UDEN
Centrumgebied Uden-Zuid
BESTEMMINGSPLAN
Centrumgebied Uden-Zuid
Uden bestemmingsplan
identificatie
planstatus
identificatiecode:
datum:
status:
NL.IMRO.0856.BPCentrumgebiedUZ-ON01
11-06-2014 07-10-2014
concept ontwerp vastgesteld
projectnummer:
085600.18534.00 projectleider:
ir. G.J.G. Bokelman
© Rho Adviseurs bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van Rho Adviseurs bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
2
Inhoudsopgave
Toelichting
5
Hoofdstuk 1
Inleiding
7
1.1
Aanleiding
7
1.2
Ligging plangebied
7
1.3
Vigerend bestemmingsplan
8
1.4
Leeswijzer
8
Hoofdstuk 2
Omschrijving plangebied
9
2.1
Huidige situatie
9
2.2
Nieuwe situatie
10
Hoofdstuk 3
Beleidskader
13
3.1
Rijksbeleid
13
3.2
Provinciaal beleid
13
3.3
Gemeentelijk beleid
15
Hoofdstuk 4
Sectorale aspecten
19
4.1
Duurzame verstedelijking
19
4.2
Verkeer en parkeren
22
4.3
Wegverkeerslawaai
24
4.4
Militair vliegveld Volkel
26
4.5
Ecologie
26
4.6
Water
31
4.7
Externe veiligheid
35
4.8
Kabels en leidingen
38
4.9
Bodemkwaliteit
38
4.10
Bedrijven en milieuhinder
40
4.11
Luchtkwaliteit
42
4.12
Archeologie en cultuurhistorie
45
4.13
PlanMER-plicht
46
Hoofdstuk 5
Juridische planbeschrijving
49
5.1
Algemeen
49
5.2
Regels
49
Hoofdstuk 6
Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid
51
6.1
Economische uitvoerbaarheid
51
6.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
51
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
3
Bijlagen toelichting
53
Bijlage 1
Akoestisch onderzoek
55
Bijlage 2
Hno-tool
63
Bijlage 3
Bodemonderzoek
65
Bijlage 4
Ruimtelijk-economisch onderzoek
135
Bijlage 5
Archeologisch onderzoek
155
Bijlage 6
Nota Inspraak en Vooroverleg
197
Regels
207
Hoofdstuk 1
Inleidende regels
209
Artikel 1
Begrippen
209
Artikel 2
Wijze van meten
213
Hoofdstuk 2
Bestemmingsregels
215
Artikel 3
Centrum
215
Artikel 4
Groen
217
Artikel 5
Verkeer - Verblijfsgebied
220
Artikel 6
Water
222
Hoofdstuk 3
Algemene regels
223
Artikel 7
Anti-dubbeltelregel
223
Artikel 8
Algemene bouwregels
224
Artikel 9
Algemene gebruiksregels
225
Artikel 10
Algemene afwijkingsregels
226
Artikel 11
Algemene wijzigingsregels
227
Artikel 12
Overige regels
228
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
231
Artikel 13
Overgangsrecht
231
Artikel 14
Slotregel
232
Bijlagen regels Bijlage 1
Rho adviseurs voor leefruimte
233 Parkeernormen
235
085600.18534.00
4
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
Toelichting
6
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
7
Hoofdstuk 1
1.1
Inleiding
Aanleiding
Om het voorzieningenniveau in Uden-Zuid te verbeteren, zijn in het open gebied aan de Sesterlaan in Uden-Zuid nieuwe centrumvoorzieningen, in de vorm van een supermarkt en aanvullende buurtvoorzieningen beoogd. Daarnaast wordt ten zuiden van de beoogde centrumvoorzieningen het gebied opnieuw ingericht als groenvoorziening voor de wijk. In samenwerking met de bewonersklankbordgroep is een stedenbouwkundig plan opgesteld. In het voorliggende bestemmingsplan is de haalbaarheid van het plan onderzocht en geeft het juridisch planologisch kader waarbinnen de ontwikkeling kan plaatsvinden.
1.2
Ligging plangebied
Het plangebied is gelegen te midden van de wijk Uden-Zuid en wordt omgeven door woongebied, infrastructuur en groenvoorzieningen.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
8
1.3
Vigerend bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Hoenderbos-Velmolen' (1993) en gelden de bestemmingen 'Groenvoorzieningen' en 'Uit te werken woondoeleinden'. De beoogde ontwikkeling past niet geheel binnen de ter plaatse toegestane functies en bouwregels.
Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan Hoenderbos-Velmolen (gemeente Uden, 1993)
1.4
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt de huidige en de nieuwe situatie beschreven. Het van toepassing zijnde beleidskader is opgenomen in hoofdstuk 3. Vervolgens komen in hoofdstuk 4 alle relevante sectorale aspecten aan de orde. In hoofdstuk 5 wordt de bestemmingsregeling toegelicht. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond en wordt in hoofdstuk 7 ingegaan op de reacties uit het overleg ex artikel 3.1.1 van het Bro en de inspraakprocedure.
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
9
Hoofdstuk 2
2.1
Omschrijving plangebied
Huidige situatie
Uden-Zuid is de meest recente uitbreidingswijk (vanaf jaren '90) van Uden direct ten zuiden van de rondweg. Een centraal winkelcentrum ontbreekt in Uden-Zuid. De bewoners van Uden-Zuid zijn momenteel aangewezen op de supermarkten in Uden-Centrum of elders in Uden. Het plangebied ligt al jaren braak in afwachting op een invulling die aansluit bij de wensen en behoeften van de huidige en potentiële wijkbewoners van Uden-Zuid. De huidige bewoners van Uden-Zuid geven te kennen behoefte te hebben aan een ontmoetingsplek in de wijk in de vorm van een park, mogelijk in combinatie met winkelvoorzieningen. Daarnaast is een horecavoorziening een welkome aanvulling op het huidige voorzieningenniveau van de wijk. Door de herinrichting zal de sociale veiligheid in en rondom het gebied naar verwachting verbeteren. Het plangebied is momenteel onbebouwd en het middengebied heeft een ruige begroeiing en opgaande beplanting. In de zuidwesthoek, aan de Wislaan, is destijds een parkeerterrein aangelegd ten behoeve van de noodlokalen van basisschool 't Mulderke. De noodlokalen zijn in september 2012 weggehaald. In het zuidelijke deelgebied zijn een waterpartij, een hondenuitlaatplaats en speelvoorzieningen aanwezig.
Figuur 2.1 Panoramafoto huidige situatie plangebied; ruige begroeiing en opgaande beplanting (datum foto: februari 2014)
Figuur 2.2 Verhard parkeerterrein aan de Wislaan (links) en waterpartij aan de zuidzijde (rechts) (datum foto's: februari 2014)
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
10
Figuur 2.3 Hondenuitlaatplaats en speelvoorzieningen in het zuidelijk deelgebied (datum foto's: februari 2014)
2.2
Nieuwe situatie
De ontwikkeling bestaat uit nieuwe groen- en centrumvoorzieningen voor de bewoners van Uden-Zuid. Het programma omvat een supermarkt van circa 1.500 m² bvo en 250 m² bvo aan retail- en/of horecavoorzieningen. De functies worden gerealiseerd in één gebouw. Aan de oostzijde van de nieuwbouw wordt een parkeerplaats aangelegd voor de bezoekers van de nieuwe centrumvoorzieningen. Aan de noordzijde vindt de ontsluiting van de laad- en losactiviteiten van de supermarkt plaats. Hierover meer in paragraaf 4.2 Verkeer en parkeren. De hoofdfietsverbinding zal het park in noord-zuidelijke richting doorkruisen. De wandelroutes worden met name oost-west aangelegd. De inrichting en het beheer van het park is gericht op extensief beheer waar het kan en intensief beheer waar het moet. Het park zal volop ruimte bieden voor recreatief gebruik en avontuurlijk spelen. In samenspraak tussen gemeente en klankbordgroep zal de inrichting van het park verder worden uitgewerkt. Bestaande gebruikselementen zullen worden herbeoordeeld en bij gebleken behoefte in het nieuwe inrichtingsplan worden opgenomen. De nieuwe centrumvoorzieningen zullen worden omringd door parkachtig landschap en in de toekomst ook woongebied. In het stedenbouwkundig plan (d.d. januari 2014) is verkend wat de mogelijkheden zijn om het landschap 'over de supermarkt heen te trekken'. Gedacht wordt aan een groene wal dan wel opgaande begroeiing aan de achter- en voorzijde van het hoofdgebouw en een groene inpassing en invulling van het parkeerterrein.
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
11
Figuur 2.4 Impressieschets situering van de nieuwe centrumvoorzieningen en de bijbehorende parkeervoorziening Beeldregieplan Voor het centrumgebied wordt een beeldregieplan opgesteld om de na te streven kwaliteiten van de openbare ruimte en de bebouwing vast te leggen. Dit plan zal samen met het ontwerpbestemmingsplan als ontwerpbeeldkwaliteitsplan ter inzage worden gelegd.
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
12
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
13
Hoofdstuk 3
3.1
Beleidskader
Rijksbeleid
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, 2012) Onderwerpen waarvoor het Rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken. In de loop van 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer. Ook is het onderwerp duurzame verstedelijking in de regelgeving opgenomen. Voor het plangebied is het uitgangspunt van duurzame verstedelijking van belang (zie ladder voor duurzame verstedelijking). Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, 2012) In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Voor het plangebied zijn geen specifieke opgaven bepaald. Het plan voldoet aan het uitgangspunt van zorgvuldig ruimtegebruik. Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro, 2012) Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Ruimtelijke besluiten moeten aandacht besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Er dient aangetoond te worden of er een actuele regionale behoefte is (trede 1), deze behoefte in bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen (trede 2) en of de locatie multimodaal is of kan worden ontsloten (trede 3). Toetsing Er is behoefte aan een boodschappencentrum en een park (ontmoetingsplaats) in de nieuwe woonwijk Uden-Zuid. Deze behoefte wordt opgevangen binnen bestaand stedelijk gebied. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursvolgorde voor verstedelijking. De locatie is passend multimodaal ontsloten aan de hoofdontsluiting en ligt centraal in de wijk (zie paragraaf 4.2 Verkeer en parkeren).
3.2
Provinciaal beleid
Provinciale Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (2010) Op 1 oktober 2010 hebben de Provinciale Staten de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (SVRO) voor de provincie Noord-Brabant vastgesteld. De provincie geeft in de structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). Het plangebied is op de structurenkaart aangeduid als stedelijk concentratiegebied. In het stedelijk concentratiegebied met de bijhorende
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
14
zoekgebieden voor verstedelijking wordt het merendeel van de verstedelijkingsopgave opgevangen. De provincie streeft bij alle ontwikkelingen naar zorgvuldig ruimtegebruik en aandacht voor ruimtelijke kwaliteit. Met de ontwikkelingen in het bestemmingsplan wordt ingezet op intensief ruimtegebruik in het bestaande stedelijk gebied.
Figuur 3.1 Uitsnede structurenkaart Verordening ruimte (2014) Het stedelijk gebied is in de Verordening vastgelegd. Het plangebied maakt hier onderdeel van uit. Stedelijke ontwikkelingen zijn hier beleidsmatig mogelijk.
Figuur 3.2 Uitsnede kaart verstedelijking Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit (ontwerp 2014) In artikel 2.1 van de Verordening Ruimte wordt het volgende gesteld. De toelichting bij een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling bevat een verantwoording dat: het plan bijdraagt aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving; toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
15
Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik houdt voor ruimtelijke ontwikkelingen in ieder geval in dat: uitbreiding van het op grond van het geldende bestemmingsplan toegestane ruimtebeslag slechts is toegestaan mits de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden; ingeval van stedelijke ontwikkeling toepassing is gegeven aan artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro (ladder voor duurzame verstedelijking). Ten behoeve van het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit bevat de toelichting bij een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid een verantwoording waaruit blijkt dat: in het bestemmingsplan rekening is gehouden met de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden; de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, de omvang van de bebouwing en de beoogde functie, past in de omgeving, gelet op de bestaande en de toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft; een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer is verzekerd, waaronder een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur van weg, water of spoor, inclusief openbaar vervoer. Toetsing De bovenbeschreven voorwaarden hangen nauw samen met de behoeften van de bewoners in de wijk Uden-Zuid en de milieu- en omgevingsaspecten die worden getoetst in hoofdstuk 4. Detailhandelsvoorzieningen (ontwerp 2014) In artikel 4.8 van de Verordening is opgenomen dat een bestemmingsplan kan voorzien in een ontwikkeling of een uitbreiding van een winkelconcentratiegebied tenzij deze ontwikkeling of uitbreiding leidt tot een bovenregionaal winkelconcentratiegebied. In dit geval is geen sprake van een bovenregionale functie. In de ontwerpverordening is opgenomen dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat voorziet in een ontwikkeling of een uitbreiding van een winkelconcentratiegebied een verantwoording bevat over de wijze waarop de afspraken die daarover zijn gemaakt in het regionaal ruimtelijk overleg, bedoeld in artikel 35.4 onder b, worden nagekomen. De realisatie van een nieuw winkelcentrum voor Uden-Zuid is opgenomen in de door de regio vastgestelde detailhandelsfoto Noordoost Brabant. Intergemeentelijke StructuurvisiePlus Uden/Veghel (2001) Uden en Veghel vervullen beide een belangrijke centrumfunctie in de regio Noordoost Brabant, met name op het terrein van wonen en werken. De aanduiding van de regio Uden-Veghel als stedelijke regio ligt in het verlengde hiervan. Uden en Veghel zijn van mening dat zij hun centrumfunctie door deze aanduiding verder kunnen versterken, echter wel binnen de kaders van het ruimtelijk structuurbeeld. Uden en Veghel willen hun regionale centrumfunctie verder versterken op basis van afstemming en samenwerking.
3.3
Gemeentelijk beleid
Interim Structuurvisie Uden 2009-2015 (2010) In de structuurvisie is Uden-Zuid aangeduid als nieuwe woningbouwlocatie. Tot 2015 is er naar verwachting nog genoeg capaciteit voor de bouw van woningen in Uden-Zuid. Een van de ambities in het detailhandelsbeleid is de ontwikkeling van een buurtwinkelcentrum in
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
16
Uden-Zuid. Toekomstvisie supermarktstructuur (2004) In 2004 heeft de gemeente Uden een visie op de supermarktenstructuur vastgesteld. In de afgelopen jaren hebben zich meerdere ontwikkelingen voorgedaan waardoor een herijking van de visie op de supermarktstructuur gewenst is gebleken. De visie is in mei 2011 geactualiseerd, maar niet vastgesteld. Gewenste supermarktstructuur Om tegemoet te komen aan de belangen van bewoners en de belangen van het centrum bestaat de gewenste supermarktstructuur uit een evenwichtige spreiding van het aanbod op vier locaties: drie wijkwinkelcentra: in Uden-Noord, Uden-Oost en Uden-Zuid een boodschappencentra, met een bij de verzorgingsfunctie behorend aanbod; centrum: het supermarktaanbod in het centrum met een verzorgingsfunctie voor de inwoners van Uden-Centrum, Uden-West en de bezoekers van het centrum. Met een dergelijke structuur beschikken de meeste inwoners van Uden binnen een straal van circa 1 km over een supermarkt. De vestiging van een supermarkt in Uden-Zuid is noodzakelijk om deze structuur te realiseren. Uden-Zuid Op dit moment beschikken de inwoners van Uden-Zuid niet over winkelvoorzieningen. Om deze inwoners binnen een straal van 1 km een supermarkt te kunnen bieden, is al een nieuwe locatie aangewezen voor een buurtwinkelcentrum met een supermarkt. Dit te ontwikkelen winkelcluster zal hoofdzakelijk gericht zijn op Uden-Zuid. Gebiedsontwikkelingsplan Zuid (2012) In het Gebiedsontwikkelingsplan zijn wensen van bewoners, gemeente en maatschappelijke instanties verwerkt in een uitvoeringsprogramma met een planning voor de korte, middellange en lange termijn. Het is een dynamisch document dat kan worden bijgesteld als de actualiteit daar aanleiding toe geeft. De uitvoering van dit plan is een goede gelegenheid om de onderlinge communicatie te verbeteren, onder andere door intensieve samenwerking. Deze samenwerking in combinatie met de uit te voeren acties zorgen voor een betere leefbaarheid in het gebied. In het actieprogramma is de realisatie van een supermarkt opgenomen in de relatie met de definitieve inrichting van het terrein aan de Sesterlaan. Een winkelcentrum met supermarkt wordt gezien als een centraal punt waar mensen naast de dagelijkse boodschappen doen, elkaar ontmoeten. Echter dergelijke voorzieningen ontbreken in het nieuwe Uden-Zuid (Velmolen-Oost). Op dit moment is men aangewezen op de supermarkten en de winkels/voorzieningen in Uden-Centrum of elders gelegen voorzieningen in Uden. Voor degene die mobiel is, is dit geen probleem, voor degene die niet mobiel is, kan dit problematisch worden, zeker gezien het feit dat er geen openbaarvervoerverbinding is. Een voorziening zoals Winkelcentrum Drossaard in gebied Uden-Oost wordt genoemd als gewenste invulling van de gesignaleerde behoefte. Een voorziening als een buurthuis ontbreekt op dit moment ook. De groenstroken in Uden-Zuid worden slecht onderhouden. Vanuit de bewoners is de suggestie gedaan om een park aan te leggen met speeltoestellen, bankjes en jeu-de-boulesbaan. Er is eveneens behoefte aan speelgelegenheid voor kinderen. Overig beleid Naast het bovengenoemde beleid zijn ook de onderstaande (beleids)regels van toepassing op dit bestemmingsplan. Omdat deze (beleids)regels veelal concrete voorstellen geven voor bestemmingsplanregelingen zijn deze niet beschreven in dit hoofdstuk, maar zijn zij direct vertaald in Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
17
de regels bij dit bestemmingsplan. Het betreft de volgende (beleids)regels: ondergronds bouwen; (jongeren)ontmoetingsplaatsen; antennebeleid; nutsvoorzieningen; prostitutiebeleid; kunstbeleid; ondergrondse containering; evenementenbeleid. Het (gemeentelijk) beleid dat een relatie heeft met de in hoofdstuk 4 beschreven milieu- en omgevingsaspecten is aangehaald in het betreffende hoofdstuk.
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
18
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
19
Hoofdstuk 4
4.1
Sectorale aspecten
Duurzame verstedelijking
Ladder voor duurzame verstedelijking Het overheidsbeleid is gericht op duurzame stedelijke ontwikkeling, daarom is onderzocht of het initiatief voor de realisatie van de wijkwinkelvoorziening in Uden-Zuid aanvaardbaar is in het kader van een duurzame stedelijke ontwikkeling. Hiertoe is de ladder voor duurzame verstedelijking (art. 3.1.6. lid 2 Bro) doorlopen. Deze ladder bestaat uit de volgende drie treden: 1. Is er een actuele regionale behoefte aan de beoogde ontwikkeling? Het begrip regio is niet begrensd in het Bro, maar is afhankelijk van de ontwikkeling. Bij de beoogde wijkwinkelvoorziening is de behoefte vooral afkomstig uit de wijk Uden-Zuid. Echter, bij trede 1 moet tevens worden onderzocht of een ontwikkeling geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor het woon-, leef- en ondernemersklimaat. Eventuele gevolgen van de beoogde ontwikkeling kunnen zich voordoen binnen de gehele kern Uden, daarom is de kern Uden als relevante regio voor het onderzoek in dit rapport beschouwd. Verder wordt de analyse ook de kern Volkel meegenomen vanwege de nabijheid tot Uden-Zuid. 2. Kan de actuele regionale behoefte worden opgevangen binnen bestaand stedelijk gebied? Aan deze tweede trede van de ladder voor duurzame verstedelijking wordt voldaan, omdat de ontwikkeling plaatsvindt door intensivering binnen bestaand stedelijk gebied. 3. Kan een nieuwe locatie worden gevonden die passend multimodaal is ontsloten? Omdat wordt voldaan aan trede 2, hoeft niet naar een nieuwe locatie buiten bestaand stedelijk gebied te worden gezocht. Bij supermarktontwikkeling (zijnde detailhandel in eerste levensbehoeften) moet bovendien worden onderzocht of er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur. In bijlage 4 is een ruimtelijk-economisch onderzoek uitgevoerd, waarin is nagegaan of de ontwikkeling aanvaardbaar is binnen het kader voor duurzame verstedelijking. In bijlage 4 zijn ook de de eventuele effecten op en de mogelijke ontwrichting van de voorzieningenstructuur onderzocht. In deze paragraaf zijn de conclusies van het ruimtelijk-economisch onderzoek opgenomen. Actuele regionale behoefte aan een boodschappenvoorziening voor de wijk Uden-Zuid De consument heeft behoefte aan de beschikbaarheid van winkels in boodschappen om-de-hoek. Om de inwoners van Uden-Zuid optimaal te kunnen bedienen zou het beoogde wijkcentrum moeten aansluiten bij de behoefte bij consumenten aan one-stop-shopping voor de boodschappen, waarbij zij met één maal parkeren al hun dagelijkse boodschappen kunnen aanschaffen. Hierin wordt voorzien met de beoogde supermarkt (met beperkt aanvullend consumentgericht aanbod). De beoogde locatie van de wijkwinkelvoorziening ligt centraal en goed bereikbaar in Uden-Zuid. Realisatie van de beoogde wijkgerichte supermarkt zorgt voor een evenwichtiger verdeling van supermarkten binnen de kern Uden. Gezien het voorgaande, wordt geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling aansluit bij de behoefte van de consument (trede 1 van de ladder voor duurzame verstedelijking). Ook is de ontwikkeling beoogd op een ruimtelijk passende locatie binnen bestaand stedelijk gebied, waarmee het voldoet aan trede 2 van
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
20
de ladder voor duurzame verstedelijking. Omvang en overige randvoorwaarden van een volwaardige en toekomstbestendige boodschappenvoorziening Cruciaal voor een boodschappencentrum gericht op one-stop-shopping is een volwaardige supermarkt met een wijkverzorgende functie. Dergelijke supermarkten worden momenteel nieuw gebouwd met een omvang beginnend bij 1.200 m² wvo (1.500 m² bvo). Een dergelijke supermarkt heeft de beschikking over een compleet assortiment aan droge kruidenierswaren met een aanvullend assortiment in vers artikelen en een aanvullend assortiment in frequent benodigde non-food. De consument kan er terecht voor alle boodschappen, waarbij van bijna alle producten meerdere keuzemogelijkheden (merk, prijs, inhoud) aanwezig zijn. Naast de volwaardige supermarkt kan een wijkwinkelvoorziening nog bestaan uit enkele verszaken en soms nog een winkel in non-food: drogisterijartikelen of bloemen. Als aanvulling op het winkelaanbod zijn er in een 'supermarktcentrum' doorgaans nog een horecavestiging (gericht op snelle service) en een persoonlijke dienstverlener (kapper, (para)medisch). Dit sluit aan bij de behoefte van de consument aan lichte horeca en persoonlijke dienstverlening in de eigen woonomgeving. De beoogde omvang van de volwaardige supermarkt van 1.200 m² wvo (1.500 m² bvo) en het aanvullend aanbod van 200 m² wvo (250 m² bvo) sluit aan bij de gemiddelde van wijkwinkelvoorzieningen in kernen met 30.000-50.000 inwoners. Positie van de wijkwinkelvoorziening binnen de detailhandelsstructuur in de gemeente Uden Na realisatie van de beoogde wijkwinkelvoorziening in Uden-Zuid zal de omzet van de detailhandel in dagelijkse goederen in de kern Uden rond het landelijk gemiddelde uitkomen. Bij deze verwachte economische omstandigheden is er in beginsel voldoende omzet te behalen voor economisch duurzaam-functioneren van de winkels in dagelijkse goederen in Uden. Geconcludeerd wordt dat de beoogde toevoeging van de wijkwinkelvoorziening in Uden-Zuid past binnen de marktomstandigheden in de kern Uden, mede daarom sluit de ontwikkeling aan op de behoefte van consumenten. De gewenste supermarkt binnen de wijkvoorziening in Uden-Zuid kan voortkomen uit: 1. nieuwvestiging van een supermarkt: door a) een nieuwe speler in Uden of door b) het openen van extra filiaal door een bestaande supermarkt in Uden; 2. verplaatsing van een bestaande supermarkt in Uden. Het is nog niet zeker welke van de bovenstaande situaties zal optreden, maar de ruimtelijke gevolgen van alle mogelijkheden zijn aanvaardbaar. De wijkwinkelvoorziening van Uden-Zuid komt namelijk hoe dan ook centraal binnen het marktgebied Uden-Zuid te liggen en op afstand van de concurrentie, hetgeen positief is voor de omzetmogelijkheden van de supermarkt in Uden-Zuid. Ook wordt de verdeling van supermarkten over de kern Uden evenwichtiger door de beoogde ontwikkeling (zie figuur 4.1).
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
21
Figuur 4.1 Te verwachten verdeling supermarkten (rode stip) in de kern Uden (en in Volkel) na realisatie wijkwinkelvoorziening Uden-Zuid (het centrumgebied van de kern Uden is rood gemarkeerd) Duurzame ontwrichting van detailhandelsstructuur en/of onaanvaardbare effecten op het woon-, leefen ondernemersklimaat na de realisatie van de wijkvoorziening Na realisatie van het wijkcentrum (zowel bij nieuwvestiging als bij verplaatsing van een supermarkt) blijft er voldoende omzet te behalen voor economisch-duurzaam functioneren van alle detailhandel in dagelijkse goederen in de kern Uden, daarom hoeven er geen winkels te sluiten als gevolg van de beoogde ontwikkeling. De leegstand zal dan ook niet of nauwelijks toenemen als gevolg van de ontwikkeling. Van onaanvaardbare effecten op het woon-, leef- en ondernemersklimaat in de kern Uden is dan ook geen sprake. Door de verbeterde verdeling van de boodschappenvoorzieningen over Uden kunnen inwoners op aanvaardbare afstand, goed blijven voorzien in de eerste levensbehoeften. Van een duurzame ontwrichting van de voorzieningenstructuur is dan ook geen sprake. De beoogde wijkvoorziening is hoofdzakelijk gericht op het bedienen van de eigen wijk, daarom zal deze (zowel bij nieuwvestiging als bij verplaatsing van een supermarkt) geen invloed hebben op de mate van koopkrachttoevloeiing van buiten de kern Uden. Dit betekent dat de afvloeiing van bestedingen vanuit andere kernen naar Uden niet zal wijzigen. De beoogde ontwikkeling in Uden-Zuid heeft daarom geen economische invloed op het winkelaanbod in de grotere regio. Van onaanvaardbare effecten op het woon-, leef- en ondernemersklimaat in de kernen rond Uden is dan ook geen sprake. Het bieden van ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden voor detailhandel wordt gezien als positief voor het ondernemersklimaat, omdat het bedrijven de ruimte biedt om te ontwikkelen – te ondernemen. De gemeente Uden biedt ruimte voor nieuwe winkels op een daarvoor ruimtelijk passende locatie, op een plek waar consumenten behoefte hebben aan wijkgerichte winkelvoorzieningen en in een omgeving met voldoende draagvlak, waardoor een rendabele exploitatie mogelijk is. In die zin is er dan ook geen
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
22
sprake van een onaanvaardbaar effect op het ondernemersklimaat.
4.2
Verkeer en parkeren
Ontsluiting gemotoriseerd verkeer De ontwikkeling is gelegen ten zuiden van de Sesterlaan, ter hoogte van de rotonde Sesterlaan-Verlengde Velmolen. Deze rotonde is in de huidige situatie uitgevoerd met drie takken. De ontwikkeling wordt na realisatie ontsloten via een nieuw aan te leggen vierde tak, welke de toegang vormt voor het binnen het plan beoogde parkeerterrein en de, voor de bevoorrading van de te realiseren voorzieningen, laad- en loslocatie. Deze laad- en loslocatie wordt aan de noordzijde van de locatie gesitueerd. Het vrachtverkeer wordt, na het oprijden van de parkeerplaats, gescheiden van het overige verkeer. Via een aparte uitrit wordt dit verkeer na het laden en lossen weer naar de Sesterlaan geleid. Het laden en lossen zal buiten plaatsvinden. De Sesterlaan is binnen de wegencategorisering van de gemeente Uden opgenomen als gebiedsontsluitingsweg. Dit type weg heeft binnen de verkeerstsructuur een verzamelfunctie en verzorgt de ontsluiting van een groter gebied. De weg verzorgt (deels) de ontsluiting van de wijken Hoenderbos en Velmolen richting de Verlengde Velmolen. Op de Sesterlaan geldt een maximumsnelheid van 50 km/h en de weg beschikt over rood gekleurde fietsstroken. Ook de Verlengde Velmolenweg is gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 50 km/h. Deze weg leidt in noordelijke richting naar de rotonde met de provinciale ontsluitingsweg N264 en het centrum van de kern Uden. Deze provinciale weg leidt in westelijke richting naar de A50 (Eindhoven-Oss) en in oostelijke richting naar de A73 (Venlo-Nijmegen). De ontsluiting van het plangebied naar de omliggende woonwijken, het centrum van Uden en de regionale ontsluitingsstructuur is voor het gemotoriseerd verkeer goed. Ontsluiting langzaam verkeer Voor het langzaam verkeer is het plangebied bereikbaar vanaf de Sesterlaan (via de bestaande rotonde) en vanuit zuidelijke richting, via een fietspad vanaf de Lentemorgen/Huiskesmorgen. Zoals aangegeven is de Sesterlaan gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 50 km/h. Omdat de weg voor de aanliggende twee wijken een ontsluitende functie heeft en de weg deels behoort tot het basis fietsnetwerk, zijn voor fietsers fietsstroken aanwezig. Ook het fietspad vanaf het plangebied in zuidelijke richting naar de Morgenweg behoort tot het basis fietsnetwerk. De ontsluiting van het plangebied richting het centrum van Uden verloopt via de langzaamverkeersvoorzieningen parallel aan de Verlengde Velmolen. De provinciale N264 wordt middels reeds aanwezige fietstunnels gekruist. Ten behoeve van de bereikbaarheid van het plangebied voor voetgangers worden ter hoogte van de rotonde Sesterlaan-Verlengde Velmolen oversteekvoorzieningen gerealiseerd over de Sesterlaan. Dit draagt bij aan een verkeersveilige ontsluiting van het plangebied voor voetgangers uit noordelijke richting. De ontsluiting van het plangebied voor langzaam verkeer is goed. Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling Binnen de onderhavige ontwikkeling wordt de realisatie van maximaal 1.500 m² bruto vloeroppervlak aan supermarkt mogelijk gemaakt. Ook wordt 250 m² bruto vloeroppervlak aan aanvullende detailhandel en/of horecavoorziening mogelijk gemaakt, waarvan ten hoogste 125 m² bruto vloeroppervlak aan horeca-activiteiten. Deze ontwikkelingen hebben een verkeerstoename tot gevolg. De verkeersgeneratie van de ontwikkeling is bepaald op basis van kentallen van het CROW (publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', 2012). Voor de supermarkt is uitgegaan van een fullservice supermarkt. Omdat nog niet bekend is wat voor type supermarkt zich op de locatie zal vestigen, is bij de berekening uitgegaan van een type supermarkt
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
23
met de hoogste verkeersgeneratie (exclusief discountsupermarkt). Zodoende is gerekend met het kental ten aanzien van een fullservice supermarkt met een laag en middellaag prijsniveau. Uitgaande van een ligging in een matig stedelijke omgeving binnen het restgebied van de bebouwde kom geldt voor dit type supermarkt een gemiddelde verkeersgeneratie van 113,1 mvt/etmaal per 100 m² vloeroppervlak. De verkeersgeneratie van de supermarkt bedraagt in totaal zodoende maximaal circa 1.700 mvt/etmaal. Ten aanzien van de 250 m² bruto vloeroppervlak aan aanvullende detailhandel en/of horecavoorziening is uitgegaan van een situatie waarbij ten hoogste 125 m² vloeroppervlak met horeca wordt ingevuld. De overige 125 m² aan bruto vloeroppervlak wordt ingevuld met aanvullende detailhandel. Voor horecafuncties is geen kencijfer beschikbaar ten aanzien van de verkeersgeneratie. Basis voor de berekening van de verkeersgeneratie vormt de parkeerbehoefte (maximaal 25 parkeerplaatsen, zie hieronder in de paragraaf 'parkeren'). Deze is vermenigvuldigd met een turnover van twee. Uitgangspunt is vervolgens dat elk voertuig twee verkeersbewegingen genereert (heen en terug). De verkeersgeneratie als gevolg van de horecafunctie bedraagt zodoende maximaal 100 mvt/etmaal. Ten aanzien van de aanvullende detailhandel is uitgegaan van het kental voor wijkcentrum (klein) met, binnen het gestelde gebiedstype, een gemiddelde verkeersgeneratie van 61,3 mvt/etmaal per 100 m² vloeroppervlak. De verkeersgeneratie van deze functie bedraagt in dit geval dan circa 75 mvt/etmaal. De maximale verkeersgeneratie van onderhavig plan bedraagt in totaal 1.875 mvt/etmaal. Dit verkeer wordt afgewikkeld naar de rondom het plan liggende woonbuurten en in mindere mate naar het centrum van Uden. Een exacte verdeling is niet bekend. De voorzieningen binnen het plan zijn met name gericht op Uden-Zuid, waardoor het grootste deel via de Sesterlaan in westelijke en oostelijke richting zal worden afgewikkeld. Voor beide richtingen is een aanname gedaan van 45% van de totale verkeersgeneratie. De overige 10% wordt in noordelijke richting (Verlengde Velmolen) afgewikkeld. De gemeente Uden heeft voor deze wegen voor het jaar 2020 verkeersgegevens (exclusief ontwikkeling) aangeleverd. Deze intensiteiten zijn op basis van een autonome groei van 1% per jaar opgehoogd naar het planjaar 2025. Vervolgens is de verkeersgeneratie van de ontwikkeling hierbij opgeteld. Dit is opgenomen in tabel 4.2.1. Tabel 4.2.1 Verkeersintensiteiten (afgerond op 10-tallen) weg intensiteit 2020 intensiteit 2025 autonoom Sesterlaan west 3.000 3.160 Sesterlaan oost 6.800 7.140 Verlengde Velmolen 10.200 10.720 toegangsweg ontwikkeling -
intensiteit 2025 incl. ontwikkeling 4.000 7.980 10.910 1.875
De verkeersafwikkeling op de rotonde is maatgevend. Voor een enkelstrooksrotonde geldt een afwikkelingscapaciteit van zo'n 20.000 tot 25.000 mvt/etmaal (optelling toeleidende rijstroken). Deze capaciteitsgrens wordt ook na realisatie van de ontwikkeling met de maximale verkeersgeneratie niet overschreden. Tevens bieden de wegvakken van de Sesterlaan en de Verlengde Velmolen voldoende capaciteit om het verkeersaanbod te kunnen verwerken. Note: Bij het in beeld brengen van de verkeerseffecten is aangenomen dat de nieuwe ontwikkeling nieuw (extra) verkeer genereert. In de werkelijkheid zal het voor een belangrijk deel om bestaand verkeer gaan dat zijn route verlegt. In de paragraaf over detailhandel is hierover aangegeven dat de komst van de nieuwe supermarkt tot een herverdeling van omzet leidt. De verkeerscijfers gaan dus uit van een worstcasescenario. Bij de interpretatie van de verkeers- en milieuberekeningen dient dit in het achterhoofd te worden gehouden. Parkeren Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
24
De parkeerbehoefte van de ontwikkeling is bepaald op basis van door de gemeente Uden aangeleverde parkeernormen, zie ook bijlage 1 van de regels. Deze normen zijn vastgelegd in de gemeentelijke parkeernota 'Parkeernormen - Eindrapport' (2006). Hierbij is de parkeerbehoefte berekend voor een supermarkt met een bruto vloeroppervlak van 1.500 m² en 250 m² aanvullende detailhandel en/of horecavoorziening, waarvan ten hoogste 125 m² bruto vloeroppervlak aan horeca. De gemeentelijke parkeernormen ten aanzien van de supermarkt en aanvullende detailhandel bedragen 4,5 parkeerplaatsen per 100 m² bruto vloeroppervlak. Voor een restaurantfunctie (worstcasescenario qua parkeren) geldt een parkeernorm van 10 parkeerplaatsen per 100 m² bruto vloeroppervlak. Binnen de berekening is rekening gehouden met de parkeerbehoefte per dagdeel. Deze kan per dagdeel verschillen. Ook deze aanwezigheidspercentages zijn in de gemeentelijke parkeernota vastgelegd. De relevante percentages zijn opgenomen in tabel 4.2.2. Tabel 4.2.2 Aanwezigheidspercentages functie werkdagwerkdagwerkdagochtend middag avond super30% 70% 20% markt detail30% 70% 0% handel restaurant 10% 40% 90%
koopavond 100%
zaterdagmiddag 100%
zaterdagavond 0%
zondagmiddag 0%
100%
100%
0%
0%
70%
70%
100%
40%
koopavond 67,50
zaterdagmiddag 67,50
zaterdagavond 0,00
zondagmiddag 0,00
5,63
5,63
0,00
0,00
8,75 82
8,75 82
12,50 13
5,00 5
De berekening van de parkeerbehoefte is opgenomen in tabel 4.2.3. Tabel 4.2.3 Berekening parkeerbehoefte functie werkdagwerkdagwerkdagochtend middag avond super20,25 47,25 13,50 markt detail1,70 3,94 0,00 handel restaurant 1,30 5,00 11,25 Totaal* 24 57 25 * Naar boven afgerond op gehele getallen.
Uit de berekening blijkt, rekening houdend met de aanwezigheidspercentages, een maximale parkeerbehoefte van 82 parkeerplaatsen. Deze maximale parkeerbehoefte vindt plaats ten tijde van de koopavond en de zaterdagmiddag. Binnen het plan is de realisatie van een parkeerterrein met een capaciteit van 110 parkeerplaatsen beoogd. Zodoende wordt aan de maximale parkeerbehoefte voldaan. Conclusie De ontsluiting van het plangebied is voor zowel gemotoriseerd verkeer als langzaam verkeer goed. De ontwikkeling leidt tot een toename van de verkeersintensiteiten. De wegenstructuur biedt echter voldoende capaciteit om deze verkeerstoename te kunnen verwerken. Ten slotte is binnen de ontwikkeling voorzien in de realisatie van voldoende parkeerplaatsen om te kunnen voldoen aan de parkeerbehoefte. De aspecten verkeer en parkeren staan de ontwikkeling niet in de weg.
4.3
Wegverkeerslawaai
Beoogde ontwikkeling Binnen het bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Tevens
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
25
worden geen nieuwe wegen/aanpassingen aan wegen mogelijk gemaakt waarbinnen de wettelijke geluidszone bestaande geluidsgevoelige functies zijn gelegen. Akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai zou hierdoor achterwege kunnen blijven. De ontwikkeling van een nieuwe supermarkt zorgt echter voor een verkeerstoename. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is daarom onderzoek gedaan naar de toename van de geluidsbelasting ten gevolge van de toename van het wegverkeer op de omliggende woningen. Toetsingskader In het kader van dit bestemmingsplan is onderzoek gedaan naar het uitstralingseffect van de ontwikkeling. Het gaat daarbij om de effecten van de ontwikkeling met betrekking tot wegverkeerslawaai langs de wegen die de ontwikkeling ontsluiten, daar waar sprake is van een verkeerstoename als gevolg van de ontwikkeling. Voor toetsing van het uitstralingseffect bestaat geen wettelijk kader. In dit onderzoek is als uitgangspunt gehanteerd dat alle wegen waar sprake is van een intensiteittoename van circa 20% en waarlangs geluidsgevoelige bestemmingen aanwezig zijn, zijn meegenomen in het onderzoek. Bij een toename van de verkeersomvang met minder dan 20% is er namelijk sprake van een geluidstoename van minder dan 1 dB. Uit tabel 4.2.1 blijkt alleen op de Sesterlaan west sprake te zijn van een toename van de verkeersomvang met meer dan 20%. Zodoende heeft het onderzoek naar het uitstralingseffect van de ontwikkeling plaatsgevonden voor het wegvak van de Sesterlaan tussen de Verlengde Velmolen en de Wislaan. Voor de woningen die langs dit wegvak liggen is onderzocht of de verkeerstoename zorgt voor een significante geluidstoename. Voor de beoordeling wordt aangesloten bij de normstelling voor reconstructiesituaties. In dat kader is sprake van een significante geluidstoename indien, als gevolg van de ontwikkeling, de geluidsbelasting met 2 dB of meer toeneemt. Hierbij wordt de geluidsbelasting in het autonome toekomstjaar (exclusief ontwikkeling) vergeleken met de geluidsbelasting in het toekomstjaar inclusief de beoogde ontwikkeling. Onderzoek en resultaten Het onderzoek is uitgevoerd conform de Standaard Rekenmethode I (SRM I) uit het Reken- en Meetvoorschrift geluidhinder 2012 (RMG 2012). Ten aanzien van de verkeersintensiteit op het relevante wegvak van de Sesterlaan wordt uitgegaan van de aantallen zoals opgenomen in tabel 4.2.1. Voor de etmaal- en voertuigverdeling is aangesloten bij de standaard verdeling ten aanzien van stedelijke hoofdwegen. Deze zijn terug te vinden in de rekenbladen in bijlage 1. De afstand tussen de woningen langs het wegvak van de Sesterlaan (tussen de Verlengde Velmolen en de Wislaan) en de wegas van de Sesterlaan bedraagt circa 24,5 m. De berekeningen zijn uitgevoerd op drie waarneemhoogten, te weten op 1,5 m (begane grond), op 4,5 m (eerste verdieping) en 7,5 m (tweede verdieping). Tabel 4.3.1 geeft de rekenresultaten weer van de geluidsbelasting in het autonome toekomstjaar en het toekomstjaar waarbij de supermarkt is ontwikkeld. Vervolgens is op basis daarvan de toename van de geluidsbelasting bepaald. Tabel 4.3.1 Toename geluidsbelasting na ontwikkeling supermarkt* weg waarneemhoogte geluidsbelasting 2025 geluidsbelasting 2025 autonoom inclusief ontwikkeling Sesterlaan 1,5 m 53,54 dB 54,56 dB 4,5 m 54,74 dB 55,76 dB 7,5 m 54,89 dB 55,92 dB
toename geluidsbelasting 1,02 dB 1,02 dB 1,03 dB
* De weergegeven waarden zijn exclusief de toegestane aftrek van 5 dB, welke op basis van artikel 110g uit de Wet geluidhinder mag plaatsvinden.
