St. Petrus-Broederschap in de Benelux
Brief aan de vrienden en weldoeners Februari 2010
St Petrus-Broederschap, Benelux 2
Inhoud Voorwoord ……………………………...……p. 4
Eer aan alle moeders……………….……..… p. 6
Een bekeerlinge: de heilige Teresa Benedicta van het Kruis (Edith Stein) …………………………...p. 9
Enkele aspecten van voorbereiding op een goede biecht ………………………….…………... p. 16 De deugd der boetedoening ………..…..….. p. 21
De heilige rozenkrans (deel1b) ……………………………………………….p. 25 De heilige rozenkrans (deel 3)……………..…………………………….. p. 33
Het spreken van een goede biecht………..….P. 39
Agenda …………………………………………p. 46 Missen en kerkdiensten.……………...……….. p. 47
St Petrus-Broederschap, Benelux 3
VOORWOORD
Beste Vrienden en Weldoeners van de Priesterbroederschap, De Vastentijd is aangebroken, de liturgische tijd bij uitstek voor bekering en verbetering. Elk jaar opnieuw voert de Vastentijd onze zielen door het pijnlijke maar verlossende Lijden van Christus naar de Verrijzenis, triomf en wonderbaarlijke gebeurtenis van Onze Heer. En een doeltreffende lering bovendien, die ons helpt om met nieuwe moed onze weg naar de Hemel voort te zetten en steeds hoger te klimmen. Door dit elk jaar opnieuw te proberen, zullen we er uiteindelijk ook in slagen. En dat is het goede nieuws van dit moment : God beloont de christenen die trouw boete doen tijdens de Veertigdagentijd en stort Zijn genade uit over hen. Hun zielen worden beter en heiliger. En tijdens de Veertigdagentijd spoort onze moeder de Kerk haar kinderen ertoe aan om goede voornemens te maken en te realiseren in gebed en boetedoening. Deze voornemens vormen het concrete bewijs dat zij God beter willen leren kennen, beminnen en dienen, en dat zij hun ziel willen redden. Het belangrijkste is : niet opgeven, volhouden. Want God stort Zijn genade over ons uit. Hou de moed erin ! St Petrus-Broederschap, Benelux 4
Onze ziel is immers uiterst waardevol : het is voor ons zieleheil dat de Zoon van God Zich heeft opgeofferd in Zijn menszijn, het is voor de verlossing van onze ziel dat Hij geleden heeft en gestorven is. Hij geeft ons Zelf het voorbeeld van het offer, als teken van hoop, opdat we niet van ons stuk gebracht worden door het werk van onze bekering. Een gebrek aan hoop is iets wat een katholieke christen totaal vreemd is. In tegendeel, God roept ons allen op tot het eeuwige Heil en geeft ons daartoe Zijn genade, ttz. Zijn hulp en steun om dat te kunnen verwezenlijken. En het is daar dat de VREUGDE om de hoek komt kijken : de vreugde van een gezuiverd geweten door een betere biecht, de vreugde van voornemens die werden gerealiseerd, de vreugde van de vooruitgang die werd geboekt ondanks onze zwakheden, een hernieuwde en onbeschrijflijke vreugde over de verbazingwekkende grootsheid van de Liefde van Jezus-Christus op het kruis voor ons. Het boek over het Kruis van Jezus ligt opengeslagen : wij leren er dat Onze Heer ons mateloos bemint, en wij putten er de moed uit om Hem met een gul hart een mooie en goede Vasten aan te bieden. Dit is de genade die mijn medebroeders en ik u toewensen, en die wij de Hemel afsmeken voor uw zielen, in het bijzonder wanneer wij het Heilig Misoffer opdragen, onze « Verlossing elke dag opnieuw ». Wij wensen u allen een Zalig Paasfeest ! In Christo Rege. Pater Hervé Hygonnet, FSSP
St Petrus-Broederschap, Benelux 5
Eer aan alle moeders Inleiding Onze herinneringen bestaan vaak uit mooie en minder mooie episodes, maar waar wij onveranderlijk en met de meeste tederheid aan terugdenken, is aan onze kindertijd en onze jeugd. En uit onze kindertijd herinneren we ons steevast dat beeld van onze Engelbewaarder, we denken met weemoed en dankbaarheid terug aan dat gezicht dat ons hart een beetje sneller deed slaan ... onze moeder. Zij die vanaf het prille begin van ons heeft gehouden, heeft in het woordenboek maar één synoniem : liefde. Ook voor God is zijn Moeder, de Maagd Maria, het toonbeeld van liefde. Haar invloed is richtinggevend en onvervangbaar Kinderen zijn het licht, moeder is het vuur dat licht geeft. En hoe meer licht de kinderen geven, des te sterker is dat vuur. Moeder is de wijnstok, haar kinderen zijn de druiven; en aan de smaak van de druiven herkent men de kwaliteit van de wijnstok. Moeder is de boom des levens en haar kinderen de vruchten ervan. De Messias heeft gezegd : « het is aan de vrucht dat men de boom herkent ». Moeder is de koningin, de kinderen haar onderdanen. Onder de scepter van een wijze moeder gaan de kinderen heen in vrede. Engelbewaarder is ook het woord dat de H. Augustinus gebruikte voor zijn bovenste beste moeder, de H. Monique. Het woord « moeder » ligt op ieders lippen, meer dan elk ander woord, en net zo vaak als Jezus en Maria. Het is immers de grootste genade op aarde en het mooiste Godsgeschenk. Moederliefde, hoe groot en vurig ook, heeft echter niet altijd deze bovennatuurlijke, bovenaardse uitstraling van de deugd. Moederliefde is instinctief, op het moment dat moederliefde wordt gegeven, blijft het eigenliefde. St Petrus-Broederschap, Benelux 6
Wanneer een moeder haar kind bemint voor zijn schoonheid of gratie, verliest deze liefde de zin die God eraan heeft gegeven. Echte moederliefde overtreft elk menselijk gevoel, en daarvoor bestaan geen grenzen op aarde. Het kind wordt voor de moeder een tweede ik, die wezenlijker is dan de eerste. Voor dat soort moederliefde is God vol van toegeeflijkheid en in de Heilige Schrift wordt er zelfs een lofzang voor aangeheven : « de liefde kent geen bitterheid, het kwade is haar onbekend, zij gedoogt alles en kan alles weerstaan » I Cor XIII. Vol van zelfverloochening vergeet de moederliefde elke belediging op het moment dat deze haar wordt aangedaan. Elk kinderleed doet het vuur sneller branden, het gevaar wakkert de moederliefde aan. De moeder projecteert al haar verwachtingen op haar kind. Zij leeft in de wereld, niet langer voor de wereld. En zij kent enkel nog de wereld die zij voor haar kind heeft gecreëerd, de wereld van haar gezin. Een bovenaards licht Om aan deze wonderbaarlijke roeping gehoor te kunnen geven, heeft de Schepper de moeders een aantal opmerkelijke gaven meegegeven : De zin voor zuiverheid en orde Een gevoel voor schoonheid, en de gave om het binnen het gezin confortabel en gezellig te maken Een vrolijk hart om met haar kind te lachen en te spelen De gave en het geduld om te luisteren naar zijn onstuitbare woordenstroom Een hoge mate van nieuwsgierigheid, die typisch is voor de dochters van Eva: hoe zouden moeders anders hun kinderen kunnen begrijpen die de wereld willen ontdekken, die willen weten hoe alles in elkaar zit, en die onvermoeibaar vragen stellen ? Hoe wreed en ongevoelig de natuur en de samenleving soms mag lijken, - in die mate soms dat men zou gaan twijfelen of de schepping werkelijk een daad van Liefde is vanwege God – niets gaat boven de kracht van het zwakke geslacht. Wanneer men dat kleine hoopje mens bekijkt dat huilend in een wiegje ligt, ontdekt men de ziel van het leven die moederliefde wordt genoemd. St Petrus-Broederschap, Benelux 7
Misschien ben ik te poëtisch, en bekijk ik alleen de mooie kanten van de moederliefde. Maar zelfs in de Oudheid stond herhaaldelijk geschreven : « Looft uw moeder en eert haar grenzenloos ! » Een eervolle functie door haar liefdevolle toewijding Een beetje verbeelding volstaat – en die verbeelding is realiteit- om een beeld op te hangen van zij die zich ‘s avonds over een wiegje boog – het onze – en moeizaam maar moedig al die nachten doorleefde toen wij als kind ziek aan ons bed gekluisterd waren. Al deze toewijding en opofferingen, te veel om op te noemen, zijn doordrongen van het licht en van de grootsheid van de andere wereld : in elke moeder is er iets wat op oneindigheid lijkt, een soort van onvergankelijkheid binnen het leven dat constant in wording is. Kardinaal Ratzinger zei ooit : « hoe diep een vrouw ook gevallen is, door het moederschap wordt zij herboren. » Sinds de erfzonde moet de man een harde strijd voeren om zijn dagelijks bestaan; maar de vrouw staat hem terzijde, als echtgenote en moeder. De eerste vrouw was een zondares en een gevallen vrouw. Maar de moeder van onze Redder stort voortaan over alle dochters van Eva haar hemelse licht uit. En zoals een gouden ketting die schakel voor schakel vorm krijgt, geven de moeders doorheen de geschiedenis elkaar het licht van het leven door, totdat het weer terugkeert naar God, Die het hen heeft toevertrouwd tijdens hun leven hier op aarde. Eer aan alle Moeders ! Pater Hervé Hygonnet, FSSP
St Petrus-Broederschap, Benelux 8
Een bekeerlinge : de heilige Teresa Benedicta van het Kruis (Edith Stein) Zij was één van de meest vooraanstaande en interessante persoonlijkheden van onze vorige eeuw. Haar leven was zo rijk en zo complex, en de wisselvalligheden van haar lot zo bijzonder, dat het een echte uitdaging betekent om een getrouw beeld te schetsen van haar persoon. Met de onderstaande korte biografie hebben wij gepoogd om dat beeld zo getrouw mogelijk weer te geven.
