Gebiedsanalyse 2008 naar perspectief 2010 Centrumgebied
Speciale Taken en Projecten/ Team Onderzoek, januari 2009 Claudia de Graauw (projectleider) La Yong Hu
Copyright 2009 Onderzoek
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ...................................................................................................................................... 3 1
Inleiding........................................................................................................................................... 5 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9
2
Publieke en sociale context ........................................................................................................ 11 2.1 2.2 2.3
3
Doel ........................................................................................................................................ 5 Methode ................................................................................................................................. 5 Gebiedsgericht werken .......................................................................................................... 5 Speerpunten deelgemeente................................................................................................... 6 Stadsdriehoek en C.S. Kwartier ............................................................................................. 6 Cool, Scheepvaartkwartier en Dijkzigt ................................................................................... 6 Het Oude Westen................................................................................................................... 7 Deelgemeente breed.............................................................................................................. 8 Leeswijzer .............................................................................................................................. 8
De identiteit .......................................................................................................................... 11 Sociale Index........................................................................................................................ 12 Het sociale netwerk .............................................................................................................. 15
Vrijetijdsbesteding ....................................................................................................................... 17 3.1 3.2 3.3
Tijdsbesteding ...................................................................................................................... 17 Sport..................................................................................................................................... 17 Recreatie en cultuur ............................................................................................................. 17
4
Persoonsgebonden kenmerken.................................................................................................. 19
5
Het vrijetijdsaanbod ..................................................................................................................... 21 5.1 5.2 5.3
6
Sport..................................................................................................................................... 21 Natuur en Milieu ................................................................................................................... 22 Wijkrecreatie ........................................................................................................................ 22
Huidig beleid ................................................................................................................................. 23 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
De wijken.............................................................................................................................. 23 Deelgemeentelijke actiepunten ............................................................................................ 24 Het Rotterdamse stedelijke beleid van Sport en Recreatie ................................................. 25 Trends in vrijetijdsbesteding................................................................................................. 26 Toekomstige ontwikkelingen................................................................................................ 26
3 Gebiedsanalyse 2008 naar perspectief 2010 Centrum
1
Inleiding
Sport en Recreatie heeft in veel deelgemeenten een groot aandeel in de tijdsbesteding van Rotterdammers. Alle voorzieningen gezamenlijk ontvangen per jaar ca. 9 miljoen bezoeken. Die bezoeken worden voor het merendeel gebracht in de vrije tijd om zich te ontspannen of juist in te spannen, om er wijzer van te worden of voor de gezelligheid, om mensen te ontmoeten en plezierige dingen te doen. Hoewel er een grote diversiteit is in de voorzieningen van SenR, hebben ze allemaal gemeenschappelijk dat men er uit vrije wil naar toe gaat. De missie van SenR is “Het bieden van mogelijkheden voor sportieve en recreatieve vrijetijdsbesteding aan de burgers van Rotterdam en daarmee bij te dragen aan de sociale samenhang en leefbaarheid van de stad met als resultaat: Rotterdam attractieve stad!“ Uit vrijetijdsonderzoek blijkt echter ook dat die vrijetijdsbesteding niet voor iedereen hetzelfde is. Steeds weer blijkt dat er bepaalde groepen zijn, die veel verschillende activiteiten in hun - soms beperkte - vrije tijd doen en anderzijds groepen, die in hun ruime vrije tijd een beperkt activiteitenpatroon heeft. Ook zijn er grote verschillen in het type activiteiten per groep mensen. Om goed aan de wensen van de inwoners tegemoet te komen is het dus erg belangrijk te weten hoe mensen zich in hun vrije tijd gedragen.
1.1
Doel
Deze gebiedsanalyse dient als basis voor de begroting van 2010. Daarnaast geeft zij input aan de Notities van Uitgangspunten van het centrum en het overleg met de centrumraad over de (beleids)opdrachten 2010. De gebiedsanalyse van het centrum geeft de centrumraad informatie en advies over het vrijetijdsbeleid. Daarvoor wordt nagegaan welke factoren het uitvoeren van de SenR missie op het niveau van de deelgemeente belemmeren of vereenvoudigen.
1.2
Methode
De basis voor de gebiedsanalyse zijn gegevens over de gebieden die zijn verzameld vanuit diverse beschikbare bronnen. Dit zijn over het algemeen publiek beschikbare statistische gegevens (bijvoorbeeld over de bevolkingssamenstelling). Daarnaast zijn analyses gemaakt op bestaande bestanden (bijvoorbeeld het bestand van de vrijetijdsomnibus). Ten slotte is gebruik gemaakt van kennis over het gebied vanuit de organisatie om de gevonden gegevens te interpreteren en te verklaren. De nadruk in deze analyse ligt dus op beschikbare informatie. Voor het hoofdstuk over het vrijetijdsaanbod betekent dit dat hoofdzakelijk het Sport en Recreatie-aanbod is meegenomen. Een systematische analyse van het overige aanbod ligt niet binnen de scope van de gebiedsanalyses. Bij de interpretatie van de gegevens over het aanbod is wel gebruik gemaakt van kennis over eventuele andere aanbieders die beschikbaar is bij medewerkers die actief zijn in het gebied. In deze gebiedsanalyse worden gegevens over een gebied of de deelgemeente waar mogelijk vergeleken met het Rotterdamse gemiddelde. Bij een sterke afwijking van dit gemiddelde wordt hier melding van gemaakt en wordt eventueel een verklaring gezocht. Het doel van deze methode is om aan te tonen wat deze deelgemeente of dit gebied bijzonder maakt binnen Rotterdam. Streven naar het Rotterdamse gemiddelde is niet altijd een aan te bevelen beleidsdoel. Dat is dan ook niet de suggestie die deze analyse wil wekken. Dit gemiddelde kan bijvoorbeeld sterk afwijken van het landelijke gemiddelde. Daarnaast kan de deelgemeente als doel hebben bovengemiddeld of zo hoog mogelijk te scoren.
1.3
Gebiedsgericht werken
Het college heeft de wens gebiedsgericht te willen werken. Dit om gerichter op de vraag van de Rotterdammers in te gaan. Vraaggericht werken. Alle gemeentelijke diensten maken de omslag naar gebiedsgericht werken om zo beter in te kunnen gaan op de vraag vanuit de burgers en vanuit de deelgemeente. In deze analyse wordt daarom zoveel ingegaan op de drie gebieden die het centrum kent, namelijk 5 Gebiedsanalyse 2008 naar perspectief 2010 Centrum
Stadsdriehoek CS kwartier
1.4
Cool Nieuwe werk Dijkzigt
Oude westen
Speerpunten deelgemeente
Het stadscentrum richt zich voor de periode 2006-2010 op een zestal aspecten. In het programma “bestuur en communicatie” gaat het erom zo dicht mogelijk bij de bewoners en ondernemers te komen staan. Met het programma “veilig” wordt er gestreefd naar het realiseren van veilige wijken in het centrum. Ook wordt er ingezet op het realiseren van schone buitenruimtes. In het programma “wijkeconomie en werkgelegenheid” wordt de werkgelegenheid in het stadscentrum bevorderd en de jeugdwerkloosheid teruggedrongen. Bij het aspect “welzijn” gaat het om het realiseren van een goede woon-, werk- en leefsituatie voor de bewoners door het creëren van een vraaggericht aanbod van voorzieningen en activiteiten. Ten slotte is het programma “bedrijfsvoering” gericht op het optimaal besteden van de beschikbare middelen in het centrum.
1.5
Stadsdriehoek en C.S. Kwartier
De wijken Stadsdriehoek en C.S. Kwartier worden gekenmerkt door een relatief grote groep inwoners met een hoog opleidings- en inkomensniveau. Het valt op dat inwoners van deze wijken zich minder inzetten voor de buurt dan in andere wijken van Rotterdam. De sportdeelname ligt in deze wijken gemiddeld 10% boven het stedelijk gemiddelde. Ook ligt de deelname aan culturele activiteiten hoger dan in de rest van de stad. Vanuit de buurtsignalering zijn er een aantal buurten in de Stadsdriehoek aan te wijzen waar een aantal negatieve ontwikkelingen plaats vinden. Hierbij gaat het o.a. om een toename in het aantal burengerucht- en geweldsmeldingen. Qua veiligheid vallen deze wijken in de categorie bedreigde wijk. In de Stadsdriehoek en het C.S. Kwartier wonen relatief veel 20 t/m 34 jarigen. Voor deze grote groep jongeren zouden buitenruimtes, fiets- , wandel- en skateroutes aantrekkelijker gemaakt kunnen worden daar ze meer geneigd zijn om in ongeorganiseerd verband te sporten. Ook is een goed aanbod van sportscholen en fitnesscentra belangrijk zodat deze groep op flexibele tijden kan sporten. De wijken Stadsdriehoek en het C.S. Kwartier hebben te maken met een lage score op het vlak van sociale binding doordat bewoners zich o.a. minder inzetten voor de buurt. Door middel van het organiseren van evenementen in de wijk hebben bewoners meer gelegenheid om in contact met elkaar te komen wat een positief effect kan hebben op de sociale binding in de wijk. Wijkaccommodatie Stadsdriehoek zou meer geprofileerd kunnen worden als Lokaal Activiteiten Centrum (LAC). Deze accommodatie heeft mogelijkheden voor wijkgerichte activiteiten omdat het gebouw ruimte, faciliteiten en samenwerkende partners heeft. Hiervoor is wel een activiteitenbudget nodig om eigen initiatieven en initiatieven vanuit wijkbewoners te kunnen financieren en ondersteunen. Activiteiten kunnen op dit moment alleen kostendekkend worden georganiseerd of faciliteiten (de zalen) kunnen beschikbaar gesteld worden.
1.6
Cool, Scheepvaartkwartier en Dijkzigt
Het gebied dat bestaat uit de wijken Cool, Scheepvaartkwartier en Dijkzigt scoort een voldoende op de aspecten capaciteiten, leefomgeving en meedoen van de sociale index. De sportdeelname in de wijken ligt ruim boven het Rotterdamse gemiddelde. De cultuur deelname in dit gebied is het hoogst van geheel Rotterdam. Naar verwachting ligt de score van Cool op een aantal aspecten onder de scores van het Scheepvaartkwartier en Dijkzigt. Qua veiligheid vallen deze wijken in de categorie bedreigde wijk. In deze wijken wonen relatief veel 20 t/m 34 jarigen. Ook voor deze groep jongeren zouden buitenruimtes, fiets- , wandel- en skateroutes aantrekkelijker gemaakt kunnen worden daar ze meer geneigd zijn om in ongeorganiseerd verband te sporten. Daarnaast is een goed aanbod van sportscholen en fitnesscentra belangrijk zodat deze groep op flexibele tijden kan sporten.
