Aan de gemeente Hoorn Afdeling Stadsbeheer t.a.v. de heer J.B.P.P. van Kampen Postbus 603 1620 AR HOORN
Leeuwarden, 13 december 2006 Verzonden, Ons kenmerk Afdeling Telefoon Uw kenmerk Bijlage(n)
: : : : :
671526 Landelijk Gebied 058 - 2925997 / H. Hoekstra -
Onderwerp: Besluit van GEDEPUTEERDE STATEN VAN FRYSLÂN op een verzoek voor een vergunning op grond van ex artikel 19d Natuurbeschermingswet.
Geachte heer Van Kampen, Inhoudsopgave 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
1.
De aanvraag........................................................................................................................... 1 Wettelijk afwegingskader, provinciaal beleid en relevante jurisprudentie.............................. 2 Natura 2000-gebied, Vogelrichtlijngebied en Habitatrichtlijngebied IJsselmeer.................... 3 Zienswijze en reactie op zienswijzen ..................................................................................... 4 Coördinatie met andere procedures ...................................................................................... 6 Overwegingen ........................................................................................................................ 7 Conclusie................................................................................................................................ 9 Besluit..................................................................................................................................... 9 Voorschriften .......................................................................................................................... 9 Bezwaar ............................................................................................................................... 11 Kennisgeving........................................................................................................................ 11
De aanvraag
Bij brief van 24 juli 2006, welke door ons werd ontvangen op 27 juli 2006, verzoekt de heer Van den Berg namens de Gemeente Hoorn om een vergunning artikel 19 d van de Natuurbeschermingswet 1998 voor het storten van 50.195 m³ baggerspecie klasse 0, 1, 2 in een zandwinput (Flevoput 12A) op het IJsselmeer. Bij brief van 1 augustus 2006, kenmerk (Fle-
voland) 440610 is de ontvangst van uw verzoek bevestigd. In verband met de complexiteit van uw aanvraag heeft provincie Fryslân de afhandelingstermijn bij brief van 20 oktober 2006 (kenmerk 661814) met maximaal 13 weken verlengd (artikel 42, lid 2). Aanvrager:
Gemeente Hoorn Afdeling Stadsbeheer De heer J.B.P.P. van Kampen Postbus 603 1620 AR Hoorn (NH)
Datum aanvraag:
24 juli 2006
Natura 2000-gebied: Beschermingszones onder de Vogelrichtlijn; IJsselmeer Project/plan:
In samenwerking met Rijkswaterstaat worden door de gemeente Hoorn de Appelhaven, de Grashaven, het Julianapark, de Binnenhaven, het recreatiegebied het Schellinkhouterdijk en de sloot langs de Schellinkhouterdijk (ter hoogte van het bedrijventerrein Schelphoek) gebaggerd. Al deze wateren liggen in de gemeente Hoorn. Het uit te voeren baggerwerk betreft onderhoudsbaggerwerk. De gemeente is voornemens de vrijgekomen baggerspecie te storten in de Flevoput 12 A. De heer Van den Berg verzoekt namens de Gemeente Hoorn om een vergunning ex artikel 19 d van de Natuurbeschermingswet 1998 voor het storten van 50.195 m³ baggerspecie klasse 0, 1, 2 in een zandwinput (Flevoput 12A) in het IJsselmeer. Omdat er sprake kan zijn van mogelijk negatieve effecten op de natuurwaarden van de Speciale beschermingszone IJsselmeer is beoordeling van deze effecten in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 noodzakelijk.
