Gasten boek
GASTENBOEK
met bijdragen van:
Verblijf in de tussentijd
Chris Keulemans Martin Verwoest Alexander Grit / Dr. Paul Lynch Eva Fotiadi André Ouwehand Arnold Reijndorp Vincent Smit Arno van Roosmalen Leo Versteijlen
Hotel Transvaal 2009
www.hoteltransvaal.com
Overzicht Hotel Transvaal, fotografie: Peter de Ruig
5 Voorwoord Bram Heijkers, Sabrina Lindemann
secretaris Stichting Hotel Transvaal en S.Lindemann projectleider Hotel Transvaal
8 Hotel Transvaal Chris Keulemans schrijver en journalist
stedenbouwkundige werkzaam bij woningcorporatie Staedion (architectonisch/stedenbouwkundige conceptontwikkeling)
16 Hotel Transvaal als cultureel laboratorium Alexander Grit en Dr. Paul Lynch,
promovendus University of Strathclyde, Glasgow en hogeschool docent bij Stenden University in Leeuwarden en Dr. P. Lynch, Reader University of Strathclyde Glasgow
21 Over gastvrijheid, destructie, actie en reactie. Eva Fotiadi kunsthistoricus
Onderzoeksinstituut OTB TU Delft
36 Hotel Transnationaal Arnold Reijndorp
zelfstandig onderzoeker op het snijvlak van sociaal-culturele en ruimtelijke ontwikkelingen in het stedelijk veld
41 Transvaal, op naar een bijna gemiddelde wijk? Vincent Smit Haagse Hogeschool lectoraat grootstedelijke ontwikkeling
directeur Stroom Den Haag, centrum voor beeldende kunst, architectuur en stedenbouw in Den Haag
49 Weemoed in Hotel Transvaal Leo Versteijlen
architect en directeur (mede eigenaar/oprichter) Site Urban Development
52 Colofon
Hotel Transvaal heeft het belang aangetoond van stedelijk beleid, dat ruimte biedt voor initiatiefnemers om met nieuwe ideeën te experimenteren. Dit levert dynamiek op. Zo heeft dit grootste hotel ter wereld gedurende zijn openingstijd honderden gasten met diverse achtergronden uit binnen- en buitenland mogen verwelkomen, gasten die er anders nooit waren gekomen. En andersom hebben wijkbewoners en winkeliers mensen ontmoet die zij anders nooit waren tegengekomen. In de laatste weken van het bestaan van Hotel Transvaal werden een aantal gasten specifiek gevraagd om te komen overnachten. Hun opdracht was om vanuit hun beroepsmatige achtergrond en vanuit hun deskundigheid hun ervaringen met het Hotel en de ‘tussentijd’ mede te delen in dit Gastenboek. We zijn blij dat we in het boekje dat nu voor u ligt acht geheel verschillende verhalen kunnen presenteren. De genodigde gasten hebben opvallend divers gereageerd, zowel vakinhoudelijk als in wat een verblijf in het hotel bij de gasten oproept. De artikelen reiken van hotel- en hospitalitymanagement tot stadssociologie, van gebiedsontwikkeling tot kunst(historie). Terwijl de één zijn ervaringen direct betrekt op de dagelijkse professionele praktijk geeft de ander veel meer een persoonlijke belevenis weer. Alle gasten vormen op basis van de voortdurend veranderende omgeving en de kennismaking met bewoners en ondernemers een eigen beeld, verhaal, assemblage van de wijk. Daarbij laat het idee van gastvrijheid, de basis van een hotel en in dit geval heel Transvaal, de gast met een specifieke bril naar de wijk kijken. ‘De blik op je omgeving kantelt’, zoals een van de gasten opmerkt. Nu is Transvaal eens geen ‘afvoerputje’ of een ‘aandachtswijk’ maar een plek voor verrassende ontmoetingen, waar je je thuis kunt voelen. De positieve associaties die dit oproept bieden ook mogelijkheden om op een andere manier te kijken naar de voortdurende in- en doorstroom van bewoners in deze ‘stijgingswijk’. Door de wijk als hotel te aanschouwen met de begrippen tijdelijkheid en gastvrijheid als wezenskenmerken, wordt doorstromen opeens gekoppeld aan een positief begrip, namelijk gastvrijheid. Deze verrassende koppeling maakt anders kijken, denken en doen mogelijk. Daarnaast laat het hotel de gasten blijkbaar ook met een andere bril kijken naar de typisch Nederlandse vernieuwingsaanpak van een wijk als Transvaal. Verschillende gasten merken op dat de tussentijd steeds minder een ‘begrensde tussentijd’ lijkt te zijn. Terwijl het begrip ‘stedelijke vernieuwing’ een duidelijk begin en een eind suggereert, dat ook in de aanpak steeds een onderliggende vooronderstelling is, vragen veel gasten zich af in hoeverre de ‘tussentijd’ feitelijk een permanent karakter krijgt in de huidige aanpak van wijken als Transvaal. En als dat zo is, wat doen we daar dan mee? Het spiegelen van de aanpak van de Nederlandse wijken aan de tijdelijkheid van Hotel Transvaal, kan tot boeiende gesprekken leiden. Is het op termijn niet zinvoller langzaam van een Nederlandse naar een meer organische, Griekse manier van aanpakken te gaan, zoals beschreven in een van de verhalen?
2009
45 Glans op het beeld Arno van Roosmalen
De organisatie kijkt terug op een geslaagd experiment. Met Hotel Transvaal is een goede methode ontwikkeld die ook interessant is voor andere transformatiewijken, want overal in Nederland zijn er wijken die op de schop gaan. Het Hotel won de Haagse Nieuwe Stad Prijs 2007 voor kleine projecten en heeft inmiddels navolging gevonden in een aantal andere gemeenten, zoals Groningen, Arnhem en Amsterdam. Door het oprichten van het hotel diende zich voor de initiatiefnemers ook de noodzaak aan om verder na te denken over het fenomeen van de tussentijd in stedelijke ontwikkelingsgebieden. Vanuit Hotel Transvaal werd daartoe de denktank Laboratorium voor de Tussentijd opgericht, een inspirerend netwerk van kunstenaars, sociologen, filosofen, architecten en stedenbouwkundigen die de tussentijd juist als impuls voor de wijk zien en verdere strategieën en methoden ontwikkelen voor transformatiewijken.
Hotel Transvaal
28 Tegen( )stellingen in Transvaal Kanttekeningen in de tussentijd André Ouwehand
Meer dan een jaar (2006-2008) beproefde de stichting Hotel Transvaal in samenwerking met Mobiel projectbureau OpTrek succesvol het concept van Hotel Transvaal*-*****, verblijf in de tussentijd in de Haagse stadsvernieuwingswijk Transvaal. De hotelkamers waren verspreid over lege ruimtes die ontstonden door de herstructurering van de wijk. Zo werden door lokale winkeliers en kunstenaars hotelkamers ingericht in sloopwoningen, leegstaande nieuwbouw en in zo goed als onbewoonde straten. Alle hotelvoorzieningen bevonden zich op loopafstand. Het ontbijt werd geserveerd in het Turkse buurtrestaurant en de gasten konden internetten in de lokale telefoonwinkel, kortom: de hele wijk was het hotel. De kamers van Hotel Transvaal verhuisden steeds mee met de transformatie van de wijk, met het tempo van sloop en nieuwbouw. Einde 2008 werden de bestaande sloopplannen herzien en was het moment gekomen waarop de – voorlopig – laatste afbraak in dit deel van de wijk plaatsvond. Dit had tot gevolg dat woningcorporatie Staedion, die als één van de partners aan de wieg van het hotel had gestaan en als grootste vastgoedeigenaar in de wijk Hotel Transvaal de kamerlocaties ter beschikking heeft gesteld, geen nieuwe ‘tussenruimte’ meer kon aanbieden aan het hotel. De sluiting in oktober 2008 van de kamers en de receptie was dan ook een vanzelfsprekend gevolg in dit stadium van de ontwikkelingen die de wijk Transvaal doormaakt.
Bram Heijkers & Sabrina Lindemann
9 Tijdelijk Transvaal Martin Verwoest
Voorwoord
GASTENBOEK
Inhoudsopgave:
Hoe dan ook, een verblijf in Hotel Transvaal en de tussentijd heeft onze gasten de gelegenheid geboden de wijk, de bewoners en de aanpak op een heel andere manier te ervaren. En, zoals een van de gasten schrijft; ‘definitief Transvaal bestaat niet’. Den Haag, 30 maart 2009 Bram Heijkers, Sabrina Lindemann
5
Receptie Hotel Transvaal, fotografie: Peter de Ruig
‘Goeiemorgen,’ roept de plantsoenenman. ‘Lekker geslapen?’ Heerlijk, antwoord ik en wandel verder over de Kempstraat, langs de winkeliers die hun reclameborden en fruitkisten op de stoep zetten. Aan de overkant zwaait de eigenaar van Tadim naar me alsof ik hier al jaren kom. In zijn Turkse eethuis staat een ontbijt met omelet en verse broodjes voor me klaar. Hotel Transvaal is open en de hele buurt weet ervan. De receptie ligt naast de oude kerk. De eerste vijf kamers, ingericht door Nederlandse kunstenaars en een Hindoestaanse meubelverkoper, zijn verspreid over leegstaande panden die wachten op sloop of renovatie. Gemiddelde prijs per nacht, afhankelijk van het aantal sterren: dertig euro, met korting voor buurtbewoners. De mijne ligt in de Hertzogstraat. Ik steek de sleutel in het slot, loop de trap op en sta in een pand met vliesdunne wanden waar nog niet zo lang geleden hele families woonden. Op het witte kussen van mijn bed staat het logo van Hotel Transvaal. De ontwerpster heeft van rollen vilt krukjes en een tafeltje gefabriceerd. In de keuken vind ik koffie, thee, water en een doos pleisters. Het balkonnetje kijkt neer op de overwoekerde binnentuinen van vertrokken buren. Aan de muur een collage van de schilderijen die waren blijven hangen: een berglandschap, een huilend zigeunerjongetje, een paard. Ontbijten, zegt de brochure, doe je bij Tadim. Dineren kan, om er een paar te noemen, bij Marokkaans visrestaurant Nuevo Plaza of Surinaams-Indonesisch restaurant Siddiq’s Corner. Voor een late borrel met waterpijp ga je naar café Kalè. En mocht je behoefte hebben aan een pedicure, belhuis of kapper, dan kan dat natuurlijk ook. De hele wijk is een hotel en de ontvangst is overal zwierig en professioneel alsof dat de gewoonste zaak van de wereld is.
