Gedreven of verdreven: één tussen de anderen?
Een studie naar migratiemotieven en - perspectieven & gevoelens van home en belonging van Turkse Nederlanders van de derde generatie in Istanbul 1
Gedreven of verdreven
Auteur: C.H.J. van Caam Studentnummer: 3722422 Docentbegeleider: MSc. Rutger-Jan Scholtens Instelling: Universiteit Utrecht Faculteit Sociale Wetenschappen Culturele Antropologie; Multiculturalisme in vergelijkend perspectief Datum: 15 augustus 2012 2
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
Gedreven of verdreven: één tussen de anderen? Een studie naar migratiemotieven en - perspectieven & gevoelens van home en belonging van Turkse Nederlanders van de derde generatie in Istanbul
3
1. Vignet 1.1
2. Vignetten 2.3 & 3.3
A. Nederlandse Borrel (NVI) B. Nederlandse School
Ontmoetingen met infromanten Mijn Woonplaats
Gedreven of verdreven
6
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
ABSTRACT
één tussen de anderen?
7
Gedreven of verdreven
Abstract
Binnen huidige discoursen en debatten rondom Turkse Nederlanders die naar Turkije verhuizen wordt vaak gesproken van het terugkeren naar eigen land. Maar klopt dit wel? En over welke generatie Turkse Nederlanders wordt er eigenlijk gesproken? Dit onderzoek draagt bij aan een breder draagvlak van en inzicht in migratie- en mondialiseringsprocessen. Kwalitatief onderzoek kan een grote rol spelen om antwoorden te vinden op deze bovengenoemde vragen, er moet meer begrip en inzicht komen in migratieprocessen van derde generatie Turkse Nederlanders. Op deze manier kan er gezorgd worden dat huidige discoursen niet leiden tot stigmatisering. Remigratie en transmigratie zijn concepten die binnen huidige debatten en discoursen vaak gebruikt worden, maar is dit wel de juiste terminologie in het geval van mijn doelgroep? Dit onderzoek wijst uit dat er nuance aangebracht dient te worden rondom het thema migratie en richt zich specifiek op de derde generatie Turkse Nederlanders. Aan de hand van mijn case-study uitgevoerd in Istanbul, wordt duidelijk dat er niet gesproken kan worden van een ‘groep’ Turkse Nederlanders van de derde generatie die naar Istanbul gaan. Dit is een essentialistische weergave van de werkelijkheid.
8
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
Turkse Nederlanders van de derde generatie hebben verschillende migratiemotieven om naar Istanbul te vertrekken en er zijn in dit onderzoek twee duidelijk verschillende beweegredenen te constateren. Waarbij de eerste beweegreden te maken heeft met een symbolische, emotionele opvatting van cultuur en etniciteit en de tweede uitgaat van instrumentele en meer individuele processen. Tevens wijst dit onderzoek uit dat er geen sprake is van remigratie, maar dat er beter bij de symbolische motieven gesproken kan worden van roots migration. Bij instrumentele motieven is er sprake van generatie overschrijdende migratie, waar stil wordt gestaan bij het heen en weer bewegen van mensen binnen meerdere mensenlevens.
9
Gedreven of verdreven
“Je moet Turkije accepteren zoals het is” (Fatma)
10
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
VOORWOORD
één tussen de anderen?
11
Gedreven of verdreven
Voorwoord
Istanbul tijdens het avondgebed. Ik zit langs de kant van het water op een bankje. Tot zo ver ik kan kijken zie ik water. Achter mij langs lopen mensen. Ze komen terug van de markt, met hun handen vol boodschappen. Aan de linkerkant bevindt zich een enorm kerkhof op de heuvels. Als je vluchtig kijkt lijkt het net alsof er grote grijze rotsen liggen tussen de bomen, maar wie scherp stelt ziet dat dit al eeuwenoude graven zijn. Terwijl ik bijkom van een heftige dag door Istanbul van hot naar her sjezen, wordt het avondgebed ingezet. Over het water galmt het geluid van verschillende kanten me tegemoet. Ik kan niet zien waar de verschillende gebeden vandaan komen, alleen maar luisteren. Ademloos zit ik op het bankje voor enkele minuten. Op mijn hele lijf kippenvel...
12
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
Allereerst wil ik graag mijn informanten in Istanbul bedanken. Bedankt dat jullie je mooie, intense, verdrietige, interessante en gevoelige verhalen met mij hebben willen delen. Dankzij jullie heb ik een nieuw inzicht kunnen creëren in het huidige discours omtrent jullie migratieprocessen. Ik heb dankzij jullie mogen ervaren hoe het gewone leven van een ‘Istanbullie’ eruit ziet en daarmee heb ik Istanbul in mijn hart kunnen sluiten. Daarnaast wil ik wil graag mijn vrienden en familie bedanken. De meiden van de studie (Elisabeth, Branda, Suzanne, Jette en Moniek) verdienen hier ook zeker een vermelding. Ik denk dat we inmiddels alle bibliotheken van Utrecht van binnen hebben bewonderd, met bijbehorende vieze automatenkoffie, maar hun steun en gedeelde inspanning hebben me op de been gehouden en gemotiveerd om er een mooi verhaal van te maken. Ook wil ik graag André Cools om meerdere redenen bedanken. Ten eerste omdat dankzij hem deze mooie lay-out tot stand is gekomen, maar ook voor het voeren van vele interessante discussies en gesprekken over mijn onderwerp, waardoor ik in staat was om verdergaande denkstappen te zetten. Als laatste wil ik graag mijn begeleider Rutger-Jan Scholtens bedanken voor zijn scherpe feedback en fijne begeleiding.
13
Inhoudsopgave Abstract Voorwoord Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1: Inleiding
1.1 Aanleiding 1.2 Relevantie/Blinde Vlek 1.3 Methodologie 1.4 Overzicht
Hoofdstuk 2: Problematiek 2.1 Problematiek 2.2 Migratie 2.3 Remigratie 2.4 Transmigratie 2.5 Self & subjectivity 2.6 Tot Slot
Hoofdstuk 3: De Turkse Droom
3.1 Inleiding 3.2 Home en/of Belonging 3.3 Fase 1; In Nederland... 3.4 Fase 2; Liminale fase: wie ben ik? 3.5 Fase 3; De knop om 3.6 Tot Slot
14
Gedreven of verdreven
6 10 14
19 21 22 26
31 32 33 39 41 42
47 48 52 59 65 68
16
28
44
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
Hoofdstuk 4: Kansen & Ambities
4.1 Inleiding 4.2 Fase 1; In Nederland... 4.3 Fase 2; Niet aanpassen maar wennen 4.4 Fase 3; Eenmaal gewend 4.5 Tot Slot
Hoofdstuk 5: Nieuwe Benadering 5.1 Overeenkomsten en verschillen 5.2 Wereldburgers..of toch niet? 5.3 Een nieuwe benadering 5.4 Tot Slot
Hoofdstuk 6: Conclusies
6,1 Centrale vraagstelling 6.2 Een algemeen beeld; overeenkomsten 6.3 Specificatie 6.4 Een kort antwoord 6.5 Aanbevelingen
&D@MMNSDDQCD!HAKHNFQ@hD Bijlagen
Overzicht belangrijkste informanten Tabel CBS Topiclijsten
73 75 77 79 80
84 87 89 93
96 97 98 101 102
112 113 114
70
82
94
110
15
Gedreven of verdreven
“Identitites change, and so do cultures” (Ghorashi 2003: 209)
16
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
HOOFDSTUK 1: INLEIDING
één tussen de anderen?
17
Gedreven of verdreven
“
Yenikoy; het is half 1 ’s middags. Ik sta te wachten op Zeynep1, recht voor een garage met de nieuwste en mooiste modellen van het merk Lamborghini. Het is rustig op straat in vergelijking met andere delen van de stad Istanbul, zo af en toe komt er een dure auto voorbij gereden. Opeens herken ik Zeyneps autootje. Een klein wit koekblik. Er kan haast geen groter contrast zijn met de gemiddelde Turkse auto. De meeste auto’s hier zijn groot, duur en luxe en erg belangrijk in Istanbul, het geeft een soort van aanzien. Daar blijkt Zeynep zich echter niet druk om te maken en ze rijdt zonder rijbewijs van hot naar her2. Ik steek de straat over en stap in. Vrolijk begroet ze me met: “Kom, ik neem je mee naar mijn favoriete plekje hier!”. Na een ritje van drie minuten zijn we er. We staan langs de Bosporus met een klein restaurantje aan de zijkant. Aan de overkant zie ik nog delen van de stad liggen en in de verte steekt de brug van Europa naar Azië over het water. Buiten staan wat tafeltjes en genieten een paar oude Turkse mannen van hun thee. Het uitzicht is adembenemend mooi en ik snap dat Zeynep hier graag komt. Van de drukte en van de stad is hier helemaal niets te merken. We bestellen twee waterpijpen, ’ach waarom ook niet’? Iedereen zit hier aan de waterpijp, dus wij ook. De ober brengt ϔ 1 Namen van mijn informanten zijn wegens privacyoverwegingen veranderd. 2 Rijbewijs is voorlopig ingetrokken wegens rijden onder invloed.
18
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
Turkije. Vanwege de liefde voor haar man is ze naar Istanbul gekomen, maar inmiddels is ze ook tot over haar oren verliefd op Turkije, of nou ja, Istanbul. “Maar Istanbul is Turkije voor mij he.. Ik ben verder nooit in de kleine dorpjes geweest, mijn familie komt van hier”.
”
1.1 Aanleiding
In Nederland wonen, volgens cijfers van het Ministerie van Buitenlandse Zaken 380.000 Turkse Nederlanders. Dit zijn mensen van de eerste, tweede en derde generatie 1. Er valt een ontwikkeling te constateren, waarbij steeds meer Turkse Nederlanders van de derde generatie wegtrekken uit Nederland. Volgens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek waren dit er in 2004 bijna duizend en is het oplopend sinds het begin van deze eeuw2. Zeynep, de vrouw uit bovenstaand vignet, is een voorbeeld van Turkse Nederlanders die naar Turkije verhuizen. Binnen het academische discours worden termen als remigratie en transmigratie gebruikt om deze ‘terugkerende’ mensen te duiden (Vertovec 2009, Gmelch 1980). Waarbij remigratie zich focust op de terugkeer van Turkse Nederlanders en transnationalisme op het actief onderhouden van sociale banden tussen verschillende natie-staten. Er is veel overlap tussen beide definities, wat leidt tot 1 Hoeveel Turks Nederlanders er precies in Istanbul wonen, blijft een grote vraag.Er zijn hier geen exacte cijfers van, 2 http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/bevolking/ publicaties/artikelen/archief/2005/2005-1759-wm.htm
19
Gedreven of verdreven
enige onduidelijkheid. Deze termen zijn namelijk niet wederzijds uitsluitend. Dit houdt in dat transmigranten wel remigranten kunnen zijn, maar dit niet noodzakelijk zo hoeft te zijn en andersom. Als onderzoeker vraag ik mij af welke terminologie het beste past bij Turkse Nederlanders van de derde generatie. Gaan zij ‘terug’ naar Turkije? Welke migratiemotieven hebben ze? Voelen Turkse Nederlanders van de derde generatie zich wel of niet thuis in Nederland en gaan ze daarom naar Istanbul? Of is er sprake van andere motieven? Een belangrijke vraag hierbij is hoe zij zichzelf zien. En strookt wat de theorie over ‘hen’ zegt wel met hoe zij zich in de praktijk voelen en voortbewegen? Naar aanleiding van bovenstaande, heb ik de volgende onderzoeksvraag beantwoord: Op welke manier kan de migratiestap/ keuze van Turkse Nederlanders van de derde generatie van Nederland richting Istanbul geduid en verklaard worden? Deze vraag heb ik onderbouwd aan de hand van een viertal deelvragen. Tijdens de veldperiode heb ik me op deze deelvragen gericht, om uiteindelijk een antwoord op mijn centrale vraag te kunnen formuleren. Deze vier vragen waren: Hoe hebben ze de situatie in Nederland ervaren? Hoe ervaren ze de samenleving in Turkije? Wat draagt de omgeving bij aan het kunnen creëren van een thuisgevoel en Op welke manier zien/vormen ze hun toekomst? 20
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
Overige vragen die tijdens mijn veldwerk centraal stonden waren: hoe was hun gevoel van home & belonging? Hoe verhouden concepten als hybride identiteit, transnationalisme en home & belonging zich tot elkaar? Wat zijn redenen voor vertrek geweest en hoe vormen zij hun leven eenmaal in Istanbul?
1.2 Relevantie / Blinde vlek
Naar mijn mening is het belangrijk om als antropoloog te onderzoeken of bestaande theorieën stroken met de praktijk; het veld. Een ‘representativiteits-check’ binnen het antropologische vakgebied zorgt ervoor dat literatuur up to date blijft. Juist omdat nuance erg belangrijk is, moet er gekeken worden naar hoe actoren zichzelf zien. Vanuit bestaande literatuur wordt onder andere etniciteit gebruikt als migratiemotief. Ik vraag mij af of dit wel helemaal juist is. Is dit motief wel toereikend genoeg? Het is van belang dat het heersende discours en de huidige terminologie representatief en genuanceerd is, omdat dat anders leidt tot stigmatisering wat tevens meteen een maatschappelijke relevantie van dit stuk aangeeft. Het lijkt namelijk alsof Turkse Nederlanders van de derde generatie zich steeds minder begrepen voelen. In het huidige discours met betrekking tot migratie wordt er veel gesproken over concepten als remigratie en terugkeren. De (groot)ouders van mijn informanten zijn migranten, waardoor zijzelf binnen het discours neergezet worden als migrant en wanneer zij verhuizen naar Turkije, wordt dit gezien als ‘teruggaan’. 21
Gedreven of verdreven
Maar wanneer remigreren beschouwd wordt als ‘terugkeren’, houdt dit in dat mijn informanten nooit thuis zijn geweest in Nederland. Turkse Nederlanders van de derde generatie die ik heb gesproken kunnen zich niet vinden in het idee dat ze gezien worden als remigranten. Zij herkennen zichzelf niet in dit beeld. Deze indicatie an sich zou mijns inziens al genoeg moeten zijn om niet langer het heersende discours in Nederland aan te houden, maar dat via etnografisch onderzoek duidelijk wordt gemaakt waar deze mensen zichzelf wel in herkennen. Het academische discours beïnvloedt de publieke opinie en andersom, wat leidt tot algemene beeldvorming en wellicht dus tot stigmatisering. Mijn hypothese is dan ook dat huidige terminologie en de bijbehorende stigmatisering leidt tot versterking van migratieontwikkeling. Ik pleit in mijn scriptie voor een vernieuwd inzicht in migratietheorieën met betrekking tot zogenaamde ‘migranten’ van de derde generatie. Naar mijn mening moet er rekening gehouden worden met functionele en emotionele identificatie met Turkije en/of Istanbul en generatieoverschrijdende processen als er gepraat wordt over migratieprocessen.
1.3 Methodologie
Deze master scriptie staat in het teken van mijn veldwerk, wat ik gedurende drie maanden heb uitgevoerd in Istanbul, Turkije, voor de studie Culturele Antropologie: ‘Multiculturalisme in vergelijkend perspectief’, in opdracht van Universiteit Utrecht. 22
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
Doelgroep De informanten die ik heb leren kennen zijn jong volwassenen in een leeftijdscategorie tussen de 22 en 35 jaar oud. Ze zijn geboren in verschillende delen van Nederland en hebben scholing en opleiding genoten in Nederland. De meesten zijn hoogopgeleid (HBO of WO), een enkeling heeft MBO niveau1. Allemaal hebben zij een baan in Istanbul en werken overdag, waarvan sommigen ook op zaterdagen. Ik heb vooral gebruik kunnen maken van methodes als participerende observatie tijdens lunchafspraken, onverwachte bezoekjes langs kantoor, ’s avonds tijdens het eten of tijdens geplande dagafspraken. Ik heb getracht zoveel mogelijk kanten van het leven van mijn informanten voor mezelf in kaart te brengen en door veel en lang met informanten te praten ben ik veel te weten gekomen over hoe zij hun leven vormgeven. Bij de een ging dat wat gemakkelijker dan bij de ander. Waar ik bij sommigen al snel thuis werd uitgenodigd, bleef het voor anderen bij een aantal lunchafspraken. Omdat er in dit onderzoek ook geen sprake is van een ‘groep’ Turkse Nederlanders van de derde generatie, waren er geen gebonden dagelijkse activiteiten waar ik deel van uit kon maken en schrijf ik deze scriptie aan de hand van vele persoonlijke verhalen die informanten met mij gedeeld hebben.