6 Gebiedsanalyse 2008 naar perspectief 2010 Centrum
Het skatepark op de Westblaak krijgt in de toekomst concurrentie van de skatevoorziening in het Zuiderpark. Het skatepark op de Westblaak moet blijven. Voor dit skatepark geldt dat de bestaande activiteiten kunnen worden uitgebreid. Hierbij is het wel van belang dat onderhoud ook wordt uitgebreid. Ook kan het skatepark aantrekkelijk blijven door mee te gaan met trendy ontwikkelingen op het vlak van de toestellen. Daarnaast kan het skatepark fungeren als plek voor schoolsportactiviteiten en voor evenementen. De wijken Scheepvaartkwartier en Dijkzigt hebben te maken met een lage score op het vlak van sociale binding doordat bewoners zich o.a. minder inzetten voor de buurt. Door middel van het organiseren van evenementen in de wijk hebben bewoners meer gelegenheid om in contact met elkaar te komen wat een positief effect kan hebben op de sociale binding in de wijk. In het kader van het bewerkstelligen van een kindvriendelijke wijk wordt er in Cool door middel van het concept Coolzaad meer relatie gebracht tussen kinderen en natuur in de wijk. Dit concept kan in meerdere wijken van het centrumgebied geïmplementeerd worden. In het centrum is er een sterke vertegenwoordiging van sportverenigingen. Om de doorstroming naar een sportvereniging te stimuleren onder jeugdigen kunnen schoolsportverenigingen worden opgezet. In het kader van het Wijk Actieprogramma Sociaal voor Cool Zuid zijn er plannen voor het opzetten van een schoolsportvereniging. SenR kan hierbij een actieve rol spelen door het maken van verbindingen en beschikbaar stellen van materialen. Ook wordt de ontwikkeling van Lekker Fit op de scholen in Cool Zuid nagestreefd. Om invulling te geven aan wijksamenwerkingsverbanden wordt er ingezet op de ontwikkeling van een multifunctionele accommodatie. Deze MFA bevordert de sociale cohesie in de wijk wat een belangrijk speerpunt vormt in het WAPS.
1.7
Het Oude Westen
Het Oude Westen is de sociaal zwakste wijk van het centrumgebied. De wijk wordt gekenmerkt door een groot aantal huishoudens met lage inkomens. Bijna driekwart van de bewoners van het Oude Westen is van allochtone afkomst met een sterke vertegenwoordiging van de Surinaamse, Marokkaanse en Turkse groep. Voldoende taalbeheersing vormt dan ook een zwakte in de wijk. Tevens komen gezondheidsproblemen onder de bevolking gemiddeld vaak voor. In vergelijking met de andere wijken in het centrumgebied kenmerkt het Oude Westen zich door een relatief grote groep jeugdigen in de leeftijdscategorie 5 t/m 19 jaar. De sportparticipatie in het Oude Westen ligt onder het stedelijk gemiddelde en komt op 50% uit. Niet alleen de sportparticipatie ligt lager in het Oude Westen ook zien bewoners zichzelf minder als sporter dan in de rest van Rotterdam. Het lidmaatschap van een sportvereniging of –school ligt ook lager in deze wijk dan het stedelijk gemiddelde. Ondanks de lagere sportparticipatie ligt de culturele participatie wel hoger in het Oude Westen in vergelijking met het gemiddelde in Rotterdam. Het buurtsignaleringssysteem geeft aan dat overbewoning een negatieve ontwikkeling is in een aantal buurten in het Oude Westen. Het centrum en dan met name het Oude Westen heeft te kampen met de laagste score op het vlak van veiligheid (diefstal, geweld, drugsoverlast). De sportdeelname in het Oude Westen blijft achter op de rest van de stad. Vooral in deze wijk die te kampen heeft met onveiligheid, werkeloosheid en gezondheidsproblemen kunnen sportstimuleringsactiviteiten een belangrijke rol vervullen om de sociale cohesie in de wijk te verbeteren. Vanuit de sociale index kan opgemaakt worden dat de groep 35-65 jarigen en de groep senioren kampen met gezondheidsproblemen. Voor deze groep kan het opzetten van sportactiviteiten in accommodaties in de nabije omgeving een positief effect hebben op de gezondheidsklachten. Lopende projecten zoals “van klacht naar kracht” dat een samenwerkingsverband is tussen de GGD, zorgverzekeraar Achmea Zorg en zorgaanbieders kunnen steviger verankerd worden in deze wijk. Buurtjongeren kunnen actief betrokken worden bij hun eigen wijk door het aanbieden van stages bij welzijnsorganisaties als TOS. Zij kunnen door middel van organiseren van sport en spel activiteiten een positieve bijdrage leveren en een voorbeeldfunctie vervullen voor andere kinderen uit dezelfde wijk. De ontwikkeling van de Brede school in het Oude Westen is een belangrijk punt in het kader van het actieprogramma Vogelaarwijken. Hierbij wordt er gekeken hoe sportstimulering steviger verankerd kan worden in de Brede school. Net zoals wijkaccommodatie Stadsdriehoek kan Odeon meer geprofileerd worden als LAC. Odeon heeft mogelijkheden voor wijkgerichte activiteiten omdat het gebouw ruimte, faciliteiten en samenwerkende partners heeft. Hiervoor geldt ook dat er een activiteitenbudget nodig is om eigen 7 Gebiedsanalyse 2008 naar perspectief 2010 Centrum
initiatieven en initiatieven vanuit wijkbewoners te kunnen financieren en ondersteunen. Op dit moment kunnen activiteiten alleen kostendekkend worden georganiseerd of faciliteiten (de zalen) kunnen beschikbaar gesteld worden. Daarnaast wil Odeon (en de eventuele nieuwbouw) zich gaan profileren als LAC met een sportief tintje. Ten aanzien van Odeon wordt de centrumraad geadviseerd te bepalen wat zij met het pand voor heeft (naar verwachting zal Odeon in 2013 worden gesloopt) en in welke mate er nieuwe vervangende wijkaccomodatie moet komen. In de gebiedsplannen voor het centrum zal hiermee rekening gehouden moeten worden. In de gebiedanalyse van twee jaar geleden werd vermeld dat clustering een uitkomst kan bieden in een dichtbevolkt centrumgebied met weinig beschikbare ruimte. Bij een eventuele verbouwing/ nieuwbouw biedt clustering van Odeon met het ernaast gelegen wijkpark met veel verschillende voorzieningen nog meer mogelijkheden. De speeltuin aan het Weena is de enige speeltuin in het centrumgebied. In het rapport van vorig jaar adviseert SenR om structureel middelen beschikbaar te stellen voor groot onderhoud aan de speeltuin. Ook is het van belang om aandacht te besteden aan speelruimte bij herstructurering en nieuwbouw in het centrumgebied.
1.8
Deelgemeente breed
Het lidmaatschap van een sportvereniging ligt laag in de wijk het Oude Westen. In buurten waar sportverenigingen ontbreken, kan het opzetten van schoolsport- of wijksportverenigingen uitkomsten bieden. Eén van de speerpunten in het centrum is het bevorderen van werkgelegenheid. Hierbij wordt er onder andere ingezet op het bestrijden van jeugdwerkeloosheid. Om werkeloosheid onder jongeren tegen te gaan, kunnen cursussen worden aangeboden. Hierbij kan er gedacht worden aan een cursus tot recreatie sportleider A (RSLA). Zo’n cursus verhoogt de kansen van jongeren op de arbeidsmarkt. Uit de bevolkingsprognose blijkt dat in de komende jaren de leeftijdsgroepen 0-4 en 5-14 jaar zullen toenemen in het centrum. Door deze toename zal er meer vraag zijn naar natuur- en milieueducatie in het stadscentrum. Bij het aanbod zal er rekening gehouden moeten worden met de stijgende vraag. Momenteel worden er gemiddeld 0,8 lessen per groep aangeboden. Het is wenselijk om minimaal één les per groep te hebben. Voor het centrum zou er rekening houdende met de bevolkingsgroei onderzocht kunnen worden of het haalbaar is om een eigen kinderboerderij en centrum voor natuur en milieu educatie te vestigen. Momenteel maken scholen in het centrum gebruik van de CNME in Delfshaven. Een eigen kinderboerderij in het centrum kan ook ruimte bieden aan een educatieve tuin aangezien de educatieve tuin aan de Horvathweg in de toekomst dreigt te verdwijnen.