Om als Hagenees te verblijven in Hotel Transvaal is een bijzondere ervaring. De paleiskamer, een monochroom verbouwde woning aan de Kempstraat, is een prima startpunt om in een rustig tempo de wijk te bestuderen. Deze woning maakt in verschillende lagen de periodes zichtbaar die de wijk heeft doorlopen. Het is een vroeg 20eeeuwse arbeiderswoning met kleine keuken en twee slaapkamers en tegelijk een 21eeeuws ruimtelijk kunstwerk waarin sporen van een stadsvernieuwingsoperatie uit de jaren zeventig te zien zijn. Deze historische gelaagdheid vinden we door de hele wijk. Transvaal is misschien wel de vreemdste wijk van Den Haag, met een structuur als van een spin in het web. Straten en pleinen zijn uit een dikke bebouwingsplak gesneden. Het geheel is omsloten door vier hoofdstraten die een rechthoek vormen. Dicht bebouwd voor Nederlandse begrippen en toch echt Haags, maar drie lagen hoog. Kom vooral niet boven dat tweede maaiveld uit in deze stad. Fier overeind staat de Julianakerk, het enige baken dat Transvaal van verderop zichtbaar maakt.
Martin Verwoest (1965) is Hagenees en stedenbouwkundige. Hij is bijna twee decennia werkzaam in de Haagse regio. Eerst bij de gemeente Den Haag waar hij onder andere werkte aan de Structuurvisie Den Haag 2020, het Masterplan Scheveningen, de stedenbouwkundige plannen voor het Wijnhavenkwartier, omgeving Centraal station en Wateringse Veld, visies voor de Binckhorst, de Scheveningse boulevard en de A4/Vlietzone en bouwplannen als Madurodam, het Circustheater, het Souterrain. Martin maakte bij de gemeente Den Haag deel uit van het guerrillateam Stadsstedenbouwer. Sinds 2007 is Martin werkzaam bij
openbare ruimte, voetbal, oorlog en
Den Haags grootste woningcorporatie
popmuziek. Momenteel werkt hij aan
Staedion waar hij verantwoordelijk is
een boek over kunst na crisis, waarvoor
voor de architectonisch/stedenbouw-
hij reizen maakte naar Sarajevo, Beirut,
kundige conceptontwikkeling. Stae-
Tirana, New York, New Orleans, Jakarta
dion heeft ambitie om 1000 woningen
en Sofia. Zie ook www.submarinechan-
per jaar aan de voorraad toe te voegen
nel.com/artaftercrisis
en om dat onderscheidend, duurzaam
Begin 2010 opent hij de Tolhuistuin,
en kwalitatief goed te doen. Dit heeft
een centrum voor cultuur en horeca in
naast herijking van de plannen voor
Amsterdam Noord. Nu al organiseert
Transvaal onder andere geresulteerd in
hij in een transformatiewijk in Noord
masterplannen voor het GITerrein en
culturele activiteiten. In Transvaal was
Kijkduin, waar onconventionele oplos-
hij moderator tijdens de drie Laboratoria
singen binnen Haagse tradities worden
voor de Tussentijd.
gebracht.
Jurriaan Kok, gemeenteraadslid van de SDAP, was in de eerste jaren
2009
migranten, vluchtelingen, kunst in de
Transvaal heeft een opbouw die in drie delen uiteen valt: lange bouwblokken in het zuidelijk deel evenwijdig aan de Haagse markt, diagonale bouwblokken evenwijdig aan de Schalk Burgerstraat en geknikte blokken evenwijdig aan de Loosduinseweg. De stadsplattegronden van 1712 en 1895 laten hier nog de zusterpolder zien. Een langgerekt weidepatroon met sloten ertussen. Een verfijning van het patroon zien we bij de Straatwegh, nu Loosduinseweg, die destijds als een soort verbindende veilingroute gold met het grootste kastuinbouwgebied van Europa. Hier aan de noordzijde van Transvaal zijn de kavels klein en meer vierkant. De eerste verstedelijking vindt eind negentiende eeuw plaats met de komst van de stroomtramweg die station Holland Spoor (en een groter achterland) met Scheveningen-dorp verbindt. Het gebied krijgt regionale verbindingen! Als in 1901 de woningwet wordt aangenomen laat Den Haag de directeur gemeentewerken Ir. Lindo een plan maken voor de uitbreiding van de stad. Hij tekent alleen hoofdwegen en havenwerken en wil hiermee een infrastructuur ontwikkelen die recht doet aan de te verwachten omvang van de stad in de toekomst. De zojuist uitgevonden auto doet hiermee zijn intrede in de stadsplanning. Naast het gebruik van een traditioneel rechthoekig stratenpatroon, afgeleid van de geomorfologische ondergrond van de stad, stelt hij diagonalen voor als aanvulling. Zo’n breed getrokken laan maakt de wijk ruim en levendig, was de opvatting. Dat gaat in Transvaal slechts ten dele op. Transvaal kent drie diagonalen en één rechte laan. In het noordelijk deel van de wijk ligt de geknikte Paul Krugerlaan, winkelstraat en onderdeel van het Haags tramnetwerk. In het zuidelijk deel van de wijk ligt de perfect Noord-Zuid georiënteerde Schalk Burgerstraat, samen met de Julianakerk als een zonnewijzer in de stadsplattegrond. En daar tussenin bevindt zich de lange smalle Scheepersstraat. De rechte Kaapstraat (en de verbreding van de Boerenstraat) geeft het zuidelijk deel de door Lindo benodigd geachte ruimte. De diagonalen doorsnijden de wijk van rand tot rand. Als onderdeel van het hoofdverkeerssysteem van de stad hebben de diagonalen een logisch vervolg over de wijkgrenzen heen. De Paul Krugerlaan loopt van de verlengde Delftselaan (en Prinsengracht), in de Schilderswijk, tot aan de inmiddels bekende zevensprong aan de Loosduinseweg. De Schalk Burgerstraat takt ook af van de Delftselaan, maar dan zuidwaarts richting wat nu het Veluweplein is. De Scheepersstraat heeft een (moeizame) connectie met het Hobbemaplein aan de oostzijde en zou volgens het plan van Lindo zijn vervolg krijgen over de De La Reyweg naar Rustenburg Oostbroek. Dat laatste is er nooit van gekomen want er was veel kritiek op het plan Lindo.
Hotel Transvaal
Transvaal, midden in Den Haag, is een probleemwijk op de schop. Er worden 3000 huizen gesloopt en 1600 nieuwe woningen gebouwd. Als de herstructurering in 2014 af is moet dit een van Ella Vogelaars 40 prachtwijken zijn. In de straten, genoemd naar Boeren die de apartheid uitvonden, is vrijwel iedereen gekleurd. Tussen de dichtgespijkerde ramen van de Vaalrivierstraat ligt het kantoor van OpTrek, het mobiele projectbureau dat hier tijdelijke kunst organiseert. Zoals Hotel Transvaal, een idee van RAL2005- architecten, dat vanaf 24 juni 2007 zijn deuren opende. De hele buurt is in beweging. Veel etalages staan vol opheffingsuitverkoop. Andere zijn van tijdelijke eigenaar veranderd, met de oude plakletters nog op het raam. In de shoarmatent zit nu een fietsenmaker. In de Hertzogstraat zetten vertrekkende bewoners hun oude bankstellen op de stoep. Hotels zijn meestal anonieme doorgangshuizen in gevestigde straten. Hier is het andersom. Laat op de avond stap ik over een afgedankte televisie, loop langs een paar dichtgetimmerde ramen, open mijn voordeur, haal de reclamefolders van de deurmat en voel me thuis.