Edith Stein werd in 1891 geboren in Breslau, een stad die toen nog tot Duitsland behoorde, en die de hoofdplaats was van het Pruisische Silezië (nu Wroclaw in Polen). Zij was de jongste van zeven kinderen binnen een Joods gezin dat diep gelovig was en zeer gehecht was aan de tradities. Ze werd tijdens een Hebreeuws religieus feest geboren, op 12 oktober, de dag van de Jom Kippur, de Grote Verzoendag. Haar moeder zag dit toen al als een teken van God en zij wist dat haar dochter een heel bijzondere toekomst te wachten stond. Edith bleek een intelligent en levendig kind, en, daartoe aangespoord door haar broers, gaf zij vanaf zeer jonge leeftijd al snel blijk van een brede culturele belangstelling. In 1910 werd Edith ingeschreven aan de Universiteit van Bergzabern, en studeerde er dat jaar als enige vrouw De universiteit van Breslau, waar Edith haar studies begon
filosofie. Voor haar was "de studie van de filosofie een eindeloze weg langs de rand van de afgrond", maar door haar intellectuele en spirituele maturiteit zag zij deze studie ook als een bevoorrechte ontmoeting met de waarheid. St Petrus-Broederschap, Benelux 9
Tijdens een seminarie kwam zij in aanraking met de denkbeelden van Edmund Husserl, professor aan de universiteit van Göttingen. Vanaf dat moment raakte zij sterk geïnteresseerd in zijn ideeën. Zij werd steeds enthousiaster over deze auteur en grondlegger van de fenomenologie, die voor haar gold als de "wijsgeer der wijsgeren" van haar tijd. Zij meldde zich aan op de Universiteit van Göttingen en werd meteen aan professor Husserl voorgesteld. Na haar aanvankelijke enthousiasme over het eerste werk van de filosoof "Logische Onderzoekingen", nam Edith, net als haar medestudenten die ook aan wetenschappelijk onderzoek deden, een kritischer houding aan ten aanzien van Husserls volgende werk: "Ideeën voor een pure fenomenologie" waarbij de aandacht van de auteur verschoof van het realisme der fenomenologie naar het transcendentale idealisme. Edith Stein kwam nog met een andere fenomenoloog in aanraking, Max Scheler, die er heel andere ideeën op nahield dan Husserl, en die zijn publiek uitdaagde en tot vervoering bracht door zijn soms zeer bijzondere intuïtie. Scheler slaagde erin om bij Edith – die van zichzelf zegde dat ze atheïstisch was – een zekere drang naar religie op te wekken. Sinds kort was Scheler tot het katholieke geloof bekeerd en zijn uiteenzettingen over het Credo waren bijzonder fascinerend. Edith was nog niet gelovig op dat moment, maar voor haar ging er een nieuwe wereld open van verschijnselen waarvoor ze niet ongevoelig kon blijven. Tijdens haar scholing bij professor Husserl had zij geleerd om elk fenomeen vrij van vooroordelen te beschouwen, maar bij het luisteren naar Scheler begon de muur van rationale vooroordelen waarmee zij zonder het te weten was opgegroeid, stilaan af te brokkelen. Zij verklaarde: "De wereld van het Geloof ging opeens voor mij open". Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog, in 1914, ging ze de strijd aan tegen de haat uit liefde voor de armen, en werd zij vrijwillig verpleegster bij het Rode Kruis in een militair hospitaal voor besmettelijke ziekten in een klein stadje in Moravië. Daarna vindt ze haar weg terug naar de wijsbegeerte, maar met een nieuwe kijk op de dingen: "Niet de wetenschap maar de naastenliefde heeft het laatste woord! ". Ondanks haar bedenkingen met betrekking tot de filosofische gedachten St Petrus-Broederschap, Benelux 10
van Husserl, blijft Edith toch bij hem en wordt zij in 1916 zijn hoofdassistente aan de Universiteit van Freiburg, waar ze haar diploma haalt. De titel van haar eindwerk luidt: "Het probleem van de Empathie". Het jaar daarna doctoreert ze summa cum laude aan dezelfde universiteit. Eerst door haar studies en daarna door de aangeknoopte vriendschappen, brengt ze in de zomer veel tijd door in Bergzabern, in Rijnland-Palts, bij de heer en mevrouw Conrad-Martius. In de zomer van 1921 las Edith er in één nacht het Leven van de Heilige Theresia van Avila, uit eigen vrije wil. Toen ze het boek bij dageraad uit had, moest ze aan zichzelf bekennen : "Ziehier de Waarheid!" Enkele maanden later, op 1 januari 1922 ontving ze in Bergzabern het Heilig Doopsel. Ze ging naar haar oude moeder terug om het nieuws van haar bekering te vertellen. Op haar knieën gezeten sprak ze tot haar moeder: "Moeder, ik ben nu katholiek!". Haar moeder, vurig hoedster van het geloof van Israël, begon te huilen, en daarna ook Edith. Hoewel moeder en dochter zielsveel van elkaar hielden, voelden beiden aan dat hun wegen zich hier voor altijd zouden scheiden. Zij vonden, elk op hun manier en elk in hun eigen geloof, de kracht om aan God dit offer te kunnen brengen. Eens terug in Freiburg begon Edith zich slecht op haar gemak te voelen. Een innerlijke stem gaf haar de eerste signalen voor haar roeping. Zij gaf haar assistentschap bij professor Husserl op en ging les geven op een meisjesschool van de Dominicanen in Speyer. "Het was de Heilige Thomas (van Aquino), schrijft ze, die me heeft geleerd hoe men studie met een leven van gebed kan combineren. Slechts nadat ik dit had begrepen, durfde ik me opnieuw Edith in 1925 toen zij les gaf op de meisjesschool van de Dominicanen in Speyer
St Petrus-Broederschap, Benelux 11
ernstig aan mijn studies te wijden. Ik ben er zelfs van overtuigd, dat hoe sterker men door God wordt aangetrokken, hoe meer men buiten zichzelf moet treden. Ik bedoel daarmee dat men moet terugkeren naar de wereld om er het goddelijk leven te verbreiden." Vervolgens wijdde Edith zich aan wetenschappelijk onderzoek waarbij zij de fenomenologie – de filosofie die haar tijdens haar studies had gevormd – en de christelijke filosofie van de Heilige Thomas van Aquino die zij aan het uitdiepen was, tegenover elkaar stelde. Het resultaat van dit onderzoek was de studie die zij aan haar vroegere meester wijdde, professor Husserl, ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag: "De fenomenologie van Husserl en de filosofie van de Heilige Thomas". Dit Edith Stein in 1930
gebeurde in 1929. In datzelfde jaar startte zij met een reeks culturele Conferences voor de bevordering van de vrouw. Drie jaar later, in 1932, verliet zij de school in Speyer en werd zij aangesteld als professor aan het Instituut voor Pedagogiek in Münster waar zij zich volledig wijdde aan haar filosofische studies. Dit duurde echter niet langer dan één jaar. Toen Hitler aan de macht kwam, werd de wet van de rassendiscriminatie gestemd, en daardoor moest Edith haar baan in het onderwijs opgeven. Op 30 april 1933, tijdens de aanbidding van het Allerheiligste Sacrament, voelde Edith onmiskenbaar haar roeping om als kloosterlinge bij de Karmel toe te treden, diezelfde roeping die zij deels al bij haar doopsel had gevoeld, en zij nam innerlijk haar besluit. Deze beslissing brak ook dit keer haar moeders hart. "Je kunt ook Joods blijven en religieus zijn", pleitte haar moeder, om haar van dat idee af te brengen. "Dat is zo, antwoordde Edith, als je niets anders hebt gekend". St Petrus-Broederschap, Benelux 12
God had haar geroepen om haar naar de woestijn te voeren, om woorden tot haar hart te richten en om haar te laten delen in dat oneindige verlangen van Jezus naar het Heil der mensen. Zij verkoos vrijelijk en met vreugde om haar wereld van vrienden en bewonderaars de rug toe te keren en binnen te gaan in een wereld van stilte en soberheid, enkel en alleen uit liefde voor de Heer. Op 15 oktober van datzelfde jaar trad Edith binnen in de Karmel van Keulen. Zij was 42.Het jaar daarna, op zondag 15 april 1934, ontving zij het habijt; zij nam de naam aan van Zuster Teresa Benedicta van het Kruis. Edith twee jaar vóór haar intrede in de Karmel
Ondertussen zag de overste van de Karmelietessen erop toe dat zij verder kon werken aan haar boek ‘Endliches und ewiges Sein’, dat ze vóór haar intrede was begonnen. In 1938 volgt ze haar verdere kloostervorming en op 1 mei van dat jaar legt ze haar Geloften af en wordt ze uiteindelijk Karmelietes voor het leven! Maar op 31 december 1938 voltrekt zich het drama van het Kruis voor Edith. Om te kunnen ontsnappen aan de rassenwetten die van toepassing zijn op alle Joden, moet Edith de Karmel in Keulen ontvluchten. Ze verschuilt zich in het Karmelietenklooster in de Nederlandse gemeente Echt. Het was een tragische moment voor heel Europa en vooral voor al diegenen die door de Nazis werden vervolgd omwille van hun Joodse origines. Op 23 mars besluit ze haar leven op te dragen aan God « als boetedoening voor de afwijzing van het Geloof van het Joodse volk, opdat Onze Heer door de zijnen wordt ontvangen » (uittreksel van haar testament, opgesteld op 29 juni) en voor de belangrijke intenties van dat moment, terwijl bijna overal in Europa de Tweede Wereldoorlog woedt.
St Petrus-Broederschap, Benelux 13
In 1941 moet ze in opdracht van de Overste van het Klooster in Echt met een nieuw werk beginnen, dit keer over de mystieke theologie van St. Jan van het Kruis. Zij geeft het de titel van "Scientia Crucis" (de wetenschap van het Kruis). Op 11 juli 1942 richten de Katholieke Nederlandse Bisschoppen een herderlijk schrijven aan de Commissaris van het Reich SeyssInquart waarin zij de maatregelen tegen de Joden veroordelen. Als vergeldingsactie geven de Duitse autoriteiten op 2 augustus het bevel om alle religieuzen van nietZuster Teresa Benedicta van het Kruis, in 1938
arische origine op te pakken, mannen en vrouwen. Zuster Teresa Benedicta van het Kruis (en haar zuster Rosa die haar naar Nederland had vergezeld) worden aangehouden. « Kom, zegt ze tot haar zuster als ze met hun schamele bagage worden weggebracht, laten we sterven voor ons volk ». Beiden worden naar het concentratiekamp in Amersfoort overgebracht en vervolgens naar Auschwitz. Edith Stein had haar leerstoel aan de universiteit geruild voor een plekje in het Karmelietenklooster. En nu wordt ze uit haar vredige, contemplatieve kloosterleven weggerukt om de verschrikkingen van een nazi-concentratiekamp te moeten meemaken. Edith Stein, Zuster Teresa Benedicta van het Kruis, sterft op 9 augustus 1942 in de gaskamers van Auschwitz. Haar laatste literaire oeuvre bleef onafgewerkt. Volgens getuigenissen van overlevenden uit Auschwitz stond Edith bekend als een « engel van troost » in het voorportaal van de dood. Ze was immers al lang dood voor zichzelf, en ze straalde alleen maar Goddelijke Vreugde uit, ze leefde reeds op aarde het eeuwige Leven. Op 1 mai 1987 werd zij door paus Johannes Paulus II in Keulen zalig verklaard, op de jaardag van haar geloften, en vervolgens heilig verklaard op het Sint-Pietersplein te Rome, op 11 oktober 1998. St Petrus-Broederschap, Benelux 14
Inzake spiritualiteit verdienen twee punten verdere aandacht : -Het meest opvallende bij Edith Stein is de duidelijkheid van haar doelstelling, de continuïteit van het onvermoeibare zoeken dat haar hele leven heeft beinvloed. "De dorst naar waarheid, zo bestempelt zij de periode vóór haar bekering, dat was mijn enige gebed ". Dit zoeken, waarbij zij zich openstelde voor het Goddelijk Wezen, wordt tenslotte een zoeken naar God. En niet naar de God van de abstracte filosofieën, maar de persoonlijke God, de christelijke God. -Edith heeft het kruispunt kunnen bereiken waarop de intellectuele weg en de religieuze weg samenkomen: "Er bestaat een toestand van rust in God, een toestand waarbij de geest geheel op non-actief staat, waarbij geen plannen meer kunnen worden gemaakt, geen beslissingen meer kunnen worden genomen, en niets meer kan worden verwezenlijkt, maar waarbij je je ten volle kan overgeven aan je eigen lotsbestemming nadat je je hele toekomst in Gods handen hebt gelegd. Ikzelf heb deze toestand tot op zekere hoogte gekend, na een ervaring die mijn krachten te boven ging en waarbij al mijn spirituele energie was weggevloeid en ik niet meer in staat was om iets te ondernemen. De rust in God, vergeleken bij het stopzetten van alle activiteit bij gebrek aan vitale energie, is iets heel nieuws en onherleidbaars. Voordien heerste er doodse stilte. En in de plaats daarvan kwam er een gevoel van diep vertrouwen, een gevoel bevrijd te worden van al je zorgen, verplichtingen en verantwoordelijkheden. En terwijl ik me overgaf aan dit gevoel, ontwaakte er in mij een nieuw leven dat mij steeds gelukkiger maakte en mji, zonder enige dwang, ertoe aanzette om nieuwe dingen te gaan doen. Deze toestroom van vitaliteit lijkt voort te komen uit een activiteit en een kracht die niet de mijne is, en die zonder enige dwang in mij haar werk doet. Het enige wat mij bij zulk een spirituele wedergeboorte onontbeerlijk lijkt, is de passieve ontvankelijkheid die diep in de persoonlijkheid van iemand geworteld zit".
