GEDEPUTEERDE STATEN VAN DE PROVINCIE GRONINGEN
VERGUNNING NATUURBESCHERMINGSWET 1998
verleend aan STAATSBOSBEHEER voor
plaatsen en gebruik schuilvoorziening Rottumeroog (art. 20 gebied)
besluit 16 juli 2014
Groningen, 15 juli 2014 Zaaknr. 522379 Corr. nr. 2014-24.683/29, LOW Verzonden:
11! ju[j iPif
Geachte heer van der Wal, Op 10 juni 2014 ontvingen wij een vergunningaanvraag waarin Staatsbosbeheer ons verzocht om vergunning op grond van art. 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: NB-wet 1998), te verlenen voor het plaatsen van een schuilvoorziening op Rottumeroog (art. 20 gebied). Het project omvat het navolgende: Op het eiland Rottumeroog wordt een schuilvoorziening geplaatst die noodzakelijk is om het excursieprogramma naar Rottumeroog te kunnen voortzetten nadat afgelopen winter de voormalige (permanente) voorzieningen zijn verwijderd als gevolg van de december storm in 2013. Tevens dient de op te richten voorziening als schuilmogelijkheid voor het personeel in verband met bewaking en vogeltellingen op het eiland. Vergunning wordt gevraagd voor het oprichten, plaatsen en in stand houden van een bouwwerk als schuilvoorziening op Rottumeroog op de zandpad naar de Kaap. De locatie van de te plaatsen schuilvoorziening is gelegen in het Natura 2000-gebied Waddenzee, meer specifiek in het op grond van art. 20 van de Nb-wet 1998 permanent gesloten gebied binnen het Natura2000 gebied Waddenzee, op het eiland Rottumeroog. Over uw verzoek tot om een vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 berichten wij u als volgt. Procedureel Wij hebben uw aanvraag op 10 juni 2014 ontvangen. Een ontvangstbevestiging heeft u gezien het spoedeisende karakter van uw aanvraag gelijktijdig ontvangen met dit besluit. Reikwijdte vergunning Deze vergunning wordt verleend voor zover en overeenkomstig de in de aanvraag en de bijbehorende stukken beschreven wijze en uitvoering van de plaatsing van de schuilvoorziening. Besluit Gelet op de aanvraag, de bepalingen in de Natuurbeschermingswet 1998 en de in bijlage 1 van het onderhavige besluit vermelde overwegingen VERLENEN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GRONINGEN HIERBIJ VERGUNNING EX ARTIKEL 19Den 16 NATUURBESCHERMINGSWET 1998 AAN: Staatsbosbeheer, Leonard Springerlaan 23 te Groningen, voor de uitvoering van het project zoals beschreven in de aanvraag en de bijbehorende stukken, onder navolgende voorschriften ter bescherming van het Natura 2000-gebied Waddenzee. Voor een korte weergave van de inhoud van de aanvraag, de relevante wet- en regelgeving en het van toepassing zijnde beleid verwijzen wij naar bijlage 1 van het onderhavige besluit waarin tevens de inhoudelijke overwegingen zijn opgenomen die aan dit besluit ten grondslag liggen en de bespreking van de inspraak.
Bijlage 2 bevat de aanvraag voor dit besluit met de bijbehorende stukken. Genoemde bijlagen maken integraal onderdeel uit van deze vergunning. Voor zover de vergunningaanvraag niet in overeenstemming is met de gestelde voorschriften, zijn de voorschriften bepalend. Bij strijdigheid tussen de voorschriften en bijlagen bij dit besluit prevaleren deze als volgt; 1. De voorschriften. 2. Bijlage 1 (ovenwegingen). 3. Bijlage 2 (aanvraag met bijlagen). Groningen, 15 juli 2014. Gedeputeerde Staten voornoemd:
, voorzitter.
secretaris.
