vertellen. Je hebt vast nog wel even tijd, meneer B,” drong Els plagend aan. “Voor jou, mijn liefje, maak ik gewoon tijd. Dus vertel maar je verhaal, ik ben een en al luisterend oor,” antwoordde Jan rustig en 3
bracht hierbij speels zijn linker hand achter zijn linker oor, als teken dat hij zijn oor te luisteren legde. Els zuchtte en zei: “Je weet dat ik zo even naar de bakker ben geweest. Heel toevallig kwam ik twee oude dames tegen. Ze stelden zich aan me voor als Bep Goverts en Lies Wittens. Ze zijn zusters van elkaar en heten met hun meisjesachternaam van Laerhout. Bep is nu 79 en Lies is 81. Bep stond in 1957, ze was toen 25 jaar, op de voorpagina van Het Brabants Nieuwsblad. Haar man Jack en zijn schoonzusje Marijke Goverts waren onder verdachte omstandigheden om het leven gekomen. Jij werkte maar net als inspecteur op de afdeling moordzaken hier in Tilburg, toen je de moorden op de zesentwintigjarige Jack en de even oude Marijke moest onderzoeken. Bep Goverts had ons weleens samen hand in hand in de stad zien lopen. Ze had jou herkend, maar wist niet wie ik was. Op haar vraag of ik misschien mevrouw Botermans was, de vrouw van inspecteur Botermans, heb ik ja gezegd. Volgens mij is Bep een verlegen vrouw en ik heb de indruk dat ze nooit op mij was afgestapt als ze in haar eentje was. Haar zuster was erbij en daarom durfde ze mij aan te spreken. Wat ik je eigenlijk wilde vertellen, is dat we voor morgenmiddag bij hen op de koffie zijn gevraagd.” “En heb je hun uitnodiging aangenomen?,” wilde Jan weten. “Nou, ik zei, dat we momenteel druk bezig zijn met het opknappen van ons huisje, en dat het daarom niet zo goed uitkomt. De dames bleven aandringen, dus heb ik er uiteindelijk toch maar mee ingestemd. In ieder geval, ik ga morgen wel, of jij nou wel of niet mee gaat. Weet je, ik heb zelf het gevoel, dat het hun meer om jou te doen is. Je mag dan wel 79 jaar zijn, je bent nog steeds een aantrekkelijke man, ik blijf op mijn hoede voor andere vrouwen die jou misschien willen verleiden,” grapte Els en knipoogde naar hem en haalde zachtjes haar hand door zijn dikke grijze haar. Jan gaf Els liefdevol een kus op haar wang en zei dat hij morgenmiddag met haar mee zou gaan naar de twee dames. Hij liep de keuken weer uit, trok zijn laarzen aan en ging verder met harken.
4
Vrijdagochtend om acht uur zaten Jan en Els aan hun ontbijt. Jan wilde graag weten waarom de dames Goverts en Wittens hen hadden uitgenodigd. Hij kende Bep van het politieonderzoek naar de moorden op haar man en Marijke Goverts. Lies Wittens had hij als getuige verhoord in deze moordzaken. “Je zult moeten wachten tot vanmiddag, dus heb nog maar even geduld. Het enige wat we toen wisten, was dat Jack Goverts en zijn schoonzusje Marijke Goverts in 1957 dood werden aangetroffen door zijn vrouw Bep in hun huis in de Hoefstraat. Ze trof hem levenloos aan op hun bank. En blonde Marijke lag dood op de huiskamervloer. Jack was een donkerblonde, grote stevige man was. Hij had veel bier gedronken en volgens de politie waarschijnlijk tijdens het tv-kijken in slaap gevallen. De moordenaar had over Jacks hoofd een plastic zak getrokken en die zak zo stevig en strak dichtgeknoopt, zodat Jack stikte. Maar dat weet je vast nog wel, want jij was op die zaak gezet,” zei Els. “Ja, daar staat me nog wel iets van bij,” was Jans antwoord. Nadat ze klaar waren met het ontbijt, ging Jan in het stadscentrum boodschappen doen. Els bracht een bezoekje bij de kapper op het Wagnerplein. Om elf uur was ze klaar bij de kapper en belde ze met haar mobieltje naar Jan om haar op te halen. Toen hij haar zag, reageerde hij spontaan: “Wauw, wat zie je er mooi uit.” “Dank je wel, Jan. Voordat we naar huis gaan, wil ik nog wel een bosje bloemen voor de dames kopen.” “Goed, laten we dat dan maar hier doen, dat is net zo makkelijk. Bijna aan het eind van de winkelpassage staat een bloemist.” Bij de bloemist kochten Jan en Els een grote bos rode gerbera’s. Ze verlieten de kleine, moderne winkel hand in hand. De jonge, blonde verkoopster die hen had geholpen, staarde hen nog na en maakte haar dikke donkerharige collegaatje attent op het verliefde gedrag van het oudere paar. “Wat is dat toch een mooi stel! Ze zijn hartstikke gek op elkaar. Dat wil ik nou ook, eeuwige liefde,” zei de donkerharige verkoopster dromerig. 5
Vrijdagmiddag om half drie reden Jan en Els naar de Predikherenlaan in Tilburg. Bep Goverts en Lies Wittens woonden in een groot vrijstaand huis met garage. Toen Jan en Els aanbelden, deed Bep open, nam hun jassen en de bloemen in ontvangst en liep met kleine, korte pasjes voor hun uit door de hal na de woonkamer. Door de grote, donkere, zware meubels en het vergeelde streepjes behang oogde die somber. Ze gaven de kamer een benauwde uitstraling. In de woonkamer zat Lies. Lies was lang, bleek en mager. Met haar korte, zwarte achterover gekamde haren, zwarte rattenoogjes en haar grote neus leek ze op een heks. Haar blonde zus Bep had rode appelwangetjes, droeg een roze bloemetjes jurk, roze lippenstift, schoenen met hakjes en gouden sieraden. Ze was helemaal het tegenovergestelde van Lies, die altijd in een zwart broekpak gekleed ging. Ze verschilden van elkaar als dag en nacht; op het bolle gezichtje van de timide, kleine stevige Bep was altijd een vriendelijke glimlach te bekennen. Lies stond op om zich aan Jan voor te stellen, knikte naar Els bij wijze van begroeting en vroeg of ze koffie of thee wilden. Het echtpaar koos voor koffie. Terwijl Lies naar de keuken ging om de kan met koffie te halen, namen Bep, Jan en Els plaats op de donkere leren bank. Sinds het overlijden van haar man Albert Wittens, dat was twee jaar na de moord op Jack Goverts, woonde Lies met Bep samen. “Weet u, inspecteur Botermans,” zei Bep en sprak verder op zachte toon: “Na de dood van onze echtgenotes vonden we veel steun bij elkaar, en het was veel prettiger om niet alleen in zo’n kast van een huis te wonen. Het bood ruimte voor zeker vier personen. Vanwege onze hoge leeftijd konden we het huis niet langer zelf meer schoonmaken, daarom besloten we zeven jaar geleden een schoonmaakster in dienst te nemen. Annabel heet ze, ze is 35 jaar en poetsen is haar ziel en zaligheid. Annabel had net als vier andere vrouwen op onze advertentie in de krant gereageerd. We nodigden Annabel en haar vier rivalen uit voor een sollicitatiegesprek. Lies en ik kozen voor de kleine slanke Annabel. De andere sollicitanten kwamen ongemotiveerd, lui en asociaal over. Ze is echt een lot uit de loterij; werkt vlug en netjes. Bovendien is ze 6
betrouwbaar en heel beleefd.” Terwijl Bep vol lof over Annabel vertelde, kwam Lies uit de keuken. Nadat ze de koffie had ingeschonken en het bezoek koekjes had aangeboden, ging ze op een donker zware houten stoel zitten, die dichtbij de bank stond. “Dames, mag ik u vriendelijk verzoeken om mij niet meer met inspecteur aan te spreken, want dat ben ik allang niet meer en bovendien zijn mijn vrouw en ik hier toch gewoon gezellig op bezoek,” verzocht Jan op vriendelijke doch ook serieuze toon. Lies reageerde vlug: “Oh, natuurlijk, dat zullen we doen.” Daarna keek ze haar zuster aan, alsof ze haar een teken wilde geven om te beginnen. Bep begon aarzelend met het vertellen van haar verhaal. “U weet dat ik op donderdag 13 juni 1957 mijn man dood aantrof in mijn huis, in de oude wijk Hoefstraat, in Tilburg. Op die zonnige dag waren Lies en ik de hele middag vanaf twaalf tot ongeveer tien uur ‘s avonds bij onze oudste zus Clementine en haar kindjes op bezoek in haar huis aan de Goirkestraat. Toen ik van het bezoek thuiskwam, zag ik eerst Jack zo liggen op de bank. Daarna pas het dode lichaam van Marijke. Ze lag in een hoekje in de huiskamer, precies tegenover de bank waarop mijn man lag. Ik schrok me rot, raakte in paniek en werd bang. Stel je toch eens voor, dat de moordenaar of moordenaars nog in huis was of waren. Hij of zij zouden mij ook kunnen vermoorden. Gelukkig vermande ik me en belde de politie. Die kwam heel snel. Meneer Botermans, u had het onderzoek na de moord op mijn man geleid. Hoewel u geen sporen kon ontdekken en geen bewijsmateriaal had, was het overduidelijk dat het om moorden ging.” “Toe, Bep de moorden zijn al lang verjaard en we lazen er veel van over in de krant, maar het was en blijft spannend. Vertel nou eens aan meneer en mevrouw Botermans hoe je Jack en Marijke aantrof,” onderbrak Lies popelend. Haar stem klonk hunkerend, alsof ze met plezier het verhaal van haar jongere zus wilde horen. Bep gaf gehoor aan het verzoek van Lies en begon haar verhaal. “Over zijn hoofd had mijn man een zwarte plastic vuilniszak, die 7
strak dichtgeknoopt was en om zijn polsen zat witte tape. Natuurlijk ben ik me er goed van bewust dat er meer moordenaars de moorden hebben kunnen plegen, maar voor het gemak spreek ik over één moordenaar. Waarschijnlijk durfde de moordenaar niet het risico te nemen dat mijn man kon ontwaken en tegenstand zou kunnen bieden. Nadat Jack elf pilsjes ophad, was hij tijdens het tv kijken dronken in slaap gevallen. Het was voor de moordenaar een makkie om de moord te plegen. Wat Marijke daar in het huis had te zoeken, was en blijft voor mij nog altijd een raadsel. Haar mond was ook met tape afgeplakt, volgens mij was ze door verstikking om het leven gekomen. U en uw collega’s lieten eigenlijk niet veel los over haar dood. Zelf hield ik het er maar op, dat ze op de verkeerde plaats en tijd was. En eigenlijk denk ik dat nog steeds.” “Huh,” zei Lies en trok daarbij een gemeen gezicht. Dan hebben Bep en ik een mooi verhaal voor jullie. Laat ik maar beginnen met Jack Goverts. Hij stond bekend als een lieve, zorgzame en hardwerkende man. Jack had een eigen succesvol advocatenkantoor. Maar hij was echt geen goede echtgenoot voor Bep, hij was haar ontrouw. Bovendien was hij gokverslaafd. Heel zijn maandsalaris ging op aan drank, vrouwen en gokken. Bep kwam heel vaak bij Clementine en mij uithuilen. Ze vertelde ons dat ze Jacks gedrag en haar huwelijk met hem spuugzat was. Ze had geprobeerd om met Jack tot een oplossing te komen voor zijn problemen, maar niets hielp. Hij beloofde telkens maar weer om zijn best te doen om van zijn verslavingen af te komen. Jack hield haar alsmaar voor de gek, alles wat hij haar beloofde waren valse beloftes. Bep hield van kinderen, Jack absoluut niet. Tot haar groot verdriet bleef haar huwelijk met Jack kinderloos. Bep had altijd gedacht dat kinderen Jack zouden kunnen veranderen, dat hij een beter mens zou worden. Dat hij verantwoordelijkheid moest dragen voor zijn vrouw en kinderen. Misschien zou hij zich dan gedragen als een goede man voor Bep en als een lieve vader voor hun kindjes, maar het had allemaal niet zo mogen zijn.