Pater Hervé Hygonnet, FSSP St Petrus-Broederschap, Benelux 15
Enkele aspecten van voorbereiding op een goede biecht
Bij het begin van de grote vastentijd lijkt het mij nuttig om enkele aspecten van voorbereiding op een goede biecht met u te delen. Het gewetensonderzoek Om de Heer vergeving te kunnen vragen voor onze zonden, moeten wij eerst ons geweten onderzoeken om de fouten te ontdekken waardoor wij Hem beledigd hebben. Hier kan geen algemene regel voor worden gegeven. De een biecht elke week, de ander spreekt enkel de verplichte Paasbiecht. De een is nog een kind, de ander een volwassene. De een is getrouwd, de ander ongetrouwd. We hebben niet allen dezelfde beroepsplichten of plichten van staat, maar wij zijn allen verplicht om dezelfde geboden te onderhouden, hoezeer onze levensomstandigheden ook verschillen. De enige voor alle gevallen toepasselijke aanwijzing lijkt dan ook deze: ieder moet aan zijn gewetensonderzoek de nodige tijd besteden om de bedreven zonden in te zien en ze in de biecht te kunnen belijden. Om dit onderzoek goed te doen, is het passend dat wij ons aanbevelen bij de H. Maagd Maria en onze Engelbewaarder, opdat zij van de Heilige Geest voor ons het licht verkrijgen, dat onze fouten ons niet ongemerkt ontschieten, opdat we ze min of meer bewust zouden verdoezelen. Als wij echt verlangen dat de biecht ons geestelijk leven bevordert en de liefde Gods in ons doet groeien, dan is het onontbeerlijk dat wij ons geweten onderzoeken met evenveel zorgvuldigheid als wij ons voor andere belangrijke zaken inzetten. St Petrus-Broederschap, Benelux 16
Sommigen menen dat zij hun fouten niet kunnen ontdekken. In de meeste gevallen hebben ze gelijk, omdat zij ze niet meer kunnen zien, hoewel ze in het oog springen, dat komt omdat zij zo gewoon geraakt zijn aan zondige handelwijzen. Als wij ons geweten onderzoeken, mogen wij ons daarom niet beperken tot een oppervlakkige blik op onze handelingen. Wij moeten er de tijd voor nemen die nodig is om de misstappen te vinden die sleur geworden zijn en die ten slotte onze ziel dodelijk gaan schaden. De lauwheid, de nalatigheid bij het vervullen van de plichten van staat, het lichtvaardig woordgebruik, de min of meer juiste beoordeling van andermans gebreken, wat we voor de naaste zouden moeten doen maar niet doen, de leugen, het zich niet houden aan het gegeven woord, het niet altijd onberispelijk gedrag bij het vermaak en de relaties met gezin en maatschappij, de vrijwillige verstrooiing tijdens de H. Mis of gebed, de slapheid in het geestelijk leven, de weerstand tegen de genade Gods die bepaalde daden van deugd van ons vraagt enz. - die zouden onze aandacht moeten hebben en het voorwerp moeten zijn van een oprechte beschuldiging, vol berouw, in het sacrament van de biecht. Op die manier kunnen wij, door Gods genade gezuiverd, elke dag een stukje verder komen op de weg van de persoonlijke heiligheid, waartoe de Heer ons roept. Het berouw: Om de vriendschap met God, die wij door de zonde verloren hebben, opnieuw te verwerven, is het berouw onontbeerlijk. Maar het berouw of het hartenleed moet niet worden opgevat als iets gevoeligs dat ons de tranen in de ogen brengt. Door zo'n opvatting zouden we, als we niet tot tranen toe geroerd zijn, kunnen gaan denken dat we niet voldeden aan een noodzakelijke voorwaarde voor het ontvangen van het biechtsacrament. Dat zou een jammerlijke vergissing zijn.
St Petrus-Broederschap, Benelux 17
Sommigen menen dat het berouw zo iets is als de afschuw die een kind heftig de taartjes doet afwijzen, nadat het er ziek van geworden is. Er zijn immers gevallen waarin wij, na God beledigd te hebben, geen afschuw van de zonde in ons voelen opkomen, terwijl we het toch echt zouden wensen. Erger nog: na de zonde bedreven te hebben, gevoelen wij een nog sterkere neiging om te hervallen, want onze krachten om het goede te doen, verzwakken in zekere zin. Het leed om de zonde blijkt niet uit het feit dat deze, welke ze ook zijn, ons niet meer aantrekken, maar uit de vastbeslotenheid waarmee onze wil ze verafschuwt. Wie berouw heeft, zegt: Ik wou dat ik dat niet gedaan had. Wil het berouw geldig zijn, dan moet het bovendien in het bovennatuurlijk leven wortelen, want anders zou het in het natuurlijk vlak blijven steken, een heel ander dan dat van het leven van de genade. Dan zou de genade ons niet kunnen bereiken. Daarom moet het berouw op de een of andere wijze betrokken zijn op de Heer. Als het ten slotte niet op God gericht was, dan zou het berouw ons niet dichter brengen bij Hem die ons de vergeving schenkt. Wij zouden ons opsluiten binnen de enge grenzen van onze persoonlijke armoede, absoluut niet in staat de genade te verkrijgen die wij toch zozeer behoeven. De motieven voor het berouw over onze zonden zijn vele, maar niet alle brengen ze ons in de gesteldheid om de genade te ontvangen door de biecht. Het is goed die motieven na te gaan, om niet in een dwaling te vervallen die God beledigt door een valse spijt, waardoor wij nog verder van Hem verwijderd zouden raken. Er zijn drie soorten van spijt over de zonden. De eerste is die uit liefde. Die komt uit het hart: "de spijt uit liefde, omdat Hij goed is, omdat Hij onze vriend is en zijn leven voor ons gegeven heeft, omdat al het goede dat wij bezitten, van Hem is, omdat wij Hem beledigd hebt… omdat Hij ons vergiffenis heeft geschonken. ” Ween, mijn zoon, van verdriet, omdat je Hem bemint”. De tweede soort van spijt is die van vrees. Die komt voort uit de angst voor de rechtvaardige straf die we door onze zonden in het andere leven zouden verdienen. Die spijt is niet zo volmaakt en ook St Petrus-Broederschap, Benelux 18
niet zo onzelfzuchtig als de vorige. Maar omdat dit toch gericht is op de Heer (ook ontstaat het contact door vrees), is ze voldoende om de genade van de vergiffenis te verkrijgen. Ten slotte is er een derde vorm van spijt, die met het bovennatuurlijk leven niets te maken heeft. Men zou die kunnen noemen: de spijt uit hoogmoed, omdat ze noch uit liefde tot God, noch uit vrees voor Hem voortkomt. Integendeel, ze komt voort uit de eigenliefde die zich bij het zien van de eigen onvolmaaktheid gekwetst voelt. Als wij deze teleurstelling over onszelf niet afwijzen, komen wij van kwaad tot erger. Trots blokkeert de weg terug naar God, want met zulk een spijt kunnen we niet waardig gaan biechten; ze verraadt een gesteltenis die niet Gods vergeving zoekt, maar zichzelf; trots is een ongeordend verlangen naar volmaaktheid, Voornemen om zich te beteren: De spijt over onze fouten zou niet oprecht zijn zonder het voornemen ze niet opnieuw te bedrijven. Het moet duidelijk zijn dat er voor de goede en geldige biecht een essentiële voorwaarde bestaat: het voornemen om zich te beteren. Dit bestaat juist in het besluit van de wil niet opnieuw te zondigen. Maar dit besluit houdt niet de zekerheid in dat het inderdaad wordt uitgevoerd. Om goed te biechten is het echter niet noodzakelijk, de zekerheid te hebben dat men de Heer niet meer zal beledigen. Wel moet men bereid zijn de passende middelen te gebruiken om niet te hervallen. Ons allen, zonder uitzondering, kan het overkomen dat we opnieuw zondigen, maar de vrees voor nieuwe fouten in de toekomst mag ons niet afhouden van het sacrament van de biecht, evenmin als de herstellende zieke de medicijnen achterwege mag laten. Als de H. Petrus de Heer vraagt, hoe vaak hij moet vergeven, oppert hij als het toppunt van edelmoedigheid: "Zeven keer? En Jezus antwoordt hem: "Nee, Ik zeg u, niet tot zevenmaal toe, maar tot zeventigmaal zevenmaal." God zegt ons dit, omdat ook Hij bereid is ons telkens te vergeven, als wij Hem er in de vereiste gesteltenis om vragen. Die vereiste gesteltenis is bewust. Wie niet wil hervallen, weet het, omdat hij vastbesloten is de gelegenheden tot zondigen te vermijden, dat is die omstandigheden in het leven die voor ons een gevaar zijn God opnieuw te beledigen. Wie blijft omgaan met vrienden van wie hij weet dat ze hem de genade Gods weer doen verliezen, vermijdt de naaste gelegenheid tot zondigen niet. Wie blijft doen wat hem de wet van de Heer deed vergeten, vermijdt de gelegenheid tot zondigen niet. Wie vertoningen bijwoont St Petrus-Broederschap, Benelux 19
waarvan hij weet dat ze hem kwaad doen, vermijdt de naaste gelegenheid tot zondigen niet, evenmin als hij die blijft doorlezen in een boek dat bij hem slechte gedachten opwekt, waaraan hij gemakkelijk toegeeft. Misleiden wij onszelf niet: wie met de zonde wil breken, wendt ook de daartoe geëigende middelen aan. Een zieke die gezond wil worden, neemt zijn medicijnen in en volgt het dieet van de dokter. Doet hij dit niet, dan kan men niet zeggen dat hij weer echt gezond wil worden. "Maar ik wil niet zondigen, ik ben alleen maar zwak." Akkoord. Juist omdat w:ij zwak zijn, zijn we speciaal verplicht om de gelegenheid tot zondigen te vermijden. Een eerlijk voornemen blijkt alleen uit de bereidheid om positief iets te gaan doen wat onze zwakheid sterk maakt. De middelen daartoe zijn: het gebed - "Bid om niet in de bekoring te gaan”, het dikwijls ontvangen van de H. Communie, en de devotie tot de H. Maagd. Hoe toch kunnen wij de bekoringen van zinnelijkheid, luiheid, egoïsme enz. overwinnen, als we niet onze toevlucht nemen tot de Heer en zijn Moeder, om van hen de noodzakelijke kracht te krijgen?