Aan de vergunning verbinden wij de navolgende voorwaarden. Voorschriften en beperkingen Algemeen 1. Als houder van deze vergunning wordt aangemerkt Staatsbosbeheer te Groningen. 2. Deze vergunning mag uitsluitend gebruikt worden door (medewerkers van) de vergunninghouder of in opdracht van de vergunninghouder handelende (rechts)personen. De vergunninghouder blijft daarbij verantwoordelijk voor de juiste naleving van deze vergunning. 3. Tijdens de uitvoering van de vergunde werkzaamheden dient een afschrift van deze vergunning op locatie van de werkzaamheden aanwezig te zijn. Deze vergunning dient op eerste verzoek te worden getoond aan voor handhaving van deze vergunning bevoegde ambtenaren. 4. Van opgetreden incidenten dient onverwijld melding te worden gedaan aan Gedeputeerde Staten van Groningen onder overlegging van alle relevante gegevens, voor zover bekend. Onder een incident wordt in dit verband verstaan: een onvoorziene gebeurtenis, waarbij onbedoeld schadelijke stoffen en/of andere emissies vrijkomen, dan wel waardoor anderszins schade aan de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied Waddenzee kan worden toegebracht, rekening houdend met de instandhoudingsdoelen. Alle door of namens Gedeputeerde Staten van Groningen gegeven aanwijzingen dienen onverwijld te worden opgevolgd. Reikwijdte en geldigheidsduur van de vergunning 5. De vergunning voor het oprichten en plaatsen van de schuilvoorziening op Rottumeroog wordt verleend tot uiterlijk 1 september 2014. 6. Het gebruik van de voorziening wordt vergund tot 1 september 2024. 7. Indien door omstandigheden de voorziening moet worden verplaatst dan dient een maand voordat de verplaatsing is voorzien overleg te worden gepleegd met het bevoegd gezag.
8. In geval van verplaatsing dient instemming te worden verkregen van het bevoegd met betrekking tot het tijdstip van verplaatsing, de wijze van demontage en verplaatsing en de exacte locatie waarnaar de voorziening zal worden verplaatst. 9. Deze vergunning wordt verleend voor werkzaamheden in verband met het plaatsen van een schuilvoorziening op Rottumeroog, zoals in de bij de aanvraag behorende stukken is aangegeven en voor zover het ontwerp en de uitvoering overeenkomen met het geen daaromtrent in de tot bijlage 2 behorende documenten is beschreven. Inrichtingswerkzaamheden 10. De vergunde plaatsing van de schuilvoorziening op Rottumeroog dient na 1 augustus en voor 1 september 2014 te zijn uitgevoerd. 11. De start van de werkzaamheden waarop deze vergunning betrekking heeft, dient 7 dagen voorafgaand te worden gemeld telefonisch 050-3164518 dan wel per e-mail
[email protected] 12. Transport van en naar de projectlocatie vindt zoveel mogelijk plaats voer het bestaande pad. 13. De werkzaamheden worden uitgevoerd buiten de periode dat gewone zeehonden jongen hebben (mei-juli) 14. De bouw van de schuilvoorziening duurt maximaal twee weken Slotbepalingen 15. De vergunninghouder is redelijkenwijs verplicht alle door Gedeputeerde Staten te geven aanwijzingen onverwijld op te volgen. 16. Onverlet het bepaalde in artikel 43, lid 2 van de Nb-wet 1998 kunnen de voorschriften en beperkingen waaronder deze vergunning is verleend worden gewijzigd of aangevuld indien naar het oordeel van Gedeputeerde Staten van Groningen blijkt dat de vergunde activiteiten gevolgen hebben die anders of nadeliger voor het Natura 2000-gebied Waddenzee zijn dan uit de bij dit besluit gebruikte informatie blijkt. 