1
Schema overzicht informanten bevindt zich in de bijlage
23
Gedreven of verdreven
Reflectie ‘I would like to emphasize that the most important fact of being a researcher is not whether one is a woman, a “halfie” or “wholie” researcher. The main concern should bet hat if we have a self as a researcher, it should be a reflexive one. A reflexive self is aware of its boundaries and complexities: a self who cannot be considered without constant interaction and influence of the other’ (Ghorashi 2003:50).
Volgens Ghorashi (2003) moet iedere onderzoeker rekening moet houden met het aspect van ‘the self’. Doordat ik als antropologe gebruik maak van een kwalitatieve vorm van onderzoek, ben ik mij ervan bewust dat ik mijn eigen onderzoeksinstrument ben. Tijdens het verwerken en analyseren van mijn data heb ik hier zo goed mogelijk rekening mee geprobeerd te houden. Een antropoloog mag zich niet laten leiden door eigen gevoelens of vooroordelen, maar moet objectief zijn. Dit heb ik gedaan door continu te reflecteren op mijn gehele proces en door te letten op mijn eigen beperkingen, zoals bepaalde vooroordelen of vooraf gestelde doelen. Ghorashi (2003) stelt dat het niet erg om tijdens het proces je perspectief te veranderen. Het kan namelijk voorkomen dat door het horen van verhalen van informanten je denkbeelden dusdanig veranderen. Het is dan juist in het belang van je onderzoek om hier daadkrachtig mee om te gaan en je perspectief te veranderen, zodat het gehele proces in goede banen kan verlopen.
24
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
Insider versus outsider rol Veldwerk uitvoeren in een stad van 17 miljoen (legale) inwoners, en wellicht vier á vijf miljoen illegale inwoners, is moeilijk. Mijn vooraf bedachte idee dat Turkse Nederlanders elkaar wellicht zouden opzoeken om banden te onderhouden met betrekking tot Nederland bleek niet te kloppen. Veel van mijn informanten gaven juist aan niets met andere Turkse Nederlanders te maken willen hebben, omdat zij nu ‘eindelijk’ opgaan tussen de rest, zonder hier moeite voor te hoeven doen. Hierdoor werd het zoeken naar de spreekwoordelijke speld in een hooiberg. Uiteindelijk heb ik door middel van het sneeuwbal effect mensen gevonden die mee wilden werken aan mijn onderzoek. (Dit geeft aan dat er dus wel contact is onderling, dit contact is echter minimaal en op basis van individueel contact, niet zozeer groepsgebonden). Waar ik me zeer zeker van bewust ben geweest is dat werving van mensen bepalend is voor uitkomsten van een onderzoek, zo ook in het mijne. Een aantal informanten heb ik via het Nederlands Consulaat - Generaal of De Nederlandse School1 verworven, wat inhoudt dat zij sowieso connecties met Nederland willen behouden. Volgens Bernard (2011) duurt het opbouwen van rapport minstens drie maanden. Echter vinden DeWalt & DeWalt (2004:24) dat het opbouwen van rapport ook afhankelijk is van de kwaliteiten van een antropoloog en van de omgeving van de groep die je onderzoekt. 1
http://nlschoolistanbul.org/
25
Gedreven of verdreven De omgeving heeft in mijn onderzoek een grote rol gespeeld. Van de drie maanden veldwerk ben ik met name de eerste maand erg actief op zoek geweest naar informanten1. Aan de hand van allerlei soorten ingangen heb ik geprobeerd toegang te krijgen tot mijn veld, maar dit was erg moeilijk. Door mijn korte veldwerk periode is het me niet gelukt om volledige toegang te krijgen en bleef ik in een outsider rol. De verspreidheid van mijn onderzoeksgroep en de grootte van de stad heeft ook invloed gehad op mijn onderzoek en wat ook zeker heeft meegespeelt is het gegeven dat dit mijn eerste antropologische onderzoek is. Participerende observatie en semi-gestructureerde interviews zijn de twee belangrijkste methoden geweest om data te verkrijgen. Mijn semi-gestructureerde interviews heb ik gevoerd aan de hand van verschillende topics2.
1.4 Overzicht
In hoofdstuk twee staat problematiek als oplossing centraal. Dit hoofdstuk verkent richtingen aan de hand waarvan terminologie geherdefinieerd kan worden. Concepten als migratie, remigratie en transmigratie worden behandeld. In hoofdstuk drie en vier zal ik verder ingaan op onderscheid en motivatie van Turkse Nederlanders van de derde generatie, en zal ik verder uitwerken wat ik in hoofdstuk twee heb behandeld. In hoofdstuk vijf vindt 1 Gedurende de twee andere maanden ben ik blijven zoeken naar informanten, maar heb dit meer via mijn sleutelpersonen gespeeld. 2 Topic lijst bevindt zich in de bijlage.
26
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
er een reflectie en nuance plaats, wat tevens een toevoeging is aan het huidige academische debat rondom migratiemotieven en -perspectieven. Daarna volgt de uiteindelijke conclusie in hoofdstuk zes.
27
Gedreven of verdreven
“Het is niet remigreren, het is migreren!”
(Gökhan)
28
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
HOOFDSTUK 2: PROBLEMATIEK
één tussen de anderen?
29
Gedreven of verdreven
“
“Remigratie? Het woord remigratie houdt dan toch in dat ik nooit in Nederland thuis ben geweest? Dat ik nooit helemaal geaccepteerd ben?” Merve heeft strakke lijnen rond haar ogen en mond als ze dit zegt. Ik zie aan haar dat ze zich ergert, de blik in haar ogen zegt genoeg.
30
”
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
2.1 Problematiek
Er is niet veel duidelijkheid over hoe migratieprocessen van Turkse Nederlanders geïnterpreteerd moeten worden, wanneer zij naar Turkije verhuizen. Over welke vorm van migratie moet er gesproken worden? In zekere zin gaan deze mensen terug naar hun roots die vanwege hun (groot)ouders (gedeeltelijk) in Turkije liggen. Deze roots worden warm gehouden door transnationale banden die jonge Turkse Nederlanders onderhouden met Turkije. In dat geval zou er geconcludeerd kunnen worden dat er sprake is van remigratie. Etniciteit wordt dan gekoppeld aan de motivatie voor migratie. Echter, etniciteit of afkomst is niet de enige reden die bestaat om te vertrekken. Het debat hierachter, symbolisme versus instrumentalisme (Eriksen 2010: 63), verklaart een aantal uitgangspunten. Waarbij symbolisme gezien moet worden als een symbolisch etnicisme, waarbij etniciteit of etnische identiteit gezien wordt als symbolisch, of wel een diepgewortelde identiteit, bestaande uit en samenhangend met collectieve ervaringen. De instrumentele benadering gaat meer uit van individuele processen, waarbij etniciteit gezien kan worden als een politieke organisatie. Culturele grenzen dienen als middel om symbolische middelen en gedachtegoed veilig te stellen. Deze scriptie richt zich op het academische debat rondom migratie versus remigratie en over welke vorm van migratie er gesproken moet worden in het geval van Turkse Nederlanders die naar 31
Gedreven of verdreven
Turkije/Istanbul vertrekken. Gaan academici er misschien te snel van uit dat een dergelijke groep jong volwassenen, voornamelijk hoogopgeleid, naar Turkije verhuizen vanwege roots? Gedurende mijn veldonderzoek ben ik gaan twijfelen over de toewijzing van de term remigratie aan Turkse Nederlanders.
Academische/wetenschappelijke definities Om meer duidelijkheid te verschaffen over waar het probleem van het gebruik van deze term zit, volgt eerst een korte uiteenzetting van een aantal concepten die hierbij een belangrijke rol spelen: migratie, remigratie en transmigratie.
2.2 Migratie
Er zijn twee standaard modellen van migratie, namelijk het settler model en het temporary migration model (Castels 2002: 1143). Volgens het eerste model integreren migranten geleidelijk in economische en sociale relaties: er vindt een langzame assimilatie plaats aan de nieuwe cultuur die wel twee tot drie generaties kan duren. Het tweede model is gebaseerd op migranten met een korte verblijfsduur, die daardoor zoveel mogelijk affiniteit met het land van herkomst proberen te behouden. In Nederland was er voornamelijk sprake van het tijdelijke migratiemodel bij de stroom gastarbeiders die in het begin van de jaren zestig uit Italië, Spanje en Griekenland kwamen (Ghorashi 2003: 147), en halverwege diezelfde jaren zestig met name uit Marokko en Turkije. Het woord ‘gast’ in gastarbeider geeft de tijdelijkheid van de indicatie weer. De migranten zullen kort 32
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
in Nederland verblijven en terugkeren naar hun land van herkomst. Het tijdselement in het woord gastarbeider schept een dominant beeld en tevens een verwachting. Deze verwachting dat migranten terug zullen keren is niet geheel juist. De meeste toenmalige migranten zijn in Nederland gebleven en dus niet volgens het model teruggekeerd naar het land van herkomst. Ze zijn van temporary migrants verworden tot settlers. Vanuit het settler model wordt verondersteld dat migranten migreren met de intentie om zich definitief te vestigen in het nieuwe land. Aangezien gastarbeiders niet terugkeren naar het land van herkomst wordt het migratieproces volledig voltooid, zij assimileren immers langzaam in het nieuwe land. Terugkeer naar het land van herkomst zou betekenen dat toch het temporary migrants model van toepassing is, maar dat geldt niet in de situatie van de derde generatie Turkse Nederlanders die terug gaan naar Turkije, aangezien zij in Nederland zijn geboren. Beide modellen zijn dus niet helemaal toereikend in het geval van mijn onderzoeksgroep.
2.3 Remigratie
Remigratieprocessen an sich zijn niet nieuw. In een mondiale wereld waar interconnectedness steeds groter wordt, is het steeds gemakkelijker om te migreren of te remigreren. Diversiteit van remigratieprocessen gaat gepaard met mobiliteit. Volgens Gmelch (1980: 3) gaat het om twee dimensies, namelijk hoe lang de migrant in eerste instantie van plan was om te migreren en wat de redenen 33
Gedreven of verdreven
zijn om terug te keren. Het is een zinvol om te weten of de migranten in eerste instantie al van plan waren om terug naar huis te keren of juist niet, dit maakt namelijk de insteek van het onderzoek anders. Gmelch haalt drie types van remigranten aan. Remigranten die in eerste instantie zijn gemigreerd voor korte duur. Het moment van terugkeer wordt bepaald door doelstellingen die zij vooraf hebben bepaald. Onder deze categorie vielen in eerste instantie de (groot)ouders van mijn informanten, de zogenoemde gastarbeiders. Aanvankelijk kwam alleen de man naar Nederland en bleven vrouw en kinderen in Turkije achter. Dit met het idee dat de man voor een aantal jaar in Nederland zou verblijven om geld te verdienen. Na een aantal jaar zijn vrouw en kinderen ook naar Nederland verhuisd en is het plan om terug te keren naar Turkije steeds verder van de baan geraakt. Er is dus wel sprake geweest van een intentie om terug te keren naar land van herkomst, maar door gezinshereniging verwordt het temporary model van Castels een settler model. Remigranten die van plan waren om zich permanent te vestigen in het land waarnaar zij zijn gemigreerd, maar die gedwongen zijn om terug te keren. Deze remigranten zijn dus eigenlijk van plan om permanent zich ergens anders te vestigen, maar vanwege externe, structurele factoren zijn ze verplicht om terug te keren naar hun land van herkomst. Onder deze categorie vallen bijvoorbeeld vluchtelingen die geen verblijfsvergunning hebben gekregen. 34
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
Remigranten die van plan waren om zich permanent te vestigen, maar er toch voor hebben gekozen om terug te keren. Deze keuze kan tot stand zijn gekomen door heimwee of het niet kunnen aanpassen aan de nieuwe situatie. In academische literatuur zijn echter nog meerdere redenen te vinden die mensen bewegen om te remigreren. Return of failure (Cerase 1974) heeft te maken met remigranten waarbij het niet is gelukt zich aan te passen aan het nieuwe land, onder andere door vooroordelen en stereotyperingen die zij zelf in stand hielden jegens het gastland. Een tweede reden is return of conservatism (Cerase 1974). Hierbij is er een vooraf ingenomen persoonlijk doel wat dient als uitgangspunt. Zodra dit doel is behaald keren de remigranten terug. Een andere reden is return of innovation (Bovenkerk 1974),waarbij het remigratieproces draait om zowel opgebouwd menselijk als materieel kapitaal. Remigranten keren terug met kapitaal om dit te investeren en zo een bevredigender leven te vormen. Return of retirement (Bracke et al 1990) staat in het teken van terugkeren nadat remigranten met pensioen gaan en return of health (Ouwehand 2000) houdt in dat wegens gezondheidsredenen er terug gekeerd wordt naar het land van herkomst. Cassarino (2004:255) heeft het over de ‘New Economics of Labour Migration’. Remigratie is dan het logische gevolg van een gecalculeerde strategie. De migrant heeft zijn vooraf gestelde doelen behaald, zoals het verdienen van geld, en daardoor keert hij terug 35
Gedreven of verdreven
naar zijn thuisland. Deze economische benadering van remigratie past binnen het temporary model van Castels en het eerste model van Gmelch. De migrant is met een vooraf opgesteld beeld van tijdelijkheid naar het gastland gekomen, zoals oorspronkelijk de gastarbeiders in Nederland. Bij bovengenoemde redenen draait het met name om het heen en weer bewegen binnen één mensenleven. Migranten zijn geremigreerd wegens falen, sociale context van het thuisland, weinig aansluiting kunnen vinden met het gastland of het juist erg goed doen binnen de economie van het gastland en huiswaarts keren met kapitaal. Echter is er geen rekening gehouden met andere mogelijke vormen van remigratie, zoals in het geval van mijn informanten, waar er sprake is van generatieoverschrijdende migratie. Het veld heeft mij doen inzien dat een aantal van mijn informanten in Nederland het gevoel hebben gehad dat zij zich altijd net iets meer moesten bewijzen dan een willekeurige Nederlander. Dit gevoel komt voort uit het dominante idee dat migranten, van welke generatie dan ook, uiteindelijk ‘terugkeren’ naar hun land van herkomst en dat ze om te ‘mogen’ blijven zich extra moeten bewijzen (Ghorashi 2003). ‘Terugkeren’ plaats ik hier bewust tussen haakjes, omdat volgens dit heersende idee migranten zullen remigreren. ‘Terugkeren’ draagt het idee in zich dat migranten gezien worden als een homogene groep. Het idee van tijdelijkheid, er zal geen permanente vestiging plaatsvinden, zorgt er dus in zoverre voor dat Turkse Nederlanders 36
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
van de derde generatie zich niet helemaal thuis voelen in Nederland. In Nederland heerst dit idee sinds de jaren zeventig en sluit aan bij de hierboven genoemde modellen van Castels en Gmelch. Er is hier sprake van een ascribed identity, die zich hier laat omschrijven als een vorm van temporary en dus als remigrant. Turkse Nederlanders van de derde generatie dragen deze identity met zich mee, omdat hun (groot)ouders zogenoemde gastarbeiders waren (Ghorashi 2003:148). Hierdoor worden mijn informanten nog steeds gezien als immigranten en dus remigranten, terwijl zij in Nederland zijn geboren en getogen. Zij staan echter zelf niet achter deze ascribed identity en dit dominante discours.
