Gedenkteken van Patrick Hamilton in de St. Duthuskerk in Tain.
12
1. Inleiding In het oostelijk deel van het Schotse graafschap Ross-shire ligt aan de zuidelijke oever van de Dornoch Firth3 het stadje Tain. In die historische plaats staat de eeuwenoude St. Duthus Church. Deze kerk is gewijd aan een zekere Duthus (of Duthac), die rond het jaar 1000 in Tain geboren is, en die zich in Ierland en Schotland zeer verdienstelijk gemaakt zou hebben voor de vestiging van het pauselijk gezag. De kerk is destijds opgericht als een symbool van de romanisering van Schotland die, later dan in Ierland, pas in de elfde en twaalfde eeuw plaatsvond. In de kerk staan twee opvallende gedenktekens die herinneren aan twee belangrijke episodes uit de Schotse kerkgeschiedenis: de Reformatie en de vernieuwing van het National Covenant. Het opschrift op de ene herdenkingsplaat wijst ons op Patrick Hamilton (1504-1528). Zijn prediking wordt gezien als het begin van de Reformatie in Schotland. Hij was ook de eerste die daarvoor als martelaar stierf. Zijn gruwelijke marteldood opende bij velen de ogen voor de misstanden in de katholieke Schotse kerk. Op dit gedenkteken staat de volgende tekst: PATRICK HAMILTON De jeugdige abt van het klooster van Fearn bij Tain Van edele afkomst en verbonden met het Koningshuis Geleerd en vol van geloof Hij was de eerste prediker van de Reformatie in Schotland en de eerste om zijn opvattingen te bezegelen met een martelaarsdood. Aan de staak te St. Andrews verbrand op de 28e februari 1528. ‘Zijn rook’, zo werd gezegd, ‘besmette er zovelen als waar ze overheen gegaan was.’ Zijn opvattingen werden snel over Schotland verspreid. De invloed werd gevoeld tot in de omgeving van zijn klooster en werden vroeg en onmiskenbaar vertoond binnen de muren waar dit gedenkteken tot zijn gedachtenis is opgericht. 3
Firth betekent zeearm, brede riviermonding of baai.
13
Gedenkteken van Thomas Hog in de St. Duthuskerk in Tain.
Hamilton wordt in de kerk te Tain herdacht, omdat hij abt geweest is van het klooster in het nabijgelegen Fearn. De tweede herdenkingsplaat herinnert aan Thomas Hog4, die evenals Duthus in Tain geboren is. Hog is hoogstwaarschijnlijk in deze kerk gedoopt. Het is zeker dat hij in zijn jeugd hier gekerkt heeft. Daarom wordt hij in deze kerk herdacht. Beide gedenktekens bewijzen dat het mannen betreft die, ieder in de tijd waarin hij leefde, van grote betekenis waren voor de Schotse kerk. Er wordt geen onderscheid gemaakt in de vorm van het eerbetoon. Het materiaal, de grootte en de uitvoering van beide monumenten zijn precies hetzelfde. En toch is er een groot verschil op te merken. De naam van Patrick Hamilton, de eerste Schotse martelaar, is nog algemeen bekend. De naam van Thomas Hog 4
14
Zijn naam wordt ook geschreven als Hogg.
daarentegen, die weliswaar niet als martelaar gestorven is, maar die als getrouwe dienaar van het Woord en als standvastig covenanter zwaar geleden heeft, is vrij snel in de vergetelheid geraakt. Op zijn gedenkteken staat vermeld: THOMAS HOG ‘Die grote en bijna apostolische dienaar van Christus’5 Was A.D. 1628 in Tain geboren. Werd predikant van Kiltearn in 1658. Werd in 1662 uitgeworpen wegens trouw aan Christus’ Kroon en Covenant. Zwervend, uitgestoten, gevangengenomen, verbannen, hij hield niet op te onderwijzen en Jezus Christus te prediken. Door zijn heilige wandel en leer won hij vele zielen voor zijn Heere. In ballingschap verkreeg hij de vriendschap van Koning Willem III, toen Prins van Oranje, die hem raadpleegde over Schotse zaken. Hersteld in zijn parochie in 1690 stierf hij daar in 1692. Deze gedenkplaat is opgericht tot zijn gedachtenis binnen de muren waar hij in zijn jeugd heeft aangebeden. Wat is de reden dat een man over wie zo geoordeeld wordt nu (bijna) vergeten is? Die vraag is vaker opgeworpen. Om één voorbeeld te noemen: In 1989 door prof. Donald MacLeod, destijds rector van het ‘Free Church College’ (de theologische school van de Free Church). In een herdenkingsrede ter gelegenheid van het feit dat een gemeente op The Black Isle honderd jaar geleden een nieuw kerkgebouw in gebruik genomen had, schonk hij ook aandacht aan het begin en de voortgang van de Reformatie en aan de geschiedenis van de covenanters in dit gebied. Met ‘dit gebied’ wordt de omgeving van Inverness bedoeld. Ten noordwesten van deze ‘hoofdstad’ van de Hooglanden liggen Black Isle, East Ross-shire en Cromarty. De landstreek kent een rijke kerkgeschiedenis. Hier is Thomas Hog geboren, hier nam hij de herdersstaf op, hier werd hij losgescheurd van de gemeente van 5
Deze uitspraak is ontleend aan de historicus Wodrow, die echter niet gezegd heeft: ‘Die grote en bijna apostolische dienaar van Christus’, maar: ‘De grote, ik had bijna gezegd, apostolische dienaar van Christus.’