17. Onverlet het bepaalde in artikel 43, lid 2 van de Nb-wet 1988 kan, indien op enig moment mocht blijken dat de vergunde activiteiten, rekening houdend met de betrokken instandhoudingsdoelen, schade aan de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied Waddenzee dreigen toe te brengen die niet door het treffen van maatregelen kan worden voorkomen, deze vergunning door ons worden ingetrokken. Intrekkingsbevoegdheid 18. Het niet naleven van de voorschriften van deze vergunning kan, naast eventuele strafvervolging, intrekking van de vergunning tot gevolg hebben. Afschrift van deze vergunning wordt gezonden aan het Ministerie van EZ en aan partijen die voor een zienswijze op de vergunningaanvraag zijn benaderd; - Burgemeester en wethouders gemeente Eemsmond - Rijkswaterstaat - Waddenvereniging Bezwaar Degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, kan tegen dit besluit binnen zes (6) weken na de kennisgeving van dit besluit een bezwaarschrift indienen bij Gedeputeerde Staten, Postbus 610, 9700 AP Groningen. Het bezwaarschrift moet worden ondertekend en tenminste bevatten: Naam en adres van de indiener Dagtekening Omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht De gronden van het bezwaar Kennisgeving Van dit besluit zal door ons kennis worden gegeven door publicatie in het Dagblad van het Noorden
Bijlagen Bijlage 1: Motivering van het besluit
Bijlage 1: Overwegingen bij vergunning plaatsen schuilvoorziening Rottumeroog 1. Project schuilvoorziening Rottumeroog Op 10 juni 2014 ontvingen wij een vergunningaanvraag waarin Staatsbosbeheer ons verzocht om vergunning op grond van art. 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna; NB-wet 1998), te verlenen voor het plaatsen van een tijdelijke schuilvoorziening op Rottumeroog (art. 20 gebied). Het project omvat het navolgende: Op het eiland Rottumeroog wordt een schuilvoorziening geplaatst die noodzakelijk is om het excursieprogramma naar Rottumeroog te kunnen voortzetten nadat afgelopen winter de voormalige voorzieningen zijn verwijderd als gevolg van de december storm in 2013. Tevens dient de voorziening als schuilmogelijkheid voor het personeel in verband met bewaking en vogeltellingen op het eiland. Gezien het ontbreken van een adequate schuilvoorziening voor wadlopers of andere bezoekers van Rottumeroog is er een zekere haast met plaatsing van deze voorziening. De locatie van de te plaatsen schuilvoorziening is gelegen in het Natura 2000-gebied Waddenzee, meer specifiek in het art. 20 permanent gesloten gebied Waddenzee bij Rottumeroog 2. Wettelijk kader Artikel 19d, lid 1, van de Nb-wet 1998 bepaalt dat het verboden is zonder vergunning, of in strijd met aan een dergelijke vergunning verbonden voorschriften of beperkingen, projecten of andere handelingen te realiseren onderscheidenlijk te verrichten die gelet op de instandhoudingsdoelstelling de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Zodanige projecten of andere handelingen zijn in ieder geval projecten of handelingen die de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied kunnen aantasten. Artikel 19e, sub a, sub b en sub c, van de Nb-wet 1998 bepaalt dat Gedeputeerde Staten van Groningen bij het verlenen van een vergunning op basis van artikel 19d, lid 1, van de Nb-wet 1998 rekening houden met: - de mogelijke gevolgen van een project of andere handeling, waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft, gelet op de instandhoudingdoelstelling kan hebben voor een Natura 2000-gebied; - een op grond van artikel 19a of artikel 19b, van de Nb-wet 1998, vastgesteld beheerplan; vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, alsmede regionale en lokale bijzonderheden. Artikel 19f, eerste lid, van de Nb-wet 1998 bepaalt dat voor projecten waarover Gedeputeerde Staten van Groningen een besluit op een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, nemen, en