“
Het vignet over Gökhan hieronder toont de gevoeligheid van migratie en remigratie onder mijn informanten aan. Kiki is een gezellige kroeg, waar een Turkse Nederlander plaatjes staat de draaien achter z’n draaitafel en om me heen hoor ik een hoop Nederlands geouwehoer. Eren introduceert me bij zijn vrienden. Een groep leuke jongens, allemaal uit Amsterdam. In de tuin van Kiki hang ik wat rond tussen deze mannen. Ze zijn allemaal wel nieuwsgierig wie ik ben en waarom ik met Eren mee ben gekomen. Ik leg ze uit dat ik onderzoek doe naar Turkse Nederlanders die naar Turkije/ Istanbul geremigreerd zijn. Eén van die jongens schiet haast uit z’n slof. Met een biertje in zijn hand merkt hij op: “het is niet remigreren, het is migreren!” “Die stomme media noemt
37
Gedreven of verdreven
het ook continu remigreren,”. Daarna loopt hij weg. Wat later zie ik Gökhan tegen de bar aanleunen. Ik loop op hem af om toch eens te vragen wat hij nu bedoelde met zijn eerdere opmerking. Hij legt me uit dat hij niet boos op mij is vanwege het woord remigreren, maar dat hij het zo ontzettend beu is dat iedereen het continu maar heeft over remigratieprocessen, terwijl volgens hem het er echt niet aan ligt dat zijn ouders uit Turkije komen. Hij is toch in Nederland geboren, dan is het toch gewoon migratie..?
”
Dit vignet is een voorbeeld waaruit blijkt dat mijn informanten zich niet herkennen in het heersende beeld van de remigrant. Gökhan maakt duidelijk dat hij het helemaal zat is om verkeerd betiteld te worden. Zijn ascribed identity als remigrant zit hem dwars. Door mijn veldwerk is het mij duidelijk geworden dat er gekeken moet worden naar processen van the self en subjectivity en transnationale banden bij het duiden van dit soort generatieoverschrijdende migratieontwikkelingen, bovendien neemt de interconnectedness in deze mondiale wereld steeds meer toe en is het een vanzelfsprekende transitie. Transnationale banden hangen samen met transmigratie en zijn een logisch gevolg van migratiestappen. Turkse Nederlanders van de derde generatie onderhouden ook transnationale banden met Turkije. In het volgende stuk zal ik uitleggen wat ik versta onder transmigratie en of mijn informanten zo benaderd kunnen worden. 38
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
2.4 Transmigratie
Transmigratie is het proces waarbij immigranten sociale relaties vormen en onderhouden doormiddel van transnationalisme met zowel het gastland als het land van herkomst (Schiller, Barsh en Blanc 1995). Vertovec (1999: 447) stelt dat transnationalisme gezien moet worden als meerdere banden en interacties die mensen met elkaar verbinden, ongeacht de grenzen van natiestaten. Transnationalisme kan dan het beste begrepen worden als een reactie op het gegeven dat in een mondiale wereld volledige integratie in natie-staten niet mogelijk of zelfs niet wenselijk is. Identiteitvorming is steeds minder plaatsgebonden en wordt gevormd op basis van gemeenschappelijke belangen en interesses. Plaats of lokaliteit speelt hierin een steeds minder belangrijke rol (Schiller, Barsh en Blanc 1995). Turkse Nederlanders van de derde generatie ervaren ook meervoudige banden met zowel Nederland als Turkije, hierdoor kunnen zij beschouwd worden als transmigranten. Banden die Turkse Nederlanders hebben met verschillende natie-staten, zoals Turkije en Nederland, worden gekenmerkt door gevoelens. Dit houdt dus in dat transnationale banden border crossing zijn. Met andere woorden: transnationalisme is een essentieel onderdeel van transmigratie en omgekeerd. Deze twee concepten kunnen niet zonder elkaar. Vertovec (2009) vraagt zich terecht af wat nu de meest geschikte manier is om transmigranten te bestuderen of te duiden. 39
Gedreven of verdreven
What is the best or most appropriate ‘unit of analysis’ for studying migrant transnationalism? The field has seen a confusing mix of research focusing on groups based on criteria of nation-state (Mexicans, Turks, etc), religion (Oaxacans, etc) etnic group (Kurds, etc), village or locality and familiy. Each criteria has a different story to tell, of course, but – as in any social scientific study – we have to be aware of certain kinds of ‘methodological etnicism’ which assumes ethnic groups as natural units (2009:20).
Volgens Vertovec moet men opletten voor methodologisch etnicisme, waarbij etnische groeperingen als homogeen gezien en benaderd worden, en etniciteit als verklarende factoren voor migratiemotieven en –perspectieven gezien wordt. Naast methodologisch etnicisme bestaat er ook methodologische nationalisme. Volgens Amelina et al (2012:112) lag er voorheen binnen het antropologische vakgebied teveel nadruk op de vorming van natie-staten. Inwoners van een natie-staat zouden een nationalistisch gevoel moeten hebben of vormen. Met andere woorden; de territoriale grenzen van een natie-staat laten de samenleving hiermee samen vallen. Dit zijn echter essentialistische en functionalistische opvattingen. Methodologische etnicisme en nationalisme liggen in elkaars verlengde. Zoals al eerder genoemd identificeren transmigranten, zoals mijn informanten, zich met meerdere natie-staten en maken zij gebruik van constante interconnecties. Door bij antropologisch onderzoek deze identificatie met meerdere natie-staten als uitgangspunt te nemen wordt de essentialistische insteek zoals eerder genoemd los gelaten. Op deze 40
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen? manier kan onderzoek loskomen van methodologisch etnicisme en methodologisch nationalisme. In mijn latere hoofdstukken zal ik dit empirisch aantonen.
2.5 Self & Subjectivity
Uit de vorige paragraaf is gebleken dat als mijn informanten als homogene groep neergezet worden, dit een essentialistische visie is. Er is een open vizier nodig om de gehele context mee te krijgen, om niet te vervallen in een essentialistisch beeld. Een bruikbaar concept hiervoor is subjectivity. Subjectivity kan volgens Ortner ( 2005:31) gezien worden als het geheel van perceptie, beïnvloeding, gedachtes, verlangen en angst . Daarnaast zijn ook culturele en sociale veranderingen van invloed op hoe een persoon denkt en leeft. Als we praten over subjectivity is er altijd een specifiek cultureel en historisch bewustzijn. “By using the word consciousness I do not mean to exclude various unconscious dynamics as seen, for example, in a Freudian unconscious or a Bourdieusian habitus. But I do mean that subjectivity is always more than those things, in two senses. At the individual level, I will assume, with Giddens, that actors are always at least partially “knowing subjects,” that they have some degree of reflexivity about themselves and their desires, and that they have some “penetration” into the ways in which they are formed by their circumstances. They are, in short, conscious in the conventional psychological sense, something that needs to be emphasized as a complement to, though not a replacement of, Bourdieu’s insistence on the inaccessibility to
41
Gedreven of verdreven actors of the underlying logic of their practices. At the collective level I use the word consciousness as it is used by both Marx and Durkheim: as the collective sensibility of some set of socially interrelated actors. Consciousness in this sense is always ambiguously part of people’s personal subjectivities and part of the public culture (Ortner 2005: 42).
Volgens Ortner hebben mensen dus een reflexief vermogen om hun denken en handelen te verantwoorden. Dit vermogen is bepaald door culturele en historische achtergronden, maar kan zich bij ieder individu anders vormen. Het heeft dus te maken met levensstandaard, persoonlijke verrijking, ideologieën en een doel in het leven. Opleiding kan hier invloed op uitoefenen, maar ook significant others spelen een zekere rol bij de ontwikkeling van persoonlijk gevoel.
2.6 Tot slot
Migratiemotieven en -perspectieven lopen uiteen. De vraag of er sprake is van migratie, remigratie of transmigratie duidt op discussie en onenigheid. Op basis van verhalen uit mijn veld komen er twee categorieën naar voren. Namelijk één groep van Turkse Nederlanders waarbij de keuze voor Istanbul voortkomt uit een symbolische beleving van cultuur als verklaringsmodel en één groep waarbij er sprake is van een instrumentele insteek, waarbij individuele processen een grotere rol spelen. In de volgende twee empirische hoofdstukken zal ik hier verder op in gaan.
42
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
43
Gedreven of verdreven
“Op mijn vijftiende werd ik verliefd op Turkije en op mijn zevenentwintigste verjoeg Nederland mij” (Merve)
44
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
HOOFDSTUK 3: DE TURKSE DROOM
één tussen de anderen?
45
Gedreven of verdreven
46
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
3.1 Inleiding
In hoofdstuk twee is duidelijk geworden dat er geen eenduidig antwoord bestaat op de vraag hoe migratieprocessen van Turkse Nederlanders van de derde generatie te duiden zijn, wanneer zij richting Istanbul (of Turkije) vertrekken. Is er sprake van migratie, remigratie of transmigratie? Deze vraag hangt nauw samen met de invulling die mijn informanten geven aan hun leven, dromen en doelstellingen. Tevens is er uit hoofdstuk twee gebleken dat er gekeken moet worden naar instrumentele of symbolische invulling van cultuur en etniciteit als motivatie of beweegredenen voor vertrek. Dit hoofdstuk zal zich richten op emotionele identificatie, een symbolische benadering van culuur, en hoe deze identificatie zich in Nederland en Istanbul ontwikkeld heeft en op welke manier informanten concepten als home en belonging ervaren en/of creëren. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringbeleid (WRR) heeft in 2007 een rapport uitgebracht waarin onder andere identificaties met Nederland staan beschreven. Volgens de WRR houdt emotionele identificatie in dat mensen zich verbonden voelen met hun etniciteit (WRR 2007: 14). Dit rapport baseert zich op Nederland, waarbij het voor dit onderzoek interessant is om deze door de WRR beschreven emotionele identificatie los te trekken van Nederland en kijken naar emotionele bindingen die een persoon kan hebben met een land. Er kan dus ook identificatie met meerdere of andere natie47
Gedreven of verdreven
staten plaatsvinden. De emotionele bindingen hebben te maken met gevoelens van belonging, gevoelens van toebehoren, zoals het woord emotioneel al aangeeft. Wat ook blijkt uit de rapportage van de WRR is dat identiteiten en roots, door WRR aangeduid als footprints, belangrijk zijn voor het vormen van the self. Juist door alle identiteiten van jezelf te benoemen en te erkennen kan een persoon zich ergens thuis voelen. Tijdens mijn veldwerk heb ik drie verschillende fases kunnen ontdekken waarin gevoelens van home en belonging op een andere manier ervaren en beleefd worden. Deze drie fases – in Nederland, eerste twee jaar in Istanbul, langer dan twee jaar in Istanbul – worden door mijn informanten van groep 11 anders ervaren en beleefd dan informanten van groep 2. In dit hoofdstuk zal duidelijk worden wat deze fases precies inhouden en hoe groep 1 deze ervaart met betrekking tot hun emotionele identificatie richting Istanbul.
3.2 Home en/of Belonging?
Binnen antropologische literatuur wordt belonging vaak samengepakt met het concept home. Het gevoel van home werd voorheen behandeld als een vaststaand gegeven wat hoorde bij een natie-staat. We weten echter door onderzoek van onder andere Ghorashi (2003) dat in een wereld waar mondiale processen steeds talrijker worden, gevoelens en identiteiten niet zomaar gekoppeld 1 In deze scriptie zal ik groep 1 en 2 aanhouden, waarbij de cijfers niet voluit geschreven worden in verband met duidelijkheid.
48
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
kunnen worden aan bestaande natie-staten. Door middel van transnationalisme en vormen van hybriditeit is het mogelijk om te wonen in het ene land en gevoelens te koesteren voor een ander land. De plek waar iemand verblijft, hoeft niet automatisch een home te zijn. Door de opkomst van nationalisme is er de opvatting ontstaan dat inwoners van een natie-staat automatisch deel uitmaken van en hun identiteit ontlenen aan deze natie-staat (Hedetoft en Hjort 2002:xi). Dit sluit aan bij methodologisch nationalisme, zoals behandeld in hoofdstuk twee; de samenleving van een staat valt samen met de territoriale grenzen. Mondialisering draagt direct of indirect bij aan veranderingen in het ervaren van gevoelens van home en belonging en het vormen van identiteit en dus niet zozeer het toebehoren aan een natie-staat. Dit maakt wel dat concepten als home & belonging lastig definieerbaar zijn. Ze zijn erg context afhankelijk. Hedetoft en Hjort citeren home als volgt: “Our home is where we belong, territorially, existentially and culturally, where our own community is, where our family and loved ones reside, where we can identify our roots, and where we long to return to when we are elsewhere in the world”(Hedetoft en Hjort 2002:vii).
Zij geven echter ook aan dat gevoelens van home zich vormen door ‘where we feel we belong’. Het gevoel van home is dus niet per se gekoppeld aan de plek waar we, sec gezien, de meeste tijd doorbrengen; home is de plek waarbij daadwerkelijk warme 49
Gedreven of verdreven gevoelens worden ervaren als we er aanwezig zijn of er aan denken. Het kan dus zijn dat de gevoelens die gekoppeld worden aan home niet overeenkomen met het land waarin men woont, maar ook meerdere plekken op de wereld kunnen als home worden ervaren. Dit is een essentieel verschil met hoe belonging voorheen werd neergezet, namelijk als een politiek en cultureel ordeningsprincipe, gevormd door een rationeel aspect van de natie-staat en daarnaast een irrationeel aspect wat gebaseerd is op een natuurlijk toebehoren aan een cultuur, een ingebedde vorm van thuisgevoelens (Winkelman 2008). Dit politieke en culturele ordeningsprincipe is volgens Hedetoft en Hjort een verouderd, romantisch beeld, waardoor het gezien kan worden als thick en essentialistisch. ‘Feeling’ is nu de basis voor home & belonging, maar tegelijkertijd worden deze gevoelens in bestaande definities, zoals hier boven genoemd, meteen gekoppeld aan concrete zaken zoals culturele afkomst, familie en dergelijke. Hedetoft en Hjort (2002) geven aan dat het home gevoel aangewakkerd wordt door zowel territoriale als culturele processen. Dit houdt in dat gevoelens van home ambigue van aard zijn, dat onderkennen ook migranten zelf. Zij ervaren de hybriditeit van hun identiteit en een besef van ambiguïteit wanneer zij home proberen te duiden. Mijn informanten zijn Turks, maar verschillen in allerlei opzichten van Turken in Turkije. Dit komt doordat ze beïnvloed zijn door en 50
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
betrokken zijn bij Nederland (Kastoryano 2004). Winkelman (2008) heeft zich tijdens haar afstudeerscriptie gebogen over jonge Turkse Nederlanders van de tweede generatie die mogelijke plannen hadden om de stap van migratie naar Istanbul te wagen. Zij stelt dat het rationele aspect van belonging met betrekking tot Nederland ontbreekt bij jonge Turkse Nederlanders en het irrationele aspect de overhand heeft. Hiermee bedoelt ze dat Turkse Nederlanders buitengesloten worden van volledig lidmaatschap. Ook behoren zij niet geheel tot ‘de Turken’, omdat zij zijn geboren en opgegroeid in Nederland. De binding met de verschillende natie-staten is hierdoor zwak. Doordat home vaak geassocieerd wordt met de grenzen van natie-staten is het gevoel van home ook zwak. Als ik kijk naar mijn veld, dan zie ik dit bij mijn informanten vooral terug tijdens hun liminale fase, zij weten dan niet goed wie ze zijn. In de volgende paragraaf zal ik hier verder op ingaan. Het is duidelijk dat bij emotionele identificatie ‘sense of belonging’ hoort en dat informanten in groep 1 dit ervaren. Maar wat is dit en waar komt dit gevoel vandaan? Zoals gebleken in hoofdstuk twee, komen transnationale banden voort uit processen van migratie en mondialisering. Turkse Nederlanders onderhouden transnationale banden met twee natie-staten, namelijk Nederland en Turkije. Ondanks dat zij met deze twee natie-staten zijn verbonden, zijn zij nergens helemaal thuis. Of wel? Gevoelens van home en belonging moeten gezocht worden in de transnationale positie waarin deze 51
Gedreven of verdreven
mensen zich bevinden (Winkelman 2008). Volgens Sauter (2003) zijn zij zich er van bewust dat ze een plek binnen twee culturen en natie-staten innemen, in plaats van er tussen. Dat mijn informanten deze visie van Sauter delen blijkt uit een citaat van mijn informante Merve: “Ik ben niet opgegroeid tussen twee culturen, maar met twee culturen”. Het opgroeien met twee culturen brengt met zich mee dat mijn informanten een hybride identiteit gevormd hebben, dit wil zeggen dat zij meerdere loyaliteiten en identiteiten ervaren. Zoals benadrukt in hoofdstuk twee hangt dit samen met transnationale banden en hoeft dit niet te betekenen dat zij zich niet verbonden voelen met Nederland. Tijdens het veldwerk ben ik erachter gekomen dat er veel diversiteit bestaat binnen de groep Turkse Nederlanders die naar Istanbul zijn vertrokken en hoe zij home, belonging en hun hybride identiteiten ervaren en/of creëren.