8
Op een middag waren Bep en ik op bezoek bij Clementine. Bep was door Jacks gedrag zo overstuur. Ze was helemaal op. Toen hadden we met ons drieën een plannetje beraamd. We wilden Bep helpen om van Jack, die ellendeling, af te komen. Ons plan was als volgt: Bep en ik waren dus op donderdag 13 juni bij Clementine. Bep had mij verteld, dat Jack alleen thuis zou zijn en zo als altijd dronken op de bank zou liggen met de tv aan. We spraken af dat Bep tot half tien bij Clementine zou blijven, alleen ik bleef maar tot zeven uur en fietste daarna richting Hoefstraat. Ongeveer een half uurtje later stalde ik mijn fiets in de bosjes van een afgelegen zandweggetje dat leidde naar een schoenenfabriekje. Vanaf het schoenenfabriekje dat op een slecht verlicht industrieterrein lag, liep ik naar de Hoefstraat. In mijn rechterhand droeg ik een zwarte plastic afvalzak met daarin nog een kleinere grijze plastic zak, twee paar wegwerphandschoenen en een rol afplaktaktape. Om niet op te vallen, ging ik gekleed in een zwarte spijkerbroek en donkerblauwe poloshirt met daar over een korte donkerblauwe linnen blazer. Aan mijn blote, bezweette voeten droeg ik versleten zwarte instappers, die alles behalve prettig zaten. Buiten was het ondertussen heel donker geworden en tegen acht uur kwam ik in de lange Hoefstraat aan. In de meeste huizen daar brandden licht, maar tot mijn verrassing waren de huizen van Beps buren in totale duisternis gehuld. Bep had me gezegd dat ik via het bruine houten achterpoortje door de tuin naar de keuken kon. Het poortje en de keukendeur zaten nooit op slot als er tenminste één van hen, in dit geval Jack, thuis was. Aangekomen bij het huis van Bep deed ik eerst mijn schoenen uit, en zette die op de grond neer tegen de buitenmuur van een schuurtje. Rechts van de kleine, stenen schuur bevond zich het achterpoortje. Voordat ik het poortje wilde openen, deed ik de wegwerphandschoenen aan. Pas daarna opende ik het achterpoortje en liep vervolgens over het grijze tegelpad naar de grote keuken. Bep had mij beloofd om een emmer met water en een dweil voor mij in de keuken klaar te zetten. In mijn linker hand droeg ik de emmer gevuld met water en dweil daarin en in mijn andere hand 9
had ik de zwarte afvalzak. Zo sloop ik via de donkerbruine houten keukendeur de ruime huiskamer binnen en zette de emmer tegen de huiskamermuur naast de tv. In de door twee schemerlampjes verlichte huiskamer zag ik Jack laveloos op de zwart leren bank liggen. De nare bier en sigarettenlucht kwamen op me af. De tv stond aan en op de bruine tegelvloer van de huiskamer lagen her en der lege flesjes bier verspreid. Het eerste wat ik deed, was een stuk tape van de rol afscheuren en om zijn beide polsen plakken. Dit verliep probleemloos, totdat de huistelefoon plots begon te rinkelen. Tijdens het vastplakken van zijn polsen verkeerde ik in de veronderstelling dat Jack zoveel had gezopen, dat hij van de wereld was. Maar dat was niet zo. Hij reageerde wel op het telefoongerinkel en wilde van de bank opstaan en ik schrok me rot. Na twee keer hield het rinkelen op. Jack was zich nu bewust van de tape om zijn polsen en werd zeer onrustig en bang. Wat ik zo heerlijk vond was, dat ik met alle zekerheid kan zeggen, dat hij mij, ondanks zijn zatte kop toch had herkend. Hij probeerde met zijn mond de tape van zijn polsen door te bijten. Dit lukte hem niet, want ik hield hem tegen. Mijn schoonbroer stribbelde tegen toen ik uit de zwarte afval zak nog een kleine plastic zak haalde en die over zijn hoofd schoof en strak dicht knoopte. Hij snakte naar adem, maar ik had geen medelijden met hem en heb hem doen stikken. Hoewel alles naar wens was verlopen, zat mij toch nog iets dwars. Wat het was kon ik niet precies zeggen. Jack droeg een beige katoenen broek, een witblauw geruite bloes en bruine leren schoenen. In het rechtse borstzakje van zijn bloes stak een stukje rood kant uit, maar ik heb er verder geen aandacht aan besteed. “Maar Mevrouw Wittens, hoe zit het dan met Marijke Goverts, het schoonzusje van Jack?” onderbrak Jan haar heel snel. “Nou, dat wil ik u net haarfijn uitleggen hoor! Dus even geduld,” snauwde Lies hem toe. “Bep, de koffie is op, we zijn nu wel toe aan een lekker wijntje en wat hartige hapjes. Ga jij maar naar de kelder en breng een fles witte wijn en rode wijn mee. In de keuken vindt je de hapjes. 10
Opschieten graag,” commandeerde Lies. Bep verliet de huiskamer zonder tegensputteren. Lies slaakte een zucht van verlichting en sprak op fluisterende toon tegen Jan en Els: “Wat ik nu ga vertellen, mag Bep nooit te weten komen. Daarom heb ik haar de kamer uitgestuurd en aangezien ze niet al te snel is, blijft ze een flinke poos weg. Zoals u hebt gezien, ze is een echte sul. Zo dom, zo naïef. Ze kan er natuurlijk zelf niets aan doen, daarom bescherm ik haar. Dat sukkeltje! Ze weet niet beter als dat ik Jack en Marijke heb vermoord. Meneer Botermans, u en uw collega’s hebben de moord op Marijke en Jack ook nooit opgelost. Bep denkt nog steeds dat Marijke toevallig langs kwam, maar ik wist beter en u en uw collega’s wisten beter. Die del was getrouwd met de negenentwintig- jarige Frank Goverts. Frank was de broer van Jack. Marijke en hij hadden geen kinderen, die wilde zij niet. Frank wist niet dat zijn jongere broer een relatie met Marijke had. In die tijd was en nu nog steeds is dat een schande. Toch? Dat Marijke en Jack vermoord waren, daar kon de politie niet omheen. Alleen werd verzwegen hoe Marijke om het leven is gebracht. Toen Bep haar man Jack en Marijke dood aantrof, heeft ze de politie gebeld. Ze was zich rot geschrokken, want de moord op Marijke kwam niet in ons draaiboek voor. Ha, haha!” Lies lachte gemeen en hard en ging verder met haar verhaal. Het echtpaar Botermans luisterde gespannen naar wat Lies had te vertellen. “Nadat ik Jack om zeep had gebracht, stond ik op het punt om naar mijn huis te gaan. De klus was toch immers geklaard, tenminste dat dacht ik. Plots hoorde ik het klikken van hoge hakjes buiten, nog in de verte op het tegelpad. Wie zou dat nou nog kunnen zijn tegen half negen? Nee, ik mocht niet in paniek raken en keek snel door de huiskamer. Meteen viel mijn oog op de open haard en de kachelpook. De ijzeren kachelpook hing aan een ijzeren haak aan de met druk behangen bloemetjes muur. Zo vlug als ik kon en zo geluidloos mogelijk pakte ik de kachelpook van de muur en verstopte me achter de bank waar Jack levenloos op lag. Mijn hart klopte in mijn keel, ik was bang, maar tegelijkertijd vond ik het ook reuze spannend; het idee alleen al om geconfronteerd te worden met de 11
onverwachtse bezoekster. Ja, ik had moeite om mijn nieuwsgierigheid en zenuwen te bedwingen. Voor mijn gevoel duurde het een eeuwigheid dat ik me achter de bank had verstopt. In hurkhouding gezeten vanachter de bank, kon ik op de houten koekoeksklok kijken, die tegenover mij aan de muur hing. Toch waren er maar slechts vijf minuten verstreken dat ik me achter de bank had verborgen. Op eens ging de keukendeur met een zwaai open en hoorde ik een ordinaire hese vrouwenstem vanuit de keuken roepen: “Joehoe, schatje, ik ben het! De vorige keer ben ik mijn slipje vergeten mee te nemen en nu kom ik het ophalen. Kijk, ik heb er nu ook geen aan.” Lies stopte even haar verhaal, stak een sigaartje op en met een kwaad gezicht naar Jan en sprak op felle toon: “Nou, die sloerie trok haar strakke, zwarte rok omhoog en ik kon zo alles zien. U weet wel wat ik bedoel! Bah, ik werd er zo misselijk van en begreep toen wat mij dwars had gezeten. Dat kleine rode kanten stukje stof dat uit Jacks bloeszakje piepte, bleek het slipje van Marijke te zijn. Nadat Marijke haar rok weer had laten zakken, keek ze verbaasd naar Jack. Voorzichtig liep ze naar de bank. Daar bleef ze even stilzwijgend naar Jack kijken en naar een minuutje of wat drong het pas tot haar door dat Jack dood was. Ze gilde het uit van angst en wilde weg lopen. Marijke, die vuile slet moet ook beseft hebben, dat de moordenaar ook nog in huis kon zijn. Als een razende kwam ik achter de bank vandaan met de pook mijn linker hand, sprong op haar af en greep haar bij de haren. De pook was een uitstekend moordwapen en ik kon Marijke met een flinke klap meteen doden, maar dat wilde ik niet. Eerst moest ze flink pijn lijden, door een zachte tik met de pook op haar achterhoofd, sloeg ik haar buitenwesten. Marijke viel als een lappenpop op de vloer, precies naast de bank met de dode Jack erop. In die korte tijd dat ze even buiten bewust zijn was, pakte ik vlug weer de rol met tape en plakte haar beide polsen stevig vast. Nog geen vijf minuten later kwam ze weer bij en keek mij heel bang aan. Ze smeekte me om haar leven te sparen, dat was ik niet van plan en pakte haar slipje uit Jacks bloes en gebood haar haar mond zo wijd mogelijk 12
open te houden. Het domme wicht deed uit angst wat ik haar had opgedragen en ik propte het niemanddalletje diep in haar open mond en plakte over haar rode gestifte lippen een stuk tape stevig vast. Marijke stribbelde net als Jack tegen en probeerde zich ook tevergeefs van de tape te ontdoen. Nadat ze haar laatste adem had uitgeblazen, besloot ik huiswaarts te keren. Bij het verlaten van het huis lette ik goed op sporen, die naar mij zouden kunnen leiden. Allereerst, deed ik de rol met nog een restje tape erop in de zwarte plastic afvalzak die ik van huis had meegenomen. In de zak zaten ook nog de extra paar wegwerphandschoenen, die had ik niet gebruikt. De zak met spullen stopte ik in de rechter zak van mijn blazer. Daarna pakte ik de emmer met dweil. Zorgvuldig dweilde ik de vloer. Zo wiste ik al mijn voetafdrukken en zorgde dat ik geen sporen achterliet. Via de keuken moest ik natuurlijk weer over het tegelpad door de tuin. Eenmaal klaar met het dweilen stopte ik de vuile vochtige dweil in de zwarte afvalzak. Het dweilwater gooide ik in de tuin, de emmer keerde ik om en plaatste hem ondersteboven tegen de buitenmuur van de keuken en zo baande ik mij een weg door de tuin naar de straat. Mijn terugweg verliep even vlekkeloos als mijn heenweg.” Plotseling stopte Lies met haar verhaal, plaatste haar wijsvinger tegen haar lippen en fluisterde tegen Els en Jan: “Ssst, Bep komt eraan, ze weet alleen dat ik Marijke heb betrapt en vermoord. Dat ik haar heb doen stikken dat is alles wat ze weet. Noch de politie, noch ik hebben haar verteld over het slipje dat in de mond van Marijke zat. Bep wist niet dat Marijke en Jack een verhouding hadden. Clementine, Bep en ik in het bijzonder hadden altijd al een gruwelijke hekel aan Marijke. We vonden haar een hoer en een gevaar voor iedere man. Bep is nogal onnozel en daarom maakte ik haar wijs dat ik Marijke om die reden vermoordde. En dat wil ik zo laten.” “Hier ben ik weer ! Met wijn en iets lekkers,” sprak Bep triomfantelijk en keek blij als een kind. “Je bent voor jouw doen snel terug. Dat ben ik niet van je gewend. Als jij zo goed wilt zijn om onze 13
gasten van drinken en van een hapje te voorzien, dan kan ik tenminste verder gaan met het verhaal. Dus vooruit maar,” maande Lies haar zuster aan. “Mijn terugweg verliep probleemloos. Op mijn dooie gemak ben ik naar huis gefietst. Rond kwart voor tien was is ik weer terug in de Predikherenlaan. Daar deed ik de plastic afvalzak die gevuld was met het rolrestje tape, de dweil en de extra ongebruikte wegwerphandschoenen in mijn vuilnisbak. Heel kalm ontdeed ik me van de wegwerphandschoenen, die ik nog steeds aan had en stopte die bij de rest in de vuilnisbak. Als laatst verdwenen mijn oude instappers in de vuilnisbak. Mijn man Albert was met zijn collega’s een avondje uit gaan stappen en ik verwachtte hem pas om twaalf uur thuis. Nee, ik had geen haast en besloot nog heerlijk te douchen. Na het douchen nam ik nog een lekker glaasje advocaat, om de moorden die ik op mijn zwager en Marijke had gepleegd te vieren. Het was een hele fijne dag geweest en ik zou het zo weer over doen.” Els en Jan hadden met verbazing naar Lies geluisterd. Bep schonk witte wijn voor Els, Lies en haarzelf. Jan dronk jus d’orange, want hij moest nog autorijden. “Vrijdagochtend,” sprak Lies, stond ik om half acht op en zette de vuilnisbak buiten de poort op de stoeprand. Om acht uur werd de vuilnisbak opgehaald en geledigd door de gemeentelijke vuilnisophaaldienst. Een half uur slaakte ik een zucht van verlichting: mijn vuilnisbak was tot de bodem helemaal leeg. Alles wat in verband gebracht kon worden met de moorden was naar de gemeentelijke stortplaats en werd daar verbrand. De politie kon geen sporen vinden. De moorden op Jack en Marijke heb ik op vakkundige wijze gepleegd. Een huurmoordenaar zou mij niet kunnen verbeteren, ha, haha! En nu is de beurt aan Bep. Dus Bep kom maar op met je verhaal!” “Met alle plezier,” zei Bep enthousiast met een twinkeling in haar ogen. Lies had net als Clementine en ik een flink geldbedrag van onze ouders meegekregen. Ze hadden voor ons gespaard, met de bedoeling dat we daar op 21-jarige leeftijd vrij over konden beschikken. Lies trouwde 14
met de aantrekkelijke, donkerharige Albert, die werkzaam was op een bank. Albert wist op slinkse wijze aan haar spaarcentjes te komen. Hij had al haar geld verkeerd belegd. Lies wist hier niks van, totdat ze op een dinsdagmiddag naar de bank ging en van Annie, een collega van Albert, te horen kreeg, wat er met haar spaargeld was gebeurd. Alsof dat nog niet erg genoeg was, werd Albert verdacht van fraudering en ontslagen op de bank. Lies kon niet bij hem weg, scheiden ging in die tijd veel moeilijker, dan tegenwoordig. Ze moest hem onderhouden, terwijl meneer de hele dag op de bank of in bed lag. En arme Lies werkte keihard als wijkverpleegster. Kinderen hadden ze niet, en die wilde Lies zeker niet van zo’n crimineel als Albert. Als Lies werkte, ontving Albert foute vrienden in hun huis. Ze had er schoon genoeg van, ze wilde niks van die criminele praktijken weten. Het was tijdens haar bezoek aan Clementine dat ze instortte. Ze vertelde dat ze het gedrag van Albert meer dan zat was, en dat ze al lang niet meer van hem hield. Het kwam hier op neer; ze wilde van hem af, liever vandaag nog dan morgen, dat waren haar woorden. Clementine en ik stonden achter de beslissing van Lies en kwamen met een voorstel. We wilden haar van Albert verlossen. Lies had Jack en Marijke vermoord. Nu was Clementine of ik aan de beurt om een moord te plegen. Clementine durfde Albert niet om zeep te brengen, maar ik wel! We spraken af dat Lies woensdagmiddag van twaalf uur tot half zes in de namiddag bij Clementine zou blijven. Lies had mij verteld dat haar man Albert die middag alleen thuis was en de dakgoot van hun huis wilde gaan repareren. Aangezien ik ervoor gekozen had om Albert te vermoorden, vertrok ik om half drie per fiets naar dit huis, hier in de Predikherenlaan. Voor deze speciale gelegenheid, droeg ik een mooi rood katoenen broekpak met goudkleurige sandaaltjes. Om vingerafdrukken te voorkomen had ik net als Lies wegwerphandschoenen aan. Tegen drie uur kwam ik bij het huis van Albert en Lies aan. Nadat ik mijn fiets tegen de buitenmuur van de schuur had gezet, opende ik voorzichtig de grote 15