die niet direct verband houden met of nodig zijn voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar die afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of plannen significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied, de initiatiefnemer alvorens Gedeputeerde Staten van Groningen een besluit nemen, een Passende Beoordeling maakt van de gevolgen voor het gebied waarbij rekening wordt gehouden met de instandhoudingsdoelstelling van dat gebied. Artikel 19f, derde lid, van de Nb-wet 1998 bepaalt dat de verplichting tot het maken van een Passende Beoordeling bij de voorbereiding van een besluit op grond van artikel 19d, lid 1, niet geldt in gevallen waarin degene die een project, waarop dat besluit betrekking heeft, onderneemt, daarmee een project ten aanzien waarvan reeds eerder een Passende Beoordeling is gemaakt, herhaalt of voortzet, voor zover de Passende Beoordeling redelijkerwijs geen nieuwe gegevens en inzichten kan opleveren omtrent de significante gevolgen van dat project. Ingevolge artikel 16 Nb-wet 1998 is het verboden zonder vergunning van gedeputeerde staten in een beschermd natuurmonument handelingen te verrichten, te doen verrichten ofte gedogen, die schadelijk kunnen zijn voor het natuurschoon, voor de natuurwetenschappelijke 6
betekenis van het beschermd natuurmonument of voor dieren of planten in het beschermd natuurmonument of die het beschermd natuurmonument ontsieren, dan wel in strijd met de bij een vergunning gestelde voorschriften of beperkingen handelingen te verrichten, te doen verrichten of te gedogen. 3. Aanwijzingsbesluiten Natura 2000 De Nb-wet 1998 regelt onder andere de aanwijzing van natuurgebieden. Natura 2000gebieden worden aangewezen middels een aanwijzingsbesluit van de Minister van EZ. Gebied is aangewezen onder de EU Vogel- en Habitatrichtlijn. Het aanwijzingsbesluit bevat instandhoudingsdoelstellingen voor soorten en habitats die kwalificeren onder de Vogel- en habitatrichtlijn. De inhoud van de aanwijzingsbesluiten is voor Natura 2000-gebieden van groot belang, omdat het onder meer het referentiekader biedt voor het beheerplan, de beoordeling van projecten en de vergunningverlening. Op 25 februari 2009 heeft de Minister van EZ zeven gebieden (Waddenzee, Duinen en Lage land Texel, Duinen Vlieland, Duinen Terschelling, Duinen Ameland, Duinen Schiermonnikoog en Noordzeekustzone) aangewezen als Natura 2000-gebied. Bij besluit van 19 maart 2009 heeft de Minister van LNV een Besluit tot wijziging c/q instelling van de beperking toegankelijkheid natuurgebieden ex art. 20 Natuurbeschermingswet Waddenzee en Noordzeekustzone genomen. Middels dit besluit is het gebied aangewezen als permanent niet toegankelijk gebied. 4. Beheerplan De Nb-wet 1998 bepaalt in artikel 19a dat voor Natura 2000-gebieden het opstellen van een beheerplan verplicht is. Een beheerplan beschrijft wat er nodig is om de duurzame staat van instandhouding van natuunwaarden te behouden of te ontwikkelen en aan de instandhoudingsdoelen te voldoen. Het beheerplan moet een belangrijke bijdrage leveren aan het streven om de natuur te behouden in de Natura 2000-gebieden (Ministerie van EZ; handreiking beheerplan Natura 2000-gebieden; september 2005). Bij de voorbereiding van en besluitvorming over de aanvraag was het beheerplan voor het gebied, waarop dit besluit betrekking heeft, nog niet van kracht. 