Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Postbus 90801 2509 LV Den Haag
Betmft: verzoek op grond van artikel 10 van de Wet verplichte deelneming in een
bedrijfetakpensioenfonds 2000 tot wijziging van de verplldttstelling Breda, 6 november 2014
Hooggeachte heer Asscher,
Namens de KonInWiJIce Vereniging van Handelaren in Bouvrtnaterialen in Nedertand en de vakbonden CNV, FNV en 0e Unie "ontvangt u hierbij een verzoek tot wIJzIgInB van een bestaande verplichtsteliing. Het betïe»t de iiuldfge verpllchtstelüng tot deelneming in de Söctiöng Bedrtjfttakpensioenlbnds v<»r de Handel in Bouwmaterialen, zo^die laatstelijk is vastgesteld blJ besluit van 16 september 2008, Stcrt 2008, nr. 182. ToetichOng verzoek De wijziging betreft de vertioging van de pensioenleeftijd van 65 naar 67 Jaar. Dft ranform de Wet vertioging AOW- en pensUtóni1<*tleeftlJd en de brl^ van de staatssecretaris van 17 januari 2013 aan de Eerste Kamer {Kamerstuldcm 12012-2013,33 290, nr, N). RepresantaUviteltstsoets Uiteraard hebben wij ook de vereiste nepresentati\^taltsasjets ultgevoertl. De mate van representativiteit hierbij bedraagt 72,16%. Deze toets alanede het voorstel tot wijziging van de huidige verpiichtsteiling treft u als bijlagen bij deze brief aan. Hierbij verzoeken wij u dan ook over te gaan tot wijziging van huidige verpllditstelllng ojnform het bijgevoegde voorstel. I^et vriendelijke groet,
Kcmlnjdijke^eri^
Postedres Postbus 45 4840 AA Prinsenbeek
in Bouwmaterialen In Nederland
www.bpfhibin.nl Rekeningnummer: NL88 RABO 0128 5606 22 BiCnummer: RAB0NL2U
KvK numnièr: 41197852 BW-nummer; NL 800374S61801
CNV Dienstenbond
Bijlagen l. USB-söck met een digitale tekst van de Intsgrate omsdirflving vah de werkingssfeer van tfe verpücWstelllng zoals deze Iramt te lulden na de gewenste wijziging. 2. Een op papier geprtnte versie van de digitale tekst In viervoud. 3. Een opgave van de repfBsentaövtteltsgegevens en een toelichting op de wtjze van de verzameling ervan. Bestuunsbureau Bpf HlBlN Mevrouw V.E. Roelandt Posbus 45 4840 AA Prinsenbeek 076- 76 40 S42 06- 42 04 87 17 Koninklijke Hibin
De heer mr. J.M. Breunesse
westeinde 6,1334 BK Almere-Bulten l>0!rtbus 1634, 1300 BP Almere088-4424600 / 0620498468
Posticus 45 4840 AA PnnsenbeeK
www.bpfh ibiii.nl Rekeninfinumroer; NL88 RABO 0128 5606 22 BIC-nummer: RAB0NL2U
KvK-nummer: 4:1197852 BTW-nummer: NL 800374861801
IHiBiN
STICHTING BEDRIJFSTAK PENSIOEN FONDS VOOR DE HANDEL IN B O U W M A T E R I A L E N
Opgave representativiteitsgegevens (peildatum 1 januari 2014) ten beiioeve van iiet bedrijfstaltpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen (Bpf HiBiN) Totaal aantal werkgevers in de bedrijfstak (volgens de in de verplichtstelling gehanteerde definitie)
643
(1)
Het aantal bij de werkgeversorganisatie HIBIN aangesloten Bedrijven
223
(2)
Totaal aantal werknemers in de bedrijfstak (volgens de in de verplichtstelling gehanteerde definitie)
10.517 (3)
Aantal werknemers in dienst bij de bij de werkgeversorganisatie HIBIN aangesloten werkgevers
7.589
(3)
Mate van representativiteit: 7.589/:10.517 = 0,72159-> 72,16% Toelichting (1) Deze aantallen zijn gebaseerd op de registratie door de administrateur, Syntrus Achmea Pensioenbeheer, van Bpf HiBiN. De aantallen zoals hierboven genoemd zijn de aantallen zoals gemeten in de pensioenadministratie van het fonds per 1 januari 2014. Uit het aangeleverde bestand door de administrateur blijkt dat er 643 werkgevers zijn aangesloten volgens de in de verplichtstelling gehanteerde definitie, dus inclusief de ged ispense^erde werkgevers. (2) Binnen het bestand van Bpf HiBiN zijn de bij de werkgeversorganisatie HIBIN aangesloten bedrijven bekend. Behoudends de drie gedispenseerde bedrijven, zijn alle bij de werkgeversorganisatie HIBIN aangesloten bedrijven ook aangesloten bij Bpf HiBiN. Beide administraties - dus van het pensioenfonds en van de werkgeversorganisatie HIBIN zijn met elkaar vergeleken: Deze vergelijking van de beide administraties is handmatig uitgevoerd door de werkgeversorganisatie HIBIN. (3) Op grond van de administratie van Bpf HiBiN is het totaal aantal werknemers dat deelneemt aan dé bedrijfstakpensioenregeling inclusief de werknemers werkzaam bij een drietal gedispenseerde bedrijven 10.517. Dit aantal omvat alleen werknemers op wie de verplichtstelling van toepassing is, te. weten werknemers tussen de 21 jaar en 64 jaar conform het door u gevraagde in de checklist. Ook bij de bepaling van het aantal werknemers in dienst bij de bij de werkgeversprganisatie HIBIN aangesloten werkgevers is rekening gehouden met werknemers tussen de 21 jaar en 64 jaar. ' (4) Volgens opgave van onze administrateur zijn per 1 januari 13 bedrijven vrijwillig aangesloten met in totaal 284 werknemers. Deze werknemers zijn in de telling voor deze representativiteitstoets niet meegenomen. Gontactgegevens Bestuursbureau Bpf HiBiN Mevrouw V.E. Roelandt Postbus 45 4840 AA Prinsenbeek 076-76 40 542
06- 42 04 87 17
Koninklijke Hibin De heer mr. J.M. Breunesse Westeinde 6, 1334 BK Almere-Buiten Postbus 1634, 1300 BP Almere : 088-4424600/0620498468
'
I. Wijzigt zijn besluit van 28 juni 1958, nr. 3269, Stcrt. 1958, nr. 123 (laatstelijk gewijzigd bij besluit van 16 september 2008, Stcrt. 2008, nr. 182) waarin werd overgegaan tot het verplicht stellen van de deelneming in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voorde handel in Bouwmaterialen. De deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds is na wijziging verplicht gesteld voor: "I.A. werknemers werkzaam bij een door een natuurlijke- of rechtspersoon gedreven in Nederland gevestigde onderneming of afdeling daarvan welke zich uitsluitend of in hoofdzaak bezig houdt met de groothandel in bouwmaterialen en aanverwante artikelen, met dien verstande dat: a. de omzet van bouwmaterialen ten minste 1/3 van de totale handelsomzet van de onderneming of afdeling daarvan moet bedragen; b. voor werknemers die geboren zijn vóór 1 januari 1950 de deelneming is verplichtgesteld vanaf de eerst dag van de maand waarin de 21-jarige leeftijd wordt bereikt en tot de eerste dag van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt; c. voor werknemers die geboren zijn op of na 1 januari 1950 de deelneming is verplichtgesteld vanaf de eerst dag van de maand waarin de 21-jarige leeftijd wordt bereikt en tot de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de 67-jarige leeftijd wordt bereikt; 1. onder groothandel wordt verstaan de bedrijfsuitoefening waarbij de onderneming voor eigen rekening en risico goederen betrekt, naar behoefte in voorraad houdt en verkoopt aan bedrijfsmatige verbruikers c.q. verwerkers, dan wel groot- of kleinhandelaren; deze goederen kunnen worden verkocht in dezelfde staat of na in de groothandel gebruikelijke installatie, verwerking, behandeling of verpakking: daarbij wordt onder bedrijfsmatige verbruiken of verwerken verstaan het gebruik als input van te leveren goederen en/of diensten; 2. onder in hoofdzaak wordt verstaan: a. een onderneming of afdeling daarvan wordt geacht zich in hoofdzaak bezig te houden met groothandel in bouwmaterialen en aanverwante artikelen Indien het daarbij betrokken percentage werkuren hoger is dan 50; b. in het geval het niet mogelijk is te bepalen dat het onder a. bedoelde percentage hoger is dan 50 zal de omzet in bouwmaterialen en aanverwante artikelen bepalend zijn; Indien deze omzet 2/3 of meer bedraagt van de totale omzet van de onderneming of afdeling daarvan wordt de onderneming of afdeling daarvan geacht zich in hoofdzaak bezig te houden met de handel in bouwmaterialen en aanverwante artikelen; c. indien de omzet in bouwmaterialen en aanverwante artikelen minder bedraagt dan 2/3 van de totale omzet van de onderneming of afdeling daarvan wordt de onderneming of afdeling daarvan eveneens geacht zich in hoofdzaak bezig te houden met de handel in bouwmaterialen en aanverwante artikelen voorzover niet de verplichtstelling van een ander reeds bestaand bedrijfstakpensioenfonds van toepassing is: A. onder bouwmaterialen wordt verstaan:
1. grove bouwmaterialen - grof bouw-aardewerk, bijvoorbeeld: straatsteen, metselsteen, lateien e.d.; vloerelementen; vuurvaste steen; dakpannen en hulpstukken; plavuizen; kannen-, gres- en draineerbuizen; schoorsteenblokken, -elementen en -potten; steengaas; zuurvast- en gresmateriaal voor trap-, raam- en gevelbekleding; stalartikelen; gres- en dergelijk bouwaardewerk; - de voor metselsteen ontwikkelde alternatieven in de vorm van blokken, platen, elementen en dergelijke; cement- en betonwaren, bijvoorbeeld: tegels; dakpannen en hulpstukken; buizen; putten en ringen; roosters; prefabvloeren en elementen e.d.; gasbetonartikelen; sierbeton; 2. afbouwmaterialen - fijn bouwaardewerk, bijvoorbeeld: wand- en vloertegels; splijttegels; badceltegels en -stenen; raamdorpelstenen; muur-, gevel- en balkonafdekstenen; vloer- en wandplaten; verglaasd en onverglaasd fijn bouwaardewerk; mozaïekwerk; natuursteen, bijvoorbeeld: basalt-, kwartsiet- en leisteentegels; daklelen, kalksteen (w.o. travertintegels, -platen), hardsteen, marmer, zandsteen (flagstones voor tuinen), tufsteen, serpetinoplaten; 3. bouwmaterialen bouwplaten gebonden met gips, cement, kalk of magnesiet, bijvoorbeeld: gipskartonplaten, gipsplaten; asbestcementplaten; houtwolcementplaten; vlasvezel platen; vlasvezelcementplaten; houtspaancementplaten; houtwolmagnesietplaten; - andere bouwplaten, bijvoorbeeld: kunstharsgebonden houtwolplaten; stroplaten; rietplaten; spaanplaten; hard- en zachtboard; meubelplaten; triplex; stalen vloer-, wand-, gevel- en dakplaten; 4. isolatiematerialen in de vorm van platen, dekens, schalen, korrels enz.; 5. kunststoffen in de vorm van foliën, schuimen, buizen, goten, platen, diversen (w.o. koepels lichtstraten, ontluchtingskappen); 6. bindmiddelen, mortels en morteltoeslagen, bijvoorbeeld: - cement en verder al die bindmiddelen welke met de naam "cement" op de Nederlandse markt worden gebracht, zoals: aluminiumcement, marmercement, bitumineuze cement, metaalcement, vuurvaste species; kalk: kluitkalk, poederkaik, schelpkalk, schelpkalkbloem, gebluste of gegoten kalk, carbidkalk, traskalk en dergelijke kalksoorten en mengsels; gips: stucadoorgips, model- of vormgips en dergelijke soorten; mortels: cementmortels, betonmortels, kalkmortels, kant en klaar mortels, kunsthars- en andere mortels; morteltoeslagen: natuur- en kunstpuzzolanen, tras, kieselguhr, hoogovenslakkenmeel, baksteenpoeders en dergelijke;
-
gebroken basalt, porfiersplit, gebroken grint, bims, metsel- en betonzand; vormzand, grint, grintzand, filtergrint en dergelijke.
7. chemische preparaten zoals vochtwerende en waterdichte preparaten; verhardingsmiddelen en kleurmiddelen voor cement- en betonmortels; plastificeerders, versnellers en vertragers; ontkistingsmiddelen; brandwerende middelen; houtbeschermings(conserverings)middelen; bescherming tegen corrosie van metalen; zuurvaste kitten; 8. diverse bouwmaterialen zoals: glazen bouwstenen en tegels; glasmozaïek en dergelijke; produkten voor de afwerking van wanden; plafond-, wanden vloersystemen, niet eerder genoemd; ribbenstrek; (plat-) dakbedekkingsmaterialen en hulpstoffen; B. Onder aanverwante artikelen wordt verstaan: - gereed- of halfprodukten voor de bouw, zoals: ramen, kozijnen en vensters; binnen- en buitendeuren; garagedeuren; - openhaarden en bijbehorende materialen alsmede accessoires; - sanitaire produkten, zoals: wastafels, closetpotten, douchebakken, baden, scheidingswanden en andere accessoires behorende bij sanitaire inrichtingen; inbouwkeukens, losse keukenkasten en -blokken met bijbehorende inbouwapparatuur; - gereedschappen die nodig zijn voor het aanbrengen of samenvoegen van bouwmaterialen en aanverwante artikelen; materialen die kunnen dienen als afscheiding tussen woningen of als windkering; het deelnemen in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen niet verplicht te stellen voor werknemers in hun hoedanigheid van bestuurders van naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid." I I . Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK 5
l «
II
ff/
versie d.d. 17/24-11-2014 KK/CG/MT/CDO akten\afschriften\af2014\74687832.bstb3
Akte van statutenwijziging van "Stichting Bedriifstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen"
Op vijfentwintig november tweeduizendveertien verschijnt voor mij, mr. drs. Cornells JohannesGroffen, notaris met plaats van vestiging te Amsterdam: mr. Cornells Jan Kraalveld, kandidaat-notaris, werkzaam ten kantore van de naamloze vennootschap: De Brauw Blackstone Westbroek N.V., statutair gevestigd te Amsterdam, met adres: 1082 MD Amsterdam, Claude Debussylaan 80, geboren te Haatten op zeventien oktobernegentienhonderdzestig, te dezen handelend als schriftelijk gevolmachtigde van het bestuur van na te noemen stichting. De comparant, handelend als gemeld, verklaart zulks ter uitvoering van een besluit van twintig— november tweeduizendveertien van het bestuur van de stichting: "Stichting : Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen", statutair gevestigd te Breda,met adres: 4815 PL Breda, Brugsteen 4, nummer handelsregister 41197852, welk besluit werd genomen met inachtneming van het bepaalde in artikel 21, de statuten van de stichting zodanigte wijzigen dat zij in hun geheel komen te luiden als volgt STATUTEN: ARTIKEL 1 Naam en z e t e l — — 1. De stichting draagt de naam: "Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen" 2. De stichting is gevestigd te Breda. ARTIKEL 2 Definities In deze statuten wordt verstaan onder:a. aanspraakgerechtigde: persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen;bestuur. het bestuur van het fonds zoals genoemd in artikel 8; deelnemer. de in artikel 6 bedoelde deelnemer;directeur grootaandeelhouder. de directeur-grootaandeelhouder als bedoeld In artikel 1 van de Pensioenwet;fonds: de in artikel 1 genoemde stichting; gewezen deelnemer.
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
de gewezen werknemer door wie op grond van het pensioenreglement geen pensioen — meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden jegens het fonds; pensioengerechtigde: persoon voor wie op grond van het pensioen reglement het pensioen is ingegaan; pensioenreglement. de door het fonds opgestelde regeling(en) met betrekking tot de verhouding tussen fonds en deelnemer inzake de pensioenregeling(en) die het fonds uitvoert; raad van toezicht het in artikel 17 bedoelde orgaan dat belast is met het interne toezicht van het fonds. toezichthouder. — de Stichting Autoriteit Financiële Markten of De Nederiandsche Bank N.V., ieder voor zover belast met de uitoefening van het toezicht bij of krachtens artikel 151 van de Pensioenwet; uitvoeringsreglement de door het fonds opgestelde regeling met betrekking tot de verhouding tussen fonds en — werkgever; verantwoordingsorgaan: het In artikel 15 bedoelde verantwoordingsorgaan van het fonds; werkgeversorganisatie: m. Koninklijke Vereniging van Handelaren in Bouwmaterialen in Nederiand, gevestigd te Almere; — werknemer. n. degene die krachtens een arbeidsovereenkomst (in de zin van artikel 7:610 BW) werkzaam is voor een aangesloten onderneming als bedoeld in artikel 5, met uitzondering van de — statutair bestuurder en directeur grootaandeelhouder van de naamloze vennootschap en van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. De directeur grootaandeelhouder van de naamloze vennootschap en van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid van wie vóór één januari tweeduizend acht de pensioentoezegging als bedoeld in artikel 2 van de Pensioen- en spaarfondsenwet bij het fonds is ondergebracht wordt op grond van artikel 8, tweede lid, van de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet met een werknemer gelijkgesteld; werknemersorganisatie: o. 1. FNV Bondgenoten, gevestigd te Utrecht; 2. CNV Dienstenbond, gevestigd te Hoofddorp; wet — Pde Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000. ARTIKEL 3 Werkingssfeer Het fonds geldt voor de bedrijfstak handel in bouwmaterialen, zoals omgeschreven in het laatst geldende verplichtstellingsbesluit, verieend door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, krachtens artikel 2 van de wet. ARTIKEL 4 Doel, middelen en werkwiize •
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
Het fonds heeft ten doel, overeenkomstig de bepalingen van deze statuten en van het (de) pensioenreglement(en) van het fonds, weri
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
de natuuriijke of rechtspersoon die niet onder de werkingssfeer van het fonds valt, met wie het fonds een uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten ten behoeve van de • werknemers van deze onderneming. Het fonds kan een uitvoeringsovereenkomst sluiten met een onderneming die niet onderde werkingssfeer van het fonds valt, maar die zich op vrijwillige basis bij het fonds wil — aansluiten, indien: a. de loonontwikkeling bij deze onderneming ten minste gelijk is aan die volgens de Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO) voor de Handel in Bouwmaterialen; er sprake is van een groepsverhouding tussen de onderneming die zich vrijwillig wil aansluiten en een andere onderneming die onder de werkingssfeer van het fonds — valt; of dit aansluitend gebeurt aan een periode waarin de onderneming wel onder de werkingssfeer van het fonds viel. ARTIKEL 6 Deelnemer1. Deelnemer is: a. de werknemer die verplicht is tot deelneming in het fonds op grond van de • verplichtstelling krachtens de wet; b. de werknemer, die, niet verplicht zijnde tot deelneming in het fonds, ingevolge een met een aangesloten onderneming gesloten uitvoeringsovereenkomst door het bestuur als deelnemer is toegelaten;— degene, die deelnemer was als bedoeld onder a. of b. indien en zolang de deelneming overeenkomstig het pensioenreglement wordt voortgezet. De toelating van een deelnemer, als bedoeld in het vorige lid onder b., is alleen mogelijk,indien hij behoort tot de volgende categorieën: degenen die als bestuurder krachtens een arbeidsovereenkomst in dienst zijn van een werkgever zijnde een naamloze vennootschap of een besloten vennootschapmet beperkte aansprakelijkheid, de eigenaar van een eenmanszaak zijnde een — werkgever, de maat of beherend vennoot in de maatschap respectievelijk de vennootschap onder firma zijnde een aangesloten onderneming en geen directeurgrootaandeelhouder zijn; of degene die krachtens een arbeidsovereenkomst in dienst is van een ondernemingals bedoeld in artikel 5 lid 2; voor zover wordt voldaan aan de voonwaarde dat voor al deze personen die tot de betreffende categorie behoren om toelating is verzocht. ARTIKEL 7 Aanmelding De aangesloten werkgever is gehouden de in zijn dienst zijnde werknemers, welke verplicht zijn tot deelneming, op de door het fonds bepaalde wijze als deelnemers bij het fonds aan te melden,zodra de verplichting tot deelneming ontstaat. ARTIKEL 8 Bestuur • 1. Het fonds heeft een paritair bestuur als bedoel in artikel 100 van de Pensioenwet. Het paritaire bestuur bestaat uit zeven of acht leden. Het bestuur is samengesteld uit:
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
a.
4. 5.
Drie bestuursleden die worden voorgedragen door de werkgeversvereniging als • bedoeld in lid 2, onder a van dit artikel. Deze leden vormen de werkgeversgeleding.Twee bestuursleden die worden voorgedragen door de werknemersverenigingen als • bedoeld in lid 2 onder b van dit artikel, met dien verstande dat beide werknemersverenigingen ieder zelfstandig een lid voordragen c. Eén bestuurslid dat wordt voorgedragen door de vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden in het verantwoordingsorgaan. Dit bestuurslid wordt voor de toepassing van het bepaalde in deze statuten, samen met de bestuursleden zoalsgenoemd in lid 1 sub b van dit artikel, geacht te vallen onder de geleding van de — werknemersbestuursleden, voor zover niet anders bepaald in deze statuten. In ieder geval één (en maximaal twee) bestuurslid (of bestuursleden) die geen • directe vertegenwoordiger is (zijn) van de belanghebbenden en die wordt (worden)voorgedragen door de overige bestuursleden. De volgende verenigingen dragen zorg voor de voordracht van de bestuursleden op de • wijze als bedoeld in het eerste lid: a. Koninklijke Vereniging van Handelaren In Bouwmaterialen in Nederiand; b. FNV Bondgenoten en CNV Dienstenbond. De bestuursleden zijn geschikt in verband met de uitoefening van het bedrijf van het fonds.Voordracht vindt plaats op basis van het voor het desbetreffende bestuurslid geldende functieprofiel. In het functieprofiel is de vereiste geschiktheid vastgelegd. De voorgedragenbestuursleden worden door het bestuur benoemd na het ter goedkeuring voorieggen van — de voorgenomen benoeming aan de raad van toezicht en conform artikel 10 lid 4 en lid 5 — na toetsing van de voorgenomen benoeming door de toezichthouder. Benoeming vindt niet plaats indien het bestuur en/of de raad van toezicht van oordeel Is • dat de voorgedragen persoon afwijkt van het functieprofiel. Het bestuur legt de ovenwegingen vast waarom een voorgedragen persoon wordtbenoemd. Het voorgaande geldt ook bij herbenoeming van een zittend bestuurslid.Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een vice-voorzitter. leder jaar stellen de voorzitter en vice-voorzitter de functie van voorzitter en vice-voorzitterter beschikking aan het bestuur en kiest het bestuur conform het voorgaande lid opnieuw— een voorzitter en vice-voorzitter. Een bestuurslid kan gedurende zijn lidmaatschap van hetbestuur onbeperkt worden herkozen als voorzitter en vice-voorzitter. De leden van het bestuur hebben zitting voor een tijdvak van vier jaren doch zijn na afloop— van deze periode terstond opnieuw benoembaar na een hernieuwde voordracht conform lid • 1 van dit artikel. Bestuursleden kunnen maximaal twee keer worden herbenoemd. Ten behoeve van de continuïteit wordt gewerkt met een rooster van aftreden. Behalve door periodiek aftreden eindigt het lidmaatschap van het bestuur:—•. a. door opzeggen door het betreffende bestuurslid met Inachtneming van een • opzegtermijn van drie maanden; b. door overiijden; door een daartoe strekkend besluit van het bestuur op verzoek van de partij die het • betreffende bestuurslid heeft voorgedragen waarbij het verzoek rechtstreeks in verband staat met het feit dat het betreffende bestuurslid niet meer in dienst is van de voordragende partij, of niet meer In dienst is bij een lid van de voordragende
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK va.
partij, of op andere wijze zijn ten tijde van de voordracht bestaande directe of — indirecte binding met de voordragende partij veriiest, met inachtneming van een' opzegtermijn van drie maanden; door een daartoe strekkend besluit van het bestuur, met inachtneming van lid 8 van ditartikel, indien het betreffende bestuurslid: 1. naar het oordeel van het bestuur niet (naar behoren) functioneert; 2. in gebreke blijft te voldoen aan de aan het bestuurslidmaatschap gesteldeverplichtingen of handelt in strijd met de statuten of reglementen van het — fonds; naar het oordeel van het bestuur gedragingen verricht waardoor de goedenaam of de belangen van het fonds worden geschaad; een taak of functie uitvoert die niet verenigbaar is met het bestuurslidmaatschap; : indien er volgens de raad van toezicht sprake is van disfunctioneren van het bestuuren de procedure beschreven in lid 9 van dit artikel is gevolgd; als het betreffende lid handelingsonbekwaam raakt, wordt toegelaten tot de Wet schuldsanering natuuriijke personen of failliet wordt verklaard. 8. Het bestuurslid over wiens ontslag wordt beraadslaagd op grond van de redenen alsgenoemd in lid 7 sub d, wordt in de desbetreffende vergadering de gelegenheid gebodenom te worden gehoord en heeft het recht zich te verdedigen of te verantwoorden. Een besluit tot ontslag wordt slechts genomen, nadat de raad van toezicht hierover is gehoord, met ten minste twee/derde van de uitgebrachte stemmen in een vergaderingwaarin alle bestuursleden aanwezig zijn, behoudens de betrokkene zelf, en met dien— verstande dat de stem van het bestuurslid over wiens ontslag wordt beraadslaagd buitenbeschouwing wordt gelaten. Het bestuur verzoekt in dit geval de partij die het desbetreffende lid heeft voorgedragen, schriftelijk en met redenen omkleed, een anderbestuurslid voor te dragen. De raad van toezicht kan de bestuursleden schorsen of ontslaan wegens disfunctioneren.Van disfunctioneren is in ieder geval sprake indien het bestuur een besluit heeft genomenzonder de benodigde goedkeuring van de raad van toezicht als bedoeld in artikel 17 lid 8 en het bestuur niet aannemelijk maakt dat dit nodig was in het belang van de deelnemers,gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden dan wel — voortvloeit uit een aanwijzing van de toezichthouder, een last onder dwangsom of rechtstreeks voortvloeit uit een wettelijk voorschrift. De raad van toezicht meldt disfunctioneren van het bestuur conform artikel 104 lid 5 van de Pensioenwet aan hetverantwoordingsorgaan. 10. In een vacature wordt binnen drie maanden na het ontstaan daarvan door het bestuurvoorzien op voordracht van de partij, die, gelet op het bepaalde in het eerste lid, daarvoorin aanmerking komt. Bij vervulling van een tussentijdse vacature heeft het nieuwe bestuurslid zitting tot het einde van de lopende vierjaariijkse periode waarna het lid conform lid 6 van dit artikel maximaal tweemaal kan worden heriDenoemd. Gedurende hetbestaan van vacatures behoudt het bestuur zijn volledige bevoegdheden. ARTIKEL 9 Vrilwarinc
DEBRAUW BLACKSTONE WESTBROEK ('o
„Jff^a.
Voor zover uit de wet niet anders voortvloeit, worden aan (voormalige) bestuursleden, aan (voormalige) leden van andere organen van het fonds en aan (voormalige) werknemers van hetfonds vergoed:— : a. de redelijke kosten van het voeren van verdediging tegen aanspraken wegens een handelen of nalaten in de uitoefening van hun functie of van een andere functie die zij op • verzoek van het fonds ven/ullen of hebben vervuld; eventuele schadevergoedingen of boetes die zij verschuldigd zijn wegen een hiertaovenonder a. vermeld handelen of nalaten; c. de redelijke kosten van het optreden In andere rechtsgedingen waarin zij als zodanig zijn • betrokken met uitzondering van de gedingen waarin zij in hoofdzaak een eigen vorderinggeldend maken. ^ Een betrokkene heeft geen aanspraak op de vergoeding als hiervoor bedoeld, indien en voor — zover er sprake is van opzet of grove schuld, alsook indien hij ernstig venwijtbaar heeft gehandeld, alsook wanneer de kosten van het vermogensveriies van de betrokkene zijn gedekt— door een verzekering en de verzekeraar deze kosten of dit vermogensveriies heeft vergoed of zal • vergoeden. Het bestuur kan ten behoeve van de betrokkenen verzekeringen tegen— aansprakelijkheid afsluiten. ARTIKEL 10 Daoelilks beleid, integriteit en schorsing 1. Het bestuur is belast met de bepaling van het beleid van het fonds, alsmede met de zorg — voor de uitvoering en handhaving van de statuten en de reglementen. Het dagelijks beleid— van het fonds wordt bepaald door ten minste twee personen uit het bestuur. 2. Het bestuur draagt en/oor zorg dat de betrouwbaarheid van de bestuursleden en de ledenvan de raad van toezicht buiten twijfel staat. De betrouwbaarheid van een persoon staat— buiten twijfel wanneer dat eenmaal door de toezichthouder voor de toepassing van de Pensioenwet is vastgesteld, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling. 3. Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten, bedoeld in het tweede lid, die van invloed is op de betrouwbaariieid van de bestuursleden of de leden van de raad van toezicht, stelt het fonds de toezichthouder daarvan onvenwijld schriftelijk in kennis. Het bestuur meldt elke wijziging in de samenstelling van het bestuur en de raad van toezicht vooraf aan de toezichthouder. Een wijziging als bedoeld in het vierde lid wordt niet doorgevoerd, indien: a. de toezichthouder binnen zes weken na ontvangst van de melding van de wijziging— aan het fonds bekend maakt dat deze niet met de voorgenomen benoeming instemt; of : b. de toezichthouder om nadere gegevens of Inlichtingen heeft verzocht en binnen zes weken na ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan het bestuur bekend maakt dat deze niet met de voorgenomen wijziging instemt. Een bestuurslid kan door het bestuur worden geschorst indien naar het oordeel van hetbestuur de belangen van het fonds tijdelijk conflicteren met de belangen van het desbetreffende bestuurslid, of indien het bestuur onderzoekt of een situatie als bedoeld in • artikel 8 lid 7 sub d zich voordoet. Gedurende de periode van schorsing kan het geschorste bestuurslid de aan het bestuurslidmaatschap verbonden rechten niet
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
uitoefenen. De schorsing zal worden opgeheven indien naar het oordeel van het bestuurniet langer sprake is van een belangenconflict. 7. Het bestuur stelt een procedure vast voor een periodieke evaluatie van het functionerenvan het bestuur als geheel en het functioneren van de individuele bestuursleden. ARTIKEL 11 Bestuursvergaderingen en besluitvorming 1. Het bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of ten minste twee leden dit wenselijkachten doch ten minste twee maal per jaar. De vergaderingen van het bestuur worden geleid door de voorzitter of de vicevoorzitter en bij beider afwezigheid door de oudste in anciënniteit van de aanwezige bestuursleden. indien in laatstgenoemd geval twee of meer bestuursleden een gelijke anciënniteit hebben, treedt de oudste in jaren als voorzitter op. leder bestuurslid kan een ander bestuurslid schriftelijk, waaronder ook via een digitaal bericht wordt verstaan, machtigen hem ter vergadering te vertegenwoordigen en voor hem • te stemmen. Een bestuurslid kan ten hoogste één ander bestuurslid vertegenwoordigen.— Geldige besluiten kunnen, tenzij de statuten daaromtrent anders bepalen, genomen worden in vergaderingen waarin ten minste zestig procent (60%) van de bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd is waaronder ten minste één werkgeversbestuurslid en één • werknemersbestuurslid. Onder aanwezigheid wordt verstaan fysieke aanwezigheid en aanwezigheid via telecommunicatiemiddelen. Indien in een vergadering geen besluiten kunnen worden genomen, omdat niet voldaan is • aan het bepaalde in het vorige lid, wordt binnen veertien kalenderdagen een tweede vergadering bijeengeroepen. Is in die vergadering het vereiste aantal bestuursleden weerniet aanwezig of vertegenwoordigd, dan kunnen in die vergadering over de voorstellen,— waaromtrent wegens het ontbreken van het quorum in de eerste vergadering geen besluitkon worden genomen, besluiten worden genomen, mits ten minste één werkgeversbestuurslid en één werknemersbestuurslid aanwezig of vertegenwoordigd is en mits met volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen. Onder aanwezigheidwordt verstaan fysieke aanwezigheid en aanwezigheid via telecommunicatiemiddelen. Het bestuur kan, indien de voorzitter en de vice-voorzitter dit wenselijk achten, ook buiten— vergadering besluiten nemen, mits dit schriftelijk of elektronisch geschiedt. Indien echter— een of meer leden van het bestuur de wens daartoe te kennen geven, wordt het besluit aangehouden tot de volgende bestuursvergadering. Een besluit genomen buiten de vergadering wordt in de eerstvolgende vergaderingopgenomen in de notulen. leder bestuurslid heeft in beginsel één stem zodat, als op een vergadering de aanwezigeen vertegenwoordigde werkgeversbestuursleden en de werknemersbestuursleden even — groot zijn, zij allen ieder één stem kunnen uitbrengen. 8. Indien er niet evenveel werkgevers- als weri
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
bestuursvergadering altijd gelijk is aan elkaar. In de in dit lid omschreven situatie heeftieder aanwezig of vertegenwoordigd onafhankelijk bestuurslid één stem. 9. De besluiten van het bestuur worden, voor zover daarvan bij deze statuten niet wordtafgeweken, genomen bij volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen. Blanco stemmen en stemmen van onwaarde worden als niet uitgebrachte stemmen— beschouwd.^ 10. Stemming over zaken geschiedt hoofdelijk en mondeling. Stemming over personen— geschiedt, behoudens indien een benoeming bij acclamatie plaatsvindt, bij gesloten en ongetekende briefjes. 11. Bij staking van stemmen wordt het nemen van een besluit tot een volgende vergaderinguitgesteld. Indien de stemmen dan wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn — verworpen.— 12. leder bestuurslid is bevoegd een deskundige te raadplegen, of zich krachtens een bestuursbesluit waarbij ten minste één vierde van de bestuurders zich daarvoor heeft— uitgesproken ter vergadering door een deskundige te laten bijstaan. ARTIKEL 12 Oproeping voor de vergadering van het bestuur 1. De oproeping voor de vergaderingen van het bestuur geschiedt in opdracht van de voorzitter, schriftelijk of elektronisch op een termijn van ten minste zeven kalenderdagen.In spoedeisende gevallen kan deze termijn, ter beoordeling door de voorzitter, worden— verkort. De oproeping voor vergaderingen van het bestuur, die op verzoek van twee ledenworden bijeengeroepen, geschiedt schriftelijk of elektronisch in opdracht van deze leden— en op een termijn van ten minste veertien kalenderdagen. : De oproep vermeldt, behalve het tijdstip en de plaats van de vergadering, de te • behandelen onderwerpen. 3. In de vergaderingen, die niet op de voorgeschreven wijze zijn bijeengeroepen, of over — onderwerpen die niet bij de oproep zijn vermeld, kunnen slechts besluiten worden genomen, indien alle leden van het bestuur aanwezig dan wel vertegenwoordigd zijn. ARTIKEL 13 Bezoldiging bestuursleden De bestuursleden ontvangen een bezoldiging dan wel vergoeding van reis- en verblijfkosten.— Vergoeding geschiedt volgens het door het bestuur vastgestelde beloningsbeleid. ARTIKEL 14 Bestuursbevoegdheden en vertegenwoordiging 1. Het bestuur is bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking binnen de kring van de • doelstelling van het fonds. Dat geldt ook voor het sluiten van overeenkomsten tot hetverkrijgen, vervreemden of bezwaren van reglstergoederen. 2. Het fonds wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door het bestuur. Daarnaast kan het fonds worden vertegenwoordigd door de voorzitter en vice-voorzitter gezamenlijk. Bij belet of ontstentenis van een of meer van deze functionarissen wordt de ontbrekende— functionaris vervangen door één van de andere bestuursleden, met dien verstande dat zich onder de vertegenwoordigers steeds ten minste één werkgeversbestuurslid en één werknemersbestuurslid zal bevinden.
DEBRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
3.
10
De bestuursleden verplichten zich door het aanvaarden van hun benoeming tot geheimhouding van hetgeen hun in hun functie omtrent een bedrijf, beroep of persoon is bekend geworden en voorts van alle aangelegenheden, ten aanzien waarvan het bestuurof de voorzitter geheimhouding heeft opgelegd of waarvan zij het vertrouwelijke karaktermoeten begrijpen. 4. Het bestuur kan een of meer bevoegdheden geheel of gedeeltelijk mandateren aan de — voorzitter en/of vice-voorzitter, aan door het bestuur benoemde commissies, aan de directeur van het fonds of aan (een) andere door het bestuur aan te wijzen partij(en) of • persoon, en kan aan voornoemde een volmacht verstrekken tot het verrichten van rechtshandelingen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 10 lid 1. De gemandateerde en bij volmacht verieende bevoegdheden worden uitgeoefend onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur. Degene aan wie de bevoegdheden zijngemandateerd of bij volmacht is verstrekt, is voor de uitoefening van die bevoegdheid verantwoording schuldig aan het bestuur. Het bestuur kan besluiten bij het verienen van het mandaat ondermandatering toe te staan. 5. Bij het vervullen van zijn taak zorgt het bestuur ervoor dat alle belanghebbenden zich doorhet bestuur op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. ARTIKEL 15 Verantwoordingsorgaan • 1. Het fonds heeft een verantwoordingsorgaan als bedoeld in de Pensioenwet. Het bestuur— legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waaropdit is uitgevoerd. Daarnaast heeft het verantwoordingsorgaan adviesbevoegdheden als — opgenomen in deze statuten. 2. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit zes leden. Het verantwoordingsorgaan kent in beginsel vier geledingen: vertegenwoordigers van deelnemers, gewezen deelnemers,pensioengerechtigden en werkgevers. Tot lid van het verantwoordingsorgaan kunnenalleen worden benoemd personen die respectievelijk deelnemer, gewezen deelnemer,pensioengerechtigde of vertegenwoordiger van een aangesloten onderneming, als bedoeldin artikel 5 van deze statuten (hierna in dit artikel ook genoemd: werkgever), zijn. Het verantwoordingsorgaan kan zijn bevoegdheden uitoefenen, ook wanneer er vacatureszijn. De in artikel 8, tweede lid sub a, genoemde werkgeversvereniging benoemt één lid dat de werkgevers vertegenwoordigt. 5. De deelnemers, gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden, zijn evenredig op basis van onderiinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd, met dien verstande dat ieder— van deze geledingen in het verantwoordingsorgaan ten minste één zetel bezet. Het bestuurstelt uitériijk drie maanden voor het verstrijken van de zittingsperiode als bedoeld in het achtste lid de onderlinge getalsverhouding vast. De in artikel 8, tweede lid sub b, genoemde werknemersverenigingen benoemen gezamenlijk een of meer leden die de deelnemers vertegenwoordigen, alsmede een of meer leden die de gewezen deelnemers vertegenwoordigen. Het bestuur gaat over tot verkiezing van de leden van het verantwoordingsorgaan die de deelnemers en gewezen deelnemers vertegenwoordigen, indien dit wordt verzocht doorten minste een procent (1%) van de deelnemers en gewezen deelnemers of door ten
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
10.
11. 12. 13.
11
minste vijfhonderd (500) deelnemers en gewezen deelnemers. Het fonds verieentmedewerking aan ieder initiatief van deelnemers of gewezen deelnemers tot het — organiseren van verkiezingen op grond van de vorige volzin. De vertegenwoordiger(s) van de pensioengerechtigden in het verantwoordingsorgaanworden benoemd door het verantwoordingsorgaan na verkiezingen onder de pensioengerechtigden. Het bestuur stelt een verkiezingsreglement vast met betrekking tot deze veri
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
14.