2. Wettelijk afwegingskader, provinciaal beleid en relevante jurisprudentie. Het plangebied maakt onderdeel uit van het Natura-2000 gebied IJsselmeer. Het IJsselmeer is zowel aangewezen als Vogelrichtlijngebied, Wetland en ten dele als Habitatrichtlijngebied, tevens maakt het onderdeel uit van de Ecologische hoofdstructuur. Zeer recentelijk heeft de Minister van LNV het aanwijzingsbesluit tot Natura 2000-gebied gepubliceerd (27 november 2006). In de nabije toekomst zal nu een beheersplan opgesteld worden. Momenteel maken GS bij de toetsing gebruik van eerdere aanwijzingsbesluiten tot speciale beschermingszone, aanwijzingsbesluiten tot staats- of beschermd natuurmonument en voor gebieden waarvoor slechts verouderde besluiten ( voor 2000) beschikbaar zijn, aanvullende informatiebronnen over actuele natuurwaarden en voor alle gebieden van de concept-doelendocumenten die het ministerie van LNV beschikbaar heeft gesteld. Relevante Wetsartikelen en besluiten Natuurbeschermingswet 1998: Artikel 10a Artikel 19d t/m 19h Artikel 39 Artikel 41 t/m 43
Aanwijzing Natura 2000-gebieden Vergunningverlening in VHR gebieden Beroep Procedure vergunningverlening
-2-
Artikel 19d 1. Het is verboden zonder vergunning (…) projecten of andere handelingen te realiseren onderscheidenlijk te verrichten die gelet op de instandhoudingsdoelstelling de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een op grond van artikel 10a, eerste lid, aangewezen gebied of een gebied waarvan de aanwijzing als zodanig in overweging is genomen als bedoeld in artikel 12, derde lid, significant kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Zodanige projecten of andere handelingen zijn in ieder geval projecten of handelingen die de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied kunnen aantasten. Artikel 19e
a.
b.
Gedeputeerde staten houden bij het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, rekening met de gevolgen die een project of andere handeling, waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, gelet op de instandhoudingsdoelstelling kan hebben voor een op grond van artikel 10a, eerste lid, aangewezen gebied of het gebied waarvan de aanwijzing als zodanig in overweging is genomen als bedoeld in artikel 12, derde lid, en met een op grond van artikel 19a of artikel 19b vastgesteld beheersplan.
Jurisprudentie betreffende significantie Het Europese Hof van Justitie schrijft in de overwegingen bij het Kokkelarrest (62002J0127 Zaak C-127/02) over instandhoudingsdoelstellingen en significantie het volgende: Wanneer een dergelijk plan of project weliswaar gevolgen heeft voor het gebied, maar de instandhoudingsdoelstellingen daarvan niet in gevaar brengt, kan het niet worden beschouwd als een plan of project dat significante gevolgen heeft voor het betrokken gebied. Omgekeerd moet een plan of project dat de instandhoudingsdoelstellingen van het betrokken gebied in gevaar dreigt te brengen, noodzakelijkerwijs worden beschouwd als een plan of project dat significante gevolgen kan hebben voor het betrokken gebied. …. Provinciaal beleid Het IJsselmeer ligt binnen het grondgebied van drie provincies. Dit zijn de provincies NoordHolland, Flevoland en Fryslân. Hiervan heeft provincie Fryslân het grootste oppervlak aan IJsselmeer binnen de provinciegrenzen. De provincie Fryslân is dan ook het bevoegd gezag in het kader van de Natuurbeschermingswet (art.2.1). Omdat de activiteit zal plaatsvinden binnen de provincie Flevoland, wordt de vergunningsprocedure behandeld en voorbereid door de provincie Flevoland. De onderhavige aanvraag zou van invloed kunnen zijn op de instandhoudingsdoelstellingen voor het IJsselmeer. De aangewezen vogelsoorten in dit gebied eten met name driehoeksmosselen, waterplanten of vis. Het storten van baggerspecie in de Flevoput 12A zou van invloed kunnen zijn op deze voedselbronnen en daarmee bestaat er kans op negatieve effecten op deze instandhoudingsdoelstellingen. 3. Natura 2000-gebied, Vogelrichtlijngebied en Habitatrichtlijngebied IJsselmeer Bij besluit van 24 maart 2000 is het IJsselmeer aangewezen als speciale beschermingszone in de zin van artikel 4, eerste en tweede lid, van de Vogelrichtlijn, richtlijn 79/409/EEG van de