5. Beheerregeling Rottum Het eiland Rottumeroog betreft een gesloten gebied op basis van art. 20 van de natuurbeschermingswet 1998. In het Toegangsbeperkingsbesluit, 29 oktober 2009 art. 12 is geregeld dat activiteiten die vallen binnen de kaders van de beheerregeling Rottum kunnen worden vergund. In de beheerregeling Rottum zijn afspraken gemaakt over de activiteiten die plaats kunnen vinden op de eilanden Rottumerplaat, Rottumeroog en Zuiderduinen. Daarnaast zijn in de beheerregeling uitgangspunten opgenomen voor excursies naar het eiland. Een van de uitgangspunten is dat excursies inclusief de overtocht zonder risico voor de excursiedeelnemers geschiedt. Een deugdelijke schuilvoorziening is nodig om de risico's bij bijvoorbeeld slechte weersomstandigheden tot en minimum te beperken. 6. Beheer, nieuw project Het project draagt bij aan het beheer van onder de Nb-wet 1998 aangewezen gebied. Ze is niet voorzien in een vastgesteld beheerplan. De onderhavige aanvraag heeft betrekking op een project zoals benoemd in artikel 19d Nb-wet 1998 en betreft een vergunning plichtige handeling als bedoeld in artikel 16 van de Nb-wet 1998. 7. Mogelijk significante gevolgen Uit artikel 19f, lid 1, van de Nb-wet 1998 volgt dat voor projecten die niet direct verband houden met of nodig zijn voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar die afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied, door de initiatiefnemer een Passende Beoordeling wordt opgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de instandhoudingsdoelstellingen. Artikel 19g, lid 1, van de Nb-wet 1998 stelt dat een vergunning slechts verleend kan worden indien het bevoegd gezag zich ervan verzekerd heeft dat de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied niet aangetast zullen worden. Het Europese Hof van Justitie heeft in zijn uitspraak van 7 september 2004 aangegeven dat een Passende Beoordeling slechts dan 7
achterwege kan worden gelaten, Indien op grond van objectieve gegevens kan worden uitgesloten dat het voorgenomen project afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor het betrokken gebied. Een plan of project heeft significante gevolgen wanneer het de instandhoudingsdoelstellingen van een gebied in gevaar dreigt te brengen. Dat wil zeggen: in het geval het onmogelijk of onwaarschijnlijk wordt om de doelen van het in stand houden van een gebied te realiseren, en/of als er sprake is van een onherstelbare vernietiging van een vitale component van het natuurlijke systeem dat van essentieel belang is voor het gebied (art.19d, lid 1; Nb-wet 1998). Gezien het feit dat het project een veiligheidsbelang dient en het feitelijk gaat om een relatief geringe ingreep, waarvan op voorhand vaststaat dat significante effecten op instandhoudingsdoelen zullen ontbreken, indien de aangevraagde activiteiten op de in de aanvraag voorziene wijze zullen worden afgedaan, is afgezien van het vragen van een uitvoerige ecologische beoordeling. Uit art. 19 ia jo art. 16Nbwet1998 volgt dat handelingen die schadelijk kunnen zijn voor het natuurschoon, voor de natuurwetenschappelijke betekenis van het Natura 2000 gebied anders dan vereist volgens de Vogel- en Habitatrichtlijn, verboden zijn zonder vergunning. De aangeleverde stukken bevat voldoende informatie om te kunnen beoordelen of sprake is van een dergelijke handeling. 8. Bevoegdheid tot vergunningverlening Op grond van artikel 2 eerste lid gelezen in samenhang met artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 zijn gedeputeerde staten van de provincie Groningen het bevoegd gezag. Op 30 november 2005 is het Besluit vergunningen Nb-wet 1998 (hierna: het Vergunningenbesluit) (Staatsblad 2005, nr. 594) in werking getreden. De in dit Vergunningenbesluit specifiek opgesomde activiteiten worden aangemerkt als projecten of andere handelingen of categorieën van gebieden als bedoeld in artikel 19d, lid 3, van de Nbwet 1998. Voor deze specifieke activiteiten geldt de minister van Economische Zaken (i.e. de Staatssecretaris) als bevoegd gezag. Van dergelijke activiteiten is in dit geval geen sprake. Ingevolge artikel 16 Nb-wet 1998 is gedeputeerde staten het bevoegd gezag voor vergunningverlening voor deze handelingen in een beschermd natuurmonument. 