12
Het bestuur verstrekt desgevraagd aan het verantwoordingsorgaan tijdig alle inlichtingenen gegevens, die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkenvijze nodig heeft. De — inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk verstrekt. 15. De leden van het verantwoordingsorgaan verplichten zich door de aanvaarding van hun • benoeming tot geheimhouding van hetgeen hun in deze functie omtrent een bedrijf, beroepof persoon is bekend geworden en voorts van alle aangelegenheden, ten aanzien waarvan het bestuur geheimhouding heeft opgelegd of waarvan zij het vertrouwelijk karakter moet — begrijpen. Indien het verantwoordingsorgaan van mening is dat op deze geheimhoudingsplicht in een bepaalde situatie een uitzondering moet worden gemaakt, zal de voorzitter van het verantwoordingsorgaan hierover vooraf overieg voeren met de voorzitter van het bestuur. 16. Het bestuur kan een reglement vaststellen waarin de samenstelling, taken, bevoegdhedenen weri<wijze van het verantwoordingsorgaan nader worden geregeld. Het bestuur kan het in de vorige zin vermelde reglement, evenals andere reglementen(waaronder begrepen het pensioenreglement), wijzigen. ARTIKEL 16 Bevoegdheden verantwoordingsorgaan '• 1. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelenvan het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van de raad van toezicht als bedoeld in artikel 17 van deze statuten, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor — de toekomst. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, bekend gemaakt en in het jaarverslag van het fonds opgenomen. Het fonds stelt het verantwoordingsorgaan in de gelegenheid advies uit te brengen over: a. het beleid inzake beloningen; b. de vorm en inrichting van het intern toezicht; c. de profielschets voor leden van de raad van toezicht; d. het vaststellen en wijzigen van een inteme klachten- en geschlllenprocedure;e. het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en vooriichtingsbeleld; f. gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het fonds of de overname van verplichtingen door het fonds; liquidatie, fusie of splitsing van het fonds; h. het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst; en het omzetten van het fonds in een andere rechtsvorm, als bedoeld in artikel 18 van • jBoek 2 van het Burgeriijk Wetboek; k. de samenstelling van de feitelijke premie en de hoogte van de premiecomponenten. Naast de In het vorige lid genoemde (wettelijke)fc>evoegdhedenheeft het verantwoordingsorgaan adviesrecht bij de benoeming en het ontslag van de leden van de • raad van toezicht. Het verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur naar aanleiding van de melding van disfunctioneren van het bestuur door de raad van toezicht. Het advies van het verantwoordingsorgaan wordt op een zodanig tijdstip gevraagd dat hetvan wezenlijke invloed kan zijn op de in het tweede en derde lid van dit artikel bedoelde— besluiten.^
DEBRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
6.
13
Bij het vragen van advies wordt aan het verantwoordingsorgaan een overzicht verstrektvan de beweegredenen voor het besluit en van de gevolgen die het besluit naar verwachting voor de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en andereaanspraakgerechtigden zal hebben. 7. Het fonds deelt het verantwoordingsorgaan zo spoedig mogelijk schriftelijk mee, of het een • advies niet of niet geheel volgt, waarbij tevens wordt meegedeeld waarom van het advies— of van een daarin vervat minderheidsadvies wordt afgeweken. Het fonds informeert het verantwoordingsorgaan onverwijld schriftelijk over: a. de verplichting tot opstelling van een kortetermijnherstelplan als bedoeld in artikel 140 Pensioenwet; — b. de verplichting tot opstelling van een langetermijnherstelplan als bedoeld in artikel138 Pensioenwet; — • • _____ c. de aanstelling van een bewindvoerder als bedoeld in artikel 173 Pensioenwet; en d. de beëindiging van de situatie, bedoeld in artikel 172 Pensioenwet, waarin de bevoegdheidsuitoefening van alle of bepaalde organen van een pensioenfonds is gebonden aan toestemming van een of meer door de toezichthouder aangewezenpersonen 9. Het fonds staat de leden van het verantwoordingsorgaan het gebruik toe van de voorzieningen waarover het kan beschikken, voor zover dat redelijkenwijs voor de vervulling van hun taken nodig is. —.—• •• ARTIKEL 17 . Raad van toezicht — 1. Het bestuur draagt zorg voor de organisatie van een transparant Intern toezicht door instelling van een raad van toezicht. De raad van toezicht bestaat uit drie onafhankelijke, natuuriijke personen De raad van toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het fonds en staat het bestuur met raad ter zijde. De raad van toezicht is belast met het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur en legt verantwoording af over de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden aan het verantwoordingsorgaan, de • werkgevers en in het jaan/erslag. Artikel 9 van Boek 2 van het Burgeriijk Wetboek is van • overeenkomstige toepassing op de leden van de raad van toezicht. De leden van de raad van toezicht worden benoemd door het bestuur na bindendevoordracht van het verantwoordingsorgaan en na toetsing van de voorgenomen— benoeming door de toezichthouders als vermeld in artikel 10 lid 3 en lid 4. Het bestuur kan' een voor benoeming voorgedragen kandidaat slechts afwijzen, indien deze naar het oordeel van het bestuur niet voldoet aan de profielschets voor leden van de raad van toezicht. Na afwijzing wordt aan het verantwoordingsorgaan verzocht een nieuwe kandidaat voor benoeming voor te dragen. — 4. De profielschets voor leden van de raad van toezicht wordt opgesteld door de raad van toezicht; het verantwoordingsorgaan wordt in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen. 5. De leden van de raad van toezicht hebben zitting voor een tijdvak van vier jaren doch zijn — na afloop van deze periode terstond opnieuw benoembaar. Een lid van de raad van toezicht kan maximaal acht jaren zitting hebben.
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK ^1 <
14
Een lid van de raad van toezicht kan door het bestuur worden geschorst of ontslagenonder meer indien het: ^naar het oordeel van het bestuur niet naar behoren functioneert; in gebreke blijft te voldoen aan de aan het lidmaatschap gestelde verplichtingen of handelt in strijd met de statuten of reglementen van het fonds; naar het oordeel van het bestuur gedragingen verricht waardoor de goede naam of de belangen van het fonds worden geschaad; of, een taak of functie uitvoert die niet verenigbaar is met het lidmaatschap van de raad van toezicht; ^ — Het besluit tot schorsing of ontslag geschiedt slechts nadat het betreffende lid van de raadvan toezicht door het bestuur is gehoord, na het horen van de raad van toezicht alsmede— onder voonwaarde van bindend advies van het verantwoordingsorgaan. Een • bestuursbesluit tot schorsing of ontslag geschiedt schriftelijk door het bestuur met opgavevan redenen en is onmiddellijk van kracht. Gedurende de periode van schorsing kan het — geschorste lid de aan het lidmaatschap van de raad van toezicht verbonden rechten niet— uitoefenen. De voorwaarden voor schorsing worden door het bestuur nader bepaald. Het lidmaatschap van de raad van toezicht eindigt voorts met onmiddellijke ingang: a. door opzeggen door het betreffende lid; ; b. door overiijden; ^ ———— c. een daartoe strekkend besluit van het bestuur als bedoeld in lid 6 van dit artikel voor • zover dat betrekking heeft op ontslag van een lid van de raad van toezicht; als het betreffende lid handelingsonbekwaam raakt, wordt toegelaten tot de Wet • schuldsanering natuuriijke personen of failliet wordt verklaard. Aan de goedkeuring van de raad van toezicht zijn onderworpen de besluiten van hetbestuur tot vaststelling van: — a. het jaarverslag en de jaarrekening; b. de profielschets voor bestuurders; c. het beleid inzake beloningen, met uitzondering van de beloning van de raad van toezicht; . — gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het fonds of de overname van verplichtingen door het fonds; liquidatie, fusie of splitsing van het fonds; en e. het omzetten van het fonds in een andere rechtsvorm, bedoeld in artikel 18 van f. Boek 2 van het Burgerlijke Wetboek Het ontbreken van de op grond van de Pensioenwet vereiste goedkeuring van de raad van toezicht tast de vertegenwoordigingsbevoegdheid van het bestuur of bestuursleden niet — aan. . Indien niet de goedkeuring wordt veri
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
15
uitkomst van zijn beraadslaging en besluitvorming. Indien het bestuur besluit om niet te herzien maakt het daarbij aannemelijk dat dit nodig is in het belang van de deelnemers,— gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden dan wel voortvloeit uit een aanwijzing van de toezichthouder, een last onder dwangsom of rechtstreeks voortvloeit uit een wettelijk voorschrift. 10. De leden van de raad van toezicht verplichten zich door de aanvaarding van hun benoeming tot geheimhouding van hetgeen hun in deze functie omtrent een bedrijf, beroepof persoon is bekend geworden en voorts van alle aangelegenheden, ten aanzien waarvanhet bestuur geheimhouding heeft opgelegd of waarvan zij het vertrouwelijk karakter moet — begrijpen. Indien de raad van toezicht van mening is dat op deze geheimhoudingsplicht in — een bepaalde situatie een uitzondering moet worden gemaakt, zal de voorzitter van de raad van toezicht hierover vooraf overieg voeren met de voorzitter van het bestuur. 11. Het bestuur en de raad van toezicht komen ten minste tweemaal per kalenderjaar in vergadering bijeen 12. Het bestuur verstrekt desgevraagd aan de raad van toezicht tijdig alle inlichtingen en • gegevens, die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkenwijs nodig heeft. De inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk verstrekt. 13. Het bestuur kan na ingewonnen advies van het verantwoordingsorgaan een reglement vaststellen waarin de samenstelling, taken, bevoegdheden en werkwijze van de raad van toezicht nader worden geregeld. ARTIKEL 18 Gedragscode —— _ Het fonds beschikt over een gedragscode voor bestuursleden, leden van de raad van toezicht en andere aan het fonds verbonden derden, als bedoeld in het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen. De gedragscode is ook van toepassing op de leden van het verantwoordingsorgaan. ARTIKEL 19 Administrateur^s^— 1.
Het administratief en geldelijk beheer wordt onder verantwoordelijkheid van het bestuur gevoerd door (een) door het bestuur tot wederopzegging benoemde directeur en/of admi nistrateur(s) .• _— 2. De opdracht aan de directeur en/of administrateur(s) wordt schriftelijk vastgelegd in een of meerdere beheerovereenkomsten, die de rechten en verplichtingen van het fonds en de — administrateur(s) ten opzichte van elkaar regelen. 3. De afspraken over de kwaliteit van de dienstveriening door de directeur en/ofadministrateur(s) worden nader vastgelegd in dienstverieningsovereenkomsten, die • behoren bij de beheerovereenkomst(en). 4. De directeur en/of administrateur(s) kunnen door het bestuur worden toegelaten tot de bestuursvergaderingen; zij hebben In de bestuursvergaderingen een adviserende stem. • ARTIKEL 20 Actuaris — 1. Het bestuur benoemt een actuaris, die bevoegd is tot het waarmerken van de jaariijkseactuariêle staten en het actuarieel verslag. De actuaris is onafhankelijk van het fonds en verricht geen andere weri
DEBRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
. 0? '
16
^1 Ml
2.
In het actuarieel verslag, dat jaariijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar ten • behoeve van het bestuur wordt opgesteld, wordt een beoordeling gegeven van de financiële opzet van het fonds en de grondslagen waarop het rust. De actuaris laat het • actuarieel verslag vergezeld gaan van een verklaring.3. De actuaris is gerechtigd tot inzage van die boeken en bescheiden van het fonds, waarvande inzage voor een juiste vervulling van zijn taak nodig is ARTIKEL 21 Accountant . 1.
Het bestuur benoemt een accountant, die tot taak heeft de balans, de rekening van baten • en lasten en het verslag, bedoeld in artikel 22, te controleren. De accountant is onafhankelijk van het fonds en verricht geen andere werkzaamheden voor het fonds. 2. De accountant is gerechtigd tot inzage van alle boeken en bescheiden van het fonds. De waarden van het fonds moeten hem desveriangd worden getoond. ARTIKEL 22 Informatieverplichting toezichthouder en boekiaar 1. Het bestuur legt aan de toezichthouder jaariijks binnen zes maanden na afloop van het — boekjaar een jaarrekening, een jaarverslag en overige gegevens over het verstreken boekjaar over. — 2. Ten blijke van de vaststelling van de jaarrekening en het jaarverslag worden deze ondertekend door de voorzitter en de vicevoorzitter. — 3. Het bestuur draagt zorg ervoor dat van de inhoud van het in het eerste lid genoemdejaarverslag - eventueel in beknopte vorm - kennis kan worden genomen door de deelnemers en de aangesloten werkgevers.4. Het bestuur legt aan de toezichthouder jaariijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een actuarieel verslag betreffende het fonds over, voorzien van de verklaring van • de actuaris. 5. Het boekjaar van het fonds loopt van een januari tot en met eenendertig december. ARTIKEL 23 Wijziging van de statuten 1.
De statuten kunnen worden gewijzigd bij een besluit van het bestuur. Een besluit tot statutenwijziging kan slechts worden genomen in een vergadering waarin ten minste twee/derde van de bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn en met een meerderheid van tachtig procent (80%) van de geldig uitgebrachte stemmen. 2. Een statutenwijziging komt niet tot stand dan nadat hiervan een notariële akte is opgemaakt. Het bestuur kan bepalen dat de wijziging in werking treedt op een later tijdstipdan de dag van het passeren van de notariële akte . ARTIKEL 24 — Ontbinding en vereffening van het fonds — • 1. Het fonds kan worden ontbonden bij een besluit van het bestuur. Een besluit tot ontbindingen vereffening kan slechts worden genomen in een vergadering waarin twee/derde van de bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn en met een meerderheid van tachtig procent (80%) van de geldig uitgebrachte stemmen
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
17
Indien tot ontbinding wordt besloten treedt het fonds op een door het bestuur te bepalen— datum in liquidatie. Tenzij het bestuur een vereffenaar benoemt, geschiedt de vereffeningdoor het bestuur, dat in dat geval aanblijft tot de vereffening is geëindigd. Gedurende de tijd dat het fonds in liquidatie veri<eert, zijn de bepalingen van de statuten en • reglementen ten aanzien van de bevoegdheden van het bestuur en de wijze van • besluitvorming door het bestuur van kracht, met dien verstande dat na het inwerkingtredenvan het besluit tot ontbinding door werkgevers geen premies meer verschuldigd zijn. Aan de deelnemers en hun nagelaten betrekkingen worden premievrije aanspraken op uitgesteld pensioen toegekend, berekend alsof bij voortbestaan van het fonds hun deelneming op de datum van ontbinding van het fonds werd beëindigd. 5. Het bestuur wendt een eventueel overschot zoveel mogelijk aan in overeenstemming met • het doel van het fonds. Bij een eventueel tekort worden de ten tijde van de vereffening bestaande pensioenaanspraken van alle deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden verminderd, waarbij een en ander plaatsvindt met inachtneming van artikel 134 Pensioenwet. 6. De slotrekening van de vereffening wordt definitief vastgesteld nadat hierover advies is — gevraagd aan de in artikel 8 lid 2 genoemde verenigingen. ARTIKEL 25 — : Klachten en geschillenregeling : Het fonds kent een regeling voor de behandeling van klachten en geschillen, welke is vastgelegdin het klachten- en geschillenreglement.—— — Het klachten- en geschillenreglement wordt vastgesteld en gewijzigd door het bestuur. ARTIKEL 26 . Onvoorziene gevallen In alle gevallen waarin deze statuten of de reglementen van het fonds niet voorzien, beslist het — bestuur — Van het in de aanhef van deze akte vermelde bestuursbesluit en de volmacht aan de comparantblijkt uit een document dat aan deze akte wordt gehecht Van het bestaan van de volmacht is mij, notaris, genoegzaam gebleken. Waarvan deze akte in minuut wordt verieden te Amsterdam, op de datum in het hoofd van deze — akte vermeld. — Na mededeling van de zakelijke inhoud van de akte, het geven van een toelichting daarop en na de veri
,Q|
S r i C H T l M G BEDRiJFSTAKP£NSI,OENF,pND.S VOOR OE H A N O E l IN B O U W M A T E R I A L E N
Actuariële en Bedrijfstechnische nota r
? r
I
I L' j p A l *H BN3
S TIC H l i N G B £ D R O f S TA K B E N SIO S N PON DS V O O R : 0 E HANOEl IN BOUWMATERIALEN
Inhoudsopgave 1.
Inleiding
2.
Hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en van de opzet van de administratieve organisatie en interne controle 5 Inleiding 5 Doelstelling 5 Organisatiestructuur 5 Bestuur 5 Raad van Toezicht 7 Verantwoordingsorgaan 7 Bestuurlijke commissies 7 Klachten- en geschillencommissie.... 8 Bestuursbureau 8 Beloningsbeleid 8 Boardroom dynamics 8 Uitbestede werkzaamheden .8 Beheersmaatregelen en Interne controle 9 Goed pensioenfondsbestuur 9 Monitoring 9 Extern toezicht 10 Financieel crisisplan 10 Continuïteitsanalyse 10 Compliance 11 Communicatiebeleidsplan 11 Informatie en verslaglegging 12 Deskundigheidsbevordering en opleidingsbeleid 12 Risicomanagement 13 Integraal risicomanagement als de basis voor het (interne) beheersingssysteem 13 Risicostrategie en govemance 14 Risicogebieden 14 Financiële risico's 14 Niet-financiële risico's 17 Aansluitingsbeleid werkgevers 21 Aansluitingsbeleid 21 Verplichte aansluiting 21 Vrijwillige aansluiting 22 Dispensatie 22 Verkrijging van deelnemerschap 23 Vrijwillige voortzetting 23 Collectieve waardeoverdracht 23 Handhavingsbeleid 23 Pensioenregelingen 24 Eigen beheer en verzekering risico's 28 Financiële opzet 29 Herstelplan 29 Sturingsmiddelen voor de lange termijn 30 Sturingsmiddelen voor de korte termijn 31 Activa 31 Passiva 32 Reserves 32
2.1. 2.2. 2.3. 2.3.1. 2.3.2. 2.3.3. 2.3.4. 2.3.5. 2.3.6. 2.4. 2.5. 2.6. 2.7. 2.7.1. 2.7.2. 2.7.3. 2.7.4. 2.7.5. 2.7.6. 2.7.7. 2.7.8. 2.7.9. 3. 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 4. 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6. 4.7. 4.8. 5. 6. 7. 7.1. 7.2. 7.3. 7.4. 7.5. 7.5.1.
4
21104
S ^ ^ S ^ I
STICHTING
BEORIJFSTAKRENSIOENFONDS
VOOR DE HANOEL fN B O U W M A T E R I A L E N
7.5.2.
Technische voorzieningen, voorzieningen voor risico van het pensioenfonds, overige schulden en overlopende passiva 7.6. Spaari'onds gemoedsbezwaarden 7.7. Overige schulden en overlopende passiva 7.8. Eigen vermogen 7.8.1. Minimaal vereist eigen vermogen 7.8.2. Vereist eigen vermogen 7.8.3. Vrije vermogen 7.9. Premiebeleid 7.9.1. Kostendekkende premie 7.9.2. Gedempte kostendekkende premie 7.9.3. Feitelijke premie 7.10. Toeslagbeleid 8. Beleggingsbeleid 8.1. Strategisch beleggingsbeleid 8.2. Matching Portefeuille 8.3. Return portefeuille 8.4. Valutabeheer 8.5. Tactisch beleggingsbeleid 8.5.1. Rebalancing en dynamisch beleggingsbeleid 8.5.2. Benchmarks en normwegingen 8.6. Resultaatsevaluatie 8.7. Maatschappelijk Verantwoord Beleggen 9. Vaststelling van de Actuariële en bedrijfstechnische nota Bijlage A Taken en bevoegdheden bestuuriijke commissies Bijlage B Directiestatuut Bijlage C Financieel crisisplan Bijlage D Specificatie MVEV Bijlage E Specificatie VEV Bijlage F Toelichting beleid inzake korting pensioenen Bijlage G Verklaring beleggingsbeginselen Bijlage H Risicoanalyse beleggingsplan 2014
32 37 37 38 38 38 38 38 38 39 39 40 43 43 44 44 46 46 46 46 49 49 50 51 64 77 87 88 90 91 100
3/104
S TIC HT m G B E D RIJ F S TA K R E N S.I o E N F O N D5 VOOR OE HANDEL I N B O U W M A T E R t A l E N
1.
Inleiding
In de statuten wordt tot uiting gebracht dat Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen (het fonds) werkt volgens een door het bestuur vastgestelde actuariële- en bedrijfstechnische nota (ABTN), zoals bedoeld in artikel 145 van de Pensioenwet en het daaruit voortvloeiende Besluit FTK. De ABTN heeft als doel om: " aan de hand van een beschrijving van het interne beheersingssysteem en van de opzet van de administratieve organisatie en interne controle inzicht te geven in het functioneren van het fonds, en; • een beschrijving te geven van het door het fonds te voeren beleid, waarbij de financiële opzet en de grondslagen waarop dit beleid is gebaseerd gemotiveerd omschreven zijn. De ABTN bevat vooral een beschrijving van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de wettelijke voorschriften.
4/104
S Ti C H T I N G . 8 E D R l i F S TA K P E N SIO ï N F O N 0 S VOOR OE.HANDEL IN e O U W M A T E R l A l E N
2.
Hoofdlijnen v a n het interne b e h e e r s i n g s s y s t e e m e n v a n de opzet v a n de administratieve organisatie e n interne controle
2.1.
Inleiding
Dit hoofdstuk bevat een toelichting op de organisatie van het fonds. In de volgende paragraaf is een organogram opgenomen. In de daaropvolgende paragrafen wordt ingegaan op de verdeling van verantwoordelijken en bevoegdheden, het risicomanagement en op de wijze waarop toezicht op de uitvoering wordt gehouden. 2.2.
Doelstelling
Het doel van het fonds staat omschreven in de statuten. Samengevat heeft het fonds ten doel, overeenkomstig de bepalingen van de statuten en van het (de) pensioenreglement(en) van het fonds, werknemers en gewezen werknemers, alsmede hun nagelaten betrekkingen te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom, overiijden en arbeidsongeschiktheid. Het bestuur heeft als taak het pensioenfonds zodanig te besturen dat deze doelstelling wordt gerealiseerd. 2.3. Organisatiestructuur Het fonds voert de pensioenregeling uit in opdracht van cao-partijen in de sector Handel in bouwmaterialen en aanverwante artikelen. Deelname is verplicht voor werkgevers en werknemers die vallen onder de bedrijfsactiviteiten als omschreven in de door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid afgegeven verplichtstellingsbeschikking. In die gevallen en onder die voorwaarden als omschreven in het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000 wordt een aangesloten werkgever op zijn verzoek dispensatie verieend. Daarnaast kunnen werkgevers die niet onder de verplichtstelling vallen maar wel bedrijfsactiviteiten verrichten die raakvlakken hebben met de handel in bouwmaterialen en aanverwante artikelen zich onder nadere voorwaarden (zie hiervoor hoofdstuk 4) vrijwillig aansluiten bij het fonds. De organisatiestructuur ziet er als volgt uit:
Raad van Toezicht
Verantwoordingsorgaan Bestuur
Bestuursbureau
Commissie Risicomanagement
Commissie Verplichtstelling
Commissie Communicatie
Beleggingscommissie
2.3.1.
Bestuur
Het bestuur bestuurt volgens het paritair model als omschreven in artikel 100 van de Pensioenwet en bestaat uit drie leden namens de werkgevers, twee leden namens de werknemers, één lid namens de pensioengerechtigden en tenminste één lid (maar maximaal twee leden) die geen directe vertegenwoordiger is (zijn) van de belanghebbenden van het fonds. Het bestuur kiest uit haar midden een voorzitter en vice-voorzitter. Na een jaar in functie te zijn geweest stellen zij hun functie ter
5/104
STICHTIMG BE DRUFSTAK PENSIOEN FONDS VOOR O t HANDEL I N B O U W M A T E R I A L E N
beschikking. Het bestuur kan overeenkomstig de statuten besluiten de voorzitter en/of vice-voorzitter te herbenoemen dan wel een of twee andere leden van het bestuur voor deze functie(s) te benoemen. Het bestuur benoemt haar leden, gehoord de Raad van Toezicht. Een benoeming is pas definitief nadat De Nederiansche Bank (DNB) als toezichthouder schriftelijk met de voorgenomen benoeming heeft ingestemd. De vertegenwoordigers namens de werkgevers worden voorgedragen door de werkgeversvereniging Koninklijke Vereniging van Handelaren in Bouwmaterialen in Nederiand. Van de vertegenwoordigers namens de werknemers wordt één bestuurslid voorgedragen door FNV Bondgenoten en één bestuurslid door CNV Dienstenbond. De vertegenwoordiger namens de pensioengerechtigden wordt voorgedragen door de geleding van de pensioengerechtigden in het verantwoordingsorgaan. De leden die geen directe vertegenwoordiger zijn van de belanghebbenden van het fonds worden voorgedragen door de overige leden van het bestuur. De maximale zittingstermijn bedraagt twaalf jaar. Het bestuur is niet verplicht om een melding van voorgenomen benoeming van een voorgedragen kandidaatbestuurslid bij DNB in te dienen. Mits voldoende gemotiveerd kan zij besluiten de voordragende organisatie te verzoeken een andere kandidaat voor te dragen. Een bestuurslid kan overeenkomstig het bepaalde in de wet en/of de statuten van het fonds worden geschorst of ontslagen. De hoofdtaak van het bestuur is het besturen en beheren van het pensioenfonds. Het bestuur is verantwoordelijk voor het gevoerde beleid en de naleving daarvan en waakt dan ook over de handhaving van de statuten, reglementen en overeenkomsten. Bij het vervullen van zijn taken richt het bestuur zich naar de belangen van de bij het pensioenfonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraak-gerechtigden, de pensioengerechtigden en de aangesloten werkgever(s) en zorgt het bestuur ervoor dat zij zich door hem op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. De bepaling van het (dagelijks) beleid van het pensioenfonds ligt bij het voltallige bestuur van het pensioenfonds. Daarmee wordt het vier-ogen-principe toegepast en wordt voldaan aan het wettelijk voorschrift dat het dagelijkse beleid door tenminste twee personen bepaald dient te worden. Het bestuur heeft de volgende verantwoordelijkheden: • Het beheer van het pensioenfonds en de toevertrouwde gelden; • Het uitvoeren van de pensioenovereenkomst tussen werkgever en werknemers; • Het doen van pensioenuitkeringen aan pensioengerechtigden; • Het voldoen aan wet- en regelgeving. Het bestuur heeft onder meer de volgende bevoegdheden: Het vaststellen en/of wijzigen van statuten, pensioenreglement(en) en overige reglementen; • Het vaststellen en/of wijzigen van de aansluitingsovereenkomst; • Het vaststellen en/of wijzigen van uitvoeringsbesluiten; » Het uitvoeren van betalingen gedelegeerd aan de pensioenuitvoeringsorganisatie en het bestuursbureau; Het aangaan van contractuele verplichtingen met derden; • Het (on)gevraagd adviseren van cao-partijen over de inhoud van de verplichtstellingsbeschikking en pensioenregeling; • De benoeming van leden van het bestuur; " Het aansturen van het bestuursbureau; " Het (laten) beantwoorden van vragen vanuit de fondsorganen.
6/104
STIC HTING BE D RI J f S TAK 1» E.N S10 E N F O N 0 S VOOR DE HANOEL IN B O U W M A T E R I A L E N
2.3.2. Raad van Toezicht De Raad van Toezicht is samengesteld uit drie onafhankelijke natuuriijke personen. De leden van de Raad van Toezicht worden benoemd door het bestuur op bindende voordracht door het verantwoordingsorgaan. Zij hebben geen zakelijke relatie met, noch zijn zij in dienst van een organisatie die bevoegd is (kandidaat-)bestuursleden voor te dragen of waar de waarmerkend accountant, de adviserend of certificerend actuaris of adviseur van het fonds in dienst is of de organisatie aan wie werkzaamheden zijn uitbesteed. Tevens kan het voormalig bestuurslid of voormalig lid van het verantwoordingsorgaan geen lid worden indien het aftreden uit het bestuur respectievelijk het verantwoordingsorgaan ligt binnen twee jaar voor de beoogde datum van benoeming in de Raad van Toezicht. De Raad van Toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het pensioenfonds en staat het bestuur met raad en daad ter zijde. De taken en bevoegdheden zijn vastgelegd in het Reglement voor de Raad van Toezicht. De maximale zittingstermijn bedraagt acht jaar. Een benoeming is pas definitief nadat DNB schriftelijk met de voorgenomen benoeming heeft ingestemd. Een lid van de Raad van Toezicht kan overeenkomstig het bepaalde in de wet en/of de statuten van het fonds worden geschorst of ontslagen. 2.3.3. Verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan voorziet het bestuur van gevraagd en ongevraagd advies. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit zes leden. Twee leden hebben zitting namens de deelnemers, twee leden namens pensioengerechtigden, één lid namens werkgevers en één lid namens gewezen deelnemers. Vertegenwoordigers namens de deelnemers worden benoemd op voordracht van de werknemersorganisaties. De vertegenwoordiger van werkgevers wordt benoemd door de werkgeversvereniging. Benoeming van de leden namens pensioengerechtigden voor het verantwoordingsorgaan vindt plaats door verkiezingen. De taken en bevoegdheden en wijze van benoeming zijn vastgelegd in het Regelement voor het verantwoordingsorgaan. De maximale zittingstermijn bedraagt twaalf jaar. Een benoeming is pas definitief nadat de verkiezingscommissie de verkiezingsuitslag schriftelijk en/of elektronisch heeft geopenbaard. Tevéns kan het voormalig bestuurslid of voormalig lid van de Raad van Toezicht geen lid worden indien het aftreden uit het bestuur respectievelijk de Raad van Toezicht ligt binnen twee jaar voor de beoogde datum van benoeming in het verantwoordingsorgaan. Een lid van het veranhwoordingsorgaan kan overeenkomstig het bepaalde in de wet en/of de statuten van het fonds worden geschorst of ontslagen. 2.3.4. Bestuurlijke commissies Het bestuur heeft uit haar midden een viertal bestuuriijke commissies benoemd: de Beleggingscommissie, de Commissie Risicomanagement, de Commissie Verplichtstelling en de Commissie Communicatie. De commissies hebben voornamelijk een voorbereidende en adviserende rol richting het bestuur. De taken en bevoegdheden zijn vastgelegd in een door het bestuur per commissie vastgesteld reglement (voor een overzicht van de taken en bevoegdheden per commissie wordt verwezen naar bijlage A). Elke commissie is, onder voorbehoud van goedkeuring door het bestuur, bevoegd niet-bestuursleden als lid aan te wijzen. Aangezien deze leden geen bestuuriijke eindverantwoordelijkheid kunnen dragen, hebben zij geen stemrecht waar het gaat om het nemen van besluiten.
7/104
' S A I ' 1 1 ^
STICHTING BEDRtJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN
2.3.5. Klachten- en geschillencommissie Het fonds kent een klachten-, respectievelijk geschillenreglement. Het pensioenfonds heeft een klachten- en geschillencommissie. Het bestuur publiceert de taakopdracht en de bevoegdheden van deze commissie op de website van het fonds en houdt deze actueel. Omdat het bestuur eindverantwoordelijk is voor de uitvoering van de regeling brengt de geschillencommissie een niet bindend advies uit. Het bestuur zal het advies in principe volgen, tenzij het bestuur oordeelt dat dit advies in redelijkheid en billijkheid niette kunnen volgen. 2.3.6. Bestuursbureau Het bestuursbureau ondersteunt het bestuur en de commissies primair bij het uitvoeren van haar bestuurstaken en daarnaast bij het invullen van de regiefunctie (geschiktheid, processen, rapportages) om als bestuur voldoende 'countervailing power' jegens de uitvoeringsorganisatie, vermogensbeheerders, adviseurs en overige derden te creëren en te behouden. Het bestuursbureau wordt aangestuurd door een directeur, zijn of haar taken en bevoegdheden zijn vastgelegd in een directiereglement (zie hiervoor bijlage B). 2.4.
Beloningsbeleid
Het bestuur heeft een beloningsbeleid vastgesteld. Dit beleid is vastgelegd in een apart document en is van toepassing op leden van het bestuur, de Raad van Toezicht, het verantwoordingsorgaan en derden aan wie werkzaamheden zijn uitbesteed. Het bestuur heeft hierbij nadrukkelijk gekeken naar objectieve normen, waaronder de Principes voor beheerst beloningsbeleid van DNB en AFM en de aanbevelingen van de Pensioenfederatie. Het bestuur zal periodiek het beloningsbeleid evalueren en waar nodig bijstellen. Hierbij neemt het bestuur de ontwikkelingen in de sector en de bedrijfstak in ogenschouw. 2.5.
Boardroom dynamics
Het bestuur onderschrijft het belang van een goed functionerende boardroom dynamics. Dit vraagt om een optimale samenstelling van het bestuur, de Raad van Toezicht en het verantwoordingsorgaan. Hierbij gaat het om de onderiinge aanwezigheid en verdeling van kennis, competenties, gedrag en communicatie. Maar ook om evenwichtige belangenafweging. Dit heeft permanent de aandacht van het bestuur, onder meer door de jaarlijks/periodiek te houden zelfevaluatie van het eigen functioneren. 2.6. Uitbestede werkzaamheden Het bestuur heeft beleid vastgesteld ten aanzien van de uitbesteding van werkzaamheden. Bij dit beleid is rekening gehouden met het bepaalde in artikel 34 van de Pensioenwet en hoofdstuk 4 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling. Het beleid inzake uitbesteding houdt op hoofdlijnen hetvolgende in: • Er wordt gebruik gemaakt van Service Level Agreements (SLA's); • De wettelijke regels worden nageleefd, waaronder begrepen de beheersing van risico's die samenhangen met de uitbesteding van werkzaamheden. Zo wordt bij een nieuwe of gewijzigde uitbesteding in de offerteaanvraag geïnformeerd naar de waarborgen (boetes, exit bepalingen, verklaringen, e.d.) die mogelijk zijn ter voorkoming van problemen. Het bestuur bepaalt vervolgens of de risico's en waarborgen in een redelijke verhouding tot elkaar staan alvorens zij definitief besluit tot de uitbesteding van de werkzaamheden aan een specifieke uitvoerder. Offertes worden door het bestuur bij voorkeur aangevraagd bij lASE 3402-gecertificeerde uitvoerders. Als dit laatste niet haalbaar is moeten (potentiële) uitvoerders in ieder geval beschikken over: O Interne procedures die de juistheid en tijdigheid van de werkzaamheden waarborgen;
1/104
iBPT^t;
?Kf
um
STICHTING BËDRiJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN B O U W M A T E R I A L E N
O
Richtlijnen die vertrouwelijke omgang met de gegevens van het fonds garanderen en de integriteit van de werknemers van de uitvoerder waarborgen; = Er worden geen werkzaamheden uitbesteed, die niet mogen worden uitbesteed; " Er worden geen werkzaamheden uitbesteed aan ondernemingen - of daaraan gelieerde ondernemingen - waarin een of meerdere bestuursleden werkzaam zijn of een (in) direct zakelijk belang hebben. Het bestuur heeft onder behoud van zijn verantwoordelijkheden de pensioenadministratie, het vermogensbeheer, de beleggingsadministratie en de actuariële, fiscale, beleggings- en juridische advisering uitbesteed aan professionele externe partijen. Pensioenadministratie De werkgevers-, deelnemers-, en, uitkeringenadministratie en een deel van de financiële administratie is uitbesteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. te De Meern (SAP). Vermogensbeheer Het fiduciair beheer van de beleggingen exclusief vastgoed is opgedragen aan Lombard Odier. De beleggingen zijn deels ondergebracht in beleggingsfondsen en worden deels op een discretionaire wijze beheerd, beheer van de beleggingen in vastgoed is opgedragen aan Syntrus Achmea Real Estate & Finance. Northern Trust treedt op als custodian en oversight manager. Advisering Als adviserend actuaris van het fonds is AonHewitt Associates B.V. benoemd. De adviserend actuaris adviseert het bestuur over de financiële opzet van het pensioenfonds en de grondslagen waarop het rust. Daarnaast geeft hij gevraagd en ongevraagd adviezen over onder andere het premie-, toeslagen beleggingsbeleid. Tevens begeleidt hij het bestuur desgevraagd met beleidsadviezen over uiteenlopende fondsaangelegenheden. Daarnaast maakt het bestuur voor haar advisering gebruik van De Clercq Advocaten, Swalef Consultancy B.V., Catapult B.V. en Montae B.V.. 2.7.
Beheersmaatregelen en interne controle
2.7.1. Goed pensioenfondsbestuur Het bestuur onderschrijft de principes voor goed pensioenfondsbestuur zoals vastgelegd in de Code Pensioenfondsen en/of in de Pensioenwet. Het bestuur geeft invulling aan de principes die betrekking hebben op het bestuur maar behoudt zich het recht voor om hier van af te wijken. Indien zij hiervan afwijkt zal dit gemotiveerd worden verantwoord in het jaarverslag van het fonds. Het bestuur beschikt onder meer over een deskundigheidsplan en een gedragscode. Daarnaast evalueert het bestuur jaariijks zijn eigen functioneren, zowel van het bestuur als van de individuele bestuursleden. Ook heeft het bestuur een communicatiebeleidsplan opgesteld. Het fonds kent een intern toezicht in de vorm van een Raad van Toezicht als ook een verantwoordingsorgaan. Het bestuur hanteert een uitgebreid maar efficiënt functionerend risicomanagementbeleid en -proces dat als basis dient voor het bestuuriijk functioneren en evenwichtig behartigen van de belangen van haar stakeholders. 2.7.2. Monitoring Het bestuur is verantwoordelijk voor het uitvoeren van interne controlemaatregelen gericht op de juiste en volledige registratie van de gegevens van het pensioenfonds. Daarnaast heeft het pensioenfonds
9/104
STICHTING
BEDtUFSTAKPENSlOENFONDS
VOOR DE HANOEL I N B O U W M A T E R I A L E N
maatregelen getroffen om de door de Minister opgelegde sancties jegens derde landen uit te kunnen voeren (Sanctiewet 1977). Om de kwaliteit van uitbestede werkzaamheden te waarborgen, heeft het pensioenfonds SLA's met betrokken partijen afgesloten: • SAP. Deze SLA wordt periodiek geëvalueerd en indien nodig herzien. In de SLA is vastgelegd dat de uitvoerder werkzaamheden zal uitvoeren op het gebied van: O het uitvoeren van de administratie, uitmondend in het op de beoogde tijdstippen doen uitbetalen van dejuiste uitkeringen aan de rechthebbenden; O het beheren van de toevertrouwde middelen; O het communiceren op pensioengebied met alle belanghebbenden; O het uitvoeren van de werkgeversadministratie, uitmondend in een correcte en tijdige facturatie. • De fiduciair beheerder. Hierin zijn vastgelegd de beleggingsrichtlijnen en de overeengekomen rapportages (zie voor een uitgebreidere toelichting hoofdstuk 8); en AEGON Levensverzekering N.V., Met de adviseurs, de waarmerkend accountant en de certificerend actuaris zijn geen SLA afspraken overeengekomen, aangezien het hier veelal ad hoe werkzaamheden betreft. Bij deze categorie ligt de nadruk met name op het periodiek toetsen van de kwaliteit van de adviezen en het monitoren van de kosten. Per opdracht wordt vooraf een kosteninschatting opgevraagd. 2.7.3. Extern toezicht Het bestuur heeft Triple A Risk Finance Certification B.V. belast met de certificering. De certificerend actuaris heeft tot taak het afleggen van een verklaring over de juistheid van de op de balans en de rekening van baten en lasten voorkomende actuariële posten en een bevestiging te geven dat het pensioenfonds heeft voldaan aan de bepalingen krachtens de Pensioenwet en het FTK. De certificerend actuaris waarmerkt het actuarieel verslag. Baker Tilly Berk is voor het jaarwerk 2014 als waarmerkend accountant aangesteld en belast met de controle van de jaarrekening (inclusief de verslag-staten) van het fonds. Voorts maakt deze ieder boekjaar een verslag op waarin een volledig beeld van de financiële positie van het fonds wordt gegeven. De heer Van der Rijst van PWC heeft zijn, overeenkomstig de Wet op de accountancy, maximale termijn van zeven jaar volgemaakt. Het bestuur achtte dit een legitiem moment om vast te stellen of een andere accountant van PWC dan wel een andere accountantsorganisatie het meest optimale voor het fonds en haar stakeholders is. 2.7.4. Financieel crisisplan Het fonds heeft een financieel crisisplan opgesteld. Hierin zijn de maatregelen beschreven die het bestuur op korte termijn effectief in kan zetten, ingeval de dekkingsgraad zich in korte tijd zeer snel beweegt richting kritische waarden, waardoor het realiseren van de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar komt. Dit financieel crisisplan is opgenomen in bijlage C van deze ABTN. Het crisisplan wordt tenminste jaariijks geëvalueerd. 2.7.5. Continuïteitsanalyse De continuïteitsanalyse heeft als doel het gevoerde beleid van het fonds ten aanzien van de beleggingen, de toeslagverlening en de premie in onderiinge samenhang en in relatie met de verplichtingen met een tijdshorizon van 15 jaar te toetsen op de beheersbaarheid van risico's met betrekking tot de aanvaardbare geachte kansen ten aanzien het optreden van respectievelijk een
10/104
IP^^tlbsiM
STICHTING BEDRUFS.TAKRENSIOEHFONDS VOOR 0E HANOEL fN B O U W M A T E R I A L E N
dekkingstekort, een reservetekort, toeslagverieningskortingen en niet kostendekkende premies. De laatste analyse dateert van 2013. DNB heeft op 8 juli een Q&A gepubliceerd waarin wordt bevestigd dat een pensioenfonds (derhalve ook het fondszelf) in 2014 niet meer hoeft te beschikken over een recente continuiteitsanalyse, tenzij sprake is van: 1. een ingrijpende wijziging in de huidige of verwachte financiële positie van het fonds (zoals bedoeld in het Besluit FTK) of 2. een verplichting tot indienen van een nieuw herstelplan. In andere gevallen zijn pensioenfondsen dus niet verplicht de (driejaariijkse) continuïteitsanalyse te actualiseren. Een ingrijpende wijziging in de huidige of verwachte financiële positie van het fonds kan het gevolg zijn van bijvoorbeeld: « een ingrijpende wijziging van de pensioenregeling; een ingrijpende wijziging van de financiële opzet van het fonds; " een grote collectieve waardeoverdracht of fusie / splitsing van het fonds; " beëindiging van pensioenopbouw en/of beëindiging van toetreding tot het pensioenfonds. Indien sprake is van een ingrijpende wijziging in de situatie van het fonds, dient het fonds dit te melden bij de toezichthouder, zodat vastgesteld kan worden of een nieuwe continuïteitsanalyse is vereist of dat de gevolgen voor de (toekomstige) financiële positie mogelijk op een andere manier kunnen worden beoordeeld. Het bestuur zal bij iedere materiële wijziging toetsen, gehoord de adviserend actuaris, of een continuïteitsanalyse of daarmee vergelijkbaar analyse mogelijkerwijs noodzakelijk is. 2.7.6. Compliance Het pensioenfonds heeft een gedragscode ingesteld voor het bestuur en al degenen die voor, namens of in opdracht van het pensioenfonds werken en alle door het bestuur aan te wijzen betrokkenen, ter voorkoming van conflicten tussen het belang van het pensioenfonds en de privé-belangen van betrokkenen alsmede ter voorkoming van het gebruik van vertrouwelijke informatie van het pensioenfonds voor privé-doeleinden. De uitgeschreven principes, taken en verantwoordelijkheden inzake compliance zijn vastgelegd in de compliance regeling van het pensioenfonds. Als compliance officer is KPMG Integrity & Investigation Services aangesteld. De compliance officer bewaakt dat het pensioenfonds voldoet aan de voor het pensioenfonds van toepassing zijnde actuele wet- en regelgeving op het gebied van compliance. Zo is de compliance officer belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen uit de gedragscode. De taken en bevoegdheden van de compliance officer van het pensioenfonds zijn vastgelegd in de compliance regeling van het pensioenfonds. De compliance officer geeft jaariijks een schriftelijke terugkoppeling aan het bestuur over zijn bevindingen inzake compliance. Tevens wordt een samenvatting van zijn rapportage toegevoegd aan het jaarverslag. 2.7.7. Communicatiebeleidsplan Het bestuur beschikt over een communicatiebeleidsplan waarin het communicatiebeleid voor een aantal jaren is vastgelegd. Dit plan wordt steeds op jaarbasis uitgewerkt in een actieplan en in voorkomende gevallen periodiek aangepast. Het communicatieplan dient als basis voor de communicatie met de (gewezen) deelnemers en overige belanghebbenden en voldoet aan vereiste wet- en regelgeving.