Pater M. Kromann Knudsen FSSP
St Petrus-Broederschap, Benelux 20
DE DEUGD DER BOETEDOENING « Keert tot Mij terug, van ganser harte, met vasten, met geween en met rouwklacht. Scheurt uw hart en niet uw kleren ». (Joël, 2. 12) Deze woorden horen wij op Aswoensdag in de lezing genomen uit het boek van de profeet Joël. Deze oproep tot boetedoening blijft heel de vastentijd voortduren. En dat is goed, want we moeten ons voorbereiden op het Paasfeest, en daartoe wedergeboren worden met de verrezen Heer. Pasen is het moment bij uitstek waarop Christus ons Zijn genade schenkt. De Vastentijd is tegelijkertijd een voorbereiding op het Paasfeest en het begin van het paasmysterie. Opdat deze voorbereidingstijd vruchten zou dragen moet deze in het teken staan van boetedoening en innerlijke bekering. Laten we hier wat dieper ingaan op het thema boetedoening. Het woord boetedoening of penitentie heeft een dubbele betekenis. We kunnen boetedoening beschouwen als een deugd en als een sacrament (in dit artikel beschouwen we de boetedoening als een deugd). Wij kunnen deze definiëren als een bovennatuurlijke deugd die ons ertoe aanspoort onze zonden te verwerpen in het licht van wat het geloof ons leert, te proberen om God niet langer te mishagen, en alles weer goed te maken. In deze betekenis wordt boetedoening synoniem met berouw. Deze definitie heeft diverse aspecten. In de eerste plaats is boetedoening de pijn en de afkeer van de begane zonden. In het licht van ons geloof onderkennen wij onze zonden en voelen wij deze als pijnlijk aan. Wij onderzoeken onze houding en worden ons ervan bewust dat wij God hebben mishaagd met onze daden. Zij vormen een hindernis op onze weg naar Hem. En dit veroorzaakt zielepijn. Hier moet men opletten : het kan gebeuren dat men berouw voelt om verschillende redenen. Er wordt gezegd dat iemand iets berouwt wanneer iets wat hij vroeger als aangenaam heeft ervaren nu opeens vervelend lijkt, het maakt niet uit of St Petrus-Broederschap, Benelux 21
het om iets goeds of slechts gaat. Dit is het berouw van degenen die « de droefheid van deze wereld » ervaren, en niet die van God. Een ander soort berouw is dat wat we ervaren omwille van onszelf, niet omwille van God, nadat we iets fout hebben gedaan (en waarvan we nooit hadden gedacht dat we het ooit zouden doen). En tenslotte is er ook nog het soort berouw dat niet beperkt blijft tot eerlijke en diepe spijt over datgene wat we hebben misdaan, ook niet tot de uiterlijke tekenen van deze spijt, maar dat hoofdzakelijk of enkel en alleen voortspruit uit het besef dat we God hebben mishaagd. Er is dus een groot verschil tussen deze drie vormen van berouw. De eerste is een gebrek, de tweede is enkel de smart van een onrustige en verwarde ziel. De derde vorm is de vrucht van de deugd der boetedoening. Soms gebeurt het dat iemand berouw voelt dat niet in verhouding staat tot de begane zonden. Bij anderen heerst zo’n grote verslagenheid dat zij om hun heil beginnen te vrezen. Dat was zeker het geval bij Judas, die zich ophing toen hij zag wat hij had aangericht. De deugd der boetedoening helpt ons om met onze pijn te kunnen omgaan. Maar als onze pijn echt is, dan volgt daarop het vaste voornemen om niet meer te zondigen en alles weer goed te maken. Zo heeft boetedoening een dubbel impact: op het verleden, met het berouw en de afkeuring van de begane fout; op de toekomst, met het vaste voornemen om niet terug te vallen in dezelfde fouten en recht te doen aan God die werd mishaagd. Als één van beiden ontbreekt kunnen we niet spreken over de echte deugd der boetedoening. Immers, als iemand zijn fouten niet goed wil maken, kan er dan sprake zijn van echt berouw ? De draagwijdte van het voornemen is hierbij van het grootste belang. De deugd der boetedoening stoelt op een diep berouw in het hart. Deze innerlijke toestand is onontbeerlijk voor een goed resultaat van het uiterlijke. Wij hebben vanuit het diepste van ons hart besloten om weer naar God terug te keren en wij zijn vastbesloten om onze slechte gewoontes de rug toe te draaien en ons leven te veranderen. Tegelijkertijd moeten wij hopen dat God ons zal vergeven, dat Hij ons Zijn barmhartigheid zal schenken, en de genade die wij nodig hebben om ons voornemen ten uitvoer te brengen. Onze wil blijft sterk, hoewel wij weten dat wij zwakke mensen zijn. De vastbeslotenheid om God niet langer te mishagen volstaat echter niet. Een goede en berouwvolle christen zal ook zijn fouten weer goed St Petrus-Broederschap, Benelux 22
willen maken (en hier gaat het niet alleen om de penitentie die bij de biecht wordt opgelegd). Een echt berouwvolle zondaar wil zijn zonden uitwissen en zijn bezoedelde ziel weer rein maken. Omwille van zijn begane zonden wil hij God weer ter wille zijn. En daarbij gaat het om gerechtigheid. Hoewel er tussen God en de mensen niet echt een strikte en strenge vorm van gerechtigheid kan bestaan door het feit dat zij door de oneindigheid van elkaar gescheiden zijn, is er toch een soort verhouding die men kan vergelijken met de gerechtigheid tussen een vader en zijn kinderen, tussen een meester en zijn dienaren. Ook volgens de grote theologen (de H. Thomas van Aquino, de H. Alfons) is de boetedoening een deugd, een bereidheid van de ziel. En het Concilie van Trente bevestigt de bovennatuurlijke aard van de boetedoening (het is in het licht van de Heilige Geest dat wij onze zonden kunnen zien en wij ertoe bewogen worden om berouw te tonen). Gelijkenissen en verschillen tussen de deugd en het sacrament. De deugd en het sacrament van de Boetedoening ljken heel erg op elkaar. Dat blijkt duidelijk uit het voorwerp en de doelstelling ervan. De Boetedoening – als deugd of als sacrament – heeft altijd de begane zonde als voorwerp en heeft altijd tot doel om vergiffenis te vragen aan God, Die wij hebben mishaagd en Wiens gerechtigheid wij weer in ere willen herstellen. En voor beiden geldt de afkeer van de zonden en het vaste voornemen om de fouten te herstellen. De deugd en het sacrament van de Boetedoening verschillen in diverse opzichten. In de eerste plaats door hun ouderdom. De deugd der boetedoening is van alle tijden. Het bestond reeds bij de Joden (David deed boete voor zijn misdaden; de profeet Jonas predikte boetedoening aan de inwoners van Ninive). Vóór de geboorte van Christus was de deugd der boetedoening het enige middel om vergeving te verkrijgen voor begane zonden. Het sacrament van de Boetedoening werd ingesteld door Onze Heer. Beiden verschillen ook in hun noodzakelijkheid. De deugd der boetedoening is noodzakelijk voor al diegenen die een zware fout hebben begaan: alle zondaars, ongeacht hun godsdienst, moeten berouw tonen en St Petrus-Broederschap, Benelux 23
boete doen voor hun zonden. Het sacrament van de Boetedoening is een regel die alleen geldt voor de christenen. En tot slot zijn beiden ook verschillend van aard. Terwijl de deugd der boetedoening innerlijk is, en een schuldbelijdenis tegenover God vereist, is het sacrament van de Boetedoening een uiterlijk teken: de biecht in aanwezigheid van een priester. De Vastentijd roept ons heel in het bijzonder op tot boetedoening. Deze deugd moeten we echter heel ons leven lang beoefenen. De wijze waarop de deugd der boetedoening ons leven verandert, en een radikale ommekeer betekent voor ons, christenen, moet steeds meer tot uiting komen in de innerlijke bereidheid van onze ziel en onze uiterlijke daden. Het is belangrijk dat we ons daarvan bewust zijn. Pater A. Komorowski, FSSP
St Petrus-Broederschap, Benelux 24
De Heilige Rozenkrans (deel 1b) Op grond van arbeidstechnische redenen was deel 1b van de Heilige Rozenkrans niet eerder verschenen: E/ Moeilijke tijden (XIVe eeuw). Maar zoals wel vaker het geval is: eens de beproevingen doorstaan, komt de laksheid weer om de hoek kijken! Deze broederschappen, waardoor de Rozenkrans een officiële plaats toegewezen kreeg in het sociale leven, zagen moeilijke tijden tegemoet : de zwarte pest teistert Europa in 1348, de Honderdjarige Oorlog komt eraan, de Grote Scheuring zaait tweespalt en vertwijfeling binnen het Christendom. En tenslotte raakt de officiële prediking van de Rozenkrans stilaan in onbruik en het Rozenkransgebed wordt enkel nog in private sfeer gebeden. De Heilige Vincent Ferrier (1350-1419), zoon van de Heilige Domenicus, zet de gelovigen ertoe aan om de smarten van Onze Lieve Vrouw te beschouwen onder het bidden van het Ave Maria. Vanuit deze devotie onstaan de droevige geheimen van onze Rozenkrans. F/ De Kruistocht van de Zalige Alain de la Roche (XVe eeuw). In de volgende eeuw, in 1460, verschijnt de Heilige Maagd Maria aan de Zalige Alain de la Roche, die tot de Orde van de H. Domenicus behoort. Zij dringt er opnieuw op aan dat haar Psalter moet worden gebeden. Alain de la Roche onderneemt vervolgens een regelrechte spirituele kruistocht ten gunste van de Rozenkrans en giet hem in de vorm die wij nu nog kennen. In 1475 sticht hij in Keulen de Broederschap voor het Psalter van de Gelukzalige Maagd. Zijn invloed breidt zich uit in Vlaanderen, in Picardië, Ile de France, Bretagne en tot in het Rijnland. Hij stelt meer dan honderdduizend mensen aan, en sticht overal talrijke broederschappen. Deze zijn voor de Dominicanen het middel tot verspreiding van het Rozenkransgebed over het hele christendom. De broederschappen werden ook van een goede dood genoemd krachtens het geloof dat al diegenen die de Moeder Gods hebben aanbeden bij hun dood door Haar zullen worden begroet aan de poorten van het Paradijs. Het is daarom dat in die tijd aan het Ave Maria van de Aartsengel Gabriël de volgende woorden werden toegevoegd : Sancta Maria Mater Dei, ora St Petrus-Broederschap, Benelux 25