9. Vergunningplicht en procedure De aangevraagde activiteiten kunnen een nadelig effect hebben op de instandhoudingsdoelstellingen, het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis. Er is derhalve een vergunningplicht. Op 10 juni 2014 is een aanvraag voor een vergunning ingediend. Gezien de noodzaak om spoedig tot besluitvorming te komen is de gemeente Eemsmond ingelegenheid gesteld een zinswijze in te dienen. De gemeente Eemsmond kan zich vinden in de onderbouwing en de noodzaak van de vergunning en heeft besloten geen zienswijze in te dienen. 10. Selectie van relevante natuurwaarden N2000 Waddenzee Habitatrichtlijn 10.1 Habitattypen De zones met open water langs de kust kunnen gerekend worden tot Permanent met zeewater van geringe diepte overstroomde zandbanken (Hl 110) zoals langs de dijk met het Lauwersmeer en grote delen van de kust tussen Eemshaven en Delfzijl waar kwelders grotendeels ontbreken. Bij eb droogvallende slikwadden en zandplaten (Hl 140) worden 8
plaatselijk langs het Lauwersmeer aangetroffen. Het eiland Rottumeroog kent Embryonale duinen (H2110), Witte duinen (H2120) en Grijze duinen (2130). Het beoogde doel is het behoud van oppervlakte en kwaliteit. Voor de kalkarme Grijze duinen is tevens een verbetering van de kwaliteit als doel vastgelegd. 10.2 Gewone zeehond Gewone zeehond wordt aangetroffen op enkele zeehondenligplaatsen tussen Lauwersoog en Rottumeroog. Het gebied rond Rottum is van groot belang voor de zeehond. De zeehond is gevoelig voor zowel visuele als geluidsverstoring. Het doel is behoud van de omvang en kwaliteit van het leefgebied voor uitbreiding van de populatie. 10.3 Grijze zeehond Uit onderzoek van onder andere Wageningen Universiteit blijkt dat de grijze zeehond in de Waddenzee toeneemt en op steeds meer plaatsen wordt waargenomen. In de omgeving van Rottumeroog zijn de aantallen nog laag. Het doel is het behoud van de omvang en kwaliteit van het leefgebied voor behoud van de populatie. Vogelrichtlijn 10.5 Broedvogels Blijkens de aanvraag wordt de schuilvoorziening geplaatst op een plek die dynamisch is door stuivend zand buiten het broedseizoen. Voor het gebruik is het van belang dat de voorziening wordt geplaatst op een locatie die ongeschikt is voor broedvogels. Conclusie; Onder deze omstandigheden kunnen significante effecten op broedvogels op voorhand worden uitgesloten en behoeven deze soorten geen nadere beoordeling. 10.5 Niet-broedvogels Het eiland Rottumeroog is een belangrijk gebied voor doortrekkende vogels. Deze trek start doorgaans eind augustus/begin september. Blijkens de aanvraag wordt de schuilvoorziening geplaatst op een plek die dynamisch is door stuivend zand buiten het trekseizoen voor vogels. Mogelijke effecten van het gebruik kunnen op voorhand worden uitgesloten, indien bezoekers van het eiland zich zullen houden aan de voorschriften en beperkingen die opgenomen zijn in de aan hen verstrekte vergunning voor het betreden van het artikel 20 gebied Rottumeroog. Conclusie: Onder deze omstandigheden kunnen significante effecten op trekvogels op voorhand worden uitgesloten en behoeven deze soorten geen nadere beoordeling. Beschermd natuurmonument Mogelijke aantasting van natuurschoon, de natuurwetenschappelijke betekenis van het beschermd natuurmonument of voor dieren of planten in het beschermd natuurmonument of het ontsieren van het beschermd natuurmonument? Aanwijzingsbesluit bekijken!!! Conclusie: Gezien de beperkte duur van de werkzaamheden, de locatie, vormgeving en beperkte omvang van het object is het uit te sluiten dat het natuurmonument ontsierd raakt door de oprichting en het gebruik van de voorziening. 