Geboorte van een wijk
van de twintigste eeuw voorvechter van een verbeterd plan van een nuchter technisch, maar ook artistiek bouwmeester: een kunstenaar. Berlage was zijn naam. Voor Transvaal kwam de roep om een kunstenaar zo’n plan te laten maken te laat. Berlage neemt in zijn plan tot uitbreiding van ’s Gravenhage het ontwerp van Lindo over en laat de stad er organisch omheen groeien. Dit heeft gevolgen voor de stedenbouwkundige invulling van de ankerpunten van de wijk, waarin we de veel meer driedimensionale ontwerphouding van Berlage zien. De zevensprong krijgt met de toevoeging van de Apeldoornselaan een pendant van de Paul Krugerlaan. Het Hobbemaplein wordt ook aan de Transvaalzijde voorzien van monumentale pleinruimte. Het grootste verschil met het plan Lindo vinden we in de beëindiging van de Schalk Burgerstraat aan de Hoefkade. Daar waar Lindo de straat op een verkeersplein laat eindigen, voorziet Berlage een stadsplein waaraan direct ook betekenisvol programma wordt toegekend en de entree naar het nieuwe stadspark: het Zuiderpark. De ligging en oriëntatie van de wijk worden hiermee bepalend gekoppeld aan één van Den Haags grootste kwaliteiten, het stadsgroen. Dat Berlage geen grotere wijzigingen in het Transvaaldeel van zijn stadsplan heeft opgenomen (zoals hij bijvoorbeeld wel gedaan heeft voor Laakkwartier) lag waarschijnlijk aan de uitvoeringstermijn van de plannen èn het feit dat een groot deel van de Haagse gemeenteraad directe belangen heeft bij de uitvoering van bouwplannen. Dit geldt in 1907 voor niet minder dan 17 van de 35 raadsleden. De arbeiderscomplexen van Transvaal worden in de niet al te rijke tijd van de Eerste Wereldoorlog gerealiseerd. Verschillende bouwmaatschappijen geven invulling aan het eenvoudige uitbreidingsplan. In de rechte straten zijn meerdere maatschappijen actief waardoor in een straat meerdere architecturen te vinden zijn. Zo ontstaat een zowel coherent als gevarieerd beeld van drielaagse bouwblokken met vooral portiek-etagewoningen in redelijk sobere baksteenarchitectuur. Hier vinden we geen driedimensionaal totaalontwerp noch spectaculaire vernieuwing van architectuur en woningplattegrond. De drie- en vierkamerwoningen zijn niet groot. Berlage zegt over de Haagse woningplattegronden dat: ‘de afmetingen der huizen het peuterige nabijkomen’. Dat klopt zeker in Transvaal. Het feit dat een hele woning in Hotel Transvaal omgedoopt wordt tot één paleiskamer laat dat ook zien. De ontsluiting van de woningen wordt op eigen Haagse wijze opgelost door middel van het Haags portiek. De woningen op de begane grond liggen ter weerszijden van een openbaar toegankelijke collectieve trappartij. Deze trap naar de eerste verdieping ontsluit de bovenwoningen. Twee voordeuren geven toegang naar de woningen op de eerste verdieping en twee voordeuren geven via een private binnentrap toegang tot de woningen op de tweede verdieping. Transvaal kent vele vormgevingsvarianten van het Haags portiek. Een rechte steektrap of trappen met meerdere bordessen. Een trap haaks op het trottoir of evenwijdig aan het trottoir. Alle zorgen ze voor een collectieve verbinding tussen openbaar en privé. Een overdekte beschutte woningentree. Een plasticiteit in de gevel van een andere schaal dan de woning zelf. Een sociale ontmoetingsruimte. Ze zorgen voor het ritme van de straat. Natuurlijk zijn er ook uitzonderingen. De voormalige woningen aan de Natalstraat kenden alleen voordeuren aan het trottoir. Daarachter een almaar doordraaiende binnentrap die toegang gaf tot de woning op de tweede verdieping. Zo zijn er ook uitzonderingen op stedenbouwkundig niveau. De hoven langs de De La Reyweg (zoals de Vrijstaathof) en de bouwblokken rondom de Springfonteinstraat wijken af van wat er in de voorgaande plannen getekend is. De lange bouwblokken die het eerdere slotenpatroon volgen, worden hier vervangen door grotere bouwblokken met daarbinnen hofbebouwing en complexere bouwblokvormen rondom beslotener ruimtes. Naast de woonstraat, de diagonaal/hoofdstraat en het stadsplein wordt hiermee een extra buitenruimtevorm geïntroduceerd. De meest bijzondere buitenruimte ligt op de grens met de Schil-
Gast: Chris Keulemans | Martin Verwoest
en journalist. Hij publiceerde o.a. over
Tijdelijk Transvaal Martin Verwoest
GASTENBOEK
Chris Keulemans (1960) is schrijver
Hotel Transvaal Chris Keulemans
9
Ontbijt hotelgasten bij restaurant Tadim, fotografie: Peter de Ruig
Paul Krugerlaan, fotografie: José van Poelje
Stadsvernieuwing
Toekomst De toekomstige plannen voor het centrale deel van de wijk gaan verder dan sloop/nieuwbouw. Hier wordt ook in de structuur van de wijk ingegrepen. Rondom de Kempstraat worden ruimere (appartementen- en eengezinswoning)bouwblokken voorzien in één architectuur. Tussen Schalk Burgerstraat en Oranjerivierstraat wordt
Transvaal en haar hotel Het mag duidelijk zijn dat Transvaal nog een weg te gaan heeft. De transformatie van de wijk is in volle gang en er wordt opnieuw nagedacht over de koers van uitvoering voor Transvaal Noord en het lijn 11 tracé. Transvaal is ruimtelijk volwassen aan het worden. Deze verandering van een oude naar een nieuwe wijk levert een lange periode op vol sloop, leegstand, braakliggend gebied en bouwactiviteiten. De complete make over laat, naast schoonheid, ook oude en jonge littekens zien. De pluriformiteit en gelaagdheid der tijden zijn zichtbaar. Die tijd van transformatie goed benutten is een interessante opgave. Hoe kunnen manifestaties, economische impulsen en vormen van tijdelijke huisvesting een voorportaal zijn in de overgang naar het nieuwe? Hoe kun je in die tussentijd al impulsen geven en nieuwe kansen pakken? Hotel Transvaal is daarvan een interessant voorbeeld. Stichting OpTrek heeft er sinds 2002 met alle actoren in het gebied veel aan gedaan om tijdens de transformatie de leefbaarheid van de wijk overeind te houden en een platform te bieden voor nieuwe kansen. Het Hotel gebruikt leeggekomen woningen die vaak meerdere maanden wachten op sloop en de tijdelijke hotelkamers brengen licht en leven tussen de braakliggende terreinen en dichtgespijkerde woningen die de wijk al zo lang kent. Een surreële ervaring die je stil doet staan bij de geschiedenis en toekomst van de wijk. Een poging de winkel open te houden tijdens de verbouwing. En een laatste middel om het leven van de eerste generatie Transvaal te verlengen en extra betekenis te geven. En naast de tijdelijke programmering van gebouwen en buitenruimte is het begrip ‘tussentijd’ geïntroduceerd, waarmee diepgaander ideevorming over dit soort grootschalige transformaties is gestimuleerd bij professionals. Er is nagedacht over meer tijdelijke programmering met winkels, bedrijfjes en zelfs moestuinen en festivals. De bouwput uit de transformatiefase wordt hiermee onderdeel van de leefomgeving. Door koppeling van het tijdelijke Hotel aan ondernemers in de wijk, wordt dit versterkt, de transformatie wordt onderdeel van het reguliere bestaan in de wijk. Hotel Transvaal heeft ook bijgedragen aan de imagoverbetering van de wijk. Een flinke hoeveelheid positieve artikelen in kranten en tijdschriften vormt daarvan het levende bewijs. Evenals de nieuwe groepen bezoekers die het Hotel heeft aangetrokken. Verblijfstoeristen die hebben gekozen voor dit concept in de veranderende stedelijke omgeving. Met dit alles hebben het Hotel en een aantal samenhangende activiteiten de wijk en bewoners nieuwe trots, moed en élan gegeven. De impact van het Hotel moeten we niet groter maken dan het is, maar het is een benadering die vaker mogelijk is dan we nu toepassen.
Deel uit plan tot uitbreiding van ‘s Gravenhage 1908, Hendrik Petrus Berlage
2009
Nadat met de stadsvernieuwing de eerste en ergste bouwkundige problemen zijn opgelost, volgt vanaf begin jaren negentig een nieuwe fase voor Transvaal. De wijk is aan het wegglijden: de middeninkomens (voor zover nog aanwezig) verdwijnen uit de buurt, de binding van de bewoners met de buurt wordt minder en de criminaliteit stijgt fors. In die tijd wordt duidelijk dat de renovatie niet voldoende effect heeft. Een rigoureuzere aanpak is nodig. Dit keer niet (bijna) alleen bouwkundig, maar ook sociaal. Het antwoord komt in de vorm van grootschalige upgradingsplannen die nog lange tijd zullen voortduren. De plannen gaan uit van grootschalige sloop en nieuwbouw. Er wordt met het zuidelijk deel begonnen. Nieuw voor Transvaal hierbij is dat de architectenbureau’s wordt gevraagd hele bouwblokken te ontwerpen. Zo ontwerpt architect Marlies Röhmer mooi vormgegeven appartementen en boven- en benedenwoningen rondom een nieuw pleintje aan de Stellenboschstraat. De vergroting van de architectenopdracht zorgt voor eenduidig ontworpen straatwanden, maar tegelijkertijd voor weinig samenhang tussen de straatwanden. De Fischerstraat en Wesselsstraat worden bijvoorbeeld aan weerszijden van verschillende architectuur voorzien (resp. Claus en Kaan, en José Osorio Lobato). De donkere verspringende gevels van de Wessels/Fischerstraat worden op geen enkele wijze ruimtelijk beantwoord door de lichte ritmische gevels aan de overzijde van de straat. Dit is een gemiste kans, hoe goed de woningen ook zijn ontworpen. De straten zelf krijgen een ander profiel. De rijlopers worden weer strak getrokken, op regelmatige afstanden komen er bomen, de parkeervakken liggen recht tussen trottoir en rijloper. De gebakken klinkers zorgen voor een meer klassieke, rijke uitstraling. Er komt vooral veel rust en eenduidigheid in het profiel. Een verademing ten opzichte van de stadsvernieuwingsingrepen. Na verloop van tijd worden gemengde effecten merkbaar. In de upgradingsplannen worden voornamelijk meergezinswoningen gesloopt en eengezinswoningen teruggebracht. Dit biedt eerder vertrokken ‘Transvalers’, vooral jonge gezinnen, de mogelijkheid terug te keren en binnen de wijk een wooncarrière te maken. Geleidelijk wordt echter duidelijk dat deze vernieuwing, in met Vinexwijken vergelijkbare dichtheden, niet geheel beantwoordt aan de stedelijke vragen vanuit de wijk en de demografische trends. Het aandeel eenen tweepersoonshuishoudens in de stad is flink gestegen tot meer dan drie kwart van de bevolking. Deze mensen zitten niet te wachten op een eengezinswoning. Tegelijkertijd leidt de aanpak tot een verkleining van het woonoppervlak en het aantal woningen in de wijk. Het daarmee samenhangende, teruglopende aantal inwoners per woning zorgt voor aantasting van het draagvlak voor de voorzieningen. Dit is zeker in een tijd dat wordt ontdekt dat de wijk meer is dan wonen alleen, een zorgwekkend signaal. Vandaar dat de aanpak van de wijk in de tweede fase van de upgrade wordt verbreed.