3.3 Fase 1; in Nederland...
Nu het duidelijk is dat Turkse Nederlanders een emotionele identificatie met Turkije ervaren en dit invloed heeft op gevoelens van home en belonging, ga ik verder in op hoe zij hun leven hebben vormgegeven in Nederland. In hoofdstuk twee is het idee van tijdelijkheid met betrekking tot migratie- en remigratieprocessen al kort aangehaald. In deze paragraaf zal ik hier dieper op ingaan. Het continu verkeren in een situatie van onderzekerheid hoe mensen je zullen benaderen, doet afbreuk aan gevoelens van home en belonging en kunnen ervoor zorgen dat transnationale banden met 52
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
Turkije sterker worden, om daarin wel een bevestiging te vinden. Nabben et al (2006) hebben onderzocht dat bij Turks Nederlandse jongeren de etnische Turkse identiteit een belangrijk onderdeel vormt binnen hun hybride identiteit. Ze krijgen van kleins af aan mee dat eergevoel en trots zijn op Turkije belangrijk is. Deze gevoelens dragen bij aan een binding met Turkije en zorgen ervoor dat zij zich Turks voelen en dus toebehoren aan een groep. Bij mijn informant Mustafa is dit goed te merken. Bij zijn ouders in Rotterdam werd er vaak in privé sferen over Turkije gepraat. Zijn vader en grootvader bouwen al vanaf dat hij klein was aan een appartement in Istanbul. Er werd hem dan ook altijd verteld dat ze maar tijdelijk in Rotterdam woonden en uiteindelijk terug zouden gaan naar Istanbul. Deze visie van zijn (groot)ouders sluit aan bij het eerste remigratie type motief van Gmelch (1980), waarbij het moment van terugkeren is vastgesteld aan de hand van bepaalde doelstellingen. Er was dus een voorgenomen tijdelijkheid van migratie in het plan van zijn ouders en hierdoor is het hele gezin bezig geweest met het actief opbouwen van een toekomst in Turkije en werden transnationale banden op een dusdanige manier ingezet dat hij een emotionele identificatie heeft ontwikkeld met het land waar gedeeltelijk zijn roots liggen. Ook de (ruime) aanwezigheid van familie in Istanbul en verhalen die hij al van kleins af aan hoort van zijn vader en opa, dragen bij aan het vormen van hybride identiteit. Dit heeft ervoor gezorgd dat 53
Gedreven of verdreven
Mustafa zich meer identificeerde met Turkije dan met Nederland, waardoor er altijd longing (verlangen) voor Turkije/Istanbul heeft bestaan, ondanks dat zijn eigen ‘fysieke’ roots in Nederland liggen. Dit blijkt ook uit zijn drang naar ‘culturele verplichting’. Eén van zijn redenen om naar Turkije te komen heeft te maken met deze zogenaamde ‘culturele verplichting’ die hij voelt naar zijn (nog niet bestaande) kinderen. Hij wil niet dat zijn kinderen opgroeien tussen of met culturen, zoals hij zelf. Volgens hem heeft dit namelijk afbreuk gedaan aan zowel zijn vaders als zijn eigen Turkse identiteit. Hij wil dat zijn toekomstige kinderen zich helemaal kunnen richten op hun Turkse identiteit en niet langer een hybride identiteit hoeven te ervaren. Waar Merve het niet heel ververveld vond om meerdere identiteiten te ervaren, was dit voor Mustafa wel het geval. Hieruit blijkt dus dat individuele processen een belangrijke rol spelen. Volgens Reynolds (2009) zijn familierelaties met name van belang voor mensen zoals Mustafa. Zij kennen het land waar ze heen willen migreren niet erg goed. Met name doordat zij er nooit lang verbleven zijn of het land voornamelijk kennen door vakanties en transnationale banden. Familie kan Mustafa opvangen en wegwijs maken en ervoor zorgen dat hij snel zijn draai vindt, door onder andere zijn netwerk voor hem op te bouwen en hem te helpen aan een baan. Deze familierelaties hebben er in het geval van Mustafa ook voor gezorgd dat hij de stap heeft genomen om naar Istanbul te migreren. 54
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
Dat Mustafa in Nederland zich sterk identificeerde met Turkije is niet vreemd. Meerdere informanten van groep 1 herkennen zichzelf in dit gevoel. Volgens Ghorashi (2003) komt dit gevoel voort uit processen van othering. In Nederland bestaat er een notie van exclusiviteit als het gaat om Nederlanderschap. Migranten of immigranten worden door middel van het dominante discours behandeld als ‘de ander’. Dit proces van othering heeft betrekking op mensen die niet in het blanke, christelijke beeld passen. De nadruk blijft liggen op het anders zijn, in plaats van op andere aspecten zoals integratie of taal (Ghorashi in Winkelman 2008). Dit proces van othering valt terug te leiden naar de tijd van de verzuiling. Tijdens deze periode in de Nederlandse geschiedenis leefde men niet met elkaar, maar langs elkaar en werd er een verregaande tolerantie verwacht naar andere groepen toe. Dit heeft gezorgd voor een exclusief beeld van ‘wij’ versus ‘zij’. Hierdoor is er een thick nationale Nederlandse identiteit ontstaan, waar weinig ruimte is voor ‘de ander’. Er wordt onderscheid gemaakt op basis van verschil (ibidem). Als het proces van othering naast het dominante discours wordt gehouden waarbij migratie in het geval van gastarbeiders en nakomende generaties als tijdelijke fenomeen wordt neergezet, blijkt er een negatief beeld te ontstaan jegens de derde generatie Turkse Nederlanders, wat er tevens voor zorgt dat mijn informanten zich niet geheel geaccepteerd voelen. Zij zullen nooit volledig kunnen toetreden tot de Nederlandse identiteit, puur omdat de nationale 55
Gedreven of verdreven
eenheid en het dominante discours dit niet toestaat en waardoor zij dus altijd ‘de ander’ zullen blijven. Mijn informante Özlem onderkent dit gevoel. Tijdens haar middelbare schoolperiode is het volgende voorgevallen.
“
“Ik weet nog dat ik met een leraar een discussie had over waarom ik vrij zou mogen krijgen voor het Suikerfeest. Ik zei toen dat als hij ergens anders zou wonen hij ook vrij zou willen met sinterklaas ofzo.. Toen zei hij dat dat echt niet zo zou zijn, en lachte me een beetje uit.. en nu zie ik het zelf hier [Istanbul] he. Al die Nederlanders die hun cultuur vast willen blijven houden”
”
In Turkije wordt het Suikerfeest als een cultureel feest gezien, ook ongelovigen vieren het en het is een officiële vrije dag1. De eerste generatie migranten hebben deze manier van het vieren van het Suikerfeest meegenomen vanuit Turkije en is overgebracht op hun kinderen. Daarom kan er gesteld worden dat ook in Nederland het Suikerfeest niet alleen als een religieus feest gezien moet worden, maar als een culturele uiting. Uit dit citaat van Özlem wordt duidelijk dat zij zich niet geaccepteerd voelde. Deze docent doet lacherig over vrij krijgen voor culturele doeleinden en geeft aan dat hijzelf nooit zoiets zou verlangen als hij elders zou wonen. Özlem wil het Suikerfeest vieren, omdat dit hoort bij haar Turkse identiteit, haar 1 Ik heb bij Özlem nagevraagd of welke manier het Suikerfeest gevierd wordt; of het gezien moet worden als een cultureel en/of religieus feest.
56
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
Turkse cultuur. Ze voelt zich hier aangekeken op haar etniciteit en haar ‘anders zijn’. Door een constante confrontering met ‘the other’ voelde ze zich niet meer op haar plek in Nederland. Ze geeft hier nog een voorbeeld van:
“
“Tijdens een sollicitatiegesprek werd me een keer gevraagd of mijn moeder een hoofddoek droeg. Ik zei nee en was ook blij dat ik nee kon zeggen. Dat is toch stom? Alsof ik moet bewijzen dat ik een moderne Turk ben.”
”
In 2010 is er een onderzoek uitgebracht door het Sociaal Plan Bureau met betrekking tot arbeidsdiscriminatie. Hieruit blijkt dat werkgevers onderscheid maken op basis van etnische herkomst en al helemaal wanneer er sprake is van zogenaamde customer discrimination, ofwel klantcontact. Özlem was in Nederland werkzaam in de zorgsector en had dus uitsluitend te maken met klantcontact. Entzinger en Dourleijn (2008) hebben geconstateerd dat er een toename is met betrekking tot het opleidingsniveau van Turkse en Marokkaanse jongeren (Entzinger en Dourleijn in Winkelman 2008: 22). Ondanks deze toename is het verschil tussen verscheidene groepen juist groter geworden. Dit wordt door Entzinger de integratieparadox genoemd. Turkse Nederlanders voelen zich door dit soort situaties, waarbij er met name sprake is van arbeidsdiscriminatie geconfronteerd met hun etniciteit en ascribed identity. Met andere woorden: zij worden op basis van 57
Gedreven of verdreven
etniciteit uitgesloten, wat nogmaals bevestigt dat het dominante discours hen beschouwt als tijdelijk en als niet volledig lid van ‘de Nederlander’. Özlem voelde een druk om het aanwezige vooroordeel dat Turkse vrouwen een hoofddoek dragen en daardoor conservatief zijn te ontkrachten. Ze voelde zich opgelucht om een ‘juist’ antwoord te kunnen geven op deze vraag. Naderhand, toen de inhoud van de vraag haar pas goed door drong, voelde zij zich echter bezwaard dat ze op dat moment zo opgelucht was geweest dat ze kon zeggen dat haar moeder geen hoofddoek draagt. Dergelijke voorvallen zorgen ervoor dat Turkse Nederlanders zich niet volledige geaccepteerd en gewaardeerd voelen in Nederland, waardoor hun gevoelens van belonging met betrekking tot Nederland verzwakken, wat een voorbeeld is van processen van othering. Er is dan geen ruimte voor ‘cultureel hybriden’ zoals Ghorashi (2006: 26-27) dit noemt. Deze mensen kunnen zelf kiezen wat ze van welke cultuur willen behouden en/of gebruiken. Er kan gewisseld worden in identiteit. Deze wisseling wordt echter bemoeilijk door de ascribed identity van tijdelijkheid, zoals behandeld in hoofdstuk twee, en bestaande vooroordelen. Zowel informanten van groep 1 als groep 2 ervaren deze bemoeilijkte wisseling van identiteiten. Echter wegen deze gevoelens voor informanten in groep 1 zwaarder mee in hun motivatiekeuze voor migratie richting Istanbul.
58
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
Het grootste gedeelte van hun leven hebben mijn informanten in Nederland doorgebracht. Hier zijn zij geboren en getogen en hebben ze een opleiding gevolgd. Typerend voor informanten van groep 1 is dat zij in Nederland een gevoel van belonging hebben gemist jegens Nederland, maar dit gevoel wel koesterden richting Turkije. Het citaat van Merve aan het begin van dit hoofdstuk : “Op mijn vijftiende werd ik verliefd op Turkije en op mijn zevenentwintigste verjoeg Nederland mij” toont aan dat er sprake is van een dubbele emotionele identificatie, zowel een positieve als een negatieve. Het woord verjagen illustreert een negatief gevoel jegens Nederland dat in de loop der jaren is ontstaan. Dit negatieve gevoel heeft zich dusdanig ontwikkeld dat informanten over zijn gegaan op het verwezenlijken van migratiewensen. Keuzes voor migratie zijn persoonsgebonden, maar in dit geval is er één overeenkomst, namelijk de positieve emotionele identificatie met Turkije en de negatieve emotionele identificatie met Nederland die maakt dat zij hun koffers pakken en gaan.
3.4 Fase 2; Liminale fase: wie ben ik?
Wanneer Turkse Nederlanders de stap maken om te verhuizen van Nederland naar Turkije komen zij in een overgangsfase terecht, ook wel liminale fase genoemd. Zij hebben tijdens deze fase geen vaste kenmerken en identiteiten. Liminale fase is een onderdeel van rites of passage. In totaal bestaat rites of passage uit drie fases, namelijk separatie, liminaliteit en integratie (Kottak 2011:290). In de eerste 59
Gedreven of verdreven
fase vindt er een proces van terugtrekken plaats. In mijn case study is dit te merken wanneer mijn informanten nog in Nederland wonen, maar al bezig zijn met het voorbereiden van hun migratiestap naar Istanbul. Op dat moment onderscheiden zij zich al van anderen, doordat ze bewust wegtrekken uit de samenleving. Tijdens de laatste fase van rites of passage is er sprake van integratie in Istanbul. Mijn informanten hebben zich aangepast aan en voelen zich thuis in hun nieuwe levensstijl. Echter is de tweede fase de meest interessante fase, omdat hier het proces van aanpassing en acceptatie plaatsvindt. Turkse Nederlanders bevinden zich de eerste twee jaar in Istanbul in deze liminale fase. Gevoelens van in between en bijbehorende gevoelens van onzekerheid heb ik bij veel informanten terug gezien. Tijdens mijn veldwerk zag ik deze tussenfase echter erg duidelijk terug bij Ayse.
“
Beyoglu: Ik loop bij Ayse haar kantoor binnen om te gaan lunchen. Haar collega begint tegen haar in het Turks te praten. Ik kan er weinig van volgen, maar begrijp uit lichaamstaal dat het over mij gaat. Tijdens het gesprek worden er meerdere malen blikken op mij geworpen. Ayse zegt daarna tegen me dat haar collega had gezegd: “Je hebt haar toch wel gezegd dat je gelukkig bent he?” en dat zij erop had geantwoord met “Ik heb gezegd: ik zit er tussen in”.
60
”
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
Tijdens de lunch komt ze terug op het feit dat ze niet kan zeggen dat ze gelukkig is of niet. Ik vraag haar hoe dat dit komt. Ayse geeft aan in een tussenfase te zitten. Ze voelt dat ze nog niet helemaal op haar plek is, maar weet niet goed waar dit door komt. Turkse cultuur blijkt anders te zijn dan Turks-Nederlandse cultuur en hier moeten mijn informanten aan wennen. Ayse zegt: “ Ik voelde me Turks in Nederland, en nu voel ik me Nederlands in Turkije”. Ze worstelt duidelijk met haar identiteit. Een paar dagen later vraagt Ayse me mee naar een borrel van De Nederlandse Verenging Istanbul1. Zodra we binnenstappen, komt er een man op me af. “Ah, nog een Nederlander, welkom!” en hij kijkt mij aan en schudt me hartelijk zijn hand. Daarna wil hij zich omdraaien, maar ik zeg snel: “Ja, en dit is Ayse, wij zijn samen naar deze borrel gekomen.” Dan schudt de man ook hartelijk de hand met Ayse en neemt hij ons mee naar een aantal tafeltjes waar nog meer mensen zitten die affiniteit met Nederland hebben. In het begin zitten we er enigszins onwennig. Ayse houdt zich op de achtergrond. Ik vraag haar wat er is. “Nou ik weet het niet, ik voel me best Turks denk ik..”” Jij werd meteen herkend bij de deur, ik niet..” Hieruit blijkt haar worsteling die ze meemaakt in deze liminale fase. Een paar dagen ervoor heeft ze me nog gezegd zich Nederlands te voelen, terwijl ze zich nu Turkse voelt. Dit heeft te maken met de context waarin ze zich 1 Deze vereniging organiseert eens per maand een borrel voor mensen die met Nederland verbonden zijn of verbinding zoeken. Er zijn voornamelijk Nederlanders lid, maar de borrels zijn voor iedereen toegankelijk.