11/104
STICHTING
B|DRUFSTAKPE:NSIOENFONDS
VOOR DE HANDEL IN B O U W M A T E R I A L E N
V 2.7.8. Informatie en verslaglegging Het bestuur wordt minimaal eens per kwartaal voorzien van managementinformatie die van belang is voor de beleidsvoorbereiding (niet limitatief): • Financiële cijfers. Per maand wordt de dekkingsgraad van het pensioenfonds en de performance van de vermogensbeheerders verstrekt Per kwartaal vindt een uitgebreidere rapportage van de vermogensbeheerders plaats. Per jaar wordt het jaarverslag opgesteld; • de interne en externe ontwikkelingen die relevant zijn voor het pensioenfonds; O de ontwikkelingen met betrekking tot het belegd vermogen; • de voortgang van de pensioenadministratie; = ontwikkelingen op pensioengebied; • de voortgang van het communicatiebeleidsplan; ° de realisatie versus begroting van het fonds. Jaariijks stelt een bestuur een begroting op. Op kwartaalbasis wordt aan het bestuur gerapporteerd over de ontwikkeling van de werkelijke kosten ten opzichte van de begroting en de verwachting van de kosten voor het gehele jaar. Deze rapportages worden tevens besproken met de Raad van Toezicht en het verantwoordingsorgaan. Het pensioenfonds rapporteert op kwartaalbasis aan DNB de ontwikkelingen in het belegd vermogen en de technische voorzieningen volgens een vast format. Maandelijks wordt de dekkingsgraad aan DNB gerapporteerd. Het bestuur stelt jaarlijks de statutaire jaarrekening en verslagstaten voor DNB vast. 2.7.9. Deskundigheidsbevordering en opleidingsbeleid Bij het bevorderen van de deskundigheid van de individuele bestuursleden en het bestuur als geheel, handelt het bestuur in overeenstemming met de Code Pensioenfondsen, de Beleidsregel geschiktheid 2012 en de Handreiking geschikt pensioenfondsbestuur van de Pensioenfederatie. Het fonds beschikt over een deskundigheids- en scholingsplan, inclusief een functieprofiel voor bestuursleden en een aanvullend functieprofiel voor de voorzitter, waarin het beleid ten aanzien van deskundigheids- en competentiebevordering is vastgelegd. Doel is dat de bestuursleden over voldoende kennis, inzicht en oordeelsvorming en competenties beschikken om hun taken te volbrengen. Als de aanwezige deskundigheid en competenties afwijken van de gewenste deskundigheid en competenties wordt per bestuurslid vastgelegd welke stappen worden ondernomen om te komen tot de gewenste deskundigheid. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van het individueel of collectief volgen van een pensioenopleiding. Het deskundigheids- en opleidingsplan en de voortgang van het opleidingsplan worden jaariijks door het bestuursbureau geëvalueerd. Bij toetreding tot het bestuur van nieuwe bestuursleden wordt het inwerken verzorgd en begeleid door het bestuursbureau aan de hand van een introductieprogramma. Het bestuur volgt jaariijks diverse vaktechnische cursussen inzake pensioenen om zich op de hoogte te houden over nieuwe ontwikkelingen.
12/104
I tl I
STICHTING BEDRIJFS I A K P L NSI OEN FO N DS VOOR DE ( l A N D t L IN B O U W M A T E R I A L E N
3.
Risicomanagement
3.1. Integraal risicomanagement als de basis voor het (interne) beheersingssysteem Het integraal risicomanagement van het fonds richt zich op een drietal aspecten: 1) de doelstelling van het fonds, 2) de activiteiten om de doelstellingen te realiseren en 3) de (risico)cultuur. De risicostrategie, waarin wordt aangegeven op welke wijze het fonds omgaat met de risico's is in een separaat strategiedocument beschreven. Hiervoor heeft het bestuur een raamwerk vastgesteld dat uit de volgende componenten bestaat: ° De risicostrategie: wat zijn de doelstellingen van het risicobeleid, wat is de risicobereidheid en welke strategie hanteert het fonds om deze doelstellingen te bereiken? ° Governance rondom risicomanagement: hoe is risicomanagement binnen het fonds georganiseerd en hoe neemt het bestuur verantwoordelijkheid? = Risicobeleid: zijn alle gedefinieerde risico's uitgeschreven in beleid? " Risicomanagement processen: is er een proces om jaariijks te evalueren en bij te sturen? = Informatie: hoe wordt het risicobeleid gemonitord en geëvalueerd?
Strategie
|
Governance Beleid Processen
• I
Binnen het raamwerk heeft het bestuur bepaald dat zij zich minimaal op het volwassenheidsniveau 3 bevindt (zie figuur voor de verschillende stadia). Volwassenheidsniveau 3 betekent dat het fonds gestructureerd met het risicomanagementproces om gaat en dat alles eveneens geformaliseerd is. De implementatie van het integrale risicomanagement is in 2014 gestart en naar verwachting in 2015 afgerond. Vanaf 2016 wordt op de verschillende onderdelen eveneens periodiek geëvalueerd (niveau 4). De uitkomsten van het risicoraamwerk zijn vastgelegd in een zogenaamde gap-analyse. Belangrijk onderdeel van integraal risicomanagement is het proces van de risicoanalyse. Dit bestaat uit het identificeren en analyseren van die risico's die het realiseren van de doelstellingen in de weg kunnen staan en de onverminderde uitvoering van de reglementaire bepalingen kunnen bedreigen. Op basis van deze uitkomsten worden de beheersmaatregelen getroffen om de risico's binnen de door het fonds gewenste tolerantie niveau te houden c.q. te brengen. De risicoanalyse vindt jaarlijks plaats.
13/104
I^ ' 1 0 \J
STICHTING 8£DRTJFSTAKRENSI0£NF0NDS VOOR DE. HANDEL IN B Ö U W M A T E R f A l E N
Door het risicomanagement op een integrale manier te benaderen is het bestuur van mening dat zij nog beter in staat is om te kunnen anticiperen op de veranderingen in de interne en externe omgeving van het fonds die de ambitie van het fonds beïnvloeden. 3.2. Risicostrategie en governance De huidige risicostrategie is er op gericht om, met de gekozen "technische" beleidsuitgangspunten (overievingstafel, leeftijdsterugstellingen, opslag uit hoofde van excasso), de kans zo groot mogelijk te maken dat het fonds langdurig aan zijn verplichtingen zal kunnen voldoen. Het bestuur heeft zich daarbij laten adviseren door de adviserend actuaris op basis van het principe van prudente aannames, die onderzocht zijn met behulp van ALM-studies en continuïteitsanalyses. Het fonds heeft in 2013 een ALM-studie laten uitvoeren (zie hoofdstuk 8 voor de uitkomsten). Het bestuur heeft begin 2014 de risicobereidheid van het fonds vastgesteld. Hierbij zijn vanuit evenwichtige belangenafweging de afspraken met de werkgevers en de doelstellingen van het fonds vastgesteld en is geconstateerd dat de risicobereidheid van het bestuur behoudend is. In het strategische beleggingsbeleid komt deze behoudende risicohouding tot uiting door een relatief beperkt deel te beleggen in risicovollere beleggingen als aandelen en alternatieve beleggingen en het renterisico ten opzichte van de verplichtingen voor 62% op basis van marktrente af te dekken. Het bestuur heeft het voornemen in 2015 een risicobereidheidsonderzoek onder de deelnemers uit te laten voeren. Om de risico's in continuïteit te monitoren heeft het bestuur in 2014 een Commissie Risicomanagement en een Beleggingscommissie ingesteld. De Beleggingscommissie richt zich hoofdzakelijk op de financiële risico's terwijl de Commissie Risicomanagement zich op de nietfinanciële risico's richt. Vanuit de Beleggingscommissie en de Commissie Risicomanagement worden onder andere voorstellen gedaan aan het bestuur voor beheersingsmaatregelen, wanneer risico's buiten de toleranties dreigen te komen. Tevens vindt continue monitoring plaats van de ontwikkeling van de risico's. ' Op kwartaalbasis stelt de Commissie Risicomanagement een risicomanagementrapportage op welke in de daaropvolgende bestuursvergadering met het voltallige bestuur wordt besproken. Deze aanpak draagt bij aan het 'in control' zijn van het bestuur en geeft het fonds inzicht in de mate van interne beheersing. Hierna worden de belangrijkste risicogebieden beschrevèn plus de daarbij behorende maatregelen. De opbouw volgt de indeling van FIRM die gehanteerd is bij de risicoanalyse. 3.3. Risicogebieden De risicogebieden kunnen worden onderverdeeld in financiële en niet-financiële risico's van het fonds. Per risico wordt beschreven welke maatregelen door het fonds zijn genomen ter beheersing. 3.4. Financiële risico's De financiële risico's die het fonds loopt hebben betrekking op; solvabiliteit, matching en rente, markt en prijs, krediet, liquiditeit, concentratie en verzekeringstechnisch. Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen ter;dekking van de pensioenverplichtingen. De
14/104
11
mi
STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR OE HANOEL I N B O U W M A T E R I A L E N
solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het pensioenfonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslag van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Het beleid is erop gericht de beleggingen binnen een bepaalde marge zo goed mogelijk af te stemmen op de verplichtingen van het fonds. Deze marge geeft het risico aan dat met de beleggingsportefeuille gelopen mag worden. Dit risico wordt uitgedrukt in de term tracking error. Het bestuur heeft beleid geformuleerd voor reguliere financiële marktomstandigheden (normaal risico regime) en voor financiële omstandigheden waarin er sprake is van een hoog risico (hoog risicoregime ofwel een crisisperiode). In tijden van crisis kan de beleggingsportefeuille defensiever worden ingericht en kunnen de bandbreedtes waarbinnen bewogen mag worden aangepast worden. Het bestuur wordt hierin geadviseerd en ondersteund door de fiduciair manager, die door middel van een risico regime model aangeeft of er sprake is van een verhoogd risico regime of niet. Monitoring vindt op een dagelijkse basis plaats. Matching-Zrenterisico Het renterisico is het risico dat de rentegevoeligheid en de omvang van de nominale pensioenverplichtingen afwijken van die van de beleggingen als gevolg van veranderingen in de marktrente. In het algemeen geldt dat de waarde van de pensioenverplichtingen stijgt als de rente daalt. Als de beleggingen in meer of mindere mate mee stijgen, heeft dit impact op de dekkingsgraad. Het bestuur heeft besloten het renterisico tussen beleggingen en verplichtingen voor 62% af te dekken, waarbij een bandbreedte gehanteerd van minimaal 60% en maximaal 70%. De afdekking vindt over de gehele looptijd van de verplichtingen plaats, met uitzondering van de langstlopende verplichtingen. Voor deze zeer lange looptijden waren de producten minder liquide en de rentes erg laag. Om de renteafdekking te realiseren wordt gebruik gemaakt van euro staatsobligaties van Nederland en Duitsland en rentederivaten. Monitoring van de afdekking en de effectiviteit van de afdekking vindt dagelijks plaats. Marktrisico/prijsrisico Het prijsrisico is het risico dat de waarde van de beleggingen onderhevig is aan bewegingen in marktprijzen. De mate van bewegelijkheid is het grootst voor aandelen en grondstoffen en minder groot voor bijvoorbeeld vastgoed. Het bestuur kiest bewust voor het lopen van prijs(markt)risico om te kunnen voldoen aan de doelstellingen en toeslagambitie. Het bestuur gaat er van uit dat meer risicovolle beleggingen op lange termijn waarde toevoegen. De strategische samenstelling van de beleggingsportefeuille en dus het risicoprofiel wordt vastgesteld op basis van een Asset Liability Management studie, in combinatie met de andere sturingsinstrumenten van het fonds (premie- en toeslagbeleid). Periodiek wordt getoetst of de uitgangspunten die in deze studie zijn gebruikt nog reëel zijn, dan wel bijsturing behoeven. Rondom de strategische normwegingen zijn bandbreedtes vastgesteld. Monitoring van de samenstelling van de portefeuille versus het beleid en de bandbreedtes vindt op dagelijkse basis plaats. Valutarisico Het valutarisico is het risico dat de waarde van beleggingen luidend in vreemde valuta uitgedrukt in euro daalt als gevolg van bewegingen van vreemde valuta koersen. Om een zo optimaal mogelijke spreiding aan te houden en te kunnen profiteren van kansen die de verschillende regio's en sectoren bieden, belegt het fonds in de returnportefeuille ook buiten de eurozone. De matchingportefeuille is
15/104
Iy > B I ^
STICHTING B£DRIJFSTAKPENSIOENF0_NDS VOOR OE HANDEL IN B O U W M A T E R I A L E N
volledig belegd in euro. Binnen de returnportefeuille wordt het valutarisico strategisch 85% afgedekt. Het bestuur hanteert bandbreedtes. De afdekking van het valutarisico vindt plaats door middel van valutatermijncontracten. Monitoring van het valutarisico versus het beleid en de bandbreedtes vindt op dagelijkse basis plaats. Liquiditeitsrisico Het liquiditeitsrisico is het risico dat het fonds niet aan haar betalingsverplichtingen uit hoofde van pensioenuitkeringen, derivatentransacties of uitvoeringskosten kan voldoen. Het beleid is erop gericht dat enerzijds een gedegen cashmanagement proces wordt gevoerd en anderzijds dat de beleggingsportefeuille voornamelijk belegd wordt in liquide en dus snel verhandelbare beleggingen producten. Ten aanzien van mogelijke liquiditeitsbehoefte uit hoofde van derivatentransacties hanteert het fonds strikte richtlijnen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. De omvang van liquiditeitsbehoefte uit hoofde van maandelijkse pensioenuitkeringen en betaling van kosten is beperkt. Dit cashmanagement proces wordt maandelijks gemonitord, waarbij afstemming op de premie inkomsten plaatsvindt. Kredietrisico Het kredietrisico is het risico dat een tegenpartij niet aan haar verplichtingen kan voldoen. Het fonds maakt hierbij onderscheid naar het kredietrisico binnen de beleggingsportefeuille (landen en bedrijven die obligatieleningen uitgeven), het tegenpartijrisico (banken waar deposito's worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars) en het sponsorrisico. Het fonds loopt binnen het vastgestelde risicobudget bewust kredietrisico binnen de beleggingsportefeuille. Hiertegenover staat immers een hogere vergoeding. Voor de mate van het toegestane kredietrisico zijn limieten gesteld ofwel normwegingen en bandbreedtes vastgesteld. De monitoring van de werkelijke positie versus het beleid vindt op een dagelijkse basis plaats. Het bestuur ontvangt maand- en kwartaalrapportages. Het fonds loopt tegenpartijrisico bij het aangaan van bijvoorbeeld (derivaten-) transacties, het uitlenen van effecten (securities lending activiteiten) en het uitbesteden van activiteiten. Het beleid is erop gericht om zowel transacties en het uitbesteden van activiteiten te spreiden over meerdere tegenpartijen en alleen te beleggen in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlement systeem functioneert. Daarnaast stelt het fonds eisen waaraan tegenpartijen moeten voldoen en de wijze waarop het collateral management (ofwel onderpand management) plaatsvindt. Voor het aangaan van derivaten transacties heeft het fonds contracten gesloten (zogenaamde ISDA/CSA overeenkomsten) met een viertal tegenpartijen. De custodian van het fonds voert het collateral management. Het bestuur wordt hierover periodiek geïnformeerd. Het sponsorrisico is het risico dat aangesloten werkgevers niet of niet tijdig aan de premiebetaling verplichtingen voldoen of kunnen voldoen. Dit hangt mede samen met de ontwikkelingen in de branche. Daar het bestuur dit risico ziet toenemen, houdt zij deze ontwikkelingen goed in de gaten. Voor de duur van het traject handhaving verplichtstelling verzorgt het bestuursbureau de aanschrijving en beoordeling van potentiële werkgevers, zodat het fonds dicht op deze activiteiten zit. De feitelijke werkgeversadministratie is ondergebracht bij de pensioenuitvoerder.
16/104
STICHTING BËORIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL (N B O U W M A T E R I A L E N
\ Concentratierisico Het concentratierisico is het risico dat er een te grote afhankelijkheid bestaat van beleggingen in één bepaald product, land, regio, sector of debiteur. Het beleid is erop gericht een zo groot mogelijke spreiding aan te brengen over landen, regio's, sectoren en debiteuren en het concentratierisico zo goed als mogelijk te reduceren. Binnen de returnportefeuille wordt daarom voornamelijk belegd in beleggingsfondsen. In de matchingportefeuille is er sprake van concentratierisico door het louter toestaan van de meest veilige staatsobligaties met een AAA rating. Het bestuur accepteert dit risico en weegt dooriopend dit concentratierisico af tegen het risico dat dit deel van de portefeuille de verplichtingen in onvoldoende mate volgen. De matchingportefeuille is er immers op gericht om voor 70% het verioop van de verplichtingen van het fonds te volgen. In 2013 heeft het bestuur een oversight manager aangesteld om het concentratierisico nog beter inzichtelijk te hebben en te kunnen monitoren. Monitoring en rapportage vindt op een maandelijkse basis plaats. Verzekeringstechnisch risico Langf/evenris/co Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de technische voorziening. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG prognosetafel 2012-2062 met adequate correcties voor ervaringssterite is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Over/zycfensris/co Het overlijdensrisico betekent dat het pensioenfonds in geval van overiijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen.. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (schadereserve). Voor dit risico wordt jaariijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het beleid van het pensioenfonds is om het overiijden-en arbeidsongeschiktheidsrisico te herverzekeren. roes/agr/s/co Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie om het pensioen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagtoezegging voorwaardelijk is. 3.5. Niet-financiële risico's De niet-financiële risico's die het fonds loopt hebben betrekking op; omgeving, operationeel, uitbesteding, IT, integriteit en juridisch.
17/104
STICHTING BEDRIJFSÏAKPt NSIOÊNFO.MDS VOOR D l HANDEL IN B O U W M A I E R t A l E N
Omgevingsrisïco Het risico als gevolg van buiten de instelling of groep komende veranderingen op het gebied van concurrentieverhoudingen, belanghebbenden, reputatie en ondernemingsklimaat. Dit risico is voor het fonds in beperkte mate beheersbaar. Het fonds maakt onderscheid naar systeem, handhaving en verplichtstelling en communicatie. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert waardoor beleggingen van het pensioenfonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen veriiezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het pensioenfonds niet beheersbaar. Handhavingsrisico (verplichtstelling) Het handhavingsrisico is het risico dat werkgevers niet zijn aangesloten bij Hibin, terwijl zij dit volgens de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 wel verplicht zijn. Er heeft in deze situatie geen premiebetaling plaatsgevonden, terwijl een deelnemer wel aanspraak kan doen bij Hibin op de uitkering. Het bestuur acht dit een zeer belangrijk risico. In de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Wet Bpf 2000) is vastgelegd dat het georganiseerde bedrijfsleven een verzoek tot verplichtstelling, wijziging of intrekking van die verplichtstelling kan doen. Met andere woorden: cao-partijen spelen een centrale rol bij de totstandkoming van de verplichtstelling; zonder hen is een verplichtstelling niet mogelijk. Gevolg van de verplichtstelling is onder meer dat werkgevers en werknemers verplicht zijn de statuten en de reglementen van het fonds na te leven. Door verplichtstelling van de deelneming in het fonds wordt deze deelneming voor iedereen gelijkgesteld met een deelneming op grond van een pensioentoezegging. Werkgevers zijn op grond van het verplichtstellingsbesluit en de Wet Bpf 2000 verplicht om zich uit eigen beweging aan te sluiten bij Bpf HiBiN wanneer zij werkzaam zijn in de sector die onder het verplichtstellingsbesluit vallen. Er rust op deze werkgevers een zelfstandige onderzoeksplicht om de aansluiting te bewerkstelligen en wanneer er onduidelijkheid is behoort de werkgever actief Bpf HiBiN, te benaderen om duidelijkheid over al dan niet verplichte aansluiting te verkrijgen. Op grond van de verplichtstelling en de wet Bpf 2000 is Bpf HiBiN verplicht om alle mogelijke inspanningen en acties te ondernemen om ervoor te zorgen dat werkgevers en werknemers die onder de reikwijdte van de verplichtstelling van Bpf HiBiN vallen, ook daadwerkelijk worden aangesloten. De juiste (wettelijke) procedure dient hiervoor te worden gevoerd, inclusief het versturen van premienota's, het innen van de premies en het desnoods invorderen van deze premies via een dwangbevel. Het bestuur heeft in 2013 actief beleid ontwikkeld om niet of ten onrechte aangesloten ondernemingen op te sporen ter bescherming van de pensioenaanspraken en pensioenrechten van alle belanghebbenden. Vanaf 2014 wordt uitvoering gegeven aan dit beleid. Commun/caf/eris/co Het communicatie risico is het risico dat door onvoldoende, onjuiste of onvolledige communicatie de deelnemer niet goed wordt geïnformeerd. Het bestuur vindt duurzame communicatie naar deelnemers en andere stakeholders van groot belang. Het beleid van het fonds is de laatste jaren aangescherpt. Om de risico's als gevolg van het gedrag en de verwachtingen van de deelnemers te beheersen is het
18/104
STICHTING BfDRIJFSTAKPENSIOENFQNDS VOÖR DE HANDEL IN B O U W M A T E R I A L E N
communicatiebeleid ontwikkeld. De communicatie van het fonds voldoet minimaal aan de eisen van pensioenwet en pension fund governance. Daarnaast stelt het fonds specifieke eisen zoals het rekening in de communicatie met de diversiteit van de doelgroepen. Het bestuur heeft een extern communicatiebedrijf aangesteld en zet moderne communicatiemiddelen als social media en de Pensioenapp in ter verhoging van de effectiviteit. De effectiviteit van de communicatie wordt periodiek gemeten . Operationeel risico Het operationele risico is het risico samenhangend met ondoelmatige of onvoldoende doeltreffende procesinrichting dan wel procesuitvoering. Het bestuur onderkent dat er zowel binnen de bestuuriijke organisatie van het fonds als bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer sprake is van verschillende operationele risico's. Operationele risico's bestuurlijke organisatie Vanwege de Wet Versterking Bestuur en de eisen die in dit kader aan pensioenfondsbesturen gesteld worden, is er veel tijd en aandacht besteed aan de inrichting van de governance, de samenstelling van het bestuur en de taken en verantwoordelijkheden van het bestuursbureau. Het beleid is erop gericht om zo goed als mogelijk de continuïteit, deskundigheid en tijdsbesteding van zowel bestuur als het bestuursbureau te waarborgen. Het bestuur heeft daarom een aantal aanvullende maatregelen getroffen om dit risico verderte reduceren en nog beter te beheersen: • Inrichten commissiestructuur; " Extern bestuurslid met de vereiste deskundigheid op het gebied van vermogensbeheer; = Onafhankelijk voorzitter van de Commissie Risicomanagement; " Verder formaliseren en vastleggen van taken, verantwoordelijkheden en processen. De implementatie hiervan vindt in 2014 plaats. Operationele risico's uitbestedingsrelaties Voorbeelden van operationele risico's bij uitbestedingsrelaties zijn ontoereikende procedures met betrekking tot de afhandeling van beleggingstransacties of pensioenuitkeringen en het ontbreken van functiescheiding, maar ook IT-risico's zoals systeemuitval en onvoldoende back-up faciliteiten. Als gevolg van deze operationele risico's kunnen zich zowel financiële als reputatie schades voordoen. Het beleid van het fonds is erop gericht om dit risico zo goed als mogelijk te reduceren en te beheersen. Met de pensioenuitvoerder is een verbeterplan opgesteld, welke door het bestuursbureau nauw gemonitord wordt. Daarnaast stelt het bestuur eisen aan de uitbestedingsrelaties welke zijn vastgelegd in het werkboek governance. Er vinden periodieke overieggèn plaats met alle uitbestedingsrelaties en de uitvoerder rapporteert door middel van een SLA rapportage over de dienstveriening en voortgang van het verbeterplan. Uitbestedingsrisico Het uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/pf kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel wordt geschaad. Daar het fonds veel activiteiten heeft uitbesteed aan diverse partijen, is het uitbestedingsrisico een aandachtspunt. Het beleid van het fonds is erop gericht om met partijen samen te werken die qua omvang en cultuur passen bij het fonds. Bij de uitbesteding handelt het bestuur conform artikel 34 PW, waarbij ervoor wordt zorg gedragen dat er sprake is van een adequate beheersing van de risico's die zijn verbonden aan het uitbesteden van werkzaamheden door het fonds. Er zijn selectie- en
19/104
I 9 | ^ y Ekl l l ^ ^ H l ^
STICHTING BEDRUFSTAKPENSIOENFONDS VOOR OE HANDEL (N BOUWMATERIALEN
beoordelingscriteria vastgesteld welke zijn vastgelegd in profielen. Het bestuursbureau zorgt voor de operationele aansturing en monitort in eerste instantie alle uitbestedingsrelaties. Op regelmatige basis vinden er gesprekken plaats met de uitbestedingsrelaties over de kwaliteit van de dienstveriening. Minimaal een bestuurslid is hier permanent bij aanwezig. IT-risico Het risico dat bedrijfsprocessen en informatievoorziening onvoldoende integer, niet continu of onvoldoende beveiligd worden ondersteund door IT. Hierbij wordt verwezen naar het uitbestedingsrisico. Integriteitsrisico Het integriteitsrisico is het risico dat de integriteit in het fonds wordt beïnvloed als gevolg van niet integere, onethische gedragingen van bestuursleden en medewerkers dan wel van de leiding van uitbestedingspartijen, in het kader van wet- en regelgeving en maatschappelijke en door de instelling opgestelde normen. Het beleid is erop gericht dit risico zo veel mogelijk te reduceren en eisen te stellen aan bestuursleden en uitbestedingspartijen. Daarnaast heeft het bestuur een maatschappelijk verantwoord beleggingsbeleid vastgesteld en geïmplementeerd. Ter voorkoming van de mogelijke verstrengeling van belangen en van misbruik of oneigenlijk gebruik van de bij het fonds aanwezige informatie is er een gedragscode opgesteld. De gedragscode is van toepassing op ieder bestuurslid en de leden van de commissies van het fonds. Het bestuur van het fonds heeft een onafhankelijke compliance officer aangesteld die toezicht houdt op de naleving van de gedragscode. Het integriteitsrisico bij uitbestedingsrelaties wordt meegenomen en besproken in de periodieke gesprekken dan wel bij nieuwe of het veriengen van contracten. Juridisch risico Het juridisch risico is het risico samenhangend met (veranderingen in en naleving van) wet- en regelgeving, het mogelijk bedreigd worden van haar rechtspositie, met inbegrip van de mogelijkheid dat contractuele bepalingen niet afdwingbaar of niet correct gedocumenteerd zijn. Het beleid is erop gericht het juridisch risico zo veel mogelijk te reduceren en te beheersen. Zo worden alle contracten, overeenkomsten en SLA afspraken getoetst door externe juristen, is er een contractenregister opgesteld en is de monitoring van de naleving van (nieuwe) wet- en regelgeving ook uitbesteed aan diverse uitbestedingspartijen. Er vinden periodieke evaluatie plaats van de contracten en is een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten. Tevens is de klachten- en geschillenregeling ingeregeld. Het bestuursbureau is verantwoordelijk voor het informeren van het bestuur over al deze aspecten.
20/104
IB!
S T IC H T I. N G B E D RI i F S T A It R E N S r o E N F p N D S VOOR DE HANDEL I N B O U W M A T ï R I A L E N
4.
Aansluitingsbeleid werkgevers
4.1.
Aansluitingsbeleid
Het bedrijfstakpensioenfonds zal zorgdragen voor de pensioenbelangen en -verplichtingen van de werknemers bij de aangesloten ondernemingen, die voortkomen uit de statuten en de reglementen behorende bij de pensioenregeling. De aangesloten ondernemingen zullen zorgdragen voor het tijdig betalen van de verschuldigde premie en voor het aanmelden van iedere werknemer die door de verplichtstelling, de statuten en de reglementen als deelnemer worden aangemerkt. De wederzijdse rechten en verplichtingen van het fonds en de aangesloten werkgever worden c.q. zijn in een uitvoeringsreglement vastgelegd. Indien het een werkgever betreft die op eigen verzoek (vrijwillig) wordt c.q. is aangesloten geldt dat er een separate aansluitingsovereenkomst wordt opgesteld. In het uitvoeringsreglementjiggen bepalingen vast met betrekking tot zaken als: 1. De wijze waarop de verschuldigde premie wordt vastgesteld; 2. De wijze waarop en de termijnen waarin de verschuldigde premie moet worden voldaan; 3. De informatie welke door de werkgever aan het fonds wordt verstrekt; 4. De procedures welke gelden bij het niet nakomen van premiebetalingsverplichtingen door de werkgever; 5. De procedures welke gelden bij het opstellen en wijzigen van het pensioenreglement in verband met het sluiten en wijzigen van een pensioenovereenkomst; 6. De voorwaarden waaronder een toeslag wordt verieend; 7. De uitgangspunten en procedures welke gelden ten aanzien van de besluitvorming over vermogenstekorten en vermogensoverschotten dan wel winstdeling; 8. De mogelijkheid tot vrijwillige voortzetting van de pensioenregeling na beëindiging van het dienstverband; 9. De aansluitcriteria op grond waarvan de vrijwillige aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds heeft plaatsgevonden; 10. De rechten en verplichtingen met betrekking tot vrijwillige pensioenregelingen. 4.2.
Verplichte aansluiting
Het deelnemen in het fonds is krachtens de oorspronkelijke beschikking van de Staatssecretaris van Sociale zaken d.d. 28 juni 1958 voor werknemers in dienst van branchewerkgevers verplicht gesteld. Onder branchewerkgever wordt verstaan de door een natuurlijke persoon of rechtspersoon gedreven, in Nederiand gevestigde onderneming of afdeling daarvan, die zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighoudt met de groothandel in bouwmaterialen en aanverwante artikelen, met dien verstande dat de omzet van bouwmaterialen ten minste één derde van de totale handelsomzet van die onderneming of afdeling daarvan moet dragen. Voor een gedetailleerde invulling van "zich uitsluitend of in hoofdzaak" wordt verwezen naar de geldende statuten van het fonds. Naar verwachting nemen cao-partijen in 2015 een voorgenomen besluit over de wijziging van de geldende verplichtstellingsbeschikking. Het fonds kan en zal niet eerder uitvoering geven aan de gewijzigde verplichtstellingsbeschikking nadat deze formeel door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid definitief is afgegeven.
21 /104
:R|
STICHTING
8£0HJFSTAKPENSIOENFONOS
VOOR DE H A N O E l IN B O U W M A T E R I A L E N
4.3.
Vrijwillige aansluiting
Het bestuur is bevoegd een werkgever die niet onder de werkingssfeer van het fonds valt, maar die activiteiten uitoefent die aan de bedrijfstak zijn verwant op vrijwillige basis aan te sluiten bij het fonds indien de werkgever hierom verzoekt. Dit met inachtneming van het gestelde in de Pensioenwet en de statuten van het fonds. Hiertoe wordt een overeenkomst inzake vrijwillige aansluiting gesloten waarin wordt vastgelegd dat partijen zich verbinden aan de statuten en reglementen waarop de pensioenregeling bij het fonds is gebaseerd. Gevolg van de vrijwillige aansluiting is dat de werknemers van de werkgever gaan deelnemen aan de verplichte regeling van het fonds. Tevens verbinden partijen zich aan de besluiten van het bestuur van het fonds op grond van de bevoegdheden door statuten of reglementen gegeven. Bedoelde overeenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd. De aangesloten onderneming en het fonds kunnen de overeenkomst beëindigen per einde van een kalenderjaar met een opzeggingstermijn van ten minste zes maanden. Als op het moment van beëindiging de financiering van de tijdsevenredige aanspraken nog niet is afgewikkeld, dan kan het fonds van de onderneming en vergoeding vorderen. Voor vrijwillige aansluiting komen in aanmerking ondernemingen of afdelingen daarvan waar al dan niet in organisatorische eenheid met een onderneming in de branche van de handel in bouwmaterialen, werkzaamheden worden verricht die verwant zijn aan kenmerkende bedrijvigheden in de branche van de handel in bouwmaterialen. Tevens wordt ervan uitgegaan dat er geen sprake is van verplichte deelneming van de onderneming aan een ander bedrijfstakpensioenfonds en als dat wel zo zou zijn dat daarvoor vrijstelling wordt verieend. Verzoeken tot vrijwillige aansluiting dienen aan het bestuur te worden voorgelegd. Overige voorwaarden voor vrijwillige aansluiting zijn: • De loonontwikkeling bij de werkgever is ten minste gelijk aan die in de bedrijfstak handel in bouwmaterialen en de werkgever neemt deel in het sociaal fonds van de bedrijfstak; of • Er is sprake van een groepsverhouding tussen de werkgever die zich vrijwillig wil aansluiten en een werkgever die al onder de verplichtstelling van het fonds valt; of • De vrijwillige aansluiting sluit aan op een periode waarin de werkgever onder de verplichtstelling van het fonds viel. Het bestuur borgt dat een vrijwillige aansluiting geen verwatering van de financiële belangen van de op het moment van aansluiting aanwezige populatie tot gevolg heeft. 4.4.
Dispensatie
In een aantal door de wet (Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000) voorgeschreven gevallen is het fonds verplicht op verzoek van een werkgever vrijstelling te verienen van deelneming aan de pensioenregeling. Op verzoek van een branchewerkgever wordt aan zijn werknemers collectieve vrijstelling van de verplichte deelneming in het fonds verieend indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, die in de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 zijn vastgelegd. Die vrijstelling wordt verieend in verband met een bestaande pensioenvoorziening van de werkgever, in verband met concernvorming, in verband met een cao, of in verband met het beleggingsrendement van het fonds. Collectieve vrijstelling kan op verzoek van de werkgever ook om andere redenen worden verieend. Het bestuur kan individuele vrijstelling van deelneming aan de verplichte pensioenregeling aan een werknemer verienen, indien deze gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekeren. Dit ontslaat zijn werkgever noch betrokkene van de verplichting tot afdracht van de reguliere bijdragen aan het fonds. Deze bijdragen worden op een individuele spaarrekening gestort, waaraan jaariijks een rentevergoeding wordt toegevoegd. Deze rentevergoeding is gelijk aan de actuariële rekenrente van 4%, die het fonds in ogenschouw neemt bij de vaststelling van de feitelijke premie (zie hoofdstuk 7) vermeerderd met de verieende toeslag (zie hoofdstuk 7). De gespaarde bijdragen van de gemoedsbezwaarde worden na het bereiken van de 65-jarige leeftijd in gelijke termijnen aan betrokkene gedurende 15 jaren uitgekeerd. Bij overiijden van de gemoedsbezwaarde voordat de uitkeringen zijn ingegaan, wordt het saldo in gelijke termijnen
22/104
iSfaiB
S I I C H T i N G B l D f t Ü I STAKPENStOFNl ONDS VOOR DE HANDEL IN B O U W M A T E R I A L E N
gedurende 15 jaar aan de partner uitgekeerd. Bij overiijden van de gemoedsbezwaarde na ingang van de uitkering, worden de uitkeringen gedurende de resterende periode voortgezet ten behoeve van de partner. 4.5.
Verkrijging van deelnemerschap
Werknemers in dienst van de branchewerkgevers zijn verplicht tot deelneming in het fonds, indien zij 21 jaar (vanaf 2008) of ouder doch jonger dan 65 jaar zijn. Als uitzondering hier geldt dat directeuren/grootaandeelhouders van naamloze en besloten vennootschappen niet als deelnemer worden opgenomen, tenzij zij door het bestuur al voor 2008 tot het fonds waren toegelaten en zij deze deelname wilden voortzetten. Bestuurders, niet zijnde directeur/grootaandeelhouder, van naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid kunnen - eventueel onder door het bestuur te stellen voorwaarden - eveneens als deelnemers worden toegelaten. 4.6.
Vrijwillige voortzetting
In de pensioenregeling is de mogelijkheid tot vrijwillige voortzetting op individuele basis opgenomen. Het is mogelijk dat de gewezen deelnemer voor een periode van maximaal drie jaar de deelneming voor eigen rekening voortzet, hier kan het bestuur nadere voorwaarden aan verbinden. Hierbij gelden de volgende voorwaarden: » de deelneming moet tot aan de datum waarop hij is opgehouden deelnemer uit hoofde van zijn dienstbetrekking te zijn ten minste driejaren hebben geduurd; " de pensioenregeling wordt ongewijzigd voortgezet; " de voortzetting voor eigen rekening is niet mogelijk indien de betrokkene van een ander fiscaal gefaciliteerde oudedagsvoorziening gebruikmaakt; " de voortzetting voor eigen rekening mag niet plaatsvinden in de periode van drie jaar voorafgaande aan de pensioendatum, tenzij betrokkene aannemelijk maakt dat hij om medische redenen het dienstverband heeft beëindigd. Een verzoek om vrijwillige voortzetting moet worden gedaan binnen negen maanden na het einde van de deelneming. 4.7.
Collectieve waardeoverdracht
Het bestuur zal, zodra de lagere regelgeving inzake het nFTK definitief is, in 2015 een beleid aangaande collectieve waardeoverdracht formuleren. 4.8. Handhavingsbeleid Het fonds is een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds in de zin van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000. Op grond van deze zogenaamde verplichtstelling zijn de werkgevers in de Handel in Bouwmaterialen ten behoeve van de bij hen in dienst zijnde werknemers verplicht zich aan te melden bij het fonds. Daarnaast heeft het fonds de plicht aan de aangesloten werkgevers, deelnemers en overige belanghebbenden om de uitvoering van de verplichtstelling te handhaven. Het fonds voert hierop een actief handhavingsbeleid door periodiek controles uit te voeren. Deze controles hebben tot doel om vast te stellen of alle werkgevers die onder de verplichtstelling van het fonds vallen daadwerkelijk zijn aangesloten.
23/104
löl
STICHTING BEDRIJFSFAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN B O U W M A T E R I A L E N
5,
Pensioenregelingen
Hieronder worden de hoofdkenmerken van de regeling(en) besproken. Voor de volledige regeling(en) wordt verwezen naar het geldende pensioenreglement c.q. de gelden pensioenreglementen: Karakter regeling:
Uitkeringsovereenkomst (middelloonregeling met voorwaardelijke toeslagveriening)
Toetredingsleeftijd:
21 jaar
Pensioenleeftijd:
65 jaar
Pensioengevend salaris:
Het vaste jaarsalaris in geld vermeerderd met: de vakantietoeslag en vaste toeslagen van structurele aard, voor zover schriftelijk overeengekomen, maar met uitzondering van het genot van een ter beschikking gestelde auto als bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965.