1.9
Leeswijzer
In de volgende hoofdstukken staat de informatie waarop de conclusies uit de drie voorgaande paragraven is gebaseerd. In het volgende hoofdstuk over de publieke en sociale context worden de sfeer en de gewoontes van de deelgemeenten beschreven. De achtergronden van deelgemeenten zijn hiervoor belangrijk, zoals de ontstaansgeschiedenis, typerende plaatsen, verenigingen of activiteiten, maar ook beroemde inwoners of idolen. Deze kunnen een basis zijn voor de aantrekkelijkheid van het aanbod en wellicht "content" voor belevenissen. Ook de manier waarop mensen met elkaar omgaan wordt zoveel mogelijk beschreven; is er een verenigingsleven, heeft men vaak contact met de buren, doet de bevolking veel aan vrijwilligerswerk, etc. Deze informatie wordt onder andere verkregen vanuit de sociale index. De sociale index bestaat uit de vier aspecten ‘capaciteiten’, ‘leefomgeving’, ‘meedoen’ en ‘sociale binding’ die de sociale kwaliteit in een gebied in kaart brengen. De aspecten zijn wederom onderverdeeld in thema’s. Alle sterke en zwakke punten van de wijken zijn aan de hand van deze thema’s in kaart gebracht. Daarop is gebiedsgerichte actie mogelijk, door de gemeente en haar maatschappelijke partners zoals woningbouwcorporaties, scholen en welzijnsorganisaties. In het derde hoofdstuk wordt ingegaan op de vrijetijdsbesteding van de inwoners van het centrumgebied. Hiervoor is gebruik gemaakt van de vrijetijdsomnibus van 2007. Hierbij is voornamelijk
8 Gebiedsanalyse 2008 naar perspectief 2010 Centrum
gekeken naar activiteiten die met Sport en Recreatie te maken hebben en dan met name de activiteiten buitenshuis. Hier is een vergelijking gemaakt met het Rotterdam en het verleden. In het vierde hoofdstuk worden de inwoners van het centrumgebied onder de loep genomen. Het gaat hierbij over leeftijd, opleidingsniveau, gezinssamenstelling, afkomst, ed. Deze achtergronden zijn factoren die van invloed zijn op vrijetijdsbesteding. Hiervoor is gebruik gemaakt van data van het COS. Ook is in dit hoofdstuk aandacht voor de bevolkingprognoses. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van RotterdamDATA (COS). In het vijfde hoofdstuk wordt gekeken naar het vrijetijdsaanbod. Het bestaande aanbod is opgesplitst naar sport (accommodatie, velden en activiteiten), natuur en milieu en wijkrecreatie. Hierbij wordt voornamelijk naar het aanbod van SenR gekeken. Waar mogelijk worden ook andere aanbieders genoemd. Het overige aanbod is echter niet volledig. Tenslotte wordt in het zesde hoofdstuk naar beleid gekeken. Hierbij wordt van klein naar groot gekeken. Allereerst wordt beleid in de wijken beschreven, waarbij gekeken wordt naar de Wijkactieprogramma Sociaal (WAPS), Vogelaarwijk, kindvriendelijke wijk en een jeugd veiligheidswijk. In de tweede paragraaf wordt gekeken naar de actiepunten van de centrumraad. Hierbij wordt niet het gehele bestuursprogramma bekeken, maar de punten die betrekking hebben op Sport en Recreatie. Ten slotte wordt gekeken naar de stedelijke collegedoelstellingen. In het zevende en laatste hoofdstuk wordt de informatie uit de eerdere hoofdstukken per gebied samengevat en gekeken wat de logische vervolgstappen zijn. Hierbij wordt dus gekeken naar de behoefte, het aanbod en de beleidswens.
9 Gebiedsanalyse 2008 naar perspectief 2010 Centrum
2
Publieke en sociale context
Vrijetijdsbesteding vindt niet plaats in het luchtledige, meestal is er al sprake van een bepaalde sfeer (de identiteit) en bepaalde gewoontes (het sociale netwerk). Die kunnen belangrijk zijn voor het gedrag in een deelgemeente. In dit hoofdstuk bespreken we daarom eerst de identiteit, waarin voornamelijk aandacht is voor de geschiedenis van het centrum (paragraaf 1). In de tweede paragraaf wordt de sociale index besproken. De sociale index is een instrument dat iets zegt over de sociale kwaliteit van het gebied en de wijken. Ook is gekeken naar buurtsignalering. Daar waar negatieve ontwikkelingen zijn worden deze besproken. In de derde paragraaf wordt gekeken naar het sociale netwerk. Het sociale netwerk bestaat uit verenigingen, welzijnsorganisaties en scholen. Daarnaast kijken we ook naar vrijwilligerswerk en wat de bewoners van hun woonomgeving vinden.
2.1
De identiteit
Het stadscentrum van Rotterdam heeft een internationale uitstraling door de aanwezigheid van hoge kantoorgebouwen en woontorens, de Erasmusbrug en een eigentijdse mix van speciaalzaken in mode, lifestyle en design. Ook heeft Rotterdam centrum een duidelijke multicultureel karakter door de aanwezigheid van o.a. de Westkruiskade waar allerlei winkeltjes met Marokkaanse, Turkse, Surinaamse en Chinese producten te vinden zijn. Het huidige stadscentrum is door de eeuwen heen ontstaan vanuit de oude stadsdriehoek. De oude stadsdriehoek was globaal omsloten door de wijken Cool, Weena en Oud Kralingen. Het uiterlijk van de oude binnenstad veranderde drastisch door de gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog en de bezetting. De bombardementen van 1940 vaagden in een kwartier tijd de hele historische binnenstad weg. Na de bommenregen en de daaruit ontstane brand staat in de stadsdriehoek behalve het stadhuis en het postkantoor bijna geen gebouw meer overeind. Het verwoestende effect is immens, 24.000 woningen werden met de grond gelijk gemaakt, 800 mensen vonden de dood, vijftig procent van de woningcapaciteit verdween waardoor 80.000 mensen dakloos werden. Na de oorlog begint de wederopbouw periode die tot aan de jaren zeventig zal voortduren. Het Basisplan voor de wederopbouw van Rotterdam bevatte de plannen voor de wederopbouw van de stad. Voor het centrum wordt gekozen voor vernieuwing en modernisering waardoor veel beschadigde gebouwen werden gesloopt en nieuwe architectonische hoogstanden voor in de plaats kwamen. Het oude hart van Rotterdam is weg en inmiddels heeft Rotterdam er een modern hart voor in de plaats gekregen. In veel wijken is de oude geschiedenis nog wel zichtbaar zoals de oude singelstraten met bijbehorende statige herenhuizen. Veel architectonisch interessante gebouwen, winkel- en uitgaansstraten vormen het unieke karakter van het centrum. De meest toonaangevende kenmerken van het centrumgebied zijn de rivier de Maas met de twee bruggen: de Willems- en Erasmusbrug, de koopgoot met het Beurs World Trade Center, de Lijnbaan, de West Kruiskade, Parkhaven met de Euromast en kantorencomplexen zoals het Nationale Nederlanden gebouw. Het stadscentrum bestaat uit de wijken Kop van Zuid, Oude Westen, Stadsdriehoek, Cool, C.S. Kwartier, Scheepvaartkwartier en Dijkzigt. Het gebied wat nu Kop van Zuid heet heeft een rijke geschiedenis als het oudste havengebied op Rotterdam Zuid. Op Kop van Zuid staat Montevideo, de hoogste woontoren, en heeft nostalgische elementen in de vorm van het oude stoomschip de Rotterdam. Kop van Zuid heeft zich ontwikkeld tot een uitgaansgebied door de aanwezigheid van het het Nieuwe Luxor Theater en allerlei bekende eetgelegenheden zoals hotel New York. De geschiedenis van het Oude Westen wordt gekenmerkt door speculanten, woningnood en stadsvernieuwing. Langs de Westersingel, Diergaardesingel en 's Gravendijkwal waren betere huizen gebouwd. Deze statige herenhuizen en woningen voor de gegoede middenklasse staan er nog steeds. De oude arbeiderswoningen zijn grotendeels vervangen door nieuwbouw of renovatie. Bij de opstelling van het Basisplan voor de Wederopbouw werd de woonfunctie grotendeels uit de Stadsdriehoek verdreven. Het resultaat hiervan was dat deze buurt als ongezellig werd gezien. In de zeventiger jaren werd dan ook weer op grote schaal woningbouw gepleegd. Aan de Oude Haven staat het Wittehuis, de eerste wolkenkrabber, plan C en de Kubuswoningen en ligplaatsen voor oude schepen. 11 Gebiedsanalyse 2008 naar perspectief 2010 Centrum
Cool is de eerste wijk die buiten de oorspronkelijke stadsdriehoek werd aangelegd. Cool was een gebied met veel armoede. De wijk wordt tegenwoordig begrensd door het Weena, de Coolsingel, de Schiedamsedijk, het Vasteland, de Eendrachtsweg en de Mauritsweg. Aan de Eendrachtsweg staan prachtige herenhuizen voorzien van ornamenten. C.S. kwartier bevat de hoogste hoogbouw in Rotterdam. Het Nationale Nederlanden gebouw is één van de bekende gebouwen in dit gebied. In dit gebied zijn vooral kantoren gevestigd. Het Scheepvaartkwartier is in het bombardement van 1940 grotendeels bespaard gebleven. Dit stadsdeel bevat de meeste Rijksmonumenten van geheel Rotterdam. Bekende gebouwen zijn o.a. Heerenhuis de Heuvel, het Koetshuis en het Pakhuis NV Hollands Veem. Ook heeft de haven aan de Veerdam ligplaatsen voor oude antieke schepen. Dijkzigt ligt op het voormalige land van de redersfamilie van Hoboken die hier in 1852 hun villa Dijkzigt hadden gebouwd. Dit stadsdeel geldt als het culturele gebied van Rotterdam met allerlei kunst en cultuurinstellingen zoals het Nederlands Architectuur Instituut, de Kunsthal, museum Boymans van Beuningen en het museumpark.
2.2
Sociale Index1
De sociale kwaliteit van een deelgemeente wordt uitgedrukt aan de hand van vier aspecten: capaciteiten, leefomgeving, meedoen en sociale binding. De sociale index deelt wijken en deelgemeenten in vijf categorieën in: sociaal zeer zwak, probleem, kwetsbaar, sociaal voldoende en sociaal sterk. Hieronder staat de indeling met bijbehorende kleuren weergegeven.
De sociale index voor het centrum ziet er als volgt uit::
Het stadscentrum heeft een totaal score van 6,1 en scoort dus een voldoende sociale kwaliteit. In het centrum is er een duidelijk verschil tussen het Oude Westen en de overige wijken op de sociale index score. Het Oude Westen heeft een score van 5,3 wat betekent dat deze wijk als kwetsbare wijk
1
e
Sociale Index (2008), Rotterdam Sociaal Gemeten, 1 meting door de Sociale Index 12 Gebiedsanalyse 2008 naar perspectief 2010 Centrum
aangemerkt kan worden. De overige wijken hebben een score van 6,1 of hoger en vallen in de categorie sociaal voldoende. In het kader van gebiedsgericht werken, is het centrum opgedeeld in drie gebieden. De wijken Stadsdriehoek en CS Kwartier vormen gezamenlijk één gebied, Cool, Scheepvaartkwartier en Dijkzigt vormen een gebied en het Oude Westen is een gebied. In het hiernavolgende zullen de sociale index scores voor de verschillende wijken die een gebied vormen gezamenlijk worden besproken.
2.1.1
Stadsdriehoek en CS Kwartier
De wijken Stadsdriehoek en C.S. Kwartier scoren hoog op het aspect capaciteiten. Dit komt doordat het opleidings- en inkomensniveau hoog ligt in deze wijken. Ook kampen relatief weinig mensen met gezondheidsproblemen. Op het gebied van de leefomgeving hebben deze wijken een lagere score op het vlak van vervuiling en overlast. Door het drukke verkeer hebben inwoners meer te maken met geluidsoverlast. Deze twee wijken hebben de laagste score van alle wijken in het centrum op het gebied van sociale binding. Deze lage score kan verklaard worden door de lage inzet onder bewoners voor de buurt. De twee wijken gezamenlijk scoren gemiddeld een 8,1 op het onderdeel sociale en culturele activiteiten van het aspect meedoen. Deze score behoort tot de hoogste scores in Rotterdam voor dit onderdeel. De sportdeelname ligt in Stadsdriehoek en CS Kwartier 9% boven het stedelijk gemiddelde. Op het vlak van culturele activiteiten ligt de deelname 11% boven het stedelijk gemiddelde. Aan cultuur wordt in deze wijken een gemiddeld rapportcijfer van 7,6 toegekend tegenover een gemiddeld rapportcijfer van 6,2 voor geheel Rotterdam.