61
Gedreven of verdreven
bevindt. Op kantoor tussen haar Turkse collega’s, in een Turkse setting, voelt ze zich Nederlands en bij de Nederlandse Vereniging, waar een Nederlandse context is, voelt ze zich Turks. Ayse worstelt met haar identiteiten en ze is hier niet de enige in. Al mijn informanten hebben aangegeven dat zij eenzelfde ervaring hebben gehad. De eerste twee jaren van hun verblijf in Istanbul zijn warrig en confronterend, maar aan de andere kant ook uitdagend en interessant. Ze zijn warrig, omdat - zoals Ayse al aangeeft - ze niet goed meer weten wie ze zijn. In Nederland waren ze gewend om tot de minderheidscategorie te behoren, gezien te worden als the other. Hier is in Istanbul echter geen sprake van. Turkse Nederlanders gaan heel gemakkelijk op tussen andere Turken. Ze vallen niet op, zien er niet anders uit. Het enige waaraan mensen op het eerste gezicht merken dat ze niet opgegroeid zijn in Turkije, is hun taalvaardigheid. Maar ook dit is geen enorm obstakel, aangezien Istanbul van oudsher een migrantenstad is en er dus nog veel meer mensen rondlopen die niet perfect Turks spreken, maar er juist allerlei dialecten en streektalen de ronde doen. Aan de ene kant blijven informanten in deze liminale fase vasthouden aan Nederlandse gewoonten, waarmee ze zijn opgegroeid. Bij Esra is dit goed merkbaar aan de vele Nederlandse producten die ze in huis heeft liggen. Kaas, allerlei soorten drop, Haagse Hopjes, snoepjes van Jamin, chocolade, maar ook shampoo en huidverzorgingsproducten neemt ze nog elke keer 62
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
mee uit Nederland. “Deze zijn beter dan wanneer je ze hier in Turkije koopt hè, hier is het allemaal Turkisch1”. Ze belt dagelijks met haar moeder en broer in Nederland en heeft ook nog veel contact met een paar goede vriendinnen daar. Een aantal keer per week hoor ik dan ook het toontje van Skype door de woonkamer galmen en de telefoon staat roodgloeiend van alle tantes die bellen. Esra mist ook de ‘authentieke Turk’2 in Turkije die ze kent uit Nederland. Ze zegt:
“
“Turken hier willen allemaal heel Westers en open doen enzo, en dan denk ik, ja je bent toch een Turk, blijf gewoon een Turk en kijk niet zo naar Amerika en het Westen!” en “ze zijn echt heel anders dan in Nederland.”
”
Wat hieruit duidelijk wordt, is dat zij zich nog heel duidelijk in de liminale fase bevindt. Ze bevindt zich in een betwixt en between positie: ze heeft van allebei haar culturen een beetje of van beide niets. Met andere woorden: bij Esra is duidelijk te merken dat ze worstelt met verwachtingen en realiteit, en hoe zij zichzelf hier in moet aanpassen. In Nederland heeft Esra zich aangepast aan de cultuur van de meerderheid, maar is ze ook trouw gebleven aan de cultuur van haar ouders. Cultuur zoals haar ouders die beleven en aan haar hebben overgedragen, blijkt dus in zoverre anders te zijn dan Turkse cultuur in Turkije, dat ze vindt dat die niet ‘authentiek’ genoeg is. Eriksen (2010) noemt mensen zoals Esra 1 2
Ze doelt hier op slechtere kwaliteit van Turkse producten Dit benoemt ze zelf zo op deze manier
63
Gedreven of verdreven
anomalieën. Dit zijn mensen die niet passen binnen ‘strikte’ etnische groepen, maar zij hebben zich zowel aan de meerderheids- als de minderheidscultuur aangepast. Hierdoor bevinden zij zich continu in een betwixt en between positie. In Nederland werd Esra door de samenleving door middel van een ascribed identity opgedeeld onder de etnische groep Turken. Deze toebedeling zorgt ervoor dat ze worstelt met haar identiteiten. Wie is ze? Is ze Turkse, is ze Nederlandse? Nu ze in Istanbul is, is ze nog steeds verward, want ze is nog niet gewend aan Turkse Turken. Ze heeft zich nog niet wegwijs gemaakt in de manier waarop Turkse Turken hun cultuur beleven en ervaren, maar houdt vast aan wat ze kent vanuit Nederland. Deze Turkse Turken hebben een andere culturele beleving dan ze gewend is vanuit Nederland en dit vergt enig aanpassingsvermogen om je daar tussen thuis te kunnen voelen. Aan de andere kant ontdekken Turkse Nederlanders tijdens deze eerste twee jaar dat Istanbul is waar ze willen zijn. Informanten van groep 1 voelen dat ze in Turkije thuis horen, door hun leven op een dusdanige manier vorm te geven en te accepteren dat Turkse Turken anders zijn dan Nederlandse Turken. Hun sense of belonging naar Turkije lijkt dus terecht te zijn. Sommigen, zoals Esra, Mustafa en Ayse krijgen veel hulp van familie hierbij. Zoals al benoemd in paragraaf 3.2 zijn familierelaties belangrijk wanneer migranten het land waarnaar ze migreren niet heel goed kennen. Familie kan opvangen, wegwijs maken en zorgen voor de juiste 64
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
contacten (Reynolds 2009). Esra heeft daarbij het geluk dat haar familie, zowel haar ouders in Nederland als haar familie in Istanbul, haar financieel ondersteunen. Familiebanden fungeren hier dan niet alleen als een sociaal vangnet, waardoor ze zich in een veilig omgeving verkeerd met significant others die haar bijstaan waar nodig, maar ook als economische zekerheid. Met deze financiële ondersteuning krijgt zij de kans om op haar gemak Istanbul te verkennen.
3.5 Fase 3; de knop om
“
“Ik moest even een knop omzetten, dat heeft wel een jaar geduurd. Ik was het spuugzat na een tijdje, wilde echt terug he [naar Nederland]. Alle mensen [in Istanbul] zijn chagrijnig en kijken alleen naar zichzelf” (..) “maar nu voel ik mij lekker hier.”
”
Zeynep had in Nederland al een duidelijke emotionele band met Turkije. Nu ze al een aantal jaar in Istanbul woont, is haar emotionele identificatie alleen maar sterker geworden. Nog in Nederland zag ze Istanbul als de stad van haar dromen. Haar beide ouders komen uit deze stad en hier ging zij dan ook elk jaar op vakantie. Ze kende Istanbul vooral van verhalen, familiebezoeken en de laatste jaren ging ze steeds voor langere periodes erheen. Het ontmoeten van haar Turkse man gaf de doorslag om naar Istanbul te vertrekken. 65
Gedreven of verdreven
Eenmaal in Istanbul was het zwaarder dan gedacht. Zoals in de vorige paragraaf aangetoond, is er sprake van een liminale fase en ook Zeynep heeft deze fase doorlopen. Het beeld wat ze van te voren (nog in Nederland) had gecreëerd, strookte niet met de realiteit. Het eerste jaar in Istanbul, zich nog bevindende in liminaliteit, wilde ze deze stad nog steeds graag zien als de stad van haar dromen. Dat dit beeld niet bleek te kloppen en de realiteit viel haar zwaar. Nu ze eenmaal heeft geaccepteerd dat Istanbul niet is zoals ze dacht,voelt ze zich een stuk fijner. Het kunnen accepteren van en aanpassen aan Istanbul zoals het is, geeft aan dat Zeynep voorbij haar liminale fase is en zich nu in een volgende fase bevindt. Binnen mijn onderzoek is dit tevens ook een laatste fase die ik heb kunnen ontdekken, echter geeft dit niet aan dat dit een eindfase is. Door het beter kunnen relativeren van culturele aspecten en meer vanuit Turks oogpunt te kijken en denken heeft haar identiteit zich verder ontwikkeld. Door geheel op te gaan in en zich neer te leggen bij Istanbul en het Turkse leven is het gelukt om haar ‘sense of belonging’ te plaatsen. Ze geeft aan dat ze nu ook heel anders naar Nederland kijkt. Haar beeld is veel positiever dan voorheen, toen ze er nog woonde. Dit komt omdat ze in Turkije op haar plek zit. Ze staat veel positiever in haar leven en heeft heel sterk het gevoel dat ze is waar ze moet zijn, dat Istanbul haar home is. Zeynep is een duidelijk voorbeeld van mijn informanten die haar belonging heeft gevonden. 66
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
Ondanks het vinden, ervaren en creëren van gevoelens van home en belonging, blijven mijn informanten allerlei aspecten missen van hun oude leven die zij hadden in Nederland. Zij missen hun significant others (familie en vrienden) en het eten van patat en drop. Wat echter opvallend is, is dat zij mij ook wezen op het onderwijs. Het onderwijs en de vaardigheden die daarbij ontwikkeld worden, zoals het kunnen creëren van een open denkwijze en het kunnen reflecteren op handelingen en de vrijheid die bestaat om te kunnen zeggen wat je denkt, zolang er een goede onderbouwing is, worden gewaardeerd. In Turkije is dit heel anders. Dit is ook een van de redenen waarom de meeste van mijn (hoogopgeleide1) informanten niet voor een Turkse baas willen werken. Zij zijn gewend door hun leven in Nederland om open te kunnen communiceren, terwijl in Turkije er veel meer een hiërarchie binnen bedrijven bestaat. Om een Turkse baas te vermijden, beginnen er een aantal voor zichzelf of werken voor Nederlandse organisaties. Er zijn in Istanbul verscheidene Nederlandse callcenter te vinden en ook De Nederlandse School2 is een optie om te werken, zonder te maken te hebben met een Turkse werkgever. Özlem en Zeynep werken 1 In groep 1 zitten een aantal informanten die een MBO opleiding hebben gevolgd. Zij hebben minder problemen met het werken voor een Turkse baas. 2 De Nederlandse School Istanbul is opgericht in 1991 op initiatief van een aantal ouders en is inmiddels uitgegroeid tot een school met 59 leerlingen, een team van acht leerkrachten en een onderwijsassistent. Op zaterdagochtend wordt drie uur Nederlands Taalen Cultuur- (NTC) onderwijs gegeven aan kinderen in de leeftijd van 4 t/m 18 jaar. Momenteel is de oudste leerling 16 jaar. Het NTC-onderwijs is een aanvulling op het onderwijs van de dagschool. (site: 26 juni 2012)
67
Gedreven of verdreven
allebei bij De Nederlandse School op zaterdagen en Zeynep werkt verder nog bij een callcenter, waar Özlem een eigen bedrijf aan het opstarten is.
3.6 Tot slot Concluderend kan er gesteld worden dat informanten van groep 1 erin zijn geslaagd een leven op te bouwen in een land dat zij in eerste instantie alleen kenden van transnationale banden en een – in Nederland- gecreëerd gevoel van ‘sense of belonging’. In Istanbul blijkt dit gevoel van belonging op zijn plaats te zijn en ervaren zij een gevoel thuiskomen. Gevoelens van home zijn sterk gekoppeld aan gevoelens van belonging in dit geval. Emotionele identificatie zorgen voor een sense of belonging richting Turkije en een negatieve associatie met Nederland (die zich in de loop der jaren heeft ontwikkeld). Gevoelens van home en belonging worden door proces van othering en transnationale banden met Turkije in Nederland zwak. Doordat Turkse Nederlanders geen volledige toegang hebben tot de Nederlandse samenleving, kunnen zij in mindere mate zich thuis voelen in Nederland en wordt een sense of belonging jegens Turkije versterkt. Wanneer de migratie stap is gemaakt, komen Turkse Nederlanders in een liminale fase terecht, waarin zij opzoek zijn naar hun identiteiten en self. Ze zien in dat Turkse Nederlanders anders zijn gevormd in hun culturele aspecten dan Turkse Turken. Deze liminale fase is een
68
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
belangrijke fase, omdat hieruit blijkt of gevoelens van belonging daadwerkelijk gevonden worden in Istanbul en zo niet, dan zullen ze waarschijnlijk weer naar Nederland remigreren. Eenmaal voorbij deze fase functioneren Turkse Nederlanders in Istanbul en ervaren zij een gevoel van thuiskomen en toebehoren. Wat ook aangehaald is in dit hoofdstuk, is dat methodologisch etnicisme voorkomen kan worden door te kijken naar keuzes van daadwerkelijke stappen. In het volgende hoofdstuk zal het duidelijk worden dat etniciteit niet altijd de drijfveer voor migratie hoeft te zijn.
69
Gedreven of verdreven
“Het had net zo goed New York kunnen zijn, maar Istanbul was net iets goedkoper (..) en net iets dichterbij” (Gökhan)
70
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
HOOFDSTUK 4: KANSEN & AMBITIES
één tussen de anderen?
71
Gedreven of verdreven
“
“Je moet Istanbul niet zien als een stad waar ‘wij’ alleen heen komen omdat we Turks zijn, Istanbul is een stad waar je je ambities waar kunt maken. Ik ben niet weggegaan uit Nederland vanwege Wilders, of vanwege Nederlanders, maar omdat het te klein voor me was”. (Serhan)
72
”
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
4.1 Inleiding
Groep 2 bestaat uit Turkse Nederlanders die migreren wegens allerlei redenen, zoals onder andere de voordelen die een metropool als Istanbul te bieden heeft, zowel op de arbeidsmarkt als in de sociale sector. De kansen voor mijn informanten uit groep 2 zijn vergroot door de twee- of drietaligheid en een Europees diploma. Met name wanneer je economie hebt gestudeerd1 staat dat goed op het CV. Naast kansen die een dusdanige metropool in zijn algemeenheid biedt, vinden informanten Istanbul bruisend, avontuurlijk, veelzijdig én is het dichterbij dan New York. Zij geven zelf aan niet te migreren wegens hun etniciteit, maar wegens kansen en avontuur. In dit hoofdstuk zal dan ook duidelijk worden dat het niet- etnische element van hun keuzes voor migratiestappen vele malen belangrijker is voor Turkse Nederlanders die binnen groep 2 vallen dan het etnische. In hoofdstuk drie is gebleken dat sommige Turkse Nederlanders een van te voren geconstrueerde sense of belonging achterna jagen. Bij informanten die onder groep 2 vallen is hier in veel mindere mate sprake van. In hoofdstuk drie is beschreven dat vanaf tweede generatie immigranten gekarakteriseerd kunnen worden als etnische anomalieën volgens Eriksen (2010). Waar mijn informanten in hoofdstuk drie zich vooral benadeeld zagen als het product van een ongelukkig huwelijk tussen twee naties en etniciteiten, bestaat er 1 Volgens mijn informanten is een Nederlands diploma in de economische sector een grote pre.