houten poort en sloop zachtjes door de tuin naar de achterkant van het huis. En ja, daar zag ik Albert. Hij stond op de hoogste tree van een ladder, die hij tegen de buitenmuur van het huis onder de dakgoot had geplaatst. Maar hij verrichtte helemaal geen reparatiewerkzaamheden. Wat hij toen deed was voor mij echt een verrassing; hij nam uit de goot een zwarte leren reistas en gooide die naar beneden. Toen maakte hij aanstalten om van de ladder te klimmen, maar ik was hem al voor en schudde de ladder met Albert erop, flink heen en weer. Albert verloor zijn evenwicht en maakte een val van vier meter. Mijn zwager plofte neer op de grond. Allereerst voelde ik zijn pols, want ik wilde er zeker van zijn dat hij dood was. Dat was gelukkig het geval. Vlug pakte ik de reistas en maakte me snel uit de voeten. Oh, wat was ik blij! Het was me toch maar gelukt, om op klaarlichte dag Albert te vermoorden. Al neuriënd, fietste ik naar huis. In de Hoefstraat aangekomen, gooide ik die wegwerphandschoenen in de vuilnisbak. Snel ging ik mijn huis binnen en liep meteen naar de huiskamer. Als een kind zo blij, nam ik plaats op de bank en maakte de zwarte reistas open. In de tas zaten bankbiljetten van honderd, vijfentwintig en tien gulden. De inhoud van deze tas was als een geschenk letterlijk en figuurlijk uit de lucht komen vallen. Niet alleen voor mij, maar ook voor mijn zusters. Met bevende handen telde ik het geld, ik kwam op een totaal bedrag van drie ton. Daarna telde ik het voor de tweede keer en kwam weer op drie ton uit. Ook na deze telling bleef ik twijfelen, daarom telde ik tot vijf keer toe en steeds bedroeg het totale geldbedrag drie ton. Die drie ton wilde ik met Clementine en Lies delen, maar ik zou hun de volgende dag pas over de reistas en al dat heerlijke geld vertellen. Omdat ik in feeststemming was, sloeg ik twee glaasjes whisky achterover. Lies ging om half zes per fiets naar de Predikherenlaan. Nog geen half uur later deed ze zogenaamd een verschrikkelijke ontdekking. Albert lag levenloos liggend onderaan een ladder. Hij werd door Lies levenloos aangetroffen, liggend onderaan een ladder. Lies speelde haar rol als 16
liefhebbende, bezorgde echtgenote uitstekend. Ze heeft onmiddellijk hun huisarts gebeld, die constateerde dat Albert al zeker twee uur dood was en dat zijn nek was gebroken. Albert verrichtte reparatiewerkzaamheden aan de dakgoot van dit huis. Omdat Albert die middag alleen thuis was en een eventueel misdrijf uit te sluiten, werd de politie ingeschakeld. Maar volgens de politie had Albert niet goed opgelet en de ladder niet stevig genoeg tegen de buitenmuur van het huis geplaatst. De ladder verschoof toen Albert naar beneden wilde klauteren om nog wat gereedschap uit zijn gereedschapskist te pakken. Albert verloor zijn evenwicht en maakte een dodelijke val van vier meter. De dood van Albert in april 1959 werd afgedaan als dood door ongeluk. De volgende dag, donderdag, de dag na de dood van Albert, had ik voorzichtig telefonisch contact met Lies en Clementine opgenomen en over het geld verteld. Lies en Clementine reageerden erg blij en adviseerden me het geld op zolder te verstoppen en er verder met niemand over te praten. Het was ons geheim. Albert werd een week later op donderdagochtend begraven. Na de begrafenis gingen Lies Clementine en ik met familieleden en kennissen naar het huis van Lies voor de koffietafel. Om twee uur was de koffietafel afgelopen en waren we weer met ons drietjes. Hoe Albert aan zoveel geld kwam, was voor Lies ook een vraag. We wisten dat hij criminele vrienden had. Al gauw rees bij ons het vermoeden, dat Albert door afpersing, drugshandel en roofovervallen zo aan die drie ton was gekomen. Misschien was die drie ton afkomstig van een grote gepleegde misdrijf, maar evengoed kon het om meerdere gepleegde misdrijven gaan. Ondanks dat er een luchtje aan dat geld zat, waren we niet van plan om het aan de politie af te geven. Zeker niet aan Alberts boevenvriendjes, die zeker hun aandeel wilden hebben van de buit. En ja hoor! Alberts vrienden klopten dezelfde week nog bij Lies aan en eisten hun aandeel. Clementine en ik hadden haar aangeraden om zich 17
van de domme te houden. De criminelen lieten het hier natuurlijk niet bij en doorzochten het hele huis, tuin en garage. Ze vonden niks en dropen af. Gelukkig wist het tuig niets van Clementine en mijn bestaan af. Mijn zusters en ik besloten om het geld veilig op mijn zolder te laten liggen en ons een jaartje gedeisd te houden. Het geld was van af dat moment van ons! Ondertussen wilden we zeker zijn dat Alberts vrienden niet meer naar het geld zochten. Clementine en ik luisterden iedere dag naar het nieuws op de radio en Lies keek naar het nieuws op tv en hield de krant bij. Er werd geen woord gerept over driehonderdduizend gulden die in verband kon worden gebracht met gepleegde roofovervallen of misdrijven. Het spoor liep dood. Na een jaar konden we doen en laten wat we maar wilden met al dat geld! In die tijd waren de onderzoeksmethoden van de politie anders. DNA-onderzoek bestond toen nog niet. April 1960 besloten we het geld eerlijk te verdelen. Lies en ik hadden besloten om in oktober van dat jaar samen te gaan wonen. Lies bleef werken als wijkverpleegster en ik deed ons huishouden. Clementine woonde met haar man Klaas en kinderen in een grote luxe herenhuis in de Goirkestraat. Ze kreeg natuurlijk ook haar aandeel, maar wilde het geld niet in haar huis hebben.” “Bep, de glazen van onze gasten zijn leeg, dus zorg als de weerlicht voor jus d’orange en voor ons wijn,” beval Lies haar zuster op commanderende toon. Bep verdween naar de keuken. “Zo, die blijft wel eventjes weg, daar heb ik wel voor gezorgd,” glunderde Lies en zei terwijl ze vergenoegd in haar handen wreef: “Meneer Botermans, ik wil dit verhaal dolgraag zelf vertellen en daar heb ik Bep dus niet bij nodig. Dit spannende verhaal gaat over onze zuster Clementine. Als ze nu nog zou leven, zou ze 83 jaar zijn geweest. Ze overleed in 2001. Clementine was in 1957 een mooie, jonge vrouw van 30 jaar. Met haar lang, slank figuurtje, donkerbruine ogen en prachtig lichtbruin haar werkte ze als fotomodel. Clementine was een veelgevraagd model en verdiende een fortuin. Een mooi uiterlijk is prima, maar het belangrijkst was haar karakter; niets en niemand was haar teveel. Onze lieve zus had een warm 18
hart en stond voor iedereen altijd klaar. Ze was getrouwd met Klaas Verbaandert, een 37-jarige timmerman. Bep en ik begrepen wel dat onze Clementine voor hem was gevallen. Door het vele werken in de buitenlucht en het vissen aan het water, had hij een bruine huid. Hij viel op door zijn lang, gespierd lijf, grijze ogen en een flinke bos dik donker haar. Clementine en hij hadden drie kinderen, twee jongens; Bartje van drie, Wouter van vijf, en een meisje. Sanne was toen maar amper twee. Jaren later, op volwassen leeftijd, verhuisde hun dochter naar Canada, de twee zonen bleven in Tilburg wonen. Klaas werkte in de bouw en hield van vissen. In het weekend ging hij dan vaak alleen vissen bij het Wilhelmina-kanaal. Clementine gaf helemaal niks om vissen, en bleef liever met hun kinderen van 2, 3 en 5 jaar vaak een weekend bij Bep en mij logeren. Klaas had dan het huis alleen voor zich zelf en kon gaan vissen wanneer hij wilde. Voor de buitenwereld leek het huwelijk van Clementine en Klaas een sprookjeshuwelijk. Alles zat hun werkelijk mee; lieve kinderen, een goede gezondheid, werk en geld. In het begin van hun huwelijk was Klaas een goede man voor Clementine. Maar later toen de kinderen er waren, sloeg hij haar vaak in hun bijzijn bont en blauw. Ze kon in zijn ogen nooit iets goed doen. Hij was een vuile sadist. Clementine vertelde tijdens een bezoekje aan ons, dat ze voor altijd van hem af wilde. En wel zo snel mogelijk. Wat ze niet kon vermoeden was, dat haar wens ook echt in vervulling ging.” Lies stopte even met vertellen, dacht na en keek met haar gemene rattenoogjes naar Els en Jan. Ze stak met vaste hand een sigaartje op, nam een trekje ervan en richtte zich tot Jan: “Clementine logeerde met haar kleintjes een weekendje hier in de Predikherenlaan. Nu spreek ik over september 1960. Onze zuster kwam hier met haar kleintjes rond half vijf aan. We dronken met zijn allen eerst een glaasje limonade en daarna rustten onze twee neefjes en nichtje uit. Clementine bracht haar koffer met kleren van haarzelf en de kinderen naar onze ruime logeerkamer op de eerste 19
verdieping en zorgde ik voor het eten. Nadat Clementine de koffer had uitgepakt, legde ze de spullen in de grote donkerhouten klerenkast. Toen ging ze snel naar beneden om het lichtblauwe wandelwagentje uit haar auto te halen. Ze plaatste het wagentje tegen een muur beneden in de gang. Bep had al die tijd op Bartje, Sanne en Wouter gepast. Om zes uur zaten we aan tafel. Na het eten mochten de kinderen nog tot zeven uur spelen, daarna was het voor hun bedtijd. Tot half elf speelden wij kaart, kletsten nog wat en dronken een wijntje. Tegen elf uur gingen we naar bed en sliepen uit tot zaterdagochtend acht uur. We moesten eerst onszelf aankleden en later de kinderen. Het hele gezelschap zat om negen uur aan de ontbijttafel. We namen de tijd om van het ontbijt te genieten. Pas om tien uur waren we klaar en reden met de auto van Clementine naar het Wandelbos. Het was een mooie zonnige dag en we maakten eerst een korte boswandeling. De kinderen waren het wandelen al gauw beu en dus gingen we met hen naar de zandbak van de speeltuin, die bij het Wandelbos hoorde. In de zandbak speelden ze naar hartenlust, maar de lunch wilden we thuis gebruiken, daarom vertrokken we om twaalf uur richting Predikherenlaan. Na de lunch die tot twee uur duurde gingen we naar het zwembad. Daar bleven we tot vijf uur, want we wilden het niet al te laat maken voor de kinderen, ze waren nog zo klein. Klokslag half zes kwamen we hier aan en om zes uur aten we een warme maaltijd. De kinderen mochten na het avondeten nog even spelen. Bart van vijf, die met zijn lichtbruin haar en donkerbruine ogen op Clementine leek, speelde met de blokkendoos. Sanne was twee jaar en de driejarige Wouter vonden het heerlijk bij ons op de knie te zitten en liedjes te zingen. Zij waren met hun donkerbruine bijna zwarte haartjes en grijze kijkers evenbeelden van Klaas. De kleintjes lagen tegen zeven uur in bed. Clementine, Bep en ik bleven nog kaarten tot half elf, daarna gingen wij ook naar bed. Zondagochtend stonden we om acht uur op. Na het ontbijt reden we om tien uur met Clementines auto naar café-restaurant Boerke Mutsaers in Tilburg-west. Het was lekker weer. 20
Terwijl de kinderen buiten speelden in de speeltuin van Boerke Mutsaers, zaten wij met ons drietjes op het terras heerlijk te genieten van een kopje koffie. Zo konden we de kleintjes goed in de gaten houden. Van half een tot twee uur lunchten we in het restaurant. Na de lunch mochten de kinderen nog even spelen, maar tegen half drie waren ze zo moe, zodat we maar zijn vertrokken. Op weg naar huis vielen de kinderen in de auto al in slaap. Om drie uur waren we thuis. Lies en ik hielpen Clementine haar slapende kleintjes uit de auto te tillen en brachten hen naar hun logeerkamer. Zelf speelden we nog gezellig kaart en dronken koffie en thee. Ik maakte om vijf uur het avondeten klaar. Clementine pakte ondertussen haar twee koffers met logeerspullen in, Lies klapte de wandelwagen in en zette die in het rode lelijke eendje van Clementine. Na het avondeten van zes uur bedankte Clementine ons voor het leuke weekendje-uit logeren en vertrok met de kinderen naar hun huis in de Goirkestraat. Daar kwamen ze om half acht aan en werden ze opgewacht door twee agenten van politie. De agenten wilden haar spreken en zeiden dat ze dat beter binnen in huis konden doen. Clementine ging met de kleintjes en de agenten haar woning binnen en vroeg de agenten naar de reden van hun bezoek. De agenten stelden zich aan haar voor als Pieter Nouwens en Hans Teurlings. Agent Nouwens was een flinke man, stevig, maar niet dik van postuur. Opvallend waren zijn groene ogen, bruinblond haar en zijn dito kleurige, grote hangsnor. Clementine schatte de leeftijd van beide mannen rond en nabij 35 jaar. Pieter Nouwens vertelde aan Clementine dat hij slecht nieuws had. “Vanochtend om zeven uur zag een wandelaar het levenloze lichaam van een man in het Wilhelmina-kanaal drijven. De wandelaar had onmiddellijk de politie gebeld. Volgens de patholoog-anatoom van politie was de dode man waarschijnlijk tijdens het vissen onwel geworden, in het water gevallen en verdronken. In de portemonnee van de man zaten een visitekaartje met zijn naam en adres erop en huissleutels. Zo hebben we uw huisadres kunnen achterhalen, dus vandaar ons bezoek.” 21