Salarisgrens:
€ 11.919
Pensioengrondslag / premiegrondslag:
Pensioengevend salaris -/- franchise
Pensioenpremie:
22,2% van de premiegrondslag, waarvan 7,4%puntvoor rekening van de deelnemer
Ouderdomspensioen:
2% van de pensioengrondslag per dienstjaar
Partnerpensioen (risicobasis):
70% van het bereikbaar ouderdomspensioen. Bij ontslag voor de pensioenrichtdatum of op de datum van pensionering vervalt de risicodekking.
Anw-hiaat pensioen:
Is door de deelnemer vrijwillig en voor eigen rekening mee te verzekeren. Er wordt een jaariijks uit te keren vast bedrag (2014: € 14.400,00) meeverzekerd.
Premievrijstelling bij
AO-% op basis van WIA
arbeidsongeschiktheid:
Toeslagveriening:
% premievrijstelling
80-100
70
35-80
35
0-35
0
Toeslagen worden verieend conform het toeslagen beleid zoals vastgelegd in hoofdstuk 7 van deze ABTN.
24/104
STICHTING
8ED.SIJFSTAKPENSIOENFONus
VOOR DE HAN D i l IN b O U W M A F E R I A L L N
Flexibiliseringsmogelijkheden:
Voor de verschillende flexibiliseringsmogelijkheden wordt verwezen naar het pensioenreglement.
Overgangsregeling(en):
Aanvullinqsreqelinq 55-plussers Vanwege de opheffing van de VUT-regeling per 1 juli 2001 en van de prepensioenregeling per 1 januari 2006 van toepassing voor deelnemers die: •
geboren zijn vóór 1 januari 1950; en
•
zowel op 30 juni 2001 als op 1 juli 2001 in dienst waren van een aangesloten onderneming; en
•
dit onafgebroken blijven tot de uittredingsdatum,
een aanvullingsregeling. Beëindigde regelingen waarbij lopende uitkeringen worden gecontinueerd:
Prepensioen De pensioenopbouw is met ingang van 1 januari 2006 beëindigd. In de regeling zijn de tot 1 januari 2006 opgebouwde prepensioenaanspraken premievrij gemaakt. Ook in deze regeling werd de pensioenopbouw voor arbeidsongeschikte deelnemers voortgezet onder vrijstelling van de bijdragebetaling. De opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenen uit voornoemde regelingen worden waardevast gehouden conform het toeslagenbeleid zoals vastgelegd in hoofdstuk 7 van deze ABTN Overgangsregeling 55 minners (voorwaardelijke toezegging) Per 1 april 2013 ingetrokken, maar er kunnen nog lopende uitkeringen zijn.
Beëindigde regelingen waarbij lopende uitkeringen worden gecontinueerd:
Excedent regeling Per 1 januari 2014 is de vrijwillige excedent regeling voor de (extra) pensioenopbouw bij een salaris boven € 37.380,- (stand 2013) komen te vervallen. De in deze regeling opgebouwde aanspraken zijn premievrij gemaakt en worden waardevast gehouden conform het toeslagenbeleid zoals vastgelegd in hoofdstuk 7 van deze ABTN.
25/104
STICHTING BEDRIJFS FAKPLNSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN B O U W M A T E R I A L E N
Beëindigde regelingen waarbij lopende uitkeringen worden gecontinueerd:
Financiering:
Invaliditeitspensioen De invaliditeitspensioenregeling voorzag in een aanvulling op de WAO-uitkering die de arbeidsongeschikte deelnemer van de overheid ontvangt. In verband met het vervangen van de WAO door de WIA is deze regeling per 1 januari 2006 beëindigd. De lopende uitkeringen worden voortgezet. Basisregeling De opbouw van het ouderdomspensioen geschiedt volgens het middelloonsysteem met na-indexatie van de opgebouwde pensioenbedragen. Inherent aan dit systeem is dat het over een deelnemersjaar te verkrijgen pensioengedeelte ineens in het desbetreffende jaar wordt ingekocht. Ook een bij wijze van na-indexatie toegekende pensioenverhoging wordt in het jaar van toekenning ineens veiliggesteld. Deze methodiek zorgt ervoor dat steeds het pensioengedeelte met betrekking tot de achterliggende deelnemersjaren (backservicepensioen) gefinancierd is. Het nabestaandenen wezenpensioen worden tegen jaariijkse risicopremie gedekt. Toeslagveriening op de ingegane en de premievrije pensioenen, die aan de pensioengerechtigden en gewezen deelnemers worden verieend, worden ineens ingekocht. Prepensioen
De toeslagen op de opgebouwde prepensioenaanspraken, van de premievrije prepensioenen en de ingegane prepensioenen wordt ineens in het desbetreffende jaar ingekocht. Deze methodiek zorgt ervoor dat steeds het pensioengedeelte met betrekking tot de achteriiggende deelnemersjaren (backservicepensioen) gefinancierd is.
26/104
STICHTING BEDR IJFSTAKRENSIOEN FONDS VOOR DE HANDEL (N B O U W M A T E R I A L E N
Financiering:
Anw-hiaatpensioen De onderhavige pensioenen worden volgens het rentedekkingsstelsel gefinancierd. In geval van overiijden van een deelnemer wordt het aan de nabestaande toegekende pensioen ineens tegen koopsom ingekocht. Dit gebeurt zowel bij de dadelijk ingaande pensioenen als bij de pensioenen met een zekere uitstelduur (als het pensioen ingaat bij de 18-jarige leeftijd van het jongste kind). De benodigde koopsommen worden onttrokken aan de daartoe gevormde egalisatievoorziening.
Financiering (vervolg):
Invaliditeitspensioenregeling De invaliditeitspensioenen worden volgens het rentedekkingsstelsel gefinancierd. In geval van invalidering van een deelnemer wordt het aan hem toegekende pensioen ineens tegen koopsom ingekocht. Dit gebeurt zowel bij de dadelijk ingaande pensioenen als bij de pensioenen met een zekere uitstelduur. De benodigde koopsommen worden onttrokken aan de daartoe gevormde egalisatievoorziening voor de invaliditeitspensioenregeling.
27/104
S Tl C HTIN G BEDR IJF S TAIC R E N SI © E N F O N DS VOOR OE HANDEL f N B O U W M A T E R I A L E N
6.
Eigen beheer en verzekering risico's
Het pensioenfonds is een 'eigen beheer' pensioenfonds en heeft haar risico's derhalve niet herverzekerd, behoudens het nog niet gefinancierde (comingsen/ice)gedeelte van het levenslange nabestaandenpensioen en het wezenpensioen. Ditzelfde geldt voor het gehele tijdelijke nabestaandenpensioen. Ook het risico van voortzetting van de pensioenopbouw bij gedeeltelijke of gehele arbeidsongeschiktheid van de deelnemer is in de vorm van risicokapitaal herverzekerd. Het gecombineerd winstaandeel uit hoofde van de herverzekering van overiijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico wordt achteraf verantwoord nadat de afrekeningen zijn opgesteld aan het eind van de contractperiode. De overeenkomst met Aegon is aangegaan voor een tijdvak van 5 jaar, ingaande op 1 januari 2011 en eindigende op 31 december 2015.
28/104
7.
l!J § ^
STICHTING BED«!.JFSTAKP£NS)OENFONDS
IB mXi
VOOR DE H A N D E I IN B O U W M A T E R I A L E N
Financiële opzet
De voornaamste financiële doelstellingen van het pensioenfonds zijn: " Het waarborgen van de opbouw van de pensioenaanspraken overeenkomstig de in het reglement vastgelegde bepalingen; ^ Het waarborgen van voldoende middelen voor het kunnen doen van de reglementair te verstrekken pensioenuitkeringen; " Het minimaliseren van de kansen op een dekkings- en reservetekort, alsmede van de mate van dekkings- en reservetekort; " Het, onder de hiervoor genoemde doelstellingen / voorwaarden, maximaliseren van het beleggingsrendement om de voorwaardelijke toeslagen te kunnen realiseren. In dit hoofdstuk wordt de financiële opzet van het pensioenfonds uiteengezet. Ingegaan wordt op de waarderingsgrondslagen van de pensioenverplichtingen en het belegd vermogen, alsmede de uitgangspunten voor het premiebeleid, het beleggingsbeleid en het toeslagbeleid. Uitgangspunt bij de financiële opzet is de wet- en regelgeving zoals beschreven in: " De Pensioenwet " " ' "
Het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen De Regeling Pensioenwet, inclusief de Toeslagenmatrix De Regeling parameters pensioenfondsen De Beleidsregel uitgangspunten beoordeling continuïteitsanalyse van pensioenfondsen.
Als gevolg van de invoering van het nFTK, beoogd per 1 januari 2015, zal het fonds in de tweede helft van 2014 nadrukkelijk stilstaan bij de effecten op de huidige financiële opzet. Hieronder wordt de financiële opzet conform het huidige FTK beschreven.
7.1.
Herstelplan
Het fonds beschikt over een langetermijnherstelplan. De hersteltermijn eindigt uitériijk per 31 december 2023. In dit herstelplan zijn (op hoofdlijnen) de volgende nog van toepassing zijnde maatregelen vastgelegd: Premiebeleid Per 1 januari 2010 is de premie met 2%-punt verhoogd tot 22,2%. Toes/agöe/e/d Het toeslagbeleid blijft ongewijzigd. Beleggingsbeleid Het beleggingsbeleid (65% vastrentend, 35% zakelijk) blijft ongewijzigd. Overige maatregelen Per 1 januari 2010 is de pensioenregeling aangepast. Uit de, door DNB geaccordeerde, evaluatie van het herstelplan over 2013 blijkt dat het fonds naar verwachting binnen de gestelde hersteltermijn uit reservetekort kan geraken.
29/104
I in
STICHTIMC
BEDRïJFSTAKPENSIOENfONDS
VÖOR DE HANDEL IN B O U W M A T E R I A L E N
7.2. Sturingsmiddelen voor de lange termijn Het fonds beschikt over een aantal sturingsmiddelen voor de lange termijn. In onderstaande tabel worden deze toegelicht. Deze sturingsmiddelen kunnen stand alone of gezamenlijk worden ingezet. Premiebeleid
Als de premie met 1%-punt van de pensioengrondslagsom stijgt, neemt de dekkingsgraad per jaar toe met 0,2%-punt. De financiële positie zou aanleiding kunnen geven om de premie aan te passen. Dit zou een premieverhoging c.q. een premieveriaging of premiekorting kunnen zijn. Maar zolang de doelen in de prioriteitstelling in het premie- en financieringsbeleid nog niet gehaald zijn, is een premieveriaging of premiekorting onwaarschijnlijk. Het aanpassen van de premie wordt bekeken langs de premieontwikkeling op de langere termijn en binnen de daarvoor gestelde bandbreedte. Als de financiële positie van het fonds daartoe aanleiding geeft, kan het bestuur ingrijpen door, na de CAO-partijen gehoord te hebben, een premieverhoging door te voeren.
Toeslagbeleid
De toeslagveriening van het fonds is conform toeslagcategorie Dl uit de toeslagenmatrix. De financiering vindt plaats uit het behaalde beleggingsrendement. De kostendekkende premie bevat geen opslag voor de financiering van de toeslagveriening en er wordt niet voor gereserveerd. Een toeslag van 1% heeft een veriaging van de dekkingsgraad met circa 1% tot gevolg. Het bestuur kan besluiten om - al dan niet bepaalde categorieën, mits wettelijk toegestaan en sprake is van evenwichtige belangenbehartiging - geen toeslagen te verienen. Ook kan het bestuur besluiten een inhaaltoeslag te verienen indien de dekkingsgraad op de peildatum meer dan 135% bedraagt.
Beleggingsbeleid
De verdeling tussen vastrentende waarden en zakelijke waarden in de strategische beleggingsmix bepaalt het verwachte rendement en daarmee de hoogte van de kostendekkende premie. Maar ook de mate van effect op de verwachte stijging van de dekkingsgraad. Het fonds bevindt zich momenteel in reservetekort met als gevolg dat verhoging van het risicoprofiel met als doel een hoger verwacht rendement te behalen zeer beperkt is.
Pensioenbeleid
Een aanpassing van de pensioenregeling door bijvoorbeeld een verhoging van de franchise of een veriaging van het opbouwpercentage leidt tot een veriaging van de verplichtingen en een toename van de dekkingsgraad. Benadrukt wordt dat dit geen direct sturingsmiddel van het fonds is aangezien de inhoud van de regeling een bevoegdheid van sociale partners in de bedrijfstak is. Het fonds kan sociale partners wel vragen om de regeling aan te passen.
Korting pensioen
In uiterste nood, dat wil zeggen dat de overige sturingsmiddelen zijn uitgewerkt, kan het fonds besluiten de aanspraken en pensioenrechten te korten. Een korting van bijvoorbeeld 1% heeft een verbetering van de dekkingsgraad met circa 1% tot gevolg. Het kortingsbeleid is vastgelegd in bijlage F bij deze ABTN.
Uitvoeringskosten
Een veriaging van de uitvoeringskosten verhoogt het rendement maar aangezien de uitvoeringskosten in verhouding tot het vermogen en verplichtingen laag zijn is het effect op de dekkingsgraad gering. Een veriaging van de uitvoeringskosten met bijvoorbeeld 5% heeft een effect op de dekkingsgraad van 0,02%.
30/104
STiCHiiNG BEDRIJFSTAK;RENSIOENFOND,S
VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN
7.3.
Sturingsmiddelen voor de korte termijn
Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt circa 5% van de technische voorziening. Als de dekkingsgraad onder het vereist eigen vermogen zakt, met als gevolg dat de doelstellingen van het fonds in gevaar komen, heeft het fonds geen tot nauwelijks maatregelen om de dekkingsgraad binnen de in de Pensioenwet en/of de door de toezichthouder gestelde termijnen zodanig te herstellen dat de dekkingsgraad tenminste weer gelijk is aan het minimaal vereist eigen vermogen: • het effect van een premieverhoging is zeer beperkt " het toeslagbeleid is geen sturingsmiddel aangezien er bij lage dekkingsgraden, conform de toeslag-staffel, nauwelijks tot geen toeslagen worden verieend " een fonds dat zich in dekkingstekort bevindt mag het risicoprofiel van de beleggingen met als doel een hoger verwacht rendement en daarmee een grotere herstelkracht niet vergroten • een veriaging van de uitvoeringskosten op korte termijn is niet realistisch en hèt mogelijke effect is verwaarioosbaar een aanpassing van de regeling is geen direct sturingsmiddel aangezien dit het primaat van sociale partners is. Indien uit de jaariijkse evaluatie van het herstelplan blijkt dat niet zal worden voldaan aan de hersteltermijn dient het fonds over te gaan tot aanvullende maatregelen. In het uiterste geval gaat zij over tot het korten van aanspraken en ingegane rechten. 7.4.
Activa
Vastgoed Participaties in vastgoedfondsen worden gewaardeerd tegen actuele waarde per 31 december van het boekjaar welke is bepaald op basis van het aandeel in de nettovermogenswaarde van het vastgoedfonds. Aandelen en andere niet vastrentende waardepapieren Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op reële waarde. De reële waarde is de beursnotering per balansdatum. De reële waarde van niet-beursgenoteerde participaties is bepaald op basis van de laatst bekende intrinsieke waarde. Dit is het aandeel in het zichtbare eigen vermogen. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op reële waarde. De reële waarde is de per balansdatum geldende beurskoers. Niet beursgenoteerde vastrentende waarden worden gewaardeerd tegen reële waarde. Deze waarde wordt bepaald door de te ontvangen kasstromen (rente, aflossingen en verwachte boeterente bij vervroegde aflossingen) contant te maken op basis van geldende marktrente, waarin opgenomen een opslag voor debiteurenrisico en liquiditeitsrisico. Deposito's en direct opvorderbare vorderingen op banken worden gewaardeerd op verkrijgingsprijs. Participaties in beleggingsfondsen die beleggen in hypothecaire leningen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. De actuele waarde is berekend door middel van de "discounted cash flow"-methode.
31 /104
i 5 |bJ| > i l «
STICHTING BeDRIJFSTAKRENS.IO.ENFONOS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN
Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, zijnde de marktwaarde van het contract. Voor beursgenoteerde contracten is dit de beurskoers per balansdatum. Voor niet beursgenoteerde contracten is de waardering gebaseerd op beschikbare marktinformatie als input voor gehanteerde waarderingsmodellen. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Per jaareinde 2013 bestaan de overige beleggingen uit commodities, welke begin 2014 zijn verkocht. De actuele waarde van commodities is de beurswaarde. Geldmarktbeleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde, zijnde de contante waarde van de toekomstige kasstromen (rente en aflossing). Posities in rekening courantsaldi worden tegen verkrijgingsprijs gewaardeerd. Overige activa Onder meer worden hieronder de liquide middelen opgenomen voor zover dit banktegoeden betreft welke onmiddellijk opeisbaar zijn. Liquide middelen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen. 7.5.
Passiva
7.5.1.
Reserves
Algemene reserve Jaariijks wordt het resultaat van het pensioenfonds, nadat een eventuele verhoging van de beleggingsreserve hierop in mindering is gebracht, aan de algemene reserve toegevoegd. De algemene reserve is bedoeld om algemene risico's te financieren. Dat betreft de risico's zoals die zijn beschreven in het standaardmodel voor het vaststellen van het vereist eigen vermogen dat wordt meegenomen bij het vaststellen van de dekkingsgraad en is daarmee sturend voor het premie- en toeslagbeleid. Beleggingsreserve De beleggingsreserve wordt aangehouden als buffer voor neerwaartse koersfluctuaties van beleggingen. De omvang van deze reserve is gelijk aan het vereist eigen vermogen aan de hand van de standaardtoets van DNB. 7.5.2.
Technische voorzieningen, voorzieningen voor risico van het pensioenfonds, overige schulden en overlopende passiva
Technische voorzieningen Het pensioenfonds stelt toereikende technische voorzieningen vast met betrekking tot het geheel van pensioenverplichtingen. De voorwaardelijke toeslagveriening maakt geen onderdeel uit van de
32/104
j S ^ S S ^ ^ l l ^ ^ B I ^
STICHTING BEDRIJFS FAKRENSIOENFONDS VOOR DE HANOEL ;N BO U WM A 11 Rt ALE N
pensioenverplichtingen. De vaststelling van de technische voorzieningen geschiedt op basis van de volgende uitgangspunten: « de berekening vindt plaats op basis van marktwaardering • de bij de berekening gebruikte grondslagen inzake overiijden, arbeidsongeschiktheid en levensvenwachting zijn gebaseerd op prudente beginselen • de methodiek en grondslag van de berekening is van jaar op jaar consistent, tenzij juridische, demografische en/of economische omstandigheden zich hiertegen verzetten. De technische voorzieningen van het pensioenfonds bestaan uit het totaal van: Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen, die gelijk is aan: • voor de actieve deelnemers de actuariële contante waarde van de over verstreken dienstjaren toegekende pensioenaanspraken, inclusief de tot balansdatum toegekende toeslagen. • voor niet-actieve deelnemers de actuariële contante waarde van de verzekerde of ingegane pensioenrechten, inclusief de tot balansdatum toegekende toeslagen. Deze voorziening is het bedrag dat nodig is om dekking te bieden voor door verzekerden verworven pensioenrechten. De voorziening pensioenverplichtingen wordt door het pensioenfonds vastgesteld op basis van de contante waarde van verwachte uitgaande kasstromen die voortvloeien uit de tot de datum van de vaststelling opgebouwde onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. De contante waarde wordt vastgesteld op basis van de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB. De verwachte uitgaande kasstromen worden gebaseerd op voor het pensioenfonds prudente grondslagen. Voorziening prepensioenregeling Ten aanzien van de reservering voor het prepensioen geldt hetzelfde als besproken is in het voorgaande inzake de (basis)pensioenregeling, zodat gemakshalve daarnaar wordt verwezen. Voorziening premievrije voortzetting pensioenopbouw bii arbeidsongeschiktheid Ten aanzien van de basispensioenregeling wordt de voorziening pensioenverplichtingen in verband met de pensioendoorbouw van de bestaande zieke deelnemers verhoogd met twee maal de in de kostendekkende premie begrepen risicopremie voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Deze risicopremie geeft een goede inschatting van de schadelast die uit het verzekerde risico voortvloeit. Voorziening invaliditeitspensioenregeling De voorziening voor de toegekende ingegane en uitgestelde invaliditeitspensioenen wordt individueel vastgesteld als de contante waarde van de uit te keren pensioenbedragen, met inbegrip van de daarop verieende waardevastheidsverhogingen. Hierbij worden bepaalde revalideringskansen ingerekend in de eerste vijf jaren na invalidering, tenwijl na afloop van die periode de kans op revalidering nihil wordt geacht. In geval van revalidering valt de aanwezige pensioenvoorziening vrij in de algemene middelen.
33/104
*R
^ ^ ' ^ " TIN G 8 E 0 R t J:F S TA K P E N SIO E NEON D S VOOR DE HANDEL IN B O U W M A T E R I A L E N
Voorziening zieke deelnemers op balansdatum In de alinea's 258 tot en met 263 van de nieuwe Richtlijn 610 Pensioenfondsen (RJ610) van de Raad voor de Jaarverslaggeving wordt ingegaan op de in de balans op te nemen post Overige technische voorzieningen. Deze post betreft voorzieningen voor met de pensioenverplichtingen samenhangende risico's voor zover die niet zijn opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. Dit omvat volgens de richtlijn onder andere de schadelast voor op de balansdatum zieke deelnemers die naar verwachting arbeidsongeschikt zullen worden verklaard. Deze schadelast bestaat voor Bpf Hibin alleen uit de last voor de financiering van de premievrije voortzetting van pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid. Voorziening aanvullende pensioenregelingen De vaststelling van de pensioenvoorziening geschiedt op overeenkomstige wijze als bij de (basis)pensioenregeling. De voorziening wordt dus per geboortejaar berekend uitgaande van de opgebouwde pensioenbedragen. Voor de aanvullende regelingen wordt echter geen voorziening pensioenopbouw arbeidsongeschikten gevormd, aangezien het onderhavige invaliditeitsrisico volledig is herverzekerd bij AEGON. Voorziening Anw-hiaatpensioenregeling De voorziening voor de toegekende ingegane en uitgestelde pensioenen wordt individueel vastgesteld als de contante waarde van de uit te keren bedragen aan aanvullend partnerpensioen, met inbegrip van de daarop verleende waardevastheidsverhogingen. De voorziening voor de zogenaamde 'lage' uitkering van het jaariijkse partnerpensioen wordt berekend met inachtneming van het feit, dat deze uitkering eindigt bij het bereiken van de 18-jarige leeftijd van het jongste kind. De voorziening voor de 'hoge' uitkering wordt bepaald met inachtneming van een (eventuele) uitstelduur tot de 18-jarige leeftijd van het jongste kind. In beide gevallen eindigt de uitkering uitériijk bij het bereiken van de 65jarige leeftijd van de nabestaande. Met de sterftekans van het jongste kind wordt hierbij geen rekening gehouden. De technische voorzieningen zijn gebaseerd op de volgende actuariële grondslagen: Sfer^e De sterftekansen zijn ontleend aan de door het Koninklijk Actuarieel Genootschap gepubliceerde Prognosetafel periode 2012-2062. Op deze tafel is een leeftijdsafhankelijke schaalfactor toegepast voor mannen en vrouwen. Hiermee wordt het advies van het Koninklijk Actuarieel Genootschap gevolgd om af te stappen van een vaste leeftijdsonafhankelijke leeftijdsterugstelling. De leeftijdsafhankelijke schaalfactoren zijn in onderstaande tabel weergegeven voor mannen en vrouwen:
34/104
S T i C H Ï t M G BEDRIJFS l A K i ' E N S I O E N F O N D S VOOR DE HANDEL i N B O U W M A T E R I A L E N
Leeftijd 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110
Schaalfactor mannen (%)
Schaalfactor vrouwen (%)
96,3 96,3 96,3 96,3 96,8 97,4 98,1 98,8 99,6 99,6
96,6 96,6 96,6 96,6 96,8 97,1 97,3 97,5 97,8 97,8
Het gehanteerde startjaar per 31 december 2013 is het jaar 2014. Jaariijks per 31 december schuift het startjaar met 1 jaar op. Bij het ingegane wezenpensioen is de sterftekans van de wees verwaarioosd. Ook bij de vaststelling van de voorziening voor aanvullend partnerpensioen (Anwhiatenregeling) is met de sterftekans van het jongste kind geen rekening gehouden. Voor de vaststelling van de benodigde premies en koopsommen voor de aanvullende regelingen wordt eveneens de bovenvermelde Prognosetafel 2012-2062 van het Koninklijk Actuarieel Genootschap gehanteerd in combinatie met de hierboven vermelde leeftijdsafhankelijke schaalfactoren. Met latent wezenpensioen (indien van toepassing) wordt als volgt rekening gehouden. Voor de deelnemers wordt op de 1-jarige risicopremie voor het partnerpensioen een opslag van 2% toegepast voor wezenpensioen. Voor de (gewezen) deelnemers zit in de voorziening voor partnerpensioen een opslag van 2% voor wezenpensioen. Per 31 december 2014 zal overgestapt worden op de door het Koninklijk Actuarieel Genootschap gepubliceerde Prognosetafel 2014. De schaalfactoren blijven ongewijzigd. Rentetermijnstructuur Voor de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen in enig jaar wordt gebruikgemaakt van de actuele, nominale rentetermijnstructuur die ultimo van dat jaar van toepassing is en zoals deze is gepubliceerd door DNB. Partnerschap Niet uitruilbaar partnerpensioen Met betrekking tot het uitgestelde partnerpensioen van mannelijke deelnemers wordt een partnerfrequentie gehanteerd van 0,25 op 22 jaar, die vervolgens van leeftijd 22 tot en met 24 jaar regelmatig toeneemt met 0,15 per jaar. Vanaf leeftijd 25 jaar loopt de partnerfrequentie vervolgens per 5 jaar stapsgewijs op van 0,70 op de leeftijd van 25 jaar tot 0,85 op de leeftijd van 65 jaar. Voor vrouwelijke deelnemers wordt een partnerfrequentie verondersteld van 0,50 op 22 jaar, die vervolgens van leeftijd 22 tot en met 24 jaar regelmatig toeneemt met 0,10 per jaar. Vanaf leeftijd 25 loopt de partnerfrequentie vervolgens stapsgewijs op van 0,80 op de leeftijd van 25 jaar tot 0,90 op de leeftijd van 35 jaar, waarna deze 15 jaar constant wordt verondersteld. Vanaf leeftijd 50 loopt de veronderstelde partnerfrequentie per 5 jaar weer af tot 0,80 op leeftijd 60 tot en met 65 jaar.
35/104
E j ^ R J i P " •'^t-jCN'" L !. J L T U L : y\.
STICHTING BE0SIJFSTAKPENSIOÊNFONDS VOOR DE HANDEL IN SGUWMATERIALEN
Leeftijdscategorie
Mannen (leeftijd x) in (%)
Vrouwen (leeftijd y) in (%)
Van 22 tot Van 25 tot Van 30 tot Van 35 tot Van 40 tot Van 45 tot Van 50 tot Van 55 tot Van 60 tot
25+ 15* (X-/-22) 70 75 80 81 82 83 84 85
50 + 10* (y-/-22) 80 85 90 90 90 85 85 80
en en en en en en en en en
met 24 jaar met 29 jaar met 34 jaar met 39 jaar met 44 jaar met 49 jaar met 54 jaar met 59 jaar met 65 jaar ^
Vanaf de leeftijd van 65 jaar neemt de partnerfrequentie af volgens de sterftekansen van de partner. Uitruilbaar partnerpensioen Voor deelnemers jonger dan 65 jaar geldt het volgende. In verband met de standaard uitruil van het ouderdomspensioen in een combinatie van ouderdoms- en partnerpensioen op de pensioendatum, bij ontslag en bij scheiding, wordt voor de vaststelling van de voorziening van de partnerpensioenen de partnerfrequentie op de berekeningsdatum van de voorziening op 100% gesteld, waarna de partnerfrequentie afneemt volgens de sterftekansen van de partner. Voor deelnemers van 65 jaar en ouder geldt het volgende. Op leeftijd 65 jaar geldt een partnerfrequentie van 100%, vanaf de leeftijd van 65 jaar neemt de partnerfrequentie af volgens de sterftekansen van de partner. Kinderfrequentie Bij de berekening van het risicokapitaal voor het aanvullende partnerpensioen (Anw-hiatenregeling) worden kinderfrequenties gehanteerd die ontleend zijn aan publicaties van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Revalidering Bij de bepaling van de pensioenopbouw voor arbeidsongeschikte deelnemers en ingegaan invaliditeitspensioen (AOP) is uitgegaan van een revalidatiekans van 10%. Leeftijden en duren Bij de verschillende actuariële berekeningen worden de navolgende veronderstellingen ten aanzien van de leeftijden van de deelnemers, etc. in aanmerking genomen. De deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden worden geacht geboren te zijn op 1 juli van hun geboortejaar. De leeftijd aan het einde van het boekjaar is derhalve gelijk aan het verschil tussen het berekeningsjaar en het geboortejaar van betrokkene, verhoogd met een half jaar. Als uitzondering hierop wordt de leeftijd voor de vaststelling van de invaliditeitspensioenvoorziening in maanden nauwkeurig bepaald. Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw is op drie jaren gesteld, waarbij ^ Voor niet-uitruilbaar respectievelijk uitruilbaar partnerpensioen.
36/104
S TIC H T1N G B .Ë D RIJ F S T A K P E N SIQ E N F p N D S VOOR OE H A N O E t IN B O U W M A T E R I A L E N
verondersteld wordt dat de man de oudste van de twee is. De uitkeringsduur van ingegaan wezenpensioen wordt voor elke wees jonger dan 18 jaar bepaald als het verschil tussen 18 jaar en zijn leeftijd in halve jaren. Voor wezen ouder dan 18 jaar wordt steeds de uitkeringsduur tot de maximale eindleeftijd van 27 jaar in aanmerking genomen. De uitkeringsduur van het lage aanvullende partnerpensioen uit de Anw-hiatenregeling wordt eveneens bepaald als het verschil tussen 18 jaar en de leeftijd van het jongste kind in halve jaren. De uitkeringsduur van het hoge partnerpensioen wordt in volle jaren bepaald als het verschil tussen 65 en de leeftijd van de nabestaande in hele jaren bij het bereiken van de 18-jarige leeftijd van het jongste kind. Bij de berekening van het risicokapitaal voor het aanvullende partnerpensioen wordt uitgegaan van de veronderstelling: " dat de mannelijke deelnemer 52 jaar oud is en zijn echtgenote 49 jaar op het tijdstip dat hun jongste kind 18 jaar wordt, en " dat de vrouwelijke deelnemer 49 jaar oud is en haar echtgenoot 52 jaar op het tijdstip dat hun jongste kind 18 jaar wordt. Kostenopslagen Op de netto voorziening pensioenverplichtingen wordt met uitzondering van de voorziening voor de aanvullende regelingen, een (excassokosten)opslag van 2% gelegd in verband met de kosten bij de toekomstige uitkering van de pensioenen. De dooriopende (administratie)kosten worden bestreden vanuit de marge in de bijdrage en de overige baten van het fonds. Hierbij moet in beschouwing worden genomen, dat het een bedrijfstakpensioenfonds is met zo'n 700 aangesloten ondernemingen. Uitkeringswijze Bij de waardering van de aanspraken wordt verondersteld dat de uitkeringen continu (zullen) geschieden. Actuariële omzettingen Op de pensioendatum kan (een deel van) het partnerpensioen worden omgezet in extra ouderdomspensioen. Tevens bestaat, binnen bepaalde grenzen, de mogelijkheid om het ouderdomspensioen eerder of later in te laten gaan. Voor de uitruilmogelijkheden zijn uitruilfactoren vastgesteld op basis van de actuariële grondslagen van het pensioenfonds. Bij de vaststelling van de uitruilfactoren wordt uitgegaan van sekseneutraliteit. 7.6.
Spaarfonds gemoedsbezwaarden
Via dit spaarfonds worden de spaargelden van de gemoedsbezwaarden beheerd. Aan het spaarfonds wordt jaariijks een rendement toegevoegd. Het bij te schrijven rendement bedraagt jaariijks 4% plus de per 1 januari van het volgende jaar te verienen toeslagveriening 7.7.
Overige schulden en overlopende passiva
De waardering vindt plaats tegen nominale waarde. Derivaten met een negatieve waarde ultimo boekjaar worden tevens opgenomen onder deze post.
37/104
it'I
STICHTING
BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS
VOOR DE HANDEL IN BOUWMATEFïlALEN
7.8.
Eigen vermogen
7.8.1.
Minimaal vereist eigen vermogen
Het minimaal vereist eigen vermogen wordt vastgesteld overeenkomstig het Besluit financieel toetsingskader en voldoet daarmee aan de daaromtrent gestelde wettelijke eisen. Per 1 januari 2014 was het minimaal vereist eigen vermogen gelijk aan 5,0% van de technische voorzieningen. Bijlage D bij deze ABTN bevat een toelichting op de berekening van het minimaal vereist eigen vermogen. Indien het pensioenvermogen minder bedraagt dan de som van de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen, bestaat er een dekkingstekort. Als er sprake is van een dekkingstekort stelt het pensioenfonds een kortetermijnherstelplan met in achtneming van het bepaalde bij of krachtens artikel 140 van de Pensioenwet. Indien de situatie van een dekkingstekort ontstaat, zal het pensioenfonds DNB direct inlichten over de ontstane situatie. Uit het kortetermijnherstelplan zal blijken dat het pensioenfonds zo snel mogelijk - maar uitériijk binnen de periode drie jaar - na ontstaan van het dekkingstekort het minimaal vereist eigen vermogen heeft hersteld. 7.8.2.
Vereist eigen vermogen
Het pensioenfonds stelt het vereist eigen vermogen zodanig vast dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van een jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de technische voorzieningen. Het vereist eigen vermogen per 31 december 2013 was gelijk aan 11,5% van de technische voorzieningen. Een toelichting op de berekening is opgenomen in bijlage E bij deze ABTN. Indien het pensioenvermogen minder bedraagt dan de som van de technische voorzieningen en het vereist eigen vermogen, bestaat er een reservetekort. Als er sprake is van een reservetekort stelt het pensioenfonds een langetermijnherstelplan op met in achtneming van het bepaalde bij of krachtens artikel 138 van de Pensioenwet. Indien de situatie van een reservetekort ontstaat, zal het pensioenfonds DNB direct inlichten over de ontstane situatie. In het langetermijnherstelplan beschrijft het pensioenfonds de maatregelen die worden genomen om binnen maximaal 15 jaar het reservetekort op te heffen. In 2008 is een reservetekort vastgesteld. Het langetermijnherstelplan hiervoor is beschreven in paragraaf 7.1. Voor de vaststelling van het vereist eigen vermogen hanteert het pensioenfonds het standaardmodel dat is uitgewerkt in de Regeling Pensioenwet en Wet BPR. 7.8.3.
Vrije vermogen
Het totaal gewenst vermogen, dat door het pensioenfonds wordt nagestreefd, is gelijk aan de technische voorzieningen vermeerderd met het vereist eigen vermogen. Het pensioenvermogen boven het gewenst vermogen is het vrije vermogen van het pensioenfonds.
7.9.
Premiebeleid
7.9.1. Kostendekkende premie De kostendekkende premie dient volgens de Pensioenwet te bestaan uit de volgende componenten: a) de premie die actuarieel benodigd is in verband met de aangroei van de pensioenverplichtingen; b) de opslag die nodig is voor het bij de aangroei van de pensioenverplichtingen behorende vereist eigen vermogen;
38/104
STICHTING BEDRÏJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR 0E HANDEL IN B O U W M A T E R I A L E N
c) de opslag die nodig is voor de bij de aangroei behorende uitvoeringskosten van het pensioenfonds. De kostendekkende premie voor een bepaald boekjaar wordt vastgesteld op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur primo dat boekjaar. a) Actuariële premie voor aangroei pensioenverplichtingen Dit betreft het totaal van de: • actuariële koopsom voor de jaariijkse opbouw van ouderdomspensioen; • risicopremie voor het nabestaandenpensioen; • risicopremie voor het wezenpensioen; • premie risicoherverzekering (ANW); • opslag voor premievrijstelling voor arbeidsongeschiktheid ter grootte van 5% van de actuariële koopsom en de risicopremies; • actuariële koopsom voor de inkoop van de aanvulling voor deelnemers geboren vóór 1 januari 1950. b) Opslag vereist eigen vermogen In principe wordt bij de vaststelling van deze opslag uitgegaan van de situatie aan het begin van het betreffende boekjaar. Over de directe kosten (zie onderdeel 3) wordt geen opslag vereist eigen vermogen aangehouden. c) Opslag uitvoeringskosten De opslag voor de uitvoeringskosten is te splitsen in de opslag voor de directe kosten en de opslag voor de toekomstige kosten. De opslag voor de directe kosten is gelijk aan de vooraf geschatte pensioenuitvoeringskosten in het betreffende boekjaar verminderd met de vrijval van de excassokosten over de lopende uitkeringen. De opslag voor de toekomstige kosten is gelijk aan 2% van de actuariële premie voor de aangroei van de pensioenverplichtingen (onderdeel 1). 7.9.2. Gedempte kostendekkende premie Indien de feitelijke (af te dragen) premie gelijk is aan de bovenstaande kostendekkende premie, dan is de feitelijke premie aan fluctuaties onderhevig. De hoogte van de kostendekkende premie wordt namelijk beïnvloed door de (variabele) rentestand. Om ongewenste fluctuatie van de feitelijke prémie te voorkomen biedt het raamwerk van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen (hierna: FTK) de mogelijkheid om premiedemping te bewerkstelligen. Het is daarbij toegestaan om af te wijken van de rentetermijnstructuur als rekenrente voor de vaststelling van de premie. Er mag uitgegaan worden van een verwacht fondsrendement. Het pensioenfonds maakt gebruik van deze mogelijkheid en hanteert als rekenrente voor de gedempte kostendekkende premie een verwacht fondsrendement van 5,3%. Het verwachte fondsrendement van 5,3% is bepaald door uit te gaan van de beleggingsmix van het pensioenfonds ten tijde van introductie van het FTK (2006)^. Tevens is bij de bepaling van het verwachte fondsrendement rekening getoetst of dit verwacht fondsrendement past binnen de grenzen die in de Regeling parameters pensioenfondsen worden gesteld. 7.9.3. Feitelijke premie De gedempte kostendekkende premie is gebaseerd op een gedempte disconteringsvoet van 5,3% per jaar. Bij de vaststelling van de feitelijke premie wordt uitgegaan van een lagere rekenrente, namelijk 4%. Het hanteren van deze lagere rekenrente betekent voor het pensioenfonds dat de (eventuele) Op basis van het huidige beleggingsbeleid zou een hoger verwacht fondsrendement mogelijk zijn.
39/104
STICHTING BEDRIJFS.TAKPENSIOEN.FpNOS VOOR DE H A N O E l IN B Ö U W M A T E R t A l E N
toeslag wordt gefinancierd uit het gerealiseerde overrendement c.q. het aanwezige vrije vermogen. Volgens de gekozen formuleringen onder het FTK vindt voor het pensioenfonds de financiering van de toeslagen plaats via de toeslagcategorie Dl in toeslagenmatrix zoals opgenomen in de Regeling Pensioenwet en Wet BPR. Voor de voorwaardelijke toeslagentoezegging wordt door het pensioenfonds dus geen bestemmingsreserve gevormd en wordt tevens geen premie betaald. In de bepaling van de premie is overigens rekening gehouden met een opslag ter dekking van uitvoeringskosten, een solvabiliteitsopslag en een opslag voor het herstel van de financiële positie. De feitelijke premie is bestemd voor zowel de financiering van basispensioenregeling als de aanvullingsregeling voor de deelnemers geboren vóór 1 januari 1950. Aan DNB wordt de premie per regeling afzonderiijk gerapporteerd. Premie basisregeling Het premiedeel dat beschikbaar wordt gesteld voor de financiering van de basisregeling, wordt gelijkgesteld aan de actuarieel benodigde premie voor deze regeling, vastgesteld op een disconteringsvoet van 4,0% per jaar, inclusief de opslag voor het vereist eigen vermogen en de opslag voor de directe alsmede de toekomstige kosten van het pensioenfonds. Ten aanzien van de basisregeling zal hierdoor geen sprake kunnen zijn van premiekorting. Premie aanvullingsregeling 55-plussers De in enig jaar beschikbare premie voor de financiering van deze aanvullingsregeling is gelijk aan de in dat jaar ontvangen totale doorsneepremie verminderd met de premie voor de verplicht gestelde basisregeling vastgesteld op basis van een disconteringsvoet van 4,0% per jaar inclusief de opslag voor het vereist eigen vermogen en voor de uitvoeringskosten van het pensioenfonds. De premie die in enig jaar beschikbaar is voor de aanvullingsregeling 55-plussers is maximaal gelijk aan de actuarieel benodigde premie voor deze aanvullingsregeling voor het betreffende jaar, uitgaande van een disconteringsvoet van 4,0% per jaar, inclusief de opslag voor het vereist eigen vermogen en de opslag voor de toekomstige kosten. Indien de feitelijke premie hoger is dan de som van de vorenstaande beschreven premie voor de basisregeling en de aanvullingsregeling 55-plussers, wordt het meerdere van de feitelijke premie toegevoegd aan de algemene reserve. 7.10.