73
Gedreven of verdreven
ook een groep die afhankelijk van de situatie, hun meest voordelige identiteit vormt of creëert. Zij zijn wat Eriksen (2010) noemt entrepreneurs. Ook zij zijn etnische anomalieën, maar gaan op een andere manier om met hun hybride positie. ‘Instead of seeing these individuals as anomalies, one may regard them as entrepreneurs or cultural brokers who turn the classificatory ambiguities to their own advantage’ (Eriksen 2010:78). Entrepreneurs zijn zich bewust van hun betwixt en between positie en wisselen identiteit naar eigen behoefte. Dit onderkent ook mijn informant Eren. Zodra hij merkt dat mensen aan hem horen dat zijn Turkse taalbeheersing niet helemaal goed is, zet hij zijn Nederlandse identiteit in: “ik zeg dan meteen dat ik uit Nederland kom”. Turkse Nederlanders die in groep 2 vallen, gebruiken dus hun hybride identiteit naar eigen voordeel en dit kan beschouwd worden als een instrumentele insteek. Deze jong volwassenen benadrukken het functionele aspect van hun etniciteit en zetten dit dusdanig in dat zij op individueel niveau kansen kunnen aanpakken. De WRR omschrijft functionele identificatie als volgt: ‘Functionele identificatie komt tot stand op het moment dat mensen niet primair als lid van een etnische groep worden gezien, maar als individu met uiteenlopende functionele verbindingen’ (WRR 2007:14). Dit betekend dat mensen, zoals mijn informanten, gezien moeten worden als ambitieuze individuen, waarbij hun etniciteit meer op de achtergrond aanwezig is. 74
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
4.2 Fase 1; In Nederland...
Gevoelens van belonging staan vaak in het verlengde van gevoelens met betrekking tot home. Zoals in hoofdstuk drie behandeld, ervaart groep 1 in Nederland het gevoel dat zij niet helemaal op hun plek zijn. Bij groep 2 ligt dit iets anders. Mijn informanten die ik onder deze groep schaar, geven allemaal aan zich in Nederland niet misplaatst gevoeld te hebben. Waar bij groep 1 duidelijk sprake is van longing naar Turkije en hopen een gevoel van thuiskomen te ervaren daar, heeft groep 2 een geheel andere insteek. Zij zijn footloose (ongebonden) en opportunistisch. Zij zien zichzelf als wereldburgers die overal gevoelens van home kunnen ontwikkelen en waarbij gevoelens van belonging niet een eerste prioriteit zijn, maar de kansen die hun omgeving biedt. Eren heeft bijvoorbeeld altijd gezegd, dat als je maar hard genoeg werkt, je best doet en als je een goed persoon bent, dan kom je er wel. Dan maakt het niet uit dat je een Turk in Nederland bent. Deze levensstijl heeft hem veel en ver gebracht in Nederland en tot na zijn afstuderen heeft hij nooit enige vorm van discriminatie ondervonden of voelde hij zich onheus bejegend in wat voor situatie dan ook. In eerste instantie identificeerde hij zich dan ook voornamelijk met Nederland. Hij zat goed op zijn plek in Nederland en voor hem waren gevoelens van home & belonging dan ook niet van elkaar verwijderd. Hij was niet bezig met een sense of belonging jegens Turkije, maar zijn thuis was in Amsterdam en dit was goed. Zoals hij 75
Gedreven of verdreven
zelf zegt: “ik ben een ras-Amsterdammer” of “nuchtere Hollander”. Pas na zijn afstuderen werd hij geconfronteerd met twijfel wat betreft zijn loyaliteit en identiteit. Tijdens het zoeken naar een baan werd er door anderen meer waarde gehecht aan zijn etniciteit dan dat hij zelf deed. Dit werd hem duidelijk toen dit tijdens een specifieke sollicitatie expliciet als argumentatie werd opgevoerd. Het Nederlands rechtssysteem heeft hem in het gelijk gesteld, maar dit kon niet voorkomen dat Eren zijn eigen identiteit en de plek daarvan in de maatschappij in twijfel heeft getrokken. Zijn etniciteit bleek zijn kansen te verminderen, waardoor de optie voor migratie een stuk interessanter werd. Ook bij andere informanten binnen deze groep hebben motieven voor migratie te maken met baanaanbod en het grijpen van kansen. Gökhan heeft ervoor gekozen om in Istanbul een acteursopleiding te volgen. In Nederland heeft hij aan de theateracademie gestudeerd, maar was niet Turks genoeg voor Turkse rollen en niet Nederlands genoeg voor Nederlandse rollen. De grote binnenlandse Turkse televisie en filmindustrie biedt meer kansen voor Gökhan, dan de kleinschaligheid in Nederland. Maar ook in Istanbul moet hij zijn kwaliteiten afwegen ten opzichte van zijn kansen, want “hier ben ik te lang om een Turk te spelen” grapt hij. Selin is wellicht het duidelijkste voorbeeld om aan te geven dat deze groep mensen zich laat leiden door opportunisme. Zij en haar man hadden in Amsterdam een goed lopend kledingbedrijf met een 76
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
winkel in de PC Hoofdstraat1. Hun handelsgeest heeft hen er toe gedreven de stap te maken om naar Istanbul te migreren om zo hun bedrijf beter te kunnen controleren en ontwikkelen. Ze zijn op zoek naar avontuur en optimistisch en handelsbekwaam genoeg om hun ambities waar proberen waar te maken.
4.3 Fase 2; Niet aanpassen, maar wennen
Ebru heeft nooit de droom gehad om richting Turkije te gaan. Verre van zelfs. Zij zag en kende Turkije als het land van verplicht familiebezoek en kleine dorpjes waar weinig te beleven viel. De gedachte er iedere zomer weer naar toe terug te moeten, gruwelde haar. Toch woont ze nu in Istanbul. Dit komt doordat zij een goede kans op haar werk aangeboden kreeg en ze besloot deze te grijpen. Eenmaal in Istanbul kwam ze erachter dat haar beeld van Turkije niet klopte. Ze zegt: “Turkije is niet zoals ik dacht dat het was”. Ondanks dat ze zich zelf een hele duidelijke Turkse identiteit heeft aangemeten, heeft het haar ook tijd gekost om te wennen aan Istanbul. Ze noemt het zelf: “Geen aanpassingsfase, maar een gewenningsfase, ik ben al Turkse.” Het in mindere mate ervaren van een emotionele band met Turkije (zoals groep 1 wel ervaart) draagt dus niet per definitie bij aan het niet hoeven ondergaan van een tussenfase. Hoewel migratie bij groep 2 minder gevolgen heeft voor persoonlijke identiteiten en het karakter van migratie functioneel of instrumenteel van aard is, maken informanten ook een duidelijke liminale fase door. 1
Het productieproces van de kleding was toen ook al in Turkije.
77
Gedreven of verdreven
Al mijn informanten, dus ook van groep 2, geven aan dat de eerste periode in Istanbul zwaar is. Ze missen hun familie en vrienden in Nederland en structuur en regels waar ze aan gewend zijn. Eren mist vooral zijn stamkroeg in de Jordaan en de nuchtere mentaliteit; “Turken lullen veel te veel”. Wanneer ik met hem door de straten van de wijk Taksim loop is hij continu bezig met het zoeken naar een ‘nieuwe Jordaan’. Mehmet heeft het anders aangepakt. Hij heeft al twee keer eerder voor een tijdelijke periode in Istanbul gezeten in verband met stages voor zijn studie. Hier moet echter niet de verwarring ontstaan dat hij deze stages heeft uitgekozen op het land of sterke binding met zijn etniciteit, maar op kansen en ambitie. In eerste instantie wilde hij naar de Verenigde Staten, maar kwam in Istanbul terecht. Waar Mehmet vooral aan moest wennen, is het werkritme. Hij werkt als een van de weinigen uit groep 2 voor een Turkse werkgever1. De liminale fase is bij groep 2 meer een fase waarin vooral gewend moet worden aan het leven in een metropool dan dat het een hele belangrijke fase is om te kijken of gevoelens van belonging kloppen, zoals bij groep 1. Werken en ambitieuze doelen najagen zijn intenties die mijn informanten nastreven in deze liminale fase. Zij doorstaan deze fase wellicht wat gemakkelijker, omdat zij niet zozeer opzoek zijn naar home, maar dit gevoel wel kunnen creëren of ervaren. In tegenstelling tot groep 1 zijn groepsprocessen bij 1 Zijn baas is echter wel opgegroeid in Duitsland (geboren in Turkije) en pas in zijn twintigerjaren naar Istanbul geremigreerd.
78
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
groep 2 veel minder van belang. Keuzes die mijn informanten hier maken hebben vooral met zichzelf te maken en hun eigen, individualistische keuzes en belangen. Zij laten in mindere mate hun migratieproces van familie of vrienden afhangen. Sterker nog, zij stellen zich enigszins afhoudend op ten opzichte van hun familie.
4.4 Fase 3; eenmaal gewend
Zoals al eerder aangegeven in hoofdstuk drie duurt het bij informanten van groep 1 ongeveer één a twee jaar om hun draai te vinden in Istanbul, zo ook bij groep 2. Ebru geeft aan dat haar gevoelens van heimwee naar significant others na twee jaar veranderden en minder werden. Het gemis naar bepaalde aspecten van haar Nederlandse leven, zoals haar ouders, is er nog steeds, maar de manier waarop ze ermee omgaat is veranderd. Dit komt doordat ze heeft geaccepteerd dat ze nu (voorlopig) in Istanbul haar leven leeft en hier een gevoel van home heeft gecreëerd. Toch is het gevoel van home in het geval van een instrumentele insteek van migratie flexibeler dan bij groep 1. De bereidheid om nog eens te migreren is groot bij informanten van groep 2, maar Ebru voelt zich goed op haar plek in Istanbul en heeft niet meer het idee dat ze wat dat betreft onrust in haar lijf ervaart. Haar leven beweegt zich in een richting die haar prima bevalt, een baan waarin ze haar ambitie kwijt kan en een fijne leefomgeving voor haar en haar gezin. Wat hieruit blijkt is dat stabiliteit bijdraagt aan gevoelens van home. Dit valt ook terug te zien bij Selin. Haar bedrijf loopt goed, ze woont op een fijne 79
Gedreven of verdreven
plek en zij en haar gezinnetje hebben het goed. Haar leven is stabiel en hierdoor voelt ze zich thuis.
4.5 Tot slot
Instrumentele of individuele processen en/of benaderingen van migratie zorgen ervoor dat daadwerkelijke migratiestappen van Turkse Nederlanders die onder groep 2 vallen meer persoonsgebonden zijn. Zij zijn niet zozeer op zoek naar gevoelens van home en/of belonging, maar zien zich zelf als wereldburgers die overal een home kunnen creëren en geen belonging nodig hebben. Nog in Nederland ervaren Turkse Nederlanders van groep 2 geen negatieve gevoelens richting de natie, maar kiezen voor de overgang tot migratie wegens ambitie en kansen die zij kunnen grijpen in Istanbul. Tijdens de liminale fase gedurende de eerste twee jaar in Istanbul zijn zij dan ook voornamelijk bezig met het verwezenlijken van hun ambities en mogelijkheden en in vele mindere maten met het vormen of creëren van gevoelens van home.
80
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
81
Gedreven of verdreven
“Het gaat om de persoon die je van binnen bent” (Esra)
82
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
HOOFDSTUK 5: NIEUWE BENADERING
één tussen de anderen?
83
Gedreven of verdreven
In hoofdstuk twee vraag ik mij af wat een goede term is die de migratieprocessen van derde generatie Turkse Nederlanders richting Turkije/Istanbul omvat. Uit hoofdstuk drie en vier blijkt dat empirie en theorie niet geheel overeenkomen. Mijn informanten zien zichzelf niet als remigrant, maar hoe dan wel? Door middel van diepte interviews met enkele informanten ben ik tot een vernieuwdend inzicht gekomen in dit debat. In dit hoofdstuk zal ik mijn eigen bevindingen nuanceren en een bijdrage leveren aan theorie vormining en aan het duiden van dit soort migratieprocessen.
5.1 Overeenkomsten en verschillen
Uit hoofdstuk drie en vier is gebleken dat er verschillende motivaties zijn die als beweegreden voor migratie aangeduid kunnen worden onder jonge Turkse Nederlanders die naar Istanbul verhuizen. Hoewel deze groepen dus duidelijk een andere insteek hebben om te kiezen voor migratie en hun gevoelens met betrekking tot home en belonging zich anders hebben gevormd en ontwikkeld (zowel in Nederland als in Istanbul), zijn er ook een overeenkomsten te vinden. Beide groepen hebben te maken met het stigma van ‘Turk’ zijn en processen van othering in Nederland. Turkse Nederlanders worden in Nederland gezien als ‘de ander’ en kunnen daardoor nooit geheel toetreden tot de Nederlandse samenleving (Ghorashi 2003). Een andere overeenkomst is het ervaren van discriminatie op de arbeidsmarkt. Ook dit heeft te maken met processen van othering, maar richt zich meer specifiek op kansen en mogelijkheden 84
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
op financieel gebied. Informanten uit beide groepen hebben meegemaakt dat ze geweigerd zijn voor een baan, omdat ze werden aangekeken op hun Turkse etniciteit. Een derde overeenkomst is dat beide groepen in Nederland door middel van transnationale banden verbonden waren met Turkije en een vierde overeenkomst is het beheersen van de Turkse taal en het kennen en begrijpen van bepaalde culturele aspecten van de Turkse samenleving. Hoewel er overeenkomsten tussen de twee groepen zijn, is in hoofdstuk drie en vier duidelijk geworden dat er een aantal belangrijke verschillen zijn. Bij groep 1 kan er gesproken worden van overwegend symbolische migratiemotieven. Deze motieven hangen samen met een emotionele identificatie jegens Turkije, die al in Nederland is gevormd door middel van familie, verhalen en transnationale banden. Informanten in groep 1 houden zich in Nederland al sterk bezig met gevoelens van belonging met betrekking tot Turkije en creëren voor zichzelf een beeld en gevoel hoe zij in Turkije beter op hun plek zullen zitten dan in Nederland. Zij ervaren een enigszins zwak gevoel van home in Nederland, mede door het onderhouden van sterke transnationale banden en de genoemde processen van othering. Binnen groep 2 is er sprake van een functioneel en instrumenteel motief om over te gaan tot migratie, namelijk economische kansen en ambitie. Deze laatste zijn individualistisch van insteek en hebben minder te maken met het willen behoren tot een bepaald collectief 85
Gedreven of verdreven
(land, familie). Informanten behorende tot groep 2 zijn in Nederland helemaal niet, of in zeer beperkte mate, bezig met gevoelens van home en/of belonging, veelal omdat ze zich in eerste instantie op hun plek voelen, maar worden op een zeker punt in hun leven door de samenleving gedwongen om hier over na te denken. Hun ascribed identity van Turk beperkt ambitie en kansen. Let wel: ook groep 2 heeft te maken met warme gevoelens die zij koesteren voor Turkije, maar dit is niet de belangrijkste factor om de migratiestap te maken, maar zij kiezen voor migratie wegens kansen en ambities. Mijns inziens is het verschil in deze motieven erg belangrijk binnen het migratiedebat, omdat deze dusdanig anders van aard zijn, dat er simpelweg niet gesproken kan worden over eenzelfde soort groep en dus eenzelfde soort migratieproces. Er kan dus niet gesproken worden over migratie of remigratie, want er is hier sprake van een diepere lading waar rekening mee gehouden dient te worden. Deze diepere lading, die aan het huidige debat toegevoegd moet worden, heeft voornamelijk te maken met het anders ervaren en voortijdig inzetten van gevoelens met betrekking tot home en/of belonging. Dat deze beweegredenen van elkaar verschillen, heeft te maken met invulling van cultuur en etniciteit door informanten zelf, maar ook door de invulling die eraan wordt gegeven door ‘de ander’. Motieven zijn belangrijk en informanten zien zichzelf niet terug in huidige beeldvorming. Er is welliswaar een duidelijk verschil waarneembaar tussen groep 1 en 2, ook binnen de eigen 86
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
reflexieve waarnemingen van mijn informanten. Ik vraag mij af of deze scheiding wel zo sterk is als mijn informanten mij in eerste instantie doen laten geloven. Ten eerste vanuit mijn eigen notie dat groepen nooit sterk afgebakend zijn, maar juist fluïde. Ten tweede geeft literatuur mij aanleiding tot nuancering.
