stuk ingediend op
2104 (2012-2013) – Nr. 1 7 juni 2013 (2012-2013)
Gedachtewisseling over het businessplan van het Vlaams Energiebedrijf Verslag namens de Commissie voor Woonbeleid, Stedelijk Beleid en Energie uitgebracht door de heer Hermes Sanctorum
verzendcode: WON
2
Stuk 2104 (2012-2013) – Nr. 1
Samenstelling van de commissie: Voorzitter: de heer Jan Penris. Vaste leden: de dames Caroline Bastiaens, Griet Coppé, Veerle Heeren, de heer Veli Yüksel; de heer Jan Penris, mevrouw Marleen Van den Eynde, de heer Wim Wienen; de dames Mercedes Van Volcem, Khadija Zamouri; mevrouw Else De Wachter, de heer Bart Martens; de heer Marc Hendrickx, mevrouw Liesbeth Homans; mevrouw Patricia De Waele; mevrouw Mieke Vogels. Plaatsvervangers: de heer Robrecht Bothuyne, mevrouw Sonja Claes, de heer Dirk de Kort, mevrouw Valerie Taeldeman; de heer Frank Creyelman, mevrouw Katleen Martens, de heer Christian Verougstraete; de dames Irina De Knop, Vera Van der Borght; mevrouw Michèle Hostekint, de heer Patrick Janssens; de heer Bart De Wever, mevrouw Goedele Vermeiren; de heer Peter Reekmans; de heer Hermes Sanctorum.
V l a a m s P a r l e m e n t – 1011 B r u s s e l – 0 2 / 5 5 2 . 11 . 11 – w w w. v l a a m s p a r l e m e n t . b e
Stuk 2104 (2012-2013) – Nr. 1
3 INHOUD
I. Toelichting.....................................................................................................
4
1. Situering.....................................................................................................
4
2. Pijler 1: Ontzorgen van de Vlaamse overheid..............................................
5
2.1. Bouwsteen 1: Rationaal energiegebruik via ESCO-EPC....................
5
2.2. Bouwsteen 2: Energieleverancier van de overheid..............................
6
2.3. Bouwsteen 3: Productie voor bouwsteen 2.........................................
7
3. Pijler 2: Investeren in innovatie...................................................................
8
II. Bespreking.....................................................................................................
8
Gebruikte afkortingen........................................................................................
14
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 2104 (2012-2013) – Nr. 1
4
Op woensdag 15 mei 2013 hield de Commissie voor Woonbeleid, Stedelijk Beleid en Energie een gedachtewisseling over het businessplan van het Vlaams Energiebedrijf. Naast VEB-voorzitter Andries Gryffroy woonden ook CEO Dirk Meire en minister Ingrid Lieten de gedachtewisseling bij. Voor het begin van de gedachtewisseling had de minister al politieke duiding gegeven over het businessplan, naar aanleiding van de samengevoegde vragen om uitleg van mevrouw De Knop en de heren Vereeck en Bothuyne (Hand. Vl. Parl. 2012-13, nr. C205). De gedachtewisseling had als bedoeling het management van het bedrijf aan het woord te laten over het operationele aspect. I. TOELICHTING 1. Situering Aangezien het Vlaams Energiebedrijf onder meer een ESCO-opdracht voor het Vlaamse overheidsapparaat krijgt, staat de heer Andries Gryffroy, voorzitter van het VEB, eerst stil bij de manier waarop de Vlaamse entiteiten hun energiegebruik organiseren. Hier blijkt sprake te zijn van een vrij complexe structuur. Sommige entiteiten zijn eigenaar van hun gebouw en betalen de energierekening. Andere zijn geen eigenaar maar betalen wel de energierekening, en nog andere zijn eigenaar noch betaler van de energierekening. In het laatste geval staan andere diensten of administraties voor de betaling in. Voor het Energiebedrijf ligt de focus op de entiteiten die zowel eigenaar zijn als de energierekening betalen, aangezien REG-aanpassingen daar het eenvoudigst liggen. Voorts speelt de impact van de wet op de overheidsopdrachten het Vlaams Energiebedrijf parten. Vanaf bepaalde bedragen zijn Europese aanbestedingen verplicht. Ook de principes van de ESR-neutraliteit hebben een impact. Bouwsteen 1 en 2 van het businessplan maken gewag van ‘diensten aan de overheid’. Met betrekking tot de ESRneutraliteit is in dat verband het bewijs nodig dat meer dan 50 percent van de inkomsten niet afkomstig is van de overheid. Vooral bouwsteen 2, het aspect levering, maakt dat echter onmogelijk. Daarenboven levert een financiële participatie weliswaar dividenden op, maar die rekent Europa niet mee als inkomsten. Vandaar de uiteindelijke beslissing om voor bouwsteen 1 en 2 de rekeningen wel te consolideren en voor het overige niet, zolang maar kan worden aangetoond dat elke investering ook marktconform gebeurt. Heel wat administraties en entiteiten beschikken over hun eigen data, maar het ontbreekt de Vlaamse overheid aan een centrale tool die het energiegebruik in de 3600 gebouwen van al haar geledingen – in dat cijfer is het Gemeenschapsonderwijs niet meegerekend – in kaart brengt. Het GIS-platform