pro nobis peccattoribus nunc et in hora mortis nostrae, Amen. (Heilige Maria, Moeder Gods, bid voor ons, arme zondaars, nu en tot in onze dood, Amen). Paus Sixtus IV heeft het werk van de Dominicaan officieel bekrachtigd : de Rozenkrans, die tot dan toe slechts een devotie van ongeletterde leken was geweest, behoorde vanaf dat moment tot de officiële gebeden van de Kerk. ANNEX 1 : 15 beloftes van O.L.Vrouw aan de H. Domenicus en aan de Zalige Alain de la Roche voor al diegenen die de Rozenkrans bidden 1. Aan al diegenen die vroom mijn Rozenkrans bidden, beloof ik mijn speciale bescherming en grote genaden. 2. Zij die volharden in het Rozenkransgebed zullen bepaalde, zeer bijzondere genaden ontvangen. 3. De Rozenkrans is een machtig wapen in de strijd tegen de hel; hij vernietigt het kwade, maakt vrij van zonden en brengt ketters op het rechte spoor. 4. De Rozenkrans zal de deugden en de goede werken laten opbloeien en zal voor de zielen het grootste goddelijke erbarmen verkrijgen; hij zal in de harten de liefde voor de wereld vervangen door de liefde voor God, en deze harten verheffen tot het verlangen naar de eeuwige hemelse vreugden. Hoeveel zielen zullen aldus niet geheiligd worden! 5. Hij die door de Rozenkrans in mij zijn vertrouwen stelt, zal niet ten onder gaan. 6. Hij die vroom mijn Rozenkrans bidt met inachtneming van zijn mysteries, zal niet onder lasten gebukt gaan. Zondaars zullen zich bekeren; de rechtvaardigen zullen nog meer genaden ontvangen en zullen recht hebben op het eeuwig leven. 7. Zij die echt vroom mijn Rozenkrans bidden, zullen bij hun dood geholpen worden door de Hemel. 8. Zij die de Rozenkrans bidden, zullen tijdens hun leven en bij hun dood het licht van God zien, en de volheid van Zijn genade, en zij zullen delen in de verdiensten van de Zaligen. 9. Zij die vroom de Rozenkrans bidden zal ik zonder dralen uit het vagevuur verlossen. 10. De echte kinderen van mijn Rozenkrans zal een oneindige glorie te beurt vallen in de Hemel. 11. Alles wat gij door de Rozenkrans vraagt, zult gij verkrijgen. St Petrus-Broederschap, Benelux 26
12. Zij die het Rozenkransgebed verspreiden zal ik te hulp komen in al hun noden. 13. Ik heb van mijn Zoon bekomen dat alle kinderen van de Rozenkrans bij leven en dood de Heiligen in de Hemel tot broeders hebben. 14. Zij die getrouw de Rozenkrans bidden, zijn mijn welbeminde kinderen, de broeders en zusters van Jezus-Christus. 15. De devotie door de Rozenkrans is een groot teken van voorbeschikking. En het was ook in die tijd dat het volk dit gebed de naam gaf die het nu nog draagt: ROZENKRANS, wat betekent « een krans van rozen ». De Heilige Maagd Maria heeft zelf deze naam bevestigd tijdens haar latere verschijningen ! De naam vindt zijn herkomst in het gebruik om het beeld van de Maagd Maria met een krans van rozen te versiren, waarbij elke roos het symbool is van een gebed. Dit gebruik gaat terug tot in de XIIe eeuw : in die tijd boden de vazallen hun meester een krans van gevlochten rozen aan als teken van onderwerping en trouw. De gelovigen zagen later in deze Rozenkrans een kroon van 150 rozen ter ere van Onze Lieve Vrouw. G/ De Rozenkrans, ter bescherming van het Christendom : de overwinning van Lepanto et Wenen (XVIe-XVIIe eeuw). Tijdens de XVIe eeuw kent het Ottomaanse Rijk zijn grootse expansie. De Turken hadden al bijna heel het Middellandsezeegebied veroverd, evenals Noord-Afrika, het Midden-Oosten en het Balkan-schiereiland, en dreigden nu West-Europa binnen te vallen. In 1521 maken ze zich meester van Belgrado, bezetten het eiland Rhodos het jaar daarna, vallen Hongarije binnen en slaan het beleg voor Wenen in 1529. Zij konden ternauwernood worden teruggedreven, en nadat ook de invasie van Malta was mislukt, zochten zij hun toevlucht tot Cyprus, in die tijd een Venetiaanse kolonie. Europa kan maar geen eenheid vormen in de strijd tegen de Turken. Frankrijk houdt er zelfs vriendschappelijke relaties op na met Constantinopel. In deze ongunstige context poogt paus Pius V met veel geduld en volharding een bondgenootschap aan te gaan met de diverse koninkrijken in Europa om de Turken het hoofd te kunnen St Petrus-Broederschap, Benelux 27
bieden. Tot slot slaagt hij erin om een verbond te sluiten met Spanje, Venetië en Malta. In mei 1571 verkondigt Pius V plechtig de oprichting van de Heilige Liga in de St-Pietersbasiliek in Rome. Er wordt een indrukwekkend vloot bij elkaar gebracht en deze wordt toevertrouwd aan don Juan van Oostenrijk, de broer van Filip II van Spanje. En om de hemelse zegen af te smeken over de vloot verordent Pius V een plechtige jubileeaflaat, een vastentijd en het openbaar gebed van de Rozenkrans. De beslissende slag vindt plaats op 7 oktober 1571 in de Golf van Lepanto, aan het eind van de Straat van Corinthe. 213 Spaanse en Venetiaanse galjoenen nemen het op tegen zowat 300 Turkse schepen. In elk kamp staan ongeveer honderdduizend soldaten klaar voor de strijd. Tenslotte kent de christelijke vloot een triomfantelijke overwinning, dankzij de zware artillerie waarmee haar schepen waren uitgerust. Bijna alle vijandelijke schepen waren overmeesterd of tot zinken gebracht. De Turkse Admiraal Ali Pacha wordt gevangen genomen en onthoofd. Vijftienduizend gevangengenomen christenen worden vrijgelaten. Nauwelijks een derde van de Turkse vloot slaagt erin te ontsnappen, waardoor de legende der onoverwinnelijkheid van de Ottomaanse vloot definitief tot het verleden behoort. Op de avond van de zeeslag staat paus Pius V plots op van zijn schrijftafel aan het raam, waar hij in de verte één of ander tafereel lijkt te aanschouwen. Hij draait zich om en zegt tot de prelaten die rondom hem verzameld zijn : « Laten we God dank zeggen, wij hebben de strijd gewonnen ». Dit gebeurde op 7 oktober kort vóór 5 uur ‘s avonds, precies op het moment dat de zegevierende don Juan neerknielde op het dek van zijn schip om God te danken voor Zijn bescherming. Het nieuws van de overwinning bereikte Rome pas 19 dagen later, op 26 oktober, als bevestiging van wat voordien al aan de paus was geopenbaard. Ter herinnering aan de slag van Lepanto voegt paus Pius V een bijkomende aanroeping toe aan de Litanie van de Allerheiligste Maagd : « Bijstand der christenen, bid voor ons », en hij stelt vervolgens het feest in van Onze Lieve Vrouw van Victorie, dat Gregorius XIII later onder de naam van het Feest van de Rozenkrans elke eerste zondag van oktober in alle kerken laat vieren. St Petrus-Broederschap, Benelux 28
Binnen de katholieke christengemeenschap heeft de overwinning van Lepanto bijgedragen tot een snel groeiende populariteit van het Rozenkransgebed, en tot de stichting van talrijke broederschappen. Het blijft een belangrijke datum in de geschiedenis van de devotie tot Maria. Een eeuw later wordt Wenen belegerd door de Ottomaanse troepen die Europa via het Oosten willen binnenvallen. Gesteund door miljoenen rozenkransgebeden slagen de christelijke legers erin om, tegen alle verwachtingen in, de Ottomaanse troepen van Kara Mustafa te verdrijven. Het feest van de Heilige Naam van Maria werd ingesteld als herinnering aan deze overwinning ; de christensoldaten hadden immers de naam van de Heilige Maagd aangeroepen alvorens zich in het gevecht te storten. ANNEX 2 : De slag van Wenen als oorsprong van de sikkel (croissant). De sikkel (croissant) heeft zijn naam te danken aan zijn vorm, die overeenkomt met de halve maan, of ook nog sikkel van de maan genoemd. De oorsprong ervan is terug te voeren tot de belegering van Wenen door de Ottomaanse troepen in 1683. Op een nacht hoorden de bakkers van de stad, die al druk aan het werk waren in hun ovenhuis, een verdacht lawaai en ze sloegen groot alarm. Hierdoor kon de onverwachte nachtelijke aanval op de stad verijdeld worden. Om deze overwinning te vereeuwigen gaf de vorst aan alle bakkers het voorrecht om het befaamde « Hörnchen » te vervaardigen (klein horentje in het Duits) als nabootsing van het symbool op de Ottomaanse vlag. Zo werd de wereldberoemde « croissant » geboren.