Agent Hans Teurlings, die kleiner en dikker was dan zijn collega had blauwe ogen, die omkranst werden door zeer lichte wimpers en hij nam het gesprek over. Zijn rossige hoofdhuid scheen door het dunne vlasblonde haar. Voorzichtig vroeg hij: “Mevrouw, denkt u dat u het aankunt om het lichaam van de verdronken man te identificeren en daarna een verklaring af te leggen op het politiebureau?” Clementine huilde en zei dat ze met hun meeging, maar dat ze eerst bij haar buren langsging om de kindjes bij haar overburen onder te brengen. Ze kon de kinderen toch niet aan hun lot overlaten en meenemen naar het politiebureau was ook geen optie. Daarna vertrok Clementine met de agenten naar het mortuarium en daar identificeerde ze dat de dode man haar man Klaas was. Op het politiebureau legde ze een verklaring af dat ze het hele weekend met haar kinderen bij Bep en mij in de Predikherenlaan had gelogeerd. Bep en ik bevestigden haar alibi. Omdat er geen sporen van geweld waren gevonden, werd het overlijden van Klaas afgedaan als een dodelijk ongeval.” “Mevrouw Wittens, waarom vertelt u dit verhaal aan ons?,” wilde Jan nieuwsgierig weten. Juist op het moment dat Lies aan Jan uitleg wilde geven, vloog de deur open en trad Bep de huiskamer binnen. In haar handen droeg ze een dienblad vol met drankjes. “Bep, voorzie jij onze gasten van drank en een hapje. Niet tegen sputteren, dus houd verder je mond,” blafte Lies haar zuster toe. Bep deed mokkend wat haar was opgedragen en luisterde onder het serveren stilzwijgend naar het verhaal van Lies. “Zo heb ik het graag,” zei Lies. “Ik duld geen tegenspraak, van niemand en zeker niet van Bep. Dat weet onze Bep maar al te goed, hé Bep? En nu ga ik lekker verder met mijn verhaal. De moorden op Jack en Marijke bleven onopgelost en hun moordenaar kon u niet vinden. Nu weet u dat ik ze heb vermoord. De dood van mijn man Albert was volgens de politie een ongeluk. U weet nu wel beter, mijn lieve zus Bep had Albert vermoord.” 22
“Pardon, Mevrouw Wittens, nu moet u ons even uitleggen,” onderbrak Jan haar heel snel. “Als ik het goed heb begrepen, vermoordde u Jack en Marijke. Nu weten mijn vrouw en ik ondertussen dat mevrouw Goverts uw man had vermoord. Corrigeer me a.u.b. als ik het bij het verkeerde end heb; de man van Clementine kwam door een ongeluk bij het vissen om het leven.” Bep keek zwijgend naar Lies. Lies nam een slok wijn en stak een sigaartje op en sprak op bedachtzame toon: “Ja, u hebt het goed begrepen, en het overlijden van Klaas Verbaandert was inderdaad een ongeluk. Toch twijfelen jullie hé ?” vroeg Lies aan haar gasten. “Zoals u over die twee zaken hebt verteld, kunnen Els en ik nu ook niets anders geloven dan wat u ons nu hebt opgebiecht de waarheid is,” was Jans antwoord. “U weet nu dat Clementine van Klaas af wilde, punt uit!” zei Lies Wittens geïrriteerd. Ze keek kwaad naar Jan die erg geschrokken was van haar reactie. Na deze woorden was het voor Jan heel duidelijk dat Lies echt geen tegenspraak duldde en dat haar wil wet was. Lies haalde diep adem en vervolgde haar verhaal: “In het weekendje dat ze met haar kleintjes bij ons bleef logeren, bood ik aan op zondagochtend Klaas te vermoorden. Volgens Clementine ging Klaas dikwijls om zes uur vissen bij het Wilhelminakanaal. Bep bleef bij Clementine en de kinderen. Dit huis ligt met zijn voorzijde aan een grote weg, de Ruckertbaan, die hoefde ik alleen maar over te steken en binnen twintig minuten was ik al bij het Wilhelminakanaal. Op een doordeweekse dag is het op de Ruckertbaan ontzettend druk met al dat autoverkeer. Maar die zondagochtend was het donker en stil. Rond half zes verliet ik de Predikherenlaan en om ongeveer tien voor zes, stond ik aan de kant van het donkere koude water. Het kanaal was schaars verlicht; om en om brandde een lantaarn. Mijn ogen moesten nog even wennen aan de duisternis. Nadat mijn ogen gewend waren, liet ik mijn blikken over het kanaal dwalen. Er was geen vissende Klaas te bekennen. Eerst vroeg ik me af of Klaas zich niet aan de overkant van het kanaal bevond. Als dat 23
het geval zou zijn, dan zou ik over het bruggetje moeten lopen om bij mijn zwager in de buurt te komen. Voor de tweede keer speurden mijn ogen het kanaal over. En ja hoor! Op tien meter afstand van mij, zag ik een op een zwak verlichte plek aan de waterkant Klaas. De sadist, gekleed in een donkergrijs visserspak en rubberen laarzen zat op een vissersstoeltje. Naast het vissersstoeltje stond zijn visserskist, die halfopen stond. Voorzichtig sloop ik dichterbij en zag dat Klaas wat aas aan zijn hengel deed en daarna van het stoeltje opstond. Met de hengel in zijn linker hand liep hij via een stenen trapje naar beneden naar de waterkant. Op het moment dat hij de hengel wilde uitwerpen, zag ik dat Klaas met zijn andere hand naar zijn hartstreek greep en riep tevergeefs om hulp. Zijn stem klonk zwak en er was buiten mij niemand in de buurt van het kanaal te bekennen. Mijn zwager viel met hengel en al in het water en ging kopje onder. Ach, ik kon in het water springen, hem uit het water halen daarna op het droge leggen en bij hem blijven. Tja, als ik wilde… Vanwege mijn beroep als wijkverpleegster kon ik hem reanimeren en later hulp voor hem zoeken. Spijt had ik niet. Zwemmen kon ik als de beste, maar ik liet hem verdrinken en keek toe. Tenslotte wilde ik hem vermoorden, door hem tijdens het vissen een duwtje te geven, zodat hij in het water zou vallen. En bij iedere poging die Klaas zou ondernemen om uit het water te komen, zou ik hem zo weer terug het water in duwen. Dat was voor mij totaal geen probleem; ondanks mijn magere gestalte was ik zo sterk als een beer. Mijn plan om hem eigenhandig te vermoorden ging dus helaas niet door; Klaas was tijdens het vissen echt onwel geworden en toen hij in het water duvelde, kwam hij ook niet meer in mijn bijzijn naar boven drijven. En ik was daar getuige van en liet hem in het water achter. Ja, ik vertrok met gemengde gevoelens. Klaas was weliswaar dood, daar was ik blij om, maar niet volgens mijn plannetje; hem met mijn blote handen het water in te duwen. Dat plezier werd mij niet gegund en daar voelde ik me niet goed bij. Van kwaadheid heb ik een tijdje staan vloeken en stampvoeten, daarna ging ik weer terug naar mijn zusters in de Predikherenlaan. Daar kwam ik om ongeveer half zeven aan. 24
Hevig teleurgesteld vertelde ik hen over wat er met Klaas was gebeurd. Clementine en Bep jubelden van blijdschap en prezen me de hemel in. “Lies,” zei Bep. “ Ook al is niet alles volgens plan gegaan, je bent een kanjer, je hebt hem toch maar mooi aan zijn lot overgelaten. Dat getuigt van lef, dat je niet bent gezwicht voor zijn hulpgeroep. Onze Clementine is gelukkig van die gek verlost, zij en haar kindjes hoeven nooit meer in doodsangst te zitten.”Clementine sprong van de bank, gaf me spontaan een dikke kus en bedankte me. Dat deed me heel goed en ik antwoordde zoiets als: “Graag gedaan!” De rest van de dag bleef ik bij Clementine en Bep. Zoals ik al had verteld, ging Clementine met haar kindjes om zes uur in de namiddag weer naar haar huis in de Goirkestraat en daar stonden die twee politieagenten Nouwens en Teurlings haar op te wachten. Inspecteur Botermans, hoe het verder op die dag met haar is gegaan, is u ondertussen wel bekend. “Mevrouw Wittens, ik wil u er nogmaals op attenderen dat ik al lange tijd geen inspecteur meer ben. Beseft u a.u.b. goed dat ik nu een gewoon burgerman ben en niets voor u en uw zuster kan doen, ook al verteld u b.v. over honderd door jullie gepleegde moorden. De moorden op Jack en Marijke zijn al lang verleden tijd. Dat geldt ook voor de zogenaamde ongelukken van Klaas en Albert. Het heeft toch totaal geen zin om dat weer op te rakelen of hebt u daar een reden voor? Wilt u soms dat Els en ik begrip hebben voor jullie? Want ik kan u stellig zeggen: nee! Jullie zijn moordenaars! Clementine wist van jullie plannen, zij was dus ook geen haar beter, ook al had zij zelf geen moord gepleegd.” “Meneer Botermans, luistert u eens heel goed naar me,” reageerde Lies fel. Bep en ik hoeven geen medeleven of begrip. Wij houden niet van sentimenteel gedoe; we hebben nou eenmaal gemoord en tonen geen enkel berouw. En dan spreek ik ook namens jou, hé Bep?” “Zeker weten,” beaamde Bep. “Door Albert flink van die ladder af te schudden, heb ik toch maar mooi bewezen, dat ik lef heb en dat ik niet alleen de lieve brave Bep ben, zoals vele mensen zo over mij denken. 25
Onze Clementine was een zacht gekookt eitje, zij durfde zelfs nog geen vlieg te doden. Met het overlijden van Klaas was ze dolblij. Voor haar en haar kinderen brak een fijne tijd aan. Clementine stopte met het werken als fotomodel. Van het geld dat ze ontving van de levensverzekering van haar man begon ze een eigen modellenbureau. Dat had haar bepaald geen windeieren gelegd. In het begin liep het moeizaam; het werven van goede fotografen en mooie fotogenieke meisjes was een probleem. Weet u, Clementine was toen baas en geen fotomodel meer. Voor haar was dat ook nieuw; leiding geven aan haar personeel en verantwoordelijkheden nemen. Ze moest nog veel leren omtrent zaken zoals de betrouwbaarheid van haar personeel en de boekhouding. Daarbij nam ze een groot risico om flink wat geld in haar bedrijf te investeren. Maar ze leerde vlug en werd een geslaagd zakenvrouw. En ze had natuurlijk ook nog haar aandeel in het boevengeld van Albert, zo’n slordige honderdduizend gulden. Lies en ik zijn trots op haar, ondanks ze toch niet dezelfde lef had als wij. Ze koos voor een leven zonder die misselijke tirannieke Klaas, ze koos voor zichzelf en haar kinderen. Hoe moeilijk het ook voor haar was, maar ze redde zich uitstekend. En dat getuigde ook van veel lef. We steunden haar door dik en dun. Clementine was een beeldschone meid met veel geld. Aan aanbidders was er geen gebrek. Ze had zo haar zwakke momenten, wanneer er een aantrekkelijke man haar probeerde te versieren. Lies en ik waarschuwden haar dan: “Clementine wees wijs, die man is alleen op je geld uit, laat je niet door hem gebruiken.” Onze Clementine wist drommels goed dat wij niets meer met mannen ophadden. Zij helaas wel. Maar ze volgde ons raad op; als ze met mannen uitging, laat hen dan betalen voor b.v. de dure etentjes. Seks had ze met zo’n versierder alleen in een hotelkamer, uiteraard op kosten van de man. Clementine was door schade en schande wijs geworden; ze liet geen enkele man in haar huis slapen. Na Klaas was er geen man meer in haar leven gekomen. Al gauw kregen de mannen die op haar geld aasden in de gaten, dat Clementine niet viel te strikken voor een huwelijk en gaven hun versierderspogingen op. Och, achteraf gezien, was het niet nodig geweest 26
om ons zorgen te maken over onze zus. Want ze wist goed drommelsgoed wat ze deed, maar ze hield ervan om mannen gek te maken, om hun hun te zien kruipen voor haar. Alle pogingen die die versierderstypes deden, om haar te huwelijk ten vragen, waren tevergeefs. Ook al was een man nog zo knap en charmant, ze hield de boot af.” “Mevrouw Goverts, mag ik u heel even onderbreken?” vroeg Els. “Jan en ik willen graag op tijd naar huis, dus komt u a.u.b. to the point.” “Ja, ja, ik zal mijn best doen,” antwoordde Bep haastig en ging vlug verder met haar verhaal. “Clementine genoot ervan om mannen te zien lijden. Voor haar was het verleiden allemaal maar een spelletje geweest, vooral de eerste vijf jaar na het overlijden van Klaas. Na die jaren was ze het spelletje met die aasgieren beu en was ze helemaal klaar met hen. Vanaf die tijd speelde geen enkele man meer in haar leven. Onze zus zorgde in haar eentje vol overgave voor haar gezin. We waren erg trots op haar; onze neefjes en nichtje kregen een moderne, vrije opvoeding. Bart, Wouter en Sanne groeiden op tot nette volwassen personen. Bart woont met zijn vrouw en twee zonen in Tilburg en is advocaat. Wouter is werkzaam als directeur op een basisschool in Tilburg. Hij woont samen met zijn vriendin ook in Tilburg. Het stel heeft geen kinderen. Sanne immigreerde op 25-jarige leeftijd met haar man en dochter naar Canada. Daar runnen ze een hotel en verzorgen excursies voor toeristen. Clementine stopte op 57-jarige leeftijd met haar modellenbureau tot spijt van haar personeel. Voor de jonge fotomodellen die bij haar in dienst waren, was ze niet alleen hun baas. Toen ze met het modellenbureau startte waren er alleen meisjes werkzaam als fotomodel. Later kwamen er ook jongens erbij. De meisjes en jongens noemden haar liefkozend moeder. Clementine was dus heel geliefd; ze was goed voor hen, maar ook streng als het nodig was. Ondanks de protesten van haar personeel verkocht ze toch het bureau. Het leverde zoveel winst op, dat ze ervan kon rentenieren. En dat was wat ze dan ook deed. In het centrum van Tilburg kocht ze een mooie, luxe appartement en genoot van haar 27
vrijheid. Geld had ze volop, ze kon doen en laten wat ze maar wilde. Ze was een leuke oma voor haar kleinkinderen in deze stad. Onze Clementine reisde vier keer in het jaar naar Canada om bij Sanne en haar gezin te zijn. Clementine leidde een heerlijk rustig leven. Ze was net als ons nooit meer hertrouwd. Dankzij Lies en ik werd ze een heel zelfstandige vrouw, ze had geen man nodig om gelukkig te zijn. Wij en haar kinderen en kleinkinderen waren haar steun en toeverlaat. Helaas overleed Clementine op 82-jarige leeftijd aan een hartstilstand.” “Sorry, maar ik moet het toch even kwijt, ik vind het ronduit walgelijk wat jullie aan mijn vrouw Els en mij hebben verteld, ” sprak Jan op verhitte toon en zijn gezicht werd rood van kwaadheid. “Kom Els, we gaan naar huis, want ik wil niks meer over moorden en zogenaamde ongelukken horen. Dus wij vertrekken.” Jan en Els maakten aanstalten om op te stappen, maar Lies Wittens ging breeduit met haar handen in haar zij voor het echtpaar staan en vroeg: “Wat gaat u met onze bekentenissen doen, meneer Botermans? Gaat u er soms mee naar de krant? Want als dat het geval zou zijn, dan juichen Bep en ik dat alleen maar toe. Het is fantastisch als we met onze bekentenissen de voorpagina van de krant halen, we zouden dan nog voor eenmaal schitteren. Ja, ik zie dat al helemaal voor me.” “Nou, dames dat kunnen jullie dan mooi vergeten! Het is nu weekend, maar aanstaande maandag ga ik om negen uur ’s ochtend naar het politiebureau en doe daar melding van al dat gene wat jullie aan mijn vrouw en ik hebben verteld. Daar zoeken ze het wel uit, want ik wil er verder niets mee te maken hebben. Dus voor jullie geen spanning en sensatie meer! Dat plezier gun ik jullie niet! Denk je gezellig bij twee lieve oude vrouwen op de koffie te zijn, blijken ze bloeddorstige moordenaars te zijn. Brr, ik krijg er gewoon koude rillingen van. Het is nu bijna half zes, mijn vrouw en ik willen nú naar huis, dus gaat u alstublieft op zij en waag het niet om ons tegen te houden.”