Toeslagbeleid
Bij de bepaling van de hoogte van de eventueel toe te kennen toeslag op ingegane en premievrije pensioenaanspraken wordt door het bestuur van het pensioenfonds rekening gehouden met een toeslagenstaffel. De staffel dient als leidraad voor het bestuur bij de vaststelling van het toeslagenniveau: het bestuur van het pensioenfonds heeft de vrijheid om hiervan af te wijken indien de situatie van het pensioenfonds naar zijn oordeel daartoe aanleiding geeft. Jaariijks neemt het bestuur op basis van de geschatte dekkingsgraad (peildatum eind oktober) een voorgenomen besluit tot het verienen van de toeslagen over de aanspraken en rechten per 1 januari van het daaropvolgende jaar. Uitériijk per 1 februari van het volgende jaar neemt het bestuur een definitief besluit. Blijkt de (geschatte) dekkingsgraad ultimo het voorgaand boekjaar lager (hoger) te liggen dan die per eind oktober van het voorgaand boekjaar c.q. komt het fonds alsnog in (uit) dekkingstekort dan wordt de toeslagverlening alsnog lineair veriaagd (verhoogd) c.q. worden geen (alsnog) toeslagen verieend. Het bestuur toetst, in het kader van evenwichtige belangenbehartiging.
40/104
STICHTING BEDRIJFS FAKPENSIO EN FONDS VOOR DE HANDEL IN UOU W M A T I RI ALL N
de effecten van een toeslagveriening voor de verschillende leeftijdscohorten indien op het moment van toeslagverlening sprake is van een reservetekort. Situatie dekkingsgraad
Omschrijving
Toekenning
Onder 105% Tussen 105% en 100% + vereist eigen vermogen Boven 100% + vereist eigen vermogen
Dekkingstekort Reservetekort
Geen
Reserveoverschot
Lineaire toekenning Volledig
Het verienen van gedeeltelijke toeslagen mag er in een reservetekort niet toe leiden dat er een dekkingstekort ontstaat. Doordat de reservering gebaseerd is op de nominale rentetermijnstructuur, ligt de mogelijke ruimte voor toeslagen in eerste aanleg in het te maken rendement boven de benodigde intrest op basis van de nominale rentetermijnstructuur. Het gemaakte rendement boven de benodigde intrest is tevens onderdeel van de totale financiële positie van het pensioenfonds. De premievaststelling in de evenwichtssituatie is gebaseerd op het verwacht reëel fondsrendement van het pensioenfonds. Het verwachte reële fondsrendement is hierbij gelijk aan het nominaal verwachte fondsrendement met een afslag gebaseerd op de beoogde realisatie van de toeslagambitie. Het voorwaardelijke toeslagbeleid voor de actieve en inactieve deelnemers wordt als volgt vormgegeven: 1. Het voorwaardelijke toeslagbeleid wordt vormgegeven volgens toeslagcategorie Dl uit de toeslagenmatrix. Dit betekent een voorwaardelijk toeslagbeleid op basis van een externe factor met financiering van de toeslagen uit het eventuele overrendement c.q. het vrije eigen vermogen. Er is derhalve geen recht op toekomstige toeslagen. Het is niet zeker of en in hoeverre in de toekomst toeslagen worden verleend. Er is geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagen. 2. Het uitgangspunt voor de toeslagen van de inactieven is de stijging van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gepubliceerde afgeleide consumentenprijsindex (CPI) voor alle huishoudens, over de periode september tot september voorafgaande aan de toeslagdatum. Voor de actieven is de algemene loonontwikkeling in de bedrijfstak de basis. 3. De toeslagambitie bedraagt 100% van de stijging van de CPI c.q. de algemene loonontwikkeling in de bedrijfstak. In de eerstvolgende continuïteitsanalyse zal de verwachte realisatie van de toeslag worden bepaald. 4. Het bestuur kan besluiten om een inhaaltoeslag te verienen. Voor een inhaaltoeslag gelden de volgende richtlijnen. a. Een inhaaltoeslag kan uitsluitend worden verieend indien de dekkingsgraad ten minste 135% bedraagt. De dekkingsgraad wordt door het verienen van inhaaltoeslag niet lager dan 130%. De grens voor het verienen van inhaaltoeslag is vooriopig vastgesteld op een dekkingsgraad van 135%. b. Een inhaaltoeslag heeft alleen betrekking op toekomstige pensioenuitkeringen en wordt dus niet met terugwerkende kracht verieend. c. In een bepaald jaar wordt eerst door het bestuur besloten of toeslagveriening moet plaatsvinden en vervolgens of eventueel een inhaaltoeslag mogelijk is.
41 /104
I rij
STICHTING BEDR! IFS rAKPLNSIOENFONDS VOOR DC HANDEL IN B O U W M A T E R : A L E N
In het kader van de invoering van het nFTK (beoogd per 1 januari 2015) zal het bestuur onderzoeken of het bestaande beleid en zo ja, op welke wijze, moet worden aangepast. Op voorhand is niet uitgesloten dat in het verieden niet toegekende toeslagen definitief niet meer middels een inhaaltoeslag zullen worden toegekend.
42/104
STICHTING * H I ^
8.
BEL^RiJfSIAKPLNSlOtNFüNDS
VOOR DE M A N D E I IN B C U W M A T I R I A L E N
Beleggingsbeleid
In deze paragraaf wordt het beleggingsbeleid van het pensioenfonds beschreven. Tevens zijn hierin de richtlijnen voor het vermogensbeheer summier vastgelegd. Een gedetailleerdere beschrijving van het beleggingsbeleid is vastgelegd in het jaariijkse beleggingsplan van het pensioenfonds. Dit beleggingsplan (2014) is door het bestuur aan een risicoanalyse onderworpen. De uitkomsten van de risicoanalyse zijn verwerkt in het beleggingsplan en tevens opgenomen in bijlage H van de ABTN. Conform artikel 27 uit het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen wordt achtereenvolgens ingegaan op het strategisch beleggingsbeleid, de opzet en uitvoering van de vermogensbeheeractiviteiten, de wijze van risicometing en -beheersing, de opzet van de resultaatsevaluatie alsmede de waarderingsgrondslagen. In bijlage G is de verklaring inzake beleggingsbeginselen van het bestuur opgenomen. Hierin worden onder meer de organisatie van het beleggingsbeleid, de risicobeheersing en de beleggingsrichtlijnen beschreven. 8.1.
Strategisch beleggingsbeleid
Teneinde de beoogde pensioenuitkeringen op korte en lange termijn veilig te stellen wenst het bestuur de toevertrouwde middelen op een verantwoorde en solide wijze te beleggen. Dit sluit aan bij de prudent person gedachte conform de artikelen 135 en 136 uit de Pensioenwet en de artikelen 13 en 14 uit het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen (paragraaf 5). In lijn hiermee is de hoofddoelstelling van het beleggingsbeleid: "het op lange termijn realiseren van een zo hoog mogelijk rendement uitgaande van het strategische beleggingsbeleid bij een acceptabel risico, rekening houdend met de verplichtingenstructuur van het pensioenfonds." Het beleggingsbeleid van het pensioenfonds is vastgesteld aan de hand van de pensioenambitie, de risicobereidheid en de investment beliefs van het bestuur (zie hiervoor bijlage H). Voorts is uitgangspunt dat minstens 70% van het totale belegde vermogen op passieve basis dient te worden beheerd. Teneinde de beoogde pensioenuitkeringen op korte en lange termijn veilig te stellen wenst het bestuur de toevertrouwde middelen op een verantwoorde en solide wijze te beleggen. Een ALMstudie ligt dan ook te allen tijde ten grondslag aan het strategische beleggingsbeleid. De belangrijkste conclusies en aanbevelingen uit de laatste ALM studie (medio 2013) laten zich als volgt samenvatten: 1. De keuze van de beleggingsstrategie en met name de asset allocatie en de matchingstrategie is een afweging tussen risicotolerantie, pensioenambitie en kostprijs, c.q. het premiebeleid. 2. Uit de scenario analyses blijkt dat zowel op de middellange - als lange termijn het actuele beleggingsbeleid zoals vastgelegd in beleggingsplan 2013, goed voldoet in de realisatie van pensioenambities tegen acceptabel risico en kosten. 3. De mix van 50% matching portefeuille en 50% return portefeuille in combinatie met een duration matching strategie van 70% lijkt optimaal volgens de analyses van de ALM studie. 4. In alle beleidsvarianten blijkt met name de duration matchingstrategie significant van invloed op het risicoprofiel van het pensioenfonds, bijvoorbeeld de kans op een dekkingsgraad < 95%.De scenarioanalyse veronderstelt een trendmatig stijgende rente tot circa 4.2% op zeer lange termijn.
43/104
STICHTING BEDRÏJFSTAKPENSIOENFONDS VÖOR DE H A N O E l (N B O U W M A T E R I A L E N
5.
Er lijkt ruimte te zijn voor een beperkte veriaging van de matching strategie op basis van een middellange termijn rentevisie.
Het bestuur maakt binnen de beleggingsportefeuille een expliciet onderscheid tussen een matching portefeuille en een return portefeuille. Hiermee beoogt het bestuur de transparantie van de portefeuille als geheel te vergroten. De normportefeuille komt in grote lijnen overeen met het als meest efficiënte bestempelde beleid in de laatste ALM-studie. De normportefeuille en de bandbreedtes daaromheen zien er, conform de overeengekomen beheersafspraken binnen het beleggingsplan 2014, als volgt uit, waarbij de strategische afdekking van het nominale renterisico 62% van de verplichtingen bedraagt.
Zakelijke waarden Vastrentende waarden Totaal
Strategische mix 30% 70% 100,0%
IVIinimum 25% 60%
lUlaximum 40% 75%
De samenstelling van het vermogen dient binnen de bovenstaande bandbreedtes te blijven. De relatieve posities binnen de portefeuille worden op maandbasis binnen de beleggingsadviescommissie gemonitord en besproken en binnen deze commissie wordt - indien een positie zich buiten de bandbreedte bevindt - in overieg met de fiduciair manager besloten om te herbalanceren richting de strategische gewichten. Voor wat betreft de rentehedge geldt dat deze zich binnen de volgende bandbreedte mag bevinden: Benchmark Strategisch Nominale rentehedge 62% als % van de TV
IVIinimum 60%
Maximum 70%
8.2. Matching Portefeuille De matching portefeuille is geheel gericht op de uitvoering van de 62% matching van de rentegevoeligheid van de technische voorziening. Er wordt geen outperformance doelstelling nagestreefd met de matching portefeuille. De rentegevoeligheid wordt gedefinieerd als de 'dollarduration': het product van de modified duration van de technische voorziening en de contante waarde van de nominale uitkeringsprognoses of de technische voorziening. Daartoe is een maatwerkportefeuille geconstrueerd die gebruik maakt van AAA euro staatsobligaties en euro renteswaps met solide tegenpartijen en een dagelijks onderpand management. Er vindt een dagelijkse bewaking van het onderpand plaats dat wordt uitgevoerd door externe specialisten c.q. de custodian Northern Trust. 8.3. Return portefeuille De return portefeuille beoogt de indexatieambitie van het pensioenfonds te realiseren en is gespreid over diverse beleggingscategorieën en regio's. Daarbij is aansluiting gezocht met het verwachte economische regime. In onderstaande tabel is de structuur van de return portefeuille nader uitgewerkt.
44/ 104
I I'M
STICHTING B E l « ! J FS TAK I - L N S t o t N FONDS VOOR DE HANDEL IN B O U W M A T E R I A L E N
Beleggingscategorie
Structuur
Stijl
Manager
Valutabeheer
Aandelen Aandelen opkomende landen
Beleggingsfondsen
Actief en passief
Binnen de fondsen
Aberdeen / Vanguard
Aandelen wereldwijd ESG Fundamental (kern)
Discretionair
Passief
Overlay
Lombard Odier
Beleggingsfonds
Actief
Binnen het fonds
Aberdeen
Converteerbar e obligaties
Beleggingsfonds
Actief
Binnen het fonds
F&C
Europese bedrijfsobligatles
Beleggingsfonds
Actief
Binnen het fonds
Standard Life
Euro high yield bedrijfsobligatles
Beleggingsfonds
Actief
Binnen het fonds
Blue Bay
Obligaties opkomende markten harde valuta
Beleggingsfonds
Actief
Binnen het fonds
Pictet
Obligaties opkomende markten harde valuta
Beleggingsfonds
Actief
Binnen het fonds
Ashmore
Alternatieve beleggingen
Beleggingsfondsen
Actief
geen
Syntrus Achmea Real Estate & Finance / Unibail/Rodamco
Aandelen wereldwijd (satelliet) Specialistische mandaten
Totaal return portefeuille
Voor het overige kenmerkt de return portefeuille zich door een combinatie van actief en passief beleid, een zorgvuldige selectie van gespecialiseerde vermogensbeheerders en uitbesteding via institutionele beleggingsfondsen. Binnen de return portefeuille worden drie type beleggingscategorieën onderscheiden: Aandelen Deze portefeuille kan als de motor van de return portefeuille worden beschouwd: de kern 'rendementsgenerator' met op lange termijn een effectieve bescherming tegen inflatie Maar ook een beleggingscategorie met een hoog risicoprofiel. De constructie van de passief beheerde (kern) portefeuille is gebaseerd op principes van 'fundamental indexing' waarbij tevens ESG criteria zijn gehanteerd in de selectie en uitsluiting van de onderiiggende ondernemingen. Specialistische mandaten De specialistische mandaten zoals credit obligaties, converteerbare obligaties en opkomende markten (aandelen en obligaties), zijn van obligaties en aandelen afgeleide beleggingscategorieën. Ze bieden enerzijds een zeker spreidingsvoordeel en anderzijds interessant rendementspotentieel. Het bestuur acht de risicopremie van bedrijfsobligatles, obligaties opkomende markten en converteerbare obligaties aantrekkelijk in vergelijking met andere beleggingscategorieën. Alternatieve beleggingen Alternatieve beleggingen, waaronder vastgoed, kenmerken zich doorgaans door een verminderde verhandelbaarheid van onderiiggende beleggingen, zoals bij onroerend goed. Bovendien zijn deze
45/104
liSi!
• . • • . , \ G Ö 1 0 P > <« S I A M ' t N l i m N l . . i N i J ^ OL HANOCL
IN B O U W . V AI L R ' A t i H
beleggingen doorgaans meer op een absoluut rendement gericht en minder afhankelijk van marktbewegingen. Alternatieve beleggingen dienen een zekere bescherming te bieden onder extreme marktomstandigheden (hoog risico regime), maar daar staat een slechtere verhandelbaarheid tegenover. Het fonds belegt in verschillende vastgoedfondsen in verschillende regio's en sectoren. 8.4.
Valutabeheer
De matching portefeuille wordt geheel in euro belegd. De normweging voor de return portefeuille is 85% euro, of afgedekt tegen de euro. Het valutabeheer wordt deels binnen de fondsen uitbesteed. Ten aanzien van de actief beheerde aandelenportefeuille wordt een maatwerk valuta - overlay programma uitgevoerd op benchmarkniveau, waarbij strategisch 100% van het valutarisico ten aanzien van de Amerikaanse Dollar, de Canadese dollar, de Australische dollar, het Britse Pond en de Japanse Yen wordt afgedekt. Voor het valuta - overiay programma worden valutatermijncontracten op maandbasis gebruikt met een dagelijkse bewaking van openstaande posities. Het valutabeheer omvat een passief beleid ter bescherming van de portefeuille en beoogt niet met tactische beslissingen extra rendement te genereren. 8.5.
Tactisch beleggingsbeleid
8.5.1.
Rebalancing en dynamisch beleggingsbeleid
De totale beleggingsportefeuille zal voortdurend worden bewaakt op basis van de strategische normen en bandbreedtes zoals omschreven in de beleggingsrichtlijnen, waarbij tevens de dekkingsgraad, het risicoprofiel, de strategische rentematch ing, het z-score risico, de actuele marktomstandigheden en het economisch regime van de fiduciair beheerder in ogenschouw worden genomen. Minstens één maal per kwartaal zal worden beoordeeld of een rebalancing gewenst of noodzakelijk is. In overleg met de beleggingscommissie kan door het bestuur vervolgens een besluit worden genomen en de uitvoering worden gerealiseerd. 8.5.2.
Benchmarks en normwegingen
Ten aanzien van de bewaking van de beleggingsrichtlijnen zal de actuele risicograad van de beleggingsportefeuille en de balans van het pensioenfonds evenals het z-score risico maatgevend zijn voor het gebruik van de bandbreedtes. De strategische asset allocatie is vastgesteld op basis van de ALM studie 2013: i S t r S e g i s c i i i ^ ! Zakelijke waarden jVastrentende waarden jTotaal
-
ALM norm
strategische beheerruimte
Beleggingsplan
2013
Minimum
Maximum
2014
30.0%
25.0% 60.0%
40.0% "75.0%
30.0% 70.0% 100.0%
70M 100.0%
In de tabel hieronder zijn de normwegingen van de return portefeuille en bandbreedtes opgesteld. In de toegestane bandbreedtes wordt onderscheid gemaakt tussen een laag risico - of normaal regime en een hoog risico - of crisis regime. In het laatste geval kan gebruik worden gemaakt van ruimere bandbreedtes, gericht op risicomanagement, bescherming van de balans en waarde behoud van de beleggingsportefeuille.
46/104
STICHTING BEDRÏJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR OE HANOEL I N B O U W M A T E R I A L E N
Allocatie
Return portefeuille
Norm 2014
Laag risico regime Hoog risico regime
Discretionair beheerde porteleuilles of insflutionele beleggingsfondsen of insütutionele share classes van officieel geregistreerde beleggingsfondsen
Instrumenten Allocatie Onderliggende normen en bandbreedtes
50.0% Norm 2014
45%-55%
35%-55%
Laag risico regime Hoog risico regime
Aandelen opkomende landen
7.2%
4%-9%
0%-9%
Aandelen wereldwijd ESG Fundamental (kern)
36.0%
26%-46%
10%-46%
Aandelen wereldwijd (satelliet)
4.8%
2%-8%
0%-8%
Converteerbare obligaties
6.8%
4%-10%
0%-10%
Euro bedrijfsobligaties
15.3%
10%-20%
10%-20%
Euro high yield bedrijfsobligaties
3,4%
2%-5%
0%-5%
Hypotheken Nederland particulier
4.6%
2%-8%
2%-8%
Hypotheken Nederland zakelijk
5,4%
2%-8%
2%-8%
Obligaties opkomende markten harde valuta
5.1%
3%-7%
0%- 7%
Obligaties opkomende markten lokale valuta
3.4%
1%- 6%
0%- 6%
Vastgoed intemationaal beursgenoteerd
1.5%
0%-3%
0%-3%
Vastgoed internationaal indirect
1.5%
0%-3%
0%-3%
5.0% 100.0%
2%-8%
2%-8%
Vastgoed Nederiand direct Totaal
4 7 / 104
1111
S'llCHHNGBLDK:jlSlAt
De performance doelstellingen en de benchmarks zijn gebaseerd op de door de fiduciair beheerder aanbevolen portefeuille constructie en selectie van vermogensbeheerders.
Return portefeuille Aandelen opkomende landen Aandelen wereldwijd ESG Fundamental (kern) Aandelen wereldwijd (satelliet) Converteerbare obligates Euro bedrijfsobligaties
Norm 2014
Target Alpha
Alpha contributie
TE
MSCI EM Equity net div reinvested
7.2%
2.0%
0T%
4.0%
Customised Fundamental ESG benchmark
36.0%
0.0%
0.0%
0.0%
4.8%
2.0%
0.1%
4.0%
Benchmark
MSCI world, € hedge, net div reinvested UBS customisd global focus index 1 Boxx Euro corporales AA
6.8%
2.0%
0.1%
4.0%
15.3%
1.0%
0.2%
2.0%
Euro high yield bedrijfsobligaties
Menill Lynch€ HYCST-Subfinancial hedged euro
3.4%
3.0%
0.1%
6.0%
Hypotheken Nederland particulier
Barclays Capital Customized Swap Index 4-6 years
4.6%
0.0%
0.0%
0.0%
Hypotheken Nederland zakelijk
Barclays Capital Customized Swap Index 24 years
5.4%
0.3%
0.0%
0.6%
Obligaties opkomende markten harde valuta
JPM EMBI Global diversified Hedged
5.1%
1.5%
0.1%
3.0%
Obligaties opkomende markten lokale valuta
JPM EM GLB DIV Unhedged $-USD
3.4%
1.5%
01%
3.0%
Vastgoed intemationaal beursgenoteerd
Porteleuillerendement
1.5%
0.0%
0.0%
0.0%
Vastgoed intemationaal indirect
Portefeuillerendement
1.5%
0.0%
0.0%
0.0%
Vastgoed Nederland direct
Portefeuillerendement
5.0%
0.0%
0.0%
0.0%
Normgewogen benchmark
100.0%
0.8%
0.8%
1.5%
Totaal
Ten aanzien van de benchmarks van de vastgoed portefeuille is de volgende toelichting van toepassing. Er wordt wel degelijk een actief beleid gevoerd door de diverse fondsen van SAV en ook door het Unibail Rodamco fonds. Maar niet voor alle fondsen is een passende benchmark gedefinieerd, c.q. de Area fondsen. Bovendien worden de portefeuilleresultaten vaak met een kwartaal vertraging gepubliceerd, wat de onderiinge vergelijking onmogelijk maakt. Daarom wordt, voor de return portefeuille als geheel, uit ten behoeve van de berekening van de z-score en geaggregeerde beleggingsresultaten, de benchmark gelijk gesteld aan het portefeuillerendement. In de kwartaalrapportages worden waar mogelijk wel passende benchmarks gerapporteerd voor de beoordeling en analyse van het gerealiseerde portefeuillerendement van de afzonderiijke vastgoed fondsen. Dit heeft vooral betrekking op de Nederiandse SAV vastgoed fondsen waar de ROZ indices van toepassing zijn en het Unibail Rodamco fonds met de EPRA Eurozone index als benchmark. Voor nadere informatie ten aanzien van het beleggingsbeleid en de uitvoering hiervan wordt verwezen naar het beleggingsplan 2014. De strategische benchmark voor de matching portefeuille wordt gevormd door het rendement van de bedoelde portefeuille zelf. In samenwerking met de administrateur zal maandelijks een aanpassing worden verwerkt op basis van de geschatte technische voorziening, balans en dekkingsgraad van het fonds. De management benchmark voor het rendement van de uitkeringsprognoses wordt gemeten op basis van marktwaarde, welke wordt gecorrigeerd voor de strategische rentematching, de allocatie van de matchingportefeuille én de dekkingsgraad. De management benchmark wordt gebruikt als instrument voor de portefeuille-constructie en risicoanalyse en voor he meten van de effectiviteit van de matchingstrategie. Hiervoor wordt in de kwartaalrapportages aan het bestuur gerapporteerd. De strategische benchmark voor de matching portefeuille wordt gevormd door het rendement van de bedoelde portefeuille zelf. In samenwerking met de administrateur zal maandelijks een aanpassing worden venwerkt op basis van de geschatte technische voorziening, balans en dekkingsgraad van het fonds. De management benchmark voor het rendement van de uitkeringprognoses wordt gemeten op basis van marktwaarde, welke wordt gecorrigeerd voor de strategische rentematching, de allocatie van de matchingportefeuille én de dekkingsgraad. De management benchmark wordt gebruikt als
4 8 / 104
STICHTING etDRIJfSTAKOLNSIOENfOIVjt^S VOOR DL HANDEL IN ÖC ü W M AT t Ri Al L N
instrument voor de portefeuille-constructie en risicoanalyse en voor he meten van de effectiviteit van de matchingstrategie. Hiervoor wordt in de kwartaalrapportages aan het bestuur gerapporteerd.
8.6.
Resultaatsevaluatie
Lombard Odier rapporteert voor de beleggingsportefeuille van het fonds vanuit de reguliere maand- en kwartaalrapportages onder andere de volgende gegevens: de gewichten (portefeuille en benchmark) van de verschillende beleggingscategorieën (en indien van toepassing hedgeportefeuilles) aan het einde van de betreffende maand op hoofden subcategorie niveau, en de standen hiervan, alsmede de totale portefeuille aan het einde van de betreffende maand op hoofd- en subcategorie niveau; « de performance van de verschillende beleggingscategorieën en de totale portefeuille gerelateerd aan de benchmark die hiervoor in de beleggingsrichtlijnen is afgesproken op hoofden subcategorie niveau; • een analyse van de relatieve peri'ormance door middel van een attributie analyse, waarbij het relatieve resultaat (resultaat ten opzichte van de benchmark) uitgesplitst wordt naar asset allocatie en fondsselectie; de (geschatte) dekkingsgraad en vereiste dekkingsgraad en een overzicht waarin de ontwikkeling van de dekkingsgraad in de betreffende maand en kwartaal wordt gespecificeerd; • een gevoeligheidsanalyse voor de dekkingsgraad wat betreft de effecten van een aandelenschok en renteveranderingen; • de tracking error voor de totale portefeuille ten opzichte van de verplichtingen; = per kwartaal een peer group analyse. Op basis van een kritische beoordeling van de genoemde informatie kan de bijdrage van diverse beleidsbeslissingen aan de performanceverschillen met de benchmark worden toegewezen en kan deze informatie worden gebruikt bij toekomstige beleidsbeslissingen. Lombard Odier adviseert het bestuur jaariijks over voorgestelde wijzigingen in de beleggingsrichtlijnen, waaronder de gewenste normportefeuille met gewichten voor de te gebruiken beleggingscategorieën, regio's et cetera. 8.7.
Maatschappelijk Verantwoord Beleggen
Met beleggingen verdienen pensioenfondsen geld. Vanzelfsprekend hebben pensioenfondsen daarbij ook verantwoordelijkheden: People, Planet en Profit moeten wat ons betreft in harmonie zijn. Zo is kinderarbeid uit den boze, kijkt het fonds of men zich houdt aan milieueisen en er mag geen corruptie plaatsvinden. Natuuriijk mag en moet een bedrijf geld verdienen, maar niet ten koste van alles. Uitgangspunt van dit beleid zijn de principes van de Global Compact van de Verenigde Naties. Bij het verantwoord beleggen kan gebruik gemaakt worden van de instrumenten: • de uitsluiting van ondernemingen die controversiële wapens produceren, de engagement door dialoog te voeren met ondernemingsbesturen; en • het actief gebruik maken van aandeelhoudersrechten zoals het stemmen op aandeelhoudersvergaderingen. Het fonds belegt ook samen met andere pensioenfondsen en bedrijven in grote buitenlandse projecten. Dat wordt bewust gedaan. Als aandeelhouder maakt het fonds van haar stemrecht gebruik
49/ 104
STICHTING BEDRIJfS lAKi-UNStOENFONDS VOOR OE HANDEL ,H B O U W M A T E R I A L E N
om duidelijk te maken of het fonds vindt dat een bedrijf of land waarin wordt geïnvesteerd, voldoet aan de menselijke eisen en normen en waarden die het fonds stelt. Zo zijn de volgende punten belangrijk: " Transparantie: er wordt alleen belegd in beleggingen die voor het bestuur transparant en begrijpelijk zijn • Kosten: kosten die verband houden met het beleggingsbeleid worden goed in ogenschouw genomen en afgewogen tegen de verwachte opbrengsten. • Wapens: het fonds vermijdt te beleggen in bedrijven die controversiële wapens maken, onderhouden of verhandelen. • Stemmen: het fonds kiest er vanuit ethische en maatschappelijke doelstellingen voor dat niet alle organisaties in aanmerking komen voor de uitbesteding van taken van het pensioenfonds. • UNPRI (United Nations Principles for Responsible Investments): het fonds handelt volgens de zes principes van de Verenigde Naties: Wij zullen milieu, sociale en governance aspecten betrekken bij ons beleggingsbeleid en investeringsbeslissingen; Wij zullen actief invulling geven aan ons aandeelhouderschap en daarbij milieu, sociale en governance aspecten betrekken; Wij streven naar openbaarheid over milieu, sociale en governance aangelegenheden door de entiteiten waarin wij investeren; Wij streven naar acceptatie en implementatie van deze principes in de financiële sector; Wij zullen samenwerken om de effectiviteit in de implementatie van deze principes te bevorderen; Wij zullen rapporteren over de activiteiten en de voortgang bij de implementatie van deze principes.
9.
V a s t s t e l l i n g v a n de Actuariële e n b e d r i j f s t e c h n i s c h e nota
Deze Actuariële en bedrijfstechnische nota van het fonds is vastgesteld in de bestuursvergadering van 16 december 2014.
50/104
iP!n W ^ U U a S ^ B
Bijlage A
STICHTING BEDRIJFS I'AKI'tNSI.OENI ONOS VOOR o t HANDEL IN UOUWMATLRIAIEN
T a k e n e n b e v o e g d h e d e n bestuurlijke c o m m i s s i e s
Commissie Risicomanagement Artikel 1
Vaststelling en reikwijdte
Dit reglement geeft, in aanvulling op de statuten, regels met betrekking tot de samenstelling, de individuele en collectieve verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden van de Commissie Risicomanagement, welke regels door de Commissie, dan wel door ieder commissielid afzonderiijk, dienen te worden nageleefd. In het geval van strijdigheid tussen bepalingen in de commissiereglement, prevaleren de bepalingen in de Statuten.
statuten
en
bepalingen
in
dit
Dit commissiereglement is vastgesteld door het bestuur op 11 november 2014, treedt in werking per 11 november 2014 en vervangt alle vorige versies. Het commissiereglement kan te allen tijde worden gewijzigd door het bestuur, gehoord de Commissie. Het bestuur stelt de Commissie schriftelijk in kennis van elk besluit tot wijziging van dit commissiereglement. Artikel 2
Samenstelling, benoeming, zittingstermijn en beloning
De Commissie bestaat uit tenminste twee bestuursleden (beleidsbepalers) en de directeur van het bestuursbureau (medebeleidsbepaler) en kan eventueel worden aangevuld met externe deskundigen. De extern deskundige kan de functie van commissievoorzitter vervullen mits het bestuur hiermee heeft ingestemd. Deze benoeming kan te allen tijde door het bestuur worden ingetrokken. Commissieleden, die tevens lid zijn van het bestuur, worden benoemd door het bestuur voor een periode van vier jaar en kunnen tweemaal worden herbenoemd voor de duur van vier jaar. De commissieleden voldoen aan de geschiktheidseisen voor leden van de Commissie Risicomanagement zoals opgenomen in het geldende deskundigheidsplan van het fonds. Het lidmaatschap van de Commissie eindigt: a. Wanneer het betreffende commissielid, dat ook bestuurslid is, overeenkomstig het bepaalde in de statuten ophoudt bestuurslid te zijn; b. Na het verstrijken van de duur van de benoeming; c. Door opzegging door het commissielid; d. Door het overiijden van het commissielid; of e. Na een besluit daartoe van het bestuur. Het bestuur kan een commissielid tussentijds ontslaan: a. Indien niet meer wordt voldaan aan de deskundigheidseisen die aan het commissielidmaatschap worden gesteld; b. Indien een (neven)functie wordt aanvaard die naar het oordeel van het bestuur met het commissielidmaatschap onverenigbaar is; c. Indien het commissielid de gedragscode van het fonds overtreedt; d. Wegens verwaariozing van zijn taak;
51 /104
STICHTING BEDRIJFSTAKBENStOENPOINDS VOOR DE HANOEL IN B O U W M A T E R I A L E N
e. Wegens andere gewichtige redenen op grond waarvan handhaving als commissielid niet redelijkerwijs kan worden veriangd. Indien het bestuur een commissielid tussentijds ontslaat, benoemt het bestuur een nieuw commissielid voor een periode van vier jaar. Het bestuur kan besluiten de commissieleden een vergoeding te verstrekken. Deze vergoeding is vastgelegd in het geldende beloningsbeleid van het fonds. Artikel 3
Gemandateerde taken Commissie Risicomanagement
De Commissie Risicomanagement is onder andere belast met: Risicomanagement het voorbereiden van bestuursbesluiten met een spoedeisend karakter, voor zover niet vallend onder het mandaat van de beleggingscommissie; het adviseren van het bestuur over het risicomanagementbeleid en het uitvoering geven hieraan; het opstellen en up-to-date houden van het risicostrategiedocument; het onderkennen, beschrijven en up-to-date houden van de kritische processen; het jaariijks voorbereiden en faciliteren van de periodieke risicoanalyse en bespreken met het bestuur; het op kwartaalbasis beoordelen van risicomanagement rapportages en het toelichten van deze rapportages aan het bestuur; het opstellen van de risicomanagement paragraaf ten behoeve van het bestuursverslag; het volgen van ontwikkelingen op het gebied van risicomanagement en relevante wet- en regelgeving als ook voorschriften van de toezichthouder; periodieke beoordeling van de vraag of het door het bestuur vastgestelde beleid daadwerkelijk wordt uitgevoerd en/of belangrijke besluitvorming wordt geïmplementeerd; de instelling en handhaving van interne procedures die ervoor zorgen dat alle belangrijke financiële informatie bij het bestuur bekend is, zodat de tijdigheid, volledigheid en juistheid van de interne en externe verslaggeving wordt gewaarborgd; de beoordeling, de opvolging en de naleving van aanbevelingen en opmerkingen van toezichthouders, de externe accountant, de adviserend actuaris, de certificerend actuaris, het verantwoordingsorgaan en de raad van toezicht; rekening houdend met de mandaten van de overige Commissies beziet de Commissie Risicomanagement het beleid met betrekking tot de (niet-) financiële risico's in de totale context van het pensioenfonds; het beleid van het fonds met betrekking tot belastingzaken; de toepassingen van de informatie- en communicatietechnologie (ICT). Governance het adviseren van het bestuur over de inrichting en uitvoering van de governancestructuur, waaronder begrepen het compliance beleid; het voorbereiden van governance beleid / adviezen aan het bestuur; periodiek evalueren van de mandatenstructuur van het fonds; het mede voorbereiden en faciliteren van de jaarlijkse zelfevaluatie en visitatie; het jaariijks evalueren van het deskundigheids- en opleidingsplan en het faciliteren van opleidingstrajecten voor het bestuur en de fondsorganen;
52/104
I El I
STICHTING BEDRIJFSTAK PENSIOENFONDS VOOR OE H A N O E L . I N B O U W M A T E R I A L E N
het voorbereiden van de besluitvorming inzake noodzakelijke wijzigingen van de technische grondslagen van het fonds; het (laten) beantwoorden van vragen vanuit de fondsorganen; het adviseren over (al dan niet op basis van een advies van een of meerdere commissies) uitvoeringstechnische processen, waaronder in ieder geval begrepen individuele deelnemerskwesties (hardheidclausules), geschillen- en klachten van individuele werkgevers, deelnemers, implementatietrajecten, opleidingen van leden van het bestuur. Raad van Toezicht, verantwoordingsorgaan en correspondentie (schriftelijk en elektronisch); het voorbereiden van de zelfevaluatie van het bestuur; het jaarlijks opstellen en monitoren van de begroting van het fonds. Juridisch beheer het volgen van ontwikkelingen op het gebied van relevante wet- en regelgeving; het voorbereiden van wijzigingsvoorstellen inzake fondsdocumenten (waaronder in ieder geval begrepen de statuten, de reglementen en de actuariële en bedrijfstechnische nota); het inhoudelijk toetsen van en adviseren van het bestuur over concept overeenkomsten; het jaariijks monitoren van het contractenregister (opzegtermijnen, kosten en marktconformiteit). Uitbesteding het adviseren van het bestuur over het uitbestedingsbeleid en -uitvoering; het volgen van ontwikkelingen op het gebied van uitbesteding en relevante wet- en regelgeving; het voorbereiden van en voeren van de regierol tijdens RFP trajecten; het opstellen en beoordelen van contracten en contractvoorwaarden met externe partijen, waaronder in samenwerking met de Beleggingscommissie ook vermogensbeheerders, fiduciair manager en oversight manager; het jaariijks evalueren van de samenwerking met derden (waaronder de adviseurs van het fonds, de certificerend actuaris en de accountant) en het formuleren van aanbevelingen en verbeterpunten ten behoeve van het bestuur; het adviseren van het bestuur over langjarige contracten (inclusief contracten aangaande het bestuursbureau van Bpf HiBin); het tekenen van door het bestuur geaccordeerde offertes (voor zover dit niet onder het mandaat van de overige Commissies valt), waarbij ondertekening alleen plaats kan vinden door degenen die namens het bestuur tekeningsbevoegd zijn; het accorderen van facturen voor zover die niet vallen onder het mandaat van de directeur van het bestuursbureau (Directiereglement); het halfjaariijks evalueren van de dienstveriening van de administrateur. Artikel 4
Werkwijze
De Commissie vergadert zo dikwijls als haar dit wenselijk voorkomt, maar tenminste viermaal per jaar. De Commissie nodigt externe partijen uit ter vergadering indien gewenst. De voorzitter verzorgt in samenwerking met het bestuursbureau het secretariaat van de Commissie, waaronder het plannen van de vergaderdata, het versturen van vergaderstukken, het voeren van correspondentie, het bijhouden van een dossier. Het bestuursbureau zorgt voor de opstelling van een verslag van de vergadering en de opvolging van de actielijst.
53/104
STICHTING
eEDRIJfSiAKPENStOENfONDS
VOOR U i HANDEL IN U O U W M A IL k ; A L E N
Het bestuursbureau stelt in afstemming met de voorzitter van de Commissie de agenda voor de vergadering op en pleegt zo nodig overieg met de eventuele externe adviseur. De uitnodiging en de agenda voor iedere vergadering zullen uiterlijk vijf werkdagen (streven is uitériijk tien werkdagen) voor die vergadering door de het bestuursbureau aan de commissieleden worden verzonden. De Commissie zal in principe vergaderen indien tenminste twee beleidsbepalers aanwezig zijn. Onder aanwezigheid wordt verstaan fysieke aanwezigheid en aanwezigheid via telecommunicatiemiddelen. Als dit niet het geval is, dient de vergadering te worden verplaatst. Alleen in geval van een langdurige verhindering van één van de leden van de Commissie zal een bestuurslid van het fonds als plaatsvervanger worden aangewezen, waarbij wordt gestreefd naar een evenredige vertegenwoordiging vanuit het bestuur. Artikel 5
Verslaglegging, verantwoording en rapportage
Van de vergaderingen van de Commissie Risicomanagement worden notulen gehouden. De notulen worden na vaststelling door de Commissie Risicomanagement uitériijk twee weken na de vergadering aan het bestuur en eventuele overige betrokkenen ter beschikking gesteld. De notulen worden toegevoegd aan het vergaderdossier voor de eerste bestuursvergadering volgend op de commissievergadering. Artikel 6
Besluitvorming
Besluiten kunnen alleen worden genomen door het commissielid dat tevens bestuurslid is. Indien een commissie twee leden heeft, worden besluiten op basis van unanimiteit genomen. Bij drie of meer leden worden besluiten bij volstrekte meerderheid genomen. De overige commissieleden hebben geen stemrecht. Artikel 7
Verstrekken van opdrachten
De Commissie is bevoegd zelfstandig opdrachten te verstrekken aan externe partijen voor zover deze opdracht valt binnen de overeengekomen (reguliere) vergoeding van de uitbestedingspartij of externe adviseur. Voor nieuwe of aanvullende opdrachten geldt dat de door de derde partij uit te brengen offerte ter goedkeuring wordt voorgelegd aan het Bestuur, indien de offerte meer bedraagt dan € 10.000 excl. BTW. Facturen uit hoofde van nieuwe of aanvullende opdrachten, als bedoeld in de eerste volzin van dit artikel, worden betaalbaar gesteld nadat de Commissie Risicomanagement deze voor akkoord hebben getekend. Het betaalbaar stellen van facturen uit hoofde van reguliere werkzaamheden die zijn uitbesteed, valt onder het mandaat van de directeur van het bestuursbureau. Artikel 8
Beperkingen op het mandaat
De Commissie kan slechts die besluiten nemen waarvoor zij mandaat heeft verkregen maar welke O niet onder het adviesrecht van het Verantwoordingsorgaan vallen en/of O niet onder het goedkeuringsrecht van de Raad van Toezicht vallen. Het bestuur kan aangeven zelf een besluit te willen nemen. In alle gevallen waarbij twijfels bestaan, binnen de Commissie Risicomanagement, over het te nemen besluit zal de besluitvorming worden voorgelegd aan het bestuur.