St Petrus-Broederschap, Benelux 29
H/ De Heilige Louis-Marie Grignon de Montfort (1673-1716). Later, in de eerste jaren van de XVIIIe eeuw, verscheen er een man op het toneel die de Domenicus van zijn tijd werd genoemd, en die de grote verspreider was van de Rozenkrans, de grootste apostel van de devotie van het Rozenkransgebed: de Heilige LouisMarie Grignon de Montfort. In die tijd vormde het strenge jansenisme een scherpe tegenstelling met het relativisme van de protestanten, en deze nieuwe vorm van ketterij bekoelde bij heel wat gelovigen hun devotie voor de Allerheiligste Maagd Maria. De Heilige Louis-Marie, gewapend met het psalter van Onze Lieve Vrouw, zette zich in, met alle ijver van de zendeling die hij was, voor het oprichten van de Broederschap van de Rozenkrans. Hij doorkruiste heel Bretagne, Poitou en de Vendée, en overal waar hij kwam, richtte hij een broederschap op; dit was volgens hem de meest afdoende manier om het rijk Gods nader tot de zielen van de mensen te brengen. Hij bedacht zelf een manier om de Rozenkrans te bidden, en deze manier is tot op heden de beste gebleken, de makkelijkste om te onthouden, de meest leerrijke, en ook de vroomste. De Apostel van het Westen bad elke dag zijn volledige Rozenkrans op zijn manier, en liet op al zijn zendingsposten de Rozenkrans elke dag in het openbaar bidden. Zo bekeerde hij de grootste zondaars en deed hen volharden in de genade en het vuur van hun bekering. Hij zei zelfs: "Niemand heeft me ooit kunnen weerstaan nadat ik hem bij de kraag heb gevat met mijn Rozenkrans!" Hij kende wel duizend kneepjes om het Rozenkransgebed te verspreiden en geliefd te maken bij de mensen. Zo bedacht hij de vijftien vaandels als symbool van de vijftien mysteries van de Rozenkrans; ook ging hij in processie rond de kerken terwijl hij talrijke Rozenkransgebeden bad. Hij verheerlijkte het Rozenkransgebed in zijn lofzangen, een reusachtig koor van stemmen antwoordde de zijne en weergalmde door de heuvels, als een echo ter glorie van deze gezegende devotie. St Petrus-Broederschap, Benelux 30
Zijn werk werd na hem verdergezet : het is met de Rozenkrans in de hand dat de inwoners van de Vendée in 1793 hun gezinnen en hun kerken hebben verdedigd… ANNEX 3 : Lofzang geïnspireerd door de Heilige Louis-Marie Grignon de Montfort, apostel van de Rozenkrans (1673-1716). Hij hief deze lofzang aan met de onverdroten ijver van de zendeling die hij was, in diverse bisdommen in het Westen van Frankrijk (Vendée). Hij verspreidde overal de devotie van het Rozenkransgebed en bereidde, als door de voorzienigheid beschikt, de dorpen van de Vendée erop voor om als echte helden weerstand te bieden aan de bloeddorstige razernij van de Franse Revolutie een eeuw later. R./ Door het Ave Maria bestaat de zonde niet meer Door het Ave Maria zal heersen uw Heer 1. Dat allen zingen en verkondigen met luider stem De grootheid van het Ave en de glorie van Maria. 2. O goddelijk gebed, als zij het kenden, zou iedereen het bidden, dag en nacht. 3. Al wie het bidt met vroomheid en overgave, vernietigt de duivel en jaagt de hel op vlucht. 4. Het verheugt de engelen, de Moeder Gods en Christus, En heel het Paradijs heft een lofzang aan. I/ De Rozenkrans in de XIXe en XXe eeuw. Na een zekere terugval door de storm van de revolutie kent de devotie van het Rozenkransgebed een nieuwe periode van heropleving in de XIXe eeuw. In 1828 sticht Pauline Jaricot te Lyon de Vereniging van de Rozenkrans die zich de evangelisering tot doel heeft gesteld, en deze telt al gauw een miljoen leden in Frankrijk. Niet lang daarna, in 1858, verschijnt de Onbevlekte Maagd aan de Heilige Bernadette in Lourdes. Zij heeft daarbij een rozenkrans in de hand waarvan de kralen de één na de andere door haar vingers glijden. Ten gevolge van deze gebeurtenis heeft St Petrus-Broederschap, Benelux 31
Paus Leo XIII niet minder dan twaalf encyclieken aan de verheerlijking van de Rozenkrans gewijd. Tot slot onthult Onze Lieve Vrouw op 13 oktober 1917 te Fatima haar naam aan drie jonge herderskinderen: Ik ben Onze Lieve Vrouw van de Rozenkrans. En zij vervolgt : « blijf elke dag de rozenkrans bidden, elke dag... » En zij belooft : « aan al diegenen die vijf maanden lang op de eerste zaterdag van de maand gaan biechten, de Communie ontvangen, een rozenkrans bidden en mij vijftien minuten gezelschap houden door de vijftien mysteries van de Rozenkrans te bidden in een geest van berouw, beloof ik hen bij te staan in het uur van hun dood, met alle genaden die nodig zijn voor hun zieleheil. En bij deze gelegenheid vraagt de Heilige Maagd om na elke mysterie de volgende woorden uit te spreken « O Heer Jezus, vergeef onze schulden, behoed ons voor het vuur van de hel en geleid alle zielen naar de hemel, in het bijzonder zij die het meest in nood verkeren ». Zoals een gouden ketting die ons met de apostolische tijden verbindt, zo is de geschiedenis van de Rozenkrans verstrengeld met die van de Kerk. Door een onverbrekelijke band: de Maagd Zelf. Pater Louis-Dominique Kegelin, FSSP
St Petrus-Broederschap, Benelux 32
De Heilige Rozenkrans (deel 3) Ter herinnering : in de twee voorgaande artikels hebben wij de oorsprong en de ontwikkeling besproken van de devotie tot Maria in het Rozenkransgebed, en we zijn dieper ingegaan op de manier waarop de Kerk – bij de verschillende pausen - met deze devotie is omgegaan door de eeuwen heen. Daarbij heeft u kunnen nadenken over de diepgaande leringen van diverse pausen. Dit artikel vormt een verdere aanzet tot meditatie en wij hopen dat het ook uw devotie tot Maria zal voeden. Dit keer halen wij de woorden aan die de Heilige Maagd Maria zelf heeft gesproken tijdens een aantal van haar door de Kerk erkende verschijningen, en die een dringende uitnodiging betekenden tot het bidden van de Rozenkrans. U vindt er ook de uitspraken van heiligen die de Rozenkrans als een geducht wapen hebben gebruikt in de strijd om het Geloof en de bekering voor het heil der zielen. En tot slot citeren wij ook nog enkele intellectuelen die in alle eenvoud over de Rozenkrans hebben gesproken. B/ De Maagd Maria spreekt tot ons over de Rozenkrans tijdens haar verschijningen. ! tot de Zalige Alain de la Roche (1428-1475) : « De Rozenkrans zal een machtig wapen zijn tegen de Hel; hij zal het kwade vernietigen, ons verlossen van de zonde en dwaalleer ontmaskeren ». St Petrus-Broederschap, Benelux 33
De rozenkrans blijft een constante bij de Mariaverschijningen. De Kerk heeft via haar verschillende pausen de Rozenkrans steeds als een heel doeltreffend gebedsmiddel beschouwd en er vaak haar toevlucht gezocht in de meest uitzichtloze situaties. De Maagd Maria zelf heeft onafgebroken gewezen op het belang van het Rozenkransgebed als middel tegen het kwade in onze samenleving. ! LOURDES, Frankrijk, van 11 februari tot 16 juli 1858 : Aan de grot van Lourdes bidt Maria in 1858 de rozenkrans met Bernadette Soubirou. ! PONTMAIN, Frankrijk, 17 januari 1871 : In 1871, in Pontmain, terwijl Frankrijk de ene militaire nederlaag na de andere moet lijden en het Pruisische leger Parijs binnenvalt, verschijnt de H. Maagd aan de hemel van Mayenne en vraagt aan de kinderen om te bidden : « Bid, kinderen, God zal binnenkort uw gebeden verhoren, mijn Zoon zal door uw gebed worden geraakt ». ! FATIMA, Portugal, van 13 mei tot 13 oktober 1917 : In 1917, in Fatima, terwijl Portugal slag levert, verschijnt de H. Maagd aan drie kleine herders. Ze leert hun de rozenkrans te bidden voor de bekering van de zondaren : « Bid elke dag de rozenkrans opdat er een einde komt aan de oorlog en opdat er vrede komt in de wereld ». Diezelfde dag vragen de kinderen of ze naar de Hemel zullen gaan ; « en Francisco ? - Ook hij, maar hij zal vele malen de rozenkrans moeten bidden ». Wanneer Lucia op 13 juli aan de « in het wit geklede Dame » vraagt wat deze van haar verlangt, antwoordt de Heilige Maagd Maria met nadruk : « dat men alle dagen de rozenkrans blijft bidden, elke dag opnieuw, ter ere van Onze Lieve Vrouw van de Rozenkrans, opdat er een einde komt aan de oorlog en opdat er vrede komt in de wereld, want alleen Zij kan u bijstaan ». Op 13 oktober 1917, tijdens haar laatste verschijning, St Petrus-Broederschap, Benelux 34
zegt de Maagd Maria tenslotte haar naam : « Ik ben Onze Lieve Vrouw van de Rozenkrans! ». En zij vervolgt : « blijf elke dag de rozenkrans bidden, elke dag... » En zij belooft : « aan al diegenen die vijf maanden lang op de eerste zaterdag van de maand gaan biechten, de Communie ontvangen, een rozenkrans bidden en mij vijftien minuten gezelschap houden door de vijftien mysteries van de Rozenkrans te bidden in een geest van berouw, beloof ik hen bij te staan in het uur van hun dood, met alle genaden die nodig zijn voor hun zieleheil. Deze verschijningen hebben ons het prachtige gebed nagelaten dat Onze Lieve Vrouw aan de jonge herders heeft geleerd en dat gewoonlijk na elk tientje van de rozenkrans wordt opgezegd « O Heer Jezus, vergeef onze schulden, behoed ons voor het vuur van de hel en geleid alle zielen naar de hemel, in het bijzonder zij die het meest in nood verkeren ». ! ÎLE BOUCHARD, Frankrijk, van 8 tot 14 december 1947 : Aan het eind van de tweede wereldoorlog verschijnt de Heilige Maagd op het eiland Bouchard aan vier kleine meisjes, en vraagt hen de kinderen van het dorp de rozenkrans te laten bidden voor de vrede in Frankrijk : « zing het Weesgegroet » en « zeg aan de menigte dat zij tien maal de rozenkrans moeten bidden ».