28
Lies ging opzij en liep stampend van kwaadheid voor het echtpaar Botermans uit naar de gang. Bep volgde als laatste en reikte Els en Jan hun jassen aan. “Goed, jullie kunnen gaan,” mompelde Lies met tegenzin. “Geloof mij, wanneer u de politie op de hoogte hebt gesteld over onze bekentenissen, dan staan Bep en ik geheid weer in de belangstelling. U en uw vrouw hebben toch ook maar mooi naar ons geluisterd. Als jullie echt niet naar onze verhalen hebben willen luisteren, kon u zo opstappen, maar dat is niet het geval. Jullie zijn hier gebleven en dat puur uit nieuwsgierigheid. Ja, ik ben voor honderd procent zeker van dat Bep en ik veel aandacht van de media zullen krijgen. Vrouwen die net zo als ons vernederd, mishandeld en misbruikt zijn, zullen zich in onze verhalen herkennen en ons bewonderen. Wij hebben het toch maar aangedurfd om ons zelf te bevrijden van onze slechte mannen. Onze mannen moesten dood, wij hadden geen keus! Vele vrouwen, die de zelfde ellende hebben meegemaakt als Bep en ik, zullen ons als heldinnen gaan zien. Natuurlijk zijn wij dat ook. Eigenlijk verdienen mijn zuster Bep en ik een standbeeld van ons zelf. Dat zou geweldig zijn!” “Meneer Botermans, laat u ons iets weten als u bij de politie bent geweest? Het zou fijn zijn als we contact met elkaar blijven houden. Het is handig als u uw telefoonnummer en of adres aan ons geeft,” zei Bep serieus en trok daarbij een ernstig gezicht. “Dames jullie krijgen ons adres of telefoonnummer niet. Els en ik willen niets meer met jullie te maken hebben. Jullie zijn door en door slecht.” Met deze woorden nam Jan zijn vrouw bij haar hand en opende de voordeur. Ze verlieten samen vlug het akelige huis aan de Predikherenlaan. Samen liepen ze naar hun grijze Volkswagen, die aan het begin van de Predikherenlaan geparkeerd stond. Jan zag dat Els bang was en bibberde. Nadat hij haar had geholpen met het instappen van de auto, reden ze huiswaarts. Jan zat achter het stuur, naast hem zat Els, bleek en bevend
29
van angst. “Els wat ben je stil, komt het door die duivelse vrouwen?” informeerde Jan bezorgd. Schubertlaan “Ja Jan, het komt door hen. Het is toch niet raar dat ik zo reageer? Oh, wat ben ik blij, dat we weg zijn uit dat nare huis met die twee akelige zusters.” “Boterbloempje van mij, ik vond het bij die twee ook niet prettig, ik kan me heel goed voorstellen hoe jij je nu voelt. Het is gelukkig niet druk op de weg, dus we zijn zo weer thuis in ons eigen huisje.” Jan reed stevig door. Om tien voor zes parkeerde hij de auto op de parkeerplaats voor hun huis aan de Schubertstraat. Eenmaal binnen, plofte Els op de bank in de moderne huiskamer. Jan liep vlug naar Els, ging naast zijn vrouw op de bank zitten en hield haar hand vast en streelde zachtjes haar wang. “Je bent helemaal op, schatje, je beeft als een rietje en je handen voelen steenkoud aan. We hadden er beter aan gedaan om niet naar die moordende zusters te gaan. Of misschien was het verstandiger om zonder jou te gaan.” “Ach, daar ben ik het niet met je eens Jan. We gingen omdat ze ons op de koffie vroegen. Wisten wij veel, dat het allemaal zo anders zou uitpakken. Het lijkt wel of we in een horrorfilm waren beland.” “Els, ik zal eerst een glaasje witte wijn voor je inschenken en ik neem er ook een. Dat kunnen we nu wel goed gebruiken. Daarna laten we een maaltijd bezorgen, want ik weet dat we nu niet in de stemming zijn om zelf ons potje te koken.” “Een glaasje wijn lust ik wel, maar ik heb totaal geen eetlust,” snikte Els schokschouderend. Bestel jij maar iets voor jezelf.” “Goed,” zei Jan. Dat doe ik, maar het is wel beter als je iets eet, al was het maar een klein beetje. Alsjeblief, schatje, laten we maar eerst een glaasje wijn drinken. Dat zal je goed doen, dan ontspan je je beter.” Rond kwart voor zes werd er aan de deur gebeld. Jan deed open en begroette de bezorger van het Chinese restaurant Delicious Oriëntal Food. Jan nam zijn maaltijd in ontvangst, rekende af en gaf de bezorger een 30
fooi. Hij liep de keuken in en schepte zijn eten op een groot wit bord, nam bestek mee en ging naast zijn vrouw op de bank zitten. “Kijk Els, ik heb bami speciaal besteld.” Jan nam een flinke hap en zei: “Het smaakt heerlijk. Toe, neem jij ook een hapje, want je weet echt niet wat je mist, meiske.” Els aarzelde, maar besloot toch een beetje van de bami te eten. “ Jan, wat vind je hiervan; zullen we na het eten nog even naar een leuke dvd van bijvoorbeeld Mister Bean kijken? Die ellende van vanmiddag wil ik graag zo gauw mogelijk vergeten.” “Dat vind ik een uitstekend idee, mijn liefje. Probeer nog maar wat te eten, dat is beter voor je. Als we klaar zijn met eten, dan ruim ik de boel op en zet de afwas in de vaatwasser. Jij mag lekker op de bank blijven zitten of liggen en als je wilt mag je alvast een dvd uitzoeken.” Els zei dat ze dan nog heel eventjes op de bank wilde liggen. Maar na het eten koos ze twee dvd’s uit van Mister Bean en ondertussen verdween Jan naar de keuken. Het echtpaar bleef op tot elf uur en om half twaalf lagen ze uitgeteld in bed. De volgende dag, zaterdag 15 oktober, sliepen Jan en Els uit tot acht uur. Na een stevig ontbijt reden ze tegen tien uur met de auto naar het Brabants plaatsje Oosterhout. De autorit duurde amper een half uurtje. Toen ze in Oosterhout aan kwamen zei Jan: “Els, ik zet de auto wel in die parkeergarage naast het overdekte winkelcentrum.” “Oké,” antwoordde zijn vrouw. “Goh, ik had echt niet verwacht dat dit kleine plaatsje zo’n modern groot winkelcentrum heeft.” “Nou dat is toch helemaal geweldig, nu kan je lekker shoppen,” grinnikte Jan. Je hebt het verdiend na heel die rompslomp van gisteren. Doe het maar rustig aan. Ik stel voor om ’s middags hier te lunchen op een verwarmd terras en ’s avonds dat is nog een verrassing.” Els slaakte een kreet van vreugde en zei lachend: “Lieverd, ik ga me echt uitleven. Dus je moet straks niet klagen als we blut zijn.” Nadat ze de auto hadden geparkeerd begon het heerlijke dagje shoppen voor Els om half elf. Om vijf uur ‘s middags vertrok het echtpaar 31
Botermans naar Tilburg. Thuis aangekomen ruimden ze de shoppinginkopen van Els op. Toen ze daarmee klaar waren, wilde Els aanstalten maken om eten te gaan koken, maar Jan ging achter haar staan. Hij sloeg zijn armen om haar heen en fluisterde zachtjes in haar oor: “Liefje, ga maar douchen, trek je mooiste jurk aan en tut je maar fijn op. Je hoeft niet te koken, wij gaan lekker uiteten bij Mario.” En zo werd de zaterdagavond afgesloten met een etentje bij het Italiaans restaurant in het drukke stadscentrum van Tilburg. Zondagochtend zaten Jan en Els om half negen aan een uitgebreid ontbijt in hun knusse keuken. Jan merkte dat zijn vrouw er gespannen bij zat. Ze zei niks en prikte zenuwachtig met haar vork in een stukje brood met gebakken ei. Ze bracht de vork naar haar mond, maar liet hem uit haar hand vallen. Het gevolg was dat het stukje brood met ei op de grond viel. “Och, mijn meiske,” reageerde Jan liefdevol. Laat dat brood maar liggen, ik ruim het wel voor je op. Je zit ergens mee. Wil je het me vertellen? Misschien kan ik je helpen.” Els begon hevig te snikken en zei: “Ja, ik zit inderdaad met iets. En dat iets heeft alles te maken met die twee griezels van de Predikherenlaan. Gisteren heb ik de hele dag niet meer aan hen gedacht en genoot ik van ons dagje uit. Maar nu komt alles voor me weer heel dichtbij. Oh, Jan had ik ze maar nooit ontmoet; die vrouwen zijn slecht en kwaadaardig. Mijn besluit staat vast; ik wil niks met hen te maken hebben en laat alles rusten.” “Liefje, ik kan niet doen alsof er afgelopen vrijdagmiddag niets is gebeurd. Die twee dames hebben ons in hun net weten te strikken. Onder het mom van een gezellig koffie-uurtje bij hen, hebben ze ons opgezadeld met die bekentenissen. Dit enkel en alleen puur om de sensatie. Daar kicken die twee op. Tja, vanaf dat moment zijn wij erbij betrokken geraakt. Als oud-inspecteur, maar ook als burger heb ik de plicht om dit aan de politie te melden. Hetzelfde geldt ook voor jou als burger. We mogen dit niet geheim houden of doen alsof we van niets weten.” “Jan, berusten die verhalen van hen wel op waarheid?” 32
“Of ze allemaal waar zijn, dat weet ik niet. Wat ik wel met zekerheid kan zeggen is dit: het slipje van Marijke bevond zich inderdaad in haar mond. Bep Goverts wist en weet daar op de dag van vandaag nog steeds niks van. Haar zuster Lies des te meer. Morgenvroeg gaan we naar het politiebureau en daar zoeken ze het maar verder uit. Wij hebben dan in ieder geval onze plicht gedaan, zodat niemand iets kan verwijten. Het ziet er buiten goed uit, het lijkt me leuk om een eindje te fietsen. Wat dacht je na het ontbijt na Oisterwijk te gaan? In Oisterwijk stallen we onze fietsen bij een pretpark en gebruiken daar de lunch. Zijn we klaar met de lunch, dan maken we een mooie boswandeling. Tegen drie uur gaan we weer terug naar het pretpark, drinken daar nog wat en keren dan weer huiswaarts. Wat vind je ervan?” “Nou, ik vind het een goed idee, ik kan bijna niet wachten, meneer B.” Het echtpaar fietste naar Oisterwijk. Els en Jan hadden het geweldig naar hun zin en beleefden een fijne dag in het mooie bosrijke Brabantse plaatsje. Eenmaal weer thuis stelde Jan aan zijn vrouw voor om aan de huiskamertafel te gaan zitten. Els vond het goed en nam alvast plaats. Het was inmiddels al vier uur en Jan bood aan om koffie te zetten. “Zo, laten we maar een heerlijk bakje doen en ondertussen zal ik het een en ander op papier zetten. Want ik heb het gevoel, dat we morgen door onze zenuwen, niet meer alles goed kunnen herinneren. Het is heel belangrijk dat we de politie juiste informatie verstrekken over de moorden die door die duivelse vrouwen zijn gepleegd.” “Bah, jasses, Jan dat we nu weer alles moeten oprakelen. Het valt niet mee, om zo diep in mijn geheugen te spitten. We hebben zo’n fijne dag gehad. Waarom moet dat nu zo akelig eindigen met het ophalen van herinneringen aan die twee gemene vrouwen ?” “Schatje, ik vind het ook niet prettig, maar we moeten even alles op een rijtje zetten. We beginnen met de donderdagmiddag, dat was de middag dat jij op het Wagnerplein was en hen ontmoette.”