-3-
Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand. Het IJsselmeer is aangewezen als SBZ onder de Vogelrichtlijn vanwege de aanwezigheid van een uitgestrekt zoetwatermeer met plaatselijk moerassige oeverzones dat als geheel het leefgebied vormt van een aantal in artikel 4 van de Richtlijn bedoelde vogelsoorten. Het is een watergebied dat het leefgebied vormt van soorten van Bijlage 1 van de Vogelrichtlijn (art. 4.1) en tevens fungeert als broed-, rui-, overwinteringsgebied en rustplaats in de trekzone van de andere trekvogelsoorten (art. 4.2) Het onderhavige gebied is tevens aangewezen als watergebied van internationale betekenis onder de Wetlands-Conventie vanwege het voorkomen van planten- en /of diersoorten in een gevoelig deel van hun levenscyclus en het voorkomen van belangrijke aantallen watervogels. Volgens het besluit van het ministerie van LNV van 24 maart 2000 (N/2000/333) zijn de kwalificerende soorten voor het gebied: Porseleinhoen, Kemphaan, Visdief en Aalscholver (als broedvogel), Fuut, Lepelaar, Kleine zwaan, Kleine rietgans, Kolgans Grauwe gans, Brandgans, Smient, Krakeend, Slobeend, Tafeleend, Kuifeend, Toppereend, Nonnetje, Grutto, Wulp, Reuzenstern, Zwarte stern en Grote zaagbek. Overige soorten van belang zijn: Roerdomp, Bontbekplevier, Snor, Rietzanger en Bruine Kiekendief (als broedvogel) en verder Kleine zilverreiger, Bergeend, Wintertaling, Wilde eend, Pijlstaart, Brilduiker, Slechtvalk, Meerkoet, Scholekster, Kluut en Dwergmeeuw. De Friese IJsselmeerkust is aangewezen als SBZ in het kader van Habitatrichtlijn. Het gebied bestaat met name uit buitendijkse terreinen en wateren bestaande uit ondiep water, kale- en begroeide zandplaten, moerassen, laag gelegen graslanden en klifkusten. In dit gebied komen twee beschermde habitattypen voor: overgangs- en trilveen en voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland en montane en alpiene zones. Er zijn vijf beschermde soorten aangewezen, dit zijn: Bittervoorn, Rivierdonderpad, Meervleermuis, Noordse woelmuis (prioritaire soort) en Groenknolorchis. Op 27 november 2006 heeft de minister van LNV het ontwerp aanwijzingsbesluit gepubliceerd voor het Natura 2000-gebied IJsselmeer. Door de aanwijzing vormen de bovenstaande gebieden gezamenlijk het Natura 2000-gebied IJsselmeer. In de aanwijzing zijn doelstellingen opgenomen ten aanzien van de instandhouding van leefgebieden van vogelsoorten dan wel doelstellingen ten aanzien van de instandhouding van natuurlijke habitats of populaties van de in het wild levende dier- en plantensoorten. 4. Zienswijze en reactie op zienswijzen De procedure is uitgevoerd in overeenstemming met hoofdstuk VIII van de Natuurbeschermingswet 1998 en de daarvoor relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht. Naar aanleiding van deze aanvraag hebben wij op grond van artikel 44, lid 3 van de Natuurbeschermingswet 1998, het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Lelystad in de gelegenheid gesteld, binnen acht weken na de op de ontvangstbevestiging vermelde datum, haar zienswijze naar voren te brengen. Daarnaast zijn op grond van artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht Rijkswaterstaat IJsselmeergebied, de gemeenten Urk, Noordoostpolder en Wieringermeer, Vogelbescherming Nederland, Staatsbosbeheer, Stichting Verantwoord Beheer IJsselmeergebied, Sport-
-4-