Uit de berekeningen blijkt een maximale toename van de geluidsbelasting van 1,03 dB. Zodoende is geen sprake van een significante toename van het geluidsniveau. Conclusie De toename van de verkeersintensiteiten op de Sesterlaan leiden niet tot een significante toename van Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
26
het geluidsniveau op de bestaande woningen langs deze weg. De verkeerstoename op de overige wegen ten gevolge van de planontwikkeling is lager dan die op de Sesterlaan. Daarmee is te concluderen dat de toename van de geluidsbelasting zeer gering en aanvaardbaar is. Het aspect wegverkeerslawaai staat de ontwikkeling niet in de weg.
4.4
Militair vliegveld Volkel
Op 16 december 2008 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel Regelgeving Burgerluchthavens en Militaire luchthavens (RBML) aangenomen. De inwerkingtreding van deze wetswijziging, die de Wet Luchtvaart wijzigt, vindt vanaf 2009 gefaseerd plaats. Onderdeel van de nieuwe wetgeving is de introductie van het Luchthavenbesluit. Een dergelijk besluit wordt bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) vastgesteld. In het besluit worden het luchthavengebied en het beperkingengebied vastgesteld. Het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart (Bggl) op grond van de Luchtvaartwet blijft van toepassing totdat de geldigheid van de aanwijzing op grond van de Luchtvaartwet is geëindigd. Dit is het moment dat het Luchthavenbesluit in werking treedt doch uiterlijk 1 november 2014. Ten oosten van de bebouwde kom van Uden ligt het militair vliegveld Volkel. Dit vliegveld valt onder het 'Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart'. In het kader van dit besluit dient bij de realisatie van de nieuwe geluidsgevoelige bebouwing rekening gehouden te worden met de geluidsbelasting van de vliegbasis. De geluidscontouren en de geluidszone van het militair vliegveld Volkel reiken niet tot aan het plangebied. Binnen het plangebied worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies gerealiseerd. Derhalve is een onderzoek naar de geluidsbelasting vanwege het vliegveld niet noodzakelijk. De radarsystemen dienen 'vrij zicht' te hebben om goed te kunnen functioneren. Objecten in de omgeving kunnen resulteren in een verstoring van het radarbeeld. Het radarverstoringsgebied wordt gevormd door een cirkel met een straal van 27,8 km gemeten vanaf de positie van de radar en een hoogte van meer dan 45 m ten opzichte van de hoogte van maaiveld ter plaatse van de radar. Voor het gebied rondom de vliegbasis Volkel ligt het verstoringsgebied boven een hoogte van 65 m boven N.A.P. In dit verstoringsgebied moeten objecten worden getoetst op eventuele verstoringseffecten. Het bestemmingsplan maakt geen bebouwing mogelijk hoger dan 10 m. Daarmee vormen de ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt met dit bestemmingsplan geen belemmering voor de radarsystemen. Vanwege de opslag van munitie gelden er risicocontouren (A-, B- en C-zone) waarbinnen bepaalde activiteiten gelimiteerd of niet toegestaan zijn. De A-zone ligt direct rondom de munitieopslag. Hier mogen geen bebouwing en openbare wegen aanwezig zijn. In de B-zone is geen bebouwing toegestaan waarin zich regelmatig mensen bevinden. Wegen met beperkt verkeer zijn toegestaan. In de C-zone gelden beperkingen voor gebouwen met vlies- of gordijngevelconstructies en gebouwen met zeer grote glasoppervlakten waarin zich regelmatig mensen bevinden. De grootte van de zone is afhankelijk van de gevarenklasse van de munitie, de opgeslagen hoeveelheid en de constructie van het opslagmagazijn. De huidige zonering valt buiten het plangebied.
4.5
Ecologie
In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen – wat ecologie betreft – moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente. Huidige situatie Het plangebied bestaat uit een onbebouwd perceel met ruige begroeiing en wat opgaande beplanting.
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
27
Beoogde ontwikkelingen Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van centrumvoorzieningen en de aanleg van een park. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd: verwijderen beplanting; bouwrijp maken; bouwwerkzaamheden. Normstelling Provinciale Verordening Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van gebieden die deel uitmaken van de EHS, alsmede de bescherming van belangrijke weidevogelgebieden, is geregeld via de Provinciale Verordening Ruimte. Wanneer er ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden plaatsvinden die onderdeel zijn van de EHS of in belangrijke weidevogelgebieden, geldt het nee, tenzij-principe. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet compensatie plaatsvinden, wanneer er effecten optreden. Flora- en faunawet Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dieren plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien: er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang); er geen alternatief is; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend. Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11: De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten: Nesten die het hele jaar door zijn beschermd Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen. 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil). 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus). 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
28
4.
nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk). Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd. 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen. De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Natuurbeschermingswet 1998 Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten: a. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn; b. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten; c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten. De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen. Onderzoek Gebiedsbescherming Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Deze natuurgebieden liggen op grote afstand van het plangebied en worden niet beïnvloed door de relatief kleinschalige ingreep in bebouwd gebied. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg. Soortenbescherming De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere Ravon en www.waarneming.nl). Vaatplanten In en langs de waterpartijen grenzend aan het plangebied zijn naar verwachting groeiplaatsen van de Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
29
licht beschermde zwanenbloem en dotterbloem aanwezig. Het ruige plantsoen in het plangebied biedt mogelijk groeiplaatsen aan de licht beschermde grote kaardenbol. Vogels In het opgaand groen komen tuin- en struweelvogels voor. Hier zijn soorten als koolmees, roodborst, winterkoning, bosrietzanger, grasmus, spotvogel en merel aanwezig. De jonge bomen in het plangebied zijn ongeschikt voor vaste verblijfplaatsen van vogels. De waterpartijen bieden leefgebied aan watervogels als meerkoet, wilde eend en waterhoen. In het plangebied is ook een keer de patrijs (rode lijstsoort) waargenomen (bron: Vogelwacht Uden). Zoogdieren Het plangebied biedt geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als mol, egel, gewone bosspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis en konijn. De jonge bomen zijn ongeschikt voor vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Het plangebied biedt waarschijnlijk marginaal foerageergebied voor vleermuizen. De laanbeplanting langs Lentemorgen en de waterpartij ten zuidoosten van het plangebied vormen mogelijk meer primair foerageergebied. Deze oost-weststructuur kan ook onderdeel zijn van een vliegroute van vleermuizen.
Figuur 4.5.1 Laanbeplanting langs Lentemorgen Amfibieën Algemene amfibieën als bruine kikker, bastaardkikker, kleine watersalamander en gewone pad zullen zeker gebruikmaken van het plangebied als schuilplaats in struiken en als voortplantingsplaats in de aangrenzende waterpartijen. Gezien de aanwezige biotopen komen hier geen zwaarder beschermde soorten voor. In de regio is wel het voorkomen van de rugstreeppad bekend, deze soort kan aangetrokken worden door grondwerkzaamheden. Vissen De aangrenzende waterpartijen bieden waarschijnlijk leefgebied aan de matig beschermde kleine modderkruiper. Andere beschermde vissoorten zijn hier niet te verwachten. Overige soorten Er zijn, gezien de aanwezige biotopen, geen beschermde reptielen en/of bijzondere insecten of overige soorten te verwachten op de planlocatie. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan. Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
30
In tabel 4.5.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) aanwezig zijn en onder welk beschermingsregime deze vallen. Tabel 4.5.1 Verwachte aanwezige beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime nader onderzoek nodig Vrijstellingsregeli tabel 1 grote kaardenbol, zwanenbloem en nee ng Ffw dotterbloem mol, egel, huisspitsmuis, veldmuis en konijn bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en bastaardkikker kleine modderkruiper
Ontheffingsregeli tabel 2 ng Ffw
tabel 3 vogels
bijlage 1 AMvB bijlage IV HR cat. 1 t/m 4
geen vleermuizen geen
nee (geen werkzaamheden aan de bestaande watergang) nee nee nee
Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van centrumvoorzieningen en de aanleg van een park. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden. Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: website vogelbescherming). Het plangebied heeft geen bijzondere functie voor de patrijs. Vanwege de hoge mate van betreding en de relatieve beslotenheid vormt het plangebied geen optimaal leef- en broedgebied. In de omgeving van Uden zijn voldoende minder verstoorde, meer open agrarische gronden aanwezig die geschikt leef- en broedgebied vormen voor de patrijs. De laanbeplanting langs Lentemorgen en de waterpartij in het zuidoosten vormen mogelijk foerageergebied en een vliegroute voor vleermuizen. De ontwikkeling van centrumvoorzieningen in het noorden van het plangebied leidt niet tot aantasting van deze functies. De aanleg van het park in het zuiden van het plangebied, grenzend aan Lentemorgen en de waterpartij, zal de foerageerfunctie alleen maar versterken. Negatieve effecten worden uitgesloten. Bij de uitvoering van de grondwerkzaamheden kunnen maatregelen worden genomen om te voorkomen dat (her)vestiging of (her)kolonisatie van beschermde soorten kan plaatsvinden. Daarvoor kan het terrein regelmatig worden gemaaid, zodat er geen (natuurlijke) houtige beplanting kan groeien. Ook het vlak houden van het terrein kan de (her)vestiging van soorten Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
31
tegengaan. Daarnaast is het dagelijks gebruik van het terrein een vorm van verstoring om (her)vestiging van beschermde soorten tegen te gaan. Echter verstoring mag alleen worden toegepast ter voorkoming van de (her)vestiging van soorten en niet ter bestrijding van al aanwezige soorten. Zo kan bijvoorbeeld voorkomen worden dat de rugstreeppad (die namelijk aangetrokken wordt door grondwerkzaamheden in de nabijheid van water) zich vestigt door de werkzaamheden naadloos op elkaar te laten aansluiten en/of het plangebied voorafgaand aan het uitvoeren van de werkzaamheden volledig af te schermen met antiworteldoek (hoogte 40-50 cm en 5 cm in de grond). Bij graafwerkzaamheden en/of tijdelijke opslag van grond kan voorkomen worden dat soorten als de oeverzwaluw gaan nestelen in de taluds door deze niet steiler te maken dan 1:3. Mochten ondanks deze voorzorgsmaatregelen onverhoopt toch beschermde dieren zich in het gebied vestigen, dan moeten de werkzaamheden worden stilgelegd, gewacht worden tot de nesten vrijwillig zijn verlaten of ontheffing worden aangevraagd. Gezien de bovenstaande conclusies staat de Flora- en faunawet, met inachtneming van de voorgestelde maatregelen, de uitvoering van het plan niet in de weg. Conclusie De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
4.6
Water
Beleid en normstelling De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Aa en Maas, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn verwerkt in deze waterparagraaf. Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het Waterschap en de gemeente nader wordt behandeld. Europa: Kaderrichtlijn Water (KRW). Nationaal: Nationaal Waterplan (NW); Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21); Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW); Waterwet. Provinciaal Provinciaal Waterplan 2010-2015. Waterschapsbeleid In het Waterbeheerplan 2010-2015 (2012) staan de doelen en de noodzakelijke ingrepen in het watersysteem van Waterschap Aa en Maas. Klimaat en maatschappij veranderen momenteel snel. Om
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
32
in het beheersgebied van het Waterschap ook over vijftig jaar nog steeds comfortabel te kunnen wonen, werken en recreëren moet de komende jaren veel aan het watersysteem gebeuren. De missie van het Waterschap hierbij is 'Het ontwikkelen, beheren en in stand houden van gezonde en veerkrachtige watersystemen, die ruimte bieden aan een duurzaam gebruik voor mens, dier en plant in het gebied, waarbij de veiligheid is gewaarborgd en met een open oog voor economische aspecten'. De maatschappelijke doelstellingen voor water, namelijk veilig en bewoonbaar beheergebied, voldoende water, schoon water en natuurlijk en recreatief water, worden gerealiseerd. Samen met gemeenten, provincie en Rijk is bepaald welke maatregelen uitgevoerd moeten worden om de gemeenschappelijke ambities waar te maken. Het Waterschap richt zich op meerlaagse veiligheid: meer aandacht voor beperking van gevolgen van overstromingen door duurzame ruimtelijke planning en betere organisatorische voorbereiding op een ramp. Preventie van overstromingen blijft echter voorop staan. Knelpunten in het watersysteem worden aangepakt en samen met gemeenten wordt gewerkt aan het voorkomen van wateroverlast in het stedelijk gebied. Belangrijk uitgangspunt is dat 'vasthouden-bergen-afvoeren' verstandig wordt toegepast. Samenvallen van de afvoerpieken van de Aa, de Dommel en de Maas worden voorkomen. Waterbergingsgebieden worden aangelegd en vooral de wateroverlast in het stedelijk gebied wordt opgelost. Hiermee wordt kans op aanzienlijke schade verkleind. In het landelijk gebied wordt lokaal maatwerk uitgevoerd. Daarnaast wordt er gezorgd voor water op het gewenste peil voor de functies landbouw, natuur en wonen, er wordt prioriteit gegeven aan het wegwerken van achterstanden in onderhoud (baggeren, kunstwerken). Tevens wordt het beheersinstrumentarium geactualiseerd. Om verdroging en droogteschade te voorkomen, wordt het water zoveel mogelijk vastgehouden in het gebied. Door afvalwater te zuiveren, het reguleren van lozingen en het stimuleren van goed gedrag, wordt bijgedragen aan schoon oppervlaktewater. Gemeentelijk beleid Het beleid van de gemeente Uden voor wat betreft de waterhuishouding sluit aan op het landelijke, provinciale en waterschapsbeleid. Tot dit doel is mede het Waterplan Uden opgesteld (vGRP+). Het belangrijkste uitgangspunt is dat nieuwe ontwikkelingen geen belemmering mogen vormen voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water in het deelstroomgebied. Daarnaast is het van belang dat bij inpassing wordt voorkomen dat afwenteling op andere delen van het deelstroomgebied plaatsvindt. Nieuwe rioolstelsels van enige omvang dienen als verbeterd gescheiden te worden uitgevoerd. Verder dient bij nieuwe ontwikkelingen hemelwater, afkomstig van 'schoon' afvoerend oppervlak, waar mogelijk, geïnfiltreerd te worden. Huidige situatie Algemeen Het projectgebied is gelegen tussen de Sesterlaan, Wislaan, Lentemorgen, Huiskesmorgen en de Muntmeester en bestaat in de huidige situatie uit braakliggend terrein. Bodem en grondwater Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit zwaklemig fijn zand op grof zand. Er is sprake van grondwater trap III. Het waterschap geeft aan dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand op ongeveer 50 cm onder maaiveld ligt. De gemiddelde laagste grondwaterstand varieert van 0,8 tot 1,2 m onder maaiveld. Waterkwantiteit Ten westen, zuiden en oosten van het plangebied zijn watergangen aanwezig, zo blijkt uit de wateratlas van de provincie Noord-Brabant. In het plangebied is een waterplas aanwezig. Het open water in het plangebied takt direct aan op een A-watergang van Aa en Maas (zie de onderstaande figuur, waarbij de blauwe lijn de A-watergang betreft).
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
33
Figuur 4.6.1 Open water in het plangebied en de A-watergang (met blauw aangegeven). Veiligheid en waterkeringen Het plangebied ligt niet binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering. Afvalwaterketen en riolering Het plangebied is in de huidige situatie niet aangesloten op een rioolsysteem. Toekomstige situatie Algemeen Het plangebied bedraagt in totaal circa 2,5 ha. Het bestemmingsplan voorziet daarbinnen in de realisatie van supermarkt, retail- en/of horecavoorzieningen, reserveringsruimte voor eventuele uitbreiding van de supermarkt en een parkeerplaats. Het overige deel blijft (hoofdzakelijk) onverhard en zal worden gebruikt voor groen- en speelvoorzieningen. De totale toename in verharding bedraagt 8.512 m². De afvoercoëfficiënt ter plaatse van het plangebied varieert van 0,33 l/s/ha tot 1,67 l/s/ha. Beide afvoercoëfficiënten gelden voor ongeveer de helft van het plangebied, daarom is gerekend met het gemiddelde van de twee afvoercoëfficiënten van 1 l/s/ha.
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
34
Figuur 4.6.2 Afvoercoëfficiënten Uden-Zuid Op basis van deze uitgangspunten is de HNO-tool ingevuld. Op basis van de HNO-tool blijkt dat er 383 m³ aan open water gerealiseerd dient te worden om de toename in verharding te compenseren. De uitkomsten van de HNO-tool zijn opgenomen in bijlage 2. De vereiste waterbergingscapaciteit zal volledig worden gerealiseerd binnen de bestemmingen Centrum en Verkeer-Verblijfsgebied. Op het dak van de supermarkt wordt een groen dak aangelegd waarmee 15 mm waterberging per m2 groen dak wordt gerealiseerd. Het resterende deel van de vereiste waterberging zal gerealiseerd worden onder het te realiseren parkeerterrein. Dit infiltratiesysteem zal worden uitgevoerd middels infiltratiekratten, een buizensysteem dan wel een systeem waterblock. Watersysteemkwaliteit en ecologie Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen. Afvalwaterketen en riolering Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden: hemelwater vasthouden voor benutting; (in)filtratie van afstromend hemelwater; afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater; afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI. Waterbeheer Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
35
te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of de berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd. Conclusie De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
4.7
Externe veiligheid
Beleid en normstelling Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk: bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen. In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt. Risicorelevante inrichtingen Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of een nieuwe situatie betreft. Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Vervoer van gevaarlijke stoffen In de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire RVGS per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden uit het Basisnet
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
36
Weg en het Basisnet Water opgenomen in de circulaire. In het BTEV worden tevens plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Vooruitlopend op de vaststelling van het BTEV wordt, aan de hand van de Basisnetten, al geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden. Buisleidingen Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen. Gemeentelijke beleid Met het Beleid Externe Veiligheid geeft de gemeente Uden haar visie op de beheersing van externe veiligheidsrisico's binnen de gemeente. Het gaat dan om risico's als gevolg van de opslag, het gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen (via weg en buisleidingen). Hiermee wordt een nadere invulling gegeven aan de beleidsvrijheid op het gebied van externe veiligheid. Zo wordt aangegeven hoe de gemeente omgaat met de aanwezigheid van objecten voor verminderd zelfredzame personen in de nabijheid van risicobronnen, de rampbestrijdingsaspecten en de richtwaarde bij het PR. Tevens wordt aangegeven welke maatregelen genomen moeten worden om de geformuleerde ambities te realiseren en welke instrumenten daarvoor kunnen worden ingezet. Basis voor deze beleidsvisie is een uitgevoerde risico-inventarisatie, waarbij zowel de risico's als gevolg van inrichtingen die werken met gevaarlijke stoffen als de risico's van vervoer van gevaarlijke stoffen zijn onderzocht. Onderzoek Risicovolle inrichtingen In (de nabije omgeving van) het plangebied zijn geen Bevi- of BRZO-bedrijven aanwezig. De dichtstbijzijnde Bevi-inrichting reikt niet met de PR-contour of het invloedsgebied voor het GR over het plangebied. Transport gevaarlijke stoffen Ten noorden van het plangebied op circa 250 m afstand is een hogedruk aardgasleiding en een route gevaarlijke stoffen gelegen. De gevaarlijke stoffen worden vervoerd over de N264.
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
37
Figuur 4.7.1 Uitsnede risicokaart
Figuur 4.7.2 Uitsnede Signaleringskaart gemeente Uden Conform de gegevens uit de risicokaart blijkt dat de route gevaarlijke stoffen (N264) niet beschikt over een PR 10-6 -contour. Voor het GR geldt dat de ontwikkeling op voldoende afstand is gelegen, waardoor de ontwikkeling geen significante bijdrage levert op de hoogte van het GR. De transportroute vormt daardoor geen belemmering voor de ontwikkeling. De gasleiding beschikt conform de gegevens van de risicokaart eveneens niet over een PR 10-6 -contour. De hogedruk aardgasleiding beschikt over een invloedsgebied van maximaal 140 m. De leiding is op circa 250 m afstand van het plangebied gelegen. Het plangebied is daardoor buiten het invloedsgebied van de leiding gelegen. De ontwikkeling heeft daardoor geen significante invloed op de hoogte van het GR.
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
38
Gezien de afstand tot het leidingentracé en de route gevaarlijke stoffen in relatie tot de hoogte van het huidige GR wordt geconcludeerd dat zowel de hogedruk aardgasleiding, als het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N264 geen belemmering vormt voor het bestemmingsplan. Conclusie Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
4.8
Kabels en leidingen
Afwegingskader Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd: 1. gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen; 2. aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch; 3. defensiebrandstoffen; 4. warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch. Onderzoek en conclusie In de paragraaf externe veiligheid is reeds ingegaan op de in de omgeving aanwezige risicorelevante leiding. In het plangebied zijn naast deze leiding geen andere planologisch relevante leidingen bekend. In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning zal door de ontwikkelaar een KLIC-melding ingediend worden om een goed beeld van de ondergrond te verkrijgen. Het aspect kabels en leidingen staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
4.9
Bodemkwaliteit
In een bestemmingsplan wordt gemotiveerd dat de bestemming die in het bestemmingsplan wordt toegelaten, passend is in relatie tot de bodemkwaliteit. De (milieuhygiënische) bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor de gewenste bestemming. De eisen die worden gesteld aan de bodemkwaliteit voor de bestemming wonen zijn anders dan die voor bijvoorbeeld de bestemming industrie. Daarnaast is bij het opstellen van het bestemmingsplan van belang in een vroeg stadium na te gaan of de kansen van de ondergrond (voor bijvoorbeeld ondergronds bouwen, bodemenergie, WKO, CO2 - en gasopslag) kunnen worden benut. Wat moet? De toelichting van een bestemmingsplan bevat altijd een paragraaf over de bodemkwaliteit. Deze verplichting vloeit voort uit artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In dit artikel staat een verwijzing naar artikel 3.2 Algemene wet bestuursrecht. Hierin is geregeld dat het gemeentebestuur bij haar besluitvorming de nodige kennis over de relevante feiten en de af te wegen belangen vergaart. Indien blijkt dat de bodemkwaliteit niet direct geschikt is voor de gewenste bestemming dan zal een afweging gemaakt moeten worden. Hierbij speelt het kostenaspect een belangrijke rol. In het kader van het bestemmingsplan moet namelijk ook de economische uitvoerbaarheid aangetoond worden. In sommige gevallen zullen de kosten voor sanering niet opwegen tegen de opbrengsten. Mede daarom is het belangrijk om vroeg in het planproces eventuele kosten samenhangend met het aspect bodem in beeld te brengen.
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
39
Wat kan? Een bodemverontreiniging hoeft niet altijd belemmerend te zijn voor het opnemen van een (woon)bestemming. Dan zal in overleg met een bodemspecialist moeten worden onderzocht welke mogelijkheden er zijn. Op basis van historische informatie, beschikbare bodemonderzoeken en eventueel de bodemkwaliteitskaart, kan een inschatting worden gemaakt of de bodem geschikt is voor het gewenste gebruik/functie en/of dat dit mogelijk wordt gemaakt door middel van het nemen van beheersmaatregelen, saneren of het opleggen van gebruiksbeperkingen. Wat kan niet? Indien de bodemkwaliteit risico's (humaan) met zich mee brengt of er sprake is van een spoedeisend geval van bodemverontreiniging kan de herziening van het bestemmingsplan om bepaalde nieuwe functies toe te staan geen doorgang vinden tot de risico's zijn beheerd of weggenomen door sanering. Essentie Bij het opstellen van bestemmingsplannen is de hoofdvraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige en/of het toekomstige gebruik van die bodem en hoe deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit als gevolg van eventueel aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden of het toepassen van grond van elders). Dit is het zogenaamde stand still-beginsel. Het is daarom van belang om in een vroeg stadium voor het plangebied de volgende acties te plegen: vaststellen van de voor de (huidige en/of toekomstige) bestemming gewenste bodemkwaliteit; in kaart brengen van activiteiten die mogelijk geleid hebben tot bodemverontreiniging; vaststellen van de huidige milieukundige bodemkwaliteit met bekende informatie of met nieuw onderzoek; in gebieden waar de bodemkwaliteit niet geschikt is voor het gebruik, het nemen van maatregelen om de bodemkwaliteit geschikt te maken zoals: beheersmaatregelen, het saneren van de bodem, of het opleggen van gebruiksbeperkingen; wanneer het nemen van maatregelen om de bodemkwaliteit geschikt te maken voor het gebruik niet uitvoerbaar is, een bij de bodemkwaliteit passend gebruik zoeken (liefst vroeg in de planfase); het realiseren van een goed beheer van de (ruimtelijke) informatie over de bodemkwaliteit en de gebruiksfuncties. Bodemtoets Huidige en toekomstige functie De huidige functie van het plangebied is volgens het vigerende bestemmingsplan Hoenderbos-Velmolen (1993): 'Groenvoorzieningen' en 'Uit te werken woondoeleinden'. De voorgenomen functies zijn centrumvoorzieningen, groenvoorzieningen en verblijfsgebied. Ten oosten en westen van de planlocatie zijn woningen beoogd. Op de gemeentelijke bodemfunctieklassenkaart (vastgesteld jan. 2010) is het plangebied aangegeven als functieklasse: 'Wonen Uden'. De huidige bodemsituatie In de regionale Bodemkwaliteitskaart (BKK) (dec. 2011) is de gemiddelde bodemkwaliteit in diverse zones van de gemeente (regio) vastgelegd. Het plangebied ligt in de zone wonen. De gemiddelde bodemkwaliteit is zodanig dat de voorgenomen bestemming/functie niet wordt belemmerd. Om eventuele bodemverontreinigingen vast te stellen is bodemonderzoek conform NEN 5740 uitgevoerd door Econsultancy. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in een eindrapportage met rapportnummer 14023175 d.d. 1 juni 2014 en is opgenomen in bijlage 3. Uit dit bodemonderzoek kan Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
40
geconcludeerd worden dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen belemmering vormt voor nieuwbouw en de bestemmingsplanwijziging. Toetsing en beoordeling van de kwaliteit aan de functie Diffuse bodemkwaliteit In het plangebied voldoet de gemiddelde bodemkwaliteit, zoals bepaald in de BKK, aan de normen van de functie zoals vastgelegd in de Bodemfunctieklassenkaart. De voorgenomen bestemming wordt niet belemmerd door diffuse bodemkwaliteit. Lokale verontreinigingen (puntbronnen) Uit het uitgevoerde bodemonderzoek blijkt dat het concentratieniveau van de onderzochte stoffen lager is dan de normen van de Wet bodembescherming zoals vastgelegd in de circulaire bodemsanering 2013. De voorgenomen bestemmingen worden niet belemmerd door lokale bodemverontreiniging. Maatregelen Vervolgstappen ten gevolge van bodemverontreiniging zijn niet noodzakelijk. Financiële haalbaarheid Er zijn geen financiële consequenties ten gevolge van bodemverontreiniging. Conclusie Verontreiniging Uit de geraadpleegde informatie is gebleken dat de voorgenomen bestemmingswijziging niet wordt belemmerd door bodemverontreiniging. Maatregelen De milieukundige bodemkwaliteit leidt niet tot het nemen van maatregelen om de bodemkwaliteit geschikt te maken voor het gebruik. Kostenaspect Er zijn geen financiële consequenties ten gevolge van bodemverontreiniging. Duurzaamheid Bij het opstellen van het bestemmingsplan is het van belang om in een vroeg stadium na te gaan of de kansen van de ondergrond (voor bijvoorbeeld ondergronds bouwen, bodemenergie, WKO, CO2 - en gasopslag) kunnen worden benut.
4.10
Bedrijven en milieuhinder
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de realisatie van woningen nabij bedrijven of visa versa: een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd ter plaatse van de woningen; rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de eventueel in de omgeving aanwezige bedrijven/inrichtingen. 4.10.1 Bedrijven en milieuzonering Toetsingskader Om in dit bestemmingsplan de belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat en de bedrijfsvoering goed mee te nemen wordt voor dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden die gehanteerd worden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. De richtafstanden zijn opgesteld op basis van de milieuhinderlijke aspecten, geluid, stof, veiligheid en geur. Naarmate de milieubelasting van de activiteiten groter is, wordt uitgegaan van een grotere richtafstand. In geval van een omgevingstype 'gemengd gebied' mag worden uitgegaan van een kleinere richtafstand. De richtafstanden vormen een eerste indicatie van de aanvaardbaarheid in
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
41
de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende activiteiten worden gesitueerd. Bouwen binnen de richtafstanden is eveneens aanvaardbaar, indien uit onderzoek blijkt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening waarbij milieuhinder voorkomen wordt. Onderzoek Bekeken dient te worden of de realisatie van de supermarkt, retailvoorzieningen en dienstverlening, gevolgen hebben voor het woon- en leefklimaat ter plaatse van de omliggende woningen. Dergelijke activiteiten beschikken conform de VNG-publicatie over een milieucategorie 1. Het maatgevende aspect bedraagt hierbij het aspect geluid, overige aspecten zoals geur, stof en gevaar zijn ondergeschikt. De richtafstand hiervoor bedraagt 10 m ten opzichte van woningen in een rustige woonwijk. De dichtstbijzijnde bestaande woningen zijn gelegen op meer dan 30 m van het plangebied. Deze woningen vormen dan ook geen belemmering voor de bedrijfsvoering van de supermarkt of de retailvoorzieningen. Ten westen en oosten van de supermarkt en retailvoorzieningen zijn uit te werken woongebieden aangewezen voor woningbouw. Deze woongebieden zijn op circa 5 à 10 m afstand van de supermarkt en retailvoorzieningen gelegen. Bij de uitwerking van de woongebieden dient rekening gehouden te worden met de situering van de supermarkt en retailvoorzieningen. In afwachting van de exacte positionering van de voorzieningen in het ruime bouwvlak en door bijvoorbeeld groenvoorzieningen en/of een tuin aan de zijde van de supermarkt en retailvoorzieningen te situeren kan een gepaste afstand (van minimaal 10 m) tot de woningen gecreëerd worden. Op deze wijze kan een acceptabel woon- en leefklimaat geborgd worden. Nabij de supermarkt wordt tevens een laad- en loslocatie ten behoeve van de supermarkt gerealiseerd. Deze laad- en loslocatie wordt buiten gesitueerd en beschikt, omdat deze onderdeel uitmaakt van een supermarkt, tevens over een richtafstand van 10 m ten opzichte van woningen in een rustige woonwijk. Ook voor de laad- en loslocatie geldt dat deze op meer dan 30 m afstand wordt gesitueerd ten opzichte van de bestaande woningen, en op 5 à 10 m ten opzichte van de uit te werken woongebieden. Om geluidsoverlast te beperken danwel zoveel mogelijk te voorkomen worden geluidwerende maatregelen onderzocht c.q. getroffen bij de laad- en losvoorziening. Hierbij valt te denken aan het aanleggen van asfalt in plaats van klinkers, het afschermen van de laad- en loslocatie, de inzet van geluidarme laad- en loskarren, etc. Gezien de afstand tot de woningen en de extra geluidwerende maatregelen, zal er geen milieuhinder optreden ter plaatse van de bestaande woningen. In het park worden tevens maximaal 6 x per jaar kleinschalige buurtactiviteiten zonder versterkte muziek georganiseerd. Deze activiteiten zullen, gezien er geen versterkte muziek aanwezig is en het aantal activiteiten per jaar beperkt is, geen tot minimale hinder veroorzaken voor de omwonenden. De toegestane buurtactiviteiten vormen dan ook geen belemmering voor het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen en de toekomstige woningen in de nog uit te werken woongebieden. 4.10.2 Horeca Toetsingskader In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van horeca-activiteiten in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen: ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd; rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende horeca. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is aangesloten op de Horecavisie en het Horecabeleidsplan van de gemeente Uden. Dit heeft tot gevolg dat een onderscheid is gemaakt in twee soorten horeca. De twee categorieën onderscheiden zich op het vlak van geluidsniveau, en drankverkoop. Horecabedrijf categorie I: Horecabedrijven die zich uitsluitend of in hoofdzaak richten op het verstrekken van spijzen en/of maaltijden, en/of op het verstrekken van logies, met uitzondering van nachtvergunningbedrijven. Horecabedrijf categorie II: Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
42
Horecabedrijven die zich uitsluitend of in hoofdzaak richten op het verstrekken van al dan niet alcoholische dranken voor gebruik ter plaatse en het ten gehore brengen van levende en/of mechanische muziek. Onderzoek Binnen het plangebied wordt voorzien in een horecafunctie. Dit betreft ondergeschikte horeca van maximaal horecabedrijf categorie 1. Deze horeca inclusief een eventueel terras wordt op minimaal dezelfde afstand van 30 m ten opzichte van de woningen gerealiseerd. Gezien het type horeca-activiteiten dat wordt beoogd (in hoofdzaak het verstrekken van spijzen en/of maaltijden) wordt geen hinder ter plaatse van de woningen verwacht. De horeca-activiteiten zijn relatief licht en de afstand tot de woningen is groot. Daarnaast dienen de horeca- (en overige bedrijfs)activiteiten te voldoen aan de vereisten zoals beschreven in het Activiteitenbesluit. In dat geval is 'hinder' voor bijvoorbeeld de geurgevoelige omgeving niet aan de orde. Bij de uitwerking van de woongebieden dient rekening gehouden te worden met de situering van de horecavoorziening. In afwachting van de exacte positionering van de centrumvoorziening in het ruime bouwvlak en door bijvoorbeeld groenvoorzieningen en/of een tuin aan de zijde van de centrumvoorzieningen te situeren kan een gepaste afstand (van minimaal 10 m) tot de woningen gecreëerd worden. Op deze wijze kan een acceptabel woon- en leefklimaat geborgd worden. 4.10.3 Conclusie Op ruim 30 m van bestaande woningen wordt een centrumomgeving gerealiseerd. Binnen deze centrumomgeving worden een supermarkt, retail en horeca gevestigd. De planologisch mogelijke activiteiten beschikken over maximaal milieucategorie 1, waarvoor een richtafstand van maximaal 10 m geldt. De te realiseren horeca betreft lichte horeca en de toegestane evenementen zijn kleinschalig van aard. De relatief lichte activiteiten vormen geen belemmering voor de woningen die op grote afstand zijn gelegen. Het aspect bedrijven en milieuhinder vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
4.11
Luchtkwaliteit
Beleid en normstelling In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.11.1 weergegeven. Tabel 4.11.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm stof toetsing van grenswaarde stikstofdioxide jaargemiddelde 60 µg/m³ (NO2 ) 1) concentratie jaargemiddelde 40 µg/m³ concentratie fijn stof (PM10 ) jaargemiddelde 40 µg/m³ 2) concentratie
Rho adviseurs voor leefruimte
geldig 2010 tot en met 2014 vanaf 2015 vanaf 11 juni 2011
085600.18534.00
43
1.
2.
24-uurgemiddelde max. 35 keer p.j. vanaf 11 juni 2011 concentratie meer dan 50 µg/m³ De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m³ overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval. Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan), uitoefenen indien: de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a); de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1); bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2); de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c); het voorgenomen besluit is genoemd in of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d). Besluit nibm In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden: een project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³); een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m² bvo bij één ontsluitingsweg. Onderzoek In paragraaf 4.2 is de extra verkeersgeneratie berekend. Op basis van de Nibm-tool blijkt dat de verkeersgeneratie zorgt voor een toename van maximaal 1,55 µg/m³. Deze Nibm-tool is weergegeven in afbeelding 4.11.1.
Figuur 4.11.1 Nibm-tool
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
44
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat zowel voldaan wordt aan de voor dit jaar geldende normen uit de Wet milieubeheer zoals weergegeven in tabel 4.11.2. Met behulp van deze monitoringstool kunnen de rekenpunten worden geselecteerd voor de exacte rekenresultaten. Het maximale gehalte stikstofdioxide in het jaar 2012 bedraagt 22,7 µg/m³ , voor fijnstof bedraagt dit maximaal 23,6 µg/m³ en het maximaal aantal overschrijdingsdagen van het 24-uurs gemiddelde voor fijnstof bedraagt 13 dagen. In figuur 4.11.2 zijn de rekenpunten voor het plangebied weergegeven.
Figuur 4.11.2 Luchtkwaliteit op basis van NSL-monitoringstool De toename van de gehalten stikstofdioxide en fijnstof in relatie tot de maximale gehalte in de huidige situatie zorgen niet voor een overschrijding van de normen uit de Wm. Hiermee kan geconcludeerd worden dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de ontwikkeling. Tevens dient opgemerkt te worden dat de concentraties luchtverontreinigende stoffen afnemen naarmate een locatie verder van de weg ligt. Conclusie Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
45
4.12
Archeologie en cultuurhistorie
4.12.1 Archeologie Beleid en normstelling De Monumentenwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem en de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe 'de verstoorder betaalt' voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort. In opdracht van de gemeente Uden heeft RAAP een archeologische verwachtingskaart voor de gemeente Uden opgesteld (concept d.d. 14 januari 2014), die als uitgangspunt geldt bij alle activiteiten waarbij cultuurhistorische en/of archeologische waarden mogelijk in het geding zijn. Op basis van zowel kwantitatieve als kwalitatieve analyses met betrekking tot de relatie landschap-archeologische vindplaatsen is bepaald welke gebieden in de gemeente een hoge, middelhoge of lage archeologische verwachting hebben. Aangeraden wordt de verwachtingskaarten te gebruiken als basis voor archeologisch beleid. De ondergrenzen, dat wil zeggen begrenzingen in zowel het verticale en horizontale vlak, ten aanzien van de noodzaak van archeologisch onderzoek zijn nog niet bepaald. Voor het plangebied geldt een hoge en voor een klein deel een middelhoge verwachtingswaarde.
Figuur 4.12.1 Uitsnede gecombineerde archeologische verwachtingskaart voor jager-verzamelaars en landbouwers (RAAP-rapport 2798). Met de rode contour is de ligging van het plangebied aangegeven. Onderzoek Ter plaatse van het plangebied is door Transect in augustus 2014 een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. De bijbehorende onderzoeksrapportage (Transect-rapport 509) is opgenomen in bijlage 5. Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
46
Het rapport concludeert dat het archeologisch niveau - getuige de aanwezigheid van in- en uitspoelingslagen in de top van het pleistocene zand - in het plangebied nog goed bewaard is gebleven. Er zijn echter geen archeologische resten aangetroffen die wijzen op een archeologische vindplaats. Wel zijn op diverse plekken greppels aanwezig, maar op grond van de lage waardering zijn deze niet behoudenswaardig. Conclusie Een archeologisch vervolgtraject is niet noodzakelijk en het terrein kan vrijgegeven worden voor verdere ontwikkeling van de nieuwbouw. Wel is de uitvoerder van de grondwerkzaamheden verplicht conform de Monumentenwet artikel 53 om eventuele vondsten bij de gemeente Uden te melden. 4.12.2 Cultuurhistorie Beleid en normstelling In opdracht van de gemeente Uden heeft RAAP een cultuurhistorische waardenkaart 'Wonen op de rand van de Peelhorst' opgesteld (concept d.d. 25 februari 2014), die als uitgangspunt geldt bij alle activiteiten waarbij mogelijke cultuurhistorische waarden in het geding zijn. Door middel van regimes geeft het gemeentebestuur aan welk niveau van het beleid in een bepaald gebied als redelijk kan worden beschouwd (zie ook figuur 4.12.2). Aan de bebouwde kom buiten de historische kernen, waaronder het voorliggend plangebied, is geen waardering toegekend, omdat er geen historisch-stedenbouwkundige analyse heeft plaatsgevonden.
Figuur 4.12.2 Cultuurlandschappelijke waardenkaart (RAAP, concept feb. 2014). Met de rode contour is de ligging van het plangebied aangegeven. Het cultuurhistorisch project 'Gouden Daken' van kunstenaar Jan van Duijnhoven uit Uden verwijst naar strodaken, hooimijten, korenvelden en gele brem die vroeger voortkwamen op de boerengrond van de familie Van Duijnhoven in Uden-Zuid. De gronden kennen een agrarische historie die plaats zullen maken voor (bebouwde en onbebouwde) ontmoetingsplaatsen en dagelijkse winkelvoorzieningen voor de wijk Uden-Zuid. Conclusie Vanuit het aspect cultuurhistorie bestaan er geen belemmeringen voor onderhavig bestemmingsplan.
4.13
PlanMER-plicht
Toetsingskader In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
47
gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen: de kenmerken van de projecten; de plaats van de projecten; de kenmerken van de potentiële effecten. Onderzoek en conclusies Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
48
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
49
Hoofdstuk 5
5.1
Juridische planbeschrijving
Algemeen
De Wro bepaalt dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels. Het bestemmingsplan is opgesteld conform SVBP2012. Hieronder wordt nader ingegaan op de inhoud van de regels.
5.2
Regels
5.2.1 Inleidende regels Conform SVBP bevatten de inleidende regels artikelen met de begripsbepalingen en de wijze van meten. 5.2.2 Bestemmingsregels Centrum Binnen de bestemming 'Centrum' zijn een supermarkt, overige detailhandel, horecabedrijven van categorie 1 en dienstverlening (zoals een kapsalon of schoonheidssalon) toegestaan. Het vloeroppervlak van de toegestane functies is beperkt in de bestemmingsomschrijving. De gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De voorgevel van het hoofdgebouw moet worden georiënteerd op de verbeelding aangegeven gevellijn. Aanvullend geldt een maximale goot- en bouwhoogte en enkele overige situeringseisen. Ook voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden aanvullende regels. Groen Het park (inclusief de bestaande waterpartijen) en overige structurele groenvoorzieningen zijn opgenomen binnen de bestemming 'Groen'. De gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, water, langzaamverkeersroutes, routes voor calamiteitenverkeer, perceelsontsluitingswegen, het houden van evenementen, jongerenontmoetingsplaatsen en daarbij behorende speelvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Hiervoor zijn nadere bepalingen opgenomen. Voor terrassen is een specifieke regeling opgenomen, dat het mogelijk maakt om binnen de aanduiding 'terras' onder voorwaarden een deel van het openbaar gebied te gebruiken als terras ten dienste van een horecabedrijf. De voorwaarden zijn in de regels (in lid 4.3.1 en 4.4) benoemd. De toegestane evenementen omvatten enkel kleinschalige buurtactiviteiten zonder versterkte muziek en vinden maximaal 6 keer per jaar plaats.