5.2 Wereldburgers..of toch niet? In deze paragraaf plaats ik kanttekeningen bij het wel of geen belonging ervaren met betrekking tot Turkije bij informanten van groep 2. Informanten die ik geschaard heb onder groep 2 beogen wereldburgers te zijn. Een uitspraak als “Het had net zo goed New York kunnen zijn, maar Istanbul was net iets goedkoper (..) en net iets dichterbij” is hier typerend en veel gehoord voorbeeld. Ik heb mijn bedenkingen bij de vraag of dit wel echt zo is. Als zij zich overal thuis kunnen voelen, en geen of weinig belonging hebben met Turkije, waarom zijn ze dan niet naar Berlijn, Parijs of Londen gemigreerd? Waarom hebben zij toch gekozen voor Istanbul? Zelf beweren ze niet gemigreerd te zijn vanwege hun (gedeeltelijk in Turkije gelegen) roots, maar wegens kansen en ambities. Maar waarom Istanbul? Tijdens mijn veldwerkperiode heb ik hier geen duidelijk antwoord op gevonden, maar in literatuur zijn hier wellicht antwoorden voor te vinden. Zo zeggen Hedetoft en Hjort (2002): “Belonging in globality is either a curse (globality as rootlessness), a blessing
87
Gedreven of verdreven (globality as help against repression), or an opportunity (globality as freedom and progress); but in none of these cases is globality imagined as something people belong to. Our home may be open to the globe (liberal, tolerant, sensitive, multicultural), but the globe is not our home. “Belonging” spells different assumptions and implications in the two settings and the ever more crucial interaction between them” (Hedetoft&Hjort 2002: xx).
Wanneer er sprake is van global belonging zou de wereld als een opportuniteit gezien kunnen worden, waar alle mogelijkheden liggen. Global belonging wordt dan een middel voor het bereiken van eigen doelen. Informanten in groep 2 zetten de global in om eigen opportuniteit na te streven en als gevolg daarvan zijn zij rootlessness. Het in mindere mate verbonden voelen met roots kan gezien worden als een opoffering, want gevoelens van belonging staan opportuniteit in de weg. In groep 2 zien informanten zichzelf graag als wereldburgers die overal een gevoel van home kunnen creëren en gevoelens van belonging niet nastreven, maar zijn ze dit wel? Zijn zij niet meer verbonden met Istanbul en/of Turkije dan ze zelf willen inzien? Wat Hedetoft en Hjort (2002) stellen, is dat mensen wel kunnen beweren ‘wereldburgers’ te zijn, maar dat er niet zoiets bestaat als global belonging, omdat je altijd met één of meerdere natie-staten een gevoel van belonging ontwikkelt, of belonging vindt op lokaal niveau. Dergelijke gevoelens van het toebehoren aan the global is vaker een verbeelding dan dat het werkelijk zo is. Er is namelijk geen mondiale vervanging voor een nationale en lokale gebondeheid (Hedetoft en Hjort 2002: xix). 88
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
Zijn mijn informanten naar Istanbul vertrokken, omdat ze de Turkse taal beheersen en dit hun in eerste instantie vele voordelen biedt en hierdoor snel carrière kunnen maken? Waarom dan niet richting een Engelstalig land, waarvan zij de taal ook beheersen? Mijns inziens heeft dit te maken met een algemeen financieel plaatje1, maar ook met vertrouwdheid van cultuur en gewoonten. Zij zijn al bekend met Turkse gebruiken, gewoonten, feesten en dergelijke. Hoewel TurksNederlandse gebruiken net iets anders zijn dan Turkse, zijn deze verschillen gemakkelijker te evenaren en gemakkelijker om je aan aan te passen, dan om te moeten assimileren in een hele nieuwe of andere cultuur, wat het geval zou zijn wanneer ze naar Berlijn of New York zouden vertrekken. Zijn ze in hun onderbewuste bang om in metropolen zoals Berlijn of New York wederom in een positie terecht te komen, waarbij hun kansen en ambities ondermijnd kunnen worden door een ascribed identity? Want ook in die steden zullen zij hoogstwaarschijnlijk processen van othering ondergaan, waar dit (hoogstwaarschijnlijk) in Istanbul niet gebeurt.
5.3 Een nieuwe benadering
In mijn onderzoek heb ik op basis van data informanten in twee groepen ingedeeld. Aan de hand van overeenkomsten die informanten deelden pasten zij binnen groep 1 of groep 2. Deze lijn is echter niet scherp maar vaag. Deze twee groepen moeten niet gezien of benaderd worden als twee elkaar uitsluitende groepen; 1 Istanbul is relatief goedkoper dan andere metropolen, zeker wanneer je geld naar Nederlandse maatstaven verdiend.
89
Gedreven of verdreven
ook hier binnen is sprake van overlapping en sommige informanten hebben kenmerken van beide. In (antropologisch) onderzoek moet gewaakt worden om niet te vervallen in methodologisch etnicisme, waarbij cultuur of etniciteit automatisch een verklarende factor van groepen wordt en groepen als homogeen neergezet worden. Dit is een essentialistische manier van benadering; groepen en etniciteit worden als statisch en afgebakend beschouwd, terwijl zij juist fluïde en ambigue zijn en afhankelijk van tijd, context en perceptie. Informanten zijn subjecten en hebben eigen reflexief vermogen, waardoor zij individuen zijn die allemaal anders denken en doen. In het Nederlandse discours wordt de term remigreren (terugkeren) vaak gehanteerd voor mijn doelgroep, maar uit hoofdstuk drie en vier wordt duidelijk dat er veel verschil is in beweegredenen. Is één term dan wel voldoende? Mijns inziens moet hier een duidelijke nuance gemaakt worden. Om stigmatiseren te voorkomen en representativiteit te verhogen, is het noodzakelijk dat er nuancering plaatsvindt in de (aan)duiding van de migratieprocessen. Over welke vormen van migratie kan er dan wel gesproken worden? Informanten in groep 1 zijn op zoek naar gevoelens van belonging en denken dit te kunnen vinden in Turkije. Zij voelen zich in Nederland misplaatst en wagen de stap om te kijken of ze in Turkije beter op hun plaats zullen zijn. Groep 2 is in veel mindere mate bezig 90
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
met gevoelens van toebehoren. Zij zijn in eerste instantie prima op hun plaats in Nederland en voelen zich – ondanks processen van othering- niet dusdanig bejegend of niet welkom dat zij hun heil ergens anders willen zoeken. Een ander verschil is de mate waarin de twee groepen de drie verschillende fases – in Nederland, liminale fase, na twee jaar in Istanbul- ervaren, en dan met name de liminale fase. Bij groep 1 is deze liminale fase ontzettend belangrijk, vooral vanwege het gevoel van belonging. De eerste twee jaar in Istanbul zijn moeilijk, zwaar en vereisen enig doorzettingsvermogen. Wanneer Turkse Nederlanders er achter zouden komen dat zij in Istanbul niet hun ultieme thuisgevoel gaan ervaren, zullen ze waarschijnlijk terug keren naar Nederland en daarmee is hun geprojecteerde thuisgevoel en droom ten einde. Groep 2 ervaart deze fase meer op basis van het vinden van een baan en wordt daardoor in veel mindere mate op persoon en indentiteit ‘belast’. Doordat bovengenoemde verschillen naar mijn mening dusdanig belangrijk zijn, spreek ik over twee verschillende vormen van migratie. Daar al bestaande termen en concepten als migratie en remigratie niet goed aan lijken te sluiten bij mijn empirische gegevens, wil ik graag pleiten voor het gebruik van een nieuwe term om de vorm van migratie van groep 1 te duiden: roots migration. Deze Turkse Nederlanders zijn in Nederland geboren en migreren naar een ander land. Echter zijn de banden met het land waar zij
91
Gedreven of verdreven
naar toe gaan dusdanig gekleurd dat er gesteld kan worden dat dit te maken heeft met de herkomst van hun (groot)ouders en daardoor hun eigen roots. Deze collectivistische vorm van migratie zorgt ervoor dat er simpelweg niet gesproken kan worden van remigratie, omdat daarvoor hun eigen land van herkomst Turkije had moeten zijn. Daarom zie ik dit dus als roots migration, waarbij roots de sterke emotionele band en symbolische waarde aangeeft. Bij groep 2 is er sprake van migratie. Zij zeggen niet vanwege hun etniciteit of roots naar Istanbul te zijn gemigreerd, maar vanwege kansen en een goede arbeidsmarkt. Deze redenen staan los van het gegeven dat hun ouders uit Turkije komen, maar houden verband met instrumentele en individualistische beslissingen en motieven. Daardoor kan er hier gesproken worden over migratie, aangezien er een beweging te constateren valt van land van herkomst naar gastland. Uit paragraaf 5.2 blijkt echter dat er waarschijnlijk wel sprake is van een onbewust gevoel van belonging richting Istanbul of Turkije, door het kennen van culturele kenmerken. Doordat zij, mijns inziens, wel degelijk enige vorm van belonging hebben richting cultuur en tradities, dit kan geïnterpreteerd worden als het onbewust mijden van processen van othering, speelt de afkomst van hun (groot)ouders een rol. Hoewel deze rol wellicht erg klein is en misschien ook niet voor iedere informant even zichtbaar is, is die wel aanwezig. Daarom spreek ik hier van generatieoverschrijdende migratie. Dit impliceert dat de afkomst van ouders tot op zekere 92
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
hoogte van belang is voor keuzes van latere generaties, maar ook transnationale banden spelen hier een rol.
5.4 Tot slot
Een nieuwe, genuanceerde, terminologie draagt bij aan een beter begrip van migratieprocessen, zoals beschreven in dit onderzoek. De meerwaarde van een term als roots migration is een verhoging van de representativiteit van het vakgebied antropologie en voorkomt daarnaast en daarmee stigmatisering. In het huidige debat rondom migratie en remigratie moet er veel meer onderscheid en nuance gemaakt worden tussen verschillende actoren en hun motivaties om te kiezen voor migratie. Het benaderen van één generatie als één groep is onjuist en zorgt dan voor frustraties. Methodologisch etnicisme en nationalisme en vormen van ascribed identity zijn gevaarlijke valkuilen om in te vallen. Mijns inziens draagt het toevoegen van nuance in dit soort situaties bij aan een verval hierin.
93
Gedreven of verdreven
“Nederland en Turkije zijn allebei mijn land” (Ayse)
94
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
HOOFDSTUK 6: CONCLUSIES
één tussen de anderen?
95
Gedreven of verdreven
6.1 Centrale vraagstelling
Deze scriptie geeft inzicht in migratiemotieven en –perspectieven van Turkse Nederlanders van de derde generatie die, anno 2012, om verschillende redenen in Istanbul wonen. Hiermee wordt een antwoord gegeven op de vraag naar een beter begrip van de achtergronden en het discours omtrent migratieprocessen. Er is door academici (Castels 2002, Gmelch 1980, Vertovec 2009) veel geschreven over migratie, remigratie en transmigratie processen, maar het aspect met betrekking tot oorzaken en/of gevolgen van generatieoverschrijdende migratie blijft mijns inziens enigszins onderbelicht. Daarnaast is het mijn ervaring dat huidige theoretische benadering weinig representatief is voor de werkelijkheid en het de mensen waar het om gaat zelfs boos en gefrustreerd maakt. Hier ligt een kans om doormiddel van kwalitatief antropologisch onderzoek meer nuance aan te brengen in huidige debatvoering rondom dit thema. De vraag die tijdens dit onderzoek centraal heeft gestaan is als volgt:
Op welke manier kan de migratiestap/ keuze van Turkse Nederlanders van de derde generatie van Nederland richting Istanbul geduid en verklaard worden? Om hier een adequaat antwoord op te formuleren heb ik verschillende fases in het migratieproces onderzocht, welke uiteindlijk in drie onderscheidende fases opgedeeld kunnen worden.
96
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
Al mijn informanten hebben deze los van elkaar doorgemaakt en aangegeven. Deze fases geven een duidelijk beeld op welke manier gevoelens als home en/of belonging een rol spelen tijdens migratieprocessen en op welke manier deze gevoelens transformeren naar gelang de tijd.
6.2 Een algemeen beeld; overeenkomsten
De eerste fase is hun jeugd en adolescentie in Nederland. Turkse Nederlanders van de derde generatie wonen, studeren en werken voor het grootste gedeelte van hun tot nu toe geleefde leven in Nederland. Deze fase is belangrijk voor ontwikkeling van persoonlijkheid, het genieten van onderwijs en het aanleren van normen en waarden, vanuit zowel Turkse als Nederlandse perspectieven. Hierdoor vormen Turkse Nederlanders van de derde generatie een hybride identiteit die zij naar eigen gelang kunnen wisselen (Ghorashi 2003). Maar in Nederland worden zij als migranten gezien, in plaats van volwaardige Nederlanders. Ze ervaren processen van othering (Ghorashi 2003) en worden beschouwd als ‘de ander’. Een toetreding tot de Nederlandse samenleving vindt niet geheel plaats. Hun (groot)ouders zijn zogenaamde gastarbeiders en door een in die tijd gevoerd integratiebeleid vanuit de Nederlandse overheid zijn deze gastarbeiders nooit volledig geassimileerd in Nederland en is het discours blijven bestaan dat nakomende generaties migranten zijn die uiteindelijk zullen ‘terugkeren’ naar Turkije. Dit is een ascribed identity en zorgt ervoor dat mensen, zoals mijn 97
Gedreven of verdreven
informanten, in zekere zin in mindere mate gevoelens van home met betrekking tot Nederland kunnen ervaren. Zoals aangetoond in hoofdstuk drie en vier is er sprake van arbeidsdiscriminatie (Sociaal Plan Bureau 2010) en gevoelens van onbehagen in Nederland. Eenmaal de migratiestap gezet komen Turkse Nederlanders in een liminale fase terecht. Tijdens deze fase, die om en nabij twee jaar duurt, ervaren mijn informanten gevoelens die leiden tot verwarring. Ze moeten zich herpositioneren in een nieuwe samenleving, die zij voorheen alleen kenden door transnationale banden en vakanties (vaak in rurale gebieden van Turkije en niet in Istanbul zelf). Een derde fase die ik heb kunnen herleiden uit mijn onderzoek is een voorlopig laatste fase. Dit is gebaseerd op de – nog jonge – leeftijd van mijn informanten en de relatief korte aanwezigheid in Istanbul. Deze fase geeft heel duidelijk weer dat er gewenning heeft plaatsgevonden aan Istanbul en de Turkse normen en waarden.