Mijn paleiskamer is inmiddels gesloten, klaar om gesloopt te worden. Daarmee is het niet voorbij. De tijdelijkheid is op de agenda van plannenmakers gezet, dankzij Hotel Transvaal. Tijd wat mij betreft om de planners na te laten denken over een Hotel Zuidwest, Hotel Mariahoeve of Hotel Houtwijk. Of een vervolg op Hotel Transvaal als we het noordelijk deel van de wijk gaan aanpakken. En de wijk zelf? Die is naar mijn idee wat uit elkaar aan het vallen door de vele verschillende concepten die er op worden losgelaten. In het programma wat we nu realiseren, zijn we één groep vergeten. De dynamische doelgroep die het stedelijk gebied als natuurlijke habitat heeft. Die vinden in Transvaal vooralsnog onvoldoende van hun gading. Dat is een gemiste kans. Als we deze dynamische doelgroep met activiteiten in de tussentijd naar een veranderend stuk stad trekken, moeten we hen in die ve nieuwde stadsdelen ook een plek bieden.
Hotel Transvaal
Deze springerigheid wordt ook geïntroduceerd in de nieuw ontworpen straatprofielen. Om de autosnelheid te verminderen worden woonerfachtige straatinrichtingen bedacht met slingerende rijbanen langs haaks-, schuin- en langsgeparkeerde auto’s. Dit levert nog niet de gewenste verblijfsruimte op voor de buurten, dus komen er ook doorbraken tussen straten. Er ontstaan hierdoor nieuwe pleintjes, zoals in de Kockstraat en de Pretoriastraat. Letterlijk uitgesneden uit de bouwblokken zijn het geen prettige plekken. De blinde zijgevels en muurtjes omsluiten de ruimtes die weinig toevoegen aan de morfologie van de buurt. Daarnaast wordt op kleine schaal geprobeerd iets aan het auto-overschot te doen, door kleine parkeergarages aan te leggen. Het ontlast de straten weinig en zorgt hier en daar voor akelige breuken in het gevelbeeld. In een deel van de Beijersstraat worden eengezinswoningen gerealiseerd rondom een autovrij plantsoentje. Parkeren vindt plaats op het binnenterrein van het bouwblok, aangrenzend aan de ondiepe achtertuinen. De gekromde woonblokken maken van de straat een beslotener en meer collectieve dan openbare ruimte. De inrichting met struweel beperkt het gebruik van de ruimte zeer. Soms lukt het überhaupt niet om ruimte te maken. In de Brandtstraat dient openbare ruimte tussen de scholen als parkeerplaats, school-
Upgrading
een nieuwe doorbraak voorzien: een nieuwe diagonaal! En met het wegnemen van nog twee bouwblokken is het Transvaalpark vergroot tot een succesvol wijkpark dat de schakel vormt tussen de Paul Krugerlaan en de Haagse markt. De invullingen lijken coherenter vormgegeven dan de eerste fase van de upgrading. De architectuur die tussen Delagoastraat en Kempstraat wordt gerealiseerd is Haags: niet spectaculair, qua architectuur noch qua typologie. Het is zorgvuldige baksteenbebouwing, als ensemble, in samenhang ontworpen van stedenbouw tot architectuur en openbare ruimte inrichting. De nu nog braak liggende terreinen in dit deel van de wijk krijgen langzaam een invulling. De resultaten van deze operatie zullen we pas over enkele jaren kunnen beoordelen. Voor Transvaal Noord ligt de toekomst opnieuw open. De geschiedenis geeft handvatten voor wat hier moet gebeuren. Een pleidooi voor betekenisvolle, heldere, zorgvuldig ontworpen openbare ruimte met (r)echte straten en kloeke, goed vormgegeven bebouwing voorzien van heldere overgangen tussen privé en openbaar. Ook zijn goede woningen voor alle doelgroepen nodig, zowel het gezin als 1- en 2-persoonshuishoudens. Daarnaast: ruimte voor ondernemerschap en afdoende en duurzame parkeeroplossingen. Een pleidooi voor ruimtelijke samenhang. Of dit zal moeten leiden tot meer of minder sloop zal de komende tijd blijken. De sleutel van de oplossing zou wel eens in de overtollige openbare ruimte kunnen liggen.
Gast: Martin Verwoest
De eerste transformaties van Transvaal vinden ruim na de Tweede Wereldoorlog plaats. De opkomst van de auto zorgt voor een radicaal andere beleving en gebruik van de openbare ruimte. In de jaren zeventig beginnen de straten vol te lopen met geparkeerde auto’s. De smalle open straatstructuur wordt binnen één decennium doorsneden door een rijloper met aan weerskanten lange rijen langs de straat geparkeerde auto’s. De fysieke aanwezigheid van al dat blik zorgt voor een duidelijker scheiding tussen de straatkanten en minder ruimte voor de voetganger. In deze tijd begint ook de staat van de woningen terug te lopen. Zover zelfs, dat ingrijpen noodzakelijk wordt. De gemeente en de woningcorporaties beginnen aan een grootschalige transformatie. Het woord stadsvernieuwing komt in zwang en uit de Schilderswijk komt de slogan ‘Bouwen voor de buurt’ overwaaien. Dat betekent dat er vooral kleinschalig gesloopt wordt en dat bewoners de mogelijkheid krijgen om in de buurt te blijven wonen. Er ontstaat dus weer een contingent sociale huurwoningen, maar dan van verbeterde staat. Het toevoegen van cv, isolatie, badkamers en het maken van ruimere keukens zorgt voor meer wooncomfort. Ook komen er grotere (vijf- en zeskamer-) woningen voor grotere (allochtone) gezinnen. Er vind tegelijkertijd een grootschalige renovatieoperatie plaats. De intern opgelapte woningen krijgen ook een ander uiterlijk door toepassing van kunststof kozijnen, het veelvuldig gebruik van trespa en toevoeging van uithangende balkons aan de straatzijde. De al weinig aanwezige rijkdom van architectuur wordt verminderd en de straat krijgt een meer privaat karakter. De slechtste delen van de straten worden vervangen door een nieuw soort architectuur, die van de jaren tachtig. Eenvoudig gemetselde woonblokken vullen de straten aan. De bakstenen zijn vaak van een lichter kleur (wit, grijs, zand, geel of felrood). De kozijnen hebben frisgroene en blauwe tinten. Ook het gebruik van plat beton in het gevelwerk is nieuw voor Transvaal. De Haagse portieken worden aangevuld met galerijontsluiting en afgesloten trappenhuizen. De nieuwe (lagere) plafondhoogte maakt het mogelijk vierlaagse woningblokken te realiseren in een drielaagse omgeving. De springerigheid van gevelhoogte is een feit.
plein en rijloper. Dit vraagt om functioneringsproblemen. Achter het Hobbemaplein en de Loosduinseweg wordt het rigoureuzer aangepakt. Het wegnemen in de jaren tachtig van drie complete bouwblokken aan de Kempstraat maakt plaats voor de eerste fase van het Transvaalpark. De introductie van een nieuw bebouwingstype, de urban villa met terraswoningen, en de actieve programmering van het pleinpark maken het meteen tot een succes. Het Joubertplantsoen achter de Loosduinseweg, ontstaan door het inkorten van twee bouwblokken, krijgt een hippe, golvende grasvloer. De jaren tachtig nieuwbouw er omheen sluit de straten fysiek af van het op NS-terrein ontstane Uitenhage bedrijventerrein. De koppeling van bedrijvigheid en woonwijk wordt hiermee doorgesneden. Al met al is het resultaat dat de hechte, coherent vormgegeven wijk uit elkaar begint te vallen.
GASTENBOEK
derswijk. Het spoortracé van de Nederlandse Spoorwegen laat hier een langgerekte ruimte vrij voor een bovenwijkse functie: de Haagse markt. Op deze plek niet zo gek gelegen, praktisch op de kruising van de veilingroute en het met het achterland verbonden spoor en op lokale schaal via Hobbemaplein en Hoefkade verankerd aan de dichtbevolkte wijken Transvaal en de Schilderswijk. Berlage en Lindo hebben elkaar nooit zo gelegen. De door Lindo geïntroduceerde diagonalen krijgen, onder andere door introductie van een ceintuurbaan in het plan Berlage, minder betekenis voor de stad dan Lindo had gewild. Reden dat we nu vooral om Transvaal heen bewegen in plaats van er doorheen.
13
Paleiskamer: ingericht door Sanja Medic, fotografie: Peter de Ruig
De wijk Transvaal dam en werkt in Leeuwarden en is vader en echtgenoot. Alexander werkte ondermeer als consultant bij Elsevier en Ernst & Young en heeft als interessegebied innovatie en creativiteit. Met name innovatie die tot doel heeft tot het ontwikkelen van nieuwe ‘gastvrijheidruimten’, plaatsen waar mensen elkaar welkom heten in de samenleving. De laatste jaren heeft Alexander de ontwikkeling onderzocht van gastvrijheidruimten in Bozeman Montana en Boulder Colorado in de Verenigde Staten. Deze steden worden ook wel ‘cappuccino plaatsen’ genoemd i.v.m. het alternatieve gebruik van deze plekken. Alexander werkt als teamleider bij de Stenden Hogere Hotelschool in Leeuwarden. Daarnaast promoveert hij in hospitality studies aan de Strathclyde hoeverre gastvrijheidruimten serendipiteitervaringen faciliteren. Serendipiteit verwijst naar het vermogen van een alerte geest om uit toevalligheden conclusies te trekken. Paul Lynch (1959) is de supervisor van Alexander Grit en werkt als reader op de Universiteit van Strathclyde. Paul heeft als interesse gebied commercial homes (kleine hotels en bed and breakfasts) . Hij is co-auteur van een aantal toonaangevende hospitality boeken.