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
50
Verkeer - Verblijfsgebied De gronden binnen deze bestemming zijn onder andere bestemd voor wegen, langzaamverkeersroutes, perceelsontsluitingswegen en het houden van evenementen. Ook andere ondergeschikte functies, als parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen, zijn mogelijk. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan, mits ze voldoen aan de genoemde afmetingen. Voor terrassen is een specifieke regeling opgenomen, dat het mogelijk maakt om binnen de aanduiding 'terras' onder voorwaarden een deel van het openbaar gebied te gebruiken als terras ten dienste van een horecabedrijf. De voorwaarden zijn in de regels (in lid 5.3.1 en lid 5.4) benoemd. De toegestane evenementen omvatten enkel kleinschalige buurtactiviteiten zonder versterkte muziek en vinden maximaal 6 keer per jaar plaats. Bovendien moeten evenementen die plaatsvinden binnen de openingstijden van de winkelvoorzieningen zodanig worden afgestemd met de exploitanten van de winkelvoorzieningen dat het algemeen goed functioneren van de winkelvoorzieningen geborgd is. 5.2.3 Algemene regels Een aantal zaken is algemeen van aard of heeft niet zozeer betrekking op een specifieke bestemming uit hoofdstuk 2 van de regels. Deze zaken zijn geregeld in hoofdstuk 3 Algemene regels. Wat de maatvoering betreft, is vermeld in welke gevallen sprake mag zijn van overschrijdingen hiervan. Verder bevat dit hoofdstuk regels met betrekking tot overschrijding van bouwgrenzen, het buiten werking stellen van de bouwverordening en algemene afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden. Daarnaast is een regel opgenomen ter bepaling van de wettelijke regeling waarnaar in de regels wordt verwezen. 5.2.4 Overgangsrecht en slotregels Tot slot zijn in hoofdstuk 4 de regels ondergebracht met betrekking tot het overgangsrecht en de slotregel.
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
51
Economische en maatschappelijke Hoofdstuk 6 uitvoerbaarheid
6.1
Economische uitvoerbaarheid
Voor gebieden, waar nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, moet volgens de Wro tegelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd (bijvoorbeeld door het sluiten van een (grondexploitatie)overeenkomst met alle eigenaren). In dit geval is de gemeente zelf eigenaar van de gronden. De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan zijn opgenomen in de GREX Hoenderbos-Velmolen. Met de toekomstige ontwikkelaar wordt een realisatieovereenkomst gesloten. Na vaststelling van het bestemmingsplan zal de ontwikkelaar de gronden ten behoeve van de winkelvoorzieningen afnemen en ontwikkelen. De gronden ten behoeve van de parkeervoorzieningen en het park blijven in eigendom van de gemeente en worden als zodanig ook door de gemeente ontwikkeld.
6.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
6.2.1 Vooroverleg Het voorontwerpbestemmingsplan wordt, conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, in vooroverleg gezonden naar de betreffende instanties. De resultaten hiervan zijn samengevat in de Nota van Inspraak en Vooroverleg zoals opgenomen in bijlage 6. 6.2.2 Inspraak In samenwerking met de bewonersklankbordgroep heeft de gemeente Uden een stedenbouwkundig plan opgesteld. Dit stedenbouwkundig plan heeft als basis gediend voor het voorliggend bestemmingsplan en het bijbehorend beeldregieplan. De wensen van de klankbordgroep zijn in het bestemmingsplan vertaald naar juridisch-planologische kaders (de regels en verbeelding) waarbinnen de ontwikkeling kan plaatsvinden. Voor belangstellenden is een inloopavond georganiseerd over het voorontwerpbestemmingsplan en heeft eenieder de gelegenheid gekregen een reactie bij de gemeente in te dienen. De resultaten hiervan zijn samengevat in de Nota van Inspraak en Vooroverleg zoals opgenomen in bijlage 6.
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
52
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
bijlagen bij de Toelichting
54
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
55
Bijlage 1
Akoestisch onderzoek
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
Ontvanger
: Woning bg
Rijlijn
: Sesterlaan 2025 auto
Wegdekhoogte [m] Verhardingsbreedte [m] Bodemfactor [-] Objectfractie [-] Zichthoek [grad] Wegdektype [-]
: : : : :
0,00 3,00 0,77 0,00 127 : 0 - Referentiewegdek
Waarneemhoogte [m]
Afstand horizontaal [m] Afstand schuin [m] Afstand kruispunt [m] Afstand obstakel [m]
Q_etmaal % Daguur % Avonduur % Nachtuur
Emissiegegevens distributie per voertuigcategorie per periode in dB(A) m Categorie Dag[%] Avond[%] Nacht[%] km/u C_wegdek 1 Motorrijwielen 0,00 0,00 0,00 50 0,00 2 Lichte Motorvoertuigen 93,46 93,46 93,46 50 0,00 3 Middelzware Motorvoert... 5,08 5,08 5,08 50 0,00 4 Zware Motorvoertuigen 1,46 1,46 1,46 50 0,00 5 Bromfietsen 0,00 0,00 0,00 50 0,00 Totaal 100,00 100,00 100,00 C_optrek Resultaten in dB(A) C_reflectie C_zichthoek D_afstand D_lucht D_bodem D_meteo
: : : : : :
Standaard rekenmethode 1 V2.00
0,00 0,00 13,89 0,18 3,45 1,24
LAeq, dag LAeq, avond LAeq, nacht Aftrek Art.110g [dB] Lden, excl. Art.110g [dB] Lden, incl. Art.110g [dB]
:
: : : :
1,5
24,50 24,51 0,00 0,00
: : : :
3160,00 6,70 2,70 1,10
E_dag E_avond 0,00 0,00 69,89 65,94 63,75 59,80 61,30 57,35 0,00 0,00 71,29 67,35 ---
: : : : : :
E_nacht 0,00 62,04 55,90 53,45 0,00 63,45 --
52,54 48,59 44,69 5 54 49
3-6-2014 15:05:51, blz. 1
Rijlijn Wegdekhoogte [m] Verhardingsbreedte [m] Bodemfactor [-] Objectfractie [-] Zichthoek [grad] Wegdektype [-]
: Sesterlaan 2025 incl : : : : :
0,00 3,00 0,77 0,00 127 : 0 - Referentiewegdek
Afstand horizontaal [m] Afstand schuin [m] Afstand kruispunt [m] Afstand obstakel [m]
Q_etmaal % Daguur % Avonduur % Nachtuur
Emissiegegevens distributie per voertuigcategorie per periode in dB(A) m Categorie Dag[%] Avond[%] Nacht[%] km/u C_wegdek 1 Motorrijwielen 0,00 0,00 0,00 50 0,00 2 Lichte Motorvoertuigen 93,46 93,46 93,46 50 0,00 3 Middelzware Motorvoert... 5,08 5,08 5,08 50 0,00 4 Zware Motorvoertuigen 1,46 1,46 1,46 50 0,00 5 Bromfietsen 0,00 0,00 0,00 50 0,00 Totaal 100,00 100,00 100,00 C_optrek Resultaten in dB(A) C_reflectie C_zichthoek D_afstand D_lucht D_bodem D_meteo
: : : : : :
Standaard rekenmethode 1 V2.00
0,00 0,00 13,89 0,18 3,45 1,24
LAeq, dag LAeq, avond LAeq, nacht Aftrek Art.110g [dB] Lden, excl. Art.110g [dB] Lden, incl. Art.110g [dB]
: : : :
24,50 24,51 0,00 0,00
: : : :
4000,00 6,70 2,70 1,10
E_dag E_avond 0,00 0,00 70,92 66,97 64,77 60,83 62,32 58,37 0,00 0,00 72,32 68,37 ---
: : : : : :
E_nacht 0,00 63,07 56,93 54,47 0,00 64,47 --
53,56 49,62 45,72 5 55 50
3-6-2014 15:05:51, blz. 2
Ontvanger
: Woning 1ste
Rijlijn
: Sesterlaan 2025 auto
Wegdekhoogte [m] Verhardingsbreedte [m] Bodemfactor [-] Objectfractie [-] Zichthoek [grad] Wegdektype [-]
: : : : :
0,00 3,00 0,77 0,00 127 : 0 - Referentiewegdek
Waarneemhoogte [m]
Afstand horizontaal [m] Afstand schuin [m] Afstand kruispunt [m] Afstand obstakel [m]
Q_etmaal % Daguur % Avonduur % Nachtuur
Emissiegegevens distributie per voertuigcategorie per periode in dB(A) m Categorie Dag[%] Avond[%] Nacht[%] km/u C_wegdek 1 Motorrijwielen 0,00 0,00 0,00 50 0,00 2 Lichte Motorvoertuigen 93,46 93,46 93,46 50 0,00 3 Middelzware Motorvoert... 5,08 5,08 5,08 50 0,00 4 Zware Motorvoertuigen 1,46 1,46 1,46 50 0,00 5 Bromfietsen 0,00 0,00 0,00 50 0,00 Totaal 100,00 100,00 100,00 C_optrek Resultaten in dB(A) C_reflectie C_zichthoek D_afstand D_lucht D_bodem D_meteo
: : : : : :
Standaard rekenmethode 1 V2.00
0,00 0,00 13,94 0,18 2,83 0,60
LAeq, dag LAeq, avond LAeq, nacht Aftrek Art.110g [dB] Lden, excl. Art.110g [dB] Lden, incl. Art.110g [dB]
:
: : : :
4,5
24,50 24,79 0,00 0,00
: : : :
3160,00 6,70 2,70 1,10
E_dag E_avond 0,00 0,00 69,89 65,94 63,75 59,80 61,30 57,35 0,00 0,00 71,29 67,35 ---
: : : : : :
E_nacht 0,00 62,04 55,90 53,45 0,00 63,45 --
53,74 49,79 45,89 5 55 50
3-6-2014 15:05:51, blz. 3
Rijlijn Wegdekhoogte [m] Verhardingsbreedte [m] Bodemfactor [-] Objectfractie [-] Zichthoek [grad] Wegdektype [-]
: Sesterlaan 2025 incl : : : : :
0,00 3,00 0,77 0,00 127 : 0 - Referentiewegdek
Afstand horizontaal [m] Afstand schuin [m] Afstand kruispunt [m] Afstand obstakel [m]
Q_etmaal % Daguur % Avonduur % Nachtuur
Emissiegegevens distributie per voertuigcategorie per periode in dB(A) m Categorie Dag[%] Avond[%] Nacht[%] km/u C_wegdek 1 Motorrijwielen 0,00 0,00 0,00 50 0,00 2 Lichte Motorvoertuigen 93,46 93,46 93,46 50 0,00 3 Middelzware Motorvoert... 5,08 5,08 5,08 50 0,00 4 Zware Motorvoertuigen 1,46 1,46 1,46 50 0,00 5 Bromfietsen 0,00 0,00 0,00 50 0,00 Totaal 100,00 100,00 100,00 C_optrek Resultaten in dB(A) C_reflectie C_zichthoek D_afstand D_lucht D_bodem D_meteo
: : : : : :
Standaard rekenmethode 1 V2.00
0,00 0,00 13,94 0,18 2,83 0,60
LAeq, dag LAeq, avond LAeq, nacht Aftrek Art.110g [dB] Lden, excl. Art.110g [dB] Lden, incl. Art.110g [dB]
: : : :
24,50 24,79 0,00 0,00
: : : :
4000,00 6,70 2,70 1,10
E_dag E_avond 0,00 0,00 70,92 66,97 64,77 60,83 62,32 58,37 0,00 0,00 72,32 68,37 ---
: : : : : :
E_nacht 0,00 63,07 56,93 54,47 0,00 64,47 --
54,76 50,81 46,91 5 56 51
3-6-2014 15:05:51, blz. 4
Ontvanger
: Woning 2de
Rijlijn
: Sesterlaan 2025 auto
Wegdekhoogte [m] Verhardingsbreedte [m] Bodemfactor [-] Objectfractie [-] Zichthoek [grad] Wegdektype [-]
: : : : :
0,00 3,00 0,77 0,00 127 : 0 - Referentiewegdek
Waarneemhoogte [m]
Afstand horizontaal [m] Afstand schuin [m] Afstand kruispunt [m] Afstand obstakel [m]
Q_etmaal % Daguur % Avonduur % Nachtuur
Emissiegegevens distributie per voertuigcategorie per periode in dB(A) m Categorie Dag[%] Avond[%] Nacht[%] km/u C_wegdek 1 Motorrijwielen 0,00 0,00 0,00 50 0,00 2 Lichte Motorvoertuigen 93,46 93,46 93,46 50 0,00 3 Middelzware Motorvoert... 5,08 5,08 5,08 50 0,00 4 Zware Motorvoertuigen 1,46 1,46 1,46 50 0,00 5 Bromfietsen 0,00 0,00 0,00 50 0,00 Totaal 100,00 100,00 100,00 C_optrek Resultaten in dB(A) C_reflectie C_zichthoek D_afstand D_lucht D_bodem D_meteo
: : : : : :
Standaard rekenmethode 1 V2.00
0,00 0,00 14,05 0,18 2,76 0,41
LAeq, dag LAeq, avond LAeq, nacht Aftrek Art.110g [dB] Lden, excl. Art.110g [dB] Lden, incl. Art.110g [dB]
:
: : : :
7,5
24,50 25,41 0,00 0,00
: : : :
3160,00 6,70 2,70 1,10
E_dag E_avond 0,00 0,00 69,89 65,94 63,75 59,80 61,30 57,35 0,00 0,00 71,29 67,35 ---
: : : : : :
E_nacht 0,00 62,04 55,90 53,45 0,00 63,45 --
53,89 49,95 46,05 5 55 50
3-6-2014 15:05:51, blz. 5
Rijlijn Wegdekhoogte [m] Verhardingsbreedte [m] Bodemfactor [-] Objectfractie [-] Zichthoek [grad] Wegdektype [-]
: Sesterlaan 2025 incl : : : : :
0,00 3,00 0,77 0,00 127 : 0 - Referentiewegdek
Afstand horizontaal [m] Afstand schuin [m] Afstand kruispunt [m] Afstand obstakel [m]
Q_etmaal % Daguur % Avonduur % Nachtuur
Emissiegegevens distributie per voertuigcategorie per periode in dB(A) m Categorie Dag[%] Avond[%] Nacht[%] km/u C_wegdek 1 Motorrijwielen 0,00 0,00 0,00 50 0,00 2 Lichte Motorvoertuigen 93,46 93,46 93,46 50 0,00 3 Middelzware Motorvoert... 5,08 5,08 5,08 50 0,00 4 Zware Motorvoertuigen 1,46 1,46 1,46 50 0,00 5 Bromfietsen 0,00 0,00 0,00 50 0,00 Totaal 100,00 100,00 100,00 C_optrek Resultaten in dB(A) C_reflectie C_zichthoek D_afstand D_lucht D_bodem D_meteo
: : : : : :
Standaard rekenmethode 1 V2.00
0,00 0,00 14,05 0,18 2,76 0,41
LAeq, dag LAeq, avond LAeq, nacht Aftrek Art.110g [dB] Lden, excl. Art.110g [dB] Lden, incl. Art.110g [dB]
: : : :
24,50 25,41 0,00 0,00
: : : :
4000,00 6,70 2,70 1,10
E_dag E_avond 0,00 0,00 70,92 66,97 64,77 60,83 62,32 58,37 0,00 0,00 72,32 68,37 ---
: : : : : :
E_nacht 0,00 63,07 56,93 54,47 0,00 64,47 --
54,92 50,97 47,07 5 56 51
3-6-2014 15:05:51, blz. 6
62
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
63
Bijlage 2
Hno-tool
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
Toetsinstrumentarium Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen Compenserende berging voor nieuw verhard gebied Algemeen Naam project
Uden-Zuid
Contactpersoon initiatiefnemer
Uden
Contactpersoon waterschap
Erwin Kerkhof
Datum
18-03-2014
Kenmerken projectgebied
Bestaand verhard oppervlak
Hydrologisch neutraal ontwikkelen 2
0
m
2
Toekomstig verhard oppervlak
8512
m
Afvoercoëfficiënt projectgebied
1
l/s/ha
Te bergen en/of infiltreren volume T10+10%
383
m3
De waterschappen Aa en Maas en De Dommel willen met deze berekening in een vroeg stadium de betrokkenen adviseren over de eisen die de waterschappen stellen ten aanzien van hydrologisch neutraal ontwikkelen. Het berekende wateradvies is richtinggevend. Aan de berekening kunnen geen rechten worden ontleend.
Waterschap De Dommel Postbus 10.001 5280 DA Boxtel Bosscheweg 56 5283 WB Boxtel Tel: 0411-61 86 18 Fax: 0411-61 86 88 http://www.dommel.nl/ Waterschap Aa en Maas Postbus 5049 5201 GA 's-Hertogenbosch Pettelaarpark 70 5216 PP 's-Hertogenbosch Tel: 073-61 566 66 Fax: 073-61 566 00 http://www.aaenmaas.nl/
Pagina 1
65
Bijlage 3
Bodemonderzoek
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
VERKENNEND BODEMONDERZOEK CENTRUMGEBIED UDEN-ZUID TE UDEN GEMEENTE UDEN
Verkennend bodemonderzoek Centrumgebied Uden-Zuid te Uden in de gemeente Uden
Opdrachtgever
Rho Adviseurs voor Leefruimte Postbus 150 3000 AD Rotterdam
Project Rapportnummer Versienummer
UDE.RHO.NEN 14023175 D2
Status
Eindrapportage
Datum
1 juni 2014
Vestiging
Boxmeer
Opsteller
Ing. R. van den Berg
Paraaf
Kwaliteitscontrole
Dr. ir. P.J.M. Middeldorp
Paraaf
Kwaliteitszorg Econsultancy is lid van de Vereniging Kwaliteitsborging Bodembeheer (VKB). De VKB is een vereniging van bodemadviesen -onderzoeksbureaus en heeft als doel kwaliteitsborging en continue verbetering van de dienstverlening van haar leden op het gebied van bodembeheer. Het VKB keurmerk geeft opdrachtgevers de zekerheid dat het uitvoerend bureau werkt conform de eisen die de VKB aan haar leden stelt op het gebied van competenties en integriteit van medewerkers en het toepassen van vigerende normen en onderzoeksprotocollen. Econsultancy werkt volgens een dynamisch kwaliteitssysteem, zoals beschreven in het kwaliteitshandboek. Ons kwaliteitssysteem is gecertificeerd volgens de kwaliteitsborgingsnormen van de NEN-EN-ISO 9001:2008. Betrouwbaarheid Dit bodemonderzoek is op zorgvuldige wijze uitgevoerd conform de toepasselijke en van kracht zijnde regelgeving. Een bodemonderzoek wordt in zijn algemeenheid echter uitgevoerd door het steekproefsgewijs bemonsteren van de bodem, waardoor het, op basis van de resultaten van een bodemonderzoek, onmogelijk is garanties af te geven ten aanzien van de milieuhygiënische bodemkwaliteit. Daarnaast betreft het bodemonderzoek een momentopname. Econsultancy accepteert derhalve op voorhand geen aansprakelijkheid ten aanzien van mogelijke beslissingen die de opdrachtgever naar aanleiding van het door Econsultancy uitgevoerde bodemonderzoek neemt. In dit kader dient ook opgemerkt te worden dat geraadpleegde bronnen niet altijd zonder fouten en volledig zijn. Daar Econsultancy voor het verkrijgen van historische informatie afhankelijk is van deze bronnen, kan Econsultancy niet instaan voor de juistheid en volledigheid van deze informatie.
INHOUDSOPGAVE 1
INLEIDING .................................................................................................................................. 1
2
VOORONDERZOEK................................................................................................................... 1 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10 2.11
Geraadpleegde bronnen ................................................................................................... 1 Afbakening onderzoekslocatie vooronderzoek ................................................................. 2 Historisch en huidig gebruik onderzoekslocatie ............................................................... 2 Calamiteiten ...................................................................................................................... 2 Uitgevoerd(e) bodemonderzoek(en) op de onderzoekslocatie ........................................ 3 Belendende percelen/terreindelen.................................................................................... 3 Terreininspectie ................................................................................................................ 3 Toekomstige situatie ......................................................................................................... 3 Informatie lokale of regionale achtergrondgehalten ......................................................... 3 Bodemopbouw .................................................................................................................. 4 Geohydrologie .................................................................................................................. 4
3
CONCLUSIES VOORONDERZOEK (ONDERZOEKSOPZET) ................................................. 4
4
VELDWERK ................................................................................................................................ 5 4.1 4.2 4.3
5
LABORATORIUMONDERZOEK ................................................................................................ 6 5.1 5.2 5.3
6
Algemeen.......................................................................................................................... 5 Grondonderzoek ............................................................................................................... 5 4.2.1 Uitvoering veldwerk ............................................................................................ 5 4.2.2 Zintuiglijke waarnemingen .................................................................................. 5 Grondwateronderzoek ...................................................................................................... 5 4.3.1 Uitvoering veldwerk ............................................................................................ 5 4.3.2 Bemonstering ..................................................................................................... 6 Uitvoering analyses .......................................................................................................... 6 Toetsingskader ................................................................................................................. 7 Resultaten grond- en grondwatermonsters ...................................................................... 9
SAMENVATTING, CONCLUSIES EN ADVIES ........................................................................ 10
BIJLAGEN: 1. 2a. 2b. 3. 4a. 4b. 5. 6. 7.
- Topografische ligging van de locatie - Locatieschets - Foto's onderzoekslocatie - Boorprofielen - Analysecertificaten - Getoetste analyseresultaten - Toetsingskader Circulaire bodemsanering - Geraadpleegde bronnen - Certificaten bodemkwaliteit weg en funderingslagen
14023175 UDE.RHO.NEN
1
INLEIDING
Econsultancy heeft van Rho Adviseurs voor Leefruimte opdracht gekregen voor het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek ter plaatse van het Centrumgebied Uden-Zuid te Uden in de gemeente Uden. Het bodemonderzoek is uitgevoerd in het kader van de voorgenomen ontwikkeling van de onderzoekslocatie, alsmede een bestemmingsplanwijziging. Het verkennend bodemonderzoek (NEN5740) heeft tot doel met een relatief geringe onderzoeksinspanning vast te stellen of op de onderzoekslocatie een grond- en/of grondwaterverontreiniging aanwezig is, teneinde te bepalen of er milieuhygiënische belemmeringen zijn voor de nieuwbouw op de onderzoekslocatie alsmede de bestemmingsplanwijziging. Het vooronderzoek is verricht conform de NEN 5725:2009 "Bodem - Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek". Het bodemonderzoek is uitgevoerd conform de NEN 5740:2009 "Bodem - Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek - Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond". Het veldwerk en de bemonstering zijn verricht onder certificaat op grond van de BRL SIKB 2000 "Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek", protocollen 2001 en 2002. De analyseresultaten zijn getoetst aan het toetsingskader van VROM (Circulaire bodemsanering 2013) en aan de achtergrondwaarden voor grond uit de Regeling bodemkwaliteit (bijlage B, tabel 1), VROM, 2007. Econsultancy is onder meer gecertificeerd voor de protocollen 2001 en 2002 van de BRL SIKB 2000. In dat kader verklaart Econsultancy geen eigenaar van de onderzoekslocatie te zijn of te worden. 2 2.1
VOORONDERZOEK Geraadpleegde bronnen
De informatie over de onderzoekslocatie is gebaseerd op de bij de gemeente Uden aanwezige informatie (contactpersoon de heer M. van den Elzen), en informatie verkregen uit de op 24 maart 2014 uitgevoerde terreininspectie. Van de locatie en de directe omgeving zijn uit verschillende informatiebronnen gegevens verzameld over:
het historische, huidige en toekomstige gebruik; eventuele calamiteiten; eventueel eerder uitgevoerde bodemonderzoeken; de bodemopbouw en geohydrologie; verhardingen, kabels en leidingen.
Bijlage 6 geeft een overzicht van de geraadpleegde bronnen.
14023175 UDE.RHO.NEN
Pagina 1 van 10
2.2
Afbakening onderzoekslocatie vooronderzoek
Het vooronderzoek omvat de onderzoekslocatie en de direct hieraan grenzende percelen en/of terreindelen binnen een afstand van 25 meter. De onderzoekslocatie (± 3,5 ha), het Centrumgebied Uden-Zuid, ligt ingesloten tussen de Sesterlaan, de Muntmeester, de Lentemorgen en de Wislaan (zie bijlage 1). Het ligt circa 2 kilometer ten zuiden van de kern van Uden in de gemeente Uden. De onderzoekslocatie is kadastraal bekend gemeente Uden, sectie P, nummers 121, 902 en 2253 (allen ged.). De coördinaten van de onderzoekslocatie zijn X = 171.415, Y = 406.285. Het maaiveld bevindt zich volgens het Actueel Hoogtebestand Nederland (www.ahn.nl) op een hoogte van circa 14,5 m +NAP. 2.3
Historisch en huidig gebruik onderzoekslocatie
Volgens historisch kaartmateriaal uit de periode rond 1956 was de locatie, alsmede de omgeving ervan, destijds in agrarisch gebruik (weide) en werd extensief bewoond. Tot circa 1990 is dit gebruik van de onderzoekslocatie niet wezenlijk veranderd. De onderzoekslocatie is momenteel onbebouwd en het middengebied heeft een ruige begroeiing en opgaande beplanting. In de zuidwesthoek, aan de Wislaan, is een parkeerterrein aangelegd ten behoeve van de noodlokalen van basisschool 't Mulderke. De noodlokalen zijn in september 2012 weggehaald. De parkeerplaats is in de huidige situatie voorzien van een klinkerverharding met een zandcunet. In het zuidelijk deelgebied zijn een waterpartij, een hondenuitlaatplaats en speelvoorzieningen aanwezig. De waterpartij wordt gehandhaafd en maakt geen deel uit van de onderzoekslocatie. Er zijn geen ophogingen, stortingen of slootdempingen bekend. In bijlage 2a is de huidige situatie op een locatieschets weergegeven. Bijlage 2b bevat enkele foto's van de onderzoekslocatie. In figuur 1 is een uitsnede van het huidige bestemmingsplan weergegeven. Voor zover bij de opdrachtgever en de gemeente Uden bekend, heeft er op de onderzoekslocatie nimmer opslag van oliehoudende producten in ondergrondse of bovengrondse tanks plaatsgevonden. Ook zijn er geen gegevens bekend omtrent overige potentieel bodembedreigende activiteiten op de onderzoekslocatie. Er zijn geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten. 2.4
Calamiteiten
Figuur 1: uitsnede bestemmingsplan
Voor zover bij de opdrachtgever bekend hebben zich op de onderzoekslocatie in het verleden geen calamiteiten met een bodembedreigend karakter voorgedaan. Ook uit informatie van de gemeente Uden blijkt niet dat er zich in het verleden bodembedreigende calamiteiten hebben voorgedaan.
14023175 UDE.RHO.NEN
Pagina 2 van 10
2.5
Uitgevoerd(e) bodemonderzoek(en) op de onderzoekslocatie
In de directe omgeving van de onderzoekslocatie en op de onderzoekslocatie zelf zijn in het verleden meerdere (verkennende) bodemonderzoeken uitgevoerd: Globaal bodemonderzoek Uden-Zuid, 632/2a91/co96/33057, Heidemij, april 1991; Bodemonderzoek nieuwbouw wijk Lentemorgen, verkennend bodemonderzoek “perceel Lagekampweg 2 te Uden”, 93.859/p93144, GEO Survey Ned bv, 24 december 1993; Bodemonderzoek noord-west hoek onderzoekslocatie, verkennend bodemonderzoek “BP Hoenderbos I”, MK/95.221/p9518, GEO Survey Ned bv, 17 april 1995; Bodemonderzoek voormalige bebouwing zuid-west hoek onderzoekslocatie, verkennend bodemonderzoek “Locatie aan de Wislaan te Uden”, 62484, Lankelma, 9 september 2008; In de bodem zijn destijds geen verontreinigen aangetroffen aangetroffen (allen < AW). In het grondwater zijn op enkele locaties in de omgeving licht verontreinigen aangetroffen met kwik, koper en barium (allen > AW).
2.6
Belendende percelen/terreindelen
In bijlage 6 zijn de geraadpleegde informatiebronnen voor de belendende percelen opgenomen. Het bodemgebruik van de omliggende percelen is als volgt: Aan de zuidoost van de onderzoekslocatie bevindt zich oppervlaktewater. In de overige richtingen grenst de onderzoekslocatie aan enkele openbare wegen met aan de overzijde aangrenzend woonhuizen. Uit de verzamelde informatie blijkt dat er vanuit de omliggende percelen geen grensoverschrijdende verontreinigingen zijn te verwachten. 2.7
Terreininspectie
Voorafgaand aan het bodemonderzoek is er een terreininspectie uitgevoerd. Deze is gericht op de identificatie van bronnen, die mogelijk hebben geleid of kunnen leiden tot een grond- en/of grondwaterverontreiniging. De tijdens de terreininspectie aangetroffen situatie komt overeen met de locatiegegevens, zoals deze zijn opgenomen in paragraaf 2.3. Op de onderzoekslocatie is een asfaltverharding aangetroffen. Dit wandel- fietspad ligt centraal op de onderzoekslocatie en is noord-zuid georiënteerd. Na aanleiding van deze constatering is contact opgenomen met de gemeente Uden (de heer M. Van den Elzen). Door de gemeente Uden zijn van het aangebrachte materiaal weg en fundering conform het besluit bodemkwaliteit certificaten aangeleverd. De betreffende certificaten zijn opgenomen in bijlage 7. Verder zijn geen mogelijke bronnen voor een grond- en/of grondwaterverontreiniging aangetroffen. Op het maaiveld zijn geen asbestverdachte materialen waargenomen. 2.8
Toekomstige situatie
De initiatiefnemer is voornemens de locatie te ontwikkelen en meerdere woningen te realiseren. 2.9
Informatie lokale of regionale achtergrondgehalten
Op basis van informatie van de OmgevingsDienst Brabant Noord (ODBN), komen in de regio verhoogde gehalten aan zware metalen in het grondwater voor.
14023175 UDE.RHO.NEN
Pagina 3 van 10
2.10 Bodemopbouw Door de Stichting voor Bodemkartering (Stiboka) zijn sinds 1964 voor de bovenste 1,20 meter van de bodem bodemkaarten vervaardigd. Door Alterra worden deze kaarten ontsloten via bodemdata.nl. Uit gegevens van bodemdata.nl blijkt voor de onderzoekslocatie het volgende: De bovengrond bestaat uit een Laarpodzolgrond (cHn21), die volgens de Stichting voor Bodemkartering voornamelijk is opgebouwd uit zwaklemig fijn zand op grof zand (grof zand en of grind beginnend tussen 40 en 120 cm en tenminste 40 cm dik). De afzettingen, waarin deze bodem is ontstaan, behoren geologisch gezien tot de Formatie van Boxtel. 2.11 Geohydrologie Tectonisch gezien ligt de onderzoekslocatie op de Peelhorst. Deze horst wordt aan de zuidwestzijde begrensd door de Peelrandbreuk en aan de noordoostzijde door de Tegelenbreuk. Beide breuken zijn noordwest-zuidoost gericht. Het eerste watervoerend pakket is > 60 m en wordt gevormd door de grove en grindrijke zanden van de Formaties van Beegden, Peize-Waalre, Kiezeloliet en Oosterhout. Op formaties liggen de zandige, dekzandafzettingen, behorende tot de Formatie van Boxtel, met een dikte van ± 3 m. Binnen de Formatie van Peize-Waalre komen inschakelingen van klei voor. De gemiddelde stand van het freatisch grondwater bedraagt circa 1,0 m -mv tot 1,4 m –mv (Wateratlas provincie Noord-Brabant). Het water van het eerste watervoerend pakket stroomt volgens de isohypsenkaart van de Dienst Grondwaterverkenning van TNO, in zuidwestelijke richting. Er liggen geen pompstations in de buurt van de onderzoekslocatie die van invloed zouden kunnen zijn op de grondwaterstroming ter plaatse van de onderzoekslocatie. De onderzoekslocatie ligt niet in een grondwaterbeschermings- en/of grondwaterwingebied. 3
CONCLUSIES VOORONDERZOEK (ONDERZOEKSOPZET)
Uit het vooronderzoek blijkt dat er geen sprake is van bodembelasting, anders dan een regionale of landelijke diffuse achtergrondbelasting in de grond en het grondwater. Op de locatie worden geen verontreinigende stoffen verwacht in gehalten boven de landelijk of regionaal geldende achtergrondwaarde voor grond en/of de streefwaarde voor grondwater. Dit geldt zowel voor natuurlijke achtergrondgehalten als voor "antropogene" achtergrondgehalten, waarvan de oorzaak niet eenduidig is aan te wijzen. Verspreid over de hele locatie is altijd sprake geweest van een gelijksoortig en extensief gebruik (eenduidig geringe antropogene beïnvloeding) en weinig tot geen bebouwing. Het oppervlak is groter dan 1,0 ha. Op basis van het vooronderzoek is geconcludeerd dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie "grootschalig onverdacht" (ONV-GR). Bij onverdachte locaties luidt de onderzoekshypothese dat de bodem niet verontreinigd is.
14023175 UDE.RHO.NEN
Pagina 4 van 10
4
VELDWERK
4.1
Algemeen
Tijdens het opstellen van het boorplan is rekening gehouden met de doelstellingen en de richtlijnen, die geformuleerd zijn in de inleiding. Daarnaast is rekening gehouden met de gegevens voortvloeiend uit het vooronderzoek en de ligging van kabels en leidingen. Bijlage 2a bevat de locatieschets met daarop aangegeven de situering van de boorpunten en de peilbuizen. In bijlage 3 zijn de boorprofielen opgenomen. 4.2 4.2.1
Grondonderzoek Uitvoering veldwerk
Het veldwerk is op 14 april 2014 uitgevoerd onder kwaliteitsverantwoordelijkheid van de heer R.J.H. Denessen. Deze medewerker van Econsultancy in Boxmeer is geregistreerd als ervaren veldwerker voor het protocol 2001 van de SIKB BRL 2000 "Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek". In het totaal zijn er met behulp van een edelmanboor 30 boringen geplaatst; 21 boringen tot 0,5 m mv, 4 boringen tot 2,0 m -mv en 5 boringen dieper dan 2,0 m -mv. Deze diepe boringen zijn afgewerkt als peilbuis, teneinde de milieuhygiënische kwaliteit van het grondwater te kunnen bepalen. Van het opgeboorde materiaal is een boorbeschrijving conform de NEN 5104 gemaakt en zijn er grondmonsters genomen over trajecten van ten hoogste 0,5 m, waarbij bodemlagen met verontreinigingskenmerken of een afwijkende textuur separaat bemonsterd zijn. 4.2.2
Zintuiglijke waarnemingen
De bovengrond bestaat voornamelijk uit zwak tot matig grindig, zwak tot matig humeus, matig siltig matig fijn zand. De ondergrond bestaat uit matig siltig tot matig fijn zand. Vanaf 1,5 m -mv is de ondergrond bovendien matig tot sterk grindig. In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen. Tijdens de veldwerkzaamheden zijn op het maaiveld van de onderzoekslocatie, alsmede in de bodem, geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Hierbij wordt opgemerkt dat gelet op de doelstelling van het onderzoek de veldwerkzaamheden niet conform de NEN 5707 ("Bodem - Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem en partijen grond") zijn uitgevoerd. De uitkomst van het onderzoek is met betrekking tot de parameter asbest derhalve indicatief. 4.3 4.3.1
Grondwateronderzoek Uitvoering veldwerk
Verspreid over de onderzoekslocatie zijn 5 peilbuizen geplaatst. De filterstellingen zijn bepaald op basis van de grondwaterstand, zoals deze tijdens de veldwerkzaamheden op 14 april 2014 is ingeschat. Het onderste gedeelte van de peilbuizen (het peilfilter) is geperforeerd en de ruimte tussen de wand van het boorgat en het peilfilter is opgevuld met filtergrind. Boven het filtergrind is een laag zwelklei aangebracht, zodat er géén verontreinigingen van bovenaf in de peilbuis kunnen migreren. De peilbuizen zijn direct na plaatsing afgepompt en na een wachttijd van minimaal een week is het grondwater bemonsterd.
14023175 UDE.RHO.NEN
Pagina 5 van 10
4.3.2
Bemonstering
De grondwaterbemonstering is op 22 april 2014 uitgevoerd door de heer R.J.H. Denessen. Deze medewerker van Econsultancy in Boxmeer is geregistreerd als ervaren veldwerker voor het protocol 2002 van de BRL SIKB 2000 "Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek". De bemonstering is uitgevoerd conform de eisen uit het protocol 2002 van de BRL SIKB 2000 en de NEN 5744:2011. De bemonstering heeft plaatsgevonden met inachtneming van het voorgeschreven afpompvolume en afpompdebiet. Na afronding van het voorpompen is de troebelheid gemeten. Bij de bemonstering is gebruik gemaakt van schone kunststofslangen en is voorkomen dat er gas- of luchtbellen in de monsters zijn gekomen. Het watermonster ten behoeve van de analyse op metalen is in het veld gefiltreerd. Tabel I geeft een overzicht van de grondwaterstanden en de in het veld bepaalde waarde van de troebelheid. Tabel I.
Overzicht gegevens peilbuizen en veldmetingen grondwater
Peilbuisnummer
Situering peilbuis
Filterstelling (m -mv)
Grondwaterstand 22 april 2014 (m -mv)
Troebelheid (NTU)
01
noordoosthoek onderzoekslocatie
2,3-3,3
1,46
112
02
centraal op onderzoekslocatie
2,5-3,5
1,53
366
03
centraal op onderzoekslocatie
1,2-2,7
1,44
18
04
centraal op onderzoekslocatie
1,3-2,3
1,51
26
05
zuidwesthoek onderzoekslocatie
2,0-3,0
1,41
54
5 5.1
LABORATORIUMONDERZOEK Uitvoering analyses
Alle grond- en grondwatermonsters zijn aangeboden aan een laboratorium dat is erkend door de Raad voor Accreditatie en AS3000-geaccrediteerd is voor milieuhygiënisch bodemonderzoek. In het laboratorium zijn in totaal 6 grondmengmonsters samengesteld (3 grondmengmonsters van de bovengrond en 3 grondmengmonsters van de ondergrond). De 6 grondmengmonsters en de 5 grondwatermonsters zijn geanalyseerd op de volgende pakketten: - standaardpakket grond: droge stof, metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink), polychloorbifenylen (PCB), polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) en minerale olie; - standaardpakket grondwater: metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink), vluchtige aromaten (BTEX), styreen, naftaleen, gehalogeneerde koolwaterstoffen (VOX) en minerale olie. Tevens is van een grondmengmonster van de bovengrond en een grondmengmonster van de ondergrond het organische stof- en lutumgehalte bepaald. In afwijking op de NEN 5740 is afgezien van het bepalen van het organische stof- en lutumgehalte van ieder grondmengmonster. Dit aangezien uit het veldwerk bleek, dat er geen noemenswaardige verschillen in de samenstelling van de bodem bestaan.
14023175 UDE.RHO.NEN
Pagina 6 van 10
Tabel II geeft een overzicht van de samenstelling van de grondmengmonsters en de analysepakketten. Tabel II.
Overzicht van de samenstelling van de grondmengmonsters en de analysepakketten
Grondmengmonster
Traject (cm -mv)
MM1
01 (50-100) 01 (100-150) 01 (150-200) 02 (50-100) 02 (100-150) 02 (150-200) 07 (50-100) 07 (100-
standaardpakket + lutum en organische stof
bovengrond oostelijke terreindeel (zintuiglijk schoon)
MM2
03 (50-100) 03 (100-150) 03 (150-200) 13 (50-100) 13 (100-150) 13 (150-200) 20 (50-100) 20 (100-
standaardpakket
bovengrond midden terreindeel (zintuiglijk schoon)
MM3
04 (50-100) 04 (100-150) 05 (50-100) 05 (100-150) 05 (150-200) 26 (50-100) 26 (100-150) 26 (150-
standaardpakket
bovengrond westelijk terreindeel (zintuiglijk schoon)
MM4
12 (0-50) 10 (0-50) 11 (0-50) 06 (0-50) 08 (0-50) 09 (0-50)
standaardpakket
bovengrond oostelijke terreindeel (zintuiglijk schoon)
MM5
16 (0-50) 17 (0-50) 19 (0-50) 24 (0-50) 18 (0-50) 14 (0-50) 15 (0-50)
standaardpakket + lutum en organische stof
bovengrond midden terreindeel (zintuiglijk schoon)
MM6
30 (0-50) 29 (0-50) 28 (0-50) 27 (0-50) 21 (0-50) 22 (0-50) 23 (0-50) 25 (0-50)
standaardpakket
bovengrond midden terreindeel (zintuiglijk schoon)
5.2
Analysepakket
Bijzonderheden
Toetsingskader
De analyseresultaten zijn getoetst aan het toetsingskader van VROM (Circulaire bodemsanering 2013) en aan de achtergrondwaarden voor grond uit de Regeling bodemkwaliteit (bijlage B, tabel 1), VROM, 2007. Het toetsingskader voor de beoordeling van de gehalten en/of concentraties van verontreinigingen is gegeven in de toetsingstabel en bevat voor grond en grondwater elk drie te onderscheiden waarden met de verschillende niveaus: - achtergrondwaarde: deze waarde ("AW") geeft de gehalten aan zoals die op dit moment voorkomen in de bodem van natuur- en landbouwgronden, waarvoor geldt dat er geen sprake is van belasting door lokale verontreinigingsbronnen; - streefwaarde: deze waarde ("S") geeft het milieukwaliteitsniveau aan voor grondwater, waarbij als nadelig te waarderen effecten verwaarloosbaar worden geacht; - tussenwaarde: deze waarde ("T") is de helft van de som van de achtergrondwaarde (of in het geval van grondwater de streefwaarde) en de interventiewaarde. De tussenwaarde is de concentratiegrens waarboven in beginsel nader onderzoek moet worden uitgevoerd, omdat het vermoeden van ernstige bodemverontreiniging bestaat;
14023175 UDE.RHO.NEN
Pagina 7 van 10
- interventiewaarde: deze waarde ("I") geeft het niveau voor verontreinigingen in grond en grondwater aan waarboven ernstige vermindering of dreigende vermindering optreedt van de functionele eigenschappen, die de bodem heeft voor mens, plant of dier. Bij gehalten en/of concentraties boven de interventiewaarde is er sprake van een sterke verontreiniging. Bij overschrijding van de interventiewaarde wordt vaak een nader onderzoek uitgevoerd om de ernst van de verontreiniging en de spoedeisendheid van de sanering te bepalen. Wanneer het boven de tussenwaarde of interventiewaarde gelegen gehalte een natuurlijke oorsprong heeft, is uitvoering van vervolgonderzoek meestal niet noodzakelijk. In bijlage 5 is de toetsingstabel opgenomen uit de eerder genoemde circulaires. Deze bijlage bevat de achtergrondwaarden en de interventiewaarden, alsmede de berekeningswijze die moet worden gevolgd om deze waarden naar grondsoort te differentiëren. De achtergrondwaarden en de interventiewaarden voor de grond zijn berekend met behulp van de door het laboratorium bepaalde waarden voor het organische stof- en lutumgehalte. De gebruikte analysetechnieken zijn weergegeven op de certificaten in bijlage 4a. Om de mate van verontreiniging aan te geven wordt de volgende terminologie gebruikt: Grond:
- niet verontreinigd: - licht verontreinigd: - matig verontreinigd: - sterk verontreinigd:
gehalte < achtergrondwaarde en/of detectielimiet; gehalte > achtergrondwaarde en < tussenwaarde; gehalte > tussenwaarde < interventiewaarde; gehalte > interventiewaarde.