33
“Maar Jan toch!,” zei Els verbaasd en verhief haar stem. “Dat is toch niet van belang. Moet ik soms ook nog even vertellen hoe laat het soms was en hoe ze zich gedroegen? Je vraagt wel heel veel van me hoor!” “Els, wil je alsjeblieft even kalmeren. Drink nog wat van je koffie en als je vindt dat je er aan toe bent, vertel je over je ontmoeting met die twee. Ieder klein detail kan belangrijk zijn voor de politie. Jij ziet dat niet, maar neem maar van mij aan dat dat zo is. Na de ontmoeting gaan we over op het bezoek aan de dames Goverts en Wittens. Jij vertelt, ik luister, corrigeer of vul je aan daar waar nodig is. En ik maak aantekeningen van datgene wat jij en ik ons nog kunnen herinneren van de ontmoeting en het bezoek. Zie het verslag maar als een soort verklaring. Wij waren toch immers getuigen van die twee vrouwelijke moordmachines Al met al zijn we daar wel even zoet mee. Dus laten we maar beginnen, want hoe langer we wachten, des te moeilijker het is om alles weer voor de geest te halen.” Els en Jan gingen aan de slag. Ze werkten nauwgezet en serieus aan hun verslag. Anderhalve uur later jammerde Els: “Jan, ik kan echt niet meer. Ik krijg er zo onderhand hoofdpijn van en kan niet meer helder denken. We moeten stoppen anders haal ik alle gebeurtenissen van afgelopen donderdag en vrijdagmiddag door elkaar. Het wordt me allemaal teveel!” “Toe liefje, we zijn bijna klaar. Maar we pauzeren wel heel even en nemen een glaasje fris. Wat kan ik voor je inschenken?” “Een glaasje appelsap vind ik lekker. Meneer B kan jij het verslag zelf niet verder afmaken? Dan kan ik ondertussen ons eten klaarmaken. We willen tenslotte toch ook op tijd eten.” “Ja, ik weet het, het is bijna half zes. Drink maar eerst rustig je sapje op, dan gaan we verder met ons verslag. En heus, ik kan het verslag wel verder alleen afmaken, maar vergeet niet dat wij beiden op bezoek waren bij die moordende tantes. Wij zijn getuigen van hun bekentenissen en het is belangrijk dat jouw verklaring overeenkomt met die van mij. Liefje, ik weet dat het veel energie en moeite van je vergt, 34
maar zet nog heel eventjes door. En daarna gaan we samen aan het eten beginnen.” “Vooruit, dan maar! Ik kom er toch niet onder uit, al wil ik dat graag. Je zit weer helemaal in de rol van inspecteur. Zo voel ik me net dr. Watson. Je weet wel, die vriend en assistent van de beroemde pijp rokende speurder Sherlock Holmes. Over de ontmoeting op het Wagnerplein heb ik al verteld. Het gedrag en bekentenissen van de gezusters hebben we samen uitgebreid doorgenomen Enfin, misschien is het helemaal niet belangrijk en zie ik het heel anders dan jij, maar het laatste wat mij nog bij staat van dat bezoek is dit: de dames vooral die Lies Wittens, kwamen op het eind van de middag agressief over. Daardoor kreeg ik het gevoel dat ze ons eigenlijk niet wilden laten gaan. Nu rijst bij mij de vraag: zouden ze nog steeds na al die jaren tot moorden in staat zijn?” “Ha, leuk dat je ons met Sherlock Holmes en dr. Watson vergelijkt,” zei Jan schertsend. “Toch ik wil je eerlijk bekennen, dat ik die vrijdagmiddag bijna in mijn broek deed van angst. Even had ik net als jij ook het gevoel dat ze ons beslist niet wilden laten gaan en zelfs ons wilden vermoorden. Maar al gauw drong het besef tot mij door dat die twee duivelinnen wel heel erg wars van spanning en sensatiebelust waren. Stel dat ze ons vermoord hadden, dan kon niemand meer over hun akelige bekentenissen vertellen. De politie zou nooit iets te weten komen over hun moordenaarsverleden. Laat staan dat het op de radio en tv komt. Of dat het in de krant wordt vermeld. En daar draait het bij die dames allemaal om; spanning en sensatie. Ze kunnen niet zonder.” “Ja, maar Jan! Al die jaren hebben ze niks van zich laten horen, waarom moesten ze afgelopen donderdag en vrijdagmiddag zo nodig ons lastig vallen? En ik vind het toch heel vreemd, ze hadden ons kunnen vermoorden en zelf de politie kunnen verwittigen. Dan hadden ze toch ook hun sensatie en spanning!”
35
“Dat had inderdaad gekund. Maar ik ben er zeker van, dat ze ons niet wilden vermoorden. Die twee vrouwen wilden ons alleen heel erg bang maken. Ze genoten ze bij het idee al, dat we meteen van angst naar de politie zouden rennen en over hen een klacht zouden indienen. Het liep gelukkig voor ons anders af en ik heb sterk het vermoeden dat die twee hevig teleurgesteld zijn.” “Meneer B zullen we wat ons verslag betreft het maar hier bij laten? Want ik ben helemaal gaar!” “Nou anders ik wel. Ik ben er voor vandaag ook klaar mee. We ruimen al dat papierwerk op en leggen het gauw weg. Zo, en nu gaan we samen eten koken. Een heerlijk stamppot van boerenkool met worst en spekjes. Dat is niet al teveel werk en gemakkelijk.” Om half zeven zaten Els en Jan aan tafel en aten hun warme maal. Door vermoeidheid overmand lagen ze al om elf uur in bed en vielen als een blok in slaap. Maandag 17 oktober, na het ontbijt van half acht zei Jan: “Els, ik stel voor dat we om negen uur naar het politiebureau, hier om de hoek van de Brucknerstraat gaan. Het is slechts vijf minuten lopen, dus doe maar rustig aan.” “Oh Jan, je moet eens weten hoe ik me nu voel. Als ik maar door de zenuwen maar niks vergeet of dingen verdraai. Maakt het allemaal nog wel uit of wij gaan? De moorden zijn toch al gepleegd en die twee vrouwen zijn oud en kunnen nu toch geen kwaad meer uitrichten? We hoeven toch niks aan de politie te melden en kunnen alles laten rusten. Niemand is er bij gebaat dat wij die moorden melden, toch?” Jan zag dat zijn vrouw rusteloos was en nam haar teder in zijn armen. “Schatje, we moeten niet terugkrabbelen, het is beter om alles over die gezusters te vertellen. Doen we het nu niet, dan zal vroeg of laat ons geweten gaan knagen. Wij zijn eerlijke mensen, en vertellen alles wat we weten van die Lies en Bep. Als alles achter de rug is, zal je beslist beter voelen. Dus laten we nu maar naar het politiebureau gaan en als je iets per ongeluk vergeet, dan schiet ik je wel te hulp. Akkoord?”
36
Els knikte dat ze het goed vond. Jan reikte haar haar jasje aan en samen liepen ze hand in hand naar het politiebureau. Bij het moderne politiebureau aangekomen meldden ze zich aan de balie voor bezoekers. Achter de balie zat een jonge agente in uniform met kort blond stekeltjeshaar. Ze begroette Jan en Els en vroeg vriendelijk: “Goedemorgen meneer en mevrouw, ik ben agente Priscilla van Woerkom. Waarmee kan ik u van dienst zijn?” “Jongedame, als eerst ook een goedemorgen. Wij komen bij u aangifte doen van een moord die jaren geleden is gepleegd en twee duistere dodelijke ongelukken. Misschien zijn de misdaden wel verjaard en kan de politie er niets mee. Maar mijn vrouw en ik willen graag er melding van maken.” “Pardon, meneer mag ik u even onderbreken? Het lijkt mij beter als ik u door verwijs naar inspecteur Peter Brokken. Hij is momenteel bezet. Dus als u wilt wachten daar in dat wachthoekje, zal ik zodra de inspecteur vrij is, jullie ophalen voor een gesprek met hem. Ondertussen zet ik wat gegevens van u, zoals uw naam en adres alvast op de bezoekerslijst van vandaag. En natuurlijk de reden van uw bezoek en dat u een gesprek hebt met inspecteur Brokken. Welke naam kan ik noteren?” Nadat Jan en Els hun naam, geboortedatum en adres door hadden gegeven, liepen ze naar een kleine wachtruimte. In de wachtruimte stond met een zwart leren bank en een glazen tafel met tijdschriften erop. Els en Jan waren de enige bezoekers en namen plaats in het midden van de bank. Jan bekeek de opsporingsposters op de witte muur en Els bladerde in een vrouwenblad. Na vijf minuten kregen ze gezelschap van een jonge donkere bezoeker. De jongeman groette hen en ging rechts van Els zitten. Ze zag dat hij een spelletje speelde op zijn tablet en moest even glimlachen bij het horen van de spelgeluidjes. Net op het moment dat ze verder wilde lezen, kwam agente van Woerkom naar Jan en haar toe gelopen en sprak hen aan. “Meneer en mevrouw Botermans, inspecteur Brokken kan u ontvangen. Zou u alstublieft mij volgen dan breng ik u naar zijn kantoor?” 37
“Ja zeker, wij volgen u,” antwoordde Jan snel. Met de agente voorop passeerden ze de balie, daarna liepen ze rechts een smal wit gangetje in. De agente leidde Jan en Els naar het kantoor van de inspecteur, dat zich bevond op het eind van het gangetje en klopte op een witte deur die op een kier stond. Agente Priscilla bleef voor de geopende deur staan en stak haar hoofd door de kier en zei: “Inspecteur Brokken, meneer en mevrouw Botermans zijn hier en willen u graag spreken. U weet dat Mark Doorakkers, onze stagiaire vandaag aanwezig is. Zal ik hem naar u sturen?” “Agent van Woerkom, ik heb er een gruwelijke hekel aan zoals jij mij vanuit de deuropening mij zomaar even toespreekt. Kom alsjeblieft met meneer en mevrouw Botermans binnen. Stuur Mark maar naar mij toe, en voorzie onze bezoekers van een kopje thee of koffie.” “Ja wel, inspecteur Brokken, ik zal doen wat u mij hebt opgedragen. Ben zo weer terug.” De inspecteur, een jonge lange donkerharige man, gaf Els en Jan een hand en stelde zich aan hen voor. “Meneer en mevrouw Botermans neemt u plaats. Voordat we met het gesprek beginnen, heb ik eerst een mededeling voor jullie. U hebt zo even vast de naam Mark Doorakkers horen vallen. Mark loopt bij mij stage, hij wil graag inspecteur-moordzaken worden. Vandaar dat hij aanwezig is bij het gesprek, vragen stelt en aantekeningen maakt. Is alles voor u duidelijk of hebt u nog vragen?” “Het is duidelijk. Wat mij betreft, mag het gesprek zo snel mogelijk beginnen,” zei Els op benepen toon. “Och, daar komt agent Priscilla aan met onze thee en koffie. Schenk je ook nog even de koffie en thee in de bekertjes? Dank je wel Priscilla, als je weg gaat, laat dan de deur maar op een kier staan.” Priscilla van Woerkom keek verliefd naar inspecteur Brokken en dacht: “Wat is hij knap en hij is net als ik vrijgezel. Misschien moet ik toch maar werk van hem maken. Bij het verlaten van zijn kantoor had ik toch goed gezien, dat hij naar mij knipoogde, of niet soms?” Priscilla was nog maar net weg, of er werd zachtjes op de 38
openstaande deur geklopt. De deur ging verder open en een blonde stevige jongeman met een donkere bril stapte het ietwat rommelig uitziende kantoor van de inspecteur binnen. “Mark, dit is het echtpaar Botermans. Ik heb het een en ander al over je verteld. Ga alsjeblieft zitten, neem wat te drinken, dan kunnen we aan de slag.” “Heren, mijn vrouw en ik zijn op vrijdag 14 oktober op bezoek geweest bij twee oude vrouwen. Het gaat om de zusters Lies Wittens en Bep Goverts. De dames hebben nog een oudere zus Clementine, maar die is in 2001 overleden. De meisjesnaam van de gezusters is van Laerhout. Alle drie waren ze getrouwd en alle drie hadden ze een echtgenoot die niet deugde. Dus besloten ze hun slechte mannen te vermoorden. Lies en Bep vertelden ons in geuren en kleuren over de moorden op Jack Goverts en zijn schoonzusje Marijke Goverts. De moorden waren gepleegd in 1957. In die tijd was ikzelf inspecteur en werd belast met het onderzoek naar de moorden. De moorden zijn aan gebrek van bewijzen helaas nooit opgelost. Tijdens het bezoek bij die dames beweerde Lies haar schoonbroer Jack en zijn schoonzusje Marijke te hebben vermoord. Nou, daar waren we heel erg van geschrokken, maar of dat al niet erg genoeg was; biechtte Bep Goverts op dat ze in 1959 haar zwager Albert Wittens om zeep heeft gebracht. Albert was de man van Lies. Volgens de politie was Albert door een flinke val van een hoge ladder, om het leven gekomen. Maar Bep zei dat ze flink aan de ladder had geschud, zodat hij een dodelijke val maakte. Clementine was op de hoogte van de moorden van Jack, Marijke en Albert, maar had zelf niet de lef om te moorden. Om het verhaal nog spannender te maken, besloten ze ook maar de man van Clementine te vermoorden tijdens het vissen aan het Wilhelminakanaal. Lies had zich daar voor aangeboden, maar Klaas was tijdens het vissen onwel geworden. Lies was daar getuige van; zij liet na om hulp te gaan halen en liet hem gewoon verdrinken.” “Meneer Botermans u heeft mij in grote lijnen uw verhaal verteld. Nu mogen u en uw vrouw het hele verhaal nog eens tot in de kleinste
39
details vertellen. Mark zal ondertussen aantekeningen maken. Begint u maar, Mark en ik zijn een en al oor.” Els vertelde uitgebreid over de ontmoeting met de dames op het Wagnerplein. Ze wilde juist over hun bezoek aan de zusters gaan vertellen, maar van de zenuwen kreeg ze geen woord meer over haar lippen. Jan kalmeerde haar en ging verder waar Els was opgehouden namelijk bij het bezoek aan Lies en Bep. Ondertussen was het al elf uur toen inspecteur Brokken zei: “Meneer en mevrouw Botermans u hebt uw plicht gedaan. Mijn dank dat u ons op hoogte hebt gebracht van de moorden die jaren geleden door de dames Wittens en Goverts zijn begaan. Mark en ik gaan vanmiddag de dames verrassen met een bezoekje. Wij gaan deze zaak nader onderzoeken. Het is best mogelijk, dat we er niks meer aan kunnen doen en dat we het moeten laten rusten. Houdt u daar alstublieft rekening mee. Zodra wij meer weten of iets van u willen weten, neem ik contact met u op. Deze week zal het er niet van komen, want ik ga eerst snuffelen in ons archief. Misschien zijn er nog berichtgevingen over die moorden in de oude kranten van toen. Dat zal me helpen om een beter beeld te krijgen van die dames. Want ik sta nu al te popelen om achter de waarheid te komen. Voorlopig wil ik het hier bij laten, en wens u nog een fijne dag!” Nog trillend van de zenuwen stond Els op van haar stoel en verliet samen met Jan het politiebureau. Jan hield stevig de hand van zijn vrouw vast en buiten op de stoep gaf hij haar een zoentje op haar wang. “Meiske, je hebt het geweldig gedaan, ik ben trots op je. Je hebt zoveel lef getoond door je verhaal te vertellen. Weet je wat, het zonnetje schijnt heerlijk en het is hier buiten zo mooi, met al die prachtige herfstbladeren. Een wandeling door het park aan het Wagnerplein lijkt me wel wat. Na de wandeling gaan we op het verwarmde terras bij het Smulparadijs zitten en gebruiken daar onze lunch. Wat vindt je daarvan? Even weg van alles; geen gezusters van Laerhout en even geen politiebureau meer!”