voorziet wel al in ruimte voor die informatie, maar de link is er nog niet. Er zijn al goede REG-initiatieven, maar de inspanningen hebben een fragmentarisch karakter. De heer Gryffroy refereert onder meer aan het AFM en de groepsaankoop van groene energie bij het AWV. Hij constateert op dat vlak een hoge nood aan structuur en centrale aansturing. Het Vlaams Energiebedrijf heeft een top-downinschatting gemaakt van het verbruik van de Vlaamse overheid exclusief Gemeenschapsonderwijs. De rekening beloopt 180 miljoen euro voor elektriciteit en 120 miljoen euro voor aardgas. Die 300 miljoen euro hebben als basis gediend voor de berekeningen in het kader van het businessplan. Het VEB stoelt zijn businessplan op twee pijlers. Pijler 1 betreft het ontzorgen van de Vlaamse overheid. De pijler bestaat uit drie bouwstenen. Eerst maakt het VEB werk van rationeler energiegebruik via het ESCO-EPC-principe. Vervolgens komt de focus op goedkopere energieaankoop te liggen. In die zin wordt V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 2104 (2012-2013) – Nr. 1
5
het VEB energieleverancier van de Vlaamse overheid. Tot slot zal er aandacht zijn voor het potentieel qua aankoop van groene energie, waarbij ook het aspect productie komt kijken. Pijler 2 is investeren in innovatie. De pijler geeft uitvoering aan de resolutie van het Vlaams Parlement (Parl.St. Vl.Parl. 2010-11, nr. 1223/3). Daartoe komt er een rollend investeringsfonds. Dit maakt het de initiatiefnemer op termijn mogelijk om uit het energiebedrijf te stappen zodra de zelfdragende capaciteit groot genoeg is en hij autonoom nieuwe initiatieven kan ontplooien. Van incubatie is hier echter geen sprake. Daarvoor zijn andere fondsen beschikbaar. De pijler is gericht op innovatie in de domeinen energieproductie en energie-efficiëntie. 2. Pijler 1: Ontzorgen van de Vlaamse overheid 2.1.
Bouwsteen 1: Rationaal energiegebruik via ESCO-EPC
In het kader van bouwsteen 1 bereidt het VEB een marktconsultatie voor. Het bedrijf hoort niet alles zelf uit te vinden, maar moet de buitenlandse voorbeelden kennen. Zo hebben Rotterdam en Amsterdam al hun zwembaden in één cluster ondergebracht en door derde investeerders laten beheren, uitbaten en verbouwen. De Parijse autoriteiten zien af van aanbestedingen in transversale maatregelen voor de scholen in het stadscentrum. Een transversaal systeem splitst een gebouw op in verschillende disciplines: isolatie, glas, verlichting enzovoort. Per discipline komen na een openbare aanbesteding consultants, architecten en studiebureaus berekeningen maken. Ook de beste aannemer voor de uitvoering van elk onderdeel wordt zo gezocht. Ter discussie staat vooral het uitblijven van garanties met betrekking tot bijvoorbeeld terugverdieneffecten in dit systeem. In het buitenland is men zich er al langer van bewust dat men clusters van gebouwen in de markt moet plaatsen. Dat kan per entiteit gebeuren of op basis van andere criteria. De markt krijgt dan de mogelijkheid om te investeren en moet garanties geven. Het contract moet vermelden hoeveel kWh de energiebesparing moet bedragen en binnen welke termijn. De energiebesparing vormt een deel van de projectopbrengst van de derde investeerder. Agoria Green Building Platform groepeert alle ESCO-bedrijven in Vlaanderen. Voor een presentatie van het energiebedrijf kwam ongeveer 90 percent van de spelers op de markt opdagen. Ze uitten als voornaamste gezamenlijke zorg de vraag waar de nullijn zich bevindt als de derde investeerder de energiebesparing als opbrengst mag boeken. De nulmeting ontbreekt op dit moment. Vandaar de beslissing om een eenvoudige monitoring aan te besteden, om in te zetten in de gebouwen die in eerste instantie in aanmerking komen. Via een eenvoudig meetsysteem worden de noodzakelijke gegevens verzameld. Zo kunnen potentiële derde investeerders zich terdege op voorhand informeren en beter het besparingspotentieel inschatten. Dit verklaart de toevoeging van de EPC-garantie aan het ESCO-systeem van derde betaler. Het energiegebruik van Vlaamse overheidsgebouwen waarvan bij een operatie op kruissnelheid in 2017-2018 de efficiëntieverbetering op de markt geplaatst kan worden, valt op 100 miljoen euro per jaar te begroten. Het besparingspotentieel wordt algemeen geschat op 25 percent per jaar op basis van investeringen met een gemiddelde terugverdientijd van zes jaar. Na het einde van het contract met de derde investeerder is er derhalve een besparingspotentieel van 25 miljoen euro per jaar, of 150 miljoen euro gedurende de hele terugverdientijd. Door dat potentieel te benutten levert Vlaanderen een belangrijke bijdrage aan de Europese Energie-efficiëntierichtlijn, die stelt dat 3 percent van de oppervlakte in eigendom en gebruik een upgrade moet krijgen tot EPB-niveau. Het Vlaams Energieagentschap lijst intussen de gebouwen op die in aanmerking komen.