Grondwater: - niet verontreinigd: - licht verontreinigd: - matig verontreinigd: - sterk verontreinigd:
concentratie < streefwaarde en/of detectielimiet; concentratie > streefwaarde en < tussenwaarde; concentratie > tussenwaarde < interventiewaarde; concentratie > interventiewaarde.
14023175 UDE.RHO.NEN
Pagina 8 van 10
5.3
Resultaten grond- en grondwatermonsters
Tabel III geeft een overzicht van de parameters in de grond die de geldende toetsingskaders overschrijden. Tabel III.
Overschrijdingen toetsingskader grond
Grondmengmonster
Traject (cm -mv)
Gehalte > AW
Gehalte > T
Gehalte > I
(licht verontreinigd)
(matig verontreinigd)
(sterk verontreinigd)
MM1
01 (50-100) 01 (100-150) 01 (150200) 02 (50-100) 02 (100-150) 02 (150-200) 07 (50-100) 07 (100-
-
-
-
MM2
03 (50-100) 03 (100-150) 03 (150200) 13 (50-100) 13 (100-150) 13 (150-200) 20 (50-100) 20 (100-
-
-
-
MM3
04 (50-100) 04 (100-150) 05 (50100) 05 (100-150) 05 (150-200) 26 (50-100) 26 (100-150) 26 (150-
-
-
-
MM4
12 (0-50) 10 (0-50) 11 (0-50) 06 (050) 08 (0-50) 09 (0-50)
-
-
-
MM5
16 (0-50) 17 (0-50) 19 (0-50) 24 (050) 18 (0-50) 14 (0-50) 15 (0-50)
-
-
-
MM6
30 (0-50) 29 (0-50) 28 (0-50) 27 (050) 21 (0-50) 22 (0-50) 23 (0-50) 25 (0-50)
-
-
-
Tabel IV geeft een overzicht van de parameters in het grondwater die het geldende toetsingskader overschrijden. Tabel IV. Grondwatermonster
Overschrijdingen toetsingskader grondwater Situering peilbuis
Concentratie > S
Concentratie > T
Concentratie > I
(licht verontreinigd)
(matig verontreinigd)
(sterk verontreinigd)
01-1
noordoosthoek onderzoekslocatie
-
-
-
02-1
centraal op onderzoekslocatie
Barium nikkel
-
-
03-1
centraal op onderzoekslocatie
Barium Nikkel zink
-
-
04-1
centraal op onderzoekslocatie
barium
koper
-
05-1
zuidwesthoek onderzoekslocatie
koper
-
-
Bijlage 4a bevat de door het laboratorium aangeleverde analysecertificaten. Bijlage 4b bevat de getoetste analyseresultaten.
14023175 UDE.RHO.NEN
Pagina 9 van 10
6
SAMENVATTING, CONCLUSIES EN ADVIES
Econsultancy heeft in opdracht van Rho Adviseurs voor Leefruimte een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het Centrumgebied Uden-Zuid te Uden in de gemeente Uden. Het bodemonderzoek is uitgevoerd in het kader van de voorgenomen ontwikkeling van de onderzoekslocatie, alsmede een bestemmingsplanwijziging. Er zijn op basis van het vooronderzoek, tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten. De bovengrond bestaat voornamelijk uit zwak tot matig grindig, zwak tot matig humeus, matig siltig matig fijn zand. De ondergrond bestaat uit matig siltig tot matig fijn zand. Vanaf 1,5 m -mv is de ondergrond bovendien matig tot sterk grindig. In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen. In de bovengrond zijn geen verontreinigingen geconstateerd. In de ondergrond zijn eveneens geen verontreinigingen geconstateerd. Het grondwater is plaatselijk licht verontreinigd met barium, nikkel en zink en plaatselijk matig verontreinigd met koper. Deze metaalverontreinigingen zijn hoogstwaarschijnlijk, te relateren aan regionaal verhoogde achtergrondconcentraties van metalen in het grondwater. Op de aangrenzende percelen zijn in het verleden vergelijkbare concentraties in het grondwater aangetroffen. Gelet op het regionale karakter van de metaalverontreinigingen in het grondwater en het ontbreken van verontreinigingen in de grond kan de onderzoekslocatie als "onverdacht" ten opzichte van haar omgeving worden beschouwd. Er bestaan volgens Econsultancy met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem dan ook géén belemmeringen voor de nieuwbouw op de onderzoekslocatie alsmede de bestemmingsplanwijziging. Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing.
Econsultancy Boxmeer, 1 juni 2014
14023175 UDE.RHO.NEN
Pagina 10 van 10
Bijlage 1
Topografische ligging van de locatie
Schaal 1:25.000
14023175 UDE.RHO.NEN
Bijlage 2b Foto's onderzoekslocatie
Foto 1.
Foto 2. 14023175 UDE.RHO.NEN
Bijlage 2b Foto's onderzoekslocatie
Foto 3.
14023175 UDE.RHO.NEN
Bijlage 3
Boorprofielen
Pagina 1 van 5
Boorprofielen
01
Boring:
0
0 1
gras Zand, zeer fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin, Edelmanboor, bopb 80cm+mv
50
50
02
Boring:
Zand, matig fijn, matig siltig, grijsbeige, Edelmanboor
0
0 1
50
50
2
gras Zand, zeer fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin, Edelmanboor, bopb 120cm+mv
Zand, matig fijn, matig siltig, grijsbeige, Edelmanboor 2
100
100
Zand, matig fijn, matig siltig, neutraalbeige, Edelmanboor
100
100
3
Zand, matig fijn, matig siltig, neutraalbeige, Edelmanboor 3
150
150
Zand, matig fijn, matig siltig, sterk grindig, grijsbruin, Zuigerboor
150
150
4
Zand, matig fijn, matig siltig, sterk grindig, grijsbruin, Zuigerboor 4
200
200
250
250
300
300
330
350
350
03
Boring: 0 1
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, donkerbruin, Edelmanboor, bopb 120cm+mv
50
50
Zand, matig fijn, matig siltig, grijsbeige, Edelmanboor
1
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, donkerbruin, Edelmanboor, bopb 120cm+mv
50
50
Zand, matig fijn, matig siltig, grijsbeige, Edelmanboor 2
100
Zand, matig fijn, matig siltig, neutraalbeige, Edelmanboor
100
100
3
Zand, matig fijn, matig siltig, neutraalbeige, Edelmanboor 3
150
150
0
0
2 100
04
Boring: 0
Zand, matig fijn, matig siltig, sterk grindig, grijsbruin, Zuigerboor
150
150
4
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, matig grindig, grijsbruin, Zuigerboor
4
200
200
230
250 270
Projectcode: 14023175
Opdrachtgever: Rho Adviseurs voor Leefruimte
Boormeester:
Projectnaam: UDE.RHO.NEN
Locatie: Centrumgebied Uden-Zuid
Getekend volgens NEN 5104
R.J.H. Denessen
Pagina 2 van 5
Boorprofielen
05
Boring:
0
0 1
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, donkerbruin, Edelmanboor, bopb 1m+mv
50
50
06
Boring:
Zand, matig fijn, matig siltig, grijsbeige, Edelmanboor
0
0 1
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, matig grindig, neutraal beigebruin, Edelmanboor
50
50
2 100
100
Zand, matig fijn, matig siltig, neutraalbeige, Edelmanboor 3 150
150
Zand, matig fijn, matig siltig, matig grindig, grijsbruin, Zuigerboor 4
200
250
300
300
07
Boring: 0 1
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, donkerbruin, Edelmanboor
50
50
08
Boring: 0
Zand, matig fijn, matig siltig, geelbruin, Edelmanboor
0
0 1
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, matig grindig, neutraal beigebruin, Edelmanboor
50
50
2 100
100
Zand, matig fijn, matig siltig, neutraalbeige, Edelmanboor 3 150
150
Zand, matig fijn, matig siltig, matig grindig, grijsbruin, Edelmanboor 4 200
200
09
Boring: 0 1 50
10
Boring: 0
50
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, matig grindig, neutraal beigebruin, Edelmanboor
0
0 1 50
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, licht beigebruin, Edelmanboor
50
Projectcode: 14023175
Opdrachtgever: Rho Adviseurs voor Leefruimte
Boormeester:
Projectnaam: UDE.RHO.NEN
Locatie: Centrumgebied Uden-Zuid
Getekend volgens NEN 5104
R.J.H. Denessen
Pagina 3 van 5
Boorprofielen
11
Boring:
0
0 1
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, neutraalbruin, Edelmanboor
50
50
1
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, donkerbruin, Edelmanboor
50
50
1
Zand, matig fijn, matig siltig, geelbruin, Edelmanboor
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, neutraal beigebruin, Edelmanboor
50
14
Boring: 0
0
0
0
50
13
Boring:
12
Boring:
0
0 1
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, neutraalbruin, Edelmanboor
50
50
2 100
100
Zand, matig fijn, matig siltig, neutraalbeige, Edelmanboor 3 150
150
Zand, matig fijn, matig siltig, matig grindig, grijsbruin, Edelmanboor 4 200
200
15
Boring: 0 1
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, matig grindig, neutraal beigebruin, Edelmanboor
50
50
1 50
1
50
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, neutraalbruin, Edelmanboor
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, neutraalbruin, Edelmanboor
50
18
Boring: 0
0
0
0
50
17
Boring:
16
Boring: 0
0
0 1 50
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, neutraalbruin, Edelmanboor
50
Projectcode: 14023175
Opdrachtgever: Rho Adviseurs voor Leefruimte
Boormeester:
Projectnaam: UDE.RHO.NEN
Locatie: Centrumgebied Uden-Zuid
Getekend volgens NEN 5104
R.J.H. Denessen
Pagina 4 van 5
Boorprofielen
19
Boring:
0
0 1
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, donkerbruin, Edelmanboor
50
50
20
Boring:
0
0 1
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, donkerbruin, Edelmanboor
50
50
Zand, matig fijn, matig siltig, geelbruin, Edelmanboor 2 100
100
Zand, matig fijn, matig siltig, neutraalbeige, Edelmanboor 3 150
150
Zand, matig fijn, matig siltig, matig grindig, grijsbruin, Edelmanboor 4 200
200
21
Boring:
0
0 1
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, neutraalbruin, Edelmanboor
50
50
1 50
1
50
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, donkerbruin, Edelmanboor
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, matig grindig, donkerbruin, Edelmanboor
50
24
Boring: 0
0
0
0
50
23
Boring:
22
Boring:
0
0 1 50
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, neutraalbruin, Edelmanboor
50
Projectcode: 14023175
Opdrachtgever: Rho Adviseurs voor Leefruimte
Boormeester:
Projectnaam: UDE.RHO.NEN
Locatie: Centrumgebied Uden-Zuid
Getekend volgens NEN 5104
R.J.H. Denessen
Pagina 5 van 5
Boorprofielen
25
Boring:
0
0 1
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, neutraalbruin, Edelmanboor
50
50
26
Boring:
0
0 1
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, donkerbruin, Edelmanboor
50
50
Zand, matig fijn, matig siltig, geelbruin, Edelmanboor 2 100
100
Zand, matig fijn, matig siltig, neutraalbeige, Edelmanboor 3 150
150
Zand, matig fijn, matig siltig, matig grindig, grijsbruin, Edelmanboor 4 200
200
27
Boring:
0
0 1
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, neutraalbruin, Edelmanboor
50
50
1 50
1
50
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, matig grindig, neutraal beigebruin, Edelmanboor
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, neutraalbruin, Edelmanboor
50
30
Boring: 0
0
0
0
50
29
Boring:
28
Boring:
0
0 1 50
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, neutraalbruin, Edelmanboor
50
Projectcode: 14023175
Opdrachtgever: Rho Adviseurs voor Leefruimte
Boormeester:
Projectnaam: UDE.RHO.NEN
Locatie: Centrumgebied Uden-Zuid
Getekend volgens NEN 5104
R.J.H. Denessen
Bijlage 4a Analysecertificaten
Econsultancy T.a.v. R. van den Berg Rapenstraat 2 5831 GJ BOXMEER
Analysecertificaat Datum: 29-04-2014
Hierbij ontvangt u de resultaten van het navolgende laboratoriumonderzoek. Certificaatnummer/Versie Uw project/verslagnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monster(s) ontvangen
2014045686/1 14023175 UDE.RHO.NEN 23-04-2014
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. De grondmonsters worden tot 6 weken na datum ontvangst bewaard en watermonsters tot 2 weken na datum ontvangst. Zonder tegenbericht worden de monsters nadien afgevoerd. Indien de monsters langer bewaard dienen te blijven verzoeken wij U dit exemplaar uiterlijk 1 week voor afloop van de standaardbewaarperiode ondertekend aan ons te retourneren. Voor de kosten van het langer bewaren van monsters verwijzen wij naar de prijslijst.
Bewaren tot: Datum:
Naam:
Handtekening:
Wij vertrouwen erop uw opdracht hiermee naar verwachting te hebben uitgevoerd, mocht U naar aanleiding van dit analysecertificaat nog vragen hebben verzoeken wij U contact op te nemen met de afdeling Verkoop en Advies.
Met vriendelijke groet, Eurofins Analytico B.V.
Ing. A. Veldhuizen Technical Manager
Eurofins Analytico B.V. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 BNP Paribas S.A. 227 9245 25 Fax +31 (0)34 242 63 99 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 E-mail [email protected] KvK No. 09088623 Site www.eurofins.nl IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Analysecertificaat Uw project/verslagnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monsternemer Monstermatrix
14023175 UDE.RHO.NEN
Certificaatnummer/Versie Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
2014045686/1 23-04-2014 29-04-2014/19:03 A,B,C 1/2
Grond; Grond (AS3000) Eenheid
Analyse
1
2
3
Uitgevoerd
Uitgevoerd
Uitgevoerd
96.4
90.7
91.4
Voorbehandeling
Cryogeen malen AS3000 Bodemkundige analyses
S
Droge stof
% (m/m)
S
Organische stof
% (m/m) ds
4.1
Q
Gloeirest
% (m/m) ds
95.9
S
Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)
% (m/m) ds
<2.0
Metalen
S
Barium (Ba)
mg/kg ds
<20
<20
<20
S
Cadmium (Cd)
mg/kg ds
<0.20
0.29
0.25
S
Kobalt (Co)
mg/kg ds
<3.0
<3.0
<3.0
S
Koper (Cu)
mg/kg ds
6.1
8.0
7.0
S
Kwik (Hg)
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.050
S
Molybdeen (Mo)
mg/kg ds
<1.5
<1.5
<1.5
S
Nikkel (Ni)
mg/kg ds
<4.0
<4.0
<4.0
S
Lood (Pb)
mg/kg ds
10
15
13
S
Zink (Zn)
mg/kg ds
<20
24
23
Minerale olie (C10-C12)
mg/kg ds
<3.0
<3.0
<3.0
Minerale olie (C12-C16)
mg/kg ds
<5.0
<5.0
<5.0
Minerale olie (C16-C21)
mg/kg ds
<5.0
<5.0
<5.0
Minerale olie (C21-C30)
mg/kg ds
<11
<11
<11
Minerale olie (C30-C35)
mg/kg ds
5.8
7.2
6.4
Minerale olie (C35-C40)
mg/kg ds
<6.0
<6.0
<6.0
Minerale olie totaal (C10-C40)
mg/kg ds
<35
<35
<35
Minerale olie
S
Polychloorbifenylen, PCB
S
PCB 28
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S
PCB 52
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S
PCB 101
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S
PCB 118
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
Nr. Monsteromschrijving
Datum monstername Analytico-nr.
1
MM4 12 (0-50) 10 (0-50) 11 (0-50) 06 (0-50) 08 (0-50) 09 (0-50)
22-Apr-2014
8071105
2
MM5 16 (0-50) 17 (0-50) 19 (0-50) 24 (0-50) 18 (0-50) 14 (0-50) 15 (0-50)
22-Apr-2014
8071106
3
MM6 30 (0-50) 29 (0-50) 28 (0-50) 27 (0-50) 21 (0-50) 22 (0-50) 23 (0-50) 25 (0-50)
22-Apr-2014
8071107
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail [email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
TESTEN RvA L010
Analysecertificaat Uw project/verslagnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monsternemer Monstermatrix
14023175 UDE.RHO.NEN
Certificaatnummer/Versie Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
Grond; Grond (AS3000)
Analyse
Eenheid
S
PCB 138
S S S
2014045686/1 23-04-2014 29-04-2014/19:03 A,B,C 2/2
1
2
3
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
PCB 153
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
PCB 180
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
PCB (som 7) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.0049
1)
0.0049
<0.0010 1)
0.0049
1)
Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen, PAK
S
Naftaleen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.050
S
Fenanthreen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.050
S
Anthraceen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.050
S
Fluorantheen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
0.052
S
Benzo(a)anthraceen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.050
S
Chryseen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.050
S
Benzo(k)fluorantheen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.050
S
Benzo(a)pyreen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.050
S
Benzo(ghi)peryleen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.050
S
Indeno(123-cd)pyreen
mg/kg ds
<0.050
S
PAK VROM (10) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.35
<0.050 1)
0.35
<0.050 1)
0.37
Nr. Monsteromschrijving
Datum monstername Analytico-nr.
1
MM4 12 (0-50) 10 (0-50) 11 (0-50) 06 (0-50) 08 (0-50) 09 (0-50)
22-Apr-2014
8071105
2
MM5 16 (0-50) 17 (0-50) 19 (0-50) 24 (0-50) 18 (0-50) 14 (0-50) 15 (0-50)
22-Apr-2014
8071106
3
MM6 30 (0-50) 29 (0-50) 28 (0-50) 27 (0-50) 21 (0-50) 22 (0-50) 23 (0-50) 25 (0-50)
22-Apr-2014
8071107
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail [email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Akkoord Pr.coörd.
VA TESTEN RvA L010
Bijlage (A) met deelmonsterinformatie behorende bij analysecertificaat 2014045686/1 Pagina 1/1 Analytico-nr. Boornr
Omschrijving
Van
Tot
Barcode
8071105
09
1
0
50
0531498271
8071105
10
1
0
50
0531498283
8071105
11
1
0
50
0531498279
8071105
12
1
0
50
0531498276
8071105
06
1
0
50
0531821474
8071105
08
1
0
50
0531498281
8071106
14
1
0
50
0531821573
8071106
15
1
0
50
0531821472
8071106
16
1
0
50
0531821577
8071106
17
1
0
50
0531821579
8071106
18
1
0
50
0531821578
8071106
19
1
0
50
0531821570
8071106
24
1
0
50
0531821582
8071107
21
1
0
50
0531821569
8071107
22
1
0
50
0531821576
8071107
23
1
0
50
0531821574
8071107
25
1
0
50
0531821575
8071107
27
1
0
50
0531821580
8071107
28
1
0
50
0531821568
8071107
29
1
0
50
0531821572
8071107
30
1
0
50
0531821571
Monsteromschrijving
MM4 12 (0-50) 10 (0-50) 11 (0-50) 06
MM5 16 (0-50) 17 (0-50) 19 (0-50) 24
MM6 30 (0-50) 29 (0-50) 28 (0-50) 27
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail [email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Bijlage (B) met opmerkingen behorende bij analysecertificaat 2014045686/1 Pagina 1/1 Opmerking 1)
De toetswaarde van de som is gelijk aan de sommatie van 0,7*RG
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail [email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
.
Bijlage (C) met methodeverwijzingen behorende bij analysecertificaat 2014045686/1
Pagina 1/1
Analyse
Methode
Techniek
Referentiemethode
Cryogeen malen AS3000
W0106
Voorbehandeling
Cf. AS3000
Droge Stof
W0104
Gravimetrie
Cf. pb 3010-2 en cf. NEN-EN 15934
Organische stof (gloeirest)
W0109
Gravimetrie
Cf. pb 3010-3 en cf. NEN 5754
Lutum (fractie < 2 µm)
W0171
Sedimentatie
Cf. pb 3010-4 en cf. NEN 5753
Barium (Ba)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Cadmium (Cd)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Kobalt (Co)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Koper (Cu)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Kwik (Hg)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Molybdeen (Mo)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Nikkel (Ni)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Lood (Pb)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Zink (Zn)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Minerale Olie (GC) (C10 - C40)
W0202
GC-FID
Cf. pb 3010-7 en cf. NEN 6978
PCB (7)
W0271
GC-MS
Cf. pb 3010-8 en gw. NEN 6980
PAK (10 VROM)
W0271
GC-MS
Cf. pb. 3010-6 en gw. NEN-ISO 18287
PAK som AS3000/AP04
W0271
GC-MS
Cf. pb. 3010-6 en gw. NEN-ISO 18287
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail [email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Econsultancy T.a.v. R. van den Berg Rapenstraat 2 5831 GJ BOXMEER
Analysecertificaat Datum: 23-04-2014
Hierbij ontvangt u de resultaten van het navolgende laboratoriumonderzoek. Certificaatnummer/Versie Uw project/verslagnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monster(s) ontvangen
2014042874/1 14023175 UDE.RHO.NEN 15-04-2014
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. De grondmonsters worden tot 6 weken na datum ontvangst bewaard en watermonsters tot 2 weken na datum ontvangst. Zonder tegenbericht worden de monsters nadien afgevoerd. Indien de monsters langer bewaard dienen te blijven verzoeken wij U dit exemplaar uiterlijk 1 week voor afloop van de standaardbewaarperiode ondertekend aan ons te retourneren. Voor de kosten van het langer bewaren van monsters verwijzen wij naar de prijslijst.
Bewaren tot: Datum:
Naam:
Handtekening:
Wij vertrouwen erop uw opdracht hiermee naar verwachting te hebben uitgevoerd, mocht U naar aanleiding van dit analysecertificaat nog vragen hebben verzoeken wij U contact op te nemen met de afdeling Verkoop en Advies.
Met vriendelijke groet, Eurofins Analytico B.V.
Ing. A. Veldhuizen Technical Manager
Eurofins Analytico B.V. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 BNP Paribas S.A. 227 9245 25 Fax +31 (0)34 242 63 99 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 E-mail [email protected] KvK No. 09088623 Site www.eurofins.nl IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Analysecertificaat Uw project/verslagnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monsternemer Monstermatrix
14023175 UDE.RHO.NEN
Certificaatnummer/Versie Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
2014042874/1 15-04-2014 23-04-2014/09:04 A,B,C 1/2
Grond; Grond (AS3000) Eenheid
Analyse
1
2
3
Uitgevoerd
Uitgevoerd
Uitgevoerd
87.8
87.5
86.6
Voorbehandeling
Cryogeen malen AS3000 Bodemkundige analyses
S
Droge stof
% (m/m)
S
Organische stof
% (m/m) ds
1.8
Q
Gloeirest
% (m/m) ds
98.0
S
Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)
% (m/m) ds
2.9
Metalen
S
Barium (Ba)
mg/kg ds
<20
<20
<20
S
Cadmium (Cd)
mg/kg ds
<0.20
<0.20
<0.20
S
Kobalt (Co)
mg/kg ds
<3.0
<3.0
<3.0
S
Koper (Cu)
mg/kg ds
<5.0
<5.0
<5.0
S
Kwik (Hg)
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.050
S
Molybdeen (Mo)
mg/kg ds
<1.5
<1.5
<1.5
S
Nikkel (Ni)
mg/kg ds
<4.0
<4.0
<4.0
S
Lood (Pb)
mg/kg ds
<10
<10
<10
S
Zink (Zn)
mg/kg ds
<20
<20
<20
Minerale olie (C10-C12)
mg/kg ds
<3.0
<3.0
<3.0
Minerale olie (C12-C16)
mg/kg ds
<5.0
<5.0
<5.0
Minerale olie (C16-C21)
mg/kg ds
<5.0
<5.0
<5.0
Minerale olie (C21-C30)
mg/kg ds
<11
<11
<11
Minerale olie (C30-C35)
mg/kg ds
<5.0
<5.0
<5.0
Minerale olie (C35-C40)
mg/kg ds
<6.0
<6.0
<6.0
Minerale olie totaal (C10-C40)
mg/kg ds
<35
<35
<35
Minerale olie
S
Polychloorbifenylen, PCB
S
PCB 28
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S
PCB 52
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S
PCB 101
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S
PCB 118
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
Nr. Monsteromschrijving
Datum monstername Analytico-nr.
1
MM1 01 (50-100) 01 (100-150) 01 (150-200) 02 (50-100) 02 (100-150) 02 (150-200) 07 (50-100) 14-Apr-2014 07 (100-
8061856
2
MM2 03 (50-100) 03 (100-150) 03 (150-200) 13 (50-100) 13 (100-150) 13 (150-200) 20 (50-100) 14-Apr-2014 20 (100-
8061857
3
MM3 04 (50-100) 04 (100-150) 05 (50-100) 05 (100-150) 05 (150-200) 26 (50-100) 26 (100-150) 14-Apr-2014 26 (150-
8061858
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail [email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
TESTEN RvA L010
Analysecertificaat Uw project/verslagnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monsternemer Monstermatrix
14023175 UDE.RHO.NEN
Certificaatnummer/Versie Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
Grond; Grond (AS3000)
Analyse
Eenheid
S
PCB 138
S S S
2014042874/1 15-04-2014 23-04-2014/09:04 A,B,C 2/2
1
2
3
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
PCB 153
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
PCB 180
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
PCB (som 7) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.0049
1)
0.0049
<0.0010 1)
0.0049
1)
Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen, PAK
S
Naftaleen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.050
S
Fenanthreen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.050
S
Anthraceen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.050
S
Fluorantheen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.050
S
Benzo(a)anthraceen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.050
S
Chryseen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.050
S
Benzo(k)fluorantheen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.050
S
Benzo(a)pyreen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.050
S
Benzo(ghi)peryleen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.050
S
Indeno(123-cd)pyreen
mg/kg ds
<0.050
S
PAK VROM (10) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.35
<0.050 1)
0.35
<0.050 1)
Nr. Monsteromschrijving
0.35
1)
Datum monstername Analytico-nr.
1
MM1 01 (50-100) 01 (100-150) 01 (150-200) 02 (50-100) 02 (100-150) 02 (150-200) 07 (50-100) 14-Apr-2014 07 (100-
8061856
2
MM2 03 (50-100) 03 (100-150) 03 (150-200) 13 (50-100) 13 (100-150) 13 (150-200) 20 (50-100) 14-Apr-2014 20 (100-
8061857
3
MM3 04 (50-100) 04 (100-150) 05 (50-100) 05 (100-150) 05 (150-200) 26 (50-100) 26 (100-150) 14-Apr-2014 26 (150-
8061858
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail [email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Akkoord Pr.coörd.
VA TESTEN RvA L010
Bijlage (A) met deelmonsterinformatie behorende bij analysecertificaat 2014042874/1 Pagina 1/1 Analytico-nr. Boornr
Omschrijving
Van
Tot
Barcode
8061856
07
2
50
100
0531498413
8061856
01
3
100
150
0531498420
8061856
02
3
100
150
0531498409
8061856
07
3
100
150
0531498414
8061856
01
4
150
200
0531498419
8061856
02
4
150
200
0531498410
8061856
07
4
150
200
0531498412
8061856
01
2
50
100
0531498418
8061856
02
2
50
100
0531498407
8061857
03
2
50
100
0531498405
8061857
13
2
50
100
0531498415
8061857
20
2
50
100
0531498549
8061857
03
3
100
150
0531498404
8061857
13
3
100
150
0531498416
8061857
20
3
100
150
0531498545
8061857
03
4
150
200
0531498403
8061857
13
4
150
200
0531498531
8061858
04
2
50
100
0531498555
8061858
05
2
50
100
0531498550
8061858
26
2
50
100
0531498544
8061858
04
3
100
150
0531498553
8061858
05
3
100
150
0531498552
8061858
26
3
100
150
0531498546
8061858
05
4
150
200
0531498556
8061858
26
4
150
200
0531498548
Monsteromschrijving
MM1 01 (50-100) 01 (100-150) 01 (15
MM2 03 (50-100) 03 (100-150) 03 (15
MM3 04 (50-100) 04 (100-150) 05 (50
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail [email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Bijlage (B) met opmerkingen behorende bij analysecertificaat 2014042874/1 Pagina 1/1 Opmerking 1)
De toetswaarde van de som is gelijk aan de sommatie van 0,7*RG
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail [email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
.
Bijlage (C) met methodeverwijzingen behorende bij analysecertificaat 2014042874/1
Pagina 1/1
Analyse
Methode
Techniek
Referentiemethode
Cryogeen malen AS3000
W0106
Voorbehandeling
Cf. AS3000
Droge Stof
W0104
Gravimetrie
Cf. pb 3010-2 en cf. NEN-EN 15934
Organische stof (gloeirest)
W0109
Gravimetrie
Cf. pb 3010-3 en cf. NEN 5754
Lutum (fractie < 2 µm)
W0171
Sedimentatie
Cf. pb 3010-4 en cf. NEN 5753
Barium (Ba)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Cadmium (Cd)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Kobalt (Co)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Koper (Cu)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Kwik (Hg)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Molybdeen (Mo)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Nikkel (Ni)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Lood (Pb)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Zink (Zn)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Minerale Olie (GC) (C10 - C40)
W0202
GC-FID
Cf. pb 3010-7 en cf. NEN 6978
PCB (7)
W0271
GC-MS
Cf. pb 3010-8 en gw. NEN 6980
PAK (10 VROM)
W0271
GC-MS
Cf. pb. 3010-6 en gw. NEN-ISO 18287
PAK som AS3000/AP04
W0271
GC-MS
Cf. pb. 3010-6 en gw. NEN-ISO 18287
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail [email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Econsultancy T.a.v. R. van den Berg Rapenstraat 2 5831 GJ BOXMEER
Analysecertificaat Datum: 29-04-2014
Hierbij ontvangt u de resultaten van het navolgende laboratoriumonderzoek. Certificaatnummer/Versie Uw project/verslagnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monster(s) ontvangen
2014045687/1 14023175 UDE.RHO.NEN 23-04-2014
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. De grondmonsters worden tot 6 weken na datum ontvangst bewaard en watermonsters tot 2 weken na datum ontvangst. Zonder tegenbericht worden de monsters nadien afgevoerd. Indien de monsters langer bewaard dienen te blijven verzoeken wij U dit exemplaar uiterlijk 1 week voor afloop van de standaardbewaarperiode ondertekend aan ons te retourneren. Voor de kosten van het langer bewaren van monsters verwijzen wij naar de prijslijst.
Bewaren tot: Datum:
Naam:
Handtekening:
Wij vertrouwen erop uw opdracht hiermee naar verwachting te hebben uitgevoerd, mocht U naar aanleiding van dit analysecertificaat nog vragen hebben verzoeken wij U contact op te nemen met de afdeling Verkoop en Advies.
Met vriendelijke groet, Eurofins Analytico B.V.
Ing. A. Veldhuizen Technical Manager
Eurofins Analytico B.V. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 BNP Paribas S.A. 227 9245 25 Fax +31 (0)34 242 63 99 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 E-mail [email protected] KvK No. 09088623 Site www.eurofins.nl IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Analysecertificaat Uw project/verslagnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monsternemer Monstermatrix
14023175 UDE.RHO.NEN
Certificaatnummer/Versie Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
2014045687/1 23-04-2014 29-04-2014/15:27 A,B,C 1/2
Water; Water (AS3000) Eenheid
Analyse
1
2
4
3
5
Metalen
S
Barium (Ba)
µg/L
32
88
90
82
<20
S
Cadmium (Cd)
µg/L
<0.20
<0.20
<0.20
0.28
<0.20
S
Kobalt (Co)
µg/L
<2.0
19
19
7.4
2.8
S
Koper (Cu)
µg/L
5.6
<2.0
<2.0
61
29
S
Kwik (Hg)
µg/L
<0.050
<0.050
<0.050
<0.050
<0.050
S
Molybdeen (Mo)
µg/L
<2.0
<2.0
<2.0
<2.0
<2.0
S
Nikkel (Ni)
µg/L
<3.0
21
17
8.0
3.5
S
Lood (Pb)
µg/L
<2.0
<2.0
<2.0
11
5.8
S
Zink (Zn)
µg/L
11
<10
92
26
15
Vluchtige Aromatische Koolwaterstoffen
S
Benzeen
µg/L
<0.20
<0.20
<0.20
<0.20
<0.20
S
Tolueen
µg/L
<0.20
<0.20
<0.20
<0.20
<0.20
S
Ethylbenzeen
µg/L
<0.20
<0.20
<0.20
<0.20
<0.20
S
o-Xyleen
µg/L
<0.10
<0.10
<0.10
<0.10
<0.10
S
m,p-Xyleen
µg/L
<0.20
<0.20
<0.20
<0.20
S
1)
0.21
1)
0.21
1)
0.21
<0.20 1)
Xylenen (som) factor 0,7
µg/L
0.21
0.21
BTEX (som)
µg/L
<0.90
<0.90
<0.90
<0.90
<0.90
S
Naftaleen
µg/L
<0.020
<0.020
<0.020
<0.020
<0.020
S
Styreen
µg/L
<0.20
<0.20
<0.20
<0.20
<0.20
1)
Vluchtige organische halogeenkoolwaterstoffen
S
Dichloormethaan
µg/L
<0.20
<0.20
<0.20
<0.20
<0.20
S
Trichloormethaan
µg/L
<0.20
<0.20
<0.20
<0.20
<0.20
S
Tetrachloormethaan
µg/L
<0.10
<0.10
<0.10
<0.10
<0.10
S
Trichlooretheen
µg/L
<0.20
<0.20
<0.20
<0.20
<0.20
S
Tetrachlooretheen
µg/L
<0.10
<0.10
<0.10
<0.10
<0.10
S
1,1-Dichloorethaan
µg/L
<0.20
<0.20
<0.20
<0.20
<0.20
S
1,2-Dichloorethaan
µg/L
<0.20
<0.20
<0.20
<0.20
<0.20
S
1,1,1-Trichloorethaan
µg/L
<0.10
<0.10
<0.10
<0.10
<0.10
S
1,1,2-Trichloorethaan
µg/L
<0.10
<0.10
<0.10
<0.10
<0.10
S
cis 1,2-Dichlooretheen
µg/L
<0.10
<0.10
<0.10
<0.10
<0.10
Nr. Monsteromschrijving
Datum monstername Analytico-nr.
1
01-1-1
22-Apr-2014
8071108
2
02-1-1
22-Apr-2014
8071109
3
03-1-1
22-Apr-2014
8071110
4
04-1-1
22-Apr-2014
8071111
5
05-1-1
22-Apr-2014
8071112
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail [email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
TESTEN RvA L010
Analysecertificaat Uw project/verslagnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monsternemer Monstermatrix
14023175 UDE.RHO.NEN
2014045687/1 23-04-2014 29-04-2014/15:27 A,B,C 2/2
Water; Water (AS3000) 1
2
3
4
5
<0.10
<0.10
<0.10
<0.10
<0.10
Eenheid
Analyse
S
Certificaatnummer/Versie Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
trans 1,2-Dichlooretheen
µg/L
CKW (som)
µg/L
<1.6
<1.6
<1.6
<1.6
<1.6
S
Tribroommethaan
µg/L
<0.20
<0.20
<0.20
<0.20
<0.20
S
Vinylchloride
µg/L
<0.10
<0.10
<0.10
<0.10
<0.10
S
1,1-Dichlooretheen
µg/L
<0.10
<0.10
<0.10
<0.10
1)
0.14
1)
0.14
1)
0.14
<0.10 1)
S
1,2-Dichloorethenen (Som) factor 0,7
µg/L
0.14
0.14
S
1,1-Dichloorpropaan
µg/L
<0.20
<0.20
<0.20
<0.20
<0.20
S
1,2-Dichloorpropaan
µg/L
<0.20
<0.20
<0.20
<0.20
<0.20
S
1,3-Dichloorpropaan
µg/L
<0.20
<0.20
<0.20
<0.20
<0.20
S
Dichloorpropanen som factor 0.7
µg/L
0.42
0.42
0.42
0.42
0.42
Minerale olie (C10-C12)
µg/L
<4.0
<4.0
<4.0
<4.0
<4.0
Minerale olie (C12-C16)
µg/L
9.0
<7.0
<7.0
<7.0
<7.0
Minerale olie (C16-C21)
µg/L
<8.0
<8.0
<8.0
<8.0
<8.0
Minerale olie (C21-C30)
µg/L
<15
<15
<15
<15
<15
Minerale olie (C30-C35)
µg/L
<8.0
<8.0
<8.0
14
<8.0
Minerale olie (C35-C40)
µg/L
<8.0
<8.0
<8.0
<8.0
<8.0
Minerale olie totaal (C10-C40)
µg/L
<50
<50
<50
<50
<50
1)
Minerale olie
S
Nr. Monsteromschrijving
Datum monstername Analytico-nr.
1
01-1-1
22-Apr-2014
8071108
2
02-1-1
22-Apr-2014
8071109
3
03-1-1
22-Apr-2014
8071110
4
04-1-1
22-Apr-2014
8071111
5
05-1-1
22-Apr-2014
8071112
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail [email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Akkoord Pr.coörd.
VA TESTEN RvA L010
Bijlage (A) met deelmonsterinformatie behorende bij analysecertificaat 2014045687/1 Pagina 1/1 Analytico-nr. Boornr
Omschrijving
Van
Tot
Barcode
8071108
01
2
230
330
0680029947
8071108
01
3
230
330
0680029928
8071108
Monsteromschrijving
01-1-1
0800316685
8071109
02
1
250
350
0800316575
8071109
02
2
250
350
0680029957
8071109
02
3
250
350
0680029937
8071110
03
1
120
270
0800316560
8071110
03
2
120
270
0680029939
8071110
03
3
120
270
0680029953
8071111
04
1
130
230
0800316557
8071111
04
2
130
230
0680029964
8071111
04
3
130
230
0680029934
8071112
05
1
200
300
0800316589
8071112
05
2
200
300
0680029959
8071112
05
3
200
300
0680029933
02-1-1
03-1-1
04-1-1
05-1-1
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail [email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Bijlage (B) met opmerkingen behorende bij analysecertificaat 2014045687/1 Pagina 1/1 Opmerking 1)
De toetswaarde van de som is gelijk aan de sommatie van 0,7*RG
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail [email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
.