visserij Nederland en de Nederlandse Vissersbond IJsselmeer binnen acht weken na de op de ontvangstbevestiging vermelde datum in de gelegenheid gesteld tot het indienen van een zienswijze op de ingediende aanvraag. Er is een zienswijze van de Sportvisserij Nederland ontvangen. Zij zijn van mening dat de kwaliteit van het leefmilieu van de snoekbaars verslechtert, onder meer omdat het talud minder grillig wordt, omdat harde bodem verdwijnt en omdat de gemiddelde waterdiepte vermindert. Daarnaast moet de relatie tussen vervuild slib van klasse 2 en de bio-accumulatie in consumptievis worden onderzocht voordat het slib in een open systeem gestort wordt, aangezien sportvissers snoekbaars, baars en aal consumeren. De Sportvisserij Nederland is van mening dat waterbeheerders en provincies eerst beleid dienen te formuleren ten aanzien van het storten van slib in de diepe putten. Dit om te voorkomen dat alle diepe putten op termijn zullen verdwijnen. Hierin dienen ecologische, economische en recreatieve aspecten van vis en visserij meegewogen te worden.Tenslotte is de Sportvisserij van mening dat er minder risicovolle alternatieven zijn voor het storten van bagger van deze klasse zoals het indikken van het slib om het te verwerken in nog aan te leggen natuurgebieden langs de IJsselmeerkust. Reactie: De provincie heeft een afweging gemaakt op basis van de Natuurbeschermingswet 1998. Hierin zijn de eventuele negatieve effecten door middel van een verslechterings/verstoringstoets aan de instandhoudingsdoelstellingen van het IJsselmeer getoetst. Eventuele negatieve effecten op het leefmilieu van de snoekbaars maken hier geen onderdeel van uit omdat deze vissoort geen kwalificerende soort is voor het IJsselmeergebied. Daarnaast is de volwassen Snoekbaars, in tegenstelling tot de Spiering, geen prooivis voor kwalificerende vogelsoorten. Er is een zienswijze van de Stichting verantwoord beheer IJsselmeer ontvangen. De stichting adviseert om de voorwaarden die in een bijlage zijn opgenomen; Verslag van de discussie over baggerstort in diepe putten, Stichting Reinwater, 5 april 2005. mee te nemen als richtlijn waaraan de aanvrager moet voldoen. Het verslag toont het resultaat van een dialoog tussen vertegenwoordigers van milieu- en natuurorganisaties en vertegenwoordigers van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Alle aanwezigen stonden open voor een ‘ja mits/ nee, tenzij ‘benadering van het storten van bagger in diepe putten. De optie ‘ja, mits’ komt echter pas in beeld nadat alle verwerkingsmogelijkheden benut zijn en alternatieven en locatiekeuze goed bestudeerd zijn. De zienswijze gaat niet specifiek in op onderhavige vergunningaanvraag. Reactie: Er is door de provincie een zorgvuldige afweging gemaakt. Op basis van de ontvangen informatie is binnen de kaders van de Natuurbeschermingswet geconcludeerd dat op basis van een verslechterings/verstoringstoets vergunning verleend kan worden. Er is een zienswijze van Rijkswaterstaat (RWS) IJsselmeergebied ontvangen, RWS geeft aan dat de verwachte effecten op visetende watervogels niet merkbaar zullen zijn vanwege de beperkte schaal van de werkzaamheden. Met het oog op tijdelijke effecten op vogels en op het ecosysteem in bredere zin ziet RWS-IJG geen problemen. De schaal en aard van de werkzaamheden zijn beperkt en er loopt een scheepvaartroute door het gebied. Daarnaast geven zij aan dat de wijze van storting in lijn is met de aanbevelingen van RWS-RIZA (niet verder opvullen dan 10-15 m diepte) inclusief het zogenaamde reliëf stortingsprincipe. RWSIJG wil graag ervaring opdoen met zgn. reliëfstorting, RWS legt daarom nu de nulsituatie vast om deze na de storting weer in kaart te brengen. Reactie: de provincie kan zich vinden in de door Rijkswaterstaat gehanteerde uitgangspunten en zal deze bij de afweging betrekken.