13 Gebiedsanalyse 2008 naar perspectief 2010 Centrum
2.1.2
Cool, Scheepvaartkwartier (Nieuwe Werk) en Dijkzigt
Cool, Scheepvaartkwartier en Dijkzigt scoren op de vlakken capaciteiten, leefomgeving en meedoen een voldoende. Alleen op het aspect sociale binding scoren deze wijken minder hoog. De mutatiegraad van woningen is vooral een aspect dat bijdraagt aan deze score. De wijken scoren gemiddeld een 8,5 op het onderdeel sociale en culturele activiteiten van het aspect meedoen. Deze wijken gezamenlijk hebben de hoogste score van geheel Rotterdam op dit onderdeel. De sportdeelname ligt in deze wijken 10% boven het stedelijk gemiddelde. Op het vlak van culturele activiteiten ligt de deelname zelfs 20% boven het stedelijk gemiddelde en is het hoogst in geheel Rotterdam. Aan cultuur wordt in deze wijken dan ook een gemiddeld rapportcijfer van 8,6 toegekend. Rotterdam als geheel krijgt een gemiddeld rapportcijfer van 6,2 voor cultuur. Er moet rekening gehouden worden met het ontstaan van een vertekenend beeld door de samenvoeging van Cool, Scheepvaartkwartier en Dijkzigt. De score van Cool ligt naar verwachting op een aantal aspecten aanzienlijk lager dan die van het Scheepvaartkwartier en Dijkzigt
2.1.3
Oude Westen
Het Oude Westen krijgt op het vlak van capaciteiten een gemiddelde score van 4,0. De wijk heeft gemiddeld genomen een groot aantal huishoudens met lage inkomens. Ook vormt voldoende taalbeheersing een zwakte in de wijk, 34% van de inwoners tegenover 14% in heel Rotterdam heeft moeite met de Nederlandse taal. Daarnaast heeft het Oude Westen te kampen met gezondheidsproblemen onder haar bevolking. Vooral de groep 35-65 jarigen en de groep senioren hebben problemen met de gezondheid en ervaren beperkingen. Qua leefomgeving heeft het Oude Westen te kampen met een lage score op het vlak van passende huisvesting door overbewoning. Het Oude Westen heeft ook een relatief lage score op het gebied van werk en school doordat de deelgemeente geconfronteerd wordt met een hoog werkloosheidspercentage. Het onderdeel sociale en culturele activiteiten van het aspect meedoen krijgt een gemiddelde score van 6,5. De 14 Gebiedsanalyse 2008 naar perspectief 2010 Centrum
sportdeelname ligt 5% onder het Rotterdamse gemiddelde. De deelname aan culturele activiteiten ligt boven het gemiddelde en komt op 55% en krijgt een gemiddeld rapportcijfer van 6,7.
2.1.4
Buurtsignalering2
Het COS-Buurtsignaleringsmodel is een systeem om snel en vroegtijdig potentieel negatieve ontwikkelingen op (sub)buurtniveau te constateren. Aan de hand van dit buurtsignaleringssysteem kan gericht met bewoners en/of deskundigen gesproken worden voor het verkrijgen van kwalitatieve informatie ter bevestiging/weerlegging van potentieel negatieve ontwikkelingen zodat tijdig beleid gevoerd kan worden om deze negatieve ontwikkelingen tegen te gaan. Het signaleren gaat aan de hand van het periodiek uitdrukken van de PPC (potentiële probleemcumulatie) score. Deze score wordt gevormd door de gewogen optelling van twaalf variabelen waaronder percentages voor leegstand, goedkope particuliere huurwoningen, overbewoning, uitkeringsontvangers en nieuwe Nederlanders. Stadsdriehoek Er zijn een aantal buurten in de stadsdriehoek aan te wijzen die vanaf de tweede helft van 2006 op een aantal aspecten verslechterd zijn. De buurt rondom de straten Rodezandhof en de Westewagenstraat heeft een vrij hoge PPC score. De buurt heeft te maken met een aantal negatieve ontwikkelingen zoals toename in meldingen burengerucht en geweld. Ook vertoont de buurt een lichte toename in het aantal nieuwe Nederlanders en verhuizingen. Deze negatieve ontwikkelingen vinden ook plaats in de omgeving van het Oostplein (o.a. Bredestraathof en Goudsesingel). De omgeving rondom de Wijn- en Scheepmakershaven heeft te maken met een sterke stijging in mobiliteit (verhuizingen). CS Kwartier Het Weena, Weenapad en de Schaatsbaan vertonen een lichte stijging van de PPC score doordat er voornamelijk een sterke stijging is van het aantal nieuwkomers. Oude Westen In het Oude Westen kunnen een aantal buurten worden aangewezen die vanaf de eerste helft 2007 achteruit zijn gegaan. De buurt rondom de straten Coolsestraat en de Diergaardesingel heeft vooral te maken met een hoog percentage overbewoning. Ook geeft het buurtsignaleringssysteem aan dat er een sterke toename is van het aantal meldingen van geweldpleging. Het percentage leegstand in de buurt is een negatieve ontwikkeling die zijn weerslag heeft op de uitstraling van een wijk. De wijk e rondom de Schietbaan- en 1 Middellandstraat heeft vooral te kampen met overbewoning.
2.3
Het sociale netwerk
Het lidmaatschap van verenigingen onder bewoners van het stadscentrum komt met het gemiddelde in geheel Rotterdam overeen. Wel ligt het lidmaatschap van een maatschappelijke organisatie hoger dan het stedelijk gemiddelde. Centrumbewoners zijn minder vaak lid van een natuur- en milieuvereniging dan in andere deelgemeentes. Iets meer dan een kwart van de bewoners is lid van een sportvereniging wat in lijn ligt met het stedelijk gemiddelde. In het stadscentrum zijn in totaal 29 sportverenigingen gevestigd. Tafeltennis 7 Aikido 1 Teakwondo 1 Bridge 5 Darts 1 Tennis 1 Zwemmen 3 Onderwatersport 1 Volleybal 1 Judo 2 Roeien 1 Watersport 1 Schermen 2 Schaken 1 Zaalvoetbal 1 Onder de tafeltennisverenigingen bevinden zich Germinal, Hagero en N.S. Rotterdam. De aanwezige bridge verenigingen zijn o.a. Lombard, Metro en Never Down. Het is opvallend dat er geen voetbal- , gymnastiek- en biljartvereniging in het centrum aanwezig zijn. Het ontbreken van een voetbalvereniging kan verklaard worden door gebrek aan ruimte in de binnenstad. Het aantal tafeltennis- en bridge verenigingen zijn sterk vertegenwoordigd in het centrumgebied. Een vereniging in het centrum heeft gemiddeld 474 leden (berekend op basis van zeven verenigingen).
2
COS-Buurtsignaleringsmodel (http://www.cos.nl/mb/) 15 Gebiedsanalyse 2008 naar perspectief 2010 Centrum
Er zijn in het centrumgebied verschillende aanbieders op vrijetijdsvlak. Naast de verschillende sportverenigingen zijn er ook speeltuinverenigingen zoals speeltuinvereniging Weena en de Speeldernis. Ook is toneel- en theatervereniging het Rotterdamse Wijktheater aanwezig in het centrum. Daarnaast zijn er een aantal dependances van het SKVR gevestigd in het centrum. Als laatste zijn er allerlei welzijnsorganisaties zoals o.a. stichting Flexus, Stek (organisatie voor jeugdzorg) en het JIP Rotterdam (Jongeren Informatie Punt). Scholen zijn een belangrijke plek in het sociale netwerk. Het centrum kent acht basisscholen, waarvan er twee Lekker Fit! zijn. Zeven van deze basisscholen zijn breed. Er zijn drie scholen voor het voortgezet onderwijs. Zes vanuit het basisonderwijs en één vanuit het voortgezet onderwijs. Het percentage inwoners van het stadscentrum dat formeel vrijwilliger is, behoort tot de laagste van Rotterdam. Centrumbewoners zetten zich ook minder vaak in als informele hulp dan in de rest van de stad. Het is opvallend dat bewoners van het centrum minder sociale contacten aangaan in de buurt dan in de deelgemeenten. Bijna de helft van de inwoners heeft nooit tot maximaal een aantal keer per jaar contact met buurtgenoten. In de rest van Rotterdam is dit nog geen 30% van de bevolking. Als centrumbewoners wordt gevraagd naar de tevredenheid over de woonomgeving geeft meer dan 80%, wat ongeveer gelijk is aan het stedelijk gemiddelde, aan zeer tevreden te zijn. Op het gebied van veiligheid geven bewoners van het centrum hun deelgemeente de laagste score. Vooral op het gebied van diefstal, geweld, drugsoverlast en overlast in het algemeen krijgt het centrum een lage score. Van de wijken in het centrum krijgt het Oude Westen de laagste score op het gebied van veiligheid. Deze wijk valt in de categorie probleemwijken, de meeste overige wijken vallen in de categorie bedreigde wijk. Het verbeteren van de veiligheid is een belangrijk speerpunt in het gemeentelijke beleid. Vooral het centrum verdient op dit vlak aandacht.
16 Gebiedsanalyse 2008 naar perspectief 2010 Centrum
3
Vrijetijdsbesteding3
Het centrumgebied heeft 30.071 inwoners. Dat is 5,2% van de inwoners van Rotterdam.
3.1
Tijdsbesteding
De bewoners van het stadscentrum besteden de meeste uren aan betaald werk van heel Rotterdam. Ook besteden ze meer tijd dan het stedelijk gemiddelde aan studie. In het stadscentrum wordt de minste tijd in zorg gestoken van heel Rotterdam.