Bijlage (C) met methodeverwijzingen behorende bij analysecertificaat 2014045687/1
Pagina 1/1
Analyse
Methode
Techniek
Referentiemethode
Xylenen som AS3000
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
Aromaten (BTEXN)
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
Barium (Ba)
W0421
ICP-MS
Cf. pb 3110-3 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Cadmium (Cd)
W0421
ICP-MS
Cf. pb 3110-3 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Cobalt (Co)
W0421
ICP-MS
Cf. pb 3110-3 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Koper (Cu)
W0421
ICP-MS
Cf. pb 3110-3 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Kwik (Hg)
W0421
ICP-MS
Cf. pb 3110-3 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Molybdeen (Mo)
W0421
ICP-MS
Cf. pb 3110-3 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Nikkel (Ni)
W0421
ICP-MS
Cf. pb 3110-3 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Lood (Pb)
W0421
ICP-MS
Cf. pb 3110-3 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Zink (Zn)
W0421
ICP-MS
Cf. pb 3110-3 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Styreen
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
VOCl (11)
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
Tribroommethaan (Bromoform)
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
Vinylchloride
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
1,1-Dichlooretheen
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
DiClEtheen som AS3000
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
1,1-Dichloorpropaan
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
1,2-Dichloorpropaan
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
1,3-Dichloorpropaan
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
DiChlprop. som AS300
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-2 en gw. NEN EN ISO 15680
Minerale Olie (GC) (C10 - C40)
W0215
LVI-GC-FID
Cf. pb 3110-5
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail [email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Bijlage 4b Getoetste analyseresultaten
Toetsing: BoToVa Wbb 2014 bodem Projectnummer Projectnaam Ordernummer Datum monstername Monsternemer Certificaatnummer Startdatum Rapportagedatum
14023175 UDE.RHO.NEN
2014045686 23-04-2014 29-04-2014
Analyse
Eenheid
22-04-2014
1
GSSD
Oordeel
RG
AW
T
I
Bodemtype correctie
Organische stof Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)
4,1 2
Voorbehandeling
Cryogeen malen AS3000
Uitgevoerd
Bodemkundige analyses
Droge stof
% (m/m)
96,4
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
<20 <0,20 <3,0 6,1 <0,050 <1,5 <4,0 10 <20
54.25 0.2198 7.383 11.77 0.0494 1.050 8.167 15.15 31.54
-
20 0,2 3 5 0,05 1,5 4 10 20
190 0,6 15 40 0,15 1,5 35 50 140
555 6,8 103 115 18,1 95,8 67,5 290 430
920 13 190 190 36 190 100 530 720
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
<3,0 <5,0 <5,0 <11 5,8 <6,0 <35
59.76
-
35
190
2600
5000
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
<0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 0,0049
0.0017 0.0017 0.0017 0.0017 0.0017 0.0017 0.0017 0.0119
-
0,007
0,02
0,51
1
<0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 0,35
0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.3500
-
0,35
1,5
20,8
40
Metalen
Barium (Ba) Cadmium (Cd) Kobalt (Co) Koper (Cu) Kwik (Hg) Molybdeen (Mo) Nikkel (Ni) Lood (Pb) Zink (Zn) Minerale olie
Minerale olie (C10-C12) Minerale olie (C12-C16) Minerale olie (C16-C21) Minerale olie (C21-C30) Minerale olie (C30-C35) Minerale olie (C35-C40) Minerale olie totaal (C10-C40) Polychloorbifenylen, PCB
PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 PCB (som 7) (factor 0,7)
Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen, PAK
Naftaleen Fenanthreen Anthraceen Fluorantheen Benzo(a)anthraceen Chryseen Benzo(k)fluorantheen Benzo(a)pyreen Benzo(ghi)peryleen Indeno(123-cd)pyreen PAK VROM (10) (factor 0,7)
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
Legenda Nr. 1
Monster MM4 12 (0-50) 10 (0-50) 11 (0-50) 06 (0-50) 08 (0-50) 09 (0-50)
Verklaring van de gebruikte tekens:
niet getoetst kleiner dan of gelijk aan achtergrondwaarde groter dan achtergrondwaarde groter dan tussenwaarde groter dan interventiewaarde
* ** ***
GSSD = Gehalte gestandaardiseerd naar standaardbodem Deze toetsing is uitgevoerd met behulp van BoToVa. Zie voor info: http://www.rwsleefomgeving.nl/onderwerpen/bodem-ondergrond/bbk/instrumenten/botova/ Eurofins Analytico B.V. is niet verantwoordelijk voor de uitkomst van deze toetsing. Mocht u een probleem in deze toetsing signaleren, dan verzoeken wij u vriendelijk dit door te geven aan [email protected]
Analytico-nr 8071105
Toetsing: BoToVa Wbb 2014 bodem Projectnummer Projectnaam Ordernummer Datum monstername Monsternemer Certificaatnummer Startdatum Rapportagedatum
14023175 UDE.RHO.NEN
2014045686 23-04-2014 29-04-2014
Analyse
Eenheid
22-04-2014
2
GSSD
Oordeel
RG
AW
T
I
Bodemtype correctie
Organische stof Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)
4,1 2
Voorbehandeling
Cryogeen malen AS3000
Uitgevoerd
Bodemkundige analyses
Droge stof Organische stof Gloeirest Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)
% (m/m) % (m/m) ds % (m/m) ds % (m/m) ds
90,7 4,1 95,9 <2,0
4.100 1.400
Metalen
Barium (Ba) Cadmium (Cd) Kobalt (Co) Koper (Cu) Kwik (Hg) Molybdeen (Mo) Nikkel (Ni) Lood (Pb) Zink (Zn)
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
<20 0,29 <3,0 8 <0,050 <1,5 <4,0 15 24
54.25 0.4552 7.383 15.43 0.0494 1.050 8.167 22.73 54.06
-
20 0,2 3 5 0,05 1,5 4 10 20
190 0,6 15 40 0,15 1,5 35 50 140
555 6,8 103 115 18,1 95,8 67,5 290 430
920 13 190 190 36 190 100 530 720
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
<3,0 <5,0 <5,0 <11 7,2 <6,0 <35
59.76
-
35
190
2600
5000
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
<0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 0,0049
0.0017 0.0017 0.0017 0.0017 0.0017 0.0017 0.0017 0.0119
-
0,007
0,02
0,51
1
<0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 0,35
0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.3500
-
0,35
1,5
20,8
40
Minerale olie
Minerale olie (C10-C12) Minerale olie (C12-C16) Minerale olie (C16-C21) Minerale olie (C21-C30) Minerale olie (C30-C35) Minerale olie (C35-C40) Minerale olie totaal (C10-C40) Polychloorbifenylen, PCB
PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 PCB (som 7) (factor 0,7)
Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen, PAK
Naftaleen Fenanthreen Anthraceen Fluorantheen Benzo(a)anthraceen Chryseen Benzo(k)fluorantheen Benzo(a)pyreen Benzo(ghi)peryleen Indeno(123-cd)pyreen PAK VROM (10) (factor 0,7)
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
Legenda Nr. 2
Monster MM5 16 (0-50) 17 (0-50) 19 (0-50) 24 (0-50) 18 (0-50) 14 (0-50) 15 (0-50)
Verklaring van de gebruikte tekens:
niet getoetst kleiner dan of gelijk aan achtergrondwaarde groter dan achtergrondwaarde groter dan tussenwaarde groter dan interventiewaarde
* ** ***
GSSD = Gehalte gestandaardiseerd naar standaardbodem Deze toetsing is uitgevoerd met behulp van BoToVa. Zie voor info: http://www.rwsleefomgeving.nl/onderwerpen/bodem-ondergrond/bbk/instrumenten/botova/ Eurofins Analytico B.V. is niet verantwoordelijk voor de uitkomst van deze toetsing. Mocht u een probleem in deze toetsing signaleren, dan verzoeken wij u vriendelijk dit door te geven aan [email protected]
Analytico-nr 8071106
Toetsing: BoToVa Wbb 2014 bodem Projectnummer Projectnaam Ordernummer Datum monstername Monsternemer Certificaatnummer Startdatum Rapportagedatum
14023175 UDE.RHO.NEN
2014045686 23-04-2014 29-04-2014
Analyse
Eenheid
22-04-2014
3
GSSD
Oordeel
RG
AW
T
I
Bodemtype correctie
Organische stof Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)
4,1 2
Voorbehandeling
Cryogeen malen AS3000
Uitgevoerd
Bodemkundige analyses
Droge stof
% (m/m)
91,4
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
<20 0,25 <3,0 7 <0,050 <1,5 <4,0 13 23
54.25 0.3924 7.383 13.50 0.0494 1.050 8.167 19.70 51.81
-
20 0,2 3 5 0,05 1,5 4 10 20
190 0,6 15 40 0,15 1,5 35 50 140
555 6,8 103 115 18,1 95,8 67,5 290 430
920 13 190 190 36 190 100 530 720
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
<3,0 <5,0 <5,0 <11 6,4 <6,0 <35
59.76
-
35
190
2600
5000
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
<0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 0,0049
0.0017 0.0017 0.0017 0.0017 0.0017 0.0017 0.0017 0.0119
-
0,007
0,02
0,51
1
<0,050 <0,050 <0,050 0,052 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 0,37
0.0350 0.0350 0.0350 0.0520 0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.3670
-
0,35
1,5
20,8
40
Metalen
Barium (Ba) Cadmium (Cd) Kobalt (Co) Koper (Cu) Kwik (Hg) Molybdeen (Mo) Nikkel (Ni) Lood (Pb) Zink (Zn) Minerale olie
Minerale olie (C10-C12) Minerale olie (C12-C16) Minerale olie (C16-C21) Minerale olie (C21-C30) Minerale olie (C30-C35) Minerale olie (C35-C40) Minerale olie totaal (C10-C40) Polychloorbifenylen, PCB
PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 PCB (som 7) (factor 0,7)
Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen, PAK
Naftaleen Fenanthreen Anthraceen Fluorantheen Benzo(a)anthraceen Chryseen Benzo(k)fluorantheen Benzo(a)pyreen Benzo(ghi)peryleen Indeno(123-cd)pyreen PAK VROM (10) (factor 0,7)
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
Legenda Nr. 3
Monster MM6 30 (0-50) 29 (0-50) 28 (0-50) 27 (0-50) 21 (0-50) 22 (0-50) 23 (0-50) 25 (0-50)
Verklaring van de gebruikte tekens:
niet getoetst kleiner dan of gelijk aan achtergrondwaarde groter dan achtergrondwaarde groter dan tussenwaarde groter dan interventiewaarde
* ** ***
GSSD = Gehalte gestandaardiseerd naar standaardbodem Deze toetsing is uitgevoerd met behulp van BoToVa. Zie voor info: http://www.rwsleefomgeving.nl/onderwerpen/bodem-ondergrond/bbk/instrumenten/botova/ Eurofins Analytico B.V. is niet verantwoordelijk voor de uitkomst van deze toetsing. Mocht u een probleem in deze toetsing signaleren, dan verzoeken wij u vriendelijk dit door te geven aan [email protected]
Analytico-nr 8071107
Toetsing: BoToVa Wbb 2014 bodem Projectnummer Projectnaam Ordernummer Datum monstername Monsternemer Certificaatnummer Startdatum Rapportagedatum
14023175 UDE.RHO.NEN
2014042874 15-04-2014 23-04-2014
Analyse
Eenheid
14-04-2014
1
GSSD
Oordeel
RG
AW
T
I
Bodemtype correctie
Organische stof Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)
1,8 2,9
Voorbehandeling
Cryogeen malen AS3000
Uitgevoerd
Bodemkundige analyses
Droge stof Organische stof Gloeirest Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)
% (m/m) % (m/m) ds % (m/m) ds % (m/m) ds
87,8 1,8 98 2,9
1.800 2.900
Metalen
Barium (Ba) Cadmium (Cd) Kobalt (Co) Koper (Cu) Kwik (Hg) Molybdeen (Mo) Nikkel (Ni) Lood (Pb) Zink (Zn)
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
<20 <0,20 <3,0 <5,0 <0,050 <1,5 <4,0 <10 <20
48.76 0.2377 6.721 7.023 0.0495 1.050 7.597 10.84 31.77
-
20 0,2 3 5 0,05 1,5 4 10 20
190 0,6 15 40 0,15 1,5 35 50 140
555 6,8 103 115 18,1 95,8 67,5 290 430
920 13 190 190 36 190 100 530 720
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
<3,0 <5,0 <5,0 <11 <5,0 <6,0 <35
122.5
-
35
190
2600
5000
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
<0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 0,0049
0.0035 0.0035 0.0035 0.0035 0.0035 0.0035 0.0035 0.0245
-
0,007
0,02
0,51
1
<0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 0,35
0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.3500
-
0,35
1,5
20,8
40
Minerale olie
Minerale olie (C10-C12) Minerale olie (C12-C16) Minerale olie (C16-C21) Minerale olie (C21-C30) Minerale olie (C30-C35) Minerale olie (C35-C40) Minerale olie totaal (C10-C40) Polychloorbifenylen, PCB
PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 PCB (som 7) (factor 0,7)
Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen, PAK
Naftaleen Fenanthreen Anthraceen Fluorantheen Benzo(a)anthraceen Chryseen Benzo(k)fluorantheen Benzo(a)pyreen Benzo(ghi)peryleen Indeno(123-cd)pyreen PAK VROM (10) (factor 0,7)
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
Legenda Nr. 1
Monster MM1 01 (50-100) 01 (100-150) 01 (150-200) 02 (50-100) 02 (100-150) 02 (150-200) 07 (50-100) 07 (100-
Verklaring van de gebruikte tekens:
niet getoetst kleiner dan of gelijk aan achtergrondwaarde groter dan achtergrondwaarde groter dan tussenwaarde groter dan interventiewaarde
* ** ***
GSSD = Gehalte gestandaardiseerd naar standaardbodem Deze toetsing is uitgevoerd met behulp van BoToVa. Zie voor info: http://www.rwsleefomgeving.nl/onderwerpen/bodem-ondergrond/bbk/instrumenten/botova/ Eurofins Analytico B.V. is niet verantwoordelijk voor de uitkomst van deze toetsing. Mocht u een probleem in deze toetsing signaleren, dan verzoeken wij u vriendelijk dit door te geven aan [email protected]
Analytico-nr 8061856
Toetsing: BoToVa Wbb 2014 bodem Projectnummer Projectnaam Ordernummer Datum monstername Monsternemer Certificaatnummer Startdatum Rapportagedatum
14023175 UDE.RHO.NEN
2014042874 15-04-2014 23-04-2014
Analyse
Eenheid
14-04-2014
2
GSSD
Oordeel
RG
AW
T
I
Bodemtype correctie
Organische stof Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)
1,8 2,9
Voorbehandeling
Cryogeen malen AS3000
Uitgevoerd
Bodemkundige analyses
Droge stof
% (m/m)
87,5
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
<20 <0,20 <3,0 <5,0 <0,050 <1,5 <4,0 <10 <20
48.76 0.2377 6.721 7.023 0.0495 1.050 7.597 10.84 31.77
-
20 0,2 3 5 0,05 1,5 4 10 20
190 0,6 15 40 0,15 1,5 35 50 140
555 6,8 103 115 18,1 95,8 67,5 290 430
920 13 190 190 36 190 100 530 720
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
<3,0 <5,0 <5,0 <11 <5,0 <6,0 <35
122.5
-
35
190
2600
5000
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
<0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 0,0049
0.0035 0.0035 0.0035 0.0035 0.0035 0.0035 0.0035 0.0245
-
0,007
0,02
0,51
1
<0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 0,35
0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.3500
-
0,35
1,5
20,8
40
Metalen
Barium (Ba) Cadmium (Cd) Kobalt (Co) Koper (Cu) Kwik (Hg) Molybdeen (Mo) Nikkel (Ni) Lood (Pb) Zink (Zn) Minerale olie
Minerale olie (C10-C12) Minerale olie (C12-C16) Minerale olie (C16-C21) Minerale olie (C21-C30) Minerale olie (C30-C35) Minerale olie (C35-C40) Minerale olie totaal (C10-C40) Polychloorbifenylen, PCB
PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 PCB (som 7) (factor 0,7)
Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen, PAK
Naftaleen Fenanthreen Anthraceen Fluorantheen Benzo(a)anthraceen Chryseen Benzo(k)fluorantheen Benzo(a)pyreen Benzo(ghi)peryleen Indeno(123-cd)pyreen PAK VROM (10) (factor 0,7)
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
Legenda Nr. 2
Monster MM2 03 (50-100) 03 (100-150) 03 (150-200) 13 (50-100) 13 (100-150) 13 (150-200) 20 (50-100) 20 (100-
Verklaring van de gebruikte tekens:
niet getoetst kleiner dan of gelijk aan achtergrondwaarde groter dan achtergrondwaarde groter dan tussenwaarde groter dan interventiewaarde
* ** ***
GSSD = Gehalte gestandaardiseerd naar standaardbodem Deze toetsing is uitgevoerd met behulp van BoToVa. Zie voor info: http://www.rwsleefomgeving.nl/onderwerpen/bodem-ondergrond/bbk/instrumenten/botova/ Eurofins Analytico B.V. is niet verantwoordelijk voor de uitkomst van deze toetsing. Mocht u een probleem in deze toetsing signaleren, dan verzoeken wij u vriendelijk dit door te geven aan [email protected]
Analytico-nr 8061857
Toetsing: BoToVa Wbb 2014 bodem Projectnummer Projectnaam Ordernummer Datum monstername Monsternemer Certificaatnummer Startdatum Rapportagedatum
14023175 UDE.RHO.NEN
2014042874 15-04-2014 23-04-2014
Analyse
Eenheid
14-04-2014
3
GSSD
Oordeel
RG
AW
T
I
Bodemtype correctie
Organische stof Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)
1,8 2,9
Voorbehandeling
Cryogeen malen AS3000
Uitgevoerd
Bodemkundige analyses
Droge stof
% (m/m)
86,6
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
<20 <0,20 <3,0 <5,0 <0,050 <1,5 <4,0 <10 <20
48.76 0.2377 6.721 7.023 0.0495 1.050 7.597 10.84 31.77
-
20 0,2 3 5 0,05 1,5 4 10 20
190 0,6 15 40 0,15 1,5 35 50 140
555 6,8 103 115 18,1 95,8 67,5 290 430
920 13 190 190 36 190 100 530 720
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
<3,0 <5,0 <5,0 <11 <5,0 <6,0 <35
122.5
-
35
190
2600
5000
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
<0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 0,0049
0.0035 0.0035 0.0035 0.0035 0.0035 0.0035 0.0035 0.0245
-
0,007
0,02
0,51
1
<0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 0,35
0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.0350 0.3500
-
0,35
1,5
20,8
40
Metalen
Barium (Ba) Cadmium (Cd) Kobalt (Co) Koper (Cu) Kwik (Hg) Molybdeen (Mo) Nikkel (Ni) Lood (Pb) Zink (Zn) Minerale olie
Minerale olie (C10-C12) Minerale olie (C12-C16) Minerale olie (C16-C21) Minerale olie (C21-C30) Minerale olie (C30-C35) Minerale olie (C35-C40) Minerale olie totaal (C10-C40) Polychloorbifenylen, PCB
PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 PCB (som 7) (factor 0,7)
Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen, PAK
Naftaleen Fenanthreen Anthraceen Fluorantheen Benzo(a)anthraceen Chryseen Benzo(k)fluorantheen Benzo(a)pyreen Benzo(ghi)peryleen Indeno(123-cd)pyreen PAK VROM (10) (factor 0,7)
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
Legenda Nr. 3
Monster MM3 04 (50-100) 04 (100-150) 05 (50-100) 05 (100-150) 05 (150-200) 26 (50-100) 26 (100-150) 26 (150-
Verklaring van de gebruikte tekens:
niet getoetst kleiner dan of gelijk aan achtergrondwaarde groter dan achtergrondwaarde groter dan tussenwaarde groter dan interventiewaarde
* ** ***
GSSD = Gehalte gestandaardiseerd naar standaardbodem Deze toetsing is uitgevoerd met behulp van BoToVa. Zie voor info: http://www.rwsleefomgeving.nl/onderwerpen/bodem-ondergrond/bbk/instrumenten/botova/ Eurofins Analytico B.V. is niet verantwoordelijk voor de uitkomst van deze toetsing. Mocht u een probleem in deze toetsing signaleren, dan verzoeken wij u vriendelijk dit door te geven aan [email protected]
Analytico-nr 8061858
Toetsing: BoToVa Wbb 2014 grondwater Projectnummer Projectnaam Ordernummer Datum monstername Monsternemer Certificaatnummer Startdatum Rapportagedatum
14023175 UDE.RHO.NEN
2014045687 23-04-2014 29-04-2014
Analyse
Eenheid
22-04-2014
1
GSSD
Oordeel
RG
S
T
I
µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L
32 <0,20 <2,0 5,6 <0,050 <2,0 <3,0 <2,0 11
32 0,14 1,4 5,6 0,035 1,4 2,1 1,4 11
-
20 0,2 2 2 0,05 2 3 2 10
50 0,4 20 15 0,05 5 15 15 65
338 3,2 60 45 0,175 153 45 45 433
625 6 100 75 0,3 300 75 75 800
µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L
<0,20 <0,20 <0,20 <0,10 <0,20 0,21 <0,90 <0,020 <0,20
0,14 0,14 0,14 0,07 0,14 0,21 0,63 0,014 0,14
-
0,2 0,2 0,2
0,2 7 4
15,1 504 77
30 1000 150
-
0,2
0,2
35,1
70
-
0,02 0,2
0,01 6
35 153
70 300
µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L
<0,20 <0,20 <0,10 <0,20 <0,10 <0,20 <0,20 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <1,6 <0,20 <0,10 <0,10 0,14 <0,20 <0,20 <0,20 0,42
0,14 0,14 0,07 0,14 0,07 0,14 0,14 0,07 0,07 0,07 0,07 1,12 0,14 0,07 0,07 0,14 0,14 0,14 0,14 0,42
-
0,2 0,2 0,1 0,2 0,1 0,2 0,2 0,1 0,1
0,01 6 0,01 24 0,01 7 7 0,01 0,01
500 203 5 262 20 454 204 150 65
1000 400 10 500 40 900 400 300 130
-
0,2 0,1 0,2
0,01 0,01 0,01
2,5 5 10
630 5 10 20
-
0,6
0,8
40,4
80
Minerale olie (C10-C12) Minerale olie (C12-C16) Minerale olie (C16-C21) Minerale olie (C21-C30) Minerale olie (C30-C35) Minerale olie (C35-C40) Minerale olie totaal (C10-C40)
µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L
<4,0 9 <8,0 <15 <8,0 <8,0 <50
35
-
50
50
325
600
Legenda Nr. 1
Monster 01-1-1
kleiner dan of gelijk aan streefwaarde groter dan streefwaarde groter dan tussenwaarde groter dan interventiewaarde
* ** ***
Metalen
Barium (Ba) Cadmium (Cd) Kobalt (Co) Koper (Cu) Kwik (Hg) Molybdeen (Mo) Nikkel (Ni) Lood (Pb) Zink (Zn) Vluchtige Aromatische Koolwaterstoffen
Benzeen Tolueen Ethylbenzeen o-Xyleen m,p-Xyleen Xylenen (som) factor 0,7 BTEX (som) Naftaleen Styreen
Vluchtige organische halogeenkoolwaterstoffen
Dichloormethaan Trichloormethaan Tetrachloormethaan Trichlooretheen Tetrachlooretheen 1,1-Dichloorethaan 1,2-Dichloorethaan 1,1,1-Trichloorethaan 1,1,2-Trichloorethaan cis 1,2-Dichlooretheen trans 1,2-Dichlooretheen CKW (som) Tribroommethaan Vinylchloride 1,1-Dichlooretheen 1,2-Dichloorethenen (Som) factor 0,7 1,1-Dichloorpropaan 1,2-Dichloorpropaan 1,3-Dichloorpropaan Dichloorpropanen som factor 0.7 Minerale olie
Analytico-nr 8071108
Deze toetsing is uitgevoerd met behulp van BoToVa. Zie voor info: http://www.rwsleefomgeving.nl/onderwerpen/bodem-ondergrond/bbk/instrumenten/botova/ Eurofins Analytico B.V. is niet verantwoordelijk voor de uitkomst van deze toetsing. Mocht u een probleem in deze toetsing signaleren, dan verzoeken wij u vriendelijk dit door te geven aan [email protected]
Eindoordeel Voldoet aan Streefwaarde
Toetsing: BoToVa Wbb 2014 grondwater Projectnummer Projectnaam Ordernummer Datum monstername Monsternemer Certificaatnummer Startdatum Rapportagedatum
14023175 UDE.RHO.NEN
2014045687 23-04-2014 29-04-2014
Analyse
Eenheid
22-04-2014
2
GSSD
Oordeel
RG
S
T
I
µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L
88 <0,20 19 <2,0 <0,050 <2,0 21 <2,0 <10
88 0,14 19 1,4 0,035 1,4 21 1,4 7
* * -
20 0,2 2 2 0,05 2 3 2 10
50 0,4 20 15 0,05 5 15 15 65
338 3,2 60 45 0,175 153 45 45 433
625 6 100 75 0,3 300 75 75 800
µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L
<0,20 <0,20 <0,20 <0,10 <0,20 0,21 <0,90 <0,020 <0,20
0,14 0,14 0,14 0,07 0,14 0,21 0,63 0,014 0,14
-
0,2 0,2 0,2
0,2 7 4
15,1 504 77
30 1000 150
-
0,2
0,2
35,1
70
-
0,02 0,2
0,01 6
35 153
70 300
µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L
<0,20 <0,20 <0,10 <0,20 <0,10 <0,20 <0,20 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <1,6 <0,20 <0,10 <0,10 0,14 <0,20 <0,20 <0,20 0,42
0,14 0,14 0,07 0,14 0,07 0,14 0,14 0,07 0,07 0,07 0,07 1,12 0,14 0,07 0,07 0,14 0,14 0,14 0,14 0,42
-
0,2 0,2 0,1 0,2 0,1 0,2 0,2 0,1 0,1
0,01 6 0,01 24 0,01 7 7 0,01 0,01
500 203 5 262 20 454 204 150 65
1000 400 10 500 40 900 400 300 130
-
0,2 0,1 0,2
0,01 0,01 0,01
2,5 5 10
630 5 10 20
-
0,6
0,8
40,4
80
Minerale olie (C10-C12) Minerale olie (C12-C16) Minerale olie (C16-C21) Minerale olie (C21-C30) Minerale olie (C30-C35) Minerale olie (C35-C40) Minerale olie totaal (C10-C40)
µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L
<4,0 <7,0 <8,0 <15 <8,0 <8,0 <50
35
-
50
50
325
600
Legenda Nr. 2
Monster 02-1-1
kleiner dan of gelijk aan streefwaarde groter dan streefwaarde groter dan tussenwaarde groter dan interventiewaarde
* ** ***
Metalen
Barium (Ba) Cadmium (Cd) Kobalt (Co) Koper (Cu) Kwik (Hg) Molybdeen (Mo) Nikkel (Ni) Lood (Pb) Zink (Zn) Vluchtige Aromatische Koolwaterstoffen
Benzeen Tolueen Ethylbenzeen o-Xyleen m,p-Xyleen Xylenen (som) factor 0,7 BTEX (som) Naftaleen Styreen
Vluchtige organische halogeenkoolwaterstoffen
Dichloormethaan Trichloormethaan Tetrachloormethaan Trichlooretheen Tetrachlooretheen 1,1-Dichloorethaan 1,2-Dichloorethaan 1,1,1-Trichloorethaan 1,1,2-Trichloorethaan cis 1,2-Dichlooretheen trans 1,2-Dichlooretheen CKW (som) Tribroommethaan Vinylchloride 1,1-Dichlooretheen 1,2-Dichloorethenen (Som) factor 0,7 1,1-Dichloorpropaan 1,2-Dichloorpropaan 1,3-Dichloorpropaan Dichloorpropanen som factor 0.7 Minerale olie
Analytico-nr 8071109
Deze toetsing is uitgevoerd met behulp van BoToVa. Zie voor info: http://www.rwsleefomgeving.nl/onderwerpen/bodem-ondergrond/bbk/instrumenten/botova/ Eurofins Analytico B.V. is niet verantwoordelijk voor de uitkomst van deze toetsing. Mocht u een probleem in deze toetsing signaleren, dan verzoeken wij u vriendelijk dit door te geven aan [email protected]
Eindoordeel Overschrijding Streefwaarde
Toetsing: BoToVa Wbb 2014 grondwater Projectnummer Projectnaam Ordernummer Datum monstername Monsternemer Certificaatnummer Startdatum Rapportagedatum
14023175 UDE.RHO.NEN
2014045687 23-04-2014 29-04-2014
Analyse
Eenheid
22-04-2014
3
GSSD
Oordeel
RG
S
T
I
µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L
90 <0,20 19 <2,0 <0,050 <2,0 17 <2,0 92
90 0,14 19 1,4 0,035 1,4 17 1,4 92
* * *
20 0,2 2 2 0,05 2 3 2 10
50 0,4 20 15 0,05 5 15 15 65
338 3,2 60 45 0,175 153 45 45 433
625 6 100 75 0,3 300 75 75 800
µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L
<0,20 <0,20 <0,20 <0,10 <0,20 0,21 <0,90 <0,020 <0,20
0,14 0,14 0,14 0,07 0,14 0,21 0,63 0,014 0,14
-
0,2 0,2 0,2
0,2 7 4
15,1 504 77
30 1000 150
-
0,2
0,2
35,1
70
-
0,02 0,2
0,01 6
35 153
70 300
µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L
<0,20 <0,20 <0,10 <0,20 <0,10 <0,20 <0,20 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <1,6 <0,20 <0,10 <0,10 0,14 <0,20 <0,20 <0,20 0,42
0,14 0,14 0,07 0,14 0,07 0,14 0,14 0,07 0,07 0,07 0,07 1,12 0,14 0,07 0,07 0,14 0,14 0,14 0,14 0,42
-
0,2 0,2 0,1 0,2 0,1 0,2 0,2 0,1 0,1
0,01 6 0,01 24 0,01 7 7 0,01 0,01
500 203 5 262 20 454 204 150 65
1000 400 10 500 40 900 400 300 130
-
0,2 0,1 0,2
0,01 0,01 0,01
2,5 5 10
630 5 10 20
-
0,6
0,8
40,4
80
Minerale olie (C10-C12) Minerale olie (C12-C16) Minerale olie (C16-C21) Minerale olie (C21-C30) Minerale olie (C30-C35) Minerale olie (C35-C40) Minerale olie totaal (C10-C40)
µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L
<4,0 <7,0 <8,0 <15 <8,0 <8,0 <50
35
-
50
50
325
600
Legenda Nr. 3
Monster 03-1-1
kleiner dan of gelijk aan streefwaarde groter dan streefwaarde groter dan tussenwaarde groter dan interventiewaarde
* ** ***
Metalen
Barium (Ba) Cadmium (Cd) Kobalt (Co) Koper (Cu) Kwik (Hg) Molybdeen (Mo) Nikkel (Ni) Lood (Pb) Zink (Zn) Vluchtige Aromatische Koolwaterstoffen
Benzeen Tolueen Ethylbenzeen o-Xyleen m,p-Xyleen Xylenen (som) factor 0,7 BTEX (som) Naftaleen Styreen
Vluchtige organische halogeenkoolwaterstoffen
Dichloormethaan Trichloormethaan Tetrachloormethaan Trichlooretheen Tetrachlooretheen 1,1-Dichloorethaan 1,2-Dichloorethaan 1,1,1-Trichloorethaan 1,1,2-Trichloorethaan cis 1,2-Dichlooretheen trans 1,2-Dichlooretheen CKW (som) Tribroommethaan Vinylchloride 1,1-Dichlooretheen 1,2-Dichloorethenen (Som) factor 0,7 1,1-Dichloorpropaan 1,2-Dichloorpropaan 1,3-Dichloorpropaan Dichloorpropanen som factor 0.7 Minerale olie
Analytico-nr 8071110
Deze toetsing is uitgevoerd met behulp van BoToVa. Zie voor info: http://www.rwsleefomgeving.nl/onderwerpen/bodem-ondergrond/bbk/instrumenten/botova/ Eurofins Analytico B.V. is niet verantwoordelijk voor de uitkomst van deze toetsing. Mocht u een probleem in deze toetsing signaleren, dan verzoeken wij u vriendelijk dit door te geven aan [email protected]
Eindoordeel Overschrijding Streefwaarde
Toetsing: BoToVa Wbb 2014 grondwater Projectnummer Projectnaam Ordernummer Datum monstername Monsternemer Certificaatnummer Startdatum Rapportagedatum
14023175 UDE.RHO.NEN
2014045687 23-04-2014 29-04-2014
Analyse
Eenheid
22-04-2014
4
GSSD
Oordeel
RG
S
T
I
µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L
82 0,28 7,4 61 <0,050 <2,0 8 11 26
82 0,28 7,4 61 0,035 1,4 8 11 26
* ** -
20 0,2 2 2 0,05 2 3 2 10
50 0,4 20 15 0,05 5 15 15 65
338 3,2 60 45 0,175 153 45 45 433
625 6 100 75 0,3 300 75 75 800
µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L
<0,20 <0,20 <0,20 <0,10 <0,20 0,21 <0,90 <0,020 <0,20
0,14 0,14 0,14 0,07 0,14 0,21 0,63 0,014 0,14
-
0,2 0,2 0,2
0,2 7 4
15,1 504 77
30 1000 150
-
0,2
0,2
35,1
70
-
0,02 0,2
0,01 6
35 153
70 300
µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L
<0,20 <0,20 <0,10 <0,20 <0,10 <0,20 <0,20 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <1,6 <0,20 <0,10 <0,10 0,14 <0,20 <0,20 <0,20 0,42
0,14 0,14 0,07 0,14 0,07 0,14 0,14 0,07 0,07 0,07 0,07 1,12 0,14 0,07 0,07 0,14 0,14 0,14 0,14 0,42
-
0,2 0,2 0,1 0,2 0,1 0,2 0,2 0,1 0,1
0,01 6 0,01 24 0,01 7 7 0,01 0,01
500 203 5 262 20 454 204 150 65
1000 400 10 500 40 900 400 300 130
-
0,2 0,1 0,2
0,01 0,01 0,01
2,5 5 10
630 5 10 20
-
0,6
0,8
40,4
80
Minerale olie (C10-C12) Minerale olie (C12-C16) Minerale olie (C16-C21) Minerale olie (C21-C30) Minerale olie (C30-C35) Minerale olie (C35-C40) Minerale olie totaal (C10-C40)
µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L
<4,0 <7,0 <8,0 <15 14 <8,0 <50
35
-
50
50
325
600
Legenda Nr. 4
Monster 04-1-1
kleiner dan of gelijk aan streefwaarde groter dan streefwaarde groter dan tussenwaarde groter dan interventiewaarde
* ** ***
Metalen
Barium (Ba) Cadmium (Cd) Kobalt (Co) Koper (Cu) Kwik (Hg) Molybdeen (Mo) Nikkel (Ni) Lood (Pb) Zink (Zn) Vluchtige Aromatische Koolwaterstoffen
Benzeen Tolueen Ethylbenzeen o-Xyleen m,p-Xyleen Xylenen (som) factor 0,7 BTEX (som) Naftaleen Styreen
Vluchtige organische halogeenkoolwaterstoffen
Dichloormethaan Trichloormethaan Tetrachloormethaan Trichlooretheen Tetrachlooretheen 1,1-Dichloorethaan 1,2-Dichloorethaan 1,1,1-Trichloorethaan 1,1,2-Trichloorethaan cis 1,2-Dichlooretheen trans 1,2-Dichlooretheen CKW (som) Tribroommethaan Vinylchloride 1,1-Dichlooretheen 1,2-Dichloorethenen (Som) factor 0,7 1,1-Dichloorpropaan 1,2-Dichloorpropaan 1,3-Dichloorpropaan Dichloorpropanen som factor 0.7 Minerale olie
Analytico-nr 8071111
Deze toetsing is uitgevoerd met behulp van BoToVa. Zie voor info: http://www.rwsleefomgeving.nl/onderwerpen/bodem-ondergrond/bbk/instrumenten/botova/ Eurofins Analytico B.V. is niet verantwoordelijk voor de uitkomst van deze toetsing. Mocht u een probleem in deze toetsing signaleren, dan verzoeken wij u vriendelijk dit door te geven aan [email protected]
Eindoordeel Overschrijding Streefwaarde
Toetsing: BoToVa Wbb 2014 grondwater Projectnummer Projectnaam Ordernummer Datum monstername Monsternemer Certificaatnummer Startdatum Rapportagedatum
14023175 UDE.RHO.NEN
2014045687 23-04-2014 29-04-2014
Analyse
Eenheid
22-04-2014
5
GSSD
Oordeel
RG
S
T
I
µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L
<20 <0,20 2,8 29 <0,050 <2,0 3,5 5,8 15
14 0,14 2,8 29 0,035 1,4 3,5 5,8 15
* -
20 0,2 2 2 0,05 2 3 2 10
50 0,4 20 15 0,05 5 15 15 65
338 3,2 60 45 0,175 153 45 45 433
625 6 100 75 0,3 300 75 75 800
µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L
<0,20 <0,20 <0,20 <0,10 <0,20 0,21 <0,90 <0,020 <0,20
0,14 0,14 0,14 0,07 0,14 0,21 0,63 0,014 0,14
-
0,2 0,2 0,2
0,2 7 4
15,1 504 77
30 1000 150
-
0,2
0,2
35,1
70
-
0,02 0,2
0,01 6
35 153
70 300
µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L
<0,20 <0,20 <0,10 <0,20 <0,10 <0,20 <0,20 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <1,6 <0,20 <0,10 <0,10 0,14 <0,20 <0,20 <0,20 0,42
0,14 0,14 0,07 0,14 0,07 0,14 0,14 0,07 0,07 0,07 0,07 1,12 0,14 0,07 0,07 0,14 0,14 0,14 0,14 0,42
-
0,2 0,2 0,1 0,2 0,1 0,2 0,2 0,1 0,1
0,01 6 0,01 24 0,01 7 7 0,01 0,01
500 203 5 262 20 454 204 150 65
1000 400 10 500 40 900 400 300 130
-
0,2 0,1 0,2
0,01 0,01 0,01
2,5 5 10
630 5 10 20
-
0,6
0,8
40,4
80
Minerale olie (C10-C12) Minerale olie (C12-C16) Minerale olie (C16-C21) Minerale olie (C21-C30) Minerale olie (C30-C35) Minerale olie (C35-C40) Minerale olie totaal (C10-C40)
µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L
<4,0 <7,0 <8,0 <15 <8,0 <8,0 <50
35
-
50
50
325
600
Legenda Nr. 5
Monster 05-1-1
kleiner dan of gelijk aan streefwaarde groter dan streefwaarde groter dan tussenwaarde groter dan interventiewaarde
* ** ***
Metalen
Barium (Ba) Cadmium (Cd) Kobalt (Co) Koper (Cu) Kwik (Hg) Molybdeen (Mo) Nikkel (Ni) Lood (Pb) Zink (Zn) Vluchtige Aromatische Koolwaterstoffen
Benzeen Tolueen Ethylbenzeen o-Xyleen m,p-Xyleen Xylenen (som) factor 0,7 BTEX (som) Naftaleen Styreen
Vluchtige organische halogeenkoolwaterstoffen
Dichloormethaan Trichloormethaan Tetrachloormethaan Trichlooretheen Tetrachlooretheen 1,1-Dichloorethaan 1,2-Dichloorethaan 1,1,1-Trichloorethaan 1,1,2-Trichloorethaan cis 1,2-Dichlooretheen trans 1,2-Dichlooretheen CKW (som) Tribroommethaan Vinylchloride 1,1-Dichlooretheen 1,2-Dichloorethenen (Som) factor 0,7 1,1-Dichloorpropaan 1,2-Dichloorpropaan 1,3-Dichloorpropaan Dichloorpropanen som factor 0.7 Minerale olie
Analytico-nr 8071112
Deze toetsing is uitgevoerd met behulp van BoToVa. Zie voor info: http://www.rwsleefomgeving.nl/onderwerpen/bodem-ondergrond/bbk/instrumenten/botova/ Eurofins Analytico B.V. is niet verantwoordelijk voor de uitkomst van deze toetsing. Mocht u een probleem in deze toetsing signaleren, dan verzoeken wij u vriendelijk dit door te geven aan [email protected]
Eindoordeel Overschrijding Streefwaarde
Bijlage 5
Toetsingskader Circulaire bodemsanering AW = achtergrondwaarde S = streefwaarde I = interventiewaarde t.b.v. sanering(-sonderzoek)
voorkomen in:
Grondwater (μg/l opgelost, tenzij anders vermeld)
Grond/sediment (mg/kg droge stof)
Stof/niveau AW
I
S
I
I.
Metalen antimoon (Sb) arseen (As) barium (Ba) cadmium (Cd) chroom (Cr) chroom III chroom VI cobalt (Co) koper (Cu kwik (Hg) kwik (anorganisch) kwik (organisch) lood (Pb) molybdeen (Mo) nikkel (Ni) tin (Sn) vanadium (V) zink (Zn)
4,0 20 0,60 55 15 40 0,15 50 1,5 35 6,5 80 140
22 76 920* 13 180 78 190 190 36 4 530 190 100 720
10 50 0,4 1 20 15 0,05 15 5 15 65
II.
Anorganische verbindingen chloride cyaniden-vrij cyaniden-complex thiocyanaat
3 5,5 6,0
20 50 20
100 (mg/l) 5 10 -
1500 1500 1500
III.
Aromatische verbindingen benzeen ethylbenzeen tolueen xylenen styreen (vinylbenzeen) fenol cresolen (som) dodecylbenzeen aromatische oplosmiddelen (som)
0,20 0,20 0,20 0,45 0,25 0,25 0,30 0,35 2,5
1,1 110 32 17 86 14 13 -
0,2 4 7 0,2 6 0,2 0,2 -
30 150 1000 70 300 2000 200 -
IV.
Polycyclische aromatische waterstoffen (PAK's) naftaleen antraceen fenantreen fluoranteen benzo(a)antraceen chryseen benzo(a)pyreen benzo(ghi)peryleen benzo(k)fluoranteen indeno(1,2,3cd)pyreen PAK (som 10)
1,5
40
0,01 0,0007 0,003 0,003 0,0001 0,003 0,0005 0,0003 0,0004 0,0004 -
70 5 5 1 0,5 0,2 0,05 0,05 0,05 0,05
Gechloreerde koolwaterstoffen vinylchloride dichloormethaan 1,1-dichloorethaan 1,2-dichloorethaan 1,1-dichlooretheen 1,2-dichlooretheen (cis- en trans-) dichloorpropanen trichloormethaan (chloroform) 1,1,1-trichloorethaan 1,1,2-trichloorethaan trichlooretheen (Tri) tetrachloormethaan (Tetra) tetrachlooretheen (Per)
0,10 0,10 0,20 0,20 0,30 0,30 0,80 0,25 0,25 0,3 0,25 0,30 0,15
0,1 3,9 15 6,4 0,3 1 2 5,6 15 10 2,5 0,7 8,8
0,01 0,01 7 7 0,01 0,01 0,8 6 0,01 0,01 24 0,01 0,01
5 1000 900 400 10 20 80 400 300 130 500 10 40
monochloorbenzeen dichloorbenzenen trichloorbenzenen tetrachloorbenzenen pentachloorbenzeen hexachloorbenzeen
0,20 2,0 0,015 0,0090 0,0025 0,0085
15 19 11 2,2 6,7 2,0
7 3 0,01 0,01 0,003 0,0009
180 50 10 2,5 1 0,5
monochloorfenolen(som) dichloorfenolen (som) trichloorfenolen (som) tetrachloorfenolen (som) pentachloorfenol
0,045 0,20 0,0030 0,015 0,0030
54 22 22 21 12
0,3 0,2 0,03 0,01 0,04
100 30 10 10 3
PCB's (som 7) chloornaftaleen (som) monochlooranilinen (som) dioxine (som I-TEQ)
0,020 0,070 0,20
1 23 50 0,00018
0,01 -
0,01 6 30 -
V.
pentachlooraniline
20 60 625 6 30 100 75 0,3 75 300 75 800
kool-
0,000055 0,15
-
-
-
-
* De norm voor barium geldt alleen voor die situaties waarbij duidelijk sprake is van antropogene bodemverontreiniging. Voor overige situaties is de norm voor barium tijdelijk buiten werking gesteld.
Bijlage 5
Toetsingskader Circulaire bodemsanering
voorkomen in:
Grondwater (μg/l opgelost, tenzij anders vermeld)
Grond/sediment (mg/kg droge stof)
Stof/niveau AW VI.
VII.