15
Kiltearn, hier stierf hij en hier werd hij begraven. Nadat Hog zijn gemeente gedwongen had moeten verlaten vestigde hij zich te Auldearn bij Nairn, in het graafschap Moray, ten noordoosten van Inverness. Daar heeft hij in zijn verdrukking tot zegen van velen gearbeid. In die gebieden lagen plaatsen, bij velen wat minder bekend, waarvan gold: ‘Ik heb veel volk in deze stad’ (Hand. 18:10). Maar ook tot in deze landstreken, ver verwijderd van de plaatsen waar het wereldlijke en kerkelijke gezag gezeteld was, reikten in de jaren 1660 tot 1688 de armen van de wrede verdrukkers en vervolgers van de covenanters. In zijn herdenkingsrede sprak prof. MacLeod er zijn grote verwonde ring over uit dat Hog, als een van de meest bekende en gezaghebbende covenanters uit dat gebied, zo snel in de vergetelheid geraakt is. Hij omschreef hem als een man met uitzonderlijke gaven, van internatio nale statuur, met een welhaast profetisch vermogen om de uitkomst van ontwikkelingen te voorzien, een sterk karakter, veel zelfdiscipline en begiftigd met staatsmanschap. Aan zijn oordeel werd door zowel koning Jacobus II als de Koning-Stadhouder Willem III, weliswaar op een totaal verschillende wijze, grote waarde gehecht. De eerste zocht hem gevangen te nemen omdat hij, zoals Micha de zoon van Jimla over Achab, over Jacobus II ‘niets goeds’ profeteerde. De tweede waardeerde hem bijzonder als adviseur in bestuurlijke en geestelijke zaken. Door zijn tijdgenoten werd Hog gezien als een man van formaat. Er werden zelfs vergelijkingen gemaakt met heldere lichten aan de Schotse kerkhemel, zoals Samuël Rutherford en Alexander Henderson. Hogs ambtelijke bediening werd gewaardeerd, zijn woorden hadden gezag en zijn raad woog zwaar. Wanneer we daar op zien is het goed te begrijpen dat prof. MacLeod het een mysterie noemde dat deze man zo snel vergeten kon worden. Toch geldt van hem dat hij ‘nog spreekt nadat hij gestorven is’. Thomas Hog stierf in 1692 te Kiltearn, na een lange periode van verbanning, gevangenschap in Forres, Edinburgh en op de beruchte Bass Rock en enkele jaren ballingschap in Engeland en in Nederland. In Kiltearn was hij in 1654 tot predikant geordend. Het grootste gedeelte van zijn 38-jarige ambtsperiode bracht hij echter als een verbannen predikant buiten die gemeente door. Het was de tijd dat de 16
Schotse kerk in de oven van verdrukking verkeerde. De periode van 1660 tot 1688, waarin getrouwe covenanters onder het bewind van de koningen Karel II en Jacobus II verjaagd, verdrukt en vervolgd werden. Ook Thomas Hog ontkwam daar niet aan. Met Paulus kon hij zeggen: ‘In arbeid overvloediger, in slagen uitnemender, in gevangenissen overvloediger, in doodsgevaar menigmaal’ (2 Kor. 11:23). Lichamelijk gebroken keerde hij in de zomer van 16916 terug naar zijn kudde in Kiltearn. De Heere had hem dat bijna dertig jaar geleden beloofd! Zijn naam was wijd en zijd bekend. Hij werd gewaardeerd als een van de meest gezaghebbende predikanten. Niet alleen in zijn tijd, maar ook zestig of zeventig jaar na zijn dood werd er nog over hem gesproken. Maar, wie weet nu nog wie deze man was, welke grote invloed hij had en wat zijn betekenis voor de Schotse kerk is geweest? Dat zijn naam niet helemaal onder het stof van de geschiedenis is verdwenen, is onder anderen te danken aan dr. J. Kennedy7 die in zijn boek The Days of the Fathers in Ross-shire aandacht aan Thomas Hog besteedde. Dat ook in Nederland de naam van deze standvastige covenanter niet helemaal onbekend is, komt onder meer door het boek Gelijk de dauw van Hermon van L.J. van Valen, waarin terecht ook aandacht besteed wordt aan deze markante predikant. Dat de naam van Hog, ook in Schotland, zo weinig bekendheid geniet, kan er mee te maken hebben dat hij geen preken of andere geschriften heeft nagelaten. Voor een deel zou het ook verklaard kunnen worden uit het feit dat de bekendste mannen van het Covenant, zoals Richard Cameron, Donald Cargill en James Renwick, hun bittere strijd vooral in het zuiden van Schotland voerden. Deze drie ‘veldpredikers’ zijn als martelaren gestorven en hebben indrukwekkende laatste woorden gesproken. Hun levensgeschiedenis is meerdere malen beschreven en bij opeenvolgende generaties, ook in Nederland, in het geheugen gegrift. Thomas Hog woonde ver van het strijdtoneel vandaan. Maar er is meer aan de hand wat mogelijk een verklaring zou kunnen
6
7
Op de gedenksteen in de kerk te Tain staat 1690. Op de plaquette in de kerk te Evanton staat 1691. Mogelijk is hij nog in 1690 hersteld als predikant van Kiltearn, maar pas in de zomer van 1691 werkelijk teruggekeerd. Dr. John Kennedy (1819-1884) was predikant van de Free Church te Dingwall.