3.2
Sport
In het centrumgebied wordt meer gesport dan in de rest van de stad (in het centrumgebied 76% en in Rotterdam 66%). Het aandeel sporters in het centrum is ten opzichte van 2005 toegenomen met 11%. Als op gebiedsniveau wordt gekeken, ligt de sportparticipatie voor het gebied dat gevormd wordt door Stadsdriehoek en het C.S. Kwartier op 80% (181 respondenten). Voor het Oude Westen komt de sportparticipatie op 60% (116 respondenten) en voor het gebied Cool, Scheepvaartkwartier en Dijkzigt op 87% (72 respondenten). Het Oude Westen ligt qua sportparticipatie onder het Rotterdamse gemiddelde. Wanneer men sport beoefent, ligt de frequentie hoger dan het Rotterdamse gemiddelde. Centrumbewoners zien zichzelf ook meer als sporter dan in de rest van de stad. Vooral bewoners van het gebied Stadsdriehoek en het C.S. Kwartier zien zichzelf als sporter. Iets meer dan de helft van de inwoners beoefent fitness. In de gebieden Stadsdriehoek, C.S. Kwartier en Cool, Scheepvaartkwartier, Dijkzigt ligt het percentage hoger dan 50% en in het Oude Westen ligt het percentage een stuk lager dan 50%. Andere populaire sporten die meer dan gemiddeld in Rotterdam worden beoefend zijn: joggen/ skeeleren, wandelen/ fietsen, zwemmen, tennis, winter- en watersport. Het College target voor 2007 betreffende sporters die twaalf of meer keer per jaar sporten is 58% voor het stadscentrum. Voor het Oude Westen geldt dat de target niet is gehaald en komt uit op 49,6%. Het percentage sporters dat twaalf of meer keer per jaar sport in het gebied Stadsdriehoek en C.S. Kwartier komt uit op 67% en ligt 9% boven de target. In het gebied Cool, Scheepvaartkwartier en Dijkzigt is het College target ruimschoots gehaald. Het percentage sporters dat twaalf of meer keer per jaar sport komt in dit gebied uit op 76,9%. Bijna de helft van de centrumbewoners die sporten, is lid van een sportvereniging of van een sportschool. Het percentage leden in het centrum ligt hoger dan het gemiddelde in Rotterdam. Dit geldt niet voor de wijk het Oude Westen waar het percentage leden lager ligt dan het stedelijk gemiddelde. Ook sporten centrumbewoners vaker in ongeorganiseerd verband. Dit kan individueel of in groepsverband zijn. Centrumbewoners sporten vaker dan gemiddeld in een fitnesscentrum of in een natuurgebied zoals het park, bos, zee, plas of meer. In het centrum wordt gemiddeld het meeste geld uitgegeven aan sport. De gemiddelde besteding komt uit op €32 wat €7 hoger ligt dan in de rest van Rotterdam. In 2005 werd gemiddeld een bedrag van €25 per maand in het centrum aan sport uitgegeven. Het centrum kenmerkt zich door een hoge sportparticipatie. Vooral fitness is een populaire sport. Ook houden centrumbewoners van sporten in de buitenlucht.
3.3
Recreatie en cultuur
Het stadspark bezoeken is erg populair onder de bewoners in het centrum. 81% van hen bezoekt wel eens een stadspark. Vooral in de gebieden Cool, Scheepvaartkwartier, Dijkzigt en Stadsdriehoek, C.S. Kwartier ligt het percentage bezoekers van een stadspark hoog. Het percentage bezoekers is echter licht afgenomen ten opzichte van 2005. Centrumbewoners bezoeken minder vaak buurtvoorzieningen dan het stedelijk gemiddelde. Het bezoeken van recreatieschappen ligt ook onder het Rotterdamse gemiddelde.
3
De gegevens in dit hoofdstuk zijn afkomstig uit het databestand van het VTO 2007. 17 Gebiedsanalyse 2008 naar perspectief 2010 Centrum
Voor recreatieve activiteiten gaan bewoners van het centrumgebied minder vaak naar een wijkgebouw, buurt- of clubhuis, clubhuis van de sportvereniging, clubhuis van de speeltuin of het zwembad dan andere inwoners van Rotterdam. De bibliotheek wordt wel frequenter bezocht dan in de rest van Rotterdam. Het maken van wandel- en autotochten wordt minder frequent ondernomen dan in de rest van Rotterdam. Dit kan o.a. verklaard worden door het ontbreken van wandelroutes in het centrum. Het percentage inwoners dat wandeltochten en/ of autotochten maakt is ten opzichte van 2005 afgenomen. Kenmerkend is dat bewoners van het stadscentrum vaak buiten de deur eten, uitgaan en een terrasje pakken. Door het ruime aanbod van horeca- en uitgaansgelegenheden in het centrum is dit percentage het hoogst van heel Rotterdam. Er zijn echter wel verschillen per gebied, in het oude westen ligt het bezoek lager dan in de overige gebieden. Ook ligt het bezoek aan theaters, musea, evenementen en festivals hoger dan in de rest van Rotterdam. Dit kan tevens verklaard worden doordat veel culturele voorzieningen in het centrum zijn gevestigd. Inwoners van deze deelgemeente besteden het meeste geld aan vrije tijd van alle Rotterdammers. In totaal wordt er gemiddeld €246 per maand gespendeerd. Dit bedrag ligt 36% hoger dan de gemiddelde uitgave in de stad. In 2005 lag de gemiddelde besteding 46% boven het stedelijk gemiddelde. Centrumbewoners besteden aanzienlijk meer geld aan uit eten gaan en andere horeca bezoeken dan in de rest van Rotterdam. De bewoners van het centrum kenmerken zich door een hoge culturele participatie. Het is ook een groep die voor ontspanning frequent buiten de deur activiteiten onderneemt en vaak uitgaat. Voor de invulling van vrije tijd zijn ze minder gericht op de eigen buurt. Wel zijn stadsparken als ontspanningsplek populair.
18 Gebiedsanalyse 2008 naar perspectief 2010 Centrum
4
Persoonsgebonden kenmerken4
30.071 Rotterdammers wonen in het centrumgebied. Net als in de rest van Rotterdam zal in het centrum de bevolking de komende decennia toenemen. De stijging in het centrumgebied is sterker dan in Rotterdam. In de komende twintig jaar zal de bevolking met meer dan een kwart toenemen. De bevolkingsprognose tot aan 2010 laat zien dat de leeftijdscategorie 0-4 jarigen met een derde zal toenemen. Ook zal de groep 25-54 jarigen sterker dan het gemiddelde in Rotterdam stijgen. Tot aan 2020 laat de prognose zien dat de groep 0-4 en 5-14 jarigen met 60% zal toenemen ten opzichte van 1 januari 2008. Ook neemt de leeftijdscategorie 25-54 jarigen en 55+ sterker toe dan in andere deelgemeenten. De categorie 15-19 en 20-24 jarigen zal tot aan 2020 afnemen. De leeftijdsopbouw van de bevolking van het centrumgebied wordt gekenmerkt door een grote groep 21-40 jarigen. Bijna de helft van de bewoners valt in deze categorie. De groep 0-20 jarigen is klein in vergelijking met de rest van Rotterdam. Een reden hiervoor kan zijn dat gezinnen met kinderen het minder aantrekkelijk vinden om in een druk centrum te wonen. In de wijk het Oude Westen wonen relatief veel kinderen (0-19). De helft van de bewoners van Kop van Zuid en twee derde van de inwoners van Dijkzigt vallen in de leeftijdscategorie 20-34 jaar. Drie kwart van de bewoners van het centrum is middelbaar of hoger opgeleid. Dit percentage is in het centrum verreweg het hoogst van heel Rotterdam. De inkomens in het centrum liggen dan ook net boven het gemiddelde van Rotterdam. Het aantal inwoners met een hoog inkomen ligt ook iets boven het stedelijk gemiddelde. De wijken Nieuwe Werk, C.S. Kwartier en Kop van Zuid vormen de financieel krachtige wijken in het centrum. Daarentegen ligt het gemiddelde inkomen in het Oude Westen, Dijkzigt en Cool beneden het Rotterdamse gemiddelde. In het stadscentrum wonen vooral veel alleenstaanden (62% Stadscentrum, 46% Rotterdam). De groep echtparen met kinderen is het kleinst in heel Rotterdam. Ongeveer de helft van de bewoners van het stadscentrum is van autochtone afkomst, dit percentage ligt iets onder het stedelijk gemiddelde. De aantallen van de bevolkingsgroepen van allochtone afkomst zijn gelijk aan de rest van Rotterdam. Het is opvallend dat de groep vanuit de Europese Unie en overige westerse landen vrij groot is. Bijna drie kwart van de bewoners van het Oude Westen is van allochtone afkomst. Hierbij zijn de groepen Surinamers, Marokkanen en Turken het sterkst vertegenwoordigd. De inwoners van Stadsdriehoek en Kop van Zuid zijn overwegend van autochtone afkomst. De allochtone bevolking in deze wijken komen voor een groot gedeelte uit de EU of andere westerse landen. Het percentage huurwoningen in het centrum is gelijk aan het gemiddelde in Rotterdam. Het percentage koopwoningen ligt iets onder het stedelijk gemiddelde. De gemiddelde waarde van een huurwoning ligt in het centrum boven het Rotterdamse gemiddelde. Meer dan de helft van de woningen valt in de categorie portiek- of galerijwoning met lift. Dit percentage is het hoogst van alle deelgemeenten. Het aantal eengezinswoningen in het centrum is nihil. De overige woningtypen zijn vergelijkbaar met de rest van Rotterdam.
4
Bron: COS 2007 19 Gebiedsanalyse 2008 naar perspectief 2010 Centrum
5
Het vrijetijdsaanbod
In het centrumgebied is een matig aanbod van sport en recreatie. In dit hoofdstuk staat het aanbod vanuit SenR centraal. Daarnaast wordt ook een beeld geschetst van het aanbod van andere aanbieders. Hierbij wordt dit aanbod vergeleken met het gemiddelde van Rotterdam. Uitgangspunt hierbij is dat het centrumgebied ongeveer 5% van de Rotterdamse bevolking telt en er dus een aanbod van ongeveer die omvang mag worden verondersteld. In de eerste paragraaf wordt het sportaanbod, opgesplitst naar accommodaties, terreinen en activiteiten besproken. In de tweede paragraaf het aanbod op het gebied van natuur en milieu en in de derde paragraaf op het gebied van wijkrecreatie.