Bestrijdingsmiddelen chloordaan DDT (som) DDE (som) DDD (som) DDT/DDE/DDD (som) aldrin dieldrin endrin drins (som) -endosulfan -HCH -HCH -HCH (lindaan) HCH-verbindingen (som) heptachloor heptachloorepoxide (som) hexachloorbutadieen organochloorhoudende bestrijdingsmiddelen(som landbodem) azinfos-methyl organotin verbindingen (som) tributyltin (TBT) MCPA atracine carburyl carbofuran 4-chloormethylfenolen (som) niet-chloorhoudende bestr.mid. (som)
Overige verontreinigingen asbest cyclohexanon dimethyl ftalaat diethyl ftalaat di-isobutylftalaat dibutyl ftalaat butyl benzylftalaat dihexyl ftalaat di(2-ethylhexyl)ftalaat ftalaten (som) minerale olie pyridine tetrahydrofuran tetrahydrothiofeen tribroommethaan ethyleenglycol diethyleenglycol acrylonitril formaldehyde isopropanol (2-propanol) methanol butanol (1-butanol) butylacetaat ethylacetaat methyl-tert-butyl ether (MTBE) methylethylketon
I
S
I
0,0200 0,20 0,10 0,020 0,015 0,00090 0,0010 0,0020 0,0030 0,00070 0,0020 0,003 0,40
4 1,7 2,3 34 0,32 4 4 17 1,6 1,2 4 4 -
0,02 ng/l 0,004 ng/l 0,009 ng/l 0,1 ng/l 0,04 ng/l 0,2 ng/l 33 ng/l 8 ng/l 9 ng/l 0,05 0,005 ng/l 0,005 ng/l -
0,2 0,01 0,1 5 1 0,3 3 -
0,0075 0,15 0,065 0,55 0,035 0,15 0,017 0,60 0,090
2,5 4 0,71 0,45 0,017 -
0,05-16 ng/l 0,02 29 ng/l 2 ng/l 9 ng/l -
0,7 50 150 50 100 -
2,0 0,045 0,045 0,045 0,070 0,070 0,070 0,045 190 0,15 0,45 1,5 0,20 5,0 8,0 2,0 2,5 0,75 3,0 2,0 2,0 2,0 0,20 2,0
100 150 82 53 17 36 48 220 60 5000 11 7 8,8 75 -
0,5 0,5 50 0,5 0,5 0,5 -
15000 5 600 30 300 5000 630 -
Bodemtypecorrectie Anorganische verbindingen
Lb = Lst *
a + b * % lut. + c * % org.st. a + b * 25 + c * 10
Lb is interventiewaarden geldend voor de te beoordelen bodem (mg/kg); Lst is interventiewaarde voor de standaardbodem (mg/kg);% lut. is gemeten percentage lutum in de te beoordelen bodem; % org. st. is gemeten percentage organisch stof in de te beoordelen bodem; A, B en C zijn constantenafhankelijk van de stof; Voor toepassing van de bodemtypecorrectie bij achtergrondwaarden wordt in de bovenstaande formule de interventiewaarde vervangen door achtergrondwaarde.
Bijlage 5
Toetsingskader Circulaire bodemsanering
STOF arseen barium beryllium cadmium chroom cobalt koper kwik lood nikkel tin vanadium zink
a 15 30 8 0,4 50 2 15 0,2 50 10 4 12 50
b 0,4 5 0,9 0,007 2 0,28 0,6 0,0034 1 1 0,6 1,2 3
c 0,4 0 0 0,021 0 0 0,6 0,0017 1 0 0 0 1,5
Organische verbindingen
Lb = Lst *
% org.st. 10
Lb is interventiewaarden geldend voor de te beoordelen bodem (mg/kg); Lst is interventiewaarde voor de standaardbodem (mg/kg); % org. st. is gemeten percentage organisch stof in de te beoordelen bodem; Voor bodems met gemeten organisch stofgehalten van meer dan 30% respectievelijk minder dan 2%, worden gehalten van respectievelijk 30% en 2% aangehouden. Voor toepassing van de bodemtypecorrectie bij achtergrondwaarden wordt in de bovenstaande formule de interventiewaarde vervangen door achtergrondwaarde.
Nader onderzoek
De tussenwaarde (T) is het toetsingscriterium ten behoeve van een nader onderzoek. Wordt de tussenwaarde overschreden, dan is een nader onderzoek, op korte termijn, noodzakelijk
T = 0,5 * (AW + I)
T is de tussenwaarde; AW is de achtergrondwaarde en I is de interventiewaarde.
Bijlage 6 Geraadpleegde bronnen
Informatiebron
Geraadpleegd (ja/nee)
Toelichting Datum kaartmateriaal
Informatie uit kaartmateriaal etc.
Opmerkingen
Historische topografische kaart
ja
1956-1988
Watwaswaar.nl
Luchtfoto
ja
2010
Google Earth
Datum bron/ kaartmateriaal
Informatie uit themakaarten
Opmerkingen
Bodemkaart Nederland
ja
2014
www.bodamdata.nl
Grondwaterkaart Nederland
ja
1995
TNO
Bodemloket.nl
ja
2014
Informatie van eigenaar / terreingebruiker / opdrachtgever
Contactpersoon
Opmerkingen
ja
M. van den elzen
Gemeente Uden
Huidig gebruik locatie
ja
E. Cortooms
Rho Adviseurs
Huidig gebruik belendende percelen (vanuit onderzoekslocatie)
ja
Toekomstig gebruik locatie
ja
Calamiteiten/resultaten voorgaande bodemonderzoeken
ja
Verhardingen/kabels en leidingen locatie
ja Contactpersoon
Opmerkingen
Historisch gebruik locatie
maart 2014
Informatie van gemeente
24 maart 2014
Archief Bouw- en woningtoezicht
ja
Archief Wet milieubeheer en Hinderwet
ja
Archief ondergrondse tanks
ja
Archief bodemonderzoeken
ja
Gemeenteambtenaar milieuzaken
ja
Informatie uit terreininspectie
M. van den elzen
24 maart 2014
Historisch gebruik locatie
ja
Huidig gebruik locatie
ja
Huidig gebruik belendende percelen (vanuit onderzoekslocatie)
ja
Verhardingen
ja
Opmerkingen
Bijlage 7
Certificaten bodemkwaliteit weg en funderingslagen
Over Econsultancy.. Econsultancy is een onafhankelijk adviesbureau. Wij bieden realistisch advies en concrete oplossingen voor milieuvraagstukken en willen daarmee een bijdrage leveren aan een duurzaam en verantwoord gebruik van onze leefomgeving. Diensten Wij kunnen u van dienst zijn met een uitgebreid scala aan onderzoeken op het gebied van bodem, waterbodem, water, archeologie, ecologie en milieu. Op www.econsultancy.nl vindt u uitgebreide informatie over de verschillende onderzoeken. Werkwijze Inzet en professionele betrokkenheid kenmerkt onze diensten. De verantwoordelijke projectleider is het eenduidige aanspreekpunt voor de klant en draagt zorg voor alle aspecten van het project: kwaliteit, tijd, geld, communicatie en organisatie. De kernwaarden deskundig, vertrouwd, betrokken, flexibel, zorgvuldig en vernieuwend zijn een belangrijke leidraad in ons handelen. Kennis Het deskundig begeleiden van onze opdrachtgevers vraagt om betrokkenheid bij en kennis van de bedoelingen van de opdrachtgever. Het vereist ook gedegen en actuele vakinhoudelijke kennis. Alle beschikbare kennis wordt snel en effectief ingezet. De medewerkers vormen ons belangrijkste kapitaal. Persoonlijke en inhoudelijke ontwikkeling staat centraal want het werk vraagt steeds om nieuwe kennis en nieuwe verantwoordelijkheden. Creativiteit Onze medewerkers zijn in staat om buiten de geijkte kaders een oplossing te zoeken met in achtneming van de geldende wet- en regelgeving. Oplossingen die bedoeld zijn om snel en efficiënt het doel van de opdrachtgever te bereiken. Kwaliteit Er wordt continue gestreefd naar het verhogen van de professionaliteit van de dienstverlening. Het leveren van diensten wordt intern op een dusdanige wijze georganiseerd dat het gevraagde resultaat daadwerkelijk op een zo effectief en efficiënt mogelijke wijze wordt voortgebracht. Hierbij staat de klanttevredenheid centraal. Het kwaliteitssysteem van Econsultancy voldoet aan de NEN-EN-ISO 9001: 2008. Tevens is Econsultancy gecertificeerd voor diverse protocollen en beoordelingsrichtlijnen. Opdrachtgevers Econsultancy heeft sinds haar oprichting in 1996 al meer dan tienduizend projecten uitgevoerd. Projecten in opdracht van particulier tot de Rijksoverheid, van het bedrijfsleven tot non-profit organisaties. De projecten kennen een grote diversiteit en hebben in sommige gevallen uitsluitend een onderzoekend karakter en zijn in andere gevallen meer adviserend. Steeds vaker wordt onderzoek binnen meerdere disciplines door onze opdrachtgevers verlangt. Onze medewerkers zijn in staat dit voor de opdrachtgever te coördineren en zelf (deel)onderzoeken uit te voeren. Ter illustratie van de veelvoud en veelzijdigheid van de projecten in de werkvelden bodem, waterbodem, ecologie, archeologie, water, geluid en milieu kunnen uitgebreide referentielijsten worden verschaft.
Vestiging Limburg Rijksweg Noord 39 6071 KS Swalmen Tel. 0475 - 504961 [email protected]
Vestiging Gelderland Fabriekstraat 19c 7005 AP Doetinchem Tel. 0314 - 365150 [email protected]
Vestiging Brabant Rapenstraat 2 5831 GJ Boxmeer Tel. 0485 - 581818 [email protected]
134
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
135
Bijlage 4
Ruimtelijk-economisch onderzoek
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
Uden wijkwinkelvoorziening Uden-Zuid
ruimtelijk-economisch onderzoek
identificatie projectnummer:
datum:
085600.18534.00
29-09-2014
projectleider:
opdrachtgever:
drs. G. Welten
gemeente Uden
Inhoud 1.
Inleiding
2
2.
Wijkvoorziening voor Uden-Zuid
4
2.1. 2.2. 2.3. 2.4.
4 5 7 8
3.
Economische analyse 3.1. 3.2. 3.3. 3.4.
4.
Ontwikkeling inwonertal primair marktgebied voor supermarkt Uden-Zuid Behoefte aan volwaardige wijkvoorziening Detailhandelsstructuur gemeente Uden Conclusie
Marktomstandigheden dagelijkse goederen verzorgingsgebied Effect realisatie supermarkt Uden-Zuid Passend aanvullend aanbod Effect op de leegstand in het marktgebied
Conclusies
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Eindhoven
9 9 10 13 14
15
085600.18534.00
2
1. Inleiding
Aanleiding Om het voorzieningenniveau van de wijk Uden-Zuid te versterken wordt onder andere de realisatie van een supermarkt met wijkvoorzienende functie aangevuld met enkele speciaalzaken, horeca en/of dienstverlening beoogd. Deze beleidsdoelstelling was reeds verwerkt in het vigerende bestemmingsplan. Momenteel wordt een concreet initiatief uitgewerkt. In dit rapport wordt onderzocht of het initiatief voor de realisatie van de wijkwinkelvoorziening aanvaardbaar is in het kader van een duurzame stedelijke ontwikkeling. Hiertoe wordt onder andere de ladder voor duurzame verstedelijking (art. 3.1.6. lid 2 Bro) doorlopen. Deze ladder bestaat uit de volgende drie treden: 1. Is er een actuele regionale behoefte aan de beoogde ontwikkeling? Het begrip regio is niet begrensd in het Bro, maar is afhankelijk van de ontwikkeling. Bij de beoogde wijkwinkelvoorziening is de behoefte vooral afkomstig uit de wijk Uden-Zuid. Echter, bij trede 1 moet tevens worden onderzocht of een ontwikkeling geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor het woon-, leef- en ondernemersklimaat. Eventuele gevolgen van de beoogde ontwikkeling kunnen zich voordoen binnen de gehele kern Uden, daarom is de kern Uden als relevante regio voor het onderzoek in dit rapport beschouwd. Verder wordt de analyse ook de kern Volkel meegenomen vanwege de nabijheid tot Uden-Zuid. 2. Kan de actuele regionale behoefte worden opgevangen binnen bestaand stedelijk gebied? Aan deze tweede trede van de ladder voor duurzame verstedelijking wordt voldaan, omdat de ontwikkeling plaatsvindt door intensivering binnen bestaand stedelijk gebied. 3. Kan een nieuwe locatie worden gevonden die passend multimodaal is ontsloten? Omdat wordt voldaan aan trede 2, hoeft niet naar een nieuwe locatie buiten bestaand stedelijk gebied te worden gezocht. Bij supermarktontwikkeling (zijnde detailhandel in eerste levensbehoeften) moet bovendien worden onderzocht of er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur. In dit rapport zijn de behoefte, de eventuele effecten op en de mogelijke ontwrichting van de voorzieningenstructuur aan de orde. Onderzoeksopzet Om inzicht te bieden in de passende wijkvoorziening voor Uden-Zuid worden de volgende vragen beantwoord: Bestaat er actuele regionale behoefte aan een boodschappenvoorziening voor de wijk Uden-Zuid (in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking – artikel 3.1.6. Bro)? Welke omvang en overige randvoorwaarden heeft een volwaardige en toekomstbestendige boodschappenvoorziening? Past de ontwikkeling van de wijkvoorziening binnen een complementaire detailhandelsstructuur in de gemeente Uden? Is er sprake van een duurzame ontwrichting van detailhandelsstructuur danwel onaanvaardbare effecten op het woon-, leef- en ondernemersklimaat na de realisatie van de wijkvoorziening?
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Eindhoven
085600.18534.00
Inleiding
3
Van bvo naar wvo In ruimtelijk-economisch onderzoek in de detailhandel wordt gerekend met winkelvloeroppervlak (wvo). Dit betreft het voor consumenten toegankelijke en zichtbare deel van de winkel, exclusief magazijn, kantoor, sociale en technische ruimten. Het winkelvloeroppervlak is doorgaans circa 80% van het bruto vloeroppervlak (bvo). Leeswijzer In hoofdstuk 2 is de behoefte van de consument aan een wijkwinkelvoorziening in Uden-Zuid aan de orde. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 nagegaan of de realisatie van de wijkwinkelvoorziening effecten heeft op de detailhandelsstructuur in Uden. In hoofdstuk 4 zijn de antwoorden op de hoofdvragen te vinden
Rho adviseurs voor leefruimte. vestiging Eindhoven
085600.18534.00
4
Wijkvoorziening voor Uden-Zuid
2. Wijkvoorziening voor Uden-Zuid
2.1.
Ontwikkeling inwonertal primair marktgebied voor supermarkt Uden-Zuid
Uden-Zuid bestaat uit de wijk Hoenderbos-Velmolen. Direct aansluitend aan deze wijk liggen de wijken Eikenheuvel en Buitengebied Uden-Zuid, zoals deze door het CBS zijn gedefinieerd. Dit gebied wordt gezien als het primaire marktgebied van de wijkwinkelvoorziening.
Figuur 2.1 Primair marktgebied wijkvoorziening Uden-Zuid (blauw; begrenzing op basis van CBS) en centrumgebied (rode arcering) De afgelopen jaren is het inwonertal van de wijk gegroeid en verschillende bronnen gaan uit van nieuwbouw van woningen de komende jaren (o.a.de Interim Structuurvisie Uden 2009-2015, www.udenbouwt.nl en de projectsites van Velmolen-Buiten en Velmolen-Oost). Er wordt daarom van uitgaan dat het aantal inwoners in Uden-Zuid de komende jaren nog zal toenemen.
085600.18534.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Eindhoven
Wijkvoorziening voor Uden-Zuid
5
Het is echter lastig om een exact aantal te benoemen, omdat er grotendeels sprake is van plancapaciteit, waarbij onder andere Velmolen-Oost fase III en het centrumgebied van Uden-Zuid een ander programma kennen dan nu in het ontwikkelingsprogramma is opgenomen. De gemeente Uden gaat vooralsnog uit van het volgende woningbouwprogramma (hierin is Volkel-West (zuidzijde) niet meegenomen): Velmolen-Oost: circa 300 woningen; Hoenderbos III: 24 woningen; Nieuw Hoenderbos: circa 165 woningen; Eikenheuvel: circa 250 woningen; Centrumgebied Uden-zuid: circa 80 woningen; totaal: 800 woningen (afgerond). Er wordt voor de analyse in dit rapport uitgegaan van een conservatieve schatting van het werkelijk te bouwen woningen in de komende bestemmingsplanperiode. Er bestaat een kans dat de 250 woningen in het gebied Eikenheuvel niet worden gebouwd, daarom zijn deze buiten de berekening gehouden. Voor een voorzichtige schatting wordt uitgegaan van de toevoeging van circa 500 woningen in UdenZuid in de komende 10-jaarsperiode. Bij een gemiddelde woningbezetting van 2,3 geeft dat een bevolkingsgroei van (afgerond) 1.150 inwoners. Op 1 januari 2013 woonden in de wijk Hoenderbos/Velmolen 3.862 personen en in de wijk Eikenheuvel 648. In totaal 4.510 personen. De bevolkingsgroei van 1.150 inwoners geeft een toekomstig inwonertal van het gebied van 5.660 inwoners. In het buitengebied (CBS-buurt Buitengebied Uden-Zuid) wonen 270 personen per 01-01-2013. Naar verwachting blijft dit inwonertal constant. Het primaire marktgebied (figuur 2.1) van de wijkwinkelvoorziening zal daarom naar verwachting 5.930 inwoners hebben in de komende bestemmingsplanperiode.
2.2.
Behoefte aan volwaardige wijkvoorziening
Consument houdt behoefte aan boodschappenvoorziening om-de-hoek Het huidig inwonertal van het primaire marktgebied (zie paragraaf 2.1) – in totaal 4.780 personen (3.862 + 648 + 270) – geeft voldoende draagvlak voor een eigen wijkwinkelvoorziening. De groei van het inwonertal naar in de komende bestemmingsplanperiode 5.930 inwoners betekent een groeiende behoefte aan eigen wijkwinkelvoorziening voor Uden-Zuid. Er bestaat onder consumenten in het algemeen behoefte om vooral de boodschappen – de aanschaf van dagelijkse goederen – dicht bij huis te kunnen doen. Uit onderzoek blijkt dat dit ook geldt voor de inwoners van de regio Uden-Veghel (Rabobank, 2010). Om de inwoners van Uden-Zuid goed te kunnen bedienen, zal de wijkwinkelvoorziening dan ook gericht moeten zijn op het doen van de (dagelijkse) boodschappen. Door de aanwezigheid van deze basisvoorziening in de eigen wijk wordt de woon- en leefkwaliteit van UdenZuid verbeterd. Voor niet-dagelijkse aankopen (de meeste non-food) zijn consumenten bereid grotere afstanden af te leggen. Voor het merendeel van deze producten kunnen de inwoners van Uden-Zuid het centrum van Uden of de centra van omliggende grote steden bezoeken. Ook wijken steeds meer consumenten voor non-food uit naar het internet. Internetverkoop van boodschappen (food) zal naar verwachting in de komende periode een laag marktaandeel houden dat groeit tot circa 3% (figuur 2.1). Vanuit de consument geredeneerd is dit blijvend lage marktaandeel om de volgende redenen goed te verklaren: Een groot deel van de consumenten wil versproducten kunnen zien en voelen voordat deze worden aangeschaft. Dit is uiteraard niet mogelijk bij een aanschaf via internet. Boodschappen doen is voor een deel van de consumenten een sociale gebeurtenis – vandaar ook de koffiehoek in veel supermarkten. Aangezien mensen ‘sociale wezens’ zijn, zullen veel consumenten boodschappen blijven doen in fysieke winkels. Tot slot komt het blijvend lage marktaandeel ook naar voren uit de recente enquête van Deloitte (september 2013). Hieruit blijkt dat van de respondenten die (nog) geen boodschappen online
Rho adviseurs voor leefruimte. vestiging Eindhoven
085600.18534.00
6
Wijkvoorziening voor Uden-Zuid
bestellen, (ruim vier vijfde) dit ook niet denkt te gaan doen in de toekomst, ook niet bij een andere supermarkt als hun eigen supermarkt de internetservice niet zou aanbieden.
Figuur 2.1 Marktaandeel internetverkoop binnen totale detailhandel (Internetverkoop en ruimtelijk detailhandelsbeleid, provincie Noord-Holland, 18 december 2013) Uitsluitend volwaardige voorziening voldoet aan behoefte bij consument Om de inwoners van Uden-Zuid optimaal te kunnen bedienen zou het wijkcentrum moeten aansluiten bij de behoefte bij consumenten aan een compleet boodschappencentrum. Consumenten wensen namelijk een mogelijkheid tot one-stop-shopping voor de dagelijkse aankopen, waarbij zij met één maal parkeren alle boodschappen kunnen aanschaffen. Cruciaal voor een boodschappencentrum gericht op one-stop-shopping is een volwaardige reguliere supermarkt met een wijkverzorgende functie. Een dergelijke supermarkt heeft de beschikking over een compleet assortiment aan droge kruidenierswaren met een aanvullend assortiment in versartikelen en artikelen voor de persoonlijke verzorging. Het assortiment van een dergelijke supermarkten bestaat uit meer dan 10.000 afzonderlijke artikelen. Hier kan de consument dan ook terecht voor alle boodschappen, waarbij van bijna alle producten meerdere keuzemogelijkheden (merk, prijs, inhoud) aanwezig zijn. Dergelijke reguliere supermarkten worden momenteel nieuw gebouwd met een omvang beginnend bij 1.200 m² wvo (1.500 m² bvo). Een discountsupermarkt wordt als minder passend beschouwd als wijkvoorziening vanwege het beperkte assortiment – slechts circa 1.000 afzonderlijke producten – bestaande uit uitsluitend discountproducten en een incompleet versaanbod. Een kleinschalig boodschappencentrum zou als aanvulling op de supermarkt kunnen beschikken over één of enkele aanvullende winkels in versartikelen, bloemen en/of drogisterijartikelen. De omvang van dit aanvullend aanbod zal beperkt blijven, omdat consumenten de grotere winkelcentra in de omgeving bezoeken om te gaan ‘winkelen’ voor kleding, luxe artikelen en/of woninginrichting. Tot slot kan het winkelaanbod aangevuld worden met een dienstverlener, zoals een kapper, en/of met horeca gericht op gemak en snelle service (broodjes/snacks). In totaal is er in de wijkwinkelvoorziening in Uden-Zuid als aanvulling op de supermarkt 200 m² wvo (250 m² bvo) aan commerciële ruimte beoogd.
085600.18534.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Eindhoven
Wijkvoorziening voor Uden-Zuid
2.3.
7
Detailhandelsstructuur gemeente Uden
Kwalitatieve positie wijkcentrum Uden-Zuid Uden is de hoofdkern van de gemeente Uden. Het centrumgebied van Uden ligt op circa 5 minuten rijden en circa 10 minuten fietsen van Uden-Zuid. Uden-Zuid ligt in het zuidelijk deel van de kern Uden, aan de zuidelijke kant van de N264, en ten westen van de kern Volkel. De wijk wordt voor autoverkeer hoofdzakelijk ontsloten via twee turborotondes, die aansluiten aan de N264, en per fiets via fietstunnels onder de N264 door. Uden-Zuid is een relatief jonge woonwijk, die medio jaren ’90 in ontwikkeling is genomen en sindsdien aanzienlijk is gegroeid. In de wijk worden nog steeds woningen gebouwd (zie paragraaf 2.1).
Figuur 2.1 Supermarkten gemeente Uden met centrumgebied kern Uden (rode arcering) en locatie wijkwinkelvoorziening Uden-Zuid (rode cirkel) Supermarktstructuur gemeente Uden Een groot deel van het huidige supermarktaanbod van de kern Uden is gesitueerd in en rondom het centrumgebied van Uden (figuur 2.1). Het overige supermarktaanbod in de kern is voornamelijk gesitueerd in de meer noordelijk gelegen woonwijken van Uden. Op dit moment zijn de inwoners van Uden-Zuid genoodzaakt om hun dagelijkse boodschappen buiten de eigen wijk te doen. Door de realisatie van de wijksupermarkt in Uden-Zuid krijgt de supermarktstructuur in Uden een evenwichtiger verdeling (figuur 2.2), waarbij iedere inwoner op relatief korte afstand een eigen supermarkt ter beschikking heeft (in hoofdstuk 3 is aandacht voor eventuele effecten van de beoogde ontwikkeling op de detailhandelsstructuur). De kernen Volkel en Odiliapeel hebben een eigen supermarkt: een Jumbo in Volkel en een Spar Odiliapeel. De inwoners van Volkel kunnen bij Jumbo terecht voor de meeste boodschappen, waardoor uitwijken naar andere supermarkten slechts beperkt plaatsvindt. Deze supermarkt zal daarom nauwelijks effect ondervinden van de realisatie van een wijksupermarkt in Uden-Zuid. Door het beperkte assortiment en de relatief hoge prijsstelling heeft de Spar in Odiliapeel hoofdzakelijk een functie voor de versaankopen en voor de ‘vergeten boodschappen’, want de grotere/ weekendboodschappen zullen veel inwoners van deze kern bij een andere supermarkten doen.
Rho adviseurs voor leefruimte. vestiging Eindhoven
085600.18534.00
8
Wijkvoorziening voor Uden-Zuid
Figuur 2.2 Verdeling supermarkten Uden (en Volkel) na realisatie wijkwinkelvoorziening Uden-Zuid
2.4.
Conclusie
De consument heeft behoefte aan de beschikbaarheid van een volwaardige boodschappenvoorziening om-de-hoek. Pas als dit aanbod ontbreekt of niet aan de wensen voldoet zoeken consumenten verder weg gelegen boodschappenaanbod. Om te kunnen voldoen aan de behoefte van consumenten in UdenZuid aan een eigen wijkwinkelvoorziening moet het centrum in ieder geval beschikken over een volwaardige reguliere supermarkt van hedendaagse omvang vanaf 1.200 m² wvo (1.500 m² bvo), waar one-stop-shopping mogelijk is. Als aanvulling op de supermarkt zou een complete boodschappenvoorziening nog kunnen beschikken over één of enkele aanvullende (vers)winkels, een dienstverlener en/of een horecavestiging gericht op snelle service. De beoogde locatie van de wijkwinkelvoorziening ligt centraal en goed bereikbaar in Uden-Zuid. Realisatie van de beoogde wijkgerichte supermarkt zorgt voor een evenwichtiger verdeling van supermarkten binnen de kern Uden. Gezien het voorgaande, wordt geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling aansluit bij de behoefte van de consument (trede 1 van de ladder voor duurzame verstedelijking). Ook is de ontwikkeling beoogd op een ruimtelijk passende locatie binnen bestaand stedelijk gebied, waarmee het voldoet aan trede 2 van de ladder voor duurzame verstedelijking. In hoofdstuk 3 wordt nagegaan of de ontwikkeling eventueel onaanvaardbare gevolgen kan hebben voor de voorzieningenstructuur.
085600.18534.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Eindhoven
Economische analyse
9
3. Economische analyse
3.1.
Marktomstandigheden dagelijkse goederen verzorgingsgebied
De economische analyse van het huidig functioneren van de detailhandel is gebaseerd op de uitgangspunten die zijn weergegeven in tabel 3.1. Tabel 3.1 Uitgangspunten economische analyse huidige situatie variabele inwonertal bestedingen aan dagelijkse goederen koopkrachtbinding
koopkrachttoevloeiing
omvang winkelaanbod
landelijk gemiddelde vloerproductiviteit
overwegingen Onderzoeksgebied van de analyse is de kern Uden. Stand per 01-01-2013. De Nederlandse gemiddelde toonbank-bestedingen Omdat de kern Uden een zeer compleet supermarktaanbod heeft in alle prijs-/servicesegmenten, aangevuld met speciaalzaken en drogisterijen is er weinig reden voor de inwoners van Uden om de dagelijkse goederen buiten de eigen kern te kopen. Hierdoor zal sprake zijn van een hoge koopkrachtbinding. Uden heeft een beperkt achterland met slecht enkele kleine kernen. De naastgelegen kern Volkel (eveneens gemeente Uden) beschikt over een eigen supermarkt, waardoor deze consumenten slechts in beperkte mate zullen uitwijken naar Uden voor de boodschappen. Deze omstandigheden maken dat de toevloeiing relatief beperkt zal zijn. De winkelsector dagelijkse goederen in de kern Uden is uitgangspunt van de analyse. Deze sector bestaat uit supermarkten, versspeciaalzaken en winkels in persoonlijke verzorging. Uitgangspunt is dat de detailhandel economisch-duurzaam kan functioneren bij een omzet per m² wvo die overeenkomt met het landelijk gemiddelde. Voor dit landelijke gemiddelde wordt een bandbreedte gehanteerd, omdat door de voortdurende vergroting van het oppervlak van supermarkten de gerealiseerde omzet per m² supermarkt lager wordt, want de vergroting van de supermarkt leidt namelijk niet tot een evenredige toename van de omzet, waardoor de omzet per m² wvo lager wordt. 4 van de 6 reguliere supermarkten in de kern Uden zijn groter dan de hedendaagse 1.200 m² wvo, daarom is in de analyse de gekozen bandbreedte in de benodigde omzet voor economisch-duurzaam functioneren passend voor de kern Uden.
Rho adviseurs voor leefruimte. vestiging Eindhoven
waarde 35.505 inwoners
bron CBS, 2014
€ 2.270,- per persoon per jaar circa 95% van het bestedingspotentieel van de inwoners van de kern Uden komt bij de winkels in de eigen kern terecht.
HBD, december 2013 -
circa 15% van de omzet van de winkels in de kern Uden is afkomstig van bestedingen van consumenten van buiten de kern. 13.399 m² wvo
€ 6.380 – € 7.090 per m² wvo per jaar
Locatus, mei 2014
HBD, december 2013
085600.18534.00
10
Economische analyse
In tabel 3.2 zijn de huidige marktomstandigheden in de kern Uden weergegeven uitgaande van de bovengenoemde uitgangspunten. Hieruit komt naar voren dat de markt in de kern Uden momenteel rond het gemiddelde functioneert. In dergelijke economische omstandigheden is er voor alle winkels in dagelijkse goederen in beginsel voldoende omzet te behalen voor economisch-duurzaam functioneren. Tabel 3.2 Marktomstandigheden winkelsector dagelijkse goederen kern Uden (2014) inwoners kern Uden
35.505
toonbankbestedingen dagelijkse goederen
€ 2.270
bestedingspotentieel koopkrachtbinding
€ 80.600.000 95%
gebonden bestedingen
€ 77.000.000
koopkrachttoevloeiing
15%
omzet uit toevloeiing
€ 14.100.000
totale omzet winkels dagelijkse goederen
€ 91.100.000
aanwezige m² dagelijkse goederen
13.399
omzet per m² in kern Uden
€ 6.800
gemiddelde omzet per m² omstandigheden Uden ten opzichte van gemiddelde %
3.2.
€ 6.380 – € 7.090 +7% – -4%
Effect realisatie supermarkt Uden-Zuid
Gewijzigde uitgangspunten In de analyse wordt het oppervlak van de nieuwe supermarkt meegenomen: 1.200 m² wvo. De beoogde wijkvoorziening is hoofdzakelijk gericht op het bedienen van de eigen wijk, daarom zal deze geen invloed hebben op de koopstromen naar de kern Uden. De wijkwinkelvoorziening in Uden-Zuid wordt gebouwd om voor langere tijd te kunnen functioneren, daarom wordt de bevolkingsontwikkeling meegenomen in de analyse van de marktomstandigheden (zie paragraaf 2.1). De prognose van de groei van het inwonertal als gevolg van de woningbouw in UdenZuid (op basis van conservatieve uitgangspunten) komt overeen met de verwachtingen van de PRIMOSprognose (mei 2014). De groei van inwonertal wordt geprognosticeerd op 1.150 personen binnen de komende bestemmingsplanperiode. Economisch effect van de realisatie van de supermarkt in Uden-Zuid Na realisatie van de supermarkt in Uden-Zuid zal de gemiddelde omzet van de detailhandel in dagelijkse goederen in de kern Uden (beperkt) beneden het landelijk gemiddelde uitkomen (tabel 3.3). Bij deze verwachte economische omstandigheden – +1% tot -9% ten opzichte van het landelijk gemiddelde – is er in beginsel voldoende omzet te behalen voor economisch duurzaam-functioneren van de winkels in dagelijkse goederen in de kern Uden. Dergelijke marktomstandigheden worden gezien als behorend tot de normale concurrentieverhoudingen. Omdat de beoogde supermarkt wijkgericht zal zijn, zal deze geen invloed hebben op de koopstromen naar Uden. Dit betekent dat de afvloeiing van bestedingen vanuit andere kernen naar Uden niet zal wijzigen. De beoogde ontwikkeling in Uden-Zuid heeft daarom geen economische invloed op het winkelaanbod in de omgeving van de kern Uden, omdat het hier gaat om wijkgerichte voorziening . Van onaanvaardbare effecten op het woon-, leef- en ondernemersklimaat in de kernen rond Uden is dan ook geen sprake.
085600.18534.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Eindhoven
Economische analyse
11
Tabel 3.3 Toekomstige marktomstandigheden winkelsector dagelijkse goederen kern Uden (2024) jaar inwoners kern Uden toonbankbestedingen dagelijkse goederen bestedingspotentieel koopkrachtbinding
2024
toelichting gewijzigde variabele +1.150 inwoners kern Uden 36.655 (zie paragraaf 2.1) € 2.270
€ 83.200.000 95%
gebonden bestedingen
€ 79.400.000
koopkrachttoevloeiing
15%
omzet uit toevloeiing
€ 14.600.000
totale omzet winkels dagelijkse goederen
€ 94.000.000
aanwezige m² dagelijkse goederen
14.600
omzet per m² in kern Uden
€ 6.440
gemiddelde omzet per m² omstandigheden Uden ten opzichte van gemiddelde %
+1.200 m² wvo supermarkt Uden-Zuid (zie paragraaf 2.2)
€ 6.380 – € 7.090 +1% – -9%
Geconcludeerd wordt dat de beoogde toevoeging van de wijkwinkelvoorziening in Uden-Zuid past binnen de marktomstandigheden in de kern Uden, mede daarom sluit de ontwikkeling aan op de behoefte van consumenten. Verder wordt geconcludeerd dat na toevoeging van de supermarktvoorziening in Uden-Zuid alle winkels in dagelijkse goederen in de kern Uden en in de omliggende kernen naar alle verwachting voldoende omzet kunnen behalen voor economisch-duurzaam functioneren. Als gevolg van de ontwikkeling zullen er dan ook geen winkels de deuren hoeven te sluiten. De beoogde ontwikkeling heeft daarom geen onaanvaardbare gevolgen voor het woon-, leef- en ondernemersklimaat. Mogelijke ruimtelijke gevolgen ontwikkeling In de voorgaande economische analyse is geconcludeerd dat de beoogde realisatie van de winkelvoorziening in Uden-Zuid past binnen de marktomstandigheden in Uden. De gewenste supermarkt binnen de wijkvoorziening kan voortkomen uit: 1. nieuwvestiging van een supermarkt: door a) een nieuwe speler in Uden of door b) het openen van extra filiaal door een bestaande supermarkt in Uden; 2. verplaatsing van een bestaande supermarkt in Uden. De vraag is of de ruimtelijke gevolgen van het bieden van ruimte voor de realisatie van een wijkwinkelvoorziening onaanvaardbaar zouden zijn ten aanzien van het woon-, leef- en ondernemersklimaat. Het bieden van ruimte voor winkelontwikkeling is positief voor het ondernemersklimaat Ondernemers moeten altijd rekening houden met de concurrentie. Ontwikkelingen en innovaties van concurrenten, in welke vorm dan ook, kunnen altijd effect hebben op de omzetmogelijkheden van een winkel. Detailhandelsontwikkeling heeft daarom in beginsel geen onaanvaardbare gevolgen voor het ondernemersklimaat in een gebied. Het bieden van ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden voor detailhandel wordt zelfs gezien als positief voor het ondernemersklimaat, omdat het bedrijven de ruimte biedt om te ontwikkelen – te ondernemen. De gemeente Uden biedt ruimte voor nieuwe winkels op een daarvoor ruimtelijk passende locatie, op een plek waar consumenten behoefte hebben aan wijkgerichte winkelvoorzieningen en in een omgeving met voldoende draagvlak, waardoor een rendabele exploitatie mogelijk is. In die zin is er dan ook geen sprake van een onaanvaardbaar effect op het ondernemersklimaat.
Rho adviseurs voor leefruimte. vestiging Eindhoven
085600.18534.00
12
Economische analyse
Bij verplaatsing van een supermarkt naar Uden-Zuid geen onaanvaardbaar gevolg voor het woon- en leefklimaat Mogelijk kiest één van de huidige supermarktbedrijven in Uden ervoor te verplaatsen naar de nieuwe locatie in Uden-Zuid om zodoende de markt beter te kunnen benaderen.
Figuur 3.1 Supermarkten (ligging bij benadering) naar formule en omvang in m² wvo (Locatus, mei 2014) in de gemeente Uden met centrumgebied Uden (rode arcering) Met name de solitair gelegen supermarkten zouden verplaatsing kunnen overwegen, omdat de supermarkten die onderdeel zijn van een winkelcentrum profiteren van de aantrekkingskracht van de concentratie van winkels en voorzieningen ter plaatse. Mogelijk zal daarom één van de volgende drie supermarkten verplaatsing overwegen: De Jan Linders in het noorden van Uden: deze winkels is met 640 m² wvo momenteel te klein voor een reguliere full-service supermarkt, daarom zal deze winkel naar verwachting willen vergroten om gelijke tred te houden met de overige supermarkten in de kern Uden. Als dit niet lukt op de huidige locatie kan deze winkel overwegen te verplaatsen naar Uden-Zuid. Het vertrek van deze supermarkt geeft geen onaanvaardbaar effect op het woon-, en leefklimaat, omdat inwoners van dit deel van de kern Uden in de directe omgeving terecht kunnen bij Jumbo. Ook kan de min of meer solitair gelegen winkelruimte bij vertrek van Jan Linders naar verwachting heringevuld worden met detailhandel (waaronder een andere supermarkt) of een andere functie. De Emté ten zuidoosten van het centrumgebied: deze supermarkt bevindt zich even buiten het centrumgebied en ligt dicht bij de Plus-supermarkt aan de overzijde van de Velmolenweg. Deze ligging betekent een matige positie hebben binnen de supermarktstructuur van Uden. Verder bestaat voor de Emté het risico dat de toestroom van het aantal klanten vanuit Uden-Zuid vermindert door de ontwikkeling van de wijkwinkelvoorziening. Om dit risico voor te zijn en om voldoende omzet te kunnen blijven halen kan de supermarkt overwegen te verplaatsen. De huidige omvang van Emté van circa 1.300 m² wvo betekent dat het ruimteverlies na verplaatsing is te overzien. De Plus ten zuidoosten van het centrumgebied: voor deze supermarkt geldt hetzelfde als voor de tegenovergelegen vestiging van Emté. Echter, de Plus heeft momenteel een omvang van 1.600 m² wvo, waardoor de winkel na verplaatsing fors zou verkleinen. Dit maakt een verhuizing door Plus onwaarschijnlijk.
085600.18534.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Eindhoven
Economische analyse
13
Dat één van de bovengenoemde supermarkten zal verplaatsen is onzeker en is afhankelijk van vele factoren. De conclusie blijft in ieder geval overeind dat het bieden van ruimte voor de realisatie van het beoogde wijkwinkelcentrum geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor het woon-, leef- en ondernemersklimaat in de kern Uden. Want de supermarkt in Uden-Zuid komt centraal binnen het marktgebied Uden-Zuid te liggen en op afstand van de concurrentie, hetgeen positief is voor de omzetmogelijkheden van de supermarkt in Uden-Zuid (figuur 3.2).
Figuur 3.2 Te verwachten verdeling supermarkten Uden (en Volkel) na realisatie wijkwinkelvoorziening Uden-Zuid
3.3.
Passend aanvullend aanbod
Winkeldataleverancier Locatus definieert een wijkwinkelvoorziening zoals beoogd in Uden-Zuid als ‘supermarktcentrum’. In de plaatsen met 30.000 tot 50.000 inwoners in Nederland bestaan dergelijke centra doorgaans uit één volwaardige supermarkt, enkele verszaken en soms nog een winkel in nonfood: drogisterijartikelen of bloemen. Als aanvulling op het winkelaanbod zijn er in een ‘supermarktcentrum’ doorgaans nog een horecavestiging (gericht op snelle service) en een persoonlijke dienstverlener (kapper, (para)medisch). Dit sluit aan bij de behoefte van de consument aan lichte horeca en persoonlijke dienstverlening in de eigen woonomgeving. In de beoogde wijkwinkelvoorziening voor Uden-Zuid is naast de supermarkt van 1.200 m² wvo nog 200 m² wvo opgenomen ten behoeve van aanvullend aanbod. Dit geeft ruimte voor enkele units (naar verwachting maximaal 2) die kunnen worden ingevuld met één/enkele winkels, een horecavestiging en/of een dienstverlener. Dit aanvullend voorzieningenaanbod is hoofdzakelijk wijkgericht en heeft door de beperkte omvang nauwelijks invloed op de voorzieningenstructuur in de kern Uden. Realisatie van het aanvullende aanbod heeft daarom geen onaanvaardbare invloed op het woon-, leef -en ondernemersklimaat.
Rho adviseurs voor leefruimte. vestiging Eindhoven
085600.18534.00
14
3.4.