2ODBHhB@SHD
In het algemene beeld hierboven zijn overeenkomsten van mijn onderzoeksgroep beschreven, zoals deze uit dit onderzoek zijn gekomen. Echter zijn de verschillen tussen informanten onderling veel interessanter van insteek, omdat hier kansen liggen binnen huidge discoursen en debatten. Zoals uit mijn empirische hoofdstukken is gebleken, kunnen mijn informanten opgedeeld worden in twee groepen en beleven, ervaren en creëren deze 98
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
twee groepen concepten als home, belonging en hun hybride identiteit op een andere manier van elkaar. Ook de drie beschreven verschillende fases hebben een andere impact voor hen en beleven zij totaal verschillend. Waar Turkse Nederlanders in Nederland allemaal gezien worden als ‘Turk’ blijken er dus dermate grote verschillen in migratiemotivatie, dat er niet gesproken kan worden over éénzelfde soort migratie proces. Deze twee groepen hebben een wezenlijk verschil in beweegredenen om naar Turkije te gaan. Door middel van transnationale banden hebben mijn informanten in groep 1 een sense of belonging opgebouwd met Turkije. Mijn informanten binnen deze groep delen de zogenaamde ‘droom’. Deze droom is van emotionele aard en heeft te maken met een ontbrekend gevoel van toebehoren in Nederland. Er is een symbolisch beeld ontstaan over en van Turkije. Nog in Nederland dragen onder andere het proces van othering bij aan dit gevoel. Sommige Turkse Nederlanders voelen zich niet gewaardeerd en hebben het idee dat zij worden aangekeken op hun Turkse etniciteit en daardoor identiteit (Ghorashi 2003). Hierdoor voelen zij geen belonging hebben met Nederland. Juist door het proces van othering en uitsluiting van volledig lidmaatschap van de Nederlandse natie richten zij zich met een symbolisch gedachtegoed op Turkije, waar zij wel hopen een thuisgevoel te kunnen creëren. Gevoelens van belonging zijn echter niet meteen voelbaar en het kost mijn meeste informanten 99
Gedreven of verdreven
één a twee jaar om zich op hun plek te voelen. Het belangrijkste is, dat ze inzien dan Turkse Nederlanders anders zijn gevormd in hun culturele aspecten dan Turken. Dit vergt aanpassingsvermogen, doorzettingskracht en vooral een positieve blik en houding. Ook mijn informanten binnen groep 2 hebben van jongs af aan te maken met transnationale banden, echter ervaren zij in veel mindere mate diezelfde gevoelens voor sense of beloning zoals groep 1 dit doet. Groep 2 is meer gericht op functionele identificatie processen en dit maakt het dat het een individueel proces is, waar groep 1 zich veel meer binnen groepsstructuren staande houdt. Groep 2 kan gezien worden als wereldburgers, mensen die vanwege kansen migreren, zij zijn footloose en opportunistisch. Hun migratiemotieven worden niet geleid door etniciteit, maar door identiteit en ambitie (Eriksen 2010). Let wel: zij ervaren dus wel een band met Turkije, echter speelt deze band geen, of maar een kleine rol, tijdens het gehele proces. Groep 2 is dus in veel mindere mate bezig met gevoelens van toebehoren. Zij zijn in eerste instantie prima op hun plaats in Nederland en voelen zich – ondanks processen van othering- niet dusdanig bejegend of niet welkom dat zij hun heil ergens anders willen zoeken. Het moge inmiddels duidelijk zijn dat er niet gesproken kon worden over één groep Turkse Nederlanders die naar Turkije ‘terugkeren’, maar dat deze ‘groep’ enorm divers en heterogeen is. In hoofdstuk twee is de vraag gesteld over welke vorm van migratie er gesproken 100
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
moet worden in het geval van Turkse Nederlanders van de derde generatie die richting Istanbul gaan. Om meer inzicht te verschaffen heb ik in hoofdstuk vijf gepleit voor een vernieuwde terminologie, omdat bestaande concepten niet goed genoeg aansluiten bij mijn onderzoek. Een concept wat ik zelf hierbij aandraag is roots migration. Dit sluit aan bij gevoelens van belonging jegens Turkije en het opzoek zijn naar je eigen roots, om hier gevoelens van home en belonging te kunnen evenaren. Er kan simpelweg niet gesproken worden over remigratie, omdat dan de actor in Turkije geboren moet zijn. Echter migreren mijn informanten in groep 1 met een bepaalde vooraf opgesteld beeld van Turkije en daarbij gecreëerde gevoelens. Deze gevoelens en dit beeld hopen zij in Istanbul als realiteit waar te maken.
6.4 Een kort antwoord
Op de vraag hoe migratieprocessen geduid en verklaard moeten worden is het van belang om enige nuance aan te brengen. Aan het begin van dit onderzoek is de hypothese opgesteld dat de huidige terminologie niet past bij de huidige praktijk en dat het academische discours de publieke opinie beïnvloedt en andersom, wat leidt tot negatieve beeldvorming en wellicht stigmatisering. Tijdens mijn casestudy, die ik gedurende drie maanden heb uitgevoerd in Istanbul, is deze hypothese gedeeltelijk bevestigd. Er zijn in dit onderzoek twee duidelijke verschillen in migratiemotieven aangetoond. Enerzijds gebaseerd op een symbolische en anderzijds een instrumentele bias. 101
Gedreven of verdreven
De symbolische insteek staat voor emotionele belonging richting Turkije, waarbij gezocht wordt naar gevoelens van collectiviteit en toebehoren, het onderdeel zijn van. De instrumentele bias richt zich op kansen en ambities, waarbij individuele processen en ontwikkeling de boventoon voeren. Termen als migratie, remigratie of transmigratie sluiten niet goed aan, waardoor ik pleit voor een vernieuwd inzicht in migratieprocessen aan de hand van nieuwe terminologie, zoals roots migration.
6.5 Aanbevelingen
Maatschappelijke uitkomsten van dit onderzoek hebben te maken met het voorkomen van stigmatiseren en dragen bij aan representativiteit van antropologisch onderzoek. Een eerste aanbeveling is dat een vervolg onderzoek zich meer kan richten op individuen, overeenkomstig met informanten van groep 2, om te onderzoeken in hoeverre er wel of geen sprake is van global belonging. Een interessante insteek zou bijvoorbeeld zijn om Turkse Nederlanders van de derde generatie te volgen die naar New York zijn gemigreerd, om te onderzoeken hoe zij gevoelens van home , belonging en hybride identiteit ervaren en/of creëren. Daarnaast zou het interessant zijn om meer inzicht te krijgen in processen van othering en in hoeverre dit bijdraagt aan migratie in combinatie met de mate en manieren van transnationalisme richting Turkije. 102
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
Een derde aanbeveling zou zijn om een vervolg onderzoek te doen naar dit onderzoek, om te kijken of de groepsindelingen correct zijn en om te zien hoe beiden groepen zich profileren en ontwikkelen.
103
Gedreven of verdreven
104
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
GEANNOTEERDE BIBLIOGRAFIE
één tussen de anderen?
105
Gedreven of verdreven
Amelina, A., Nergiz, D., Faist, T., Glick Schiller, N. 2012, Beyond Methodological Nationalism, research methodologies for cross-border studies. Routlegde: New York Basch, L., Glick Schiller N. & Szanton-Blanc C. 1994, Nations Unbound: Transnational Projects, Postcolonial Predicaments, and Deterritorialized Nation-States. Langhorne: Gordon & Breach. Bernard, H. 2011, Research Methods in Anthropology. Qualitative and Quantitative Approaches. Maryland en Plymouth: AltaMira Press. Bovenkerk, F. 1974,Gastarbeid, terugkeer en ontwikkelingssamenwerking: een kritische inventarisatie van gangbare opvattingen en beleidsvoorstellen op korte termijn, Nuffic: ‘s Gravenhage Bracke, S., Leman, J., Stallaert,C. 1990, De complexe aspecten van een terugkeer- en reïntegratiebeleid, Cultuur en Migratie, Vol. 1, pp 11-76 Brettel B., Hollifield J. 2000, Migration theory, talking across disciplines, Routledge: New York and London Cassarino, J. 2004, Theorising Return Migration: The Conceptual Approach to Return Migrants Revisited International Journal on Multicultural Societies (IJMS),Vol. 6, No. 2, 2004:253 -279 Castels, S. 2002, Migration and community formation under conditions of globalization, international migration review, vol. 36, no 4, Host societies and the reception of immgrants: institutions, market n policies, pp 1143-1186
106
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
Cerase, F. 1974, Expectations and Reality: A Case Study of Return Migration from the United States to Southern Italy. International Migration Review. 8: 2 pp. 245-262 DeWalt, K. & DeWalt, B. 2002, Participant Observation. A Guide for Fieldworkers. Californie en Oxford: AltaMira Press. Entzinger, H., Dourleijn, E., 2008, De lat steeds hoger. De leefwereld van jongeren in een multi-etnische stad. Assen: Van Gorcum Eriksen, T. 2010, Etnicity and Nationalism, anthropological perspectives. Pluto Press: London Gmelch, G. 1980, Return Migration, in: Annual Reviews of Anthropology, vol. 9, pp 135- 159 Ghorashi, H. 2003, Ways to Survive, Battles to Win. Iranian Women Exiles in the Netherlands and the Unites States, New York: Nova Sciences Publishers Inc. 2006, Paradoxen van culturele erkenning. Management van Diversiteit in Nieuw Nederland, Amsterdam: Vrije Universiteit. Grills, S. 1998, Doing ethnographic research, fieldwork settings. Sage publications: London Hannerz, U. 2002 ‘Where We Are and Who We Want To Be.’ In: Hedetoft, U. en M. Hjort (eds.). The Postnational Self: Belonging and Identity. Minneapolis: University of Minnesota Press, pp. 217-232 Hedetoft, U., Hjort, M. (eds.) 2002, introduction in The Postnational Self: Belonging and Identity. Minneapolis: University of Minnesota Press
107
Gedreven of verdreven
Kastoryano, R. 2004, Turkish Transnational Nationalism: How the ‘Turks Abroad’ Redefine Nationalism. In: F. Christiansen & U. Hedetoft (eds.) The Politics of Multiple Belonging. Hants: Ashgate Kearney, M. 1995, The Local and the Global: The Anthropology of Globalization and Transnationalism, Annual Review of Anthropology 24: 547 – 565 Kottak, C. 2011, Cultural Anthropology. Appreciating Cultural Diversity. New York: The McGraw Hill Companies, Inc. Nabben, T., Yesilgöz, B., Korf, D. 2006 Van Allah tot Prada. Identiteit, leefstijl en geloofsbeleving van jonge Marokkanen en Turken. Forum: Utrecht Ong, A. 2004, Flexible citizenship, the cultural logics of transnationality. Duke University Press: Durham & London Ortner, S. 2005, Subjectivity and cultural critique, Anthropological Theory, Sage Publications: London, Thousand Oaks, CA and New Delhi, pp 37-66 Ouwehand, K. 2000, Remigratie en integratie: een onderzoek naar het integratieproces van remigrantengezinnen in Marokko, Masterscriptie: Vrije Universiteit Amsterdam Portes, A., Guarnizo L., & Landolt P. 1999, The study of transnationalism: pitfalls and promise of an emergent research field, Ethnic and Racial Studies, 22:2, 217-237 Reynolds, T. 2009, Transnational family relationships, social networks and return migration among British-Caribbean young people, in: Ethnic and Racial Studies, 33: 5, 797- 815
108
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
Sauter, S. 2003 Adolescent Positioning in Urban Space – Locality and Transnationality. In: R. Sackmann e.a.(eds.) Identity and Integration. Migrants in Western Europe. Hants: Ashgate
Sackmann, R., Peters, B, Faist T., 2003, Identity and Integration, migrants in Western Europe, Publishing Limited: Ashgate Sociaal en Cultureel Planbureau 2010, Liever Mark, dan Mohammed? Sociaal en Cultureel Planbureau: Den Haag Vertovec, S. 1999, Conceiving and researching transnationalism, Ethnic and Racial Studies, 22:2, 447-462 2009, Transnationalism. Routledge: Oxon. Winkelman, S. 2008, Stroopwafels in Istanbul, Masterscriptie Culturele Antropologie: Universiteit Utrecht Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid 2007, Rapport: Identificatie met Nederland. University Press: Amsterdam
Websites De Nederlandse School Istanbul z.j. HYPERLINK: http://nlschoolistanbul.org/ (voor het laatst bekeken op 9-8-2012) Sociaal Cultureel Planbureau z.j. “Terug naar Turkije en Marokko?” HYPERLINK:http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/bevolking/ publicaties/artikelen/archief/2005/2005-1759-wm.htm (voor het laatst bekeken op 9-8-2012)
109
Gedreven of verdreven
110
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
BIJLAGEN
één tussen de anderen?
111
Gedreven of verdreven
Overzicht belangrijkste informanten: NAAM Esra Ayse Merve Ebru Irem Zeynep Mehmet Mustafa Selin Özlem Eren Serhan Gökhan
112
M/V OPLEIDING GROEP 1 2 V WO x V MBO x V WO x X V HBO x x V HBO X V MBO x M HBO x M MBO x V Havo X V WO x M HBO x M WO x M WO x
OUDERS UIT Zwarte Zee gebied Zwarte Zee gebied Istanbul Cappadochia Istanbul Zwarte Zee gebied Egeïsche Zee Zwarte Zee gebied -
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
Emigratie van Turken en Marokkanen uit Nederland
(bron:CBS webmagazine, maandag 15 augustus 2005 10:00 http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/bevolking/ publicaties/artikelen/archief/2005/2005-1759-wm.htm)
113
Gedreven of verdreven
Topics semi-gestructureerde interviews Deelvraag 1: Vrienden in NL, ook van Turkse afkomst? Veel of weinig familie in NL? Partner in NL? Partner ook van Turkse afkomst? Opvoeding, met of zonder Turkse tradities? ervaringen in NL? wel of geen familie in Turkije? Veel of weinig familie in Turkije Wel familie in Turkije; vaak of weinig of geen familie bezoek in Turkije? Vakantie doorgebracht in Turkije? Remittences gestuurd naar Turkije? Turkse feestdagen gevierd? Taal Verwachtingen Opvoeding Situatie in Nederland Ervaringen in Nederland Toegeschreven sociale status Hoe deze status ervaren? Thuis gevoeld in Nl? Wat heb je meegekregen van huis uit? Hoe werd er gepraat over Turkije thuis? Zelf toegekende sociale status Hoe is politieke, sociale en economische klimaat ervaren van huis uit? Hoe was sociale situatie in NL? Hoe deze ervaren? Hoe was economische situatie in NL? Hoe deze ervaren? Hoe was politieke situatie in NL? Hoe deze ervaren?
114
Waar kwamen ouders vandaan Motivatie vertrek naar Turkije Economische redenen Studie gerelateerde redenen opleidingsniveau Veel bekenden die zijn voor gegaan Hebben deze bekenden gediend als voorbeeld Speciale reden om voor Istanbul te kiezen? Wat waren gedachtes voor de (re)migratie Is het gemakkelijk, of juist veel voorbereidingen?
Deelvraag 2: Situatie in Turkije bij aankomst Ervaring bij aankomst Heimwee Witte broods weken? Meteen kunnen wennen? Huisvesting? In de buurt van andere Turkse NL om te wennen? Situatie na langere tijd? Ervaringen na langere tijd? Heimwee? Hoe wordt er terug gedacht aan nl Hoe wordt er terug gekeken naar nl Is er sprake van ervaren van thuisgevoel? Is dit gevoel van begin af aan aanwezig geweest? Hard voor dit gevoel moeten werken? Is het leven moeilijk? Voel je nog wel eens buitengesloten? Partner in istanbul? Zelfde partner als in NL? Partner Turks of NL? Kinderen? Geboren in NL of Turkije? Hoe worden kinderen opgevoed? Turks Nederlands, of beiden?
C.H.J. van Caam Masterthesis Culturele Antropologie
één tussen de anderen?
Tradities Baan in Istanbul? Taal, Turks of NL?
Heimwee Behoefte om Nl te bezoek Plichtmatig bezoek aan Nl?
Deelvraag 3:
Veel of weinig vrienden nog in NL Andere baangaranties in NL of Turkije Welke voordelen van opvoeding in NL Hebben van NL paspoort? Voordeel Nl paspoort? Welke betekenis wordt hier aan gegeven Opvoeding eventuele kinderen, of gedachtes over toekomstige kinderen Thuis Turks of NL taal? Met andere (re)migranten welke taal gesproken In Turkije willen blijven? Zo niet? Waar dan heen? NL of elders? Baangarantie Voordelen van Turkije t.o.v. Nederland, of andersom
Sociale situatie in Turkije Hoe deze ervaren? Politieke situatie in Turkije Hoe deze ervaren? Steun voor remigranten vanuit de staat? Hoe wordt dit ervaren? Positief of negatief? Hoe zit sociale omgeving eruit? Mobiliteit Gemakkelijk werk te vinden? Familie in Istanbul? Al van te voren vrienden in Istanbul? Gemakkelijk om draai te vinden en vrienden te maken? Turkse tradities Contact met andere (re)migranten? Contact met mensen buiten werk?
Deelvraag 4: Nederlandse tradities Hoe is contact met Nederland Is er nog veel familie in Nederland Nog vrienden in Nederland Veel of weinig contact Vieren van NL feestdagen, bijvoorbeeld Koninginnedag? Werden deze feesten wel of niet in NL gevierd? Worden ze op zelfde manier gevier? NL eten, lekkernijen? Muziek Sociale interactie Taal Veel of weinig familie in Nederland
115