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 2104 (2012-2013) – Nr. 1
6
Er is sprake van een opdrachtencentrale. Er komt enerzijds een contract tussen de Vlaamse entiteit en de ESCO-marktspeler, en anderzijds een contract tussen de entiteit en het Vlaams Energiebedrijf, dat als facilitator optreedt. Dat impliceert niet dat het VEB zelf de financiering van het investeringspotentieel voor zijn rekening zal nemen. De derden investeren en ontvangen het besparingspotentieel. Mochten de entiteiten van de Vlaamse overheid rechtstreeks ESCO-spelers willen inschakelen, zou er opnieuw de verplichting zijn van marktconsultaties, onderhandelingsprocedures en bestekken, waardoor dit alles in de verschillende entiteiten naast elkaar zou gebeuren. Het VEB kan daarentegen voor een centrale aansturing zorgen en een eenmalig uitgebreid bestek uitschrijven. Daarvan kunnen dan de diverse entiteiten gebruikmaken via de facilitering vanwege het VEB. Aan de hand van een grafiek illustreert de heer Gryffroy de buitenlandse ESCO-werking. Op basis van een beginsituatie sluit een entiteit een contract met een ESCO. Voorheen zal de entiteit door diverse factoren met almaar stijgende energiekosten geconfronteerd zijn. De ESCO investeert en realiseert daardoor besparingen. De opbrengst van die besparingen blijft gedurende het contract bij de ESCO, gezien zijn investeringen. Vanaf het einde van het contract verdwijnt de ESCO van het toneel en geniet de entiteit de volle opbrengst van de verbeterde energie-efficiëntie. 2.2.
Bouwsteen 2: Energieleverancier van de overheid
Waar bouwsteen 1 gericht is op een lager energiegebruik, heeft bouwsteen 2 een reductie van de kostprijs per verbruikt kWh tot doel. Het systeem van de wet op de overheidsopdrachten maakt dat de aankopen niet optimaal gebeuren. Een prijsbestek moet immers zestig dagen gehandhaafd blijven, met als gevolg dat meedingende leveranciers zich in hun offertes indekken tegen marktschommelingen. De contracten spelen enkel in op een langetermijnmarkt, niet op een kortetermijnmarkt, en zijn in principe jaarlijks opzegbaar. Welk verschil is er met een groepsaankoop? Het VEB speelt veeleer de rol van aankoopcentrale. Een groepsaankoop bestaat uit een marktconsultatie op zoek naar het beste aanbod. Heel wat gemeenten, provincies enzovoort organiseren dergelijke aankopen. De klanten die zich aansluiten, krijgen hun factuur van de leverancier, niet van de organisator van de groepsaankoop. Dat systeem kan niet echt ver gaan omdat er nog altijd sprake is van een openbare aanbesteding. Studies van de CREG wijzen uit dat de Vlaamse overheid een gemiddelde prijs betaalt die nog altijd een marge kent tegenover de kortetermijmarkt, van 10 percent voor elektriciteit en 15 percent voor aardgas. Het VEB wil daarentegen de kortetermijnmarkt bespelen. Als het alle entiteiten van de Vlaamse overheid samenbrengt, is de schaalgrootte enorm en kan zich aan de verbruikerskant geen versnippering voordoen. De opdracht van energieleveranciers omvat drie componenten: – bevoorrading of sourcing; – administratieve operaties zoals facturatie; – contact met de klanten. Voor het VEB zijn vooral de sourcing en de klantenwerking van belang. Het tweede deel zal het uitbesteden, via marktconsultatie, onderhandelingsprocedure en matching. De heer Gryffroy gaat in op het onderscheid tussen marktconsultatie en een onderhandelingsprocedure. In het eerste geval stapt een instantie met een idee naar de markt en vraagt ze om becijferde voorstellen die daaraan uitwerking geven. Ze bundelt alle informatie in een rapport en maakt dit publiek toegankelijk. Dit biedt als voornaamste voordeel dat de markt zelf formeel oplossingen aanreikt. De opdrachtgever zelf hoeft daartoe niet met nieuwe input te komen. De input uit de open procedure kan de opdrachtgever daarna probleemloos voort bespreken in een open consultatie met de ingeschreven mededingers. V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 2104 (2012-2013) – Nr. 1
7
Dit systeem voorkomt dat andere spelers achteraf hun beklag doen. De onderhandelingsprocedure beperkt zich daarentegen nergens tot wie zich initieel heeft ingeschreven, maar moet opnieuw de hele markt aanspreken. Na de marktconsultatie en de aanbesteding via onderhandelingsprocedure, selecteert het VEB dus een energieleverancier en -operator. Dat kunnen twee verschillende bedrijven zijn, in overeenstemming met de wet op de overheidsopdrachten. De leverancier heeft zijn sourcing via de kortetermijnmarkt: de energiebeurs of grondstoffenmarkt. Daarnaast is er nog de energie die de Vlaamse overheid of het VEB zelf produceren. Zo hebben intussen al sommige scholen en VDAB-gebouwen zonnepanelen. Hun opbrengst kan worden ingebracht in het sourcingmodel van de leverancier. Het VEB overweegt om opdrachten zoals evenwichtsverantwoordelijkheid en nominaties uit te besteden. CRM en data blijven wel bij het VEB. Wat de timing betreft, situeert de heer Gryffroy de marktconsultatie op een korte termijn. De contracten met leveranciers en operatoren verwacht hij af te sluiten op het einde van 2013; die met de entiteiten ten laatste begin 2014. De meeste entiteiten hebben nu nog een leveringscontract tot einde 2014. Vanaf 1 januari 2015 komen ze los van die contracten. Het VEB ziet geen reden om in de bestaande contracten in te breken. De vergunningsaanvraag als leverancier in Vlaanderen en Brussel is in voorbereiding. Die vergunning is een vereiste om te kunnen leveren aan de overheid. De entiteiten zouden dan ook een factuur ontvangen met hoofding van het VEB. Belangrijk is ook de link met bouwsteen 1, om toegang te krijgen tot alle verbruiksgegevens. Die kunnen leveranciers eenvoudig opvragen bij de distributienetbeheerders, mits volmacht van de betrokkene. De informatie kan als input voor bouwsteen 1 gelden. Met het AFM is de afspraak gemaakt dat de data ook meteen gekoppeld worden aan het bestaande GIS-platform. Ook moet snel duidelijk worden wie nog niet over een digitale meter beschikt. Op basis van al deze data en de gegevens betreffende bouwsteen 1 wordt benchmarking tussen de verschillende gebouwen mogelijk, om na te gaan welke gebouwen moeten worden aangepakt. Het businessplan gaat – gebaseerd op een pessimistische raming en op de cijfers van de CREG – uit van een minimaal besparingspotentieel van 10 miljoen euro per jaar. 2.3.