Economische analyse
Effect op de leegstand in het marktgebied
Duurzame verstedelijking De overheid richt zich op een ruimtelijk-duurzame stedelijke ontwikkeling. In dat kader is door het rijk de ladder voor duurzame verstedelijking vastgesteld (art. 3.1.6. lid 2 Bro). Dit afwegingskader moet worden gevolgd bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Bij de ontwikkeling van winkelcentra is het van belang dat er voldoende behoefte bestaat aan de ontwikkeling. In het voorgaande is de behoefte aan een volwaardig supermarktcentrum voor Uden-Zuid afdoende vastgesteld. Vervolgens is het van belang dat de ontwikkeling van het supermarktcentrum in Uden-Zuid geen onaanvaardbaar effect heeft op de leegstand in Uden. Een onaanvaardbare toename van de leegstand wordt namelijk in strijd geacht met een duurzame verstedelijking. Momenteel lage leegstand – ontwikkeling past binnen de behoefte In Uden is de leegstand vergelijkbaar met het gemiddelde in kernen met 30.000-50.000 inwoners (tabel 3.4). Dit geeft een indicatie dat de markt goed functioneert in Uden, waarbij er ruimte is voor investeringen en ontwikkeling van de detailhandel. Tabel 3.4 Leegstand in de kern Uden vergeleken met het gemiddelde in kernen van met vergelijkbaar inwonertal (Locatus, stand per 01-05-2014; de leegstand kan inmiddels afgenomen zijn door invulling van leegstaande panden) kernen met 30.000kern Uden 50.000 inwoners aantal winkels 8% 9% winkelvloeroppervlak 12% 12% Eerder is geconcludeerd dat de ontwikkeling van de wijkvoorziening in Uden-Zuid naar verwachting niet tot gevolg heeft dat overige winkels in Uden niet meer rendabel zijn en de deuren moeten sluiten. De leegstand zal daarom in beginsel niet toenemen als gevolg van realisatie van de wijkwinkelvoorziening in Uden-Zuid met nieuwvestiging van een supermarkt. Er is in het voorgaande een scenario geschetst waarbij een supermarkt in de kern Uden verplaatst naar Uden-Zuid om de winstgevendheid in de toekomst te behouden, daardoor zal de winkelruimte van de te verplaatsen supermarkt vrijkomen. Geconcludeerd wordt dat het niet onaanvaardbaar is dat elders in Uden een winkelruimte vrijkomt door de ontwikkeling in Uden-Zuid. Naar verwachting kan deze heringevuld worden met opnieuw detailhandel, waaronder een supermarkt, of met een andere functie (wonen, dienstverlening, bedrijf). Herinvulling met een supermarkt is minder waarschijnlijk, omdat de kansen voor een rendabele exploitatie beperkt zijn. Er wordt echter niet voor gekozen om in het kader van de ontwikkeling in UdenZuid van een achterblijvende locatie (bij verplaatsing) de winkelfunctie weg te bestemmen. Door een ruime bestemming te handhaven blijven immers de meeste mogelijkheden voor een nieuwe invulling. De conclusie dat er geen onaanvaardbare gevolgen zijn voor de leegstand wordt versterkt door het feit dat de wijkwinkelvoorziening in Uden-Zuid zich hoofdzakelijk richt op de boodschappen – dus de sector dagelijkse goederen. Voor de meeste niet-dagelijkse goederen, maar ook voor discount-boodschappen, zullen de inwoners van de Uden-Zuid blijven uitwijken naar elders. Vooral het centrumgebied van Uden zal een belangrijke rol hierin blijven hebben. Een toename van de leegstand in de winkelcentra van Uden is daarom niet te verwachten.
085600.18534.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Eindhoven
Conclusies
15
4. Conclusies
De conclusies in dit hoofdstuk worden gegeven aan de hand van de beantwoording van de hoofdvragen uit in hoofdstuk 1. Bestaat er actuele regionale behoefte aan een boodschappenvoorziening voor de wijk Uden-Zuid (in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking – artikel 3.1.6. Bro)? De consument heeft behoefte aan de beschikbaarheid van winkels in boodschappen om-de-hoek. Om de inwoners van Uden-Zuid optimaal te kunnen bedienen zou het beoogde wijkcentrum moeten aansluiten bij de behoefte bij consumenten aan one-stop-shopping voor de boodschappen, waarbij zij met één maal parkeren alle boodschappen kunnen aanschaffen. Hierin wordt voorzien met de beoogde reguliere supermarkt (met beperkt aanvullend consumentgericht aanbod). De beoogde locatie van de wijkwinkelvoorziening ligt centraal en goed bereikbaar in Uden-Zuid. Realisatie van de beoogde wijkgerichte supermarkt zorgt voor een evenwichtiger verdeling van supermarkten binnen de kern Uden. Gezien het voorgaande, wordt geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling aansluit bij de behoefte van de consument (trede 1 van de ladder voor duurzame verstedelijking). Ook is de ontwikkeling beoogd op een ruimtelijk passende locatie binnen bestaand stedelijk gebied, waarmee het voldoet aan trede 2 van de ladder voor duurzame verstedelijking. Welke omvang en overige randvoorwaarden heeft een volwaardige en toekomstbestendige boodschappenvoorziening? Cruciaal voor een boodschappencentrum gericht op one-stop-shopping is een volwaardige reguliere supermarkt met een wijkverzorgende functie. Dergelijke supermarkten worden momenteel nieuw gebouwd met een omvang beginnend bij 1.200 m² wvo (1.500 m² bvo). Een dergelijke supermarkt heeft de beschikking over een compleet assortiment (meer dan 10.000 afzonderlijke artikelen) aan verse en droge kruidenierswaren met een aanvullend assortiment in frequent benodigde non-food. De consument kan er terecht voor alle boodschappen, waarbij van bijna alle producten meerdere keuzemogelijkheden (merk, prijs, inhoud) aanwezig zijn. Naast de volwaardige supermarkt kan een wijkwinkelvoorziening nog bestaan uit enkele verszaken en soms nog een winkel in non-food: drogisterijartikelen of bloemen. Als aanvulling op het winkelaanbod zijn er in een ‘supermarktcentrum’ doorgaans nog een horecavestiging (gericht op snelle service) en een persoonlijke dienstverlener (kapper, (para)medisch). Dit sluit aan bij de behoefte van de consument aan lichte horeca en persoonlijke dienstverlening in de eigen woonomgeving. De beoogde omvang van de volwaardige supermarkt van 1.200 m² wvo en het aanvullend aanbod van 200 m² wvo sluit aan bij de gemiddelde van wijkwinkelvoorzieningen in kernen met 30.000-50.000 inwoners.
Rho adviseurs voor leefruimte. vestiging Eindhoven
085600.18534.00
16
Conclusies
Past de ontwikkeling van de wijkvoorziening binnen een complementaire detailhandelsstructuur in de gemeente Uden? Na realisatie van de beoogde wijkwinkelvoorziening in Uden-Zuid zal de omzet van de detailhandel in dagelijkse goederen in de kern Uden rond het landelijk gemiddelde uitkomen. Bij deze verwachte economische omstandigheden is er in beginsel voldoende omzet te behalen voor economisch duurzaam-functioneren van de winkels in dagelijkse goederen in Uden. Geconcludeerd wordt dat de beoogde toevoeging van de wijkwinkelvoorziening in Uden-Zuid past binnen de marktomstandigheden in de kern Uden, mede daarom sluit de ontwikkeling aan op de behoefte van consumenten. De gewenste supermarkt binnen de wijkvoorziening in Uden-Zuid kan voortkomen uit: 1. nieuwvestiging van een supermarkt: door a) een nieuwe speler in Uden of door b) het openen van extra filiaal door een bestaande supermarkt in Uden; 2. verplaatsing van een bestaande supermarkt in Uden. Het is nog niet zeker welke van de bovenstaande situaties zal optreden, maar de ruimtelijke gevolgen van alle mogelijkheden zijn aanvaardbaar. De wijkwinkelvoorziening van Uden-Zuid komt namelijk hoe dan ook centraal binnen het marktgebied Uden-Zuid te liggen en op afstand van de concurrentie, hetgeen positief is voor de omzetmogelijkheden van de supermarkt in Uden-Zuid. Ook wordt de verdeling van supermarkten over de kern Uden evenwichtiger door de beoogde ontwikkeling. Is er sprake van een duurzame ontwrichting van detailhandelsstructuur danwel onaanvaardbare effecten op het woon-, leef- en ondernemersklimaat na de realisatie van de wijkvoorziening? Na realisatie van het wijkcentrum (zowel bij nieuwvestiging als bij verplaatsing van een supermarkt) blijft er voldoende omzet te behalen voor economisch-duurzaam functioneren van alle detailhandel in dagelijkse goederen in de kern Uden, daarom hoeven er geen winkels te sluiten als gevolg van de beoogde ontwikkeling. De leegstand zal dan ook niet of nauwelijks toenemen als gevolg van de ontwikkeling. Van onaanvaardbare effecten op het woon-, leef- en ondernemersklimaat in de kern Uden is dan ook geen sprake. Door de verbeterde verdeling van de boodschappenvoorzieningen over Uden kunnen inwoners op aanvaardbare afstand, goed blijven voorzien in de eerste levensbehoeften. Van een duurzame ontwrichting van de voorzieningenstructuur is dan ook geen sprake. De beoogde wijkvoorziening is hoofdzakelijk gericht op het bedienen van de eigen wijk, daarom zal deze (zowel bij nieuwvestiging als bij verplaatsing van een supermarkt) geen invloed hebben op de mate van koopkrachttoevloeiing van buiten de kern Uden. Dit betekent dat de afvloeiing van bestedingen vanuit andere kernen naar Uden niet zal wijzigen. De beoogde ontwikkeling in Uden-Zuid heeft daarom geen economische invloed op het winkelaanbod in de grotere regio. Van onaanvaardbare effecten op het woon-, leef- en ondernemersklimaat in de kernen rond Uden is dan ook geen sprake. Het bieden van ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden voor detailhandel wordt gezien als positief voor het ondernemersklimaat, omdat het bedrijven de ruimte biedt om te ontwikkelen – te ondernemen. De gemeente Uden biedt ruimte voor nieuwe winkels op een daarvoor ruimtelijk passende locatie, op een plek waar consumenten behoefte hebben aan wijkgerichte winkelvoorzieningen en in een omgeving met voldoende draagvlak, waardoor een rendabele exploitatie mogelijk is. In die zin is er dan ook geen sprake van een onaanvaardbaar effect op het ondernemersklimaat.
085600.18534.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Eindhoven
Conclusies
Rho adviseurs voor leefruimte. vestiging Eindhoven
17
085600.18534.00
155
Bijlage 5
Archeologisch onderzoek
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
Transect-rapport 509 Centrumvoorziening Uden-Zuid Gemeente Uden (Noord-Brabant) Inventariserend Veldonderzoek door middel van Proefsleuven
Auteur
Drs. A. Hakvoort
Versie
Definitief
Projectcode
14070043
Datum
11-09-2014
Opdrachtgever
Gemeente Uden Postbus 83 5400 AB Uden Transect
Uitvoerder
Australiëlaan 5-a 3526 AB Utrecht Onderzoeksmelding
62.965
Bevoegde overheid Deskundige namens overheid Beheer documentatie
Gemeente Uden Dhr. F.P. Kortlang, ArchAeO Transect, Utrecht
Autorisatie Naam Drs. A.A. Kerkhoven (Senior archeoloog)
Datum
Paraaf
11-09-2014
ISSN: 2211-7067 © Transect, Utrecht Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. Transect aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.
Australiëlaan 5-a 3526 AB Utrecht
T: 030-7620705 F: 030-7620706 E: [email protected]
Samenvatting In opdracht van de gemeente Uden heeft Transect in augustus 2014 een Inventariserend Veldonderzoek door middel van Proefsleuven (IVO-P) uitgevoerd in een park aan de Sesterlaan in Uden (gemeente Uden). Aanleiding voor dit onderzoek is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan in het kader van ‘Centrumvoorziening Uden-Zuid’, dat de realisatie van een supermarkt, parkeervoorzieningen en groengebied mogelijk moet maken. Bij deze herontwikkeling zal grondverzet gaan plaatsvinden, waarbij de oorspronkelijke bodemopbouw en eventueel daarin aanwezige archeologische resten zullen worden verstoord. Teneinde inzicht te krijgen in dergelijke resten is een archeologisch onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van dergelijke resten binnen het plangebied. Conclusies Op basis van het proefsleuvenonderzoek kunnen de volgende conclusies getrokken worden: Het plangebied bevindt zich landschappelijk gezien op een relatief hooggelegen plateau-achtige horst, die is afgedekt door een (dun) akkerdek. De ondergrond bestaat uit grof zand, met bijmenging van grind. Binnen de grenzen van het plangebied zijn geen bewoningsresten aangetroffen. De archeologische sporen beperken zich tot resten van greppels, behorend bij een percelering van het terrein. De percelering gaat zeker voor een groot deel terug tot de percelering die op de kadasterkaart 1832 zichtbaar is. Tijdens het onderzoek is een langwerpige, diepe kuil in het zuidwestelijk deel van het terrein e e gevonden. De kuil dateert vermoedelijk uit de 18 of 19 eeuw, hoewel deze niet zichtbaar is op de kadasterkaart uit 1832. Er is eveneens geen vondstmateriaal in de kuil gevonden die de ouderdom bevestigd. Daardoor kan de kuil functioneel moeilijk verklaard worden. Te denken valt aan een kuil voor agrarische doeleinden, zoals een drenkkuil voor het vee, een bluskuil of een kuil waarin men water gebruikte voor verschillende doeleinden (bijvoorbeeld vlas rooten). Selectieadvies Het archeologisch niveau in het plangebied is getuige de aanwezigheid van in- en uitspoelingslagen in de top van het pleistocene zand nog goed bewaard gebleven. Er zijn echter geen archeologische resten aangetroffen die wijzen op een archeologische vindplaats. Wel zijn op diverse plekken greppels aanwezig, maar op grond van de lage waardering zijn deze niet behoudenswaardig. Een archeologisch vervolgtraject is daarmee niet noodzakelijk en het terrein kan vrijgegeven worden voor verdere ontwikkeling van de nieuwbouw. Wel is de uitvoerder van de grondwerkzaamheden verplicht conform de Monumentenwet artikel 53 om eventuele vondsten bij de bevoegde overheid te melden, in deze de gemeente Uden.
Inhoud 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Aanleiding.......................................................................................................................................... 6 Resultaten vooronderzoek ................................................................................................................ 7 Aard en doel van het archeologisch onderzoek ................................................................................ 9 Resultaten veldonderzoek ............................................................................................................... 11 Synthese .......................................................................................................................................... 22 Beantwoording van de onderzoeksvragen ...................................................................................... 23 Conclusies, waardestelling en advies .............................................................................................. 26 Geraadpleegde bronnen ................................................................................................................. 28
Bijlage 1: Geomorfologische Kaart .......................................................................................................... 29 Bijlage 2: Bodemkaart ............................................................................................................................. 30 Bijlage 3: Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) .............................................................................. 30 Bijlage 4: Allesporenkaart ....................................................................................................................... 31 Bijlage 5: Sporenvlakken van proefsleuven 1 t/m 6 ................................................................................ 33 Bijlage 6: Coupetekeningen van de greppels s42 (links), s44 (rechts) en s55 (onder) ............................ 35
1. Aanleiding Gemeente
Uden
Plaats
Uden
Toponiem
Centrumvoorziening Uden-Zuid
Kaartblad
45H
Centrumcoördinaat
171.446 / 406.287 1
In opdracht van de gemeente Uden heeft Transect in augustus 2014 een Inventariserend Veldonderzoek (waarderende fase) door middel van Proefsleuven (IVO-P) uitgevoerd in een park aan de Sesterlaan in Uden (gemeente Uden). Aanleiding voor dit onderzoek is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan in het kader van ‘Centrumvoorziening Uden-Zuid’, dat de realisatie van een supermarkt, parkeervoorzieningen en groengebied mogelijk moet maken. Bij deze herontwikkeling zal grondverzet gaan plaatsvinden, waarbij de oorspronkelijke bodemopbouw en eventueel daarin aanwezige archeologische resten zullen worden verstoord. Teneinde inzicht te krijgen in de mogelijke aanwezigheid van dergelijke resten is een archeologisch onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van dergelijke resten binnen het plangebied. Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd in overeenstemming met het PvE (Kortlang, 2014) en de eisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.3.
Figuur 1: Plangebied (rode lijnen) op de topografische kaart
1
Transect Archeologie beschikt over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet, verleend door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).
6
2. Resultaten vooronderzoek Algemeen Voor het plangebied Centrumvoorziening Uden-Zuid wordt momenteel een bestemmingsplan voorbereid. In het kader daarvan wenst de gemeente Uden een Inventariserend Veldonderzoek door middel van Proefsleuven te laten uitvoeren, teneinde inzicht te krijgen in de aan- of afwezigheid van behoudenswaardige archeologische resten. De gemeente Uden beschikt (nog) niet over een archeologische beleidskaart en er is geen archeologisch vooronderzoek uitgevoerd. Het plangebied heeft op basis van de beschikbare bodemkundige en archeologische waarden een middelhoge verwachting gekregen voor de aanwezigheid van archeologische waarden. Geomorfologie, bodem en grondwater Op basis van de geomorfologische kaart (bijlage 1) maakt het plangebied deel uit van een plateauachtige horst, met pleistocene rivierafzettingen relatief dicht aan de oppervlakte (kaartcode 4F1). De rivierafzettingen bestaan uit grind en zand afkomstig van de Maas. Volgens de bodemkaart (bijlage 2) heeft zich in de top van deze afzettingen een laarpodzol gevormd (kaartcode cHn21). Aan de zuidzijde van het plangebied zijn gooreerdgronden gekarteerd (kaartcode pZn21). Voorafgaand aan het proefsleuvenonderzoek zijn door de opsteller van het Programma van Eisen enkele proefboringen gezet die wijzen op de aanwezigheid van sterk grindig zand afgedekt door een relatief dun akkerdek van gemiddeld 40 – 50 cm dik. In de top van het sterk grindige zand is een restant van een podzol aanwezig. Archeologische status Het plangebied heeft volgens het centraal archeologisch informatiesysteem (Archis2) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) geen archeologisch wettelijk beschermde status en het is ook niet opgenomen op de Archeologische MonumentenKaart (AMK). In het PvE worden enkele vondstmeldingen ten westen van het plangebied genoemd. Hier zijn door een amateurarcheoloog vondsten verzameld uit het Mesolithicum tot en met de Late Middeleeuwen / Nieuwe Tijd. Deze vindplaatsen zijn echter gelegen op de hoger gelegen gronden, afgedekt door dikkere esdekken. Bekende historische gegevens Op het kadastrale minuutplan van 1811-1832 is het plangebied onbebouwd; het plangebied is gelegen in een ruim opgezet akkerareaal, waarvan de hoeves in de zuidwestelijke hoek liggen, weergegeven met de naam Achterste Hoenderbos (figuur 2).
7
Figuur 2: Uitsnede van de kadasterkaart 1832, met het gehucht Achterste Hoenderbos.
8
3. Aard en doel van het archeologisch onderzoek Het doel van het Inventariserend Veldonderzoek door middel van Proefsleuven is inzicht te verkrijgen in de aan- of afwezigheid van archeologische resten binnen het plangebied. Indien aanwezig, zal de aard, datering, omvang, gaafheid, conservering hiervan worden bepaald. Op basis hiervan zal bepaald worden of en in hoeverre de resten behoudenswaardig zijn. Indien de resten behoudenswaardig waren, voorzag het onderzoek tevens in het opgraven en veiligstellen van deze resten (waarden, doorstart naar een opgraving). Met het onderzoek wordt getracht de volgende vragen te beantwoorden: 1. Zijn er archeologische resten (sporen, structuren, vondsten) in de bodem aanwezig, of zijn er aanwijzingen dat deze hier verwacht mogen worden? 2. Wat is de begrenzing en de ruimtelijke spreiding, zowel in horizontale als verticale zin, van de sporen en wat is de onderlinge samenhang? 3. In welke lagen, zones of gebieden bevinden zich goed geconserveerde archeologische resten of waar zijn ze te verwachten? Wat is de mate van conservering en gaafheid van de archeologische resten? 4. Indien er archeologische resten aanwezig zijn, kunnen er binnen het plangebied aparte vindplaatsen onderscheiden worden, en zo ja, op welke gronden? 5. Wat is er per archeologische vindplaats: a. De ligging (inclusief diepteligging) en begrenzing b. De geologische en/of bodemkundige eenheid c. De omvang (inclusief verticale dimensies) d. Aard / complextype / functie e. De samenstelling van de archeologische resten (grondsporen en mobilia) f. De vondst- en spoordichtheid g. De stratigrafie h. De ouderdom, periodisering, typo-chronologische classificatie 6. Wat is het paleo-ecologische potentieel van het onderzoeksgebied? Zijn er locaties binnen het plangebied die voor analyse bemonsterd kunnen worden? 7. Zijn er aanwijzingen voor landgebruik (off-site patronen) in de zin van wegen, perceelsindeling, akkers, grondstofwinning, vennen, et cetera? 8. Kunnen meerdere bewoningsfasen (relatief en absoluut) onderscheiden worden? 9. Zijn er aanwijzingen voor agrarische en/of ambachtelijke activiteiten? Zo ja, waaruit blijkt dat en welke kenmerken zijn hieraan te geven? 10. Is er een verwachting dat buiten het nu onderzochte gebied nog resten van aangetroffen vindplaatsen aanwezig zijn en wat is de verwachting omtrent de fysische en inhoudelijke kwaliteit daarvan? Met betrekking tot Landschap en bodem: 11. Wat is de fysiek-landschappelijke ligging van de vindplaats(en) (geologie, bodemkunde, geomorfologie, afstand tot water, reliëf)? 12. Hoe is de opbouw van het profiel in bodemkundige zin? Wat zijn de kenmerken van de stratigrafische eenheden? Is er sprake van loopvlakken, begraven bodems, ophogingslagen of cultuurlagen? 13. Kan aan de hand van archeologisch vondstmateriaal uit het akkerdek een uitspraak worden gedaan over de ouderdom en/of de vorming van dit akkerdek? 14. Welke postdepositionele processen hebben zich afgespeeld en wat is het effect daarvan op de archeologische resten? 9
De resultaten van het Inventariserend Veldonderzoek door middel van Proefsleuven zijn verwoord in dit rapport, waarin getracht wordt op bovenstaande vragen antwoord te geven. Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.3 (KNA 3.3) en het Programma van Eisen voor dit onderzoek (Kortlang, 2014).
10
4. Resultaten veldonderzoek Onderzoeksmethodiek Voorafgaand aan het onderzoek is een indicatief puttenplan opgesteld, waarin voorzien is in de aanleg van zes proefsleuven. Twee daarvan zijn optioneel. De proefsleuven zijn alle 4 meter breed, met wisselende lengtes en lagen verspreid gelegen over het plangebied. Ze hebben een oriëntatie van noord naar zuid. Op basis van kabel- en leidinginformatie is de meest oostelijke sleuf verplaatst door de ligging van een hogedruk-gasleiding, was het noodzakelijk de meest oostelijke sleuf te verplaatsen richting oosten. De sleuven zijn uitgezet door middel van dGPS en waar noodzakelijk zijn ze iets verplaats in verband met de aanwezigheid van struiken en hekwerk. De uiteindelijke ligging van de sleuven is weergegeven in bijlage 4. De sporenvlakken per proefsleuf zijn afgebeeld in bijlage 5. De proefsleuven zijn met een mobiele graafmachine met ‘gladde’ bak uitgegraven, onder begeleiding van de KNA senior archeoloog. Tijdens het machinaal verdiepen zijn de vlakken en putwanden geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische sporen en/of vondsten. Hierbij is ook gebruik gemaakt van een metaaldetector, zowel voor wat betreft de bouwvoor, het tussenliggende akkerpakket als voor wat betreft het aangelegde sporenvlak, waarbij geen ‘discriminatie’ op ijzer is ingesteld. Na aanleg van het relevante archeologische vlak, i.c. de top van het grove zand onder het akkerdek, is dit gefotografeerd, waarbij zowel een overzichtsfoto van het gehele vlak, als deelfoto’s per vlakdeel zijn genomen. Het vlak is geïnterpreteerd op sporen, zowel archeologische als natuurlijke, door het “in te krassen”. Het vlak is vervolgens ingemeten door middel van dGPS, waarna de gegevens zijn omgezet in een leesbare vlaktekening. Ook zijn van het aangelegde vlak de hoogtes t.o.v. NAP gemeten. De profielen zijn tevens bodemkundig bestudeerd om zo inzicht te krijgen in de paleolandschappelijke ligging van het plangebied. De profielwanden zijn daarvoor om de 10 meter opgeschaafd over een breedte van 1,5 meter, waarna deze profielkolommen zijn gefotografeerd en beschreven. Vondstmateriaal is waar mogelijk en relevant, verzameld per relevant spoor en per relevante laag. Aanlegvondsten zijn verzameld per proefsleuf. Na de aanleg van de proefsleuven heeft overleg plaatsgevonden tussen de gemeente Uden (als bevoegd gezag), haar adviseur (de heer F. Kortlang, ArchAeO) en Transect. In samenspraak zijn de aangetroffen resten besproken en te velde gewaardeerd. Tevens is bepaald wat er met de resten moest gebeuren. Aangezien toen besloten is, dat de resten niet behoudenswaardig waren, is op grond van de proefsleuven besloten geen doorstart naar een opgraving te laten plaatsvinden. Lithologie De vlakken van de proefsleuven zijn aangelegd in het grof, leemarm en grindhoudend zand van de onderliggende rivierafzettingen. Het vlak bestond uit afwisselend een C-horizont, waarin in grote delen nog restanten van een B-horizont aanwezig was. Ook waren veel zogenaamde boomvallen aanwezig; zones waar door de aanwezigheid van bomen en bosjes de bodemvorming in een sterkere mate is opgetreden, met name rondom de wortels. In bodemkundige termen spreekt men wel van een basket podzol. In de sleuven 4 en 5 waren grote delen van de vlakken omgewoeld door het diepploegen van de akker. In werkput 4 strekte deze verstoring zich uit over 20 meter lengte, in werkput 5 was dit 17 meter.
11
Het vlak wordt afgedekt door een homogeen akkerpakket. Het akkerpakket bestaat uit opgebracht materiaal en varieert in dikte van 24 cm tot 60 cm. Het is zeer donker gekleurd, donkerbruin tot zwart. Sporen en structuren Het onderzoek heeft slechts een beperkt aantal sporen opgeleverd. Hieronder zullen zij per proefsleuf besproken worden, in volgorde van aanleg. Proefsleuf 3 Sleuf 3 is de meest oostelijke proefsleuf. De sleuf is ruim 49 meter lang en 4,3 meter breed. Het vlak van de sleuf is aangelegd onder het afdekkende akkerpakket, in de pleistocene ondergrond, bestaande uit grof zand met een bijmenging van grind. De hoogte van het vlak varieert van 14,20 +NAP in het zuiden tot 14,37 +NAP in het noorden van de proefsleuf. Greppels s8, s9, s10, s14 en s15 In het vlak zijn behalve enkele verstoringen vanuit het bovenliggende akkerpakket en enkele natuurlijke fenomenen, vijf greppels herkend. Dit zijn, van noord naar zuid, de sporen 8, 9, 10, 14 en 15. Van de greppel s8 was in het vlak nog slechts enkele centimeters bewaard gebleven. De greppel is W-O georiënteerd en sneed zich in vanuit het bovenliggende akkerpakket. De greppel heeft dezelfde opvulling als het bovenliggend akkerpakket. Ook de greppel s9 lijkt zich vanuit het bovenliggende akkerpakket in te snijden. Deze greppel is evenals greppel s8 van west naar oost georiënteerd. De greppel s10 is ouder dan het akkerpakket. De greppel is in het profiel bestudeerd en wordt duidelijk afgedekt door het akkerpakket. De vulling van de greppel is grijsbruin van kleur en zeer humeus. In doorsnede is de greppel komvormig. Tot slot zijn ook de greppels s14 en s15 zeer ondiep bewaard gebleven, slechts enkele centimeters in het aangelegde vlak. Ook deze greppels snijden zich in vanuit het akkerpakket.
Figuur 3: Greppel s9 in het oostprofiel. De greppel snijdt zich in vanuit het bovenliggend akkerdek en heeft dezelfde opvulling als het akkerdek zelf.
12
Figuur 5: De greppels s. 9 en s.10 in het oostprofiel
Figuur 4: Greppel s10 in het oostprofiel. Deze greppel wordt afgedekt door het bovenliggend akkerdek.
Proefsleuf 2 Sleuf 2 is eveneens 49 meter lang en 4,3 meter breed. Het vlak is aangelegd in een grofzandig sediment van afwisselend een C-Horizont en een B-Horizont. Het noordelijk uiteinde van het vlak wordt gedomineerd door natuurlijke sporen. De hoogte van het vlak varieert van 13,90 meter +NAP in het zuiden van de sleuf tot 14,05 meter +NAP in het midden van de sleuf. Greppels s23, s24, s37 en s33 Ook hier zijn naast de vele natuurlijke sporen weer enkele greppels waargenomen. Greppel s.23 in het zuiden van de put is slechts enkele centimeters diep vanaf het vlakniveau. Greppel s. 24 is dezelfde greppel als greppel s. 42 in proefsleuf 1, en zal daar besproken worden. Deze greppel heeft evenals de overige greppels een oriëntatie van west naar oost. Ook de greppel s. 37 is in proefsleuf 1 gedocumenteerd. De ‘greppel’ s. 33 is slechts enkele centimeters diep bewaard gebleven vanaf het aangelegde vlak. Ook deze greppel is in proefsleuf 1 waargenomen.
13
Figuur 5: De aangelegde vlakken van de proefsleuven 3 (linksboven, richting noorden), 2 (rechtsboven, richting zuiden) en 1 (linksonder, richting noorden).
14
Proefsleuf 1 Sleuf 1 is 46 meter lang en 4,5 meter breed. De hoogte van het vlak is 13,76 m +NAP in het zuiden van de sleuf, ter hoogte van greppel s. 42, en loopt op tot maximaal 14,20 m +NAP in het noorden van de sleuf. De greppels in deze werkput zijn deels ook al in de werkputten 3 en 2 waargenomen. Greppels s45, s44, s42 Greppel s.45 is een ondiepe greppel waarvan mogelijk het westelijke uiteinde in het vlak is waargenomen. De greppel is twee maal gecoupeerd, éénmaal in het vlak over het uiteinde, en één maal in het oostprofiel. In het vlak is nog slechts een restant van enkele centimeters diep van de greppel aanwezig. In het profiel is de greppel beter te zien. Hier is duidelijk dat deze afgedekt wordt door de akkerlaag. De greppel heeft een brokkelige vulling, met hierin brokken van de oorspronkelijk aanwezige podzol: er zijn brokken B- en E-horizont te herkennen. Voorts is te zien dat de greppel een vlakke onderzijde heeft. S. 44 werd ook al in de proefsleuven 2 (s. 37), en waarschijnlijk ook in proefsleuf 1 (s.10) gezien (figuur 6 en bijlage 6). De greppel kent twee vullagen: de onderste laag is vrij homogeen, met een opvulling van humeus, donkergekleurd zand. Deze opvulling lijkt tijdens de gebruiksfase van de greppel te zijn ontstaan: door het inwaaien van humeus materiaal (bladeren etc.) is de greppel langzaam dicht geraakt. De bovenste laag van de greppel is zeer gebrokt, met grote brokken C- en B-Horizont. De greppel lijkt bewust opgevuld. Uit de vulling van de greppel komt een groot fragment gele baksteen (afmetingen # x 7,6 x 4 cm). De baksteen heeft een onregelmatig oppervlak en een broos baksel. De greppel s. 42 in het zuiden van de sleuf werd ook in sleuf 2 gezien, maar is in deze proefsleuf pas gecoupeerd en gedocumenteerd (figuur 6 en bijlage 6). De greppel heeft in het vlak twee vullingen: Aan de buitenzijde twee dagzomende lagen van de onderste vullingslaag, te weten een humeuze, homogene opvulling. Net als de onderste vullaag van greppel s. 44 lijkt ook deze vullaag te duiden op het langzaam dichtraken van de greppel met humeus materiaal tijdens de gebruiksfase. Evenals greppel s.45 lijkt ook deze greppel op gegeven moment te zijn opgevuld, in dit geval met een brokkelige vulling van met name geel zand van de C-Horizont. Deze opvulling strekt zich uit over een breder oppervlak dan alleen de greppel zelf, en het lijkt erop dat grote delen van het terrein zijn geëgaliseerd.
15
Figuur 6: Doorsnedes van de greppels s45 (boven), s44 (midden) en s42 (onder)
16
Proefsleuf 4 Proefsleuf 4 is 39 meter lang en 4,5 meter breed. De hoogte van het vlak varieert van 13,80 tot 13,90 meter +NAP. De sleuf werd vanuit het noorden richting het zuiden aangelegd en vanaf ca. 18 meter werd een verstoring van het vlak door diepploegen waargenomen. Deze verstoring strekt zich over het gehele zuidelijk deel van de sleuf uit. In de sleuf werden enkele kleine, ronde verkleuringen waargenomen die aanvankelijk als mogelijke paalkuilen werden geïnterpreteerd. Bij couperen van deze sporen bleken ze echter allemaal natuurlijk van oorsprong te zijn. Hiermee bevat het vlak van deze proefsleuf geen sporen. Proefsleuf 5 Proefsleuf 5 is 28,5 meter lang en 4,5 meter breed. Het vlak is aangelegd in geel fijn zand van een aanwezige C-Horizont, behorend bij dekzand dat op de rivierafzettingen is afgezet. De hoogte van het vlak ligt op 13,87 meter +NAP tot 13.93 meter +NAP. Ook hier is een groot deel van het vlak verstoord door diepploegen (figuur 7). Vanaf 10 meter tot aan het einde van de sleuf is hiermee verstoord. Het vlak bevat geen archeologische sporen.
Figuur 7: Verstoring van het vlak van proefsleuf 5 door diepploegen.
17
Proefsleuf 6 Proefsleuf 6 is in beginsel aangelegd volgens het puttenplan, namelijk als sleuf in noord-zuidelijke richting. Naderhand zijn aan weerskanten enkele uitbreidingen gemaakt, zodat uiteindelijk de huidige vorm is ontstaan. De sleuf met van noord naar zuid maximaal 22 meter, met een breedte van 4,5 meter. Nadien is aan de noordzijde een sleuf van 6 meter lang en 2 meter breed toegevoegd. Aan de zuidzijde is de oorspronkelijke sleuf iets verbreed, en is een smalle sleuf richting zuiden aangelegd van 10 meter lang. In de noordelijke uitbreidingssleuf werd de verstoring van het diepploegen aangetroffen. In de oorspronkelijke sleuf lag een grote kuil, waarvan getracht is de grenzen vast te stellen. Hiervoor zijn de uitbreidingssleuven richting noorden en zuiden gemaakt. Kuil s55 In de sleuf werd een groot langwerpig spoor waargenomen dat iets schuin, van zuid naar noord door de sleuf lag. In de oorspronkelijk aangelegde proefsleuf waren de begrenzingen van de sleuf niet vast te stellen. Door de aanleg van de uitbreidingssleuven is vast komen te staan dat het spoor ruim 4,7 meter breed in het aangelegde opgravingsvlak was. Het zuidelijk uiteinde is niet waargenomen, dit lag buiten het plangebied. Ook het noordelijk uiteinde is niet vastgesteld. De kuil of greppel s. 55 is opgebouwd uit meerdere lagen (figuur 8 en bijlage 6) . De basis van de kuil wordt gevormd door een zeer humeuze vulling waarin meerdere delen van rieten matten zonder duidelijk verband aanwezig waren. De matten bestaan daarbij uit ongevlochten riet, dat plat en aaneengesloten op de bodem van de kuil is aangebracht. Ook lijken in deze laag plaggen aanwezig. De onderkant van deze kuil ligt op 1,5 meter beneden maaiveld. De opvulling van de kuil doet vermoeden dat in de kuil water gestaan heeft, het opvulmateriaal lijkt erg verspoeld. Na gebruik is de kuil dicht gemaakt. De structuur met grote brokken duidt hierop. Nadien is het terrein geëgaliseerd, eerst met een homogeen, donkergekleurd pakket grond en als laatste met een lichter gekleurd, heterogeen zandpakket, dat nu direct onder maaiveld ligt. Om de kuil te kunnen dateren zijn de profielen van de kuil laagsgewijs afgeschaafd, op zoek naar dateerbaar vondstmateriaal. In de brokkige vulling van de kuil, ofwel de fase van dichtmaken van de kuil, is baksteen en brokken sintel afkomstig. Hieraan is geen scherpe datering af te leiden, op basis van deze vondsten dateert het opvullen van de kuil in de late middeleeuwen of Nieuwe Tijd. Het terrein is in elk geval geëgaliseerd in de moderne tijd, getuige fragmenten plastic in de donkere, homogeen humeuze laag boven de kuil. De kuil is functioneel moeilijk te duiden. Hij staat niet afgebeeld op de kadasterkaart 1832, en heeft dus blijkbaar geen functie als perceelsscheiding gehad. Mogelijk dat de kuil gebruikt is voor agrarische doeleinden, zoals een drenkkuil voor het vee of een kuil voor het roten van vlas.
18
Figuur 8: Een doorsnede door kuil s55 en een detail van het aangetroffen riet.
19
Figuur9: De aangelegde vlakken van de proefsleuven 4 (linksboven, richting noorden), 5 (rechtsboven, richting noorden) en 6 (linksonder, richting noorden)
20
Metaalvondsten Tijdens de aanleg van de vlakken en het couperen van de sporen is gebruik gemaakt van de metaaldetector. Dit leverde maar een beperkt aantal vondsten op, hoofdzakelijk bestaande uit ijzeren spijkers en krammen. Een uitzondering hierop vormt een bronzen knoop, ter grootte van een duitje, waarin twee gaatjes geponsd zijn. Er staat nog een inscriptie op een van de vlakken, de precieze tekst is echter niet meer te lezen. Tabel 1: Overzicht van de metaalvondsten
Aardewerk en bouwmateriaal Ook het aardewerk is verzameld bij de aanleg van de vlakken en het couperen van de sporen. Het oudste fragment is een fragment Romeins aardewerk. Het is gedraaid en heeft een ruwwandig baksel. Het aardewerk is van een witbakkende klei, en deze klei is gemagerd met fijne kiezel, die door het oppervlak heen steekt. Mogelijk is het fragment onderdeel van een zogenaamde wrijfschaal, waarin sauzen werden bereid. De scherf moet met de bemesting van de akker op het terrein terecht zijn gekomen, aangezien er geen andere aanwijzingen zijn voor Romeinse aanwezigheid of activiteit. De overige aardewerkvondsten dateren alle in de late middeleeuwen of zelfs nieuwe tijd. Het betreft hoofdzakelijk roodbakkend aardewerk met loodglazuur. Ook is een fragment wit, ongedecoreerd porcelijn aangetroffen in een van de afdekkingslagen boven s.55. In dezelfde laag werd een fragment plastic van een afsluitdop gevonden. Tabel 2: Overzicht van de aardewerkvondsten en overige vondsten
21
5. Synthese Op basis van het veldonderzoek is vastgesteld dat het plangebied landschappelijk gezien op een relatief hooggelegen plateau-achtige horst ligt, die is afgedekt door een (dun) akkerdek. Door het ontbreken van een archeologisch vooronderzoek kon de archeologische verwachting niet nader gespecificeerd worden. Door de aanleg van zes proefsleuven verspreid over het plangebied kon de verwachting nader gespecificeerd worden en kon tevens een aanbeveling voor het vervolgtraject geformuleerd worden. De aangetroffen archeologische sporen wijzen op een gebruik van het terrein als agrarisch gebied. Het is ingericht door middel van enkele O-W georiënteerde greppels. Het spaarzame vondstmateriaal in de vulling van de greppels wijst op een datering in de late middeleeuwen of Nieuwe Tijd. De ligging van de greppels is vergeleken met de kadasterkaart uit 1832 (figuur 10). Hierop komen enkele van de aangetroffen greppels overeen met de ligging op de kaart. Hiermee is meteen een datering in de Nieuwe Tijd gerechtvaardigd. Ergens tussen 1832 en heden heeft het terrein een andere inrichting gekregen: de aanwezige greppels zijn opgevuld en het terrein is geëgaliseerd, waarbij lagere terreindelen zijn opgevuld met een lichtgekleurd, vuil zandpakket. Dit pakket is op diverse plaatsen onder het afdekkende akkerpakket aangetroffen. Het akkerpakket zélf kent ook een datering in de Nieuwe Tijd, wellicht zelfs van ná 1832. Sporen van bewoning zijn niet aangetroffen. Het terrein lijkt altijd als akkergebied in gebruik te zijn geweest. Mogelijk dat de akkers bewerkt werden vanuit het zuidwestelijk gelegen gehucht ‘Achterste Hoenderbos’. Ook het fragment Romeins aardewerk, dat in proefsleuf 4 gevonden is, vormt geen aanleiding nederzetting in of nabij het plangebied te veronderstellen. Sporen ontbreken immers. De scherf bevond zich in de akkerlaag en is vermoedelijk met de plaggen tijdens de bemesting van de akker in het plangebied terecht gekomen. Het is niet duidelijk waar de scherf oorspronkelijk vandaan gekomen is, maar plaggen zijn over het algemeen afkomstig uit de beekdalen, mogelijk ten noorden of ten zuiden van het plangebied (zie bijlage 1). Wellicht dat daar wel sprake is van nederzettingsactiviteit uit die periode.
Figuur 10: Sporen van de verkaveling op de kadasterkaart 1832
22
6. Beantwoording van de onderzoeksvragen 1. Zijn er archeologische resten (sporen, structuren, vondsten) in de bodem aanwezig, of zijn er aanwijzingen dat deze hier verwacht mogen worden? Er zijn archeologische resten in de bodem aanwezig. Deze resten bestaan hoofdzakelijk uit greppels, die in een overwegend O-W oriëntatie door het plangebied liggen. De greppels zijn ofwel contemporain met het opgebrachte akkerdek, of ze dateren van een fase voorafgaand aan die van het opgebrachte akkerdek. Veel van de greppels zijn zichtbaar op de kadasterkaart 1832, en zullen dan ook verband houden met de inrichting van het terrein als akkerareaal. Op gegeven moment ná 1832 is het terrein geëgaliseerd, waarbij de greppels zijn dichtgeschoven en een vruchtbare, donkere akkerlaag is aangebracht. Het akkerdek zélf kan in de moderne tijd gedateerd worden, het bevat onder anderen bierdopjes en ander blik. Naast de greppels die zijn aangetroffen is ook een grote langwerpige kuil aangetroffen in de meest westelijke proefsleuf, sleuf 6. Van de kuil is de zuidelijke begrenzing niet vastgesteld, en de noordelijke slechts fragmentarisch. 2. Wat is de begrenzing en de ruimtelijke spreiding, zowel in horizontale als verticale zin, van de sporen en wat is de onderlinge samenhang? Alle sporen werden aangetroffen in het grofzandige sediment van de aanwezige B- dan wel Chorizont, direct onder het opgebrachte akkerdek. De greppels die zijn aangetroffen hebben een oriëntatie van oost nar west, en strekken zich uit over grote lengte. De begin- en eindpunten van de greppels zijn niet aangetroffen. 3. In welke lagen, zones of gebieden bevinden zich goed geconserveerde archeologische resten of waar zijn ze te verwachten? Wat is de mate van conservering en gaafheid van de archeologische resten? De archeologische resten liggen alle direct onder het akkerdek. De verstoringen vanuit het akkerdek rijken soms tot in het aangelegde vlak, zoals in proefsleuf 1 is aangetoond. In de proefsleuven 4 en 5 zijn grote oppervlakten verstoord als gevolg van diepploegen van de akker. 4. Indien er archeologische resten aanwezig zijn, kunnen er binnen het plangebied aparte vindplaatsen onderscheiden worden, en zo ja, op welke gronden? Er is geen sprake van aparte vindplaatsen. De greppels maken deel uit van een verkaveling van het terrein, en worden niet begrensd. 5. Wat is er per archeologische vindplaats: i. De ligging (inclusief diepteligging) en begrenzing j. De geologische en/of bodemkundige eenheid k. De omvang (inclusief verticale dimensies) l. Aard / complextype / functie m. De samenstelling van de archeologische resten (grondsporen en mobilia) n. De vondst- en spoordichtheid o. De stratigrafie p. De ouderdom, periodisering, typo-chronologische classificatie Niet van toepassing 6. Wat is het paleo-ecologische potentieel van het onderzoeksgebied? Zijn er locaties binnen het plangebied die voor analyse bemonsterd kunnen worden? Slechts in één context waren de omstandigheden gunstig voor onverkoold, ecologisch materiaal, te weten in de diepe greppel of langwerpige kuil in proefsleuf 6. Hier werden op de bodem van de kuil humeuze lagen waargenomen, met hierin plantaardig materiaal. Door het hoge grondwater konden deze lagen niet uitvoerig bestudeerd en bemonsterd worden. Er is 23
7.