11. Beoordeling van effecten Wij hebben beoordeeld of tijdens de werkzaamheden en het gebruik effecten kunnen optreden op de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000 gebied Waddenzee. De volgende effecttypen zijn mogelijk aan de orde voor het project plaatsen schuilvoorziening Rottumeroog: 9
O Verstoring door geluid (en trillingen): O Optische verstoring (aanwezigheid en beweging door mensen); O Verstoring door betreding 11.1 Habitattypen Verslechtering van de kwaliteit van een habitat treedt op wanneer in een bepaald gebied de door dit habitat ingenomen oppervlakte afneemt, of wanneer het met de specifieke structuur en functies die voor de staat van instandhouding van de met dit habitat geassocieerde typische soorten, in dalende lijn gaat in vergelijking met de begintoestand. Onder verslechtering wordt de fysieke aantasting van een habitat verstaan. Doel: Op het eiland Rottumeroog komen de typen Embryonale duinen (H2110), Witte duinen (H2120) en Grijze duinen (H2130) voor met als doel het behoud van oppervlakte en kwaliteit. Voor kalkarme Grijze duinen is tevens ten doel gesteld de kwaliteit van de aanwezige habitattype te verbeteren. Beoordeling Uit de toegezonden informatie blijkt dat het terrein waarop gewerkt wordt en waar de schuilvoorziening wordt geplaatst geen onderdeel uitmaakt van een (potentieel) kwalificerend habitattype. Deze habitattypen bevinden zich buiten het zandpad waarop de handelingen worden verricht zodat van oppervlakteverlies van deze habitattypen geen sprake is. Conclusie: Wij zijn van mening dat op basis van de objectieve gegevens kan worden uitgesloten dat het project schuilvoorziening Rottumeroog kan leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000 gebied Waddenzee. 11.2 Habitatrichtlijnsoorten Verstoring van soorten heeft geen directe invloed op de fysieke kenmerken van een gebied; een verstoring betreft soorten en is vaak in de tijd beperkt (lawaai, lichtbronnen). Belangrijke parameters zijn intensiteit, de duur en de frequentie van verstoringen. Om significant te zijn moet een verstoring de staat van instandhouding van een soort beïnvloeden. Een significante verstoring treedt op wanneer uit populatie dynamische gegevens betreffende die soort in dat gebied blijkt dat de soort het gevaar loopt, in vergelijking met de begintoestand, niet langer een levensvatbare component van de natuurlijke habitat te zullen blijven. 11.3 Gewone zeehond Het doel is behoud van de omvang en kwaliteit van het leefgebied voor uitbreiding van de populatie. Beoordeling: aanlegfase/aanvoer In de omgeving van het plangebied bevinden zich enkele ligplaatsen van gewone zeehonden. Deze ligplaatsen liggen buiten de verstoringsafstand van de werkzaamheden voor het plaatsen van de schuilvoorziening. Er kan tijdens het laden en lossen verstoring optreden van een enkel exemplaar van deze soort. Nu wordt gewerkt buiten het voortplantingsseizoen zal een dergelijke verstoring van een individueel exemplaar met zekerheid niet leiden tot een significant negatief effect. Beoordeling gebruiksfase: Uit de verstrekte informatie bij de aanvraag blijkt dat op de projectlocatie geen zeehonden voorkomen waarvoor de Waddenzee zich kwalificeert als Natura 2000-gebied. Van een aantasting van het leefgebied van gewone zeehond is derhalve geen sprake. Bezoekers van Rottumeroog en andere personen die gebruik zullen maken van de schuilvoorziening dienen allen te beschikken over een vergunning op grond van de Nb-wet 1998 voor het betreden van het gesloten gebied. In deze vergunning zijn mogelijk verstorende effecten van dit bezoek voldoende en uitputtend afgewogen. Bovendien vinden de werkzaamheden plaats buiten de periode dat gewone zeehonden jongen hebben (mei-juli) en dus het meest kwetsbaar zijn. Van een (significante) verstoring van de gewone zeehond is geen sprake. 10