Het initiatief Hotel Transvaal Het Hotel Transvaal werd als initiatief gestart in 2005, toen de kun-
Hotel Transvaal als assemblage Door het accepteren van het concept assemblage als analyseinstrument, komt de focus op het potentiële vermogen van Hotel Transvaal te liggen, waarbij de nadruk niet zozeer ligt op wat Hotel Transvaal is of wat Hotel Transvaal betekent, maar op wat het hotel doet. Belangrijke subvragen in dit opzicht zijn: welke verbindingen zijn gemaakt tijdens de productie van de assemblage Hotel Transvaal? Wat voor type ruimten produceert de assemblage Hotel Transvaal? Wat zijn de gevoelsmatige gevolgen van Hotel Transvaal? Welke gevolgen worden veroorzaakt door de ontmoetingen die het genereert? Drie korte analyses worden gemaakt: één persoonlijke gevoelsmatige, één analyse van de nieuwe assemblages die Hotel Transvaal produceert en één analyse van het ontstaan (de productie) van Hotel Transvaal.
De analyse van de gevoelsmatige effecten De gevoelsmatige effecten van het verblijf, oftewel de affects van één van de twee auteurs zijn verwoord in een notitieboekje. In dit boekje beschrijft hij een overnachting in Hotel Transvaal waarbij hij rond twee uur in de nacht opstaat en door het raam naar buiten kijkt en zijn gedachten laat gaan over dichtgetimmerde huizen die door de volle maan verlicht worden. Lange schaduwen van bomen, rozenstruiken die het venster omringen, de stilte tijdens de nacht, de zoete geur van de wildernis in de tuin en een grote gele container voor afvalhout, verse en oude graffiti, de macht en mogelijkheden van de overheid om in te grijpen. Bij het zien van de doorgegroeide en verwilderde rozenstruiken denkt hij plotseling aan het verhaal van Doornroosje die in het sprookje ook in een kamer zat met rozenstruiken, waar zij honderd jaar sliep. Wanneer het sprookje zou plaatsvinden in het Hotel Transvaal in 2008 zou de kamer en het huis al afgebroken zijn vóór de honderd jaren verstreken waren. Doornroosje zou wellicht wakker geworden zijn van de sloopkogel, maar misschien ook niet. Het spinnewiel zou in ieder geval eindigen in de grote gele container voor afvalhout. Andere effecten en affecten van het verblijf voor de auteur in Hotel Transvaal zijn een ontmoeting met Sabrina Lindemann, projectleider van Hotel Transvaal, en het vinden van een Bollywood- DVD op de lokale markt.
2009
University in Glasgow. Hij onderzoekt in
Tijdens zijn bestaan heeft de wijk Transvaal in Den Haag verscheidene transformaties meegemaakt. Deze transformaties zijn toe te schrijven aan verhoogde menselijke mobiliteit en bijbehorende processen van globalisering. De wijk Transvaal is gelegen ten zuidwesten van het stadscentrum van Den Haag. Daarvoor stonden op de huidige plaats van Transvaal een kasteel en een groot landbouwbedrijf. De wijk Transvaal werd gebouwd aan het begin van de twintigste eeuw. Gedurende deze eeuw is de bewonerssamenstelling van Transvaal heterogeen geworden en is de beleving van de wijk dienovereenkomstig ook veranderd. Op 1 januari 2007 omvatte de wijk 190 verschillende nationaliteiten in 16.033 huizen. De wijk heeft vele kleine ondernemingen aangetrokken zoals restaurants met vele etnische keukens als die van Turkije, Marokko en Suriname; (Ayurvedic) massagesalons, kappers, internetcafés en koffiehuizen. Het ministerie van VROM heeft Transvaal als één van veertig probleembuurten aangemerkt (de veertig probleemwijken van Vogelaar). Deze buurten zijn aangemerkt op basis van sociale, fysieke en economische problemen. Later zijn deze veertig buurten opnieuw herdefinieerd als Krachtwijken. De buurt Transvaal ondergaat momenteel een grootschalig transformatieproces. Er vinden ingrijpende veranderingen plaats; in een periode van vijftien jaar worden 3000 sociale huurwoningen afgebroken en worden 1600 nieuwe woningen gebouwd waarvan nog dertig procent voor verhuur bestemd zullen zijn. Deze grootschalige transformaties in buurten en wijken in Nederland zijn niet zeldzaam. Diverse overheden en woningbouwverenigingen in grote steden staan voor beheerproblemen in buurten en wijken waarin vele ontwikkelingen tegelijkertijd plaatsvinden. De bewoners die in hun huizen blijven wonen, zullen op lange termijn een volledige make over van de buurt mee maken. Maar in de tussentijd ervaren de inwoners en de bezoekers van de wijk een vreemde onwennige realiteit: braakliggende gebieden als woestijnen, grote panden met dichtgenagelde vensters en bouwactiviteiten.
Wij zouden graag het Deleuziaanse concept van de assemblage gebruiken voor onze analyse van Hotel Transvaal. Waarschijnlijk zijn deze concepten niet algemeen bekend, vandaar dat wij een korte uitleg geven over de termen en de filosofen die de termen ontwikkeld hebben. De filosoof Gilles Deleuze vond samen met de Franse psychoanalyticus Felix Guattari het concept assemblage uit. In de jaren zeventig van de twintigste eeuw resulteerde de samenwerking en vriendschap van Deleuze en Guattari in een weinig voorspelbare manier van filosofisch schrijven (met inbegrip van verwijzingen naar wiskunde, biologie, geologie, sociologie, fysica, literatuur en muziek). Hiermee werd een geheel nieuwe manier van denken en schrijven ontwikkeld, waarvoor een serie van nieuwe termen en concepten werd gecreëerd en specialistische termen van vorige filosofen werden geleend om ze vervolgens te transformeren. De ontwikkelde concepten, zoals assemblage, vormen een filosofische gereedschapskist voor het analyseren van veranderingsprocessen. Het gereedschap van assemblage bestaat uit een aantal verschillende ‘dingen’ of ‘fragmenten’ die in één context verzameld zijn. Een voorbeeld van een assemblage is een sneeuwpop: een combinatie van sneeuw, bezem, wortel en misschien steenkool. Een ander voorbeeld van een assemblage is een bureau dat een combinatie is van paperclips, koffie, planten en vergeelde kindertekeningen aan de muur. Kenmerkend voor een assemblage is, dat het bestaat uit zeer heterogene zaken, zoals mensen, dieren, planten en een organisatie die alle onderdelen van de assemblage binnen één kader plaatst. Onderdelen hoeven niet direct een bewustzijn te hebben: een plant of een paperclip heeft geen enkel idee dat hij onderdeel is van een kantoorassemblage. Daarnaast kunnen elementen onderdeel zijn van vele assemblages, de bezem van de sneeuwpop is onderdeel van de assemblage schuur en op hetzelfde moment onderdeel van de assemblage sneeuwpop. Marcus en Saka, beide Deleuze-experts, verklaren dat de assemblage een soort antiorganisatorisch structureel concept is dat de onderzoeker toestaat te spreken over noodzaak, heterogeniteit, het gedecentraliseerde en het kortstondige in een niettemin geordend sociaal leven (2006, p.101). Het Deleuziaanse concept van een assemblage kan als reactie tegen ‘structuur’ worden gezien. Structuur in de natuur- en de sociale wetenschappen staat voor oorzakelijke verbanden en een logica van stabiliteit en lineaire causaliteit. Een voorbeeld van een dergelijke actie en reactie veronderstelling in de gastvrijheidindustrie is de term ‘McDonaldization’. Socioloog Ritzer (1995), auteur van het boek McDonaldization of Society is een dergelijke structuurdenker. Ritzer schrijft onder anderen over gastvrijheid en verklaart dat efficiency, rekenkundige arbeid, voorspelbaarheid en gestandaardiseerde controle leiden tot voorspelbare en homogene gastvrijheidtrefpunten. Hij refereert daarbij vaak aan de fastfoodketen McDonald’s en aan Disney en brengt de ontwikkeling van fastfoodketens in verband met de standaardisering van de samenleving. Wellicht snijdt Ritzer hier een punt van belang aan, maar zijn rechtlijnige, automatische manier van redeneren, waarbij regels, wetmatigheden en theorieën algemeen geldend worden, leidt bij ons, als schrijvers van deze bijdrage in het gastboek, tot irritatie. Gezond verstand of algemene redenaties onderschrijven het standaardiseren van ruimten, maar
Hotel Transvaal
Alexander Grit (1970) woont in Amster-
Introductie assemblage- concept
wanneer er op individueel niveau naar de interacties gekeken wordt, zou men kunnen opmerken dat de ruimten vitale, onverwachte en verrassende interacties mogelijk maken. Een mooi voorbeeld hiervan is een groep studenten die vergadert in de McDonald’s, vanwege de mogelijkheid om in een kring luidruchtig te vergaderen. Wij stellen voor om naar gastvrijheidruimten te gaan kijken met een assemblagebril. De focus is dan niet zozeer op wat een ruimte is of wat de ruimte betekent, maar wat een ruimte in combinatie met andere ‘elementen’ kan doen. Welke nieuwe becomings zijn mogelijk en welke trillingen, emoties of affecten worden opgewekt door de ruimte. Deleuze gebruikt hier het woord becomings. Deze becomings zijn een soort toekomsten, nieuwe assemblages, nieuwe combinaties, die weer in staat zijn volgende combinaties te maken. Becomings leiden de aandacht af van het verleden en van structuur en dwingen ons in plaats daarvan te kijken naar de organisatie en productie van ruimte en waartoe deze organisatie leidt. Volgens Deleuze moeten we deze becomings bestuderen en beschrijven. De becomings kunnen vele gedaanten aannemen zoals esthetisch, productief, consumptief, informatief etc.