5.1
Sport
5.1.1
Sportaccommodaties
In het centrumgebied zijn twee gymzalen van SenR, één aan de Josephstraat en één aan de Schiedamse Vest. In het centrumgebied zijn echter ook nog (twee) andere gymzalen waar SenR gebruik van maakt, deze zijn eigendom van BOOR. Per 1 januari 2009 worden deze BOOR zalen afgebroken. Er is geen echte sporthal in de deelgemeente gevestigd. Wel heeft wijkaccommodatie Odeon een sportzaal. Het centrumgebied heeft geen eigen zwembaden, maar maakt wel gebruik van zwembaden in de omgeving. Het masterplan zwembaden is nog steeds onderwerp van gesprek. De werkgroep BABO5 (Beschikbaarheid Accomodaties Bewegingsonderwijs) heeft onderzocht of er voldoende gym- en sportaccommodaties aanwezig zijn om de komende jaren uitvoering te kunnen geven aan stedelijke beleidsinitiatieven en –programma’s. Hiervoor zijn drie scenario’s geschetst. De wethouders Geluk en Bolsius hebben de wens uitgesproken dat er gevolg gegeven moet worden aan het eerste scenario waarbij het collegebeleid uitgevoerd kan worden. Voor het centrum betekent dit dat er geen behoefte is aan uitbreiding. Voortschrijdend inzicht leert ons echter dat het centrum geen extra capaciteit heeft. Het centrum heeft twee Lekker Fit! Scholen, waarvan één school al drie jaar kampt met onvoldoende beschikbaarheid van accommodaties. Deze school is gevestigd in het Oude Westen en heeft dringend behoefte aan een extra gymzaal. Indien het Lekker Fit! programma wordt uitgebreid in het centrum dient er voor meer accommodatie gezorgd te worden.
5.1.2
Sportterreinen
In het Centrumgebied zijn geen (school)sportvelden aanwezig. Wel is er een tenniscomplex met drie banen. Het tennispark aan de Mathenesserlaan is aan een grondige renovatie toe. Per 1 januari 2009 zijn de tenniscomplexen overgegaan naar het OBR. Op de Westblaak ligt een skatepark.
5.1.3
Sportstimulering
Er worden in totaal 425 sportstimuleringsactiviteiten georganiseerd in het Centrumgebied. Hierbij gaat het om vaste activiteiten die plaats vinden en zijn de incidentele activiteiten niet meegenomen. Per 66 inwoners wordt er gemiddeld één SenR sportstimuleringsactiviteit georganiseerd. Het aantal georganiseerde activiteiten ligt een stuk lager dan in heel Rotterdam. Hierbij moet worden aangetekend dat activiteiten van andere partners zoals welzijnsorganisatie TOS niet meegenomen zijn. Van de 425 activiteiten zijn er 270 buurtsportactiviteiten, die te onderscheiden zijn in 90 activiteiten (instuif met verschillende takken van sport) voor de doelgroep tot 12 jaar, 45 activiteiten voor jongeren (streetdance, basketbal en voetbal) tot 17 jaar, 90 activiteiten voor vrouwen van 18 tot 55 jaar (thairobics) en 45 activiteiten voor de doelgroep van 55 jaar en ouder(bewegen op muziek). De overige 150 activiteiten worden georganiseerd voor schoolsport. Kinderen uit groep 5 t/m 8 van de basisscholen uit het Centrum krijgen per fase drie activiteiten aangeboden in een bepaalde tak van 5
Beschikbaarheid Accommodaties Bewegingsonderwijs (2008), Gezamenlijke Werkgroep BABO van SenR en JOS 21 Gebiedsanalyse 2008 naar perspectief 2010 Centrum
sport. Elke fase heeft zijn eigen kenmerken en doelen. Een activiteit kan op school gegeven, maar bijvoorbeeld ook bij een sportvereniging of op een veldje in de wijk. In het Centrum zullen de kinderen voornamelijk te maken krijgen met kennismakingslessen.
5.2
Natuur en Milieu
Het centrum heeft geen natuur en milieu voorzieningen. Bewoners maken voornamelijk gebruik van de CNME en kinderboerderij de Bokkesprong in Delfshaven. Vanuit de bevolkingsprognose is op te maken dat het percentage jeugd de komende jaren zal toenemen. Deze verwachte toename betekent een extra belasting op de CNME-lessen van de Bokkesprong. In de productbegroting voor 2008 is opgenomen dat 80 groepen CNME-lessen krijgen en dat het aantal uitleningen van leskisten CNME op 40 uitkomt voor het centrum. Momenteel betaalt de centrumraad voor de lessen op de Bokkesprong. 13,8% van de inwoners van het centrum bezoekt een kinderboerderij één of meer keer per jaar. In Rotterdam bezoekt gemiddeld een kwart van de inwoners één of meer keer per jaar een kinderboerderij. Het gemiddeld aantal bezoeken aan een kinderboerderij ligt op 4,2 in het centrum. De educatieve tuin aan de Horvathweg dreigt in 2010 te gaan sluiten, dit heeft gevolgen voor de educatieve lessen die de kinderen van het centrumgebied krijgen. Basisschoolkinderen van groepen 6 en 7 volgen 22 lessen op de educatieve tuin per jaar.
5.3
Wijkrecreatie
In het centrumgebied zijn Odeon en Stadsdriehoek de enige wijkaccommodaties van SenR. Beide accommodaties bieden huisvesting aan zes maatschappelijke (wijk)organisaties en verhuren ruimten aan diverse verenigingen en buurtgroepen. Odeon is één van de grotere wijkaccommodaties met een oppervlakte van 2.849 m². Wijkaccommodatie de Stadsdriehoek heeft een oppervlakte van 959 m² en is een nieuw gebouw met een moderne uitstraling. Samen verzorgen beide accommodaties zo'n 8.300 incidenteel verhuurde uren. Deze wijkaccommodaties hebben in totaal ongeveer 215.000 bezoekers gehad in 2007 tijdens 7.400 openingsuren. In de productbegroting voor 2008 is het streven voor Odeon en de Stadsdriehoek om 160.000 bezoekers te krijgen. Hierbij wordt er ingezet op het organiseren van 200 activiteiten voor de jeugd t/m 12 jaar, 120 activiteiten voor de leeftijdscategorie 18 t/m 55 jaar, 188 activiteiten voor 55 plussers en 15 niet-leeftijdsgebonden activiteiten. Het centrumgebied heeft twee welzijnsaccommodaties en geen jeugd- en recreatieterreinen van SenR. Speeltuinvereniging Weena is de enige speeltuin in het centrumgebied. De speeltuin heeft een oppervlakte van 3.660 m2. In het centrum is voor iedere basisscholier 2,6 m2 speelruimte beschikbaar. In het centrumgebied zijn geen volkstuinen van SenR aanwezig. 14,8% van de centrum bewoners bezoekt de speeltuin één of meer keer per jaar. Het gemiddeld aantal bezoeken ligt op 20,9. Watersportmogelijkheden van SenR zijn er niet in het centrum. Er zijn wel diverse havens en aanlegplaatsen. Het centrumgebied ligt aan het basistoervaartnet van de recreatievaart en aan een verbindingswater voor zeil- en motorboten. Per 1 november 2008 is het beheer van alle onbemande voorzieningen waaronder volkstuinen, speeltuinen, welzijnsaccommodaties, jachthavens en recreatieterreinen overgaan naar het OBR. Hoewel het beheer is overgegaan, blijft SenR op beleidsvlak actief en kan gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen.
22 Gebiedsanalyse 2008 naar perspectief 2010 Centrum
6
Huidig beleid
In dit hoofdstuk worden de verschillende niveaus van beleid besproken voor dit gebied. In de eerste paragraaf wordt het beleid op wijkniveau besproken. Allereerst wordt het Wijk Actieprogramma Sociaal (WAPS) voor de wijk Cool Zuid besproken. Daarna is er in de paragraaf aandacht voor de vogelaarwijk het Oude Westen, Kindvriendelijke wijk Cool en de plannen omtrent de jeugdveiligheidswijken. In de tweede paragraaf worden de actiepunten op het gebied van sport en recreatie van de centrumraad besproken. In de derde paragraaf wordt het stedelijke beleid summier besproken op het gebied van sport en recreatie.
6.1
De wijken
6.1.1
Wijk Actieprogramma Sociaal
Alle deelgemeenten in Rotterdam moeten een WAPS (Wijk Actieprogramma Sociaal) opstellen voor minimaal één wijk uit de deelgemeente. In het stadscentrum is een actieprogramma opgesteld voor de wijk Cool Zuid. De wijk Cool Zuid is gekozen omdat hier een grote mate van overlast van jongeren aan de orde was waarbij groepen crimineel dreigden te worden dan wel al crimineel waren. In de WAPS wordt een analyse van de wijk gegeven, een beschrijving van de belangrijkste problemen en ontwikkelingen in de wijk en een nadere analyse van de knelpunten, kansen en bedreigingen. Verder moet een uitvoeringsprogramma op hoofdlijnen en een financiële paragraaf gegeven worden. Op basis van de wijkanalyse wordt er voor Cool Zuid voor extra inzet en ondersteuning gekozen op een viertal speerpunten. Het eerste speerpunt is het onderwerp Jongeren. Hierbij wordt er o.a. ingezet op de ontwikkeling van een multifunctionele accommodatie (MFA) als fysieke invulling van wijksamenwerkingsverbanden (brede school/ dagarrangement). Ook wordt de ontwikkeling van ‘Lekker Fit’ op de scholen nagestreefd. Daarnaast wordt er ingezet op het opzetten van een schoolsportvereniging. Het ontwikkelen van een MFA bevordert tevens de sociale cohesie in de wijk dat het tweede speerpunt vormt in het sociale beleid. Tevens wordt er ingezet op het speerpunt armoedebestrijding waar de projecten Schuldhulpverlening en de Formulierenbrigade onder vallen. In het kader van het laatste speerpunt Kindvriendelijke Wijken wordt ingezet op het verbeteren van de verkeersveiligheid omgeving het Landje en Rotterdamse Schoolvereniging en het verhogen van de ouderbetrokkenheid.