C/ De Rozenkrans volgens sommige heiligen. ! De H. Charles Borromée (1538-1584) : « De Rozenkrans is na het Heilig Misoffer het goddelijkste gebed ». ! De H. Louis-Marie Grignon de Montfort : « Ik smeek u, bid een rozenhoedje, en indien gij de tijd hebt, elke dag uw Rozenkrans, en gij zult in uw stervensuur de dag en het uur zegenen dat gij naar mij hebt geluisterd. » De H. Louis-Marie Grignon de Montfort blijft één van de grootste voorvechters van het Rozenkransgebed die de Kerk ooit heeft gekend. Aan het begin van de XVIIIe eeuw heeft hij er tijdens zijn St Petrus-Broederschap, Benelux 35
vele missies in heel Frankrijk voor gezorgd dat de devotie tot Maria in het rozenkransgebed overal werd verspreid (zie ook artikel in de nieuwsbrief van oktober 2009). En om het opzeggen van de heilige Rozenkrans te vergemakkelijken heeft de H. Louis-Marie een klein boekje geschreven met als titel Het bewonderenswaardige geheim van de Allerheiligste Rozenkrans. Er staat te lezen : « Hoe groot uw zonden ook mogen zijn, wanneer gij trouw en vroom de Rozenkrans bidt tot aan uw dood, geloof mij : « Percipietis coronam immarcescibilem, zult gij een kroon van glorie ontvangen die nooit verwelkt ». Staat gij aan de rand van de afgrond, hebt gij reeds één voet in de hel, hebt gij uw ziel aan de duivel verkocht, of zijt gij een verstokte ketter, toch zult gij u vroeg of laat bekeren en gered worden, op voorwaarde, ik zeg het nogmaals en let op mijn woorden, dat gij elke dag vroom de Heilige Rozenkrans bidt tot aan uw dood, om de waarheid te kennen en vergeving te vinden voor uw zonden. In dit boek staan verschillende verhalen over grote zondaars die zijn bekeerd met behulp van de Heilige Rozenkrans. Lees het en denk erover na. » ! De Heilige Teresia van het Kind Jezus (1873-1897) : « Via de Rozenkrans kan men alles verkrijgen. Hij kan op bevallige wijze vergeleken worden met een lange ketting die de Hemel met de aarde verbindt : één uiteinde is in onze handen, het andere is in de handen van de Heilige Maagd ». ! De Zalige Bartolo Longo (1841-1926) : « O Rozenkrans gezegend door Maria, zoete ketting die ons met God verbindt, band van liefde die ons verenigt met de Engelen, toren van wijsheid tegenover de aanvallen van de hel, veilige haven in de storm, wij laten u niet meer los ». ! De Heilige Pater Pio (1887-1968) : « De Rozenkrans is de samenvatting van ons Geloof, de uitbarsting van onze Barmhartigheid, de steun van onze Hoop ». ! Zuster Lucia van Fatima (1907-2005) : « Het verval in deze wereld is zo groot omdat er niet voldoende gebeden wordt. En het is precies daarom dat de Maagd met zoveel nadruk het bidden van de Rozenkrans heeft aanbevolen. En omdat de rozenkrans na de Heilige eucharistische liturgie het meest aangewezen gebed is om het geloof in onze St Petrus-Broederschap, Benelux 36
zielen te bewaren, heeft de duivel zijn offensief ingezet tegen dit gebed. We zijn jammer genoeg getuige van al het onheil dat hij heeft gesticht. (…) We kunnen en mogen ons niet laten tegenhouden door de duivel, en zoals Onze Heer het zegt, de zonen van de duisternis mogen de strijd niet winnen tegen de zonen van het Licht. De Rozenkrans is daartoe het machtigste wapen in deze strijd ». ! De Heilige José Maria Escriva de Balaguer (1902-1975) : « Geef de rozenkrans niet op, het is ons wapen bij uitstek, onze grote blijk van liefde voor de Heilige Maagd. » En hij sprak tot de menigte die zich rond hem had verzameld : « Gij vrouwen die hier zo talrijk aanwezig zijt, gij voelt u gevleid door een compliment en gelukkig door een liefdevol woord. Welnu, ook de Moeder van God houdt daarvan, zij is ook een vrouw, een wonderbaarlijke vrouw ! » D/ De Rozenkrans gezien door enkele intellectuelen. ! Charles PEGUY, Frans schrijver en dichter (1873-1914) : « Bid uw rozenkrans, zegt God, en luister niet naar de dwaze praat van hen die beweren dat het een ouderwetse devotie is, die achterwege moet worden gelaten. Dit gebed, zeg Ik u, is zoals het Evangelie, het verandert nooit. Het mooie van de rozenkrans, zegt God, is dat hij eenvoudig is, en nederig. Zoals Mijn Zoon. En zoals Mijn Moeder. Bid uw rozenkrans : ge zult er iedereen uit het Evangelie terugvinden : de arme ongeletterde weduwe, de berouwvolle tollenaar die zijn geloof vergeten was, de bange zondares die zou gestenigd worden, en alle andere kreupelen en gebrekkigen die door hun geloof werden gered, en ook de goede herders zoals die van Betlehem, die de Zoon en de Moeder hadden gevonden... St Petrus-Broederschap, Benelux 37
Bid uw rozenkrans, zegt God, uw gebed moet draaien, draaien en blijven ronddraaien zoals de kralen van uw pasternoster tussen uw vingers glijden. Dan zult gij, als Ik het wil, het Goede brood ontvangen, dat de harten sterkt en de zielen balsemt. Ga nu, zegt God, bid uw rozenkrans en ga heen in vrede. » Pater Louis-Dominique Kegelin, FSSP
St Petrus-Broederschap, Benelux 38
Het spreken van een goede biecht. De vastentijd is weer aangebroken, een tijd van boete en bezinning en daarom een gelegenheid om ons leven, dat nooit zonder zonden is, weer eens extra onder de loep te nemen. Ik wil bij deze gelegenheid graag op een aantal dingen wijzen die belangrijk zijn voor een geldige, goede en vruchtbare biecht. In de praktijk worden hier dikwijls fouten gemaakt die niettemin gemakkelijk kunnen worden voorkomen. Volledigheidshalve is het raadzaam enkele begrippen, die men wellicht in het verleden conscientieus heeft geleerd, maar die misschien enigszins zijn vervaagd, nog eens door te nemen. De zonde kan men onderscheiden in lichtere en zwaardere zonden: de zogenaamde dagelijkse zonden en de doodzonden. De „Katechismus van de Katholieke Kerk“ geeft de navolgende omschrijving omtrent de begrippen doodzonde en dagelijkse zonde (nrs.1855-1863): „De doodzonde vernietigt de liefde in het hart van de mens door een zware inbreuk op Gods Wet; ze wendt de mens van God af, die zijn uiteindelijk doel en zijn zaligheid is, door aan een minder goed de voorkeur te geven boven Hem“. (...) “De dagelijkse zonde laat de liefde bestaan, ook al beledigt en kwetst ze die”. “Om van een doodzonde te kunnen spreken, moeten drie voorwaarden tegelijk vervuld zijn: ‘Elke zonde die een zwaarwegende materie tot object heeft en die begaan wordt met volle kennis en weloverwogen toestemming, is een doodzonde’". “(…) De zwaarte van de zonden is meer of minder groot: moord is erger dan diefstal. De hoedanigheid van de benadeelde personen telt ook mee: geweld gebruiken tegen de ouders is op zich erger dan tegen een vreemde”. St Petrus-Broederschap, Benelux 39
“Doodzonde vereist: volle kennis en volledige instemming . Ze veronderstelt de kennis van het zondig karakter van de daad, van zijn strijdigheid met de wet van God. Ze veronderstelt ook een voldoende vrije instemming om een persoonlijke keuze te zijn”. “De doodzonde is een radicale mogelijkheid van de menselijke vrijheid zoals de liefde zelf. Ze brengt het verlies mee van de liefde en van de heiligmakende genade, dit wil zeggen van de staat van genade. Wanneer ze niet vrijgekocht wordt door het berouw en de vergiffenis van God dan veroorzaakt de doodzonde de uitsluiting uit het koninkrijk van Christus en de eeuwige dood van de hel, want onze vrijheid heeft de macht keuzen te maken voor altijd, onomkeerbare keuzen. Ook al kunnen wij oordelen dat een daad op zichzelf een zware fout is, het oordeel over personen moeten wij overlaten aan de rechtvaardigheid en de barmhartigheid van God. Men begaat een dagelijkse zonde wanneer men in een lichte materie een voorschrift van de morele wet overtreedt, ofwel wanneer men ongehoorzaam is aan de morele wet in een zwaarwegende materie, maar zonder volle kennis of volledige instemming”. „De dagelijkse zonde verzwakt de liefde; ze geeft blijk van een ongeordende begeerte naar geschapen dingen; ze belet de vooruitgang van de ziel in de beoefening van de deugden en de praktijk van het zedelijk goede; ze verdient tijdelijke straffen. De vrijwillige dagelijkse zonde die zonder berouw blijft, brengt ons stilaan ertoe een doodzonde te bedrijven. Toch breekt de dagelijkse zonde het verbond met God niet. Ze is menselijk herstelbaar met Gods genade. ‚Ze berooft niet van de heiligmakende genade en van de liefde, en dus ook niet van de eeuwige zaligheid‘". Hier dient nog opgemerkt, dat het woordje “dagelijks” in het begrip “dagelijkse zonde” enigszins verwarrend is. Men zou kunnen denken, dat met het begrip “dagelijkse zonden” die zonden bedoeld worden die elke christen dagelijks, d.w.z. bijna onvermijdelijk doet. Dat is onjuist: “dagelijkse zonde” is een technische term die alle zonden in zich sluit die geen doodzonden zijn. Een andere term voor doodzonde is “zware zonde”. Het begrip “hoofdzonden” echter heeft een andere dimensie: hoofdzonden zijn die zonden die aan de basis liggen van de andere zonden en ondeugden. St Petrus-Broederschap, Benelux 40
Hoofdzonden kunnen dagelijkse zonden of doodzonden zijn en voortbrengen, al naar gelang de intentie en de omstandigheden. De hoofdzonden zijn: hoogmoed, gierigheid, afgunst, gramschap, onkuisheid, gulzigheid, luiheid. Het is van het grootste belang te weten op welke wijze men zijn zonden, in het bijzonder de De zeven hoofzonden
doodzonden, dient te biechten. Deze wijze kan men afleiden uit een veroordeling van een ketterse stelling op het Concilie van Trente: Dit concilie dat samengeroepen werd in 1545 door Paus Paulus III, veroordeelde uitdrukkelijk (sess. 14 Can. 7) de ketterse stelling die gepraktiseerd werd, dat het volgens goddelijke bepaling niet noodzakelijk zou zijn, dat in het sacrament van boete en verzoening, alle doodzonden en elke doodzonde afzonderlijk zouden moeten worden gebiecht. Wie dus om één of andere reden, bijvoorbeeld uit vrees of schaamte, een doodzonde bewust verzwijgt, ontvangt het heilig boetesacrament ongeldig en begaat een heiligschennis. Immers het verzwijgen van een doodzonde in de biecht is op zichzelf een doodzonde en doet de biecht ongeldig zijn. Bij een dergelijke ongeldige biecht dient de penitent, om weer in staat van genade te geraken opnieuw te biechten. Hij dient te belijden: de (dood)zonde(n) die reeds uitgesproken zijn in de ongeldige biecht van het verzwijgen van de doodzonde(n) èn de doodzonde van de heiligschennis die begaan werd door het onvolledig afleggen. Houden wij daarbij in het oog, dat men ook door gedachten doodzonden kan doen. Als men aan iets denkt dat als handeling een doodzonde is, en men wijst deze gedachte niet af, maar koestert haar, men verheugt zich over die zondige handeling, ja, men heeft zelfs het verlangen die zonde indien mogelijk te begaan, dan is dat een doodzonde in gedachte en St Petrus-Broederschap, Benelux 41
begeerte. Zulke gedachten en begeerten moeten worden gebiecht, anders is de biecht immers ongeldig. Wij moeten dus, steeds zonder angstvalligheid, al onze zondige gedachten en begeerten goed nagaan, gedachten, die bijvoorbeeld vanuit hoogmoed, onkuisheid, nijd en vijandigheid, ontstonden. Wij moeten ons vervolgens afvragen in hoeverre wij ermee hebben ingestemd. En indien dat het geval is deze biechten, zodat een ongeldige biecht wordt voorkomen. Verder zegt het Concilie van Trente, dat alleen díe doodzonden moeten worden gebiecht, “die men zich herinnert na een goede en ijverige overweging. De overige, die men zich niet herinnert na een ijverig onderzoek, worden algemeen in de biecht ingesloten” (sess. 14 Can. 5). Het concilie van Trente
Mocht het dus voorkomen, dat wij ons, nadat wij ons geweten goed hebben onderzocht, toch een of andere doodzonde niet meer herinneren, of dat wij een zonde niet als doodzonde hebben herkend, dan wordt de biecht niet ongeldig als wij die zonde niet biechten. De doodzonde die door de biechteling niet als zodanig herkend is of die vergeten is, wordt beschouwd als in de biecht ingesloten en wordt tegelijk met de wel gebiechte zonden vergeven. Men blijft echter wel uitdrukkelijk verplicht de doodzonde, die men pas later als doodzonde herkent, of een doodzonde die men zich alsnog herinnert, zo spoedig mogelijk te biechten. Omdat geen enkele doodzonde bewust mag worden verzwegen, dan volgt daaruit, dat men altijd het aantal van de doodzonden moet biechten, hoe vaak men deze begaan heeft. Eén bepaalde doodzonde b.v. tien maal begaan betekent dat men tien afzonderlijke doodzonden beging. Bewust verzwijgen leidt immers tot een ongeldige biecht en is een heiligschennis. Als men niet meer in staat is zich het aantal zonden precies te herinneren, dan dient men te trachten het aantal in ieder geval zo precies als mogelijk is, te noemen. Het is dan ook beter een te groot dan een te klein aantal aan te geven.