Bouwsteen 3: Productie voor bouwsteen 2
Bouwsteen 3 streeft tot slot naar groenere kWh. Resolutie, decreet en oprichtingsakte van het Vlaams Energiebedrijf vermelden duidelijk alle mogelijke investeringen in milieuvriendelijke en/of decentrale productie. De heer Gryffroy wijst op de doelstelling om in de output van het VEB een een-op-eenlevering aan de Vlaamse overheid mogelijk te maken. Er zijn wel randvoorwaarden met betrekking tot het investeringskader. Die betreffen duurzaamheid, milieuvriendelijkheid, innovatief gehalte, een aspect van additionaliteit enzovoort. Elke investering op zichzelf moet marktconform en ESR-neutraal zijn, met attestering van een externe consulent. De eerste projecten zouden nog in 2013 van start gaan. Er lopen heel wat aanvragen. Het VEB houdt in hoge mate rekening met toegevoegde waarde en selecteert nauwgezet, met als principe zoveel mogelijk diversifiëring in de diverse sectoren van hernieuwbare groene energie. Het businessplan begroot dit aspect op 55 percent van het totale kapitaal, maar een absoluut cijfer is dat niet. Uitgangspunt voor dat cijfer is wat het VEB zou prefereren om te kunnen leveren aan de Vlaamse overheid. Als er veel minder opportuniteiten zouden zijn in bouwsteen 3, maar meer in pijler 2, dan verschuift dat percentage. Het bedrijf zal het jaarlijks evalueren en tijdig meedelen aan de bevoegde minister.
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 2104 (2012-2013) – Nr. 1
8 3.
Pijler 2: Investeren in innovatie
Wat pijler 2 betreft, stelt de heer Gryffroy dat het hoegenaamd niet de bedoeling is dat een overheidsbedrijf tot het management van een privébedrijf toetreedt. Wel komt het erop aan om actief het bestuur mee richting te geven vanuit een rol als industrieel investeerder. Hier is sprake van een rollend investeringsfonds en venture capital. Ook in verband met pijler 2 worden de eerste projecten nog in 2013 verwacht. Over de non-disclosure agreements die al zijn afgesloten, kan de spreker zoals de naam het aangeeft, niets meedelen. Zodra iets concreet is, kan dat wel, maar de voorzitter wil vooral het vertrouwen in de raad van bestuur behouden. Het gaat in elk geval niet om incubatieprojecten. Aan universiteiten en hogescholen of onderzoeksinstellingen zijn heel wat projecten het incubatietraject al voorbij, maar die hebben nog net iets extra nodig om vermarkting mogelijk te maken. Het VEB kan voor hen optreden als facilitator. Het domein waarin ze actief zijn, kan isolatie betreffen, innovatieve energieopslag, stopcontacten in zee enzovoort. II. BESPREKING De heer Hermes Sanctorum constateert nog steeds veel onduidelijkheid, niet alleen over het energiegebruik in de Vlaamse overheidsgebouwen, maar ook over de exacte werking van de aankoopcentrale. Facturatie zou uitbesteed worden, maar waar ligt de efficiëntiegrens tussen eigen beheer en uitbesteding? Over de criteria voor investeringen in hernieuwbare energie voor eigen gebruik bestaat evenmin veel klaarheid. Eigenlijk vraagt het VEB gewoon nog wat geduld. Over de criteria voor de aankoop van energie wil de heer Sanctorum echter nu al duidelijkheid. Is het de bedoeling om groene stroom aan te kopen? Daarvan maakt het businessplan geen gewag. Voor investeringen in hernieuwbare energie zijn hoe dan ook criteria nodig, waarbij de heer Sanctorum suggereert om duurzaamheid en eco-efficiëntie zwaar te laten doorwegen. Positief in dat opzicht is alvast de aankondiging in het businessplan om kleine productie te bundelen, veeleer dan bijvoorbeeld te investeren in één mega-installatie voor biomassa. Kostenefficiëntie is weliswaar belangrijk maar gaat in ons beleid al te vaak ten koste van duurzaamheid. Over de vermarkting blijft het VEB zeer vaag, nog los van de keuze om daar maar 35 percent van het kapitaal voor te bestemmen. Welke output wil het VEB helpen verlenen aan al het interessante onderzoek? Mocht het bijvoorbeeld participeren in een kapitaalsintensieve technologische evolutie als diepe geothermie, dan zal een aanzienlijk deel van het budget al enkel daarin opgaan. Waarop zal het VEB de selectie baseren van de technologie die het wil ondersteunen? Het VEB maakt in zijn plan eenmaal gewag van de ambitie om op te treden als speler of facilitator in groothandelsmarkten en leveranciersmarkten van elektriciteit en/of gas, en in certificatenmarkten van groene stroom en wkk. Hierover kreeg de