Conclusie: Op basis van de objectieve gegevens kan worden uitgesloten dat het project schuilvoorziening Rottumeroog kan leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000 gebied Waddenzee 11.4 Grijze zeehond Het doel is het behoud van de omvang en kwaliteit van het leefgebied voor behoud van de populatie. Beoordeling: aanlegfase/aanvoer In de omgeving van het plangebied komen af en toe grijze zeehonden voor. Deze bevinden zich buiten de verstoringsafstand van de werkzaamheden voor het plaatsen van de schuilvoorziening. Er kan tijdens het laden en lossen verstoring optreden van een enkel exemplaar van deze soort. Nu wordt gewerkt buiten het voortplantingsseizoen zal een dergelijke verstoring van een individueel exemplaar met zekerheid niet leiden tot een significant negatief effect. Beoordeling gebruiksfase Uit de verstrekte informatie bij de aanvraag blijkt dat op de projectlocatie geen zeehonden voorkomen waarvoor de Waddenzee zich kwalificeert als Natura 2000-gebied. Van een aantasting van het leefgebied van grijze zeehond is derhalve geen sprake. Bezoekers van Rottumeroog en andere personen die gebruik zullen maken van de schuilvoorziening dienen allen te beschikken over een vergunning op grond van de Nb-wet 1998 voor het betreden van het gesloten gebied. In deze vergunning zijn mogelijk verstorende effecten van dit bezoek voldoende en uitputtend afgewogen. Conclusie: Wij zijn van mening dat op basis van de objectieve gegevens kan worden uitgesloten dat het project plaatsen schuilvoorziening Rottumeroog kan leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000 gebied Waddenzee. 12. Beoordeling resteffecten Uit de aanvraag blijkt op welke wijze de werkzaamheden zullen worden uitgevoerd. Met de gekozen werkwijze wordt zo goed mogelijk rekening gehouden met het zo mogelijk vermijden van nadelige effecten voor natuunwaarden: • Transport van en naar de projectlocatie vindt zoveel mogelijk plaats over het bestaande pad, waardoor geen aantasting van kwalificerende habitattypen plaatsvindt. • De werkzaamheden worden uitgevoerd buiten de periode dat gewone zeehonden jongen hebben (mei-juli) en dus het meest kwetsbaar zijn. • De bouw van de schuilvoorziening duurt maximaal twee weken en op Rottumeroog blijft tijdens de aanlegwerkzaamheden ruim voldoende geschikt leefgebied voor kwalificerende niet-broedvogels, terwijl buiten het vogeltrekseizoen wordt gewerkt. 13. Nadere onderzoeken Wij zijn van mening dat de aanvraag voldoende informatie bevat om op alle te beoordelen effecten en waarden een afgewogen beslissing te kunnen nemen. Verdere onderzoeken zijn ons inziens dan ook niet nodig. 14. Eindconclusie Uit de bij de aanvraag gevoegde informatie en onderliggende documenten, alsmede de overwegingen bij dit besluit volgt dat, rekening houdend met de relevante aanwijzingsgrondslagen en instandhoudingdoelstellingen, er door de aan Staatsbosbeheer onder het stellen van voorschriften te vergunnen activiteiten, geen aantasting van natuurlijke kenmerken van Natura 2000 zullen plaatsvinden. Wij zijn daarom van mening dat de gevraagde vergunning kan worden verleend, onder de in de voorschriften gestelde voorwaarden.
11