40
“Dat vind ik uitstekend. Ja, lieverd laten we dat maar doen. We hebben afleiding nodig, in ieder geval ik zeker, anders draai ik door.” Het echtpaar Botermans begon aan hun wandeling en lunchten bij het drukbezochte Smulparadijs. Na de lunch keerden ze huiswaarts. Thuis aangekomen voelden Els en Jan zich opgelucht en tevreden. Ze dachten al niet meer aan de moordende zusters en aan het gesprek met inspecteur Brokken. Het was alsof het bezoek aan de oude dames en het gesprek met de inspecteur nog nooit had plaatsgevonden. Vanaf die maandag ging het leven in huize Botermans weer gewoon zijn gangetje. Maar bij Jan kriebelde nog altijd zijn inspecteursbloed. Els merkte dat haar man onrustig was en geïrriteerd. “Lieverd,” begon ze voorzichtig. Waarom ben je zo onrustig en korzelig? Ligt het aan mij?” “Och, schatje, het heeft helemaal niets met jou te maken. Je weet toch dat die inspecteur Brokken had beloofd om contact met ons te houden, als hij meer wist over de dames Goverts en Wittens. We zijn nu bijna anderhalve week verder en hebben nog niks van hem gehoord. Dat zit mij dwars; als je iets beloofd hebt, moet je dat ook nakomen.” “Daar ben ik het helemaal met je eens meneer B, maar ik vind het wel best zo. Hoe minder ik van die twee dames weet, hoe beter. Wat mij betreft; ik hoop nooit meer iets over hen te horen. Datzelfde geldt voor inspecteur Brokken. Ik denk maar zo, geen nieuws is goed nieuws.” Jan dacht er anders over, maar had aan zijn vrouw beloofd om zich niet meer druk te maken over de dames en inspecteur Brokken. Vrijdag 28 oktober Jan en Els aten hun ontbijt aan de keukentafel en luisterden naar het nieuws van acht uur op de radio. Els schonk voor hun beiden koffie. Jan nam net een hapje van een warm croissantje en luisterde aandachtig naar het nieuws. Plotseling viel zijn mond open van verbazing en vroeg: “Els, heb jij het ook gehoord? De radio staat wel heel zacht, maar ik heb flarden van het nieuws gehoord. Er is een oude vrouw vermoord in de Predikherenlaan in Tilburg. Ze is door haar zus woensdagavond 26 oktober rond tien uur door wurging in hun huis om het leven gebracht. Hun schoonmaakster trof donderdagochtend de dode zus 41
in haar bed aan. Naast het bed zat de andere zus. De schoonmaakster heeft meteen de politie verwittigd. Inspecteur Brokken van moordzaken is belast met het onderzoek.” “Wel ja!,” reageerde Els fel. “ Het gaat natuurlijk om Wittens en Goverts. Alsof het al niet erg genoeg is, dat de dames in het verleden hebben gemoord! Gaan ze nu elkaar nog afmaken! Vreselijk! Onbegrijpelijk gewoon! Zoiets verwacht je toch niet van twee bejaarde vrouwen. Ze zijn notabene zusters van elkaar. Jan, weet je wie van hun dood is? ” “Dat weet ik niet. Als we klaar zijn met het ontbijt, dan kijk ik wel in de krant.” Els ruimde de tafel op en Jan liep met grote passen naar de gang. Haastig nam hij de krant uit hun brievenbus en ging naar de huiskamer. Hij zag Els al in het midden van de bank zitten, gaf haar een kusje op de wang en ging rechts van haar zitten. Opgewonden streek hij de in tweeën gevouwen krant glad en samen met Els las hij het nieuws over de moord op Bep Goverts. “Kijk Els, Lies Wittens heeft de moord bekend. Hier staat dat Lies geen enkel berouw toonde. Ze ging er zelfs prat op, dat ze de lef nog had om haar zus Bep met blote handen te wurgen. De bejaarde vrouw verklaarde aan de politie dat het nodig was om haar zus te doden. Op de vraag waarom dat nodig was, gaf ze geen antwoord. De vrouw zit in hechtenis. Inspecteur Brokken zal het onderzoek leiden naar de moord van Bep Goverts.” “Bah, die Lies is een harde gewetenloze vrouw,” zei Els. “Als ze inderdaad haar zus Bep heeft vermoord, moet ze daarvoor ondanks haar hoge leeftijd, toch een flinke gevangenisstraf voor krijgen. Er moet voor haar geen uitzondering worden gemaakt. Dat vind ik hoor!” “Els, Els, Els toch! Wat loop je toch hard van stapel. Lies zal heus haar straf niet ontlopen. Maar wat ik nu af vraag is dit: waarom moest ze Bep vermoorden?” “We zullen het antwoord op die vraag nooit weten. Maar meneer B één ding moet ik de dames wel nageven, al is het wel op een heel 42
vreselijke manier, het is hun toch maar weer gelukt na al die jaren het voorpaginanieuws van de krant te halen. Kunnen we het maar hier bij laten? Want ik was zo blij dat we die dames al bijna waren vergeten. En nu dit weer!” “Je hebt gelijk, Els, we kunnen het maar beter laten rusten en de herinnering aan die twee moordende zussen voor goed uit ons leven bannen. En nu ga ik voor ons nog een lekker bakje koffie zetten, daar zijn we wel aan toe en na de koffie gaan we eerst boodschappen doen.” “Ja, koffie, daar heb ik wel zin in,” zei Els en streelde zachtjes met haar rechterhand door zijn haar. “Liefje, volgens mij probeer jij mij te verleiden of je wilt iets van mij gedaan krijgen,” vroeg Jan plagerig en antwoordde zachtjes bij zichzelf: Nou, ik hoop op verleiding. Maar ik weet wel beter!” “Jan,” probeerde Els heel voorzichtig. “Weet je, het is opruiming in het winkelcentrum. Zullen we morgen naar de stad gaan? Niet dat ik iets nodig heb hoor! Maar ik wil gewoon even rondsnuffelen. Leuk toch, wij samen in de stad.” “Ja, ja, dat rondsnuffelen van jou ken ik wel. Maar ik ga wel met je mee,” jammerde Jan en zag zich zelf al in gedachten achter zijn kooplustige vrouw aan sjokken. De ene winkel in winkel en de andere weer uit. “Hoe houden jullie, vrouwen dat toch zo lang vol, dat winkelen? ” vroeg Jan heel serieus. “Het is goed, schatje, ik geef me over. Dus morgen gaan we statten. ” “Oh, Jan, wat ben je een schat! Onze koffie is op. Zullen we nu naar de Turkse supermarkt gaan in Tilburg-West, om ons voorraadje groene olijven en rode gevulde pepers met roomkaas aan te vullen? Ik zal wel autorijden, dan mag jij op de terugweg. ” Jan en Els reden naar Tilburg-West, deden hun boodschappen op het drukke winkelcentrum Westermarkt. Na het boodschappen maakten ze samen hun huis schoon en ’s avonds bakte Jan pannenkoeken met spek.
43
Zaterdag was het de grote dag voor Els: shopping-time! Voor Jan was het een dag waarop zijn geduld en zijn voeten erg op de proef werden gesteld. Zondagmiddag brachten ze een bezoek aan Sonja, het jongere alleenstaande zusje van Els. Jan en Els hadden afgesproken, om vijf uur naar huis te gaan. Sonja wist hun over te halen om langer te blijven. Ze had hun uitgenodigd voor een fantastisch warm avondmaal. Els en Jan vonden het zo gezellig bij Sonja, dat ze de tijd helemaal vergaten en pas om half elf naar huis reden. Maandag sliepen ze uit tot negen uur. Na het ontbijt gingen ze naar de Vollenhovenweg, waar ze met andere buurtbewoners voor het onderhoud van het kerkhof en De Driekoningenkerk zorgden. De volgende dag, dinsdag 1 november. Het echtpaar Botermans zat aan het ontbijt van acht uur. Jan keek hoe Els haastig een hapje van een broodje nam en vroeg: “Schatje, vanwaar die haast, moet je soms de trein halen?” “Welnee, maar we lopen achter met ons poetswerk in ons huisje. Het is nodig dat we weer eens gaan poetsen, want er ligt behoorlijk wat stof. Daarom wil ik zo vlug mogelijk aan het werk.” “Stof?, ik zie niets hoor!” zei Jan lachend. “Goed, ik plaag je maar wat. Ik help je wel met poetsen, dan is het zo klaar. Maar eet nu eerst rustig je broodje op, dan schenk ik nog wat koffie voor ons.” Jan stond net op het punt om de koffie in te schenken of de huistelefoon rinkelde. “Wat vervelend dat die telefoon nou net moet rinkelen! Jan, wacht je nog even met de koffie alsjeblieft? Dan neem ik de telefoon wel aan,” zei Els en liep naar de huiskamer. “Met mevrouw Botermans,” hoorde Jan Els zeggen. Toen was het een tijdje stil, maar even later vervolgde zijn vrouw: “Als u even aan de lijn blijft, dan zal ik even met mijn man overleggen.” Els gebaarde met de telefoon nog in haar rechterhand vanuit de huiskamer naar Jan, dat hij moest komen. “Inspecteur Brokken is aan de lijn. Hij vraagt of het ons schikt, om drie uur op het politiebureau te 44
komen voor een gesprek in verband met de dames Wittens en Goverts. Ik heb niet zoveel zin, want je weet dat ik die twee eigenlijk zo snel wil vergeten. En nu wordt alles weer opgerakeld.” “Liefje, hoewel ik er precies hetzelfde over denk, lijkt het me toch verstandiger om te gaan. Misschien kunnen we na het gesprek met de inspecteur die nare zusjes vergeten. Dan kunnen we heel die geschiedenis met hun afsluiten. Ik ga in ieder geval vanmiddag.” “Oké,” zei Els. “Als je het zo bekijkt, dan ga ik met je mee. En nu gaan we ons huis poetsen.” “Ja, dat is goed. Als je het maar rustig aan doet,” waarschuwde Jan heel bezorgd. “We beginnen boven in de slaapkamers en werken zo naar beneden.” Ondanks zijn waarschuwing zag Jan dat Els poetste alsof haar leven vanaf hing. Hij begreep dat ze liever niet aan het gesprek met inspecteur Brokken wilde denken en dat het schoonmaken een afleiding was. Om half een was het echtpaar Botermans klaar en lunchten ze tot twee uur. Na de lunch namen ze een douche en kleedden ze zich om. Inmiddels was het al kwart voor drie. Els raakte in paniek en huilde: “Jan, ik denk dat ik niet met je mee kan gaan. Ga jij maar alleen, ik kan het echt niet meer aan. Als ik er nu nog aan die twee dames denk, word ik niet goed. Het is zo gemeen van hun om ons te gebruiken voor hun plezier. Want dat is het!” “Je hebt volkomen gelijk, schatje. Maar probeer even door de zure appel heen te bijten. Je zult zien, dat na het gesprek die Bep Goverts en Lies Wittens helemaal tot de verleden tijd behoren. Kom, dan droog ik wel eventjes die traantjes van je. Over vijf minuten vertrekken we, dan kunnen we op ons makkie naar het politiebureau lopen.” Rond tien voor drie liepen Els en Jan hand in hand naar het politiebureau. Vijf minuten later gingen ze het gebouw binnen. Hoewel hun afspraak pas om drie uur was, werden ze door Mark Doorakkers, de stagiair opgewacht. Hij begroette hun vriendelijk, en liep met grote passen voor hun uit naar het kantoor van inspecteur Brokken. Bij het 45
kantoor aangekomen, klopte hij op de openstaande deur. “Kom maar binnen,” klonk het van uit het kantoor. Zodra Els en Jan en Mark de kamer binnenstapten, kwam inspecteur Brokken van achter zijn bureau vandaan. De inspecteur liep naar Jan en Els, begroette hen en zei: “Meneer en mevrouw Botermans, neemt u alsjeblieft plaats. Op maandag 17 oktober hebt u mij op de hoogte gesteld over het duistere verleden van de dames Wittens en Goverts. Ik had beloofd om contact met u te houden. Vandaar dit gesprek. Mark en ik hebben Lies Wittens en haar zuster Bep Wittens diezelfde maandagmiddag nog een bezoekje gebracht. Uw verhaal komt precies overeen met het verhaal dat zij aan ons vertelden. Nou, het was een spannende en enerverende middag! Zoals u weet, Mark loopt stage. Goed luisteren, vragen stellen en conclusies trekken, het hoort allemaal bij zijn opleiding. Hij neemt met goedkeuring van u, natuurlijk, het gesprek van mij soms over.” Jan knikte instemmend met zijn hoofd ja en Els zei met een benepen stemmetje dat ze het goed vond. “Welnu, uh,” stamelde Mark en krabbelde even van onzekerheid achter zijn oor. Even was het doodstil in het kantoor, maar na een paar minuutjes, hervatte Mark al zijn moed en sprak op vaste toon: “Inspecteur Brokken en ik hebben naar aanleiding van het bezoek aan de dames Wittens en Goverts onderzoek verricht. De moorden en dodelijke ongelukken vonden plaats in de jaren zestig. De politie toen, kon niks bewijzen. En nu nog niet, we hebben alleen het verhaal van Lies en Bep van Laerhout. Ze hebben alles zo gedetailleerd verteld. En van dat slipje dat in de mond van Marijke zat, dat kon alleen de dader weten. Meneer Botermans, u leidde toen het onderzoek. U herinnert zich nog vast wel, dat er niets over dat slipje aan de pers mocht worden verteld. Dat was te schokkend! Inspecteur Brokken en ik hebben verslag gemaakt van hetgeen dat de dames ons hebben verteld. Wij kwamen tot de conclusie, als bewezen is, dat Lies Wittens schuldig is aan moord op haar zwager, zal zij daarvoor gestraft worden.”