6.1.2
Vogelaarwijk
Op 22 maart 2007 maakte de minister van Wonen, Wijken en Integratie, Ella Vogelaar, een lijst van 40 probleemwijken bekend. In deze zogenoemde Vogelaarwijken zullen tijdens de kabinetsperiode Balkenende IV extra investeringen gedaan worden, vanwege de stapeling van sociale, fysieke en economische problemen die deze wijken hebben. De lijst met Vogelaarwijken wordt aangevoerd door Rotterdam, met zeven wijken. Omdat voor de Vogelaarwijken een indeling is gehanteerd die anders is dan die van de gemeente Rotterdam, heeft de gemeente deze indeling vertaald naar een eigen indeling. Zo zijn uiteindelijk 25 Vogelaarwijken aan te wijzen in Rotterdam. In het stadscentrum valt het Oude Westen in de categorie Vogelaarwijk. Het WWI actieplan voor deze wijk heeft de volgende speerpunten: • Wonen. Hierbij wordt gestreefd naar het creëren van een aantrekkelijk woongebied door gerichte ingrepen in de woningvoorraad (sloop, nieuwbouw, renovatie en verbeterde voorzieningen). Ook wordt geïnvesteerd in het verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte door aandacht te besteden aan parkeergelegenheid en verbeteren uitstraling van hoofdstraten. • Werken en ondernemerschap. Bij dit aspect richt de ambitie zich op het verbeteren van de organisatiegraad van ondernemers en winkeliers, het verbeteren van mogelijkheden van en voor starters, opzetten van leerwerkplaatsen en investeren in de marketing van het Oude Westen. • Leren en opgroeien. Het stadscentrum heeft te maken met een hoog percentage voortijdige schoolverlaters en de gemiddelde Cito-score ligt onder het Rotterdamse gemiddelde. Hierbij 23 Gebiedsanalyse 2008 naar perspectief 2010 Centrum
•
•
6.1.3
wordt er ingezet op de ontwikkeling van de brede school. Voor jongeren komen er meer sportmogelijkheden. Ook wordt er geïnvesteerd in een integraal pakket van wonen, zorg en welzijn op een zodanige wijze dat dit aansluit bij de behoefte van de bewoners. Om de onderlinge binding in de wijk te verbeteren zijn educatieve voorzieningen zoals taalcursussen en inburgering van belang. Veiligheid. Het Oude Westen behoort tot een van de minst veilige wijken in Rotterdam. Door betrokkenheid onder bewoners en ondernemers te stimuleren bij hun pleinen en binnenterreinen wordt beoogd initiatieven te bevorderen ter verbetering van de wijk. De Hot e spot aanpak voor de 1 Middellandstraat en Schietbaanstraat is onderdeel van het actieplan. Ook is er een specifiek actieprogramma Veilig voor de ’s Gravendijkwal opgesteld. Integreren. Hierbij wordt de betrokkenheid en de binding met de wijk en elkaar vergroot door het betrekken van bewoners bij het beheer van pleinen en binnenterreinen, emancipatie en participatie.
Kindvriendelijke wijken
Cool, Nieuwe werk en Dijkzigt kunnen bestempeld worden als kindvriendelijke wijken (KiWi). Een kindvriendelijke wijk is een veilige, prettige omgeving voor kinderen waarin zij hun talenten optimaal kunnen ontwikkelen. Ouders, bewoners en instellingen, zoals de scholen, kinderopvang, het welzijnswerk en SenR bundelen hun krachten om een kindvriendelijke buurt te bewerkstelligen. Het doel hierbij is om Rotterdam voor gezinnen en kinderen aantrekkelijker te maken zodat gezinnen ervoor kiezen om in Rotterdam te blijven wonen en kinderen die in de stad opgroeien alle kansen krijgen die ze nodig hebben. Voor de wijk Cool zijn aan de hand van wijkbijeenkomsten een aantal concepten uitgewerkt in een wensenboek die bijdragen aan het realiseren van een kindvriendelijke omgeving. De input voor de ontwikkeling van deze concepten is ook van de kinderen zelf gekomen. Het eerste concept is het “Op het weggetje van Geluk is het vetCool fietsen” project. Hierbij worden ouders die schoolkinderen brengen meer betrokken bij de wijk. Het doel is om de verkeersveiligheid in de wijk te verbeteren. Het Straatuniversiteit en Podium concept heeft als doel jongeren in de wijk een plek geven waar zij hun vrije tijd kunnen doorbrengen. Het Podium geeft de kinderen de mogelijkheid om te laten zien wie ze zijn en wat ze kunnen. In de Straatuniversiteit worden de rollen omgedraaid en geven jongeren les over het leven op straat aan buurtbewoners, beleidsmedewerkers en beleidsbepalers. Het laatste concept heet COOLzaad waarbij meer relatie wordt gebracht tussen kinderen en natuur in de wijk. Kinderen krijgen zaad om zelf te planten en te verzorgen. Een keer per jaar wordt er dan met de oogst gekookt onder leiding van een bekende kok.
6.1.4
Jeugd Veiligheidswijk
Alle wijken van het centrumgebied vallen in de categorie Jeugd Veiligheidswijk. Dit type wijken heeft te maken met een hoge mate van jeugdcriminaliteit waarvoor een specifieke aanpak nodig is. Vooral de wijken het Oude Westen, Cool, Scheepvaartkwartier en Dijkzigt verdienen aandacht betreffende de jeugd. Voor de wijk Cool loopt bijvoorbeeld het project Oefuk waarbij kinderen worden begeleid van PO naar VO. Ook wordt jong ondernemerschap gestimuleerd en worden gezinscoaches uitgebreid. Daarnaast worden schoolsportverenigingen opgezet. In de wijk het Oude Westen krijgt een groep moeilijke jongeren uit de wijk een actieve rol bij het opzetten van de nieuwe Thaiboksschool het Oude Westen. Ook wordt het Small Business School concept opgezet waarbij starters en ondernemers advies en ondersteuning kunnen krijgen. Op hun beurt nemen deze ondernemers jongeren uit de buurt aan als stagiaire.
6.2
Deelgemeentelijke actiepunten
Op basis van het bestuursprogramma 2006-2010 is de programmabegroting voor 2008 ingedeeld in zes programma’s: • Bestuur en communicatie. Dit programma heeft als doel dat de centrumraad zo dicht mogelijk bij de bewoners en ondernemers komt te staan. Hierbij gaat het niet alleen om naar de bewoners en ondernemers toe te communiceren, maar ook om hen te stimuleren te reageren op de voor hen belangrijke onderwerpen. • Veilig. Het gewenste effect van het programma Veilig is dat er eind 2009 geen onveilige wijken meer zijn in het centrumgebied. Voor het Oude Westen wordt gestreefd naar een veiligheidscijfer van 4,6, Stadsdriehoek/ C.S. Kwartier een score van 6,0 en Cool/ Scheepvaartkwartier en Dijkzigt een score van 4,9. De activiteiten die ontplooid worden voor het realiseren van meer veiligheid zijn o.a. uitbreiding van het cameratoezicht, inzetten van 24 Gebiedsanalyse 2008 naar perspectief 2010 Centrum
•
•
•
•
6.3
DOSA (Deelgemeentelijk Overleg Sluitende Aanpak) regisseurs en het hanteren van een groepsaanpak waarbij specifieke activiteiten voor jongeren georganiseerd worden om ze van de straat te houden. Openbare ruimte. Dit programma moet ertoe leiden dat bewoners, ondernemers en bezoekers van het centrumgebied het gevoel hebben in een aanvaardbaar schone en hele omgeving te verkeren. Hierbij wordt bijvoorbeeld bij de uitvoering van het periodiek onderhoud de nadruk gelegd op het verbeteren van de voetpaden en trottoirs in het centrumgebied. Wijkeconomie en Werkgelegenheid. Dit programma heeft als doel het versterken van de relatie met georganiseerde ondernemers. Ook vormt het bevorderen van de werkgelegenheid en het terugdringen van de jeugdwerkloosheid een belangrijk onderdeel. In het kader van terugdringen jeugdwerkloosheid worden er extra stageplaatsen gecreëerd in overleg met ondernemers in het centrum. Hiermee wordt schooluitval voorkomen en krijgen jongeren een startkwalificatie bij het betreden van de arbeidsmarkt. Door middel van de Small Business School krijgen ondernemers en starters ondersteuning en advies en waar nodig financiële ondersteuning en scholing. Op hun beurt nemen deze ondernemers jongeren uit de wijk aan als stagiair. Welzijn. Dit programma is gericht op het realiseren van een goede woon-, werk- en leefsituatie voor bewoners van het centrumgebied door het creëren van een vraaggericht aanbod van voorzieningen en activiteiten. Uit het subprogramma jeugd en jongeren vloeien o.a. de volgende actiepunten voort: jongeren die moeilijk aan een stageplek kunnen komen door middel van mentoraat ondersteunen, het Communities that Care (CtC) programma is erop gericht om problemen onder jongeren te voorkomen door preventieve acties, het inzetten van Thai boksen om jongeren van de straat te houden en discipline bij te brengen. Daarnaast is er een subprogramma sport- en recreatievoorzieningen. Hierbij wordt er gekeken hoe sportstimulering steviger verankerd kan worden in de brede school en hoe het brede school concept beter verankerd kan worden in de werkwijze van Sportsimulering. Ook wordt het organiseren van o.a. gerichte activiteiten voor jeugd en jongeren van het skatepark doorgezet. Daarnaast wordt gekeken hoe natuur- en milieueducatie dichter bij de kinderen en de wijk kan worden gebracht. Hierbij kan gedacht worden aan tuinieren bij de speeltuin, moestuin op het schoolplein en tuinieren in het park. Bedrijfsvoering. Het programma bedrijfsvoering is bedoeld om ervoor te zorgen dat de beschikbare middelen optimaal worden besteed. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de kanteling van de organisatie naar gebiedsgericht werken. Ook worden de verstrekte subsidies getoetst op hoogte, effectiviteit en relatie met de gestelde prioriteiten.