heer Sanctorum graag nadere toelichting. De heer Robrecht Bothuyne herinnert zich de problemen tussen Fedesco en de Regie der Gebouwen op het federale niveau. Op Vlaams niveau staat het AFM in voor het facilitaire management. Hoe verloopt de samenwerking met dat agentschap en met het AWV? Heeft het bedrijf ook plannen met bijvoorbeeld De Lijn, de VRT en de VDAB? De resolutie bevat de duidelijke richtlijn aan het VEB om te vertrekken van de bestaande portefeuilles van de PMV en de LRM. Waarom staat dat dan niet in het businessplan? De heer Bothuyne kan wel begrip opbrengen voor de terughoudendheid van de minister gezien het beslissingsrecht van de betrokken instanties. Hoe zal het VEB zich verhouden V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 2104 (2012-2013) – Nr. 1
9
tot de PMV en de LRM in verband met eventuele nieuwe participaties? Zullen beide entiteiten zich voortaan terughoudend opstellen ten opzichte van de energiesector? Qua investeringen staat de heer Bothuyne achter de voorzichtige benadering. De additionaliteit is net zo belangrijk, vooral met het oog op de geloofwaardigheid van het VEB in de markt en op de toegevoegde waarde daarvan in het economische weefsel. De investeringen moeten vooral voor innovatie bestemd zijn, veeleer dan steun te bieden aan toepassingen waarvoor zo al investeerders te vinden zijn. Het energiebedrijf zou op kruissnelheid veertig personeelsleden tellen. Is dat niet wat royaal in verhouding tot het aantal mensen dat de Vlaamse overheid tewerkstelt voor energiebeleid? Mevrouw Mercedes Van Volcem pleit er al enige tijd voor dat de Vlaamse overheid vooral werk maakt van energiebesparing. Ze begrijpt dat het VEB de markt toelaat om prijs en termijn van een investering af te wegen tegen besparingspotentieel. De markt de meest rendabele projecten laten kiezen is een vernieuwende en positieve aanpak voor een nieuw overheidsbedrijf. In principe is er ook geen overheidsbudget nodig om een privépartner te laten investeren en achteraf het rendement te laten genieten. Ook het principe van ESCO als derde investeerder vindt het commissielid prima. Het plan om opdrachten in één bestek te groeperen, kan op minder enthousiasme van mevrouw Van Volcem rekenen. Schaalvergroting garandeert immers niet altijd betere prijzen en zeker niet in tijden van crisis, wanneer kleine spelers liever wat onder de prijs werken dan geen opdracht te hebben. Hoe wil het VEB voorkomen dat het vertrouwelijk opgestelde bestek juist door zijn omvang een meerprijs genereert? Hoe valt een groepsaankoop via de aankoopcentrale praktisch te organiseren? Mevrouw Van Volcem ziet in dat verband vooral problemen met de aanpak van de openbare aanbesteding. Wil het VEB met gesloten enveloppes werken? Het is alleszins zaak om collisie te vermijden en de markt niet te verdelen. Niet zelden worden vooraf afspraken gemaakt. Hoe zal het VEB daarmee omgaan? Dat de energiedata in het GIS-platform zouden worden opgenomen, vindt mevrouw Van Volcem een goede zaak. Een streven naar groenere energie is nobel, maar mag het aspect kostenefficiëntie niet uit het oog verliezen. Een SERV-advies stelt dat er een groot potentieel is voor windmolens. Tot 2020 zou de stroomproductie uit windmolens op land goedkoper worden. Bovendien voorziet men een jaarlijkse aangroei van 80 megawattpiek, of ongeveer 35 windmolens per jaar. Zoiets is echter zeer kapitaalintensief. Mevrouw Van Volcem is dan ook enigszins ongerust over het uitgangspunt om op alle mogelijke manieren te investeren in milieuvriendelijke en/of decentrale productie. Dat is een te grote vrijgeleide. Het beschikbare kapitaal van 50 miljoen euro zou beter worden aangewend voor bouwsteen 1: energie-efficiëntie in overheidsgebouwen. De derde bouwsteen mag niet de kerntaak van het VEB worden. Als het bedrijf toch productieactiviteiten plant, doet het dit dan met het oog op rendabiliteit en efficiëntie, of is het doel te investeren in onderzoek en innovatie op domeinen waar de markt geen middelen heeft om dat zelf te doen of door de crisis in een patstelling zit? Wordt overlapping met het Vlaams Energieagentschap voldoende vermeden? Het stemt de heer Bart Martens tevreden dat elke investering in innovatie marktconform zal moeten gebeuren. Het VEB moet te allen prijze vermijden dat het voor de financiering van bepaalde technologieën in de rol van ‘ultieme redder’ wordt gedrukt.