54/104
i S ^ I
S I I C H t l N G BtDRIJFSTAKPENSIOLNI ONUS VOOK DE HANDEL IN B O U W M A I L R . ' A I E N
In die gevallen waarbij precedentwerking kan worden verwacht of waarbij de risico's en/of de financiële consequenties voor het fonds niet duidelijk kunnen worden overzien, zal besluitvorming aan het bestuur worden overgelaten. In geval van onvoorziene omstandigheden besluit het bestuur. Artikel 9
Compliance
De commissieleden zijn verbonden personen als bedoeld in de gedragscode van het fonds. De commissieleden tekenen een verklaring dat zij de gedragscode van het fonds zullen naleven. Ook vullen de commissieleden de jaariijkse vragenlijst naleven gedragscode in, als opgenomen in de gedragscode van het fonds. Artikel 10
Evaluatie
Het bestuur zal het functioneren van de Commissie periodiek, doch minimaal eenmaal per jaar, evalueren.
55/104
lOteiM
STICHTING BEDHJFSTAKPENSIOENpONDS VÖOR OE HANDEL IN B O U W M A T E R I A L E N
Beleqqinqscommissie Artikel 1
Vaststelling en reikwijdte
Dit reglement geeft, in aanvulling op de statuten, regels met betrekking tot de samenstelling, de individuele en collectieve verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden van de Beleggingscommissie, welke regels door de Commissie, dan wel door ieder commissielid afzonderiijk, dienen te worden nageleefd. In het geval van strijdigheid tussen bepalingen in de statuten commissiereglement, prevaleren de bepalingen in de Statuten.
en bepalingen
in dit
Dit commissiereglement is vastgesteld door het bestuur op 11 november 2014, treedt in werking per 11 november 2014 en vervangt alle vorige versies. Het commissiereglement kan te allen tijde worden gewijzigd door het bestuur, gehoord de commissie. Het bestuur stelt de Commissie schriftelijk in kennis van elk besluit tot wijziging van dit commissiereglement. Artikel 2
Samenstelling, benoeming, zittingstermijn en beloning
De Commissie bestaat uit tenminste twee bestuursleden (de beleidsbepalers) en de directeur van het bestuursbureau en kan eventueel worden aangevuld met externe deskundigen. De Commissie benoemt uit haar midden een voorzitter. De extern deskundige kan de functie van commissievoorzitter vervullen mits het bestuur hiermee heeft ingestemd. Deze benoeming kan te allen tijde door het bestuur worden ingetrokken. Commissieleden, die tevens lid zijn van het bestuur, worden benoemd door het bestuur voor een periode van vier jaar en kunnen tweemaal worden herbenoemd voor de duur van vier jaar. De commissieleden voldoen aan de geschiktheidseisen voor leden van de Beleggingscommissie zoals opgenomen in het geldende deskundigheidsplan van het fonds. Het lidmaatschap van de Commissie eindigt: a. Wanneer het betreffende commissielid, dat ook bestuurslid is, overeenkomstig het bepaalde in de statuten ophoudt bestuurslid te zijn; b. Na het verstrijken van de duur van de benoeming; c. Door opzegging door het commissielid; d. Door het overiijden van het commissielid; of e. Na een besluit daartoe van het bestuur. Het bestuur kan een commissielid tussentijds ontslaan: a. Indien niet meer wordt voldaan aan de deskundigheidseisen die aan het commissielidmaatschap worden gesteld; b. Indien een (neven)functie wordt aanvaard die naar het oordeel van het bestuur met het commissielidmaatschap onverenigbaar is; c. Indien het commissielid de gedragscode van het Fonds overtreedt; d. Wegens verwaariozing van zijn taak; e. Wegens andere gewichtige redenen op grond waarvan handhaving als commissielid niet redelijkerwijs kan worden veriangd.
56/104
.HI
STICHTING BEDRÏJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL fN S O U W M A T E R I A L E N
V Indien het bestuur een commissielid tussentijds ontslaat, benoemt het bestuur een nieuw commissielid voor een periode van vier jaar. Het bestuur kan besluiten de commissieleden een vergoeding te verstrekken. Deze vergoeding is vastgelegd in het geldende beloningsbeleid van het fonds. Artikel 3
Gemandateerde taken Beleggingscommissie
De Beleggingscommissie is onder andere belast met: Algemeen
-
het monitoren en op kwartaalbasis terugkoppelen aan de Commissie Risicomanagement aangaande de (niet-)financiële risico's voor zover deze betrekking hebben op het beleggingsbeleid en de uitvoering hiervan; het verzorgen van maandelijkse financiële rapportages aan het bestuur; het uitvoering geven aan het jaariijkse beleggingsplan.
Met betrekking tot beleggingen -
-
-
volgen van relevante ontwikkelingen op het gebied van vermogensbeheer en wet- en regelgeving; het vertegenwoordigen van het fonds in relatie tot de vermogensbeheerders en de toezichthouders; wanneer nodig of tenminste elke drie jaar een ALM-studie laten uitvoeren; het adviseren van het bestuur en uitgangspunten ten behoeve van bijvoorbeeld een herstelplan of ALM-studie; het adviseren van het bestuur over mogelijke strategische keuzes gebaseerd op een ALM-studie of continuïteitsanalyses (gebruik van risicobudget en strategische asset allocatie); het bestuur adviseren over bandbreedten en het tactische asset allocatie beleid; het voorbereiden van en het bestuur adviseren over het beleggingsplan; het voorbereiden van en het adviseren van het bestuur over de benchmark ten behoeve van de performancetoets / Z-score; uitvoering geven aan het rebalancen van de beleggingsportefeuille (in geval beleggingen zich niet binnen de tactische bandbreedte bevinden); de bestaande vermogensbeheerders monitoren en, in voorkomende gevallen, een selectie van nieuwe vermogensbeheerders samenstellen. De selectie van nieuwe beheerders wordt voorgelegd aan de Commissie Risicomanagement, alvorens deze wordt besproken in het bestuur; monitoren of de uitvoering van de strategische asset allocatie overeenkomt met het strategisch beleid zoals vastgesteld; het monitoren van de peri'ormance van de relevante mandaten ten opzichte van de specifieke benchmarks uit het béieggingsbeleid; het monitoren dat vermogensbeheerders en fiduciair manager/adviseur binnen het mandaat werken welke voor hun portefeuille is afgesproken (of vermogensbeheerders en fiduciair manager/adviseur sturen en rebalancen binnen hun portefeuille overeenkomstig de richtlijnen die in hun specifieke mandaat is afgesproken); het monitoren van de allocatie van beleggingscategorieën en waar nodig actie ondernemen, e.e.a. binnen de richtlijnen van het Fonds; monitoren dat alle vermogensbeheerders, de fiduciair manager en oversight manager op basis van de overeengekomen contracten, richtlijnen en SLA werken;
57/104
STICHTING B E 0 8 U F S TA K P E N S I O E N p O N D S VOOR. DE HANOEL i N B O U W M A T E R I A L E N
-
het toetsen van volledigheid en tijdigheid van de reguliere rapportages van vermogensbeheerders, fiduciair manager en oversight manager; opstellen en beoordelen van contracten en contractsvoorwaarden met vermogensbeheerders, fiduciair manager, oversight manager en eventuele andere externe partijen. Contracten worden te allen tijde voorgelegd aan de Commissie Risicomanagement ter toetsing aan het uitbestedingsbeleid van het Fonds; het opstellen van de financiële paragraaf ten behoeve van het bestuursverslag.
Met betrekking tot risicomanagement aanpassingen met betrekking tot financieel risicomanagement initiëren; het monitoren van de (ontwikkeling van) de financiële positie van het fonds (de feitelijke dekkingsgraad versus het vereist eigen vermogen en het minimaal vereist eigen vermogen); het monitoren van de feitelijke dekkingsgraad en de impact ervan op het beleggingsbeleid; het monitoren van het renterisico van de beleggingen t.o.v. de verplichtingen en de renteafdekking met behulp van rapportages; het jaariijks input geven over de financiële risico's en operationele risico's ten aanzien van het vermogensbeheer (inventariseren en prioriteren) aan de Commissie Risicomanagement ten behoeve van de periodieke risicoanalyse; het adviseren van het bestuur over te nemen (aanvullende) beheersmaatregelen. Besluitvorming De beleggingscommissie geeft uitvoering aan het jaariijks door het bestuur vast te stellen beleggingsplan. De beleggingscommissie is niet bevoegd zelfstandig besluiten te nemen die buiten het beleggingsplan vallen. Eventuele wijzigingen die buiten het beleggingsplan vallen en de beleggingscommissie wenst door te voeren, worden eerst ter goedkeuring voorgelegd aan het bestuur. Artikel 4
Werkwijze
De Commissie vergadert zo dikwijls als haar dit wenselijk voorkomt, maar tenminste viermaal per jaar. De Commissie nodigt externe partijen uit ter vergadering indien gewenst. De voorzitter verzorgt in samenwerking met het bestuursbureau het secretariaat van de commissie, waaronder het plannen van de vergaderdata, het versturen van vergaderstukken, het voeren van correspondentie, het bijhouden van een dossier. Het bestuursbureau zorgt voor de opstelling van een verslag van de vergadering en de opvolging van de actielijst. Het bestuursbureau stelt in afstemming met de voorzitter van de Commissie de agenda voor de vergadering op en pleegt zo nodig overieg met de eventuele externe partijen. De uitnodiging en de agenda voor iedere vergadering zullen uitériijk vijf werkdagen (streven is uitériijk tien werkdagen) voor die vergadering door de het bestuursbureau aan de commissieleden worden verzonden. De Commissie zal in principe vergaderen indien tenminste twee beleidsbepalers aanwezig zijn. Onder aanwezigheid wordt verstaan fysieke aanwezigheid en aanwezigheid via telecommunicatiemiddelen. Als dit niet het geval is, dient de vergadering te worden verplaatst. Alleen in geval van een langdurige verhindering van één van de leden van de Commissie zal een bestuurslid van het fonds als plaatsvervanger worden aangewezen, waarbij wordt gestreefd naar een evenredige vertegenwoordiging vanuit het bestuur.
58/104
STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR OE HANDEL I N 8 0 U W M A T E R I A L E N
Artikel 5
Verslaglegging, verantwoording en rapportage
Van de vergaderingen van de Beleggingscommissie worden notulen gehouden. De notulen worden na vaststelling door de Beleggingscommissie uitériijk twee weken na de vergadering aan het bestuur en eventuele overige betrokkenen ter beschikking gesteld. De notulen worden toegevoegd aan het vergaderdossier voor de eerste bestuursvergadering volgend op de commissievergadering. Artikel 6
Besluitvorming
Besluiten kunnen alleen worden genomen door het commissielid dat tevens bestuurslid is. Indien een Commissie twee leden heeft, worden besluiten op basis van unanimiteit genomen. Bij drie of meer leden worden besluiten bij volstrekte meerderheid genomen. De overige commissieleden hebben geen stemrecht. Artikel 7
Verstrekken van opdrachten anders dan onder artikel 3
De Commissie is bevoegd zelfstandig opdrachten te verstrekken aan externe partijen voor zover deze opdracht valt binnen de overeengekomen (reguliere) vergoeding van de uitbestedingspartij of externe adviseur. Voor nieuwe of aanvullende opdrachten geldt dat de door de derde partij uit te brengen offerte ter goedkeuring wordt voorgelegd aan het Bestuur, indien de offerte meer bedraagt dan €10.000 excl. BTW. Facturen uit hoofde van nieuwe of aanvullende opdrachten, als bedoeld in de eerste volzin van dit artikel, worden betaalbaar gesteld nadat de Commissie Risicomanagement deze voor akkoord heeft getekend. Het betaalbaar stellen van facturen uit hoofde van reguliere werkzaamheden die zijn uitbesteed, valt onder het mandaat van de directeur van het bestuursbureau. Artikel 8
Beperkingen op het mandaat
De Commissie kan slechts die besluiten nemen waarvoor zij mandaat heeft verkregen maar welke O niet onder het adviesrecht van het Verantwoordingsorgaan vallen en/of O niet onder het goedkeuringsrecht van de Raad van Toezicht vallen. Het bestuur kan aangeven zelf een besluit te willen nemen. In alle gevallen waarbij twijfels bestaan, binnen de Beleggingscommissie, over het te nemen besluit zal de besluitvorming worden voorgelegd aan het bestuur. In die gevallen waarbij precedentwerking kan worden verwacht of waarbij de risico's en/of de financiële consequenties voor het fonds niet duidelijk kunnen worden overzien, zal besluitvorming aan het bestuur worden overgelaten. In geval van onvoorziene omstandigheden besluit het bestuur. Artikel 9
Compliance
De commissieleden zijn verbonden personen als bedoeld in de gedragscode van het fonds. De commissieleden tekenen een verklaring dat zij de gedragscode van het fonds zullen naleven. Ook vullen de commissieleden de jaariijkse vragenlijst naleven gedragscode in, als opgenomen in de gedragscode van het fonds. Artikel 10 Evaluatie Het Bestuur zal het functioneren van de Commissie periodiek, doch minimaal eenmaal per jaar, evalueren.
59/104
I S ^ ^ ü R l i
SïtCilTINÜ BEDRlJFSTAKPLNSIOt NK'.MTS VOOR DE HANDEL IN B O U W M A f E R I A L L N
Communicatie Commissie Artikel 1
Vaststelling en reikwijdte
Dit reglement geeft, in aanvulling op de statuten, regels met betrekking tot de samenstelling, de individuele en collectieve verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden van de Commissie Communicatie, welke regels door de commissie, dan wel door ieder commissielid afzonderiijk, dienen te worden nageleefd. In het geval van strijdigheid tussen bepalingen in de commissiereglement, prevaleren de bepalingen in de Statuten.
statuten
en
bepalingen
in
dit
Dit commissiereglement is vastgesteld door het bestuur op 11 november 2014, treedt in werking per 11 november 2014 en vervangt alle vorige versies. Het commissiereglement kan te allen tijde worden gewijzigd door het bestuur, gehoord de Commissie. Het bestuur stelt de Commissie schriftelijk in kennis van elk besluit tot wijziging van dit commissiereglement. Artikel 2
Samenstelling, benoeming, zittingstermijn en beloning
De Commissie bestaat uit tenminste twee bestuursleden en een beleidsmedewerker van het bestuursbureau en kan eventueel worden aangevuld met externe deskundigen. De Commissie benoemt uit haar midden een voorzitter. De extern deskundige kan de functie van commissievoorzitter vervullen mits het bestuur hiermee heeft ingestemd. Deze benoeming kan te allen tijde door het bestuur worden ingetrokken. Commissieleden, die tevens lid zijn van het bestuur, worden benoemd door het bestuur voor een periode van vier jaar en kunnen tweemaal worden herbenoemd voor de duur van vier jaar. De commissieleden voldoen aan de geschiktheidseisen voor leden van de Commissie Communicatie zoals opgenomen in het geldende deskundigheidsplan van het fonds. Het lidmaatschap van de Commissie eindigt: a. Wanneer het betreffende commissielid, dat ook bestuurslid is, overeenkomstig het bepaalde in de statuten ophoudt bestuurslid te zijn; b. Na het verstrijken van de duur van de benoeming; c. Door opzegging door het commissielid; d. Door het overiijden van het commissielid; of e. Na een besluit daartoe van het bestuur. Het bestuur kan een commissielid tussentijds ontslaan: a. Indien niet meer wordt voldaan aan de deskundigheidseisen die aan het commissielidmaatschap worden gesteld; b. Indien een (neven)functie wordt aanvaard die naar het oordeel van het bestuur met het commissielidmaatschap onverenigbaar is; c. Indien het commissielid de gedragscode van het fonds overtreedt; d. Wegens verwaariozing van zijn taak; e. Wegens andere gewichtige redenen op grond waarvan handhaving als commissielid niet redelijkerwijs kan worden veriangd.
60/104
I S l ^ ^ M ^ i
STICHTING BtDRIJFSTAKPLNSIOENFONDS VOOR O t HANDEL IN B O U W M A T E R I A L E N
Indien het bestuur een commissielid tussentijds ontslaat, benoemt het bestuur een nieuw commissielid voor een periode van vier jaar. Het bestuur kan besluiten de commissieleden een vergoeding te verstrekken. Deze vergoeding is vastgelegd in het geldende beloningsbeleid van het fonds. Artikel 3
Gemandateerde taken Commissie Communicatie
De Commissie Communicatie is onder andere belast met: Algemeen het op kwartaalbasis terugkoppelen aan de Commissie Risicomanagement aangaande de nietfinanciële risico's voor zover deze betrekking hebben op het communicatiebeleid en -uitvoering. Het uitvoering geven aan het jaariijkse communicatieplan. Communicatiebeleid en -uitvoering het adviseren van het bestuur over communicatiebeleid-/ strategie als ook de uitvoering van dit beleid; het volgen van ontwikkelingen op het gebied van communicatiemiddelen en relevante wet- en regelgeving; het voeren van de regierol in geval van onder meer crisiscommunicatie en communicatie rondom de (ontwikkeling van) de financiële positie van het fonds; het opstellen van de communicatie paragraaf ten behoeve van het bestuursverslag; het periodiek toetsen van (niet-) wettelijke communicatie-uitingen namens het fonds op consistentie met het fondsbeleid en wet- en regelgeving; het namens het bestuur vaststellen van (wijzigingen in) de startbrief van het fonds; het voorbereiden van risicobereidheids- en daarmee vergelijkbare onderzoeken; het periodiek inhoudelijk toetsen van algemeen vooriichtingsmateriaal, zoals mailings en nieuwsbrieven; het namens het bestuur vaststellen van de huisstijl en templates van het fonds; het (laten) beantwoorden van rapportageverzoeken met betrekking tot (pensioen)communicatie door de toezichthouder (waaronder begrepen de periodieke self assessments van de AFM). Bewaken van de in de begroting (communicatieplan) vastgelegde inkomsten en uitgaven en hierover rapporteren aan de Commissie Risicomanagement. Artikel 4
Werkwijze
De Commissie vergadert zo dikwijls als haar dit wenselijk voorkomt, maar tenminste viermaal per jaar. De Commissie nodigt externe partijen uit ter vergadering indien gewenst. De voorzitter verzorgt in samenwerking met het bestuursbureau het secretariaat van de Commissie, waaronder het plannen van de vergaderdata, het versturen van vergaderstukken, het voeren van correspondentie, het bijhouden van een dossier. Het bestuursbureau zorgt voor de opstelling van een verslag van de vergadering en de opvolging van de actielijst. Het bestuursbureau stelt in afstemming met de voorzitter van de Commissie de agenda voor de vergadering op en pleegt zo nodig overieg met de eventuele externe adviseur. De uitnodiging en de agenda voor iedere vergadering zullen uitériijk vijf werkdagen (streven is uitériijk tien
61 /104
STICHTIMG BÉDRIJF S TA K R E N SIO E N F O N 0 S VÖOR DE HANDEL (N B O U W M A T E R I A L E N
werkdagen) voor die vergadering door de het bestuursbureau aan de commissieleden worden verzonden. De Commissie zal in principe vergaderen indien tenminste twee beleidsbepalers aanwezig zijn. Onder aanwezigheid wordt verstaan fysieke aanwezigheid en aanwezigheid via telecommunicatiemiddelen. Als dit niet het geval is, dient de vergadering te worden verplaatst. Alleen in geval van een langdurige verhindering van één van de leden van de Commissie zal een bestuurslid van het fonds als plaatsvervanger worden aangewezen, waarbij wordt gestreefd naar een evenredige vertegenwoordiging vanuit het bestuur. Artikel 5
Verslaglegging, verantwoording en rapportage
Van de vergaderingen van de Commissie Communicatie worden notulen gehouden. De notulen worden na vaststelling door de Commissie Communicatie uitériijk twee weken na de vergadering aan het bestuur en eventuele overige betrokkenen ter beschikking gesteld. De notulen worden toegevoegd aan het vergaderdossier voor de eerste bestuursvergadering volgend op de commissievergadering. Artikel 6
Besluitvorming
Besluiten kunnen alleen worden genomen door het commissielid dat tevens bestuurslid is. Indien een Commissie twee leden heeft worden besluiten op basis van unanimiteit genomen. Bij drie of meer leden worden besluiten bij volstrekte meerderheid genomen. De overige commissieleden hebben geen stemrecht. Artikel 7
Verstrekken van opdrachten
De commissie is bevoegd zelfstandig opdrachten te verstrekken aan externe partijen voor zover deze opdracht valt binnen de overeengekomen (reguliere) vergoeding van de uitbestedingspartij of externe adviseur. Voor nieuwe of aanvullende opdrachten geldt dat de door de derde partij uit te brengen offerte ter goedkeuring wordt voorgelegd aan het Bestuur, indien de offerte meer bedraagt dan € 10.000 excl. BTW. Facturen uit hoofde van nieuwe of aanvullende opdrachten, als bedoeld in de eerste volzin van dit artikel, worden betaalbaar gesteld nadat de Commissie Risicomanagement deze voor akkoord hebben getekend. Het betaalbaar stellen van facturen uit hoofde van reguliere werkzaamheden die zijn uitbesteed, valt onder het mandaat van de directeur van het bestuursbureau. Artikel 8
Beperkingen op het mandaat
De Commissie kan slechts die besluiten nemen waarvoor zij mandaat heeft verkregen maar welke O niet onder het adviesrecht van het Verantwoordingsorgaan vallen en/of O niet onder het goedkeuringsrecht van de Raad van Toezicht vallen. Het bestuur kan aangeven zelf een besluit te willen nemen. In alle gevallen waarbij twijfels bestaan, binnen de Commissie Communicatie, over het te nemen besluit zal de besluitvorming worden voorgelegd aan het bestuur. In die gevallen waarbij precedentwerking kan worden verwacht of waarbij de risico's en/of de financiële consequenties voor het fonds niet duidelijk kunnen worden overzien, zal besluitvorming aan het bestuur worden overgelaten.
62/104
' l i & f i
STICHTING BEDRIJFS TAKPENSlOE NIC'NOS
' 1 1 ^
VOOR DL HANDEL IN BOU W M AT l Ri A l t N
In geval van onvoorziene omstandigheden besluit het bestuur. Artikel 9
Compliance
De commissieleden zijn verbonden personen als bedoeld in de gedragscode van het fonds. De commissieleden tekenen een verklaring dat zij de gedragscode van het fonds zullen naleven. Ook vullen de commissieleden de jaariijkse vragenlijst naleven gedragscode in, als opgenomen in de gedragscode van het fonds. Artikel 10
Evaluatie
Het bestuur zal het functioneren van de Commissie periodiek, doch minimaal eenmaal per jaar, evalueren.
63/104
D
Ou.,,».™
STICHTING BEDRiJFSTAKPENSrOENFO.NDS VOOR 0E HANDEL I N B O U W M A T E R I A L E N
Commissie Verplichtsteliing
Mandaat-, volmacht- en machtigingsbesluit Bpf HiBiN 2014 Het Bestuur van de Stichting Bedrijfetakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen, Gelet op: hoofdstuk 10 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 14 lid 4 van de Statuten van het Fonds van 25 november 2014.
-
Ovenveegt dat: de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 regels stelt met betrekking tot de verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds voor een of meer bepaalde groepen van personen die in de betrokken bedrijfstak werkzaam zijn; het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000 regels stelt omtrent de mogelijkheid tot vrijstelling van die verplichting; het noodzakelijk is dat het ter zake van de uitoefening van de bevoegdheden die uit het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000 voor hem voortvloeien als volgt mandaat verieent aan de voorzitters. Commissie Verplichtstelling en directeur van het fonds. Besluit: Artikel 1 In dit besluit wordt verstaan onder: a. Fonds: de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen. b. Statuten: de statuten van het Fonds van 25 november 2014. c. Bestuur: het bestuur van het Fonds bedoeld in artikel 8 van de Statuten. d. Voorzitters: de leden van het Bestuur die op grond van artikel 8 lid 4 van de Statuten beurtelings de functie van voorzitter en vice-voorzitter bekleden. e. Commissie Verplichtstelling: een door het bestuur benoemde commissie zoals bedoeld in artikel 14 lid 4 van de Statuten. f. Directeur: de directeur van het Fonds bedoeld in artikel 19 van de Statuten. g. Bestuursbureau: het bestuursbureau van het Fonds. h. Bevoegdheid: de bevoegdheid tot het nemen van besluiten als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. i. Mandaat: de bevoegdheid bedoeld in artikel 10:1 van de Algemene wet bestuursrecht, j . Gemandateerde: degene aan wie mandaat is verieend. k. Ondermandaat: de bevoegdheid bedoeld in artikel 10:9 van de Algemene wet bestuursrecht.
64/104
>£ Skkl
STIC*-TING BEDRIJIS i A i a ' L N S I O E N F O N D O VOOR D t HANDEL i N B O U W M A T E R I A L E N
Artikel 2 1.
2.
3.
4. 5.
Het Bestuur verieent mandaat aan elk van beide Voorzitters, aan de Commissie Verplichtstelling en aan de Directeur om alle aan het Bestuur toekomende bevoegdheden uit het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000 uit te oefenen. Het mandaat omvat niet de bevoegdheid van de gemandateerde tot het beslissen op een bezwaarschrift indien het besluit waartegen het bezwaar zich richt door die gemandateerde is genomen. Het mandaat omvat niet de bevoegdheid van de gemandateerde tot het beslissen op een bezwaarschrift indien hij ondergeschikt is aan degene, die het besluit waartegen het bezwaar zich richt (al dan niet in mandaat) heeft genomen. De gemandateerde kan, onverminderd het bepaalde in artikel 3, ondermandaat verienen voor met name te noemen bevoegdheden aan medewerkers van het Fonds. De gemandateerde kan ondermandaat verienen voor met name te noemen bevoegdheden aan anderen dan de in het derde lid genoemde functionarissen indien dit voor een goede taakuitoefening noodzakelijk is, zulks met inachtneming van het bepaalde in artikel 10:4 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 3 De Directeur verieent, gelet op artikel 2 lid 4, ondermandaat aan alle medewerkers van het Bestuursbureau om namens hem primaire beslissingen te nemen op verzoeken tot vrijstelling, zoals bedoeld in artikel 13 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 en het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000. Artikel 4 Het Bestuur verieent dooriopende volmacht en machtiging aan elk van beide Voorzitters, aan de Commissie verplichtstelling en aan de Directeur om alle privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen te verrichten die nodig zijn ter en in direct verband staan met de uitoefening van de aan het Bestuur toekomende bevoegdheden uit de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 en het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000. De volmacht tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen is beperkt tot € 25.000 per kwartaal. Artikel 5 Besluiten genomen krachtens bij dit besluit verieend mandaat worden ondertekend als volgt: "Het Bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen, namens deze," (volgt naam en functie van de ondertekenaar). Het krachtens volmacht ondertekenen van stukken geschiedt als volgt: "De Stichting bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen, namens deze," (volgt naam en functie van de ondertekenaar). Artikel 6 1.
Dit besluit treedt in werking op de dag na publicatie in de Staatscourant en werkt terug tot en met 1 november 2014.
65/104
)SI
S TIC H J1N G 8 E O RIJ F STA K B £ N S10,£ N F O _N DS VOOR DE HANOEL I N B O U W M A T E R I A L E N
2. 3.
Dit besluit wordt tevens gepubliceerd op de website van het Fonds. Dit besluit kan worden aangehaald als 'Mandaat-, volmacht- en machtigingsbesluit Bpf HiBiN 2014'.
66/104
Iy
STICHTING BEDRlJFSTAKPiNSIOENFONOS
' H l ^
V 0 O R DE HANDEL IN BOUVi/MATERIALEN
Commissie Verplichtsteliing Gelet op: - de Statuten van de Stichting van 30 juni 2014 -
het Mandaat-, volmacht- en machtigingsbesluit Bpf HiBiN 2014 van 16 december 2014
Besluit: Artikel 1
Vaststelling en reikwijdte
Er is een Commissie Verplichtstelling (hierna: Commissie). Dit Reglement geeft regels met betrekking tot de samenstelling, de individuele en collectieve verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden van de Commissie. De Commissie en haar afzonderiijke leden nemen de bepalingen van dit Reglement in acht. In het geval van strijdigheid tussen bepalingen in de Statuten en bepalingen in dit Reglement prevaleren de bepalingen in de Statuten. Dit Reglement is vastgesteld door het Bestuur op 11 november 2014 en treedt in werking per 11 november 2014. Dit Reglement vervangt alle vorige versies. Dit Reglement kan te allen tijde worden gewijzigd door het Bestuur, gehoord de Commissie. Het Bestuur stelt de Commissie schriftelijk in kennis van elk besluit tot wijziging van dit Reglement. Artikel 2
Samenstelling, benoeming, zittingstermijn en beloning
De Commissie bestaat uit tenminste twee bestuursleden (beleidsbepalers) en de directeur van het Bestuursbureau (medebeleidsbepaler) en kan eventueel met instemming van het Bestuur door externe deskundigen worden bijgestaan. De Commissie benoemt uit haar midden een voorzitter. Commissieleden, die tevens lid zijn van het bestuur, worden benoemd door het Bestuur voor een periode van vier jaar en kunnen tweemaal worden herbenoemd voor de duur van vier jaar. De commissieleden voldoen aan de geschiktheidseisen voor leden van de Commissie zoals opgenomen in het geldende deskundigheidsplan van het Fonds. Het lidmaatschap van de Commissie eindigt: a. Wanneer het betreffende commissielid overeenkomstig het bepaalde in de statuten ophoudt bestuurslid te zijn; b. Na het verstrijken van de duur van de benoeming; c. Door opzegging door het commissielid; d. Door het overiijden van het commissielid; of e. Na een besluit daartoe van het Bestuur. Het Bestuur kan een commissielid tussentijds ontslaan: a. Indien niet meer wordt voldaan aan de deskundigheidseisen die aan het commissielidmaatschap worden gesteld; b. Indien een (neven)functie wordt aanvaard die naar het oordeel van het Bestuur met het commissielidmaatschap onverenigbaar is; c. Indien het commissielid de gedragscode van het Fonds overtreedt;
67/104
I jy ' H i ^
STICHTING BEDRÏJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN
d. Wegens verwaariozing van zijn taak; e. Wegens andere gewichtige redenen op grond waarvan handhaving als commissielid niet redelijkerwijs kan worden veriangd. Bij tussentijds ontslag van een commissielid door het Bestuur benoemt het Bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw commissielid voor een periode van vier jaar. Het Bestuur kan besluiten om de commissieleden een vergoeding te verstrekken. Deze vergoeding is vastgelegd in het geldende beloningsbeleid van het Fonds. Artikel 3
Taken van de Commissie
De Commissie is onder andere belast met: Algemeen -
het adviseren van het Bestuur aangaande collectieve waardeoverdrachten als gevolg van een (verplicht of vrijwillig) aan te sluiten werkgever dan wel een werkgever aan wie vrijstelling zal worden verieend; - het op kwartaalbasis monitoren van rapportages van de administrateur aangaande ontwikkelingen met betrekking tot aantallen (nieuw) aangesloten werkgevers en werkgevers aan wie vrijstelling is verieend; - het op kwartaalbasis rapporteren aan de Commissie Risicomanagement aangaande de nietfinanciële risico's voor zover deze betrekking hebben op het verplichtstellings- en handhavingsbeleid. Verplichtstelling en handhaving -
het adviseren van het Bestuur over beleid inzake verplichte aansluiting en handhaving; het adviseren van het Bestuur over de wijze van uitvoering van het beleid; het vertegenwoordigen van het Fonds bij overleg met sociale partners, de toezichthouder, het bevoegde ministerie over een wijziging of intrekking van de verplichtstellingsbeschikking; het vertegenwoordigen van het Fonds bij overleg met andere pensioenuitvoerders aangaande (deels) overiappende werkingssferen; het ondersteunen van derden die namens en in opdracht van het Fonds handelen bij onder meer bezwaarprocedures, incassoprocedures en (overige) civiel- en bestuursrechtelijke procedures; uitvoering geven aan representativiteitsonderzoeken uit hoofde van de Wet Bpf 2000.
Vrijwillige aansluiting -
het adviseren van het Bestuur over beleid inzake vrijwillige aansluiting; het adviseren van het Bestuur over de wijze van uitvoering van dit beleid; het adviseren van het Bestuur over verzoeken tot vrijwillige aansluiting.
Vrijstelling -
het adviseren van het Bestuur over beleid inzake verplichte aansluiting; het adviseren van het Bestuur over de wijze van uitvoering van dit beleid;
68/104
• B ^ l
STICHTING BEDfiliFSTAKPENSlOÊNFONDS VOOR OE HANDEL IN B O U W M A T E R t A l I N
-
het door de administrateur gelijkwaardigheidsonderzoeken.
uitvoering
laten
geven
aan
(periodieke)
Besluitvorming -
-
het uitoefenen van de aan het Bestuur toekomende bestuursrechtelijke bevoegdheden uit het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000 overeenkomstig het bepaalde in het Mandaat-, volmacht- en machtigingsbesluit Bpf HiBiN 2014, zulks met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dit Reglement; het verrichten van alle privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen die nodig zijn ter en in direct verband staan met de uitoefening van de aan het Bestuur toekomende bevoegdheden uit het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000 overeenkomstig het bepaalde in het Mandaat-, volmacht- en machtigingsbesluit Bpf HiBiN 2014, zulks met inachtneming van het bepaalde in artikel 7 van dit Reglement.
Artikel 4
Werkwijze
-
De Commissie vergadert zo dikwijls als haar dit wenselijk voorkomt, maar ten minste viermaal per jaar. De Commissie nodigt de administrateur of andere externe partijen uit ter vergadering indien gewenst. - De voorzitter verzorgt in samenwerking met het Bestuursbureau het secretariaat van de Commissie, waaronder het plannen van de vergaderdata, het versturen van vergaderstukken, het voeren van correspondentie, het bijhouden van een dossier. Het Bestuursbureau zorgt voor de opstelling van een verslag van de vergadering en de opvolging van de actielijst. - Het Bestuursbureau stelt in afstemming met de voorzitter van de Commissie de agenda voor de vergadering op en pleegt zo nodig overieg met de eventuele externe adviseur. De uitnodiging en de agenda voor iedere vergadering zullen uitériijk vijf werkdagen (streven is uitériijk tien werkdagen) voor die vergadering door de het Bestuursbureau aan de commissieleden worden verzonden. - De Commissie zal in principe alleen vergaderen indien ten minste twee beleidsbepalers aanwezig zijn. Onder aanwezigheid wordt verstaan fysieke aanwezigheid en aanwezigheid via telecommunicatiemiddelen. Als dit niet het geval is, dient de vergadering te worden verplaatst. Alleen in geval van een langdurige verhindering van één van de leden van de Commissie zal een Bestuurslid van het Fonds als plaatsvervanger worden aangewezen, waarbij wordt gestreefd naar een evenredige vertegenwoordiging vanuit het Bestuur. Artikel 5
Verslaglegging, verantwoording en rapportage
Van de vergaderingen van de Commissie Verplichtstelling worden notulen gehouden. De notulen worden na vaststelling door de Commissie Verplichtstelling uitériijk twee weken na de vergadering aan het Bestuur en eventuele overige betrokkenen ter beschikking gesteld. De notulen worden toegevoegd aan het vergaderdossier voor de eerste Bestuurs- vergadering volgend op de commissievergadering. Artikel 6
Besluitvorming
Besluiten kunnen alleen genomen worden door het commissielid dat tevens bestuurslid is. Indien een commissie twee leden heeft, worden besluiten op basis van unanimiteit genomen. Bij drie of meer
69/104
S I ICHTING
B£DRlJ^^^AM•lNSIOENFONl^G
VOOR or. H A N O E !
N BOUWMATERIALEN
leden worden besluiten bij volstrekte meerderheid genomen. De overige commissieleden hebben geen stemrecht. Artikel 7
Verstrekken van opdrachten
De Commissie is bevoegd zelfstandig opdrachten te verstrekken aan externe partijen voor zover deze opdracht valt binnen de overeengekomen (reguliere) vergoeding van de uitbestedingspartij of externe adviseur. Voor nieuwe of aanvullende opdrachten geldt dat de door de derde partij uit te brengen offerte ter goedkeuring wordt voorgelegd aan het Bestuur, indien de offerte meer bedraagt dan € 10.000 excl. BTW. Overeenkomstig artikel 4 van het Mandaat-, volmacht- en machtigingsbesluit Bpf HiBiN 2014 is aan de Commissie een dooriopende volmacht en machtiging verieend tot het verrichten van alle privaatrechtelijke en feitelijke handelingen die nodig zijn ter en in direct verband staan met de uitoefening van de aan het Bestuur toekomende bevoegdheden uit de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 en het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000. Deze volmacht is beperkt tot een maximum van €25.000 per gevolmachtigde per kwartaal. Facturen uit hoofde van nieuwe of aanvullende opdrachten, als bedoeld in de eerste volzin van dit artikel en facturen uit hoofde van het verrichten van alle privaatrechtelijke en feitelijke handelingen, worden betaalbaar gesteld nadat de Commissie Risicomanagement deze voor akkoord heeft getekend. Het betaalbaar stellen van facturen uit hoofde van reguliere werkzaamheden die zijn uitbesteed, vindt plaats onder de verantwoordelijkheid van de directeur van het Bestuursbureau. Artikel 8
Beperkingen op het mandaat
De Commissie neemt bij de uitoefening van haar bevoegdheden uit hoofde van het Mandaat-, volmacht- en machtigingsbesluit Bpf HiBiN 2014 hetvolgende in acht. De voorwaarden en beperkingen die voortvloeien uit afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht gelden onverminderd. De Commissie is niet bevoegd voor zover het besluiten betreft die - onder het adviesrecht van het Verantwoordingsorgaan vallen, of - onder het goedkeuringsrecht van de Raad van Toezicht vallen. De Commissie legt een voorgenomen besluit ten aanzien waarvan: - binnen de Commissie twijfels bestaan, - precedentwerking kan worden verwacht, of - de risico's en/of de financiële consequenties voor het Fonds niet duidelijk kunnen worden overzien, voor aan het Bestuur. Het Bestuur kan vervolgens hetzij zelf tot besluitvorming overgaan hetzij instructies geven aan de Commissie. Het Bestuur kan ten aanzien van een voorgenomen besluit aangeven dat het de gemandateerde bevoegdheid zelf zal uitoefenen. In geval van onvoorziene omstandigheden besluit het Bestuur. Artikel 9
Compliance
70/104
STICHTING
BEDRÏJFSTAKPENSIOENFONDS
VÖOR DE HANDEL IN B O U W M A T E R I A L E N
De commissieleden zijn verbonden personen als bedoeld in de gedragscode van het Fonds. De commissieleden tekenen een verklaring dat zij de gedragscode van het fonds zullen naleven. Ook vullen de commissieleden de jaariijkse vragenlijst naleven gedragscode in, als opgenomen in de gedragscode van het Fonds.
Artikel 10
Evaluatie
Het Bestuur zal het functioneren van de Commissie periodiek, maar ten minste eenmaal per jaar, evalueren. Artikel 11
Citeertitel
Dit Reglement kan worden aangehaald als Reglement Commissie Verplichtstelling 2014.