Het Rotterdamse stedelijke beleid van Sport en Recreatie
Het stedelijk sportbeleid heeft twee doelen. Het collegedoel 6c “Lekker fit” is dat in 2010 op 23% van de Rotterdamse basisscholen elke schooldag 1 uur sport en bewegen aanbiedt en dat op minstens de helft van het aantal basisscholen de kinderen hebben deelgenomen aan het programma Lekker Fit!. Het andere collegedoel, 6d “Meer sportparticipatie”, is dat de sportparticipatie in de gebieden waar het aandeel sporters in 2005 het kleinst is, in november 2009 met tenminste 5% is gestegen en in de overige gebieden tenminste gelijk is gebleven. De belangrijkste acties voor het vergroten van sportparticipatie zijn stadsbreed de aanleg van extra trapveldjes, de ontwikkeling van Lokale Activiteiten Centra (LAC’s) met een actieve programmering. Het beleidsdoel van Sport en Recreatie op het gebied van wijkrecreatie is het stabiliseren van het aantal bezoeken aan wijkaccommodaties: in 2010 bezoekt 20% van alle Rotterdammers minimaal eens per jaar een wijkaccommodatie. In het programma Sociaal zijn middelen beschikbaar gesteld voor een kwaliteitsimpuls op het gebied van wijkrecreatie zoals het transformeren van de huidige wijkgebouwen in zogeheten Lokale Activiteiten Centra en Lokale Culturele Centra. Ook bij andere recreatieve vormen, zoals volkstuinen, speeltuinen en openbare ruimten is verder beleid ontwikkeld. Sport en Recreatie heeft als beleidsdoel voor natuur- en milieuvoorzieningen een grotere bekendheid en inzetbaarheid in het beleid. De voorzieningen en educatieve programma’s op het gebied van natuur en milieu lenen zich uitstekend voor het bijdragen aan diverse collegedoelen op het gebied van gezondheid (overgewicht), onderwijs en leefbaarheid. Duurzaamheid, met onder andere het Cradle to Cradle principe, klimaatsverandering, CO2-uitstoot, luchtkwaliteit en groene (speel)ruimten is een actueel thema. Natuur- en milieueducatie kan een belangrijke educatieve rol vervullen en een rol om van Sport en Recreatie een CO2 vrije dienst te maken. Om de mogelijkheden voor kinderen en jongeren actief te worden bij een groene organisatie te verbeteren is Sport en Recreatie in samenwerking met enkele andere organisaties het project Jong Groen gestart. Jong Groen stelt zich 25 Gebiedsanalyse 2008 naar perspectief 2010 Centrum
ten doel jongeren te laten deelnemen aan activiteiten, hen te activeren en dat in iedere deelgemeente één natuurvereniging wordt gevestigd.
6.4
Trends in vrijetijdsbesteding
Tijdsdruk bij de burger Vrije tijd is belangrijk voor het individu en de maatschappij. Vrije tijd geeft het individu de mogelijkheid de eigen identiteit te ontwikkelen, competenties te ontdekken en te leren kiezen. Maar volgens de Vrijetijdsomnibus van 2007 krijgen de Rotterdammers het steeds drukker. Bijna twee vijfde van de Rotterdammers zegt te weinig vrije tijd te hebben. Een dag heeft maar 24 uur. Overheidsbeleid zoals de WMO, het cultuurbeleid, het sportbeleid en de sociale cohesie kosten de burger (extra) tijd. Andere vormen van tijdsbesteding worden steeds aantrekkelijker. Er is dus sprake van een verdringingsmarkt in de tijdsbesteding. Het aanbod van Sport en Recreatie zal meer rekening moeten houden met de tijdsdruk van de doelgroep door aangepaste openingstijden (weekend open en ’s avonds), arrangementen voor bepaalde groepen (ouders en kinderen), etc. Ook activiteiten die verschillende beleidsdoelen dienen kunnen hiervoor gebruikt worden. Maar ook dat is extra lastig omdat als motief om te sporten steeds meer gezondheid genoemd wordt en sociale motieven zoals gezelligheid naar de achtergrond verdrijven. Driedeling in de sportmarkt Steeds duidelijker wordt het dat de sportmarkt zich splitst zich in drie delen, namelijk: commerciële sporten veelal in sportscholen; verenigingssporten in gemeentelijke sportaccommodaties en ongeorganiseerde sporten veelal in de openbare ruimten. Deze deling dwingt het sportbeleid zich niet alleen te richten op de verenigingssporten, maar ook met de andere twee soorten sport rekening te houden. Dalend gebruik voorzieningen in de wijk Het huidige collegebeleid focust met gebiedsgericht werken op wijken en buurten. Zwembaden, bibliotheken, wijkgebouwen, club- en buurthuizen en NME-voorzieningen kunnen een belangrijke rol vervullen in gebiedsgericht werken. Het bezoek aan deze voorzieningen in de wijken daalt echter al enkele jaren. Het nieuwe LCC-concept lijkt volgens de cijfers van de vrijetijdsomnibus aan te slaan. De invoering van dit soort nieuwe concepten (LCC, LAC, etc.) moet krachtiger doorgezet worden. Nu volgens de vrijetijdsomnibus in Rotterdam al 75% van de bevolking op internet zit is het belangrijk de positionering van deze voorzieningen op het internet goed te regelen, want internet wordt als medium steeds belangrijker. Meer onderlinge samenhang van deze voorzieningen is gewenst.
6.5
Toekomstige ontwikkelingen
6.5.1. Trends Vrijetijdsbesteding is een breed terrein dat vanuit allerlei velden beïnvloed wordt. Het trendboekje van 6 de Belgische website “Flandersdc.be” beschrijft alleen al 30 trends. De trendwatcher Marcel Bullinga voorziet in 2020 onder andere de volgende ontwikkelingen “Sporttoerisme is in”, “Verenigingen zijn uit”, “Dikke kinderen zijn uit”, “Paralympics worden Bionolympics” en “de Aziatische coach is in” en de overheid verdwijnt achter een computerscherm, zoals dat nu al bij de banken is. Transformaties Huidige trends zoals “belevenissen” en “individualisering” maken al min of meer onderdeel uit van het beleid. De nieuwste producten zijn “transformaties”, waarbij de deelnemer een garantie krijgt dat zijn gedrag zal veranderen. Bijvoorbeeld bij fitness wordt niet alleen bijgehouden hoeveel calorieën je verbruikt, maar je krijgt een garantie dat je lijf verandert. Het personeel krijgt daarin een andere rol, meer als coach, vertrouwenspersoon, pedagoog en/of intermediair. Door technologie meer aandacht voor symboliek en spel Fundamentele veranderingen komen als gevolg van de veranderingen in de technologie; denk aan robots, nieuwe materialen, nog snellere communicatie. De overheid verdwijnt door deze technologie achter een computerscherm. De verwachting is dat daardoor de symbolische functie van de overheid
6 http://www.futurecheck.nl/
26 Gebiedsanalyse 2008 naar perspectief 2010 Centrum
sterker op de voorgrond treedt. Dat betekent meer aandacht voor thematische jaren zoals Sportjaar, Jongerenjaar, etc. Bij deze verandering worden de methoden en de emoties uit de vrijetijdssector steeds belangrijker. De Amerikaanse presidentsverkiezingen lijken steeds meer op een grote “Idols verkiezing”. Meer ruimte voor vrije tijd nodig Ook is de komende jaren steeds meer ruimte nodig voor vrijetijdsbesteding. Delen van de stad en platteland worden steeds meer vrijetijdsland. En vrije tijd heeft zijn onschuld verloren. Er komen meer regels, er kan meer aan verdiend worden en de eisen aan de kwaliteit worden strenger.7 Een ander belangrijk aspect is het huidige ressentiment onder de bevolking. Het merendeel van de bevolking wil een lokale verzorgingsmaatschappij, verwacht een mondiale prestatiemaatschappij en ziet dat niemand er iets aan kan doen. 6.5.2. Ander perspectief Toekomstige veranderingen zijn door hun verwevenheid van de verschillende aspecten, maar vooral door de nieuwe technologische mogelijkheden, moeilijk voorspelbaar. Ze zijn soms paradoxaal. Een ander perspectief, gevormd door de 5-E’s helpt om nieuwe ontwikkelingen beter te begrijpen en er mee om te gaan. Die 5 E’s zijn: e-technologie, emoties, ecologie, evenementen en educatie. Deze aspecten zullen bij activiteiten, voorzieningen, belevenissen, et cetera steeds op nieuw bekeken moeten worden. 1. E-technologie (d.w.z. elektronica, nanotechnologie, sociale technologie, etc.) verandert de meeste vrijetijdsactiviteiten en raakt elk aspect van het functioneren en het welbevinden als mens. Hyves weblogs, you-tube en websites als “Independer”, “Geen stijl” of WIKIpedia en Linux zijn het begin van een nieuwe massale vorm van creativiteit. Van een internationale website als “Stitch ’n bitch” (een breiclub via internet), komt een groep bij elkaar in LCC de Castagnet. 2. Emotie is het snelst groeiende product in de welvarende economie. De emotiemarkt8 is leven in een samenleving doordrenkt met adrenaline ('druk, druk, druk') en geteisterd door verveling. Emoties spelen een belangrijke rol bij de aanschaf van producten, het meedoen met activiteiten, belevenissen en transformaties. Het bespelen van die emoties is een nieuwe vaardigheid, die geleerd en gebruikt moet worden. 3. Ecologie impliceert niet alleen respect voor natuur, milieu, cultuur maar ook immaterieel erfgoed en samendoen, moraliseren, ethisch werken en tijdsparen. Vrije tijd kan erg milieubelastend worden of juist bij dragen aan milieubesparing. Hierop inspelen en nagaan welke effecten producten of diensten hierbij hebben is belangrijk. 4. Evenementen kunnen, meer dan accommodaties, inspelen op subjectieve waarden, zoals emoties, collectieve verhalen, ethiek, et cetera. De vrijetijdssector is steeds op zoek naar nieuwe waarden, onderwerpen en activiteiten. Wat voorheen werk was (zoals ambachten) wordt vrije tijd en nieuwe vormen vrije tijd worden later commercieel.9 Evenementen zijn voor deze vernieuwing een goed podium. 5. Educatie is een belangrijk aspect van vrije tijd in de vorm van informeel leren, experimenteren, zelf ontplooien, etc. Het leren verantwoorde keuzes te maken, dat hierbij nodig is, is cruciaal voor een verdere persoonlijke ontwikkeling. De bestaande vormen van educatie zoals sportstimulering, natuur- en milieueducatie en cultuureducatie worden aangevuld met andere onderwerpen zoals techniek en elektronica (bijvoorbeeld gaming, robotwedstrijden, etc.).
7 De Nota Ruimte van de rijksoverheid streeft naar 75 vierkante meter openbaar recreatiegroen per nieuwbouwwoning. Dit streven is erg ambitieus, aangezien er tussen 1990 en 1996 slechts 21 vierkante meter per woning werd gerealiseerd. Daarnaast ligt er een provinciale opgave van 80 vierkante kilometer groen in en om de steden (GIOS), vooral in Gelderland en de Randstad. 8 Bron o.a. De emotiemarkt van Susanne Piet 9 De gegevens van weeramateurs worden door de klimaatverandering en de lokale effecten daarvan nu ook voor het KNMI belangrijk.
27 Gebiedsanalyse 2008 naar perspectief 2010 Centrum