V L A A M S P A R LEMENT
10
Stuk 2104 (2012-2013) – Nr. 1
Elektriciteit en de productie daarvan mogen niet het enige doel van de participaties en investeringen worden. Stroomverbruik neemt immers maar een 20 percent van het totale primaire energieverbruik voor zijn rekening. Er valt nog heel wat vooruitgang te boeken bij onder meer warmtelevering en energieopslag, hoewel die technieken minder in de publieke belangstelling komen. Voorts pleit de heer Martens voor een brede spreiding van de participaties en middelen over de diverse aspecten van het energielandschap. Is er een strategie om de middelen voor die pijler evenwichtig te verdelen? Het commissielid staat achter de focus op technologieën die de incubatiekamer ontgroeid zijn en een potentieel van veralgemeende aanwendbaarheid inhouden. Het VEB moet erover waken dat in die ontwikkeling ook Vlaamse bedrijven een graantje kunnen meepikken. Vlaanderen moet op dat vlak een hoger succes ambiëren dan wat de federale overheid heeft geoogst met haar miljoeneninvesteringen in bijvoorbeeld het MIRA-project, dat uiteindelijk vooral voor buitenlandse bedrijven de weg effent. Het VEB moet in zijn participatiebeleid bedrijven van Vlaamse bodem voor ogen hebben. De heer Andries Gryffroy beaamt dat er nog enige vaagheid heerst. Hij vergelijkt de situatie met een privéonderneming. Het VEB ging van start eind januari 2012 en wierf na een drietal maanden de heer Meire aan. Na een jaar ligt nu al een businessplan voor, dat zelfs de externe audit als vrij gedetailleerd omschrijft. Een privéondernemer kan zoiets misschien nog sneller voor mekaar hebben, maar het VEB heeft zich te houden aan de wet op de overheidsopdrachten. Ook de ESR-neutraliteit heeft een paar maanden discussie gekost. Voor de heer Gryffroy was het essentieel dat de eerste twee bouwstenen geconsolideerd zouden worden. Indirect komen de opbrengsten ook ten goede aan de algemene consolidatie. Als de eenheidskosten dalen, resulteert dat op de langere termijn ook in minder kosten voor de Vlaamse overheid. De Europese regelgeving omtrent ESR-consolidatie wordt alsmaar strenger. Vandaar de bewuste keuze voor een analytische boekhouding en kostencalculatie. Dat betekent dat elk uur dat wordt gepresteerd voor het energiebedrijf, moet worden toegewezen aan bouwsteen 1, 2 of 3 of pijler 2. Bij de evaluatie van de prestaties is dan meteen gedetailleerde en correcte informatie beschikbaar. De marktconsultatie voor de aankoop van energie gaat binnenkort van start. De heer Gryffroy is altijd bereid om over eventuele vragen met betrekking tot ESR-neutraliteit, techniek, juridische aspecten of financiën in debat te gaan. Vaak is men niet vertrouwd met de situatie en dan is communiceren cruciaal. Niet iedereen kan bogen op dezelfde ervaring, dus moet de heer Gryffroy af en toe het technische vakjargon verlaten om de zaken in mensentaal te verduidelijken. Transparantie is inderdaad een doel, maar het VEB moet vooral uitblinken in degelijkheid en efficiëntie. In die zin vindt de spreker het beter iets langer over bepaalde, vooral ook juridische, aspecten te discussiëren dan iets slecht op de markt te zetten. Het principe van de derde investeerder is bovendien heel nieuw voor de overheidssector in Vlaanderen. De diensten die lokale overheden via de distributienetbeheerders of de federale overheid via Fedesco krijgen, volgen een ander principe. In deze gevallen is er sprake van voorfinanciering van een investering ten gunste van de lokale overheid. Achteraf moet die integraal terugbetaald worden, en er komt geen garantie met EPC aan te pas. Het VEB combineert daarentegen het ESCO-systeem met de EPC-garantie. Wie met een entiteit in zee gaat, moet erop toezien dat die entiteit geen consolidatieprobleem krijgt. De installaties worden voor een bepaald aantal jaren aan een derde overgedragen. Hoe dat in de ESR-boekhouding moet worden verwerkt, moet het VEB nog nader verfijnen.