71 / 104
STICHTING BED8tJFS:TAKRENSIO:ÊNFON0,S VOOR DE HANDEL IN B O U W M A T E R I A L E N
Bijlage B
Directiestatuut
Artikel 1
Vaststelling en reikwijdte
Dit reglement bevat voorschriften ten aanzien van de dagelijkse beleidsbepaling (uitvoering). De uitvoering dient te allen tijde in overeenstemming te zijn met het (strategische) beleid zoals vastgesteld door het bestuur. Binnen de uitvoeringsorganisatie wordt door toepassing van het vierogen-principe, dat inhoudt dat ten minste twee personen bij een uitvoerings-beslissing en -handeling zijn betrokken, gewaarborgd dat de dagelijkse beleidsbepaling overeenstemt met de strategische beleidsbepaling. In het geval binnen de uitvoeringsorganisatie twijfel bestaat of een besluit dan wel een handeling past binnen het door het bestuur vastgestelde strategisch beleid en/of dit reglement, vindt hierover overieg plaats tussen de directeur en het dagelijks bestuur. De directeur is bevoegd om de aan hem toebedeelde taken en bevoegdheden te delegeren aan zijn medewerker(s) van het bestuursbureau, waarbij het vier ogenprincipe aantoonbaar wordt gewaarborgd. Het delegeren van taken en bevoegdheden ontslaat de directeur niet van zijn verantwoordelijkheden. De directeur geldt als medebeleidsbepaler in de zin van de Pensioenwet (A). In het geval van strijdigheid tussen bepalingen in de statuten en bepalingen in dit reglement, prevaleren de bepalingen in de statuten. Dit reglement is vastgesteld door het bestuur op 11 november 2014, treedt in werking per 11 november 2014 en vervangt alle vorige versies. Het reglement kan te allen tijde worden gewijzigd door het bestuur. Artikel 2
Vervanging en waarneming directeur
De directeur geldt als medebeleidsbepaler in de zin van de Pensioenwet. De voorzitter van het bestuur neemt de directeur onder andere waar in situaties waarin: de directeur vanwege ziekte afwezig is; de directeur daarom verzoekt. De voorzitter kan, indien dit noodzakelijk wordt geacht, de directeur waarnemen. De voorzitter leeft in geval hij de directeur waarneemt of vervangt al hetgeen de directeur in acht moet nemen op basis van dit reglement na. Het bestuur kan indien dit noodzakelijk wordt geacht een plaatsvervanger aanwijzen. Artikel 3
Taken en bevoegdheden directeur
Algemeen De directeur draagt, binnen de door het bestuur gestelde kaders, zorg voor een ordentelijk bestuuriijk proces waaronder: beleidsvoorbereiding;
72/104
I S ^ ^ S
A l
STICHTING B E D R I J F S T A K R E N S I O É N F O N D S
VOOR DE HANDEL IN BÖUWMATERIALIM
uitvoering van beleid; monitoring van uitbestede werkzaamheden; regie op het totale beleidsproces; bestuuriijke ondersteuning. De directeur werkt bij de uitvoering van zijn algemene ondersteuningstaak samen met de uitvoeringsorganisatie, vermogensbeheerders, en andere opdrachtnemers van het fonds waarbij hij zorgt voor countervailing power. De directeur adviseert het bestuur proactief aan de hand van onder meer maatschappelijke ontwikkelingen, financiële ontwikkelingen en ontwikkelingen rond wet- en regelgeving. De directeur is verantwoording schuldig aan het bestuur ter zake van de inhoud en de wijze van uitvoering van zijn taken en uitoefening van zijn bevoegdheden. De directeur legt voorafgaand aan het jaar een begroting voor die betrekking heeft op enerzijds het totale fonds en anderzijds de kosten gemoeid met het eigen bestuursbureau. Ondersteuning De directeur ondersteun onder andere: het bestuur; het dagelijks bestuur; de bestuuriijke commissies; de klachten- en geschillencommissie; de hoorcommissie; het verantwoordingsorgaan; de Raad van Toezicht. Ondersteuning door de directeur zoals bedoeld in het vorige lid bestaat - binnen de kaders van fondsdocumenten - onder andere uit: het plannen van vergaderingen; het opstellen, monitoren en bijwerken van de jaarkalender; het voorstellen van conceptagenda's; het uitnodigen voor vergaderingen; het mede voorbereiden van de vergaderingen met de fondsorganen; het voorbereiden en verzenden van vergaderstukken voor de vergaderingen; het bijwonen van en participeren in vergaderingen; het op verzoek van het dagelijks bestuur tekenen van correspondentie namens het bestuur; het (in concept) notuleren van vergaderingen; het (in concept) opstellen, verzenden, ter beschikking stellen en archiveren van correspondentie en vergaderstukken waaronder mede begrepen het jaarverslag, - jaarrekening, jaarstaten, kwartaalrapportages en periodieke rapportages aan de toezichthouder(s); het vaststellen en voorieggen van adviesaanvragen inzake voorgenomen bestuursbesluiten aan (een van) de fondsorganen; registratie van functionarissen in relevante registers en/of administraties.
73/104
STICHTING BEDRIIFSTAKPENSIOENFONDS VOOR D E , H A N O E l IN B O U W M A T E R I A L E N
Advisering De directeur adviseert het bestuur, hetzij rechtstreeks, hetzij via zijn rol als lid van de bestuuriijke commissies, over de vaststelling van onder andere: pensioenbeleid, verklaring risicobereidheid, financieel beleid (waaronder toeslagbeleid) en inzet van (financiële) sturings- en noodmaatregelen, vermogensbeheerbeleid en de verklaring beleggingsbeginselen, communicatiebeleid, informatietechnologie, uitbesteding, beleid verplichtstelling, handhaving en vrijstelling en vrijwillige aansluiting, - juridisch beleid, compliance, beleid ten aanzien van beheerste en integere bedrijfsvoering (waaronder uitbestedingsbeleid) en risicobeheersing. De directeur voert hij de regie op de totale beleidsvoorbereiding indien de voorbereiding door meerdere partijen geschiedt. De directeur volgt de vaktechnische ontwikkelingen met betrekking tot de in het vorige lid bedoelde beleidsmatige aandachtsgebieden nauwlettend en legt aan het bestuur en/of de bestuuriijke commissies, indien nodig, proactief voorstellen en/of attentiepunten voor. Uitvoering, uitbesteding en monitoring De directeur verricht (uitvoerings)handelingen - binnen de kaders van het beleid en fondsdocumenten - ten behoeve van de uitvoering van onder andere: de hiërarchische aansturing van het personeel van het bestuursbureau (met inbegrip van arbeidsvoorwaarden -en functioneringsgesprekken); het geldelijk beheer van het pensioenfonds; het beheer van de (financiële) administratie van het bestuursbureau; afstemming van inhoudelijke en operationele processen met de uitvoeringsorganisatie, vermogensbeheerders, overige uitbestedings-partijen, adviseurs, sociale partners, belastingdienst, de accountant, certificerend actuaris en overige derden voor zover dit niet onder het mandaat van het dagelijks bestuur en/of (één van) de bestuuriijke commissies valt, afstemming met de uitvoeringsorganisatie over diens aanwezigheid bij de (dagelijks) bestuur of commissievergadering, (aanvullende) pensioenregelingen, (financiële) sturings- en noodmaatregelen alsmede het toeslagbeleid, vermogensbeheerbeleid, communicatiebeleid, - jaarwerk, beleid verplichtstelling, handhaving en vrijstelling en vrijwillige aansluiting, juridisch beleid, compliance, informatietechnologiebeleid en risicobeheersing.
74/104
I s ^ ^ B ^ t f l t l ^ 3 ? B l ™
SliCIIIi.Si&
lUfcRIBSrAKl'LNSIOLNIO.^ili;
VOOK UL l : A r ; i J t ' . : H ö C U W / v l A I l R I SLL».
De directeur rapporteert (integraal) per kwartaal, in ieder geval binnen vier weken na afloop van een kwartaal, aan het bestuur over de in het vorige lid bedoelde uitvoering. Waar daarin is voorzien in de uitbestedingsovereenkomsten, instrueert de directeur de uitvoeringsorganisatie, vermogensbeheerders, overige uitbestedingspartijen en adviseurs en monitort hij hun werkzaamheden. Hij rapporteert aan het bestuur over zijn bevindingen. De directeur rapporteert inzake de begroting per kwartaal, in ieder geval binnen vier weken na afloop van een kwartaal, aan de Commissie Risicomanagement over de ontwikkeling van de werkelijke kosten ten opzichte van de begroting en de verwachting van de kosten voor het gehele jaar. Extern manifesteren De directeur onderhoudt in overieg met de voorzitters van de commissies het contact met externe relaties. Hij fungeert als eerste aanspreekpunt voor externe partijen, met uitzondering van de toezichthouders en contacten met de pers aangaande de handhaving en verplichtstelling. Crisismanagement Wanneer zich conform het bepaalde in het Financieel crisisplan of onderdelen van de ABTN, een situatie voordoet die voldoet aan de kenmerken van een (financiële) crisis, beoordeelt de directeur in overleg met het dagelijks bestuur de omvang en ernst van de situatie en stelt vast of er al dan niet sprake is van een (financiële) crisis. De directeur is te allen tijde bereikbaar om te worden geïnformeerd over omstandigheden die aanleiding kunnen vormen voor bovengenoemd overleg. Artikel 4
Volmacht
Het bestuur verieent door middel van dit reglement aan de directeur een volmacht voor: het uitvoeren van betalingen van facturen en declaraties van bestuursleden en leden van fondsorganen tot een bedrag van € 10.000 (zegge: tienduizend) en facturen met een regulier karakter voor werkzaamheden vastgesteld vanuit een budget. Facturen die voorgenoemd bedrag te boven gaan danwel geen regulier karakter kennen, mogen pas betaald worden na akkoord van de Commissie Risicomanagement. Het zelfstandig uitvoeren van interne overboekingen tussen rekeningen van het pensioenfonds voor het uitvoeren van een gedegen cashmanagement; Het gezamenlijk ondertekenen met een lid van de beleggingscommissie van investeringsformulieren ('Authorised Signature List') aangaande de beleggingen in de ESG portefeuille. Het namens het bestuur uitvoeren van taken binnen de reikwijdte van het geldende 'Mandaat-, volmacht- en machtigingsbesluit Bpf HiBiN'. Onverminderd het bepaalde in artikel 3:72 BW kan deze volmacht steeds worden ingetrokken door een verklaring per brief of per e-mail van het bestuur, de voorzitter of vicevoorzitter gericht aan de directeur. Artikel 5
Compliance
De directeur is verplicht alle informatie en documenten die hij/zij verkrijgt strikt vertrouwelijk te behandelen. De inhoud van deze bepaling blijft van toepassing ook na afloop van zijn functie als
75/104
I tl I
STICHTING BEDRIJFS TAK PENSIOEN FONDS VOOR DE HANDEL IN B O U W M A T E R I A L E N
directeur. Hij handelt conform de toepasselijke wet- en regelgeving en leeft de statuten, reglementen en het compliance beleid van het fonds na. De directeur is een verbonden personen als bedoeld in de gedragscode van het fonds. Hij tekent een verklaring dat hij de gedragscode van het fonds zal naleven. Ook vult hij de jaariijkse vragenlijst naleven gedragscode in, als opgenomen in de gedragscode van het fonds. Artikel 6
Onvoorziene gevallen
In gevallen waarin het directiestatuut niet voorziet, beslissen de voorzitter en vicevoorzitter desgewenst na overieg met het voltallige bestuur. Artikel 7
Evaluatie
De voorzitter en vicevoorzitter en de directeur zelf bespreken tenminste eenmaal per jaar het functioneren van de directeur. Hiervan wordt verslag gemaakt dat, na voor akkoord te zijn getekend door de voorzitter en vicevoorzitter en de directeur, ter kennisgeving aan het bestuur zal worden verzonden.
76/104
STICHTING BEDRIJFSTAKRENSIOENFO.NDS VOOR ö £ HANOEL IN B O U W M A T E R I A L E N
Bijlage C
Financieel crisisplan
Inleiding Dit financieel crisisplan van Stichting Bedrijfstak-pensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen (hierna: Bpf HiBiN) is geschreven in het kader van artikel 143 van de Pensioenwet en de Beleidsregel financieel crisisplan pensioenfondsen van 9 december 2011. Het crisisplan maakt deel uit van de beschrijving van de beheerste en integere bedrijfsvoering. Het financieel crisisplan geeft een beschrijving van maatregelen die het bestuur op korte termijn effectief kan inzetten indien de dekkingsgraad zich bevindt of zeer snel beweegt richting kritische waarden, waardoor het realiseren van de doelstellingen van het fonds in gevaar komt. Het financieel crisisplan wordt opgenomen in de actuariële en bedrijfstechnische nota (hierna: Abtn). Elementen crisisplan In de Pensioenwet is verankerd dat een pensioen-fonds beschikt over een vereist eigen vermogen en een minimaal vereist eigen vermogen. Indien het pensioenfonds niet langer voldoet aan de gestelde eisen ten aanzien van het: " vereist eigen vermogen dient het pensioenfonds een langetermijnherstelplan op te stellen en in te dienen bij DNB; • minimaal vereist eigen vermogen dient het pensioenfonds een kortetermijnherstelplan op te stellen en in te dienen bij DNB. Daarnaast moet elk pensioenfonds vanaf 1 mei 2012 beschikken over een financieel crisisplan. In het financieel crisisplan maakt het bestuur vooraf, ook als nog geen sprake is van een dekkingstekort, duidelijk hoe het om zal gaan met een crisissituatie van het fonds. Daarnaast is een belangrijk verschil met het kortetermijnherstelplan dat het bestuur zelf een definitie geeft van een crisissituatie, terwijl in een kortetermijnherstelplan wettelijke definities bepalend zijn. Een dergelijk crisisplan geeft een beschrijving van de maatregelen die het bestuur op korte termijn effectief kan inzetten indien de dekkingsgraad zeer snel beweegt richting kritische waarden, waardoor het realiseren van de primaire doel-stellingen van het pensioenfonds (het verstrekken van pensioen aan de deelnemers, gewezen deel-nemers en pensioengerechtigden) in gevaar komt. De kernaspecten die uit voorgaande omschrijving van een crisisplan naar voren komen, zijn evident: crisis, maatregelen, effectiviteit, belanghebbenden en de uitvoering. Derhalve wordt in dit financieel crisisplan ingegaan op de volgende elementen die hiermee nauw samenhangen: Crisis: • Wanneer is er naar de mening van het bestuur sprake van een crisis? • Wat is de gevarengrens ten aanzien van de dekkingsgraad waarbij Bpf HiBiN een eerste signaal opvangt omtrent een dreigende crisis? • Wat is de kritische ondergrens wat betreft de dekkingsgraad waarbij Bpf HiBiN nog kan herstellen zonder te hoeven overgaan op korten? Maatregelen: Welke maatregelen heeft Bpf HiBiN ter beschikking in geval van een crisis en in hoeverre zijn deze maatregelen reeds ingezet? Hoe realistisch is de inzet van deze maatregelen?
77/104
STICHTING BEDRUFSTAKPCNSIOtNFONDS VOOR DE HANDEL IN B O U W M A I ERI ALLN
Effectiviteit: Wat is het verwachte financiële effect van de inzet van deze maatregelen? Welke maatregelen worden op welk moment genomen bij achterblijvend herstel? Belanghebbenden: Hoe wordt bij deze maatregelen rekening gehouden met evenwichtige belangenafweging? Op welke wijze wordt er met belanghebbenden gecommuniceerd en wanneer? Uitvoering: Hoe is het besluitvormingsproces vormgegeven? Op welke wijze wordt het crisisplan getoetst en geëvalueerd? In het vervolg van dit financieel crisisplan wordt door het bestuur van Bpf HiBiN successievelijk op boven staande elementen ingegaan, om zodoende te komen tot een crisisplan voor Bpf HiBiN. Op voor-hand merken wij op dat de inhoud van de pensioenregeling wordt bepaald door de sociale partners binnen de bedrijfstak. De premie wordt echter in beginsel door het pensioenfondsbestuur vastgesteld. Indien een premie berekend is die door de sociale partners als te hoog ervaren wordt, dan zullen wij binnen de mogelijkheden van het uitvoeringsreglement onze eigen verantwoordelijkheid moeten nemen ten aanzien van de hoogte van de pensioen-opbouw. Crisisplan In dit hoofdstuk gaat het bestuur van Bpf HiBiN nader in op wat door het bestuur van Bpf HiBiN wordt verondersteld als een crisissituatie en wordt ingegaan op de ondergrens van de dekkingsgraad, waarbij Bpf HiBiN nog kan herstellen zonder de noodzaak tot korten van de pensioenaanspraken en -rechten of pensioenopbouw. Ook wordt een gevarengrens gedefinieerd. Indien de dekkingsgraad onder deze grens komt, wordt om alertheid van het bestuur gevraagd. Beschrijving crisissituatie Wanneer Bpf HiBiN voorziet of redelijkerwijs kan voorzien dat de dekkingsgraad van Bpf HiBiN niet meer voldoet of niet zal voldoen aan de door DNB opgelegde vereisten ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen, dient Bpf HiBiN in een kortetermijnherstelplan uit te werken hoe het eigen vermogen van Bpf HiBiN uitériijk binnen drie jaar of de door DNB gestelde termijn weer voldoet aan de vereisten ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen. Deze beoordeling vindt elke maand plaats naar de situatie per het einde van de vooraf-gaande maand. Volgens het bestuur van Bpf HiBiN is er sprake van een dreigende crisis als de dekkingsgraad van Bpf HiBiN zich gedurende drie opeenvolgende maandeinden onder 100% bevindt (de gevarengrens, zie 2.2). Daarnaast is er naar onze mening sprake van een dreigende crisis op het moment dat het aantal actieve deelnemers beneden 6.000 uitkomt aangezien daarmee het draagvlak mogelijk ter discussie komt te staan. Verder treedt het crisisplan direct in werking indien het eigen vermogen lager is dan het minimaal vereist eigen vermogen verminderd met 3 maal het herstelvermogen (de kritische ondergrens, zie 2.3). Ook vinden wij dat er sprake is van een crisis wanneer het aantal actieve deelnemers onder 5.000 daalt. Wij hebben de gevarengrens vastgesteld op een dekkingsgraad van 100%. Deze grens is niet alleen psychologisch. In de eerste plaats is het niet toegestaan om aan individuele waardeoverdracht mee te werken bij dekkingsgraden beneden 100%. Ten tweede leidt het pensioenfonds veriies op uitkeringen indien de dekkingsgraad zich onder de gevarengrens bevindt Er wordt immers meer uitgekeerd dan
78/104
S TIC H TIN G B E D R I J F S TA K P E N S10 E N F O N OS VOOR DH HANDEL I N B O U W M A T E R I A L E N
daarvoor als vermogen beschikbaar is. Daardoor holt de dekkingsgraad van Bpf Hibin verder achteruit. En ten derde betekent een dekkingsgraad beneden 100% dat er op dat moment onvoldoende middelen zijn om naar venwachting alle opgebouwde pensioenen volledig te kunnen uitkeren. Het vorenstaande wordt in het overzicht onderaan deze pagina grafisch weergegeven: Drie maal herstelvermoqen Crisis
^ Dreigende crisis
Dekkingstekort
Kritische
100%
Reservetekort
MVEV
Geen tekort
VEV
Gevarengrens Kritische ondergrens dekkingsgraad Zodra de dekkingsgraad van Bpf HiBiN onder de minimaal vereiste dekkingsgraad zakt, dient Bpf HiBiN een kortetermijnherstelplan in te dienen bij DNB. Voor het indienen van dit herstelplan dient te worden uitgegaan van berekeningen die als basis de op dat moment geldende marktsituatie en het op dat moment verwachte economische scenario hebben. Daaruit volgt wat het jaariijkse reguliere herstelvermogen is bij ongewijzigd beleid en zonder aanvullende maatregelen te nemen. De kritische ondergrens van de dekkingsgraad ligt dan op het minimaal vereist eigen vermogen minus de resterende looptijd van het kortetermijnherstelplan maal het verwachte jaariijkse reguliere herstel-vermogen. Bij een lagere dekkingsgraad dan deze ondergrens mag niet meer worden verwacht, dat Bpf HiBiN in de resterende looptijd van het kortetermijnherstelplan kan herstellen uit de situatie van dekkingstekort zonder de implementatie van nadere maatregelen. In de bijlage is de actuele zienswijze over en de wijze van vaststelling van de kritische ondergrens en het herstelvermogen opgenomen. De cijfermatige uitwerking hiervan naar de rentetermijnstructuur per 31 december 2013 is in onderstaand overzicht opgenomen. De hoogte van de kritisch ondergrens is onder andere afhankelijk van het venwachte beleggingsrendement. Uitgangspunt is het maximaal in aanmerking te nemen beleggingsrendement volgens de Regeling paramaters pensioenfondsen per 1 januari 2012. Uitgangspunt is zodoende een jaarlijks netto beleggingsrendement van 5,2%. Ook bepaalt de hoogte van de marktrente in welke mate de premie(marge) bijdraagt aan het herstel. In dat kader is het herstelvermogen ter bepaling van de kritische ondergrens over de resterende looptijd van het kortetermijnherstelplan opgenomen voor drie niveaus van de rentetermijnstructuur.
79/104
STICHTING BEDRIJFSTAK PENSIOEN FONDS VOOR DE HANOEL I N B O U W M A T E R I A L E N
^ '(jïr
ï 3 jaar
2 jaar
1 jaar
RTS ultimo 2013
3,7
93,8
97,6
101,5
RTS ultimo 2013 -/- 1%-punt
3,2
95,4
98,6
101,9
RTS ultimo 2013 + 1%-punt
4,4
91,8
96,4
100,9
Einde crisissituatie Een crisissituatie is beëindigd op het moment dat het bestuur vaststelt dat de dekkingsgraad, bepaald op grond van de dan geldende markt -situatie en het op dat moment venwachte economische scenario, gedurende een periode van 3 opeenvolgende maanden voldoet aan de eisen zoals die worden gesteld in het korte-termijnherstelplan en de dekkingsgraad op die momenten ook boven de gevarengrens heeft gelegen. Maatregelen Het is vanzelfsprekend dat het van groot belang is te voorkomen dat Bpf HiBiN überhaupt in een crisissituatie belandt. Derhalve wordt periodiek middels een ALM-studie geanalyseerd of het premiebeleid, toeslagbeleid en beleggingsbeleid nog voldoende robuust zijn vormgegeven bij verschillende economische scenario's. Tevens worden daarbij diverse varianten van het toeslag-en beleggingsbeleid tegen het licht gehouden. Mogelijk in te zetten maatregelen Mocht Bpf HiBiN in een crisissituatie terecht komen, dan heeft Bpf HiBiN in beginsel een combinatie van de volgende financiële sturingsmiddelen ter beschikking: Aanpassen toeslagen Het pensioenfonds kent volgens de toeslagenmatrix toeslagcategorie D l . Op het moment dat de middelen van het fonds het niet toelaten de in het toeslagbeleid geformuleerde voorwaardelijke toeslagen toe te passen, kan besloten worden minder toeslag of geen toeslag toe te kennen. In dat kader merken wij op dat in een situatie van dekkingstekort sowieso geen toeslagveriening plaatsvindt. Tijdens een crisissituatie is de toeslagveriening zodoende geen effectief sturingsmiddel in zoverre dat de dekkingsgraad door de inzet niet stijgt. Aanpassen beleggingsportefeuille en risicobeheersinqsinstrumenten De risicometing en resultaatsevaluatie door het fonds en de situatie op de financiële markten zouden aanleiding kunnen geven om de beleggingsportefeuille aan te passen dan wel om de risico's op een gewijzigde manier te beheersen. Daarbij wordt rekening gehouden met het feit dat wij het risicoprofiel niet mogen vergroten indien ons pensioenfonds in dekkingstekort verkeert.
30/104
Iül
l[
I
STICHTING BEDRÏJFSTAKPENSIOENFONDS VÖOR DE H A N O E l IN B O U W M A T t R F A l E N
Aanpassen premie De financiële positie zou aanleiding kunnen geven om de premie aan te passen. Een premieverhoging zal op grond van artikel 2.1 van het uitvoeringsreglement alleen toegepast kunnen worden in overieg met de sociale partners. Toepassen gesplitste kortingsregeling In artikel 8.2 van het uitvoeringsreglement is een soort gesplitste kortingsregel opgenomen. Dat houdt in dat de reguliere pensioenopbouw kan worden veriaagd indien de (maximum) pensioenpremie ontoereikend is om deze opbouw te kunnen financieren. Deze korting kan overigens alleen door ons geadviseerd worden aan de sociale partners binnen de bedrijfstak. In artikel 1.7 van het pensioenreglement is op genomen dat alle opgebouwde pensioenen kunnen worden gekort indien onze financiële positie daartoe noopt en alle overige sturings-middelen, met uitzondering van het beleggings-beleid, zijn ingezet. Hiermee is invulling gegeven aan artikel 134 van de Pensioenwet. Bij de uitwerking hiervan kan in het kader van een evenwichtige belangenafweging onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende deelnemerscategorieën. In onderstaand overzicht is opgenomen op grond van welke juridische gronden de inzet van genoemde maatregelen gerechtvaardigd is.
Geen toeslagveriening
Artikel 8.1
Artikel 7.1
Premieverhoging
Artikel 3.1
Artikel 2.1
Afstempeling actieven
Artikel 1.7
Artikel 8.3
Afstempeling inactieven
Artikel 1.7
Artikel 8.3
Gesplitste kortingsregeling
Artikel 1.6
Artikel 8.2
Beleggingsbeleid aanpassen
Artikel 4
Realistische maatregelen Wij hechten er aan om te benadrukken dat de uiteindelijke keuze met betrekking tot de te nemen maatregelen afhankelijk is van de concrete situatie die zich voordoet op het moment dat de maatregelen moeten worden genomen. Op dat moment worden de belangen van alle betrokkenen op een even-wichtige manier behartigd. De te maken keuzes worden daarbij deels beïnvloed door de oorzaken van de ontstane situatie en ook door de budgettaire draagkracht die bij de verschillende belanghebbenden op dat moment aanwezig is. Dit betekent dat het voor het bestuur onmogelijk is om op voorhand aan te geven welke (combinatie van) maatregelen daadwerkelijk worden genomen in een crisissituatie. Het voonwaardelijke toeslagbeleid houdt er al rekening mee dat er geen volledige toeslagen worden toegekend bij een dekkingsgraad beneden de vereiste dekkingsgraad. Ook voorziet ons huidige
81 /104
STICHTING
BEDRÏJFSTAKPENSIOENFONDS
VOÖR BE HANDEL f N B O U W M A T E R I A L E N
toeslagbeleid reeds in geen toeslagveriening in een situatie van dekkingstekort. Deze maatregel is derhalve realistisch. De afgelopen jaren is de toeslagveriening zodoende achtenwege gebleven. Een aanpassing van het beleggingsbeleid waarbij het risicobudget wordt verhoogd, is niet mogelijk in een crisissituatie tenzij dat onderdeel uitmaakt van het bestaande beleid zoals vastgelegd in de Abtn. Een verhoging van het risicobudget is zodoende bij ons uitgesloten. Er kan zich wel een moment aandienen waarop wij besluiten om het risicoprofiel te veriagen. Met betrekking tot de overige genoemde maatregelen is er een aantal factoren dat een rol speelt bij de afweging die aan de te maken keuze ten grondslag ligt. Al deze genoemde maatregelen zijn realistische maatregelen tijdens een crisissituatie. Het is bij het kiezen van de te nemen maatregelen van groot belang wat de oorzaak is van de crisis-situatie. Indien op enig moment wordt geconstateerd dat de aan de aangesloten ondernemingen en de deelnemers gevraagde premie niet meer kosten-dekkend is, ligt het voor de hand om een keuze of combinatie te maken uit een verhoging van de verschuldigde premie of een veriaging van de jaar lijkse pensioenopbouw. DaariDij zal mede de premiedekkingsgraad in relatie tot de actuele dekkingsgraad in aanmerking genomen worden. Indien de oorzaak van de crisis een gevolg is van de gerealiseerde beleggingsrendementen, dan ligt het voor de hand om voor een veel breder pallet aan maatregelen te kiezen. Het inzetten van de beleidsmaatregel om de opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten te korten, is een mogelijkheid waarbij het bestuur van Bpf HiBiN zeer grote prudentie betracht Het is een uiterste redmiddel. In onze ogen is het toepassen van deze maatregel een keuze die gemaakt wordt als het niet anders kan. Dit neemt niet weg dat het bestuur van Bpf HiBiN onderschrijft en communiceert dat het mogelijk is dat op enig moment het korten van aanspraken en rechten daadwerkelijk plaatsvindt. Effectiviteit Uiteraard vindt het bestuur van Bpf HiBiN het van groot belang dat bij het inzetten van de diverse maatregelen het gewenste effect wordt bereikt. Dit nemen wij dan ook mee in ons besluit om de combinatie van de juiste maatregelen in te zetten. De effectiviteit van de diverse maatregelen is uiteraard ook weer afhankelijk van de op dat moment geldende mari
B2/104
I El I
STICHTIMG BEDRÏJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANOEL IN B O U W M A T E R I A L E N
.»r ^* /. • Geen toeslagveriening
0,0%
0,0%
0,0%
Beleggingsbeleid aanpassen: 10% minder zakelijke waarden
-/- 0,4%
-/-0,4%
-/-0,4%
Premieverhoging met 1%-punt
0,2%
0,2%
0,2%
Afstempeling actieven
0,4%
0,4%
0,4%
Afstempeling inactieven
0,6%
0,6%
0,6%
Gesplitste kortingsregeling: veriaging opbouw met 10%
0,6%
0,5%
0,4%
Maatregelen bij achterblijvend herstel Wij geven met de hiervóór genoemde (combinaties van) maatregelen aan dat bij een achterblijvend herstel hoogstwaarschijnlijk een pallet aan maat-regelen wordt ingezet. Daarmee wordt het gewenste effect bereikt dat bij achterblijvend herstel van de dekkingsgraad extra herstelvermogen bovenop het reguliere herstelvermogen wordt gerealiseerd en tevens wordt daarmee rekening gehouden met de afweging van de belangen van de diverse groepen belanghebbenden. Het bestuur van Bpf HiBiN benadrukt dat het onmogelijk is om nu al aan te geven welke maat-regelen daadweri<elijk worden ingezet in een crisissituatie, aangezien dit afhankelijk blijft van de situatie op dat moment en de oorzaken voor de ontstane situatie. Belanghebbenden Het bestuur van Bpf HiBiN behartigt de belangen van alle deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden alsmede de aangesloten ondernemin-gen en houdt daarmee ook rekening bij het toepas-sen van de verschillende maatregelen tijdens een crisissituatie. Evenwichtige belangenafweging Voor het bestuur van Bpf HiBiN is het ook van belang, zeker in het kader van artikel 105, lid 2 van de Pensioenwet, om een evenwichtige afweging te maken tussen de belangen van de verschillende groepen belanghebbenden. Vanzelfsprekend worden in een crisissituatie alle deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden geraakt, doordat bij een actuele dekkingsgraad lager dan de vereiste dekkingsgraad er aan geen van deze groepen toeslag wordt toegekend. Indien zoals genoemd alleen de maat-regelen tot verhoging van de doorsneepremie en/of veriaging van de pensioenopbouw worden ingezet, betekent dit, dat alleen de actieve deelnemers met deze maatregelen zouden worden geraakt. In het hierna volgende overzicht is opgenomen welke groep(en) belanghebbenden bij een bepaalde maatregel word(t)(en) getroffen.
10 83/104
löl
STICHTING BEDRIJFSTAKRENSLOEN FONDS VOOB DE HANDEL IN B O U W M A T E R I A L E N
V
.•
1 *. ,* ,v ' -'; -
••-
Geen toeslagveriening
X
x
X
Beleggingsbeleid aanpassen: 10% minder zakelijke waarden
X
X
X
Premieverhoging met 1%-punt
X
Afstempeling actieven
X
Afstempeling inactieven Gesplitste kortingsregeling: veriaging opbouw met 10%
X
X
X
X
X
Communicatie richting belanghebbenden Onderdeel van dit financieel crisisplan is ons communicatiebeleid richting de belanghebbenden en de sociale partners. Daarbij zullen wij drie vormen van communicatie toepassen. Elektronisch In de eerste plaats wordt dit crisisplan op onze web-site geplaatst. Vanwege de complexiteit zal er ook een verkorte versie worden opgenomen waarbij gestreefd wordt naar taalniveau B I . Tevens zullen wij bij de maandelijkse publicatie van onze dekkingsgraad op de website de gevarengrens en de kritische ondergrens aan de dekkingsgraad vermelden. Verder zullen wij alle belanghebbenden via onze website binnen twee maanden op taalniveau BI informeren over de financiële positie en de mogelijke gevolgen daarvan wanneer ons fonds zich gedurende drie opeenvolgende maandeinden onder de gevaren-grens bevindt. Schriftelijk Ten tweede zal er een schriftelijke communicatie richting de belanghebbenden plaatsvinden indien er een dreigende crisis aan de orde is. Daarvan is sprake indien de dekkingsgraad van Bpf HiBiN zich gedurende drie achtereenvolgende maanden onder de gevarengrens bevindt. Wij zullen over-wegen of wij naast de communicatie via onze web-site alle belanghebbenden ook persoonlijk binnen twee maanden een brief sturen waarin zij op taai-niveau BI geïnformeerd worden over de financiële positie en de mogelijke gevolgen daarvan. Mocht zich de situatie voordoen waarin ons crisisplan daadwerkelijk in werking treedt, dan zullen wij de belanghebbenden hierover informeren binnen één maand. In eerste instantie betreft het een mededeling per brief dat de kritische ondergrens aan de dekkingsgraad is onderschreden. Ook zal daarin aangekondigd worden wanneer de belanghebbenden een vervolgschrijven kunnen verwachten. Daarin zal worden aangegeven wat de mogelijke (combinaties van) maatregel(en) zijn indien de financiële positie zich onvoldoende snel herstelt. Deze communicatie
84/104
STICHTING BEDRIJFSTAKRENSIOÉNFONDS VOOR DE HANDEL IN B O U W M A T E R I A L E N
zal zoveel mogelijk op taalniveau BI plaatsvinden. Overigens wordt de schriftelijke communicatie aan de belanghebbenden ook op de website van Bpf HiBiN geplaatst. Mondeling In de derde plaats zullen wij onze communicatie met de sociale partners binnen de bedrijfstak intensiveren zodra er sprake is van een dreigende crisis, dat wil zeggen een onderschrijding van de gevarengrens gedurende drie opeenvolgende maandeinden. Daartoe zal er een overieg plaats-vinden met de sociale partners waarin de financiële positie uit de doeken gedaan wordt en aangegeven wordt welke maatregelen er genomen zouden kunnen worden met de bijbehorende consequenties. Een dergelijke sessie zal in beginsel in de informe-rende sfeer geschieden. Mocht zich vervolgens de situatie voordoen waarbij de dekkingsgraad van Bpf HiBiN onder de kritische ondergrens duikt, dan zal er opnieuw overlegd worden met sociale partners waarbij inhoudelijk en diepgaand gesproken zal worden over de mogelijke maatregelen die wij kunnen nemen. In dat gesprek zal ook bekeken worden wat de mogelijkheden zijn om het premieniveau te verhogen. Uitvoering Zodra de dekkingsgraad van Bpf HiBiN onder het minimaal vereist eigen vermogen zakt en hetgeen in hoofdstuk 2 van dit crisisplan is vermeld van toepassing is, treedt het crisisplan in werking en dient het bestuur tot besluit-vorming over te gaan. Het crisisplan treedt overigens niet in werking zolang het bestaande kortetermijn-herstelplan nog van toepassing is. Besluitvormingsproces Het crisisplan maakt onderdeel uit van de Abtn van Bpf HiBiN. In ons pensioenreglement is een kortingsbepaling opgenomen. De deelnemersraad van Bpf HiBiN heeft eerder over beide documenten een positief advies uitgebracht. Derhalve is de deelnemersraad akkoord met de kortingsbepaling en de uitwerking daarvan zoals opgenomen in het crisisplan. Besluiten kunnen door het bestuur van Bpf HiBiN worden genomen conform de statuten. Dat besluitvormingsproces geldt ook voor een eventueel besluit om het crisisplan in werking te laten treden. Desalniettemin raadplegen wij de deelnemers raad indien het bestuur voornemens is het crisisplan ten uitvoer te brengen. Het dagelijks beleid van Bpf HiBiN wordt intensief beoordeeld door de directeur van het bestuursbureau alsmede de beide voorzitters. De voorzitters zijn daarom bij uitstek in de positie om tijdig een dreigende crisissituatie te signaleren. Omdat het bestuur van Bpf HiBiN frequent vergadert, kan het voltallige bestuur vervolgens in voorkomende gevallen als crisisteam optreden. Mocht bij de evaluatie van het herstelplan sprake zijn van achterblijvend herstel dan kan dit voor het bestuur van Bpf HiBiN aanleiding geven tot het toepassen van de maatregelen zoals vastgelegd in dit financieel crisisplan. In onderstaand overzicht is per maatregel aangegeven welke partijen op welke wijze betrokken zijn bij het besluitvormingsproces.
85/104
.t!|
STICHTING BEDRÏJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR OE HANDEL IN B O U W M A T E R I A L E N
_
r. •
.
—
„
">
Geen toeslagveriening
Besluit
Beleggingsbeleid aanpassen: 10% minder zakelijke waarden
Besluit
Premieverhoging met 1%-punt
Besluit
-
WAR
Advies
Januari
Afstempeling actieven
Besluit
~
BAR
-
Wettelijk
Afstempeling inactieven
Besluit
~
BAR
-
Wettelijk
Gesplitste kortingsregeling: veriaging opbouw met 10%
Besluit
~
-
Informeren
Januari
Januari
Uitériijk zes weken na besluit
WAR = wettelijk adviesrecht (artikel 115a Pensioenwet) / BAR = bovenwettelijk adviesrecht (artikel 115d Pensioenwet)
Evaluatie en toetsing crisisplan Het crisisplan van Bpf HiBiN is feitelijk op genomen in de Abtn. De Abtn wordt periodiek door ons geëvalueerd en zo nodig aangepast. Daarbij worden premie beleid, toeslagbeleid en beleggingsbeleid periodiek getoetst aan de hand van een ALM-studie. De toetsing van het financieel crisisplan wordt bij deze evaluaties meegenomen. Ten slotte wordt de effectiviteit van het crisisplan beoordeeld, nadat zich een crisis heeft voorgedaan en het crisisplan ten uitvoer is gebracht. Vanwege de impact van wijzigingen op de financiële markten worden de financiële cijfers in dit crisisplan jaariijks geactualiseerd. Vaststelling crisisplan Het vooriiggénde crisisplan van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen is vastgesteld in de bestuursvergadering van 16 december 2014.
86/104
I S Ê L I
STICHTING
BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS
VÖOR DE HANDEL IN B O U W M A T E R I A L E N
Bijlage D
Specificatie MVEV
Naast het vereist eigen vermogen dienen pensioenfondsen te beschikken over een minimaal vereist eigen vermogen. In artikel 11 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen is de berekeningswijze van het minimaal vereist eigen vermogen opgenomen. De uitkomst van deze berekening bepaalt de ondergrens waarbij de vermogenspositie van het pensioenfonds zich in een situatie van dekkingstekort bevindt. In dat geval dient het pensioenfonds een kortetermijnherstelplan te maken. De dekkingsgraad dient zich drie aaneengesloten kwartaaleinden boven 105% te bevinden, voordat het dekkingstekort is opgeheven. In deze bijlage is ter toetsing van het minimaal vereist eigen vermogen, zoals beschreven in paragraaf 7.8.1, de berekening per 31 december 2013 opgenomen. Risicofactor 1. percentage van de TV 2. toe te rekenen aan het risicokapitaal 3. toe te rekenen aan aanvullende pensioenregelingen Ondergrens minimaal vereist eigen vermogen
% VPV 4,0% 0,9% 0,1% 5,0%
87/104
STICHTING BEDRÏJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN B O U W M A T E R I A L E N
Bijlage E
Specificatie VEV
Er is sprake van voldoende eigen vermogen ten opzichte van het vereist eigen vermogen indien het eigen vermogen groter is dan S zoals hieronder bepaald. Renterisico (Si) Dit is het effect van de meest ongunstige wijziging van de rente/rentetermijnstructuur volgens onderstaande tabel. factor rentedaling
factor rentestijging
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
0,63 0,63 0,66 0,69 0,71 0,73 0,74 0,75 0,75 0,75 0,76 0,76 0,77 0,77 0,77
1,6 1,6 1,51 1,45 1,41 1,37 1,35 1,34 1,33 1,33 1,32 1,32 1,31
15
0,77
1,29
'ation
1,31 1,31
duration
factor rentedaling
factor rentestijging
16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
0,77 0,77 0,77 0,78 0,78 0,78 0,78 0,78 0,78 0,79 0,79 0,79 0,79 0,79 0,79
1,29 1,29 1,29 1,28 1,28 1,28 1,28 1,28 1,28 1,27 1,27 1,27 1,27 1,27 1,27
Risico zakelijke waarden (S2) De waardedaling van de zakelijke waarden die opgevangen moet kunnen worden is als volgt vastgesteld: Zakelijke waarden Beursgenoteerde aandelen in ontwikkelde markten en indirect onroerend goed Beursgenoteerde aandelen in emerging markets Private equity Direct onroerend goed
Waardedaling in% 25 35 30 15
Valutarisico (S3) Het effect van een daling van alle valutakoersen ten opzichte van de euro met 20% moet opgevangen kunnen worden. Grondstoffenrlsico (S4) Het effect van een waardedaling met 30% moet opgevangen kunnen worden.