46
“Gelukkig,” juichte Els. “Maar dat kan gezien haar hoge leeftijd toch nooit een lange zware straf zijn?” vroeg ze verbaasd. “Nee, dat kan inderdaad niet,” sprak inspecteur Brokken. “ U hebt vast wel in de krant van vorige week vrijdag gelezen, dat Bep Wittens vermoord in bed is gevonden door Annabel Jansma. Annabel poetst iedere donderdag het huis van de twee zussen. Het was die donderdagochtend pikdonker in het huis toen Annabel binnenstapte. Ze deed het licht aan, riep de namen van de zusters. Omdat ze geen antwoord kreeg, zocht ze de hele benedenverdieping af, maar zag en hoorde daar niemand. Voorzichtig en op haar hoede nam ze de trap naar de bovenverdieping, waar zich de slaapkamers van haar werkgeefsters bevonden. In de smalle overloop knipte ze het licht aan en ging naar de slaapkamer van Lies Wittens. Het bed van Lies was onbeslapen. Ze trok de deur van de slaapkamer dicht en liep naar de slaapkamer van Bep. Ze opende de deur, zag dat er slechts één schemerlampje brandde op het nachtkastje en dat de donkere zware gordijnen waren gesloten. Annabel was zich rot geschrokken. Ze trof Lies op een stoel aan, naast het bed van Bep. Lies rookte rustig een sigaartje en bekende ijskoud, dat ze Bep met blote handen had gewurgd. Annabel heeft ons meteen gebeld.” “Inspecteur Brokken, in de krant stond, dat Lies de moord op haar zus heeft bekend. Maar ook dat ze de moord op haar zus nodig vond. Bedoelde ze soms daarmee, dat het noodzakelijk was? Mijn vrouw en ik vragen ons af waarom.” “Na het telefoontje van Annabel zijn Mark en ik gelijk naar de Predikherenlaan gegaan. We hebben Lies en Annabel ondervraagd. Lies bekende de moord en vertoonde geen enkele emotie. Annabel is na ondervraging naar huis gegaan. Ons forensisch team en technische recherche arriveerden even later en doorzochten het hele huis op sporen van geweld. Die waren er niet. Het levenloze lichaam van Bep is per ambulance afgevoerd naar het mortuarium. Daar werd Bep onderzocht door de patholoog-anatoom. Hij kwam tot de conclusie dat Bep inderdaad door wurging om het leven was gekomen. Het huis van de twee zussen is 47
voorlopig verzegeld. Lies hebben we voor verder verhoor meegenomen naar dit politiebureau. Na haar bekentenis werden er foto’s en vingerafdrukken genomen. Volgens de patholoog-anatoom kwamen de vingerafdrukken van Lies overeen met de vingerafdrukken op de hals van Bep. Lies verklaarde zelf dat Bep zich tijdens de wurging niet heeft verzet. Bep lag er volgens haar heel rustig bij in haar zacht roze flanellen nachtjaponnetje.” “Ja maar, dat is toch raar. Je laat je toch niet vermoorden,” onderbrak Els stamelend en keek verbaasd naar de inspecteur en Mark. “Nee, mevrouw, natuurlijk niet! Dat was zeker niet het geval,” antwoordde Mark. “Bep Goverts had slaapproblemen en slikte al jaren iedere avond voor het slapengaan een sterk slaapmiddel. Lies heeft haar zus Bep, die in een diepe slaap verkeerde, gewurgd.” “Mark en ik gebruikten ons avondmaal van zes uur hier op het bureau. Mevrouw Wittens sloeg het avondeten over. Ze had geen eetlust, verklaarde zij. Het verhoorde duurde tot negen uur ’s avonds. De cellen hier in dit gebouw waren allemaal al bezet. Agent Priscilla van Woerkom kreeg van ons de opdracht om een slaapplekje te regelen voor mevrouw Wittens. Lies Wittens zou door agent van Woerkom naar een hotel in het stadscentrum worden gebracht. Daar kwam Lies echter nooit aan. Om half tien stond een politiewagen klaar op de parkeerplaats. Agent van Woerkom stond naast de auto en wachtte op Lies Wittens. Na tien minuten zag ze de oude vrouw uit het politiebureau komen en liep op haar af. Ze was twee stappen van Lies verwijderd, toen Lies vlak voor haar in elkaar zakte. Agent van Woerkom reageerde bliksem, voelde de trage polsslag van Lies. Ze nam geen enkel risico en belde om een ambulance en stelde Mark en mij op de hoogte. Lies werd per ambulance naar het Tweesteden ziekenhuis gebracht. Agent Priscilla reed met haar mee en wij reden achter de ambulance aan.” “Oh, wat erg,” zei Jan aangedaan. “Ook al was Lies een slechte vrouw, je wenst haar zo iets vreselijks ook niet toe. Goed dat de agente zag dat Lies onwel was geworden en snel heeft gehandeld, want anders 48
zou Lies Wittens het zeker niet overleefd hebben.” Na deze opmerking van Jan, keken Mark en inspecteur Brokken elkaar aan. De inspecteur knikte naar Mark en gebaarde met zijn hand dat Mark verder moest gaan met het gesprek. “Meneer en mevrouw Botermans, het liep voor de oude vrouw heel anders af,” zei Mark heel geheimzinnig. “Lies werd meteen naar de afdeling intensive care gebracht, onderzocht en verzorgd. Op de intensive care spraken we met de dienstdoende dokter. De dokter liet ons weten, dat Lies niet meer lang te leven had. Ze zou de volgende ochtend niet meer halen. Lies had zelf aan hem verteld, dat begin dit jaar longkanker met uitzaaiingen naar haar botten was ontdekt. Haar eigen arts gaf haar toen hooguit een jaar te leven. Lies Wittens, weigerde medicatie of verdere behandeling. Bep mocht beslist niet weten dat haar zus Lies ongeneeslijk ziek was.” “Wat is die Lies toch een raar mens!” merkte Els op. “Ja, dat vind ik ook,” viel Jan zijn vrouw haastig bij. “En waarom mocht haar bloedeigen zus Bep niets weten dat Lies ongeneeslijk ziek was?” vroeg hij nieuwsgierig. “Mevrouw Wittens hield haar ziekte voor Bep geheim,” sprak Mark bedachtzaam. Hij keek vluchtig naar zijn superieur en vervolgde zijn verhaal: “Lies wilde beslist geen medicijnen en zag ook af van behandeling. Volgens haar zouden die haar leven voor maar een paar maanden verlengen. Ze had geen hoge dunk van andere mensen en zeker niet van Bep. Bep was in haar ogen een stumperd, een stakkerd en wereldvreemd wezen. Bep zou zich nooit alleen staande kunnen houden in deze crue wereld. Zonder Lies kon Bep zich nooit redden. Lies maakte zich dan ook heel veel zorgen om haar zus en besloot dat het beter was voor Bep om te sterven. En wat was er dan mooier dan dat ze Bep in haar diepe slaap een rustige dood liet sterven? ” Inspecteur Brokken nam het gesprek van Mark over en zei: “Om een lang verhaal kort te maken, Lies was stervende en lag dus op de intensive care. Ze bekende nogmaals dat ze Bep had gewurgd, ze toonde geen
49
enkel emotie. Haar laatste woorden waren: “Ik had geen andere keus, het moest zo zijn.” “Een harde tante! Echt eentje zonder hart en zonder gevoel!” concludeerde Els op zekere toon. “Het is eerder triest, de zusters waren geestelijk ziek in hun hoofd. Ook al hadden ze het toen heel moeilijk met hun slechte echtgenotes, ze hadden nooit voor eigen rechter mogen spelen,” zei Mark. “Meneer en mevrouw Botermans, Mark en ik voelden ons ook niet op ons gemak tijdens het bezoek aan de dames. Er hing in dat nare huis zo’n dreigende atmosfeer. We konden en kunnen het nog steeds niet verklaren, maar het zal wel een kwestie van ons gevoel zijn geweest. Vooral Lies gedroeg zich erg agressief naar ons toe, zeker toen wij te kennen gaven, dat we terug moesten naar het bureau. Ondanks haar pogingen om ons tegen te houden, lukte het ons toch om uit dat huis te komen.” “Inspecteur, u hebt onze verklaring, maar de dames van Laerhout zijn inmiddels overleden. Kunt u ons vertellen wat daar nu nog mee gaat gebeuren?” vroeg Jan nieuwsgierig. “We kunnen de dames niet meer straffen voor hun misdaden. Dus wat de politie hier betreft, is de zaak van Laerhout afgesloten. Hun dossier wordt door Mark bij gewerkt en als het klaar is, verdwijnt het in ons archief. Voor altijd!” “Oh, gelukkig! Jan, alles is achter de rug, we mogen naar huis,” jubelde Els en wipte van blijdschap van haar stoel. “Ja,” antwoordde de inspecteur. “Bedankt voor uw medewerking, ik rond hierbij het gesprek af. Ik wens u nog een hele prettige dag.” “Meneer en mevrouw, u bent ons heel behulpzaam geweest, bij ons onderzoek. Dank u wel en misschien tot ziens!” zei Mark vriendelijk. “Liever niet, hoor! grinnikte Jan en vervolgde: “Mark, veel succes met je loopbaan. Jij komt er vast wel! Nadat ze van de inspecteur en Mark afscheid hadden genomen, verlieten Jan en Els opgelucht het politiebureau. “Heerlijk die frisse lucht, een wandelingetje zal ons goed doen,” stelde Jan voor. “Ja zeker, lekker uitwaaien. Och, Jan ik voel me nu zo ontspannen, alsof er een last van me is afgevallen. “Zo mag ik het graag 50
horen, Boterbloempje van mij. Wat vind je hiervan: als we deze middag afsluiten met een bezoekje aan Het Smulparadijs. Een beker warme chocomelk met een flinke dot slagroom erop, gaat er bij mij wel in.” “Een goed idee, meneer B,” zei Els en streek liefkozend met haar hand door Jans haar. “Els, laten we nu eerst maar aan ons wandeling beginnen in het park. Goed ?” “Uitstekend!” antwoordde Els vrolijk. Els en Jan liepen hand in hand en genoten van het mooie grote park. “Liefje, zo zie je maar, alles komt goed!” zei Jan geruststellend en kuste zijn vrouw teder op haar wang. Vanaf die dinsdagmiddag waren de zusters van Laerhout voorgoed verledentijd voor oud-inspecteur Jan Botermans en zijn vrouw Els.
Gebruiksvoorwaarden Het werk van schrijvers en dichters op Nederland Schrijft mag gratis worden gelezen en/of gedownload voor eigen gebruik. Iedere verspreiding, openbaarmaking, verveelvoudiging of bewerking is niet toegestaan.
51