Gast: Alexander Grit en Dr. Paul Lynch
Best gastenboek, excuses voor onze brutaliteit voor het maken van een analyse van Hotel Transvaal als bijdrage. Als regelmatige hotelgasten weten we uiteraard, dat een kritische krabbel gewaardeerd wordt door de gastheer, wanneer het zaken betreft als de kleur van de handdoeken of de smaak van het koekje bij de koffie. Laatst kwam ik in het gastenboek bij Hotel New York in Rotterdam de klacht tegen dat er niks te klagen viel, terwijl de gast altijd wel iets wist te vinden. De auteurs van deze bijdrage, beiden scholars in hospitaliteitmanagement op de Strathclyde Universiteit in Glasgow, zijn altijd op zoek naar casussen die laten zien hoe kunstenaars omgaan met het begrip gastvrijheid. Via vrienden kwamen we achter het unieke initiatief Hotel Transvaal van enkele ontwerpers/kunstenaars die een gehele wijk beschouwen als hotel. Daarbij gebruikten zij erkende en beproefde hotelmanagementmethoden om onconventionele ontmoetingen te creëren. Een analyse laat zien dat zij bij het construeren van een hotel meerdere gastvrijheidruimten creëren. Gastvrijheidruimten klinkt misschien een beetje vreemd in het Nederlands; het is een vertaling van de Engelse term spaces of hospitality. Bij het creëren van deze zogenaamde spaces of hospitality hebben de ontwerpers/kunstenaars tegelijkertijd een cultureel laboratorium geproduceerd dat de gehele wijk omvat; ons inziens een initiatief dat een analyse verdient. Wij zullen hiervoor de hulp inroepen van onze poststructuralistische denkers Gilles Deleuze en Felix Guattari.
stenaarsorganisatie, Mobiel projectbureau OpTrek, het architectenduo Jan Konings en Duzan Doepel vroeg om de transformatie van de buurt van Transvaal te onderzoeken en van commentaar te voorzien. Het idee van het hotel werd bedacht n.a.v. het overschot aan lege ruimte dat door de afbraak en de nieuwbouw te vinden is in de wijk. Hotel Transvaal is geen alledaags hotel omdat de kamers zich niet in een gebouw bevinden, maar verspreid liggen in de wijk, waardoor i.p.v. een verticaal een horizontaal hotel ontstaat. Door de bestaande voorzieningen van de wijk te koppelen aan het hotel ontstond een ruimte waarin, volgens de initiatiefnemers, de gehele buurt veranderde in een hotel en alle inwoners transformeerden tot gastheren, -vrouwen en -kinderen. Als hospitality researchers en deskundigen op het gebied van gastvrijheid, is het een uitdaging om zulk een complex trefpunt te analyseren. Het dwingt om het begrip ‘gastvrijheid’ te heroverwegen wanneer de combinatie van de concepten ‘hotel’, ‘gastvrijheid’ en ‘wijk’ verstrengeld raken.
GASTENBOEK
Hotel Transvaal als cultureel laboratorium Alexander Grit en Dr. Paul Lynch
Een analyse van de assemblages die Hotel Transvaal produceert
Tijdens het produceren van Hotel Transvaal werd een gastvrijheidruimte gecreëerd. In spreektaal een ruimte waar de gast welkom is, waar de gast voorzien wordt van onderdak, verzorging en entertainment. Echter, de praktijk van Hotel Transvaal is een ander verhaal. Om dit verhaal te vertellen moet er eerst anders gekeken worden naar ruimte en gastvrijheid. De Franse poststructuralisten noemen dit deconstrueren. Ruimte wordt gedeconstrueerd tot een soort lijm die kwestie en ideeën samenhoudt.
17
Bovenkamer: ingericht door Frank Halmans, fotografie: Peter de Ruig
Bibliography
Een analyse van het ontstaan (de productie) van Hotel Transvaal
Deleuzian Encounters. pp. 1-25. Hamp-
De auteurs bedanken Anand Mishra, Dr. Donald Craigh, Sabrina Lindemann, Maaike de Jong, Wim Bok, Bram Heijkers en Gerald Dijk voor hun waardevolle bijdragen.
Deleuze, G. and Guattari F. (1987), A Thousand Plateaus. trans. Brian Massumi. London: Continuum. Habold, E. (1980), De bouw van Transvaalwijk, Leiden.
Hotels zijn gewoonlijk bedoeld om onderdak te bieden aan gasten uit het buitenland, als veilige toevluchtsoorden in onbekende plaatsen, relatief eenvormig en anoniem, met personeel dat vierentwintig uur per dag beschikbaar is. Hotel Transvaal biedt die zekerheid van een onderkomen met vier muren niet, de kamers verschillen net zo van elkaar als huizen van particulieren en het personeel is er maar een paar uur per dag. Hotels zijn containers voor gasten, ik ben in ieder geval op zijn minst beïnvloed door het woord uit mijn moedertaal, het Grieks: ξενοδοχειο (xenodocheio) = container voor ξένοι = buitenlanders, vreemdelingen, gasten (kleinere hotels werden gewoonlijk πανδοχείο (pandocheia) = containers voor πάντες (iedereen, Jan en alleman).
Hickey-Moody, A. and Malins, P. (2007), ‘Introduction: Gilles Deleuze and Four Movements in Social Thought. In Hickey-Moody’, A. and Malins, P. (Eds.) shire: Palgrave Lefebvre, H. (1991), The Production of Space. Blackwell Publishers, London. Löfgren, O. (1999), On Holiday: A History of Vacationing. Berkeley, CA: Univer-
Hotels zijn gewoonlijk bestemd voor gasten, voor vreemdelingen op een bepaalde plek, aan wie plaatselijke bewoners onderdak bieden. Gasten komen voor een paar dagen en gaan dan weer weg. Het plaatselijke personeel blijft er. In Hotel Transvaal kunnen de gasten buitenlanders zijn maar hun gastgevers, de mensen uit de stad, zijn in zekere zin ook buitenlanders. Een groot deel van de buurtbewoners waren ooit buitenlanders, met een andere afkomst of nationaliteit, die opgenomen zijn in de hedendaagse Nederlandse maatschappij, waarmee ze bijdroegen aan het concept van wat ‘plaatselijk’ is en verwarring schiepen over de betekenis van de term, omdat ze op hun beurt in Hotel Transvaal gastgever werden. Maar anders dan toeristen of reizigers bevinden de plaatselijke inwoners zich in een langdurige situatie van transitie. Naarmate gebouwen in deze wijk langzamerhand worden afgebroken moeten veel inwoners geleidelijk aan verhuizen.
sity of California Press. Lynch, P.A. (2005), ‘Sociological Impressionism in a Hospitality Context’. Annals of Tourism Research, Vol 32, No. 3. pp. 527-548. Merleau-Ponty, M. (1964), Eye and mind (C. Dallery, Trans.). In J.M.Edie (Ed.),The primacy of perception and other essays pp. 159–190.Evanston, IL: Northwestern University Press. Thrift, N. (2006), Space. Theory, Culture &Society, 23, 139-155. Woodward, A. (2007), Deleuze and Suicide. In Hickey-Moody, A. and Malins, P. (Eds.) Deleuzian Encounters. pp. 62-76 Hampshire: Palgrave Markus, G.E. and Saka, E. (2006), Assemblage. Theory, Culture & Society, Vol. 23, No. 2-3, 101-106
Eva Fotiadi (1977) (GR/NL) is kunsthistoricus en werkt voornamelijk in het veld van de eigentijdse kunst. Kort geleden voltooide ze haar dissertatie met als titel Participatie en samenwerking in de eigentijdse kunst. Een spel zonder grenzen tussen de kunst en het ‘echte’ leven, die de praktijken van kunstenaars onderzoekt die aan langetermijnprojecten werken in de openbare ruimte en gericht op specifieke groepen, problemen of stedelijke contexten. Zij geeft tegenwoordig les aan de Universiteit van Amsterdam en de Gerrit Rietveld Academie. Eerder werkte ze als staflid en als freelancer aan het maken van tentoonstellingen in Griekenland, Nederland en Egypte.
Wanneer je als gast in een stad komt is je hotel de eerste plek waar je informatie vraagt over hoe je naar deze of gene bestemming moet gaan als je het gebouw verlaat. Hotels bestaan gewoonlijk lange tijd en hebben veel ervaring in hun steden opgedaan. In Hotel Transvaal is het niet de vraag waar je heen zult gaan als je het gebouw verlaat: de hele buurt is het ‘gebouwencomplex’ van Hotel Transvaal. Daaronder vallen cafés, restaurants, kappers met straten als gangen en bewoners als personeel. Zo verwijst het idee van ‘buiten’ naar buiten de wijk in plaats van naar buiten het gebouw. Daar komt nog bij dat het geen hotel is om terug te komen, een vaste plek in ruimte en tijd van de stad die over een paar jaar op je staat te wachten. Vergelijkbaar met wat normaal gesproken eerder de relatie van de bezoeker dan van de gastgever is ten opzichte van ruimte en tijd van de stad, wordt Hotel Transvaal zelf opgejaagd door de tijd en heeft het per dag minder tijd omdat het in een staat van permanente sloopt verkeert. Het is zelfs een beetje riskant om het hotelpersoneel om aanwijzingen te vragen over hoe je hier of daar kunt komen, welke tram je moet nemen om naar een bepaalde plek te gaan en hoe lang dat duurt. Niet omdat het personeel lui is of slecht geïnformeerd of onbekend met de plek. Maar omdat verschillende aspecten van ruimte en tijd van het dagelijks leven in de wijk constant getransformeerd worden tijdens het herstelproces. De plek wordt nieuw en vreemd voor zichzelf en de bewoners.