-5-
Dosco baggerwerken, heeft als aannemer die het werk gaat uitvoeren gevraagd om een verruiming van de storttijden. Vanwege de lange vaartijd en de wachttijd in de sluizen van Enkhuizen is het niet mogelijk om voor 20.00 uur de baggerspecie te lozen. Reactie: De Flevoput is voornamelijk van belang voor visetende watervogels en niet voor rustende watervogels. Visetende watervogels zoals Nonnetje, Aalscholver, Middelste Zaagbek, Grote Zaagbek en Fuut gebruiken het daglicht om te jagen op kleine vissen. De rusttijden zijn voornamelijk ’s nachts in oeverzones of in de luwte van dijken, havens of strekdammen. Het ’s nachts storten van baggerspecie zal geen extra negatieve effecten hebben op vogels waarvoor het IJsselmeer een instandhoudingsdoelstelling heeft. Daarom worden er geen voorwaarden in de vergunning opgenomen die beperkingen stellen aan de storttijden. Het storten van de baggerspecie mag 24 uur per dag plaatsvinden Er is een zienswijze van de Gemeente Lelystad ontvangen waarin zij aangeven dat de maximale verontdieping voldoende waarborg geeft voor het voortbestaan van de populatie spiering en daarmee voor het veiligstellen van de populatie spieringeters conform de instandhoudingsdoelen. De gemeente vraagt aandacht om de vertroebeling van water door het storten zo beperkt mogelijk te houden om het voorbestaand van driehoeksmosselen aan de randen van de punt niet in gevaar te brengen. De gemeente gaat er van uit dat er geen significante negatieve gevolgend zullen ontstaand voor de instandhoudingsdoelen van het IJsselmeer. Reactie: Om de vertroebeling van het water tegen te gaan zijn voorschriften in de Wvovergunning opgenomen. Vogelbescherming Nederland heeft laten weten geen aanleiding te zien om een zienswijze in te dienen. Staatsbosbeheer heeft laten weten geen gebruik te maken het verzoek om een zienswijze in te dienen. De gemeente Wieringen heeft aangegeven inhoudelijk geen opmerkingen te hebben. De Gemeente Noordoostpolder heeft te kennen gegeven er vanuit te gaan dat er een zorgvuldige afweging plaats vindt. De gemeente Urk heeft laten weten geen gebruik te maken het verzoek om een zienswijze in te dienen. De Nederlandse Vissersbond heeft telefonisch laten weten geen bezwaar tegen het afgeven van de vergunning te hebben. 5. Coördinatie met andere procedures De aanvraag heeft betrekking op activiteiten waarop ook andere wetgeving van toepassing is. De aanvrager is tevens een vergunningsprocedure vergunningprocedure ingevolge de Wet bodembescherming-,de Wet beheer rijkswaterstaatswerken en de Wet verontreiniging oppervlaktewater gestart. De vergunning aanvrager heeft een Wvo-vergunning van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat ontvangen (ref.nr. 5316) waarin voorschriften zijn opgenomen over de aard, kwaliteit en hoeveelheid baggerspecie In de Wvo-vergunning is aangegeven dat aan de waterkwali-
-6-
teitsdoelstellingen voor drinkwater, zwemwater en water voor karperachtigen wordt voldaan. Tevens zijn voorschriften opgenomen om verspreiding en vertroebeling door zwevende stof tot een minimum te beperken. In de voorschriften zijn beperkingen opgelegd over het gehalte onopgeloste bestanddelen buiten een straal van 100 m van de stortlocatie. Tevens zijn er voorschriften opgenomen in relatie tot een maximum windkracht waarbij nog gestort mag worden. 