8. 9.
10.
slechts een bulkmonster genoemn van een (deel van een) rieten mat. Er is echter in overleg besloten dit monster niet verder uit te werken. Zijn er aanwijzingen voor landgebruik (off-site patronen) in de zin van wegen, perceelsindeling, akkers, grondstofwinning, vennen, et cetera? De greppels die zijn aangetroffen kunnen tot een perceelsindeling gerekend worden. Enkele greppels zijn op de kadasterkaart 1832 zichtbaar. Kunnen meerdere bewoningsfasen (relatief en absoluut) onderscheiden worden? Er is geen sprake van bewoning op de planlocatie. Zijn er aanwijzingen voor agrarische en/of ambachtelijke activiteiten? Zo ja, waaruit blijkt dat en welke kenmerken zijn hieraan te geven? Er zijn geen aanwijzingen voor ambachtelijke activiteiten. Is er een verwachting dat buiten het nu onderzochte gebied nog resten van aangetroffen vindplaatsen aanwezig zijn en wat is de verwachting omtrent de fysische en inhoudelijke kwaliteit daarvan? Op basis van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek kan verwacht worden dat géén archeologische resten aanwezig zijn, behoudens greppels van de perceelsindeling van het terrein.
Landschap en bodem 11. Wat is de fysiek-landschappelijke ligging van de vindplaats(en) (geologie, bodemkunde, geomorfologie, afstand tot water, reliëf)? Op basis van de geomorfologische kaart maakt het plangebied deel uit van een plateauachtige horst, met rivierafzettingen relatief dicht aan de oppervlakte (kaartcode 4F1). De rivierafzettingen bestaan uit grinden en zanden afkomstig van de Maas. Deze zijn ook daadwerkelijk in de vlakken van de proefsleuven aangetroffen. Met name in de werkputten 1 t/m 3 werden deze over de gehele lengte van de proefsleuf aangetroffen, in de sleuven 4 t/m 6 lagen deze afzettingen afgedekt door een dun laagje dekzand. In de top van het zand is een podzol ontstaan. Deze is mede door de aanwezigheid van de vele boomvallen nog steeds goed herkenbaar in de vorm van de aanwezigheid van resten E-, B- en C-Horizont. De top van het zand onder het akekrdek ligt vrij vlak in het plangebied, op ene hoogte die schommelt rond de 13,80 +NAP. Alleen de proefsleuf 3 ligt enigszins hoger, met een hoogte tot maximaal 14,20 meter +NAP. 12. Hoe is de opbouw van het profiel in bodemkundige zin? Wat zijn de kenmerken van de stratigrafische eenheden? Is er sprake van loopvlakken, begraven bodems, ophogingslagen of cultuurlagen? Het profiel wordt gekenmerkt door een podzolbodem onder een afdekkende akkerlaag. De akkerlaag is 30 tot 50 cm dik, en lijkt in een kort tijdsbestek opgebracht te zijn. Aanwijzingen hiervoor zijn de homogene samenstelling van het akkerdek, zonder duidelijk onderscheidbare lagen hierin. Ten tweede worden de dichtgemaakte greppels afgedekt door het akkerdek. De greppels staan echter nog op de kadasterkaart van 1832 aangegeven, dus de inrichting van het akkercomplex zoals het nu is waargenomen zal na die tijd zijn ontstaan. 13. Kan aan de hand van archeologisch vondstmateriaal uit het akkerdek een uitspraak worden gedaan over de ouderdom en/of de vorming van dit akkerdek? Er komst slechts weinig vondstmateriaal uit het akkerdek. Hieronder bevinden zich echter fragmenten recent blik, plastic en aardewerk, wat duidt op een recente datering voor delen van het akkerdek. Er is echter te weinig materiaal om conclusies omtrent de vorming van het gehele akkerdek te trekken. 14. Welke postdepositionele processen hebben zich afgespeeld en wat is het effect daarvan op de archeologische resten?
24
Het meest ingrijpende postdepositionele proces dat zich heeft afgespeeld is de herinrichting van het plangebied, wat is af te leiden van de aangetroffen greppels onder het akkerdek. Blijkbaar zijn deze op gegeven moment ná 1832 dichtgeschoven, en is het terrein anders ingericht voor de landbouw.
25
7. Conclusies, waardestelling en advies Conclusies Op basis van het proefsleuvenonderzoek kunnen de volgende conclusies getrokken worden: Het plangebied bevindt zich landschappelijk gezien op een relatief hooggelegen plateau-achtige horst, die is afgedekt door een (dun) akkerdek. De ondergrond bestaat uit grof zand, met bijmenging van grind. Binnen de grenzen van het plangebied zijn geen bewoningsresten aangetroffen. De archeologische sporen beperken zich tot resten van greppels, behorend bij een percelering van het terrein. De percelering gaat zeker voor een groot deel terug tot de percelering die op de kadasterkaart 1832 zichtbaar is. Tijdens het onderzoek is een langwerpige, diepe kuil in het zuidwestelijk deel van het terrein e e gevonden. De kuil dateert vermoedelijk uit de 18 of 19 eeuw, hoewel deze niet zichtbaar is op de kadasterkaart uit 1832. Er is eveneens geen vondstmateriaal in de kuil gevonden die de ouderdom bevestigd. Daardoor kan de kuil functioneel moeilijk verklaard worden. Te denken valt aan een kuil voor agrarische doeleinden, zoals een drenkkuil voor het vee, een bluskuil of een kuil waarin men water gebruikte voor verschillende doeleinden (bijvoorbeeld vlas rooten). Waardestelling e e Tijdens het veldonderzoek zijn vermoedelijk 18 of 19 eeuwse greppels en een grote kuil gevonden, hetgeen de te waarderen vindplaats in onderhavig onderzoek vormt. Andere sporen zijn niet aangetroffen. De waardestelling zoals voorgeschreven in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.3) gebeurt op drie niveaus: belevingswaarde, fysieke kwaliteit en inhoudelijke kwaliteit. De eerste is niet van toepassing, omdat de vindplaats niet bovengronds zichtbaar is. Alleen de laatste twee niveaus zijn op deze vindplaats van toepassing. De fysieke kwaliteit van de vindplaats is gebaseerd op haar conservering en gaafheid. De conservering geeft aan in hoeverre de resten behouden zijn, de gaafheid in hoeverre de vindplaats nog compleet is. De beoordeling is voor zowel gaafheid als conservering: drie punten voor hoge, twee punten voor middelhoge en één punt voor lage kwaliteit. De resultaten maken het weinig zinvol om over ruimtelijke kwaliteit te spreken. De greppels verbinden weliswaar meerdere elementen binnen een (agrarisch) ingericht cultuurlandschap, maar deze overige elementen zijn niet bekend. De fysieke kwaliteit van de aangetroffen grondsporen is af te meten aan de mate van conservering van de grondsporen zelf en van de hierin aangetroffen vondsten en botanische resten. De conservering van de grondsporen is goed. Het betreft echter vrijwel alleen sporen van een subrecente datum. Sporen van bewoning van voor de akkervorming zijn niet aangetroffen. Bij het aanleggen van de sporenvlakken en het onderzoek van de sporen is slechts weinig aardewerk aangetroffen. Bot en zaden zijn ook niet aangetroffen. De conservering van de sporen wordt hoog gewaardeerd. Hierbij moet echter worden bedacht dat op regionaal niveau de conserveringsomstandigheden niet significant beter zijn dan die op de overige door akkerdekken afgedekte gebieden. De waardering van beide fysieke kwaliteitscriteria is in totaal 4 punten. Dit is een score die laag is en die haar het predikaat ‘niet behoudenswaardig’ oplevert. Ook op inhoudelijke kwaliteit, uitgedrukt in waarden voor zeldzaamheid, informatie en ensemble, wordt de vindplaats beoordeeld met hetzelfde puntensysteem. Bij afwezigheid van bewoningssporen kan op de criteria zeldzaamheid, informatiewaarde en ensemblewaarde laag gescoord worden. De
26
totale score voor de inhoudelijke kwaliteit is 4 en de waardering van de vindplaats op basis van deze criteria is dan ook laag. Tabel 3: Waardestelling volgens Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (versie 3.3)
Selectieadvies Hoewel het archeologische niveau in het plangebied goed bewaard is, getuige de nog aanwezige delen van een podzolbodem, bestaat op basis van de waarderingstabel geen reden tot een verder archeologisch vervolgtraject. Het plangebied kan vrijgegeven worden voor verdere ontwikkeling van de nieuwbouw met dien verstande dat de uitvoerder van de grondwerkzaamheden volgens de Monumentenwet verplicht is om eventuele vondsten te melden bij de bevoegde overheid, in deze de gemeente Uden. Bovenstaand advies komt voort uit het overleg dat de heer F. Kortlang (ArchAeO) namens de gemeente Uden als bevoegd gezag en Transect te velde bij de proefsleuven is gevoerd. Tijdens dat overleg zijn de aangetroffen resten van het onderzoek uitgebreid besproken, gewaardeerd en is bepaald wat met de archeologische resten diende te gebeurden. Op dat moment is besloten het onderzoek niet uit te breiden naar een opgraving, waarmee in feite de selectiebeslissing toen genomen is.
27
8. Geraadpleegde bronnen Archeologische kaarten en databestanden: Archeologische Monumenten Kaart (AMK), Rijksdienst voor Cultureel erfgoed (RCE), Amersfoort, 2007. Archeologisch Informatie Systeem II (Archis2), Rijksdienst voor Cultureel erfgoed (RCE), Amersfoort, 2007. e Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, 3 generatie, IKAW, Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB), Amersfoort, 2008. www.ahn.nl www.watwaswaar.nl Literatuur: Bakker, H. de, 1966. De subgroepen van het systeem voor bodemclassificatie voor Nederland. In: Boor en Spade. Bakker, H. de en J. Schelling, 1989. Systeem van bodemclassificatie voor Nederland. De hogere niveaus. Wageningen. Berendsen, H.J.A., 2000. Landschappelijk Nederland. Assen (Fysische geografie van Nederland). Derde, geheel herziene druk. Berendsen, H.J.A., 2005. De vorming van het land. Assen (Fysische geografie van Nederland). Vierde, geheel herziene druk. Kortlang, F.P., 2014. Programma van Eisen Centrumvoorziening Uden-Zuid, Sesterlaan. Mulder, E.F.J., M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff en T.E. Wong, 2003. De ondergrond van Nederland. Houten.
28
Bijlage 1: Geomorfologische Kaart
29
Bijlage 2: Bodemkaart
30
Bijlage 3: Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN)
31
Bijlage 4: Allesporenkaart
32
Bijlage 5: Sporenvlakken van proefsleuven 1 t/m 6
33
34
35
36
37
38
Bijlage 6: Coupetekeningen van de greppels s42 (links), s44 (rechts) en s55 (onder)
39
197
Bijlage 6
Nota Inspraak en Vooroverleg
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
Nota van Inspraak en Vooroverleg Voorontwerpbestemmingsplan Centrumgebied Uden-Zuid
INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding 2. Vooroverleg 1.
Provincie Noord-Brabant d.d. 10/07/2014
2.
Waterschap Aa en Maas d.d. 11/07/2012
3. Inspraakreacties 1.
Inspraakreactie d.d. 26/06/2014 nr. 14.069598
2.
Inspraakreactie d.d. 26/06/2014 nr. 14.069599
3.
Inspraakreactie d.d. 26/06/2014 nr. 14.069600
4.
Inspraakreactie d.d. 26/06/2014 nr. 14.069601
5.
Inspraakreactie d.d. 26/06/2014 nr. 14.069603
6.
Inspraakreactie d.d. 26/06/2014 nr. 14.069604
7.
Inspraakreactie d.d. 26/06/2014 nr. 14.069587
8.
Inspraakreactie d.d. 26/06/2014 nr. 14.069585
9.
Inspraakreactie d.d. 26/06/2014 nr. 14.069581
10. Inspraakreactie d.d. 17/07/2014 nr. 14.077191 11. Inspraakreactie d.d. 25/07/2014 nr. 14.080604 12. Inspraakreactie d.d. 28/07/2014 nr. 14.081154 (Jan Linders B.V.) 4. Ambtshalve wijzigingen
Gemeente Uden oktober 2014
[1]
1. Inleiding In het kader van het vooroverleg is het voorontwerpbestemmingsplan Centrumgebied Uden-Zuid aan diverse instanties gezonden met het verzoek eventuele opmerkingen kenbaar te maken. Op 26 juni 2014 is een informatieavond gehouden. Op deze avond is het plan toegelicht en was er gelegenheid tot het stellen van vragen en het geven van reacties. Van 3 juli t/m 13 augustus 2014 heeft het plan, conform de gemeentelijke inspraakverordening, ter inzage gelegen. In die periode kon een ieder reageren op het plan. 2. Vooroverleg Van de binnengekomen reacties is hierna kort verslag gedaan. Per reactie is het gemeentelijk standpunt vermeld en de eventueel daaruit voortvloeiende aanpassing(en) van het plan. Bij de beantwoording van de reacties is de gehele inhoud van de reactie meegenomen. 1. Provincie Noord-Brabant Bij brief van 10 juli 2014, verzonden 15 juli 2014, heeft de afdeling Toezicht Ruimtelijke Ontwikkeling van de provincie bericht dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
Reactie: De mededeling is voor kennisgeving aangenomen. 2. Waterschap Aa en Maas Per email d.d. 11 juli 2014 geeft het dagelijks bestuur aan nog niet in te kunnen stemmen met het plan. De volgende opmerkingen worden gemaakt. a. In de toelichting dient aangegeven te worden dat het open water in het plangebied aantakt op een A-watergang van Aa en Maas. Uitbreiding van de bestaande waterpartij als oplossingsrichting voor de waterberging, zoals aangegeven in de toelichting, is niet toegestaan. b. Gelet op de vereiste oppervlakte voor waterberging wordt verzocht om in dit stadium van het planproces een definitieve keuze te maken voor een bergingsvoorziening. Deze ruimte dient ook in de toelichting en op de verbeelding te worden gereserveerd. c. De optie van een mogelijk begroeid dak wordt als een kansrijke optie benoemd omdat daarmee een deel
van
de
benodigde
383
m3
waterberging
kan
worden
ingevuld.
Omdat
het
ontwerpbeeldkwaliteitsplan tegelijk met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage zal worden gelegd, moet op dat moment bekend zijn wat voor dak wordt toegepast en hoe de rest van het plangebied er uit komt te zien. Een definitieve keus voor de waterberging moet op dat moment dan ook al gemaakt zijn. d. Het bestaande water dient de bestemming water te krijgen met de daarbij behorende regels, zeker het gedeelte dat als A-watergang is gedefinieerd.
Reactie: a. Dit zal in de toelichting worden opgenomen. De waterberging zal niet gerealiseerd worden middels uitbreiding van de bestaande waterpartij. b. In de toelichting zal concreet worden aangegeven op welke wijze de waterbergingsvoorziening gerealiseerd gaat worden. Kort samengevat komt het erop neer dat een deel hiervan via het groene dak van de supermarkt wordt gerealiseerd en de rest via een waterinfiltratiesysteem onder het toekomstige parkeerterrein bij de supermarkt. c. Op de supermarkt komt inderdaad een groen dak waarmee een deel van de vereiste waterbergingscapaciteit kan worden gerealiseerd. d. Aan dit verzoek wordt tegemoet gekomen. Het bestaande water krijgt op de verbeelding de bestemming Water. [2]
3. Inspraakreacties Van de binnengekomen reacties is hierna kort verslag gedaan. Per reactie is het gemeentelijk standpunt vermeld en de eventueel daaruit voortvloeiende aanpassing(en) van het plan. Bij de beantwoording van de reacties is de gehele inhoud van de reactie meegenomen. Om privacy redenen zijn alle NAW (naam-, adres- en woonplaats) gegevens van natuurlijke personen geanonimiseerd. 1. Inspraakreactie 1 Inspreker geeft aan dat het laden en lossen door de supermarkt het beste kan plaatsvinden aan de zijkant van de supermarkt en niet aan de achterkant in verband met de nieuwe woningen die daar in de toekomst nog zullen worden gebouwd. Een lossluis helpt ook tegen geluidsoverlast.
Reactie: De laad- en losvoorziening wordt aan de noordelijke zijkant van de supermarkt gerealiseerd en niet aan de achterkant. Bij de laad- en losvoorziening worden zoveel mogelijk geluid beperkende maatregelen onderzocht c.q. getroffen. Ook een lossluis behoort tot de mogelijkheden. 2. Inspraakreacties 2 en 3 a. Inspreker vraagt zich af waarom wordt afgeweken van de lijn voor de groenstrook richting de Gaast zoals die door de klankbordgroep is besloten. b. Inspreker geeft aan dat het bestemmingsplan niet compleet is met betrekking tot een aantal vogelsoorten; Bosrietzanger 2x, Grasmus 3x, Patrijs 1x, Spotvogel, bron Vogelwacht Uden.
Reactie: a. In de klankbordgroep is inderdaad gesproken over de groenstrook en de omvang daarvan. Een definitief besluit over hoe breed de strook precies moet worden is daarmee echter niet gegeven. De groenstrook zoals nu opgenomen op de verbeelding betreft niet de eindsituatie maar geeft wel het minimum aan. De locatie ten noorden van de strook zal in de toekomst met woningbouw worden ontwikkeld maar daar zal ook nog groen aan worden toegevoegd. De uiteindelijke groenstrook aan de zuidkant zal dan naar verwachting breder worden. b. De door inspreker genoemde vogelsoorten zullen verwerkt worden in hoofdstuk 4.5 Ecologie van de toelichting. 3. Inspraakreacties 4,5 en 6 a. Inspreker vraagt nadrukkelijk aandacht voor mogelijke geluidsoverlast door het laden en lossen van de supermarkt. Het laden en lossen mag alleen plaatsvinden tussen 7.00 uur en 20.00 uur. In het bestemmingsplan moeten maximale decibels worden genoemd. b. Inspreker geeft aan dat de groenstrook aan de zuid-west zijde in de visie van de klankbordgroep vanaf de Gaast was ingetekend en niet vanaf onderzijde parkeerplaats. Deze parkeerplaatsen moeten worden vervangen door een groenbestemming. c. Inspreker vraag aandacht voor een verdiepte ligging van de parkeerplaats/supermarkt voor een verminderd zicht op auto’s en supermarkt. Bij binnenkomst van de wijk kijk je recht op deze locatie dus een goede groene uitstraling is van belang. d. Het horeca terras dient meer richting parkeerplaats, supermarkt en waterpartij te liggen.
Reactie: a. Op basis van de VNG‐publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009) geldt in dit geval een richtafstand van 10 meter tussen de supermarkt en geluidgevoelige objecten. De dichtstbij gelegen woningen liggen op meer dan 40 meter afstand van de toekomstige supermarkt. Het is daarom aannemelijk dat er geen sprake zal zijn van geluidsoverlast ten gevolge van het laden en lossen. Om eventuele geluidsoverlast zoveel mogelijk te voorkomen worden er [3]
b. c.
d.
bovendien nog extra geluidwerende maatregelen onderzocht c.q. getroffen bij de laad- en losvoorziening. Hierbij valt te denken aan het aanleggen van asfalt in plaats van klinkers, het afschermen van de laad- en loslocatie door middel van een muur, de inzet van geluidarme laad- en loskarretjes, etc. Dit zal ook in de toelichting zo worden benoemd. In het bestemmingsplan worden geen laad- en lostijden opgenomen en ook geen maximale decibels omdat dat soort zaken niet thuishoren in een bestemmingsplan. Wij zien geen reden om op voorhand de mogelijkheden van laden/lossen te beperken omdat het niet aannemelijk is dat er onevenredige hinder zal worden veroorzaakt. Mocht achteraf blijken dat de bedrijfsvoering zodanig uitzonderlijk is dat er tóch hinderlijke situaties ontstaan, dan kan in het milieutraject worden gehandhaafd op naleving van de geluidnormen die vanuit de Wet milieubeheer gelden. En kunnen er zonodig maatwerkvoorschriften worden opgelegd aan de onderneming. Zie beantwoording 2a. Een zorgvuldige inpassing van de bebouwing en het parkeren vinden wij ook zeer belangrijk. Daarom wordt er onder andere ook een nieuw beeldkwaliteitsplan gemaakt. Een verdiepte ligging van de parkeerplaats/supermarkt is daarbij wat ons betreft geen optie. Naast waterhuishoud-technische redenen betekent het lager leggen van supermarkt en parkeerplaats dat er voorzieningen moeten worden getroffen om parkeerplaats en supermarkt goed bereikbaar en toegankelijk te maken. Dit kost extra ruimte en vraagt ook voor het laden - en lossen veel extra ruimte. Vanwege de gekozen ligging dicht bij rotonde en ontsluitingsweg is deze ruimte niet voorhanden. Om het zicht op parkeren en supermarkt te verzachten worden taluds aangelegd en wordt de supermarkt op basis van een inrichtingsplan zo veel mogelijk ingepast in en onderdeel gemaakt van het park. Het project wordt wel zoveel mogelijk in het groen ingepast bijvoorbeeld door het realiseren van een groen dak en het aanleggen van groenwallen rondom de locatie. De horecafunctie zal aan de zuidkant van de bestemming centrum worden gerealiseerd. Een bijbehorend terras dient logischerwijs zo dicht mogelijk bij de horecavoorziening te liggen. De aanduiding op de verbeelding zal wel enigszins worden aangepast. In plaats van een strook van 5 meter breed grenzend aan de hele zuidkant van de bestemming Centrum zal het terras meer richting de hoek met het parkeerterrein gesitueerd worden. Gelet op de specifieke locatie en de wens voor een bepaalde kwaliteit van de horecagelegenheid zal het terras maximaal 100m2 mogen bedragen.
4. Inspraakreactie 7 a. Inspreker geeft aan dat de locatie voor laden en lossen goed is maar hij vraagt wel om een optimale geluidsdemping. b. Inspreker verzoekt de horecagelegenheid zoveel mogelijk aan de parkeerplaats te situeren. c. Inspreker verzoekt de groenstrook mooi en dicht te beplanten evenals om de supermarkt en de parkeerplaats. Graag de parkeerplaats verlaagd aanleggen. De horecagelegenheid dient voorzien te zijn van goede reukfilters. d. Paaltje op de Lentemorgen was een goede aktie.
Reactie: a. Zie beantwoording 3a. b. Zie beantwoording 3d. c. Zie beantwoording 3c. De horecagelegenheid zal inderdaad moeten beschikken over de juiste reukfilters. De regels hierover en andere milieuaspecten staan in het Activiteitenbesluit en niet in het bestemmingsplan. d. Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.
[4]
5. Inspraakreactie 8 Inspreker geeft aan dat bij de supermarkt het laden en lossen inpandig moet plaatsvinden in verband met geluidshinder.
Reactie: Zie beantwoording 3a. 6. Inspraakreactie 9 Inspreker
geeft
aan
dat
de
groenstrook
richting
de
Gaast
helaas
steeds
smaller
wordt.
Er wordt verzocht om een toezegging dat de parkeerplaatsen op de Wislaan einde van dit jaar echt weggaan wanneer de Rabobank weggaat.
Reactie: Zie beantwoording 2a. Op het moment dat de Rabobank weggaat zullen de parkeerplaatsen worden verwijderd. 7. inspraakreactie 10 a. Inspreker is het niet ermee eens dat in het bestemmingsplan geen mogelijkheid/regeling is opgenomen voor zijn project “De Gouden Daken”. Hij is van mening dat de gemeente contractueel gebonden is aan de toezegging om hem in het plan Velmolen genoemd kunstproject te laten realiseren. Bij de overdracht van het (bouw)project van PBO naar Bouwfonds is deze afspraak expliciet vastgelegd. Dit is daarna meermaals bevestigd door het college en/of ambtenaren. b. Het plan voorziet op de beoogde plek van de twee woontorens nu in de aanleg van een grote parkeerplaats en de bouw van een supermarkt. De supermarkt is architectonisch zodanig ontworpen dat daar het dakproject niet op kan worden gerealiseerd. Dit is in strijd met het geldende beeldkwaliteitsplan waarin het kunstwerk een prominente plek heeft gekregen.
Reactie: a. Inspreker verwijst naar zijn brief van 6 november 2013 en ons antwoord daarop bij brief van 23 november 2013. Wij zijn van mening dat de inspraakreactie in grote lijnen overeenkomt met de brief van inspreker van 6 november 2013. Ons antwoord daarop van 23 november 2013 geeft daarom ook grotendeels antwoord op de inspraakreactie van nu. In aanvulling daarop merken wij nog het volgende op. Inspreker stelt dat de gemeente contractueel gebonden is en dat genoemde afspraken expliciet zijn vastgelegd. Een kopie van een dergelijk contract of ander schriftelijk document waaruit dat zou blijken wordt echter niet overgelegd. Wat dat betreft blijven wij dus van mening verschillen met inspreker. Het is wel zo dat van gemeentewege meerdere malen de intentie is uitgesproken om op de een of andere manier invulling te geven in het plangebied aan het project van inspreker. Die inspanningsverplichting houdt volgens ons in dat er in gezamenlijk overleg gezocht moet worden naar een invulling die past binnen de stedenbouwkundige kaders van het plangebied. Die kaders zijn, zoals ook aangegeven in onze brief van 26 november 2013, inmiddels anders dan 10 jaar geleden. De woontorens die hier in het verleden waren bedacht zijn, vanwege veranderde marktomstandigheden, niet meer in beeld. Dat inspreker zijn project enkel en alleen op de ooit voorgestelde twee woontorens wil realiseren is zijn eigen keuze. Het is echter aan de gemeente en niet aan inspreker om te bepalen op welke wijze een bepaald gebied zou moeten worden ontwikkeld. Wij voelen ons niet gehouden om toch, ter voldoening aan de wens van inspreker, woontorens op deze locatie te ontwikkelen terwijl daar vanuit stedenbouwkundig en ruimtelijk/planologisch oogpunt geen behoefte aan is. [5]
Verder benadrukken wij dat wij nog steeds de bereidheid hebben om samen met inspreker te zoeken naar een mogelijkheid waardoor inspreker toch invulling kan geven aan zijn project in het plangebied. Ook tijdens de bijeenkomsten van de klankbordgroep in het kader van het stedenbouwkundig plan voor het gebied, waarin omwonenden, gemeente en ook inspreker hebben deelgenomen, is het project van inspreker aan de orde geweest waarbij verschillende opties de revue zijn gepasseerd. Helaas kon inspreker zich daar niet in vinden. Kortom, een verplichting om in het bestemmingsplan woontorens op te nemen teneinde daarop het project van inspreker te kunnen realiseren bestaat volgens ons niet. b.
Het plangebied krijgt inderdaad een andere invulling dan voorzien was ten tijde van het nu geldende beeldkwaliteitsplan. Voor het plangebied wordt daarom een nieuw beeldkwaliteitsplan vastgesteld. Het ontwerpbeeldkwaliteitsplan zal tegelijk met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd.
8. inspraakreactie 11 a. Insprekers wonen op korte afstand van het plangebied en vrezen vooral veel geluidsoverlast. Toenemend verkeer, laden en lossen, vrachtauto’s en aan- en afrijdende personenauto’s spelen daarbij een rol. Het vervangen of verwijderen van reclameborden aan de Sesterlaan zorgt nu ook al voor geluidsoverlast. Het laden en lossen ten behoeve van de supermarkt zou niet in de avond- en nachtperiode, tussen 19.00-07.00 uur, mogen plaatsvinden. Verder vrezen zij voor parkeeroverlast. Daar is op dit moment ook al sprake van op de Verlengde Velmolen en dat zal alleen maar toenemen als bezoekers van de supermarkt dan wel andere bezoekers van het winkelgebied ook gaan parkeren aan de Verlengde Velmolen. Om dit te voorkomen dient de gemeente verkeersbesluiten te nemen die voorkomen dat bezoekers gaan parkeren langs de Verlengde Velmolen. Het onderzoek naar alle mogelijke geluidseffecten is onvoldoende geweest. b. Op de verbeelding is ten onrechte niet aangegeven dat er een vierde aftakking vanaf de rotonde richting de supermarkt komt ten behoeve van het vrachtverkeer voor het laden en lossen. Daarmee is geen sprake van een goede ruimtelijke ordening. c. In de voorschriften is niet gedefinieerd wat moet worden verstaan onder het begrip supermarkt zoals genoemd in artikel 3.1 onder a van de planregels. In artikel 5.1 b en c wordt gesproken over respectievelijk een langzaam verkeersroute en een verkeersontsluitingsweg zonder dat duidelijk is waar deze komen te liggen. d. Inspreker twijfelt aan de economische uitvoerbaarheid van het plan. In de publicatie van 6 december 2013 wordt nog gesteld dat een bestaande supermarkt zal moeten worden verplaatst omdat geen nieuwe supermarkten gewenst zijn. Nu mag dat blijkbaar wel terwijl van een concreet plan geen sprake is. Er is geen onderzoek gedaan naar de behoefte aan een supermarkt en zonder concreet initiatief is het onderhavige plan volstrekt prematuur en dus economisch niet uitvoerbaar.
Reactie: a. De vrees voor geluidsoverlast voor insprekers wordt door ons niet gedeeld. De woning van insprekers ligt op meer dan 40 meter afstand van de bestemming Centrum waarbinnen de supermarkt inclusief het laden en lossen mag worden gerealiseerd. Zie verder de beantwoording bij 3a. Voor wat betreft het wegverkeerslawaai is berekend dat er slechts een toename plaatsvindt van het geluid van 1 dB. Ook de vrees voor parkeeroverlast voor insprekers delen wij niet. Bij de nieuwe supermarkt worden meer dan voldoende parkeerplaatsen aangelegd. Gelet op de afstand van de parkeerplaatsen, gelegen bij het perceel van insprekers, tot de supermarkt is het zeer onwaarschijnlijk dat bezoekers van de supermarkt daar toch gaan parkeren in plaats van bij [6]
b.
c.
d.
de supermarkt zelf. Tot slot merken wij op dat een bestaand parkeerprobleem in de buurt van een nieuwe ontwikkeling, voor zover daar al sprake van zou zijn, volgens vaste jurisprudentie niet afgewenteld mag worden op de parkeerbalans van de nieuwe ontwikkeling. In de bestemming Groen is inderdaad ten onrechte niet geregeld dat daarin ook toe- en afritten mogen worden aangelegd ten behoeve van de winkelvoorzieningen. Dit zal alsnog in de bestemming Groen mogelijk worden gemaakt. In de voorschriften zal alsnog een definitie van supermarkt worden opgenomen. Waar precies langzaamverkeersroutes, zoals voetpad en fietspad, komen te liggen is inderdaad nog niet precies bekend. Inspreker geeft echter niet aan wat daarvan het probleem is. Voor de rechtmatigheid van het bestemmingsplan is het niet verplicht om dit expliciet op de verbeelding aan te geven. Hetzelfde geldt voor een perceelsontsluitingsweg alhoewel het daarbij natuurlijk wel voor de hand ligt dat deze zal aansluiten op de rotonde omdat dat de enige manier is om het plangebied te ontsluiten. Er is wel degelijk sprake van een concreet plan. Er is een overeenkomst gesloten met een ontwikkelaar voor het realiseren van het plan. Deze ontwikkelaar voert op dit moment gesprekken/onderhandelingen met verschillende partijen (supermarktketens) die interesse hebben getoond in dit project. Verder is het duidelijk dat in Uden zuid op dit moment een supermarkt ontbreekt en dat de behoefte aan het kunnen doen van de dagelijkse boodschappen in de directe omgeving zeer groot is. Tot slot wijzen we op het ruimtelijkeconomisch onderzoek van 17 juni 2014 dat is uitgevoerd (zie bijlage 4 bij de toelichting) en waarnaar wordt verwezen in hoofdstuk 4.1 van de toelichting. Ook daarin wordt de behoefte aan een wijkwinkelvoorziening eens temeer duidelijk aangetoond. Of dat een bestaande supermarkt is die verplaatst of een nieuwe supermarkt, hetgeen beide zou kunnen, doet in dit verband helemaal niet ter zake.
9. inspraakreactie 12 a. Inspreker is niet tegen de realisatie van een nieuwe supermarkt in Uden-Zuid. Waar hij het niet mee eens is, is het besluit van de gemeente waardoor zich op de beoogde locatie in plaats van een verplaatsende supermarkt nu ook een nieuwe supermarkt mag vestigen. Uden beschikt al over relatief veel supermarktmeters en de toevoeging van een nieuwe supermarkt zal ertoe leiden dat de bestaande supermarkten onder druk komen te staan. Daar komt bij dat enkele bestaande supermarkten ook willen optimaliseren en in Veghel bestaat het plan voor een mega-supermarkt. b. Inspreker zou zelf graag willen verplaatsen naar de betreffende locatie en heeft hiertoe ook een concreet voorstel gedaan richting de ontwikkelaar. Voor de achterblijvende locatie wordt dan een nieuwe invulling gezocht zodat de kans op leegstand en/of planschade nihil is. c. Inspreker vindt het onacceptabel dat de “spelregels” nu plotseling worden gewijzigd. Er zou eerst gekeken moeten worden in hoeverre bestaande aanbieders in aanmerking komen voor relocatie naar Uden-Zuid. Daarbij is het aan die organisatie zelf om aan te tonen dat het in haar macht ligt om ervoor te zorgen dat op de achterblijvende locatie geen supermarkt meer gevestigd wordt en dat die locatie een andere passende invulling krijgt. Planschade is niet aan de orde als met de eigenaar sluitende afspraken zijn gemaakt over de invulling van het leegkomende pand. d. Inspreker vindt dat voor de gemeente Uden niet de maximale grondopbrengst leidend moet zijn maar een evenwichtige en goed functionerende detailhandelsstructuur. Toevoeging van een extra supermarkt zet de bestaande supermarkten onder druk waarbij niet uit te sluiten is dat er leegstand ontstaat op plekken waar dat voor de gemeente Uden niet wenselijk is.
Reactie: a. Voor de gemeente is het van belang dat er in Uden zuid een wijkvoorzienende supermarkt komt. Welke supermarkt dat precies is maakt voor de gemeente niet uit. In het begin van het proces is wel aangegeven dat er een voorkeur bestond voor het verplaatsen van een [7]
b.
c.
d.
supermarkt maar er is nooit uitgesloten dat het ook om een nieuwe vestiging zou kunnen gaan. Verderop in het proces is gebleken dat aan het verplaatsen van een bestaande supermarkt mogelijk een aantal nadelen kleven die te maken hebben met het wegbestemmen van de achterblijvende locatie en mogelijke planschade. Omdat blijkbaar het beeld bestond dat het alleen een verplaatsing zou mogen zijn, hebben wij op een gegeven moment expliciet kenbaar gemaakt dat nieuwvestiging van een supermarkt net zo goed mogelijk is. Uit het ruimtelijk-economisch onderzoek van 17 juni 2014, zie hoofdstuk 4.1 van de toelichting en bijlage 4 voor het onderzoek zelf, blijkt dat ook in geval van nieuwvestiging de bestaande supermarkten in beginsel voldoende omzet kunnen blijven behalen om economisch duurzaam te functioneren. De ontwikkeling in Veghel heeft geen significante invloed op deze ontwikkeling omdat de supermarkt in Uden zuid een sterk wijkgerichte functie zal krijgen. Bovendien betreft de ontwikkeling in Veghel een zogenaamde foodmarket en geen supermarkt in traditionele zin. Dat inspreker graag zelf naar de betreffende locatie zou willen verhuizen is natuurlijk mogelijk maar betekent niet dat wij daarom andere partijen zouden moeten/willen uitsluiten. Het is aan de ontwikkelaar om een overeenkomst te sluiten met een supermarkt en niet aan ons als gemeente. In de beantwoording onder sub a hiervoor hebben wij uiteengezet waarom verplaatsing of nieuwvestiging wat ons betreft allebei tot de mogelijkheden behoort. Als gemeente bedrijven wij geen economische ordening maar ruimtelijke ordening, tenzij bepaalde keuzes tot ongewenste ruimtelijke effecten leiden. Daar is echter geen sprake van. Of en in hoeverre bestaande aanbieders in staat zijn om invloed uit te oefenen op de invulling van een achterblijvende locatie en het voorkomen van planschade zal moeten blijken. Bestaande aanbieders en nieuwe aanbieders zijn kunnen beide in gesprek gaan met de ontwikkelaar en daarbij aangeven hoe zij om denken te gaan met deze aspecten. Een evenwichtige en goed functionerende supermarktstructuur staat voor de gemeente voorop en niet de maximale grondopbrengst. Of het een extra supermarkt wordt of een bestaande die verplaatst is nog niet bekend maar behoort allebei tot de mogelijkheden. Voor wat betreft de kans op leegstand verwijzen wij nogmaals naar het ruimtelijk-economisch onderzoek van 17 juni 2014. Daaruit blijkt dat die kans zeer klein is.
4. Ambtshalve wijzigingen In aanvulling op de wijzigingen die reeds zijn genoemd hiervoor bij het bespreken van de inspraakreacties en vooroverlegreacties zijn er ook nog enkele ambtshalve aanpassingen doorgevoerd in het concept ontwerpbestemmingsplan. Naast het herstellen van enkele onvolkomenheden in de tekst en de nummering betreft dit ook het aanpassen van de maximale bouwhoogte van 5 meter naar maximaal 8 meter voor de voorgevel en 5 meter voor de achtergevel. Verder is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie van de verbeelding en uit de planregels gehaald omdat archeologisch onderzoek ter plaatse geen archeologisch waardevolle resten heeft opgeleverd. De bouwhoogte voor erfafscheidingen en overige bouwwerken achter de voorgevelrooilijn is verhoogd naar 3,5 meter. Tot slot is het Ruimtelijk-economisch onderzoek van 17 juni 2014 (bijlage 4 bij de toelichting) tekstueel hier en daar wat aangepast zonder dat daarmee de inhoud en de strekking is veranderd.
Uden, oktober 2014
[8]
206
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
235
Bijlage 1
Parkeernormen
Rho adviseurs voor leefruimte
085600.18534.00
Pagina B2-2
Normen gebied 2 parkeerbezoekersnorm1 aandelen eenheid functie eenpersoonswoning (tot circa 80 m²) 1,3 0,3 per wo woning eengezinswoning (vanaf circa 80 m2) 0,4 per wo woning - sociale sector 1,6 - middeldure sector 1,7 - dure sector 1,9 serviceflat/aanleunwoning 0,6 0,4 per wo woning kamerverhuur 0,6 0,2 per wo woning detailhandel 85% 100 m2 bvo2 - hoofdwinkelgebied (non-food) - hoofdwinkelgebied (food) 3,0 - wijk- of dorpscentrum (non-food) 4,5 - wijk- of dorpscentrum (food) - grootschalige detailhandel 6,5 (commerciële) dienstverlening 3,0 20% 100 m2 bvo kantoren 2,1 5% 100 m2 bvo arbeidsextensief/bezoekersextensief 0,7 5% 100 m2 bvo (loods, opslag, groothandel, transportbedrijf) arbeidsintensief/bezoekersextensief (industrie, garagebedrijf, laboratorium) 2,0 5% 100 m2 bvo arbeidsextensief/bezoekersintensief (showroom) 1,4 35% 100 m2 bvo café, discotheek, cafetaria 4,0 90% 100 m2 bvo restaurant 10,0 80% 100 m2 bvo museum, bibliotheek 0,7 95% 100 m2 bvo bioscoop, theater, schouwburg 0,2 zitplaats sporthal (binnen) 2,0 95% 100 m2 bvo sportveld (buiten) 13,0-27,0 95% ha. netto terrein dansstudio, sportschool 3,0 95% 100 m2 bvo squashbanen 1,0 90% baan tennisbanen 2,0 90% baan golfbaan 90% hole bowlingbaan, biljartzaal 1,5 95% baan/tafel 2 evenementenhal, beursgebouw, congresge5,0 99% 100 m bvo bouw zwembad 9,0 90% 100 m2 opp. basin themapark/pretpark 99% ha. netto terrein overdekte speeltuin/-hal 10,0 90% 100 m2 bvo manege 90% box cultureel centrum, wijkgebouw 2,0 90% 100 m2 bvo ziekenhuis 1,7 bed (bij vaste bezoektijden) verpleeg-, verzorgingshuis 0,5 60% wooneenheid arts, maatschap, kruisgebouw, therapeut 1,5 65% behandelkamer(min. 3 pp /praktijk) dagonderwijs (HBO,MBO) 5,0 leslokaal(à 30 zitplaatsen) middelbaar onderwijs (VWO, HAVO, Vmbo) 1,0 leslokaal (à 30 zitplaatsen) avondonderwijs 0,5 student basisonderwijs 1,0 leslokaal (excl. Kiss&Ride) crèche, peuterspeelzaal, kinderdagverblijf 0,8 arbeidsplaats hotel 0,5 kamer volkstuin 0,3 perceel religiegebouw 0,2 zitplaats begraafplaatsen 20,0 gelijktijdige begrafenis crematorium gelijktijdige crematie 1) De gepresenteerde norm is de totale norm, dus inclusief bezoek. 2) BVO (Bruto vloeroppervlak): totale vloeroppervlakte gemeten vanuit de buitenmuren van een gebouw.