2009
De gast van Hotel Transvaal ervaart een deel van de geschiedenis van Nederland. Hoe Nederland het hoofd biedt aan de stedelijke krachten van de twintigste eeuw. Het concept is sterk, omdat de kunstenaars gespeeld hebben met een paradox: het organiseren van vele fragmenten door middel van een koele, formele en geplande (hotel)organisatie onder één enkele noemer. De inwoners van de buurt Transvaal worden getransformeerd in gastheren, de straten worden getransformeerd tot gangen en de huizen tot hotelkamers. Winkels en restaurants worden getransformeerd naar faciliteiten. Verbindingen tussen vroegere, schijnbaar afgekoppelde entiteiten worden gemaakt door de ontwerpers. De fragmenten worden verbonden, geherdefinieerd en in de context van een hotel gezet. Hotel Transvaal is daarmee een assemblage die meerdere ruimten van gastvrijheid biedt. Hotel Tranvaal als assemblage heeft daarmee de aard van een cultureel laboratorium. Löfgren, sociaal wetenschapper, wijst erop dat ‘in een cultureel laboratorium, mensen met nieuwe aspecten van hun identiteiten, hun sociale relaties, of hun interacties kunnen experimenteren en ook de belangrijke culturele vaardigheden gebruiken, zoals dagdromen en gedachten-reizen’ (1999, p. 7). Hotel Transvaal heeft een waar cultureel laboratorium geconstrueerd, één dat op gastvrijheidprincipes gebaseerd is.
Unwin.
Hotel Transvaal
Conclusie
Deleuze. Crows Nest, Australia: Allen &
Gast: Eva Fotiadi
Het unieke aspect van Hotel Transvaal is dat het deels uit fragmenten, uit andere contexten wordt gecreëerd en deels door geplande productie. Deze fragmenten en geplande productie zijn door de bedenkers onder één assemblage geschaard, één enkele context: Hotel Transvaal. Fragmenten zijn het best uit te leggen aan de hand van voorbeelden. Voorbeelden van fragmenten zijn, een braamstruik, eens deel van een tuin, die in de context van het hotel een deel van het landschap wordt of een kind dat met een fiets op de straat speelt, in de context van het hotel een lokale attractie wordt. Een poster van Wham, de jaren tachtig popgroep, maakte eens deel uit van een tienerkamer. De kunstenaar, die de hotelkamer ontwierp, heeft de poster opgenomen als onderdeel van het interieurontwerp. De lokale winkeliers en de restauranteigenaars krijgen een exotische ‘belevingswaarde’ in de context van het hotel. Geplande productie verwijst naar zaken die weloverwogen geproduceerd en gepland zijn, zoals de verkoop van kamers via het internet en het aannemen van personeel voor schoonmaak en ontvangst en het laten bedrukken van eigen badkamerhanddoeken.
Over gastvrijheid, destructie, actie en reactie. Eva Fotiadi
Colebrook, C. (2002), Understanding
GASTENBOEK
Deze ruimten hoeven niet per definitie fysiek te zijn. Gastvrijheid wordt gedeconstrueerd als ‘anderen uitnodigen’. Gastvrijheidruimten zijn in dit verband dus ‘gelegenheden waar anderen worden uitgenodigd’. In het geval van Hotel Transvaal kunnen we vervolgens gaan kijken, wanneer Hotel Transvaal ruimten produceert. Hotel Transvaal produceert niet één ruimte, maar meerdere ruimten van gastvrijheid. Hieronder volgen een aantal voorbeelden van ruimten waar anderen worden uitgenodigd het Hotel Transvaal mede te construeren of nieuwe becomings mogelijk te maken: de ruimte waar de kunstenaar wordt verzocht om de kamers te ontwerpen; de ruimte waar de gast wordt uitgenodigd om te rusten; de ruimte waar de werknemer wordt verzocht om de gast welkom te heten; de ruimte waar de gast voedsel en vermaak kan ervaren; de ruimte waar de journalisten en andere schrijvers worden verzocht om materialen betreffende ruimten van gastvrijheid te produceren.
De veranderende inhoud van rubriceringen – zoals plaatselijk, buitenlander/vreemdeling, gastgever, gast – die worden gedefinieerd door ieders relatie met een bepaalde plek, wordt in het geval van Hotel Transvaal heel duidelijk. Er bestond al een nieuwe vermenging van de lokale populatie in de wijk voordat
21
Viltkamer: ingericht door Anna J. Stuijvenberg, fotografie: Ivo van Bent
fotografie: Anna J. Stuijvenberg
Sinds ongeveer vier jaar reis ik op en neer tussen Griekenland en Nederland. Ik schrijf deze tekst een paar weken nadat ik in Hotel Transvaal heb gelogeerd. Ik sorteer de foto’s, aantekeningen en herinneringen om mijn indrukken en gedachten over dat verblijf weer voor de geest te halen. Op dit moment zit ik in Griekenland tijdens de rellen van 2008 die zich snel uitbreiden over diverse Griekse steden nadat een vijftienjarige jongen op 6 december door de politie was gedood.
1 De gebruikelijke verdachten voor vernielingen op een universiteitsterrein zijn anarchistische groepen die de academische wereld beschouwen als gedomineerd door een maatschappelijke en
Vertaling uit het Engels door Philip Peters
politieke elite. Sinds het einde van de dictatuur in 1974 zijn Griekse universiteiten vrijplaatsen waar de politie niet welkom is. Tijdens de rellen van december 2008 kwamen groepen de universi-
Wederopbouw Een element van speciaal belang in de Griekse rellen van december 2008 was de moeilijkheid om specifieke groepen te identificeren om vast te stellen of ze zich bezighielden met vreedzaam protest of gewelddaden. Middelbare scholieren en studenten aan de universiteit, hun ouders, anarchisten, politieagenten, mensen met en zonder werk, plunderaars en blinde onruststokers die het chaotische moment aangrepen... Wie was er aan het protesteren, wie stichtte brand, wie was er aan het plunderen? Met name in de eerste dagen was dat moeilijk te zeggen. Media noch politici kwamen met een zinvolle analyse. Het was niet alleen moeilijk te zeggen welke groep wat deed, diverse incidenten toonden aan dat verschillende groepen
teitsgebouwen binnen om te plunderen
2009
Met name sinds de jaren vijftig is het bouwen in Griekse steden vormgegeven volgens wetgeving die het individuele huiseigenaren mogelijk maakte om flatblokken neer te zetten naar eigen goeddunken als ze het konden betalen. De resulterende bouw wisselt naar gelang budget, smaak, mode, sociale klasse en egards (of gebrek daaraan) voor nationale en lokale regelgeving met betrekking tot stadsplanning. De architectonische landschappen die hier het gevolg van waren, zijn vaak even onwelluidend als de som van hun delen en het ene na het andere gebouw onthult de mogelijkheden en doelstellingen van zijn particuliere eigenaar. Met name uit de tijd dat er geld genoeg was kun je soms in de doelstelling van individuele gebouwen een gebrek aan kennis waarnemen met betrekking tot de architectonische omgeving of anders wel een sfeer van rivaliteit. Als je het bouwen in Nederlandse steden bekijkt, levert dat een omgekeerde architectonische indruk op, met name in twintigste-eeuwse woonwijken. Vanwege de centrale zeggenschap over bouwprogramma, ontwerp en productie, konden burgers meestal kiezen wat hen beviel en wat ze zich konden permitteren en/of aangeboden kregen (sociale woningbouw) uit een al bestaande veelvormigheid aan woningen. Foto’s die aan het eind van oktober 2008 werden genomen van straten in de buurt van Hotel Transvaal, een vroeg twintigste-eeuwse wijk, in afwachting van sloop zijn onthullend: de ‘hardware’ van de huizen zonder de ‘software’
Enkele jaren voordat de kunstenaarsorganisatie Mobiel projectbureau OpTrek het initiatief nam voor Hotel Transvaal was zij al in de buurt aanwezig, observeerde het stadsvernieuwingsproces en legde dat vast. Met Hotel Transvaal worden meer ogen ingezet om het proces te peilen. Planologen bouwen nieuwe ‘hardware’ in de wijk, het kunstenaarsinitiatief legt de verhalen van de ‘software’, het dagelijks leven in de wijk, vast met visuele, tekstuele en andere middelen. Doordat Hotel Transvaal het proces gedurende lange tijd op de voet volgt kan het als observatorium een efficiënt medium zijn om nuances van het transformatieproces over het voetlicht te brengen waarover andere media onvoldoende berichten, zoals het aan de kant zetten van grote groepen bewoners wanneer dat zich voordoet. Daarnaast is Hotel Transvaal, met de kunstenaars en architecten die ermee begonnen en met zijn personeel en gasten, niet alleen een observatorium. Het voegt activiteiten toe aan de buurt, activiteiten waarbij leden van de lokale populatie onderdak bieden aan onbekende gasten. Dit levert hele andere waarnemingen dan het wijdverbreide negatieve beeld dat Transvaal afschildert als een onvriendelijk, gevaarlijk stedelijk getto. De vraag blijft: wat moet je doen met alle verzamelde observaties en reflecties. Inspireren ze het transformatieproces? Worden ze gehoord en door wie?
Hotel Transvaal
Ook na vijf jaar vind ik het nog moeilijk om afstand te nemen van het clichébeeld dat op de ene plek ontbreekt wat op de andere op de voorgrond treedt: orde en wanorde (de wanorde op kleine of grote schaal die tot stand komt door de ongecontroleerde uitvoering van individuele, subjectieve besluiten in de openbare ruimte en het openbare leven). In mijn vaderland wordt erover geklaagd dat iedereen doet wat in zijn hoofd opkomt zonder aan de consequenties te denken – met name consequenties op de lange termijn en consequenties voor anderen. In het gastland wordt geklaagd over een gebrek aan spontaniteit en over het feit dat sociaal gevoel nu zijn keerzijde toont: sociale controle. Enorme generalisaties, het vieren van stereotypen. Maar ik denk dat ik het moeilijk vind om alles helemaal los te laten omdat de steden die ik tegenkom iedere keer dat ik van de ene plaats terugkeer naar de andere, dergelijke clichés op het eerste gezicht lijken te bevestigen. Met ‘steden’ bedoel ik hier meer de stedelijke landschappen die dingen vertellen over de manieren waarop er wordt geproduceerd en, nu ik dit schrijf, de manieren waarop ze worden vernietigd.