6. Overwegingen De voorgenomen activiteit De gemeente Hoorn is voornemens 50.195 m³ baggerspecie van klasse 0, 1, 2 in een zandwinput (Flevoput 12A) op het IJsselmeer te bergen. De baggerspecie wordt in Hoorn geladen in onderlossers met een inhoud van ongeveer 1000 m³. Door een duwboot worden de onderlossers naar de stortlocatie geduwd. De bakken worden direct vanuit de beun gelost door de lossers aan de onderzijde te openen. Het stortproces duurt 1 à 2 minuten. Per dag worden gemiddeld 1 à 2 onderlossers gelost, gedurende de periode december 2006 tot maart 2007. De stortlocatie is vastgesteld op x=162.246; y=510.619, in een straal van 100 meter rondom de stortlocatie varieert de diepte tussen de 14 en 20 meter diepte. Mogelijke negatieve effecten van de activiteit. Als gevolg van het storten van baggerspecie in de Flevoput kunnen meerdere effecten optreden. a. De diepte van de put wordt verkleind door het storten van de baggerspecie, b. Een gedeelte van het bodemreliëf wordt weggenomen door de ontwikkeling. c. Het storten kan resulteren in het verstoren, verkleinen en het (gedeeltelijk) wegnemen van voor kleine vissen ecologische belangrijk schuilmogelijkheden. d. Tevens zal als gevolg van het varen met de baggerschepen verstoring van rustende en foeragerende watervogels langs de vaarroute en bij de Flevoput optreden. e. Door het storten treedt een tijdelijke verandering op van het doorzicht van het water door een tijdelijke toename van het zwevend stof gehalte. Dit effect kan gevolgen hebben op duikende visetende watervogels. f. Er kunnen effecten optreden op de werking van de Flevoput als natuurlijke slibval. Toetsing aan de instandhoudingsdoelstellingen; Wij stellen vast dat uw voorgenomen activiteit in potentie de natuurlijke kenmerken van het IJsselmeer zou kunnen aantasten. De voorgenomen handelingen zijn in potentie schadelijk en/ of verstorend voor kwalificerende vogelsoorten. De onderhavige aanvraag zou daarom van invloed kunnen zijn op de instandhoudingsdoelstellingen van het IJsselmeer. Vogels die voor het gebied zijn aangewezen rusten in het IJsselmeer en foerageren op driehoeksmosselen, waterplanten en/of vis. Het storten van baggerspecie in de Flevoput 12A zou van invloed kunnen zijn op deze voedselbronnen en dan bestaat de kans op een significant negatief effect op vooral visetende watervogels. Het rapport Bergen van baggerspecie in Flevoput 12A. Gevolgen voor vogels? (Rijn et al, RIZA 2004:076X) overweegt ten aanzien van diepe putten; “Diepe putten hebben in het IJsselmeer een zeer speciale betekenis voor het ecologisch functioneren van het meer, In de winter blijken vooral kleinere vissoorten langs de randen van de putten in de diepteklassen tussen 8-12 m te overwinteren om predatie door roofvis en watervogels zoveel mogelijk te minimaliseren. Naast foerageergebied voor visetende watervogels fungeren zandwinputten ook als natuurlijke slibval ”
-7-
ad a. De ecologisch belangrijke zone voor vissen tussen de 8-12 m waterdiepte wordt niet permanent aangetast door de beoogde werkwijze. De zone wordt weliswaar verkleind maar niet in het traject tussen de 8-12 meter aangezien de baggerspecie dieper dan 15m gestort wordt. ad b. Om het onderwaterreliëf zoveel mogelijk te behouden zal de baggerspecie op een aantal dezelfde locaties worden gestort. Hierdoor ontstaat een geaccidenteerde waterbodem met toppen en dalen. Incidenteel kan een gevormde top boven de 15 m diepte komen, een top zal maximaal tot 13 m waterdiepte komen. De voor vissen ecologische belangrijke waterdiepte blijft hiermee onaangetast. ad. c. Het reliëf op de waterbodem zorgt voor extra schuilmogelijkheden voor vissen. Het storten van de baggerspecie zal een tijdelijke verstoring vormen voor vissen en vogels. Significant negatieve effecten op kwalificerende watervogels worden uitgesloten aangezien de belangrijke ecologische zone voor de prooivissen van deze