88/ 104
I Cl i
STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONLTS VOOR DE HANDEL IN B O U W M A T E R I A L E N
Kredietrisico (Sg) Het effect van een toename van de actuele credit spread (marktrenteopslag voor kredietrisico) op de portefeuille vastrentende waarden met kredietrisico (credits) ter grootte van 40% moet opgevangen kunnen worden. Verzekeringstecttnisch risico (Se) De vereiste solvabiliteit voor verzekeringstechnische risico's vloeit voort uit onvoorziene sterfterisico's als gevolg van procesrisico. Daarnaast zijn er onvermijdbare steriterisico's, zoals de onzekerheid rondom de sterftetrend (TSO of 'langlevenrisico') en de negatieve stochastische afwijkingen (NSA). De vereiste solvabiliteit ten behoeve van het verzekeringstechnische risico dient bepaald te worden op basis van de tabellen in hoofdstuk 14 van het 'Advies inzake onderbouwing parameters FTK' (DNB oktober 2006) Totaal risico Het totale risico is gelijk aan S, waarbij S wordt bepaald op basis van de navolgende formule. S=
V ( S i ^ + Sz^ + 2xpxSixS2 + Ss^ + 84^ + Ss^ + Se^)
waarbij p = 0,50. met dien verstande dat S niet minder dan het minimaal vereist eigen vermogen mag zijn. Vereist eigen vermogen per 31 december 2013 De berekening per 31 december 2013 op basis van het voorgaande leidt tot de volgende uitkomsten. Hierbij is onderscheid aangebracht naar de feitelijke en de strategische beleggingsmix per einde 2013. Uitkomsten per 31 december 2013 (in duizenden Feitelijke Strategische euro's) beleggingsmix beleggingsmix Si Renterisico 20.578 19.816 S2 Risico zakelijke waarden 41.422 39.953 S3 Valutarisico 0 11.923 S4 Grondstoffenrisico 1.107 0 Ss Kredietrisico 5.640 5.838 Se 18.832 Verzekeringstechnisch risico 18.832 Diversificatie-effect -/-28.185 -/-40.104 S (niet minder dan minimaal vereist eigen 57.365 27.978 vermogen) TV 513.812 Totaal technische voorzieningen 513.812 VEV Vereist eigen vermogen 11,1% (als percentage van de TV) 11,5% Voor de toetsing van de financiële positie wordt het VEV ultimo 2013 vastgesteld op de hoogste uitkomst van beide beleggingsmixen en bedraagt hiermee 11,5%.
89/104
I El I
S TIC HT1N G B £ D RIJ F.STA K PE N SI O E N F O N OS VOOR DE H A N O I l IN B O U W M A T E R I A L E N
Bijlage F
Toelichting beleid inzake korting pensioenen
Indien sprake is van een kortetermijnherstelplan stelt het fonds ieder jaar het kritische herstelpad vast. Indien de dekkingsgraad van Bpf HiBiN ultimo enig jaar gelegen is onder het kritische herstelpad, zal het bestuur aan cao partijen voorieggen of er andere herstelmaatregelen (dan korten) mogelijk zijn om het dekkingstekort tijdig op te kunnen heffen. Indien na dit overieg blijkt dat korten nodig is na inzet van alle overige sturingsmiddelen, zal het fonds overgaan tot een kortingsmaatregel. Bij de besluitvorming over een te nemen kortingsmaatregel richt het bestuur zich naar de belangen van alle bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de werkgevers. Het bestuur houdt daarbij rekening met de volgende aspecten: • de belangen van deelnemers, slapers, gepensioneerden of de werkgevers worden niet onevenredig geschaad. • de kortingsmaatregel is op zichzelf en in samenhang met de andere herstelmaatregelen niet disproportioneel en onredelijk. " de mogelijkheden om in de toekomst de kortingsmaatregel te compenseren • de (verwachte) ontwikkelingen in het verieden en de toekomst. • een objectieve rechtvaardiging voor het verschil in behandeling van verschillende groepen belanghebbenden. Hierbij zal het bestuur gebruik maken van ondersteunende analyses die inzicht geven in de (inkomens)effecten van de kortingsmaatregel voor de verschillende groepen. Het fonds hanteert in beginsel een uniforme, procentuele korting, waarbij alle opgebouwde pensioenaanspraken en rechten van alle (gewezen) deelnemers en gepensioneerden met hetzelfde percentage worden gekort. Aan de hand van analyses van (inkomens)effecten gaat het bestuur na of dit beleid in voldoende mate evenwichtig is. Het fonds heeft de ambitie om een toegepaste korting in de toekomst ongedaan te maken. Herstel van de korting zal met in achtneming van een wachttijd van één jaar na een geconstateerde voorsprong op het haalbare herstelpad worden doorgevoerd tot ten hoogste deze voorsprong. Het herstel van de korting wordt alleen toegepast op de gekorte pensioenen van de deelnemers/gepensioneerden die door de korting zijn getroffen. Het herstel van de korting gaat vóór het verienen van de reguliere (inhaal) toeslagen. In het kortingsproces kunnen de volgende stappen worden onderkend: 1. Vaststellen noodzaak tot aanvullende maatregelen. 2. Nagaan mogelijkheid andere aanvullende sturingsmiddelen dan korten. 3. Werkgevers- en werknemersorganisaties raadplegen. 4. Vaststellen noodzaak tot korten. 5. Vaststellen omvang korting. 6. Invulling korting en toetsing evenwichtige belangenafweging. 7. Invulling compensatiemogelijkheden toekomst. 8. Opstellen nieuw herstelplan. 9. Vooriopig kortingsbesluit. 10. Informatieverplichtingen vanuit Pensioenwet. 11. Definitief kortingsbesluit (effectuering). Gedurende het proces zal communicatie richting de (gepensioneerde) deelnemers dooriopend onder de aandacht staan.
90/104
STICHTING
BEDRIJfSlAKPENilOENFONDS
VOOR DL HANDEL ;N B O U W M A T E R I A L E N
Bijlage G
Verklaring b e l e g g i n g s b e g i n s e l e n
Inleiding De Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen ("het fonds") voert de pensioenregeling uit in opdracht van cao-partijen in de sector Handel in bouw-materialen en aanverwante artikelen. Deelname is verplicht voor werkgevers en werknemers die vallen onder de bedrijfsactiviteiten als omschreven in de door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid afgegeven verplichtstellingsbeschikking. In die gevallen en onder die voorwaarden als omschreven in het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000 wordt een aangesloten werkgever op zijn verzoek dispensatie verieend. Daarnaast kunnen werkgevers die niet onder de verplichtstelling vallen maar wel bedrijfsactiviteiten verrichten die raakvlakken hebben met de handel in bouwmaterialen en aanverwante artikelen zich onder nadere voorwaarden vrijwillig aansluiten bij het fonds. Het doel van het fonds staat omschreven in de statuten. Samengevat heeft het fonds ten doel, overeenkomstig de bepalingen van de statuten en van het (de) pensioen-reglement(en) van het fonds, werknemers en gewezen werknemers, alsmede hun nagelaten betrekkingen te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom, overiijden en arbeids-ongeschiktheid. Het bestuur heeft als taak het pensioenfonds zodanig te besturen dat deze doelstelling wordt gerealiseerd. Voor een pensioenfonds is het beleggingsbeleid, naast de andere financiële sturingsmiddelen, zoals bijvoorbeeld toeslagenbeleid, ook wel aangeduid als indexatie, voor het verschaffen van een goed en betaalbaar pensioen van cruciaal belang. Tegen deze achtergrond heeft het fonds deze 'Verklaring inzake de beleggingsbeginselen' ('Verklaring') opgesteld. Het beschrijft op beknopte wijze de uitgangspunten van het beleggingsbeleid van het fonds, ten behoeve van de (gewezen) deelnemers in het fonds en de samenleving. Karakteristieken van het fonds Het fonds voert een middelloonregeling uit met een voorwaardelijke toeslagambitie. De financiering van eventueel te verienen toeslagen worden volledig gefinancierd vanuit het behaalde rendement op beleggingen of het vrije eigen vermogen. Er wordt niet voor gereserveerd en de premie bevat geen opslag voor toeslagverlening. Per einde 2013 bestond het totale bestand van deelnemers in het fonds uit 6.600 actieven, 6.500 pensioengerechtigden en 14.900 slapers. Ultimo september 2014 bedroeg het vermogen onder beheer € 660 miljoen. De dekkingsgraad ultimo 2013 bedroeg 109,8%, waarbij rekening is gehouden met de effecten van de toegenomen levensverwachting van de deelnemers op de voorziening pensioenverplichtingen. Organen Het fonds is een stichting en wordt overeenkomstig het paritaire model bestuurd. Het bestuur heeft uit haar midden een viertal bestuuriijke commissies benoemd: de Beleggingscommissie, de Commissie Risicomanagement, de Commissie Verplichtstelling en de Commissie Communicatie. De commissies hebben voornamelijk een voor-bereidende en adviserende rol richting het bestuur. De taken en bevoegdheden zijn vastgelegd in een door het bestuur per commissie vastgesteld reglement. Het bestuur legt verantwoording af over het door haar gevoerde beleid aan het Verantwoordingsorgaan (VO), bestaande uit vertegenwoordigers namens de actieve deelnemers en de pensioengerechtigden. Het intern toezicht is belegd bij de Raad van Toezicht.
91 / 104
STICHT ING BEDRIJFSTAKRENSIOÉNFONDS VOOR DE HANOEL IN B O U W M A T E R I A L E N
Daarnaast heeft het bestuur taken uitbesteed aan externe partijen en wordt bij externe adviseurs advies ingewonnen. Het bestuur verplicht zich geen werkzaamheden uit te besteden die bij wet niet mogen worden uitbesteed. Duurzaam pensioenstelsel De rechten en plichten van de bij het fonds aangesloten werkgevers en werknemers, zoals de te betalen premies en op te bouwen pensioenaanspraken, zijn omschreven in de pensioenreglementen en de Abtn van het fonds. Betaalbaarheid in combinatie met de toeslagambitie vergt een voldoende hoog rendement op het belegd vermogen. Dit vereist het voeren van een consequent beleid binnen het vastgestelde risicoprofiel van het fonds. Daarbij wordt ook rekening gehouden met het financiële toetsingskader dat meer aandacht vraagt voor korte termijn fluctuaties in de financiële positie van het fonds. Een duurzaam pensioenstelsel vergt daarom een evenwichtige en door de tijd heen consistente financiële sturing. Uitbesteding Het bestuur heeft onder behoud van zijn verantwoordelijkheden de pensioenadministratie uitbesteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. Het fiduciair beheer van de beleggingen exclusief vastgoed is opgedragen aan Lombard Odier. De beleggingen zijn deels ondergebracht in beleggingsfondsen en worden deels discretionair aangehouden. Het beheer van de beleggingen in vastgoed is opgedragen aan Syntrus Achmea Real Estate & Finance. Northern Trust treedt op als custodian en oversight manager. Integere bedrijfsvoering en compliance Het bestuur heeft een compliance beleid vastgesteld. Dit is vastgelegd in de gedragscode welke u kunt downloaden via onze website. Om volledige onafhankelijkheid te waarborgen heeft het bestuur een compliance officer aangesteld die jaariijks alle door het bestuur aangewezen verbonden personen en insiders toetst op naleving van de gedragscode en op nevenfuncties. Jaariijks verstrekt de compliance officer een rapport van zijn bevindingen. Deze wordt binnen het bestuur beoordeeld (en waar nodig neemt zij aanvullende maatregelen) en vervolgens in het jaarverslag van het fonds opgenomen. Daarnaast heeft het bestuur een klokkenluidersregeling ingesteld. Deze regeling kunt u downloaden via onze website. Nevenactiviteiten Het fonds ontwikkelt activiteiten die het in staat stelt zijn maatschappelijke functie - de verzorging van (gewezen) deelnemers voor de financiële gevolgen van overiijden of pensionering op basis van solidariteit en collectiviteit - zo goed mogelijk uit te voeren. Voor zover die activiteiten niet behoren tot de kerntaken van een pensioenfonds, voert het fonds deze niet uit. Samenhang Abtn Deze verklaring maakt onlosmakelijk onderdeel uit van de Abtn van het fonds. Bij tegenstrijdigheid prevaleert het bepaalde in de Abtn. Transparantie Het fonds hecht groot belang aan communicatie met haar aangesloten werkgevers, (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en overige stakeholders. Het fonds acht transparantie over zijn
92/104
IS I B ^ S B B ^
STICHTING BEDRIJFSTAKRENSIOÉNFONDS VOOR DE HANDEL IN B O U W M A T E R I A L E N
beleggingsgedrag van groot belang. Deze verklaring is dan ook voor een ieder toegankelijk. Hiervoor wordt verwezen naar onze website www.bpfhibin.nl onder downloads. Organisatie beleggingsbeleid Doelstelling beleid Teneinde de beoogde pensioenuitkeringen op korte en lange termijn veilig te stellen wenst het bestuur de toevertrouwde middelen op een verantwoorde en solide wijze te beleggen. Dit sluit aan bij de prudent person gedachte conform de artikelen 135 en 136 uit de Pensioenwet en de artikelen 13 en 14 uit het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen (paragraaf 5). Op hoofdlijnen geldt het volgende: • De waarden worden op zodanige wijze belegd dat de veiligheid, de kwaliteit, de liquiditeit en het rendement van de portefeuille als geheel zijn gewaarborgd. " Waarden die ter dekking van de technische voorzieningen worden aangehouden, worden belegd op een wijze die strookt met de aard en de duur van de verwachte toekomstige pensioenuitkeringen. • De waarden worden hoofdzakelijk op gereglementeerde markten belegd. Beleggingen in niet tot de handel op een gereglementeerde financiële markt toegelaten waarden worden tot een prudent niveau beperkt. " Beleggingen in derivaten zijn toegestaan voor zover deze bijdragen aan een vermindering van het risicoprofiel of een doeltreffend portefeuillebeheer vergemakkelijken. Het fonds vermijdt een bovenmatig risico met betrekking tot een en dezelfde tegenpartij en tot andere derivatenverrichtingen • De waarden worden naar behoren gediversifieerd zodat een bovenmatige afhankelijkheid van of vertrouwen in bepaalde waarden, of een bepaalde emittent van waarden of groep van ondernemingen en risicoaccumulatie in de portefeuille als geheel worden vermeden. In lijn hiermee is de hoofddoelstelling van het beleggingsbeleid: "het op lange termijn realiseren van een zo hoog mogelijk rendement uitgaande van het strategische beleggingsbeleid bij een acceptabel risico, rekening houdend met de verplichtingenstructuur van het pensioenfonds." Het beleggingsbeleid van het pensioenfonds is vastgesteld aan de hand van de pensioenambitie, de risicobereidheid en de investment beliefs van het bestuur. Voorts is uitgangspunt dat minstens 70% van het totale belegde vermogen op passieve basis dient te worden beheerd. Teneinde de beoogde pensioenuitkeringen op korte en lange termijn veilig te stellen, wenst het bestuur de toevertrouwde middelen op een verantwoorde en solide wijze te beleggen. Een ALM-studie ligt dan ook te allen tijde ten grondslag aan het strategische beleggingsbeleid. Beleggingsproces Het bestuur is verantwoordelijk voor het strategische beleggingsbeleid. Hieronder wordt verstaan: ° het vaststellen van het doel van het beleggingsbeleid; ° het vaststellen van de strategische beleggingsportefeuille en de strategische renteafdekking en de bandbreedtes; • het vaststellen van het derivatenbeleid en het valutabeleid. Het bestuur wordt geadviseerd door de Beleggingscommissie die bestaat uit minimaal twee bestuursleden en de directeur van het bestuursbureau. De voornaamste taak van deze Commissie is het adviseren van het bestuur over het beleggingsbeleid en de wijze waarop uitvoering aan het beleid wordt gegeven. De beleggingscommissie is uitsluitend verantwoordelijk voor de door haar gegeven
93/104
lEil
STICHTING
BEDRÏJFSTAKPENSIOENFONDS
VOOR DE HANDEL IN B O U W M A T E R I A L E N
adviezen. Het daadwerkelijk beleggen van de beschikbare gelden heeft het bestuur opgedragen aan externe vermogensbeheerders die belast zijn met de dagelijkse uitvoering van het beleid. Het bestuur stelt het beleggingsproces centraal in zijn beleggingsbeleid ten einde een consistent en beredeneerd beleggingsgedrag te bewerkstelligen. Op basis van grondige economische analyses en een integraal financieel- en risicobeleid worden in dit proces over meerdere jaren strategische plannen en jaariijkse beleggingsplannen opgesteld en uitgevoerd. Hiermee wordt een samenhang gerealiseerd tussen het beleggingsbeleid en de overige financiële instrumenten, waaronder met name het premieen toeslagenbeleid. Bij de uitvoering van het beleggingsplan wordt voldoende spreiding in de beleggingen gerealiseerd en wordt steeds rekening gehouden met het effect van een belegging op de totale portefeuille in relatie tot de verplichtingenstructuur. Strategisch risicokader Het fonds heeft een samenhangend beleid vastgesteld voor pensioenambitie, toeslagbeleid, beleggingsbeleid en premiebeleid. Hetrisicovan de strategische asset allocatie mag niet hoger liggen dan hetrisicodat het fonds zou hebben met de allocatie toen het fonds in reservetekort raakte. Strategische asset allocatie De beleggingsportefeuille is verdeeld over de hoofdcategorieën vastrentende waarden, aandelen en alternatieve beleggingen. Daarbinnen is een verdere verdeling naar subcategorieën aangebracht. Rond de gewichten van de beleggingscategorieën hanteert het fonds bandbreedtes. In onderstaande tabel worden de wegingen en bandbreedtes inzichtelijk gemaakt:
94/104
LBrun : La
Return portefeuille
STICHTING
BEDRÏJFSTAKPENSIOENFONDS
VOOR OE HANDEL IN S O U W M A T I f t l A l E N
Norm 2014
Laag risico regime Hoog risico regime
Discretionair beheerde portefeuilles of institutionele beleggingsfondsen of instlulionete share classes van officieel geregistreerde beleggingsfondsen
Instrumenten Allocatie
50.0%
35%-55%
45%-55% i
Onderliggende normen en bandbreedtes
Norm 2014
Laag risico regime Hoog risico regime
Aandelen opkomende landen
7.2%
4%-9%
0%-9%
Aandelen wereldwijd ESG Fundamental (kern)
36.0%
26%-46%
10%-46%
Aandelen wereldwijd (satelliet)
4.8%
2%-8%
0%-8%
Converteerbare obligaties
6.8%
4%-10%
0%-10%
Euro bedrijfsobligaties
15.3%
10%-20%
10%-20%
Euro high yield bedrijfsobligaties
3.4%
2%-5%
0%-5%
Hypotheken Nederland particulier
4.6%
2%-8%
2%-8%
Hypotheken Nederland zakelijk
5.4%
2%-8%
2%-8%
Obligaties opkomende markten harde valuta
5.1%
3%- 7%
0%- 7%
Obligaties opkomende markten lokale valuta
3.4%
1%-6%
0%- 6%
Vastgoed internationaal beursgenoteerd
1.5%
0%-3%
0%-3%
Vastgoed internationaal indirect
1.5%
0%-3%
0%-3%
5.0% 100.0%
2%-8%
2%-8%
Vastgoed Nederland direct Totaal
"Prudent person" Bij de uitvoering van het beleggingsplan staat de "prudent person"-regel centraal. Deze berust op de volgende pijlers: •
deskundig vermogensbeheer;
•
de activa worden belegd mede in het belang van de (gewezen) deelnemers;
•
de activa worden zodanig belegd dat de zekerheid, de kwaliteit, de liquiditeit en het rendement van de portefeuille als geheel wordt gewaarborgd.
Dit laatste betekent dat het risico- en rendementsprofiel van de totale portefeuille steeds afgestemd moet zijn op de verplichtingenstructuur van het fonds, en dat de beleggingen voldoende moeten zijn gespreid (diversificatie).
95/104
nm_rL]ÖLPJ)[]L'\
f o ^ L F'\i '
[ .L]
STICHTING
BEDRIJFSTAKRENSIOÉNFONDS
VOOR DE HANOEL IN B O U W M A T E R I A L E N
Beleggingsovertuigingen ('Investment beliefs') Aan de basis van de strategische beleggingsmix ligt de risicobereidheid van het fonds ten grondslag. Gegeven het risicoprofiel van het fonds vormen de beleggingsovertuigingen ('Investment beliefs') een leidraad bij beslissingen over de samenstelling van de strategische beleggingsmix en de beoordeling van mogelijke investeringen. Hieronder worden deze kort samengevat: 1. Beleggingsrendement kan niet worden behaald zonder het nemen van risico; 2. Diversificatie voegt waarde toe zonder rendement te kosten; 3. Niet alle financiële markten zijn volledig efficiënt; 4. Er bestaat een premie voor illiquiditeit en voor het beleggen op lange termijn; 5. Er wordt alleen belegd in beleggingen die voor het bestuur transparant en begrijpelijk zijn; 6. Valuta vormt in beginsel een ongewenst en onbeloond risico; 7. Derivaten zijn een efficiënte manier om posities in financiële markten in te nemen; 8. Rente-afdekking is een strategische, maar zeker ook een tactische discussie; 9. Waarderingen keren terug naar hun lange termijn evenwichtswaarde; 10. De beste realisatie van de beleggingsdoelstellingen wordt behaald door een gespecialiseerd fiduciair team gecombineerd met een hoge mate van uitbesteding aan externe vermogensbeheerders; 11. Kosten die verband houden met het beleggingsbeleid moeten effectief ingezet worden en positief bijdragen aan de beleggingsdoelstellingen; 12. De basis van de strategische portefeuille is de structuur van de verplichtingen; 13. Het managen van beleggingsrisico's is tenminste even belangrijk als het generen van rendementen; 14. Milieu, maatschappij en corporate governance zijn belangrijke issues; 15. Het pensioenfonds kiest er vanuit ethische en maatschappelijke doelstellingen voor dat niet alle organisaties in aanmerking komen voor de uitbesteding van taken van het pensioenfonds; 16. Het pensioenfonds vermijdt te beleggen in bedrijven die controversiële wapens maken, onderhouden of verhandelen.
Waarderingsgrondslagen De beleggingen van het fonds worden als volgt gewaardeerd: " Vastgoed: waardering vindt plaats tegen de actuele waarde per 31 december van het boekjaar welke is bepaald op basis van het aandeel in de nettovermogens-waarde van het vastgoedfonds; • Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggings-instellingen zijn gewaardeerd op reële waarde. De reële waarde is de beurs-notering per balansdatum. De reële waarde van niet-beursgenoteerde participaties is bepaald op basis van de laatst bekende intrinsieke waarde. Dit is het aandeel in het zichtbare eigen vermogen; Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op reële waarde. De reële waarde is de per balansdatum geldende beurskoers. Niet beursgenoteerde vastrentende waarden worden gewaardeerd tegen reële waarde; a Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, zijnde de marktwaarde van het contract. Voor beursgenoteerde contracten is dit de beurskoers per balansdatum. Voor niet beursgenoteerde contracten is de waardering gebaseerd op beschikbare marktinformatie als input voor gehanteerde waarderingsmodellen; " Overige beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Per jaareinde 2013 bestaan de overige beleggingen uit commodities, welke begin 2014 zijn verkocht. De actuele waarde van commodities is de beurswaarde. Geldmarktbeleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde, zijnde de contante waarde van de toekomstige kasstromen (rente en aflossing). Posities in rekening courantsaldi worden tegen verkrijgingsprijs gewaardeerd;
96/104
S Tl CH11NG B E D R U FSTAK R E N SIO E N F 0 N DS VOOR DE HANOEL IN B O U W M A T E R I A L E N
•
Overige activa: onder meer worden hieronder de liquide middelen opgenomen voor zover dit banktegoeden betreft welke onmiddellijk opeisbaar zijn. Liquide middelen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen.
Uitvoering beleggingsbeleid Organisatie vermogensbeheer Het bestuur is eindverantwoordelijk voor het beleggingsbeleid en vermogensbeheer van het pensioenfonds. Om de gestelde doelstellingen te realiseren en vooral om een adequaat risicomanagement te waarborgen is een beheerstructuur ingericht met een uitbesteding van taken en verantwoordelijkheden aan professionele experts. Het pensioenfonds bewaakt voortdurend de geleverde service, het risicoprofiel van het pensioenfonds en de behaalde resultaten aan de hand van voorafgestelde criteria en benchmarks. Het bestuur stelt de beleggingsstrategie vast aan de hand van een ALM-studie. Het bestuursbureau is verantwoordelijk voor het dagelijkse bestuur van het pensioenfonds en de operationele zaken rondom het vermogensbeheer. Daartoe onderhoudt de pensioendirecteur op continue basis contacten met alle betrokken externe organisaties van het pensioenfonds, waaronder de fiduciair beheerder, vermogensbeheerders, custodian en oversight manager voor de nodige informatievoorziening, aansturing en advisering. De fiduciair manager (Lombard Odier) is verantwoordelijk voor de advisering en uitvoering van het beleggingsbeleid aan de hand van het beleggingsplan en de beleggingsrichtlijnen. De te leveren diensten zijn omschreven in de Service Level Agreement (SLA), waaronder, asset allocatie advies, portefeuilleconstructie, manager selectie, risicomanagement, monitoring, evaluatie en rapportage. De Fiduciair Manager rapporteert aan de Beleggingscommissie en het pensioenbureau. Syntrus Achmea Vastgoed (SAV) is verantwoordelijk voor het beheer van de portefeuille vastgoed en hypotheken. Het pensioenfonds heeft een afzonderiijke beheerovereenkomst opgesteld met SAV. De monitoring en evaluatie van SAV valt onder verantwoordelijkheid van de Fiduciair Manager. Syntrus Achmea Pensioenbeheer (SAP) is verantwoordelijk voor de basis pensioen-administratie. SAP levert maandelijks gegevens op ten aanzien van de technische voor- ziening van het pensioenfonds alsmede de nominale verplichtingenprognose. Dit stelt de fiduciair manager in staat om op nauwkeurige wijze de benchmark voor de matching portefeuille samen te stellen. De custodian (Northern Trust) is verantwoordelijk voor de bewaarneming en settlement van transacties, voor valutatermijncontracten en voor de matching portefeuille. Bovendien is de custodian verantwoordelijk voor het onderpand management van de renteswaps. Het pensioenfonds heeft een afzonderiijke bewaarovereenkomst en onderpand management overeenkomst opgesteld met de custodian. Beheersing uitbestedingsrisico Het uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel wordt geschaad.
97/104
1.1.
I en
S T f C H J i N G BEDRÏJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL I N BOUVi/MATERIALEN
Daar het fonds veel activiteiten heeft uitbesteed aan diverse partijen, is het uitbestedingsrisico een aandachtspunt. Het beleid van het fonds is erop gericht om met partijen samen te werken die qua omvang en cultuur passen bij het fonds. Bij de uitbesteding handelt het bestuur conform artikel 34 PW, waarbij ervoor wordt zorg gedragen dat er sprake is van een adequate beheersing van de risico's die zijn verbonden aan het uitbesteden van werkzaamheden door het fonds. Er zijn selectie- en beoordelingscriteria vastgesteld welke zijn vastgelegd in profielen. Het pensioenfonds heeft de uitvoering van het uitbestedingsbeleid gemandateerd aan zowel de Commissie Risicomanagement als aan de directeur van het bestuursbureau. De rol van de directeur ziet vooral toe op de monitoring van de verschillende uitbestedingspartijen. Als lid van de Commissie Risicomanagement brengt hij zijn bevindingen binnen deze commissie in. De taken en bevoegdheden van deze commissie en de directeur zijn vastgelegd in een commissiemandaat respectievelijk een directiemandaat. Belangrijkste taken van deze commissie zijn: • Bewaken dat de het pensioenfonds gecontracteerde uitvoerende organisaties werken volgens het door het bestuur geformuleerde uitbestedingsbeleid (onder meer door het in kaart brengen van de uitbestede werkzaamheden, de hieraan verbonden uitbestedingsrisico's en de bestaande beheersmaatregelen. • Advisering aan het bestuur over het te voeren uitbestedingsbeleid. • Voorbereiden van contractonderhandelingen. Rapportage en verantwoording Lombard Odier rapporteert voor de beleggingsportefeuille van het fonds vanuit de reguliere maand- en kwartaalrapportages onder andere de gewichten (portefeuille en benchmark) van de verschillende beleggingscategorieën (en indien van toepassing hedgeportefeuilles) aan het einde van de betreffende maand op hoofd- en subcategorie niveau en de performance van de verschillende beleggingscategorieën en de totale portefeuille gerelateerd aan de benchmark die hiervoor in de beleggingsrichtlijnen is afgesproken op hoofd- en subcategorie niveau. Op basis van een kritische beoordeling van de genoemde informatie kan de bijdrage van diverse beleidsbeslissingen aan de performanceverschillen met de benchmark worden toegewezen en kan deze informatie worden gebruikt bij toekomstige beleidsbeslissingen. Lombard Odier adviseert de Beleggingscommissie / het bestuur jaariijks over voorgestelde wijzigingen in de beleggingsrichtlijnen, waaronder de gewenste normportefeuille met gewichten voor de te gebruiken beleggingscategorieën, regio's et cetera. Kosten Het fonds heeft het vermogensbeheer volledig uitbesteed. Het bestuur ziet er op toe dat de kosten die verband houden met het beleggingsbeleid redelijk en proportioneel zijn in relatie tot de omvang en samenstelling van het belegd vermogen en de doelstelling van het fonds. De kosten van het vermogensbeheer (inclusief) transactiekosten worden jaariijks in het jaarverslag gerapporteerd. Het fonds volgt hierbij de Aanbevelingen van de Pensioenfederatie. Maatschappelijke verantwoordelijkheid Met beleggingen verdienen pensioenfondsen geld. Vanzelfsprekend hebben pensioenfondsen daarbij ook verantwoordelijkheden: People, Planet en Profit moeten wat ons betreft in harmonie zijn. Zo is kinderarbeid uit den boze, kijkt het fonds of men zich houdt aan milieueisen en er mag geen corruptie plaatsvinden. Natuuriijk mag en moet een bedrijf geld verdienen, maar nietten koste van alles.
1/ 104
'Bi
I in
STICHTING BEDRÏJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR OE HANDEL IN B O U W M A T E R I A L E N
Uitgangspunt van dit beleid zijn de principes van de Global Compact van de Verenigde Naties. Bij het verantwoord beleggen kan gebruik gemaakt worden van de instrumenten: ° de uitsluiting van ondernemingen die controversiële wapens produceren, de engagement door dialoog te voeren met ondernemingsbesturen; en " het actief gebruik maken van aandeelhoudersrechten zoals het stemmen op aandeelhoudersvergaderingen. Het fonds belegt ook samen met andere pensioenfondsen en bedrijven in grote buitenlandse projecten. Dat wordt bewust gedaan. Als aandeelhouder maakt het fonds van haar stemrecht gebruik om duidelijk te maken of het fonds vindt dat een bedrijf of land waarin wordt geïnvesteerd, voldoet aan de menselijke eisen en normen en waarden die het fonds stelt. Zo zijn de volgende punten belangrijk: • Transparantie: er wordt alleen belegd in beleggingen die voor het bestuur transparant en begrijpelijk zijn " Kosten: kosten die verband houden met het beleggingsbeleid worden goed in ogenschouw genomen en afgewogen tegen de verwachte opbrengsten. • Wapens: het fonds vermijdt te beleggen in bedrijven die controversiële wapens maken, onderhouden of verhandelen. Stemmen: het fonds kiest er vanuit ethische en maatschappelijke doelstellingen voor dat niet alle organisaties in aanmerking komen voor de uitbesteding van taken van het pensioenfonds. " UNPRI (United Nations Principles for Responsible Investments): het fonds handelt volgens de zes principes van de Verenigde Naties: Wij zullen milieu, sociale en governance aspecten betrekken bij ons beleggingsbeleid en investeringsbeslissingen; Wij zullen actief invulling geven aan ons aandeelhouderschap en daarbij milieu, sociale en governance aspecten betrekken; Wij streven naar openbaarheid over milieu, sociale en governance aangelegenheden door de entiteiten waarin wij investeren; Wij streven naar acceptatie en implementatie van deze principes in de financiële sector; Wij zullen samenwerken om de effectiviteit in de implementatie van deze principes te bevorderen; Wij zullen rapporteren over de activiteiten en de voortgang bij de implementatie van deze principes. Vaststelling De Verklaring wordt jaariijks door de Beleggingscommissie beoordeeld op volledigheid en consistentie met het beleggingsplan van het fonds, de Abtn, gewijzigde wet- en regelgeving en relevante ontwikkelingen. Elke wijziging van de Verklaring wordt bij bestuursbesluit vastgesteld. Deze verklaring is vastgesteld door het bestuur op 16 december 2014.
99/104
I tl I
STICHTING BEDRIJFS TAK P E NS IO E N F O N DS VOOR DE HANDEL I N B O O W M A T E R I A I E N
Bijlage H
Risicoanalyse beleggingsplan 2014
Het beleggingsplan 2014 is aan een risicoanalyse onderworpen. De methodiek van deze risicoanalyse is op ex-ante basis, dus vooruitkijkend wat er zou kunnen gebeuren met de balans en beleggingsportefeuille van het pensioenfonds, op basis van het beleggingsplan 2014. Daarbij zijn historische data gebruikt om een simulatie van het risicoprofiel en de onderiiggende risicofactoren te schatten. De modellen die hiervoor worden gebruikt zijn door de Fiduciair Manager intern ontwikkeld. Overigens heeft binnen de Fiduciair Manager organisatie van Lombard Odier Investment Managers (LOIM), de Europese Risico Management groep de verantwoordelijk om de (markt)risico's in kaart te brengen en te monitoren. Deze onafhankelijke groep binnen LOIM meet met de bestaande tools (o.a. Barra en Barclays Point) de eerder genoemde risico maatstaven. Ook worden de risico's (volatiliteit en tracking error) gemonitord van de matching en de diverse aandelen portefeuilles. Bovendien worden de duratie matching en de ontwikkeling van de dekkingsgraad gecheckt. De verantwoordelijke risico manager rapporteert op onafhankelijke basis, maar werkt nauw samen met de portfolio managers. In onderstaande risicoanalyse worden drie soorten risico's onderscheiden. 1. Risico versus de nominale verplichtingen benchmark: balansrisico of volatiliteit van de dekkingsgraad 2. Risico versus de strategische benchmark: actief risico of volatiliteit van de performance versus de benchmark 3. Absoluut risico: volatiliteit van het absoluut rendement van de beleggingsportefeuille Bovendien is het risicoprofiel van de portefeuille getest op basis van diverse periodes, meetfrequenties en 'regimes'. De laatste 20 jaar op maandbasis, de laatste drie jaar op weekbasis en de laatste achttien maanden op dagbasis. Tevens is het gemiddelde risicoprofiel van hoog risico regimes en laag risico regimes geschat, op maandbasis, waar de regimes gedefinieerd zijn met behulp van data sinds 1870. Dit geeft inzicht in de gevoeligheid van de portefeuille onder diverse marktomstandigheden. Dus zowel op korte termijn als op lange termijn, maar ook met onderscheid naar volatiele en juist betrekkelijk stabiele markten. Ten slotte is geschat wat de invloed is van de voorgestelde portefeuille op het vereist eigen vermogen volgens de solvabiliteitstoets^ van het Financieel Toetsingskader. In onderstaande analyses worden twee versies gepresenteerd. De eerste versie is gebaseerd op de aanbevolen normwegingen zoals beschreven in dit beleggingsplan en de beleggingsrichtlijnen. De tweede versie is gebaseerd op een defensieve portefeuille die mogelijk kan worden ingericht in een crisis of 'hoog risico regime'. Een 'Derisking' strategie. Daarbij is de weging van de matching portefeuille met 10% verhoogd ten koste van de weging in aandelen, bovendien is de duration matching verhoogd tot circa 90%.
3 Op basis van de standaardformule van de DNB.
100/104
|C!|
STICHTING
Mall
BeORIJFSTAKPENSIOENFONDS
V O O R DE H A N D E L ( N
BOUWMATERIALEN
Risico versus de LDI benchmark In deze analyse is geschat wat de afwijking is van hetrisicoprofielvan de totale beleggingsportefeuille in vergelijking met de structuur van de nominale verplichtingen'* of anders gezegd het balansrisico, of de volatiliteit van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Hierbij worden de verplichtingen op marktwaarde gewaardeerd, volgens de conventionele RTS (= rentetermijnstructuur) methodiek, dus niet op basis van de UFR waarderingsgrondslag. Dit geeft een zuiverder beeld van het werkelijke risicoprofiel van de balans van het pensioenfonds. Risico VS LD! Benchmark belplan 2014
Monhtly
Weekly
Daily
Regime Low
a Equities ] Matching Portfolio Bounds
Regime High
1 Specialist Mandates ] Covariance 'Target
Risico VS LD! Benchmark belplan 2014 'Derisking'
Monhtly Equities Covariance
Weekly
Daily
Regime Low
3 Specialist Mandates Bounds
Regime High
] Matching Portfolio -Target
Uit deze analyse blijkt dat het balansrisico wordt geschat rondom de 6% met een bandbreedte van 4% tot 10%. Uit de analyse blijkt dat indien gekozen wordt voor een defensieve portefeuille (c.q. 10% lagere aandelenweging en duration matching 90%) het balansrisico wordt gehalveerd. Risico versus de strategische benchmark In deze analyse wordt de afwijking van het risicoprofiel van de return portefeuille vergeleken met de strategische benchmark. Dit weerspiegelt het zogenoemde actieve risico, als gevolg van allocatiebeslissingen, afwijkende marktgevoeligheid en specifieke 'stock picking'.
101 /104
STiCHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN B O U W M A T E R I A L E N
Risico VS Stragetic Benchmark belplan 2014 0.7% 0.6% 0.5% 0,4% 0.3% 02% 0.1% 00%
Monhtiy
V\/eekty nEqulbes
Daily aAlern^r/es
Regine Low
Regime High
oSpedaist Mandates
Risico vs Stragetic Benchmark belplan 2014 'Derisking"
T0% 0.8% 06% 0.4% 02% 0.0% Monhtiy
Weekly DEauifies
Daily BAJlen^iv^
Regnie Low
Regrne High
o^ciaBsj UsrKtetea
Uit deze analyse blijkt dat het actief risico van de return portefeuille schommelt tussen de 0.3% en circa 0.7%. Indien onder een hoog risico regime gekozen wordt voor een defensieve portefeuille, c.q. de aandelenweging met 10% wordt gereduceerd (= -/- 20% voor de return portefeuille) het actief risico juist significant toeneemt vanwege de zware onderweging in aandelen ten opzichte van de normweging. Absoluut risico In deze analyse wordt het absoluut risico of de volatiliteit van de gehele beleggingsportefeuille geschat.
102/104
STICHTING BEDRIJFS TAK PENSIO.EN FONDS VOOK DE HANDEL IN B O U W M A T E R I A L E N
Totaal Risico belplan 2014 12,0% 10.0%
8.13%
a74-'/,
7.91%
7.94% 7.52%
8.0% 6.0% 40% 2.0% 0.0% 'eeky
-2.0%
Daily
Regime Low Regime Hgh
-4.0% IEquities ^Alternatives aSpecialist Mandates •Matching Portlblio aCovarlance
Totaal Risico belplan 2014 'Derisl
16.0% 14.0% 12.0%
11.09% "T0;54%-
10.0% 8.0% 6.0% 40% 20% 0.0% -2.0%
Monhtly
WeêlC'
-
Regime Low ReiBt^,,t igh
-4.0% oEquities
aAltematives
D Specialist Mandates
a Matching Portfolio
aCovariance
Uit deze analyse blijkt dat het absoluut risico van de gehele beleggingsportefeuille schommelt tussen de 7% en 11% en vooral wordt bepaald door de matching portefeuille en in veel minder mate door de returnportefeuille. Indien gekozen wordt voor een defensieve portefeuille (c.q. lagere aandelenweging en hogere duration matching) neemt hetrisicoprofielvan de beleggingsportefeuille significant toe, vooral door de hogere duration van de beleggingsportefeuille. Vereist eiqen vermogen Op basis van de standaardformule van DNB schatten wij het vereist eigen vermogen van de voorgestelde beleggingsportefeuille voor 2014 op circa 11.8% van de Voorziening Pensioenverplichtingen. Indien onder een hoog risico regime gekozen wordt voor een defensieve portefeuille (c.q. 10% lagere aandelenweging en een verhoogde duration matching tot 90%) daalt het vereist eigen vermogen tot circa 7.0%, vooral door een daling van de SI factor, c.q. het renterisico. In onderstaande grafiek is een uitsplitsing naar de diverserisicofactoren^van het vereist eigen vermogen weergegeven.
5 SI = renterisico, S2 = Zakelijl<e waarden risico, S3 = valutarisico, S4 = grondstoffenrisico, S5 = Kredietrisico, S6 = verzekeringstechnisch risico
103/104
it;' I
STICHTING BEDIUFSTAKPENSIOEN FONDS VOOR DE M A N D E I IN B O U W M A T E R I A L E N
V VEV Hibin belplan 2014 15,0% 11.8% 10.0% 5.0% - i 9 ? i 1.6% 0,0%
0.7%
0.0% Sl Rente S2 Marlet S3 valuta
S4
55
S6
Grondst. krediet Verzek.
-5.0%
Totaal
•
1 •
-5.7%
-10.0%
VEV Hibin belplan 2014 ('Derisking') 15.0% 10.0%
7.0%
5.3% 5.0% —
0.6% 0.0%
1,5% 0,0%
•
iSl Rente S2 Markt S3 valuta -5.0%
S4
0.7% 55
56
Grondst. krediet Verzek.
Totaal
-4.9% -10,0%
104/104