St Petrus-Broederschap, Benelux 42
Behalve het aantal van de zonden, moet men ook de bijzondere omstandigheden aangeven. Deze kunnen de zonden immers in een geheel ander licht stellen, waardoor het karakter van de daad duidelijk(er) wordt en waardoor ook het soort zonde beter wordt belicht. Immers, als iemand bijvoorbeeld iets van een ander ontvreemdt, dan is er sprake van diefstal, als iemand echter iets met geweld van een ander ontvreemdt, dan is sprake van roof. En als iemand iets ontvreemdt op een heilige plaats, bijvoorbeeld in een kerk, of als iemand een heilige zaak ontvreemdt, bijvoorbeeld een miskelk, dan is dit een geval van zowel diefstal als heiligschennis. Zo kan een ogenschijnlijk dagelijkse zonde door de omstandigheden waarin deze zijn begaan een doodzonde blijken te zijn. Als men bijvoorbeeld iemand in meer of mindere mate benadeelt, dan hoeft dat normaal gesproken nog geen doodzonde te zijn, maar benadeelt men in diezelfde mate iemand die bijzonder kwetsbaar is, dan is het de vraag of hier geen sprake is van een doodzonde. Wat de dagelijkse zonden betreft, leert de Kerk, dat het weliswaar goed, maar niet per se noodzakelijk is om deze te biechten, d.w.z. zou men alleen de doodzonden en niet de dagelijkse zonden biechten, dan is de biecht geldig. Er zijn echter belangrijke redenen om toch juist ook de dagelijkse zonden te biechten en het is daarom ook zeer aan te raden om ook de dagelijkse zonden te biechten. De eerste reden is, dat wij het onderscheid tussen dagelijkse zonde en doodzonde soms niet goed kunnen beoordelen. Daarom hebben wij vooral bij twijfel de plicht het zekere voor het onzekere te nemen en die zonde te biechten, zo lopen wij geen enkel risico voor ons zieleheil. De tweede reden is, dat het zeer nuttig is als wij met berouw de dagelijkse zonden biechten. Niet alleen worden dan bij de absolutie in de biecht ook deze dagelijkse zonden vergeven, maar tegelijkertijd worden wij ook van een deel van de tijdelijke straffen daarvoor ontslagen, tijdelijke straffen die wij anders ofwel op aarde door boetewerken of opgedragen lijden moeten uitboeten, ofwel door het lijden in het vagevuur. Velen die er ernstig naar streven een heilig leven te leiden hebben de gewoonte om ook de kleinste zonden en onvolmaaktheden te biechten. Uit de geschriften blijkt dat zij, die later heilig ofwel een voorbeeld van heiligheid blijken te zijn geweest vaak zelfs dagelijks te St Petrus-Broederschap, Benelux 43
biecht gingen, alhoewel zij nooit een doodzonde of zelfs een vrijwillige dagelijkse zonde begingen. Als derde reden om dagelijkse zonden, zelfs de kleinste dagelijkse zonden te biechten is het “resultaat” ervan dat heilige personen in de Heilige Kerk steeds zo goed onderkennen of onderkenden, namelijk: het is een zeer belangrijk instrument om vooruitgang te maken in het geestelijk leven. Want behalve de vergeving die wij ontvangen, worden ons in het sacrament van de biecht extra genaden geschonken om de gebiechte zonden in de toekomst te kunnen vermijden. Wij zullen worden gemotiveerd onze ziel zuiver te houden en van deugden te voorzien. Men dient niet uit het oog te verliezen dat de Duivel een grotere macht over een ziel bij niet gebiechte zonden. Wij moeten veel moeite doen en waakzaam zijn om ons van doodzonden vrij te houden! Het hierboven omschrevene is een praktische, niettemin belangrijke uiteenzetting omtrent de wijze hoe men zijn zonden zou moeten biechten. Realiseren wij ons daarbij wel, dat het heilig sacrament van de biecht méér is dan het tellen en classificeren van de te biechten zonden, hoe belangrijk ook! Voor een vruchtbare biecht is dit alléén geenszins voldoende. Een ware biecht begint bij het berouw, te beginnen met het besef omtrent het beledigen van zijn Schepper en Zaligmaker, Die ons zó liefheeft. God, Die ons voor eeuwig gelukkig wil zien in de Eeuwige Zaligheid in de Hemel, een geluk dat zó groot is, dat wij er ons niet de minste voorstelling van kunnen maken! God, Die uit de Hemel heeft willen neerdalen om voor ons mens te worden, om vrijwillig het lijden op Zich te nemen, om ons te verlossen uit de duisternis, uit de vloek van de Erfzonde. In een preek over het berouw beschrijft de heilige Pastoor van Ars wat de God-mens uit liefde voor ons heeft geleden en wat de uitwerking van onze zonden is. De Heilige Pastoor neemt ons mee tot aan de voet van het Kruis “dat nog gekleurd is door het Kostbaar Bloed van een God die Het heeft willen vergieten om onze zonden uit te wissen”. “Oh! Kon ik u toch meenemen naar die tuin van smarten waar een God, Die in Wezen gelijk is aan Zijn Vader, onze zonden beweent, niet met gewone tranen, maar met al Zijn Bloed dat uit de poriën van Zijn Lichaam stroomt, en waar Zijn Lijden zo hevig is, dat Hij in een doodsangst geraakt die Hem van het leven schijnt te gaan beroven, St Petrus-Broederschap, Benelux 44
zozeer verscheurt het Lijden Zijn Hart. Oh! Kon ik u toch meenemen naar de straten van Jeruzalem en Hem u daar laten zien, beladen met Zijn Kruis: zovele voetstappen zette Hij daar voor ons, zovele malen is Hij daar voor ons gevallen en zo vaak ook weer opgestaan. Oh! Kon ik u toch naar Calvarië brengen, waar een God sterft, wenend om onze zonden! Oh! Gaf God ons toch die vurige liefde waarmee Hij het hart van de grote Bernardus heeft omhelsd, die bij slechts één blik op het Kruis in tranen uitbarstte! Oh! Wat een mooi en kostbaar berouw! Wat gelukkig is iemand die zo een berouw heeft!” Als wij toch iets mochten hebben van dat berouw! Als wij na een grondig gewetensonderzoek beseffen hoezeer wij God beledigend hebben en de medemens kwaad hebben berokkend, als wij werkelijk berouw hebben over dat kwaad dat wij hebben aangericht, een berouw uit liefde tot God, als wij ons best doen onze zonden goed en oprecht in de biecht te belijden en het oprechte voornemen hebben ons leven te beteren, dan kunnen we spreken van een vruchtbare biecht en zal God ons barmhartig vergeven zoals ook de vader in het Lucas-evangelie zijn verloren zoon van harte vergeven heeft! Pater Alfard Schijffelen, FSSP
St Petrus-Broederschap, Benelux 45
Agenda Missen in toepassing van het Motu « summorum pontificum » in Brussel
Proprio
De eerstvolgende gezongen Missen zullen worden gecelebreerd in de Sint-Jan-en-Stefaan-der-MinimenKerk, Rue des Minimes 62, 1000 Brussel, op: -vrijdag 5 maart om 19 uur -de zondagen van 7 maart en 21 maart om 17.30 uur, en op Paaszondag 4 april om 9.30 uur
Missen in toepassing van het Motu Proprio « summorum pontificum » in Brugge De eerstvolgende gezongen Missen zullen worden gecelebreerd in de basiliek van het Heilig Bloed, Burg 3, 8000 Brugge, op zondag 28 februari en zondag 28 maart, om 17 uur. Op 26 en 27 januari j.l. vond een bijeenkomst en een recollectiedag plaats voor uw vijf priesters in de pastorie van de St. Agneskerk in Amsterdam, waar pater Knudsen en pater Komorowski een heel mooi apostolaat ontplooien. Deze bijeenkomst, waarbij men elkaar weer terugziet ver van de dagelijkse bezigheden, geeft ons weer de gelegenheid onze krachten te verzamelen om beter God en de zielen te kunnen dienen. Het is tevens een gelegenheid voor een geestelijke pauze: een goede priester heeft ons met overtuiging een recollectie gepreekt over “de priester en de Eucharistie”; daarna was er gelegenheid tot aanbidding van het Allerheiligst Sacrament. Ten slotte heeft Mgr. Punt, bisschop van het bisdom Haarlem-Amsterdam, ons bezocht en deelgenomen aan onze maaltijd; hij heeft ons heel erg geholpen en bemoedigd door zijn zeer welwillende aanwezigheid, waarbij hij zelfs de verschillende etappes uiteen heeft gezet van zijn roeping tot het priesterschap. Wij zijn hem daarvoor heel dankbaar en allen, priesters en bisschop, hebben genoten van deze kostbare momenten.
St Petrus-Broederschap, Benelux 46
Missen en Kerkdiensten Namur Kapel v.d. heilige Therese Avenue Jean Ier, 5b (citadel) Vrijdag: Mis om 19 uur Zaterdag: Mis om 11 uur Zondag en kerkelijke feestdagen: Hoogmis om 10 uur
Kathedraal St. Aubain Place Saint Aubain Ma t/m do: aanbidding v/h Heilig Sacrament (met biechtgelegenheid) om 11.55 uur; daarna Mis om 12.30 uur
Herstal (Luik) Sint-Oremuskapel Place Jean Jaurès Zondag en kerkelijke feestdagen : gezongen Missen om 9.45 u en 11 u Zaterdag : gelezen Mis om 10 u Vrijdag: Mis om 7.30 u (behalve de eerste vrijdag van de maand: aanbidding van het Heilig Sacrament om 17.30 uur; daarna Mis om 18 u) Op andere dagen : gelieve te bellen: tel.: +32 (0) 81 74.25.74 Amsterdam St. Agneskerk Amstelveenseweg 161 1075 XA Amsterdam Elke dag een Mis om 11 u (behalve op maandag) Tel. : +31 (0) 206 62 94 70 Vlissingen: Onze-Lieve-Vrouwe-Kerk, Singel 106 (Stadhuis) Mis één keer in de maand op zondag om 17 u (cf. +31 (0) 206 62 94 70) Volgende H. Mis: zondag 14 maart om 17.00 uur.
St Petrus-Broederschap, Benelux 47
Priesterbroederschap St. Petrus in de Benelux Honoraria voor Missen: Neem rechtstreeks contact op met één van onze priesters of schrijf naar bovenstaand adres met vermelding van de gewenste intentie. De hiernavolgende bedragen zijn richtprijzen; bij financiële moeilijkheden geeft u naar beste vermogen en de Mis zal worden opgedragen... + Mis: 12 ! + Novene (9 Missen op 9 opeenvolgende dagen): 120 ! + Gregoriaanse dertig Missen (30 opeenvolgende dagen): 420 !
De St.Petrus-Broederschap in de Benelux : www.fssp.be Pater H. Hygonnet, Pater L.D. Kegelin en Pater A. Schijffelen Rue François Dufer 25, B-5000 Namur Tel. : +32 (0)81 74 25 74 Pater M. Knudsen en Pater A. Komorowski Amstelveenseweg 163, NL-1075 XA Amsterdam Tel. : +31 (0) 206 62 94 70 www.agneskerk.org België: rekening n° 733-0256486-48 BIC: KREDBEBB / IBAN: BE11 7330 2564 8648 Nederland: rekening n° 67.29.22.258
St Petrus-Broederschap, Benelux 48