vogels niet permanent wordt aangetast. ad d. Met name in de wintermaanden wordt het IJsselmeer als rust- en foerageergebied gebruikt door watervogels. De stortlocatie bevindt zich naast een drukke vaarroute waar veel scheepvaartbewegingen plaatsvinden. Jaarlijks vinden circa 30.000 vaarbewegingen (alleen beroepsvaart) plaats in de Houtribsluizen; dit komt overeen met 500 à 600 schepen per week. Per dag zal een beperkt aantal baggerspecie (1 à 2 per dag) stortingen plaatsvinden boven de Flevoput 12A. De beunschepen zijn slechts enkele minuten boven de stortlocatie aanwezig waardoor de verstoring zeer beperkt blijft. Significant negatieve effecten op kwalificerende rustende watervogels door de extra vaarbewegingen in IJsselmeer kunnen worden uitgesloten gezien het geringe aantal extra vaarbewegingen. Gedurende het hele jaar zijn vissen en vogels aanwezig op de stortlocatie. De verstoring als gevolg van de activiteiten op de stortlocatie zijn beperkt in omvang en tijd ten opzichte van het totale leefgebied van visetende watervogels (90-95 % zones). Visetende watervogels die het gebied in de winter bezoeken zijn niet afhankelijk van de stortlocatie. (expert judgement M. Roos, RIZA) Er zijn als gevolg van het storten van baggerspecie in de Flevoput 12A wel beperkte negatieve effecten te verwachten door verstoring, echter significant negatieve effecten worden uitgesloten. Aalscholvers uit nabijgelegen kolonies beginnen in maart met het groot brengen van jongen, gedurende deze periode is een efficiënte foerageermethode van groot belang. Om eventuele negatieve effecten op foeragerende Aalscholvers in Flevoput 12 A uit te sluiten ( worst case scenario) wordt het storten van baggerspecie voor 15 maart 2007 afgerond. ad e. Tijdens het storten van specie treedt stortverlies op waardoor zwevend stof in het water terechtkomt. Baggerspecie kan eveneens door erosie buiten een put terechtkomen. Het totale stortverlies is het stortverlies dat optreedt bij het bergen van baggerspecie in de put en het stortverlies als gevolg van erosie (Eenhoorn et al. 2000 uit RIZA 2004.076X). Stortverliezen bij dieptes groter dan 7 meter zijn door deze oorzaken gering of verwaarloosbaar (RIZA 2004.076X). Daarnaast zijn in de Wvovergunning voorschriften opgenomen om het zwevend stof gehalte te beperken. Het storten van baggerspecie zal een tijdelijk verstorend effect hebben op vissen, significant negatieve effecten op visetende watervogels als gevolg van deze tijdelijk verstorende effecten zijn onder meer vanwege de grote stort diepte, en de aanvullende voorschriften uitgesloten. ad. f. Het storten van 50.195 m ³ baggerspecie in de Flevoput is in verhouding met de totale inhoud van de Flevoput een zeer beperkte hoeveelheid. Een beperkt gedeelte van de put wordt maximaal opgevuld tot 15 meter waterdiepte. Effecten op de natuurlijke werking van de Flevoput als natuurlijk slibvang bij de voorgestelde werkwijze zijn niet -8-
te verwachten aangezien de totale inhoud van de Flevoput veel groter is. Significante negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van het IJsselmeer als gevolg van veranderingen in de natuurlijke werking van de Flevoput als slibvang zijn uitgesloten. 