17
bieden voor de geringe aandacht voor deze covenanter. Met alle hoogachting die hij had voor mannen als Richard Cameron en James Renwick, de laatste martelaar voor de zaak van het National Covenant (de hoogachting was overigens wederzijds), kon hij op Bijbelse gronden niet instemmen met het gewapende verzet waartoe een deel van de opgejaagde covenanters was overgegaan. Ook het afzweren van koning Karel II en zijn regent in Schotland, de latere koning Jacobus II, wilde Hog niet voor zijn rekening nemen. Zouden dat de redenen zijn waarom hij vrij snel in de vergetelheid geraakt is? Dat zou niet terecht zijn! De standvastige Hog heeft onbeschrijflijk veel geleden. Zijn bezwaren tegen gewapend verzet dienden niet, zoals dat bij sommige predikanten het geval was, als een vrome uitvlucht om strijd en lijden te voorkomen en een comfortabel leven te kunnen lijden. Integendeel, ondanks al zijn lijden als gevangene en verbannene, verjaagd uit zijn geliefde gemeente, in financieel opzicht geruïneerd en lichamelijk een wrak geworden, is hij geen duimbreed afgeweken van de principes van het Covenant van 1638. Hij mag dan (bijna) geheel vergeten zijn, de Heere had hem niet vergeten. Daarvan kon hij op zijn sterfbed getuigenis afleggen. Uit dagboekaantekeningen van ooggetuigen blijkt dat de woorden van Psalm 37:37 op hem van toepassing waren: ‘Let op den vrome en zie naar den oprechte, want het einde van dien man zal vrede zijn.’ Ook na zijn dood bleef Hogs invloed merkbaar in het kerkelijk leven in het oostelijke deel van Ross-shire. De geschiedenis laat zien dat Hog, daar in het verre noorden, in een gemeente die niet zoveel aanzien had, een fundament heeft gelegd voor een kerkelijk leven waar de Heere rijkelijk heeft gewerkt en dat de eeuwen heeft verduurd. Over het werk van God door de arbeid van Zijn dienstknechten iets aan anderen meedelen is, als de mens maar niet op de voorgrond geplaatst wordt, volkomen Bijbels: ‘Vertellende de loffelijkheden des HEEREN, en Zijn sterkheid en Zijn wonderen, die Hij gedaan heeft’ (Ps. 78:4). Dat Hog in bijzondere omstandigheden zijn weg door dit aardse tranendal moest gaan, want dat was meestentijds zijn deel, is een van de redenen om enige aandacht aan zijn leven en werk te wijden. Daarbij is getracht om dat te plaatsen in het licht van de rijke 18
kerkgeschiedenis van Schotland en van het gebied waar Thomas Hog geboren werd, waar hij zijn arbeid als dienaar van het Woord begon en waar hij ook, na veel moeite en verdriet, na een leven in gevangenschap en ballingschap, zijn herdersstaf neerlegde. Eerder werd deze streek wel het ‘heilige land’ genoemd. Vandaag de dag zijn ook daar veel kerken tot ruïnes vervallen; ook de kerk van Kiltearn. Dat is de buitenkant. Maar wat is er van het in geestelijk opzicht rijke eertijds nog over? Dan dringen zich de woorden uit Psalm 102:14 op: ‘Want Uw knechten hebben een welgevallen aan haar stenen, en hebben medelijden met haar gruis.’
Thomas Hog leefde in de tijd van de volgende koningen van Groot-Brittannië (en Schotland): Charles I (1600–1649). Hij was koning van 1625-1649. In dit boek wordt hij aangeduid als Karel I. De Koning-Stadhouder Willem III was van moederszijde een kleinzoon van hem; Charles II (1630–1685). Hij was de zoon van Karel I, maar kon zijn vader pas in 1660 opvolgen. Hij was koning tot 1685. Hij wordt verder aangeduid als Karel II; James II(VII) (1633-1701). Hij volgde zijn broer Karel II in 1685 op. In Schotland was hij de 7e koning met de naam James, maar in Engeland regeerde hij als James II. In dit boek wordt de naam Jacobus II gebruikt. In 1685 werd hij verjaagd door zijn schoon zoon Willem III van Oranje; Willem III (1650-1702). Deze Nederlandse Prins van Oranje regeerde met zijn vrouw Mary Stuart (1662-1694) vanaf 1689 tot zijn dood. Mary was de dochter van de verjaagde koning Jacobus II. In Schotland was hij koning William II.
19