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 2104 (2012-2013) – Nr. 1
11
Groene stroom aankopen betekent uiteraard stroom aankopen in combinatie met certificaten van oorsprong. De discussie over hoe groen die stroom wel is, is hier niet aan de orde. Een leverancier die groene stroom aanbiedt, kan die zelf hebben geproduceerd of die certificaten elders hebben verworven. Het VEB kan enkel afgaan op het aanbod op de kortetermijnmarkten en in de portfolio’s van de verschillende leveranciers en producenten. Mocht de federale wetgeving betreffende groene stroom veranderen, dan moet ook het VEB zich daaraan aanpassen. De spreker kan zich in elk geval nog niet vastpinnen op een uitspraak over welke groene stroom het VEB precies zal aankopen. Bij de criteria voor bouwsteen 3 kan de heer Gryffroy alvast aangeven dat duurzaamheid en transparantie, efficiëntie en ontzorgen steevast op de lijst staan. Duurzaamheid is een heel prioritair doel. De Vlaamse overheid schrijft bijvoorbeeld met het oog op de aankoop of huur van een gebouw een aanbesteding uit met inbegrip van het energieaspect. Dat onderdeel van het project kan een e-peilvereiste omvatten. Eventueel wordt dan gebruikgemaakt van een condensatiegasketel, een warmtepomp of andere klassieke technieken. Een projectvennootschap zou een nog efficiëntere aanpak opleveren, maar past niet in de portefeuille van de pps-formule of DBFM. De heer Gryffroy verwijst in dat verband naar de koppeling van geothermie en zonnecollectoren en de praktijk om uit kleine wkkcentrales elektriciteit, warmte en koeling aan residentiële gebruikers te leveren. In Scandinavische landen hebben bedrijven soms geen eigen koelcentrale, maar zijn ze aangesloten op een koelnet van de stad. Het is veel duurzamer om dergelijke systemen te centraliseren dan dat iedereen voor zijn energiebehoeften een eigen installatie heeft. Met uitzondering van de warmtenetten kan het VEB aan een dergelijk systeem zijn medewerking verlenen. De relatieve verdeling van de middelen over de pijlers en bouwstenen is onderhevig aan regelmatige evaluaties en bijgevolg geen definitieve verworvenheid. Het businessplan bevat geen specifieke maatregelen voor de vermarkting van groenestroom- en wkk-certificaten. Als het VEB zou instappen in een projectvennootschap voor een intelligente wkk-centrale, dan zou het businessplan daarvan eveneens ESR-neutraal moeten zijn en moeten de wkk-certificaten als inkomsten worden meegerekend. Het echte vermarkten – her en der wkk-certificaten ophalen om ze door te verkopen – lijkt de heer Gryffroy niet echt een interessante optie. De verhouding tussen Fedesco en de Regie der Gebouwen is inderdaad niet gezond. De heer Gryffroy ziet in dat verband twee problemen. Ten eerste was er de keuze voor transversale maatregelen. In het Brusselse Justitiepaleis is de warmteberekening allicht overschat en gaan ramen en deuren nu open om de overtollige warmte af te voeren. Dat probleem is te wijten aan de auteur van de oorspronkelijke berekeningen. De link tussen de aankoop van wkk en de verwachtingen betreffende de terugverdieneffecten is afwezig. Zo ontstaan bijna onvermijdelijk problemen. In het systeem dat het VEB vooropstelt, zit de garantie bij wie de investering doet. Bij niet-naleving van de garantie volgt een boete. Met het oog op een goede verstandhouding met de beoogde partners zal het VEB zoveel mogelijk via marktconsultatie contact met hen opnemen, en op die manier inzicht proberen te krijgen in hun activiteiten en problemen. Ook dat heeft Fedesco nagelaten. Het AFM heeft voor bouwsteen 1 niet dezelfde mogelijkheden als het VEB. Het agentschap kan niet een onderdeel loskoppelen om het meer marktvisibiliteit te geven. Er is veel overleg met het AFM, wat dubbel werk helpt vermijden. Het AFM is blij met de komst van het VEB en de technische onderbouw die het meebrengt. Het AFM is een veeleer facilitaire dienst, die instaat voor het vinden, onderhouden en functioneren van de gebouwen. De organisatie van ESCO-procedures behoort niet tot zijn eigen mogelijkheden. V L A A M S P A R LEMENT
12
Stuk 2104 (2012-2013) – Nr. 1
De EVA’s behoren absoluut tot de beoogde entiteiten. Ze moeten zelfs het eenvoudigst te benaderen zijn, daar ze een eigen structuur hebben, over eigen gebouwen beschikken en zelf de rekeningen betalen. De overname van bestaande portefeuilles van de PMV en de LRM stond al in het regeerakkoord. In de jongste beleidsbrief van minister Lieten staat dit al niet meer zo letterlijk. De heer Gryffroy legt uit dat de overdracht van bestaande participaties naar het VEB een pak juridische problemen kan doen ontstaan. Sommige participaties zijn beursgenoteerd of zijn gebonden aan een voorkooprecht. PMV heeft wel één aandeel van het VEB en zetelt in zijn raad van bestuur. Er is intens contact tussen de twee instanties. Bij een nieuwe investering wordt eerst grondig nagegaan of die typisch PMV of veeleer VEB is. Een financiële injectie voor het bouwen van een nieuw schip om gemakkelijker windmolens te plaatsen op zee, kan mogelijk beschouwd worden als niet puur gelinkt aan energie en dus meer aanleunend bij PMV. Op basis van het potentiële werkvolume is het aantal benodigde vte op 35 à 40 berekend. Ook dat wordt permanent geëvalueerd. Als zou blijken dat het VEB zijn opdracht aankan met minder dan 20 mensen, dan zal het er ook niet meer inzetten. Wat de aanbestedingsprocedures betreft, zijn bij de opmaak van een bestek drie onderdelen te onderscheiden: een administratief deel, de technische inventarisatie van de verschillende gebouwen en de randvoorwaarden. Het eerste en derde deel, waaronder het vastleggen van het nulpunt