7. Conclusie Gelet op het bovenstaande zijn wij van mening dat de voorgenomen activiteit als vergunningplichtig op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 moet worden gezien. Gezien de door initiatiefnemer voorgestelde werkwijze is het uitgesloten dat de voorgenomen activiteit significante gevolgen heeft voor de speciale beschermingszone waardoor er geen passende beoordeling behoeft plaats te vinden. Als gevolg van het storten van 50.195 m³ baggerspecie in Flevoput 12A zijn significante negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000- gebied uitgesloten. De verstoring / verslechtering is van tijdelijke aard en van beperkte omvang en wordt door de voorgestelde werkwijze tot een minimum beperkt. Negatieve effecten worden zo veel mogelijk met mitigerende maatregelen beperkt. Door het stellen van voorschiften (paragraaf 9) kunnen mogelijke verslechterings- en verstoringseffecten tot een minimum worden beperkt. Gelet op het bovenstaande concluderen wij in overeenstemming met Gedeputeerde Staten van Flevoland dat de gevraagde vergunning onder voorwaarden, kan worden verleend. 8. Besluit Gedeputeerde Staten van Fryslân; HEBBEN in overeenstemming met Gedeputeerde Staten van Flevoland BESLOTEN om op grond van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998, vergunning te verlenen aan: De Gemeente Hoorn voor het storten van 50.195 m³ baggerspecie in Flevoput 12A. 9. Voorschriften Aan deze vergunning zijn de volgende voorschriften verbonden: Algemene voorwaarden 1. Aanwijzingen door of namens ons college dienen strikt te worden nageleefd. Specifieke voorwaarden 2. De baggerspecie wordt gestort in delen van de Flevoput 12A die dieper zijn dan 15 m. 3. De baggerspecie wordt niet egaal over de stortlocatie verspreid. De baggerspecie wordt op een aantal vaste punten gestort. Hierdoor zullen er pieken en dalen ontstaan op de bodem. Hierbij zullen de toppen die ontstaan niet boven de 13 m waterdiepte uitkomen.
-9-
4. Het storten van baggerspecie in de Flevoput 12A wordt voor 15 maart 2007 beëindigd. 5. Voordat er bagger in de Flevoput 12A wordt gestort, wordt een exacte plaatsbepaling van de stortlocatie aan de provincie Fryslân en in afschrift aan de provincie Flevoland gestuurd. 6. Tijdens en na het storten van de baggerspecie wordt gedurende een jaar d.m.v. steekproeven gemonitoord welke en hoeveel vogels gebruik maken van Flevoput 12A. 7. Voor 31 december 2008 ontvangen de GS van Flevoland en Fryslân de resultaten van de reliëfstorting van RWS-IJG. Er wordt inzicht gegeven in de nieuwe waterdiepte op de stortlocatie. 8. De te storten baggerspecie mag alleen bestaan uit de klassen 0, 1 en 2. 9. Wij wijze er met nadruk op dat het storten van baggerspecie in Flevoput 12A zonder de daartoe vereiste vergunning, of handelen in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften, krachtens artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 verboden is. Het niet voldoen aan de vergunningvoorschriften kan leiden tot intrekking van de vergunning. Afschriften van dit besluit worden toegezonden aan Vogelbescherming Nederland, Staatsbosbeheer Deventer, Sportvisserij Nederland, de Nederlandse Vissersbond, colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Lelystad, Noordoostpolder, Wieringen en Urk, Stichting VBIJ, Rijkswaterstaat, Dosco BV en de minister van LNV. Hoogachtend, namens Gedeputeerde Staten van Fryslân,
Mevrouw W. Hulshoff, Afdelingshoofd Landelijk Gebied.
- 10 -
10. Bezwaar Degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, kan tegen dit besluit binnen zes (6) weken na de verzending daarvan een bezwaarschrift indienen bij gedeputeerde staten, postbus 20120, 8900 HM Leeuwarden. Het bezwaarschrift moet worden ondertekend en moet tenminste bevatten: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht; d. de gronden van het bezwaar. 11. Kennisgeving Van dit besluit zal, conform artikel 42, lid 3, van de Natuurbeschermingswet 1998 door ons kennis worden gegeven middels publicatie in Almere Vandaag en de Flevopost.
- 11 -