om de energiebesparing op te baseren, zijn identiek voor elke entiteit, en vergen een eenmalige inspanning. Dat kleinere projectbedrijven moeilijker meekunnen als er een grote cluster op de markt komt, erkent de spreker, maar hoe dan ook komt iedereen die de haalbaarheid van zijn eigen offerte kan garanderen, in aanmerking. Rendement zal nooit het enige beoordelingscriterium zijn. Het bedrijf zal niet alleen nagaan in welke tijd iets is terugverdiend, maar net zo goed het totale aantal kWh dat in een bepaalde periode wordt bespaard. Kleinere spelers zoeken voor dergelijke aanbestedingen trouwens een onderkomen onder de vleugels van grotere, die gemakkelijker met de bankgaranties kunnen werken. Voor bouwsteen 2 verlopen de procedures op dezelfde manier. Er zijn heel wat meer spelers en er zou al heel wat interesse zijn om aan de eerste marktconsultatie deel te nemen. Groenestroomcertificaten zijn een bron van inkomsten in het businessplan. Met betrekking tot bouwsteen 3 moet het VEB er wel voor zorgen dat elke participatie marktconform verloopt. Het moet dus rekening houden met de huidige en toekomstige waarde van de GSC’s, de beschikbaarheid van businessplannen enzovoort. Een project dat erop neerkomt elektriciteit veel te duur aan te kopen om een bedrijf financieel te helpen, en die elektriciteit vervolgens veel te duur door te verkopen aan de Vlaamse overheid, zal Europa nooit aanvaarden. Er is geen overlapping met het Vlaams Energieagentschap, wel veel communicatie. Als het VEB als leverancier verbruiksinformatie ontvangt, koppelt het die aan de digitale platformen van het VEA en het AFM. Uiteindelijk moet het de bedoeling zijn dat alles in één platform terechtkomt. De heer Gryffroy verzekert de heer Martens dat de focus van het VEB niet tot elektriciteit beperkt blijft. Er is ook belangstelling voor warmteopslag, technieken voor hardware energie-efficiëntieproducten enzovoort. Vlaamse verankering is een doel op zich. Hetzelfde geldt dus voor steun aan de Vlaamse economie.
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 2104 (2012-2013) – Nr. 1
13
De heer Hermes Sanctorum is zich bewust van de moeizame oprichting en operationalisering van het VEB. Volksvertegenwoordigers moeten evenwel het beleid nauwlettend opvolgen en erop toezien dat de zaken vooruitgaan. Het commissielid vindt het bedroevend dat men na vier jaar nog maar in een fase van theoretische omkadering is aanbeland. Het VEB wil als facilitator optreden en privé-ESCO’s activeren. Is er echter voldoende ESCO-vermogen beschikbaar voor het gigantische patrimonium van de Vlaamse overheid? De heer Sanctorum erkent dat een bedrijf als het VEB het bestaande systeem met betrekking tot groene stroom moet hanteren. Wel maakt de wet op de overheidsopdrachten het mogelijk om selectie- en gunningscriteria toe te voegen, zoals bijvoorbeeld de aanwezigheid van eigen productie. Op welke basis zal de selectie gebeuren van potentiële projecten die in aanmerking komen voor investeringen met het oog op vermarkting? Is er een lijst van criteria? Het VEB zou optreden als speler/facilitator op de certificatenmarkt, maar de aankoop van certificaten is blijkbaar niet de intentie. Strookt dat met het businessplan? Het VEB heeft heel wat ruimte gekregen, besluit de heer Sanctorum, die daarom aan de commissie voorstelt om de sprekers over een jaar opnieuw uit te nodigen voor een stand van zaken en evaluatie. De heer Andries Gryffroy antwoordt nog dat de privé-ESCO’s wel degelijk een enorm potentieel vertegenwoordigen. Dat het moeilijker loopt bij Fedesco of lokale distributienetbeheerders ligt aan de transversale kleine maatregelen. De bedoelde ESCO’s willen zich organiseren met het oog op een ampel marktvolume. Ze vinden bovendien hun weg niet in de overheid. De aanwezigheid van het VEB als aparte entiteit zal dit vergemakkelijken. De overheid brengt zo transparantie naar de markt. Er worden een aantal gunningscriteria ingebouwd wat betreft bouwsteen 2, verzekert de spreker. Eigen productie aanvaardt Europa evenwel niet als gunningscriterium als dit een monopolie in de hand werkt. Voor bouwsteen 3 en pijler 2 wordt op korte termijn het investeringskader besproken en vastgelegd. Het deel over het faciliteren van GSC’s staat in een deel van het businessplan dat is overgenomen uit de oprichtingsakte, maar is niet als echte ‘to do’ bedoeld. Ten slotte deelt de spreker mee dat hij steeds bereid is om met de commissie van gedachte te wisselen aan de hand van evaluaties. Jan PENRIS, voorzitter Hermes SANCTORUM, verslaggever
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 2104 (2012-2013) – Nr. 1
14 Gebruikte afkortingen AFM AWV CREG CRM DBFM EPB EPC ESCO ESR EVA Fedesco GIS GSC kWh LRM Minaraad MIRA PMV pps REG SERV VDAB VEA VEB VRT vte wkk
Agentschap voor Facilitair Management Agentschap Wegen en Verkeer Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas customer relations management Design Build Finance Maintain energy performance of buildings energieprestatiecertificaat energy services company Europees Systeem van Nationale en Regionale Rekeningen extern verzelfstandigd agentschap Federale ESCO geografisch informatiesysteem gewestelijke sociale correctie kilowattuur Limburgse Reconversiemaatschappij Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen Milieurapport Vlaanderen ParticipatieMaatschappij Vlaanderen publiek-private samenwerking rationeel energiegebruik Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding Vlaams Energieagentschap Vlaams Energiebedrijf Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie voltijdsequivalent warmte-krachtkoppeling
V L A A M S P A R LEMENT