Bij alle verschillen tussen de afbraak van stedelijke ruimtes door demonstranten in Griekse steden en het herstel van Transvaal is het interessant om de mogelijkheid van een paar overeenkomsten in overweging te nemen. In beide gevallen is de situatie die als ongewenst wordt afgewezen de economisch-culturele mix die de mensen achter de afbraak in de infrastructuur waarop ze zich richtten, meenden te ontwaren. In het ene geval was dat de relatie tussen neoliberalisme en de staat in een maatschappij met groeiende economische en maatschappelijke ongelijkheid en de veranderingen die deze tot gevolg had gehad voor het beeld en de cultuur van het leven in de stad. Degenen die daartegen protesteerden kozen banken, grote winkelketens, politiebureaus e.d. als doelwit. In Transvaal is de afbraak gericht op de infrastructuur van de woonwijk, de blokken kleine, oude en goedkope appartementen die het centrum vormden van de armste migranten in de stad en sociaal zwakke inheemse groepen zoals drugverslaafden. In zekere zin zou je kunnen volhouden dat degenen die de steden bouwen in beide gevallen ook degenen zijn die ze afbreken, terwijl de gebeurtenis (Griekenland) of het proces (Nederland) van die afbraak zich voltrekt volgens een logica van respectievelijk openbare wanorde en openbare orde. In het eerste geval bouwen de burgers huizen en breken ze weer af, ook al zijn het niet precies dezelfden. In het tweede geval besluiten lokale en nationale machthebbers om te bouwen en af te breken. In het eerste geval vond de gebeurtenis plaats tijdens een paar dagen van totale openbare wanorde, chaos en verlamming waarbij de autoriteiten op hopeloze wijze een hoofdrol vervulden omdat ze zelf het doel van de afwijzing waren. In het tweede geval is het proces langdurig en verloopt het heel ordelijk, waarbij zorg wordt uitgesproken over de onvermijdelijke hinder voor de bewoners tijdens het proces van sloop en nieuwbouw met een goed georganiseerde informatiestroom voor de huidige en latere bewoners. Het proces is in fasen gepland en er lijkt tijd en ruimte genoeg te zijn om mogelijke spanningen aan te voelen en oplossingen of methoden om rustig stoom af te blazen aan te bieden aan een populatie in een tempo dat keurig voor hen is geregeld. Een wijk die als onaangenaam en onveilig bekend staat wordt geleidelijk getransformeerd. De gentrificatie heeft als doel om een deel van de populatie te verspreiden die verantwoordelijk wordt gehouden voor de slechte naam van de wijk, het gebrek aan veiligheid en die uiteindelijk ook ‘verantwoordelijk’ is voor het feit dat een prestigieuze stad als Den Haag een woonwijk in de binnenstad voor een hoger gesitueerde klantenkring ontbeert.
tamelijk onverwachte rollen speelden.1 Toevallig kwamen tussen 7 en 10 december vertegenwoordigers van de media bij elkaar in een vijfsterrenhotel in Athene voor het Mondiale Forum voor Mediaontwikkeling. Hoog op de agenda stond het veranderende paradigma met betrekking tot de verslaggeving over plotselinge gebeurtenissen. Met name de rol van verslaggevers aan de frontlijn wordt tegenwoordig in stijgende mate overbodig, nu gebeurtenissen sneller worden vastgelegd door willekeurige burgers met mobiele telefoons en openbaar gemaakt op internet blogs en websites als Facebook of YouTube. Tijdens hun verblijf in dat vijfsterrenhotel waren de vertegenwoordigers van de media getuige van een situatie die exemplarisch was voor het bovenstaande en ze deelden in de algemene verwarring over wie wat aan het doen was. Een interessant aspect met betrekking tot de populatie van Transvaal is het gemak waarmee deze in categorieën werd ondergebracht. In de logica van het herstelplan lijkt de populatie te zijn gerubriceerd op basis van inkomen dat zich uitdrukt in het type woning. Naar verwachting zal een verandering van woningtypen dus ook gevolgen hebben voor de combinatie van bevolkingsgroepen in de wijk. Volgens het herstelplan zullen er 3000 huurhuizen worden gesloopt en 1600 nieuwe woningen worden gebouwd waarvan zeventig procent voor particuliere eigenaars, en de prijzen zullen aanzienlijk omhoog gaan. De eerdere mengeling van de bevolking, waarvan men veronderstelde dat zij de onveiligheid in de openbare ruimte veroorzaakte, zal afnemen en dan zal het misdaadcijfer mettertijd lager worden. Transvaal wordt een aangenamere, gezinsvriendelijke wijk, bepaalde stukken verleden zullen uit de herinnering wegglijden, er zal niets voorvallen, er zal geen crisis ontstaan. Het is een duidelijke visie die ordelijk wordt overgebracht.
Gast: Eva Fotiadi
Over sloop en het verzoek om verandering voor een situatie die als problematisch en ongewenst wordt beschouwd
van het gebruik ervan (de huizen stonden immers leeg) ziet er nogal uniform uit. De centrale planning van de intentie van hun productie wordt duidelijk in de architectonische samenhang van de rijtjeshuizen: een gemeenschappelijke architectonische stijl, materialen en formaat. Maar wat eruit springt in de foto’s zijn de afsluitingen van alle openingen – deuren, ramen – die bedoeld zijn om ongewenste bewoning en gebruik van de lege huizen te voorkomen. Dat is frappant omdat de afsluitingen in iedere straat per huizenrij in één kleur zijn geschilderd als deel van een ander kunstproject. In oktober 2008 waren de weinige nog open ramen voor het merendeel die van de kamers van Hotel Transvaal. Als de architectonische samenhang staat voor de centralistische besluitvorming in de intentie van de productie, tonen de gekleurde afsluitingen de gecentraliseerde intentie van hun vernietiging. Vernietiging als expressie van het afwijzen van een bepaalde situatie die als ongewenst werd beschouwd.
GASTENBOEK
tot vernieuwing ervan besloten was en later het idee voor het Hotel werd bedacht. Het karakter van Hotel Transvaal is opgebouwd uit een combinatie van culturele diversiteit en financiële uniformiteit (lage inkomens). Je ziet het meteen aan de kleren van de mensen in de verschillende winkels met allerlei soorten Turkse, Hindoestaanse, Surinaamse of Afrikaanse producten, aan de uiteenlopende en vaak late openingstijden, aan de klanten die er rondhangen, aan de belwinkels voor internationale communicatie, aan de diverse niet-Europese talen en accenten en vele andere zaken. Het beeld van Transvaal houdt – hoewel niet direct zichtbaar – ook verband met een laag onderwijsniveau, drugsgebruik, illegale activiteiten, werkloosheid. Het herstel van de wijk streeft ernaar om het kaf van het koren te scheiden: behoud de culturele diversiteit (bij voorkeur uitgedrukt in handel en voedsel in plaats van godsdienst) en breng er enige financiële verscheidenheid in (stadsbewoners met een hoger inkomen). De inhoud van categorieën – de bestaande culturele en financiële mengelmoes – staat aan de basis van het van bovenaf in de wijk geparachuteerde vernieuwingssysteem, net zoals het karakter van ondernemerschap dat Hotel Transvaal graag lijkt te willen behouden, van onderaf komt.
en ze lieten geen graffiti met politieke boodschappen achter zoals anarchisten gewoonlijk doen. Sterker nog, bij de Aristoteles Universiteit (Thessaloniki) werden plunderaars in sommige gevallen teruggedreven door studenten en anarchisten. De laatste bewaarden een deel van de elektronische apparatuur waarop rovers het hadden voorzien veilig in het lokale anarchistencentrum waar de academische staf het in de volgende dagen kwamen terughalen.
25
Chinese kamer: ingericht door Ramon Lachmansingh, fotografie: Sabrina Lindemann
Lobato Architecten met kenmerkende dakoverstekken die mooi aansluit bij de oude bebouwing.
Tegen( )stellingen in Transvaal Kanttekeningen in de tussentijd
André Ouwehand1 Het wijkpark (met een doorkijkje naar de Kempstraat): spelende kinderen, Marokkaanse en Turkse vrouwen op bankjes en mensen die staan te praten. Een park om
Fotograaf: André Ouwehand
1 Met dank aan de redactie van deze bundel en Wenda van der Laan Bouma-Doff voor hun commentaren op de eerste versie van dit stuk. 2 Ik gebruik hier aanhalingstekens om de inzet en het gewicht van zijn woorden recht te doen. Ik heb echter geen opname of sie. Het is een weergave op basis van mijn puntsgewijze aantekeningen en geheugen. 3 ‘Laboratorium voor de Tussentijd’,
André Ouwehand (1952) studeerde
de denktank van Hotel Transvaal, vond
volkshuisvesting aan de afdeling Bouw-
plaats van 8 tot 10 oktober 2008. Zie ook:
kunde van Technische Universiteit Delft.
Haagsma 2009
Hij werkte tot 1990 in de bewonersondersteuning (Wijkorgaan Crooswijk, Landelijk Ombudsteam Stadsvernieu-
ge Galster, professor in Detroit, Sabrina Lin-
wing en Rio) en van 1990-1998 bij de
demann in het Mobiel Projectbureau
gemeente Rotterdam (dS+V, Volkshuis-
OpTrek tijdens het verblijf van George op
vesting/Wonen) en was daar verantwoor-
ons onderzoeksinstituut. In oktober van dat
delijk voor de beleidsontwikkeling op het
jaar bezocht ik met veel andere werkers in
gebied van het wonen.
de stedelijke vernieuwing de partnerbij-
Sinds 1998 werkt hij als senioronderzoe-
eenkomst van KEI in Transvaal en nam de
ker bij het Onderzoeksinstituut OTB TU
gelegenheid te baat om de kamers van het
Delft. Hij voerde onderzoek en adviesop-
Hotel Transvaal te bekijken. De workshop
drachten uit in verschillende steden op
op 10 oktober vormde het doel van het
het gebied van stedelijke vernieuwing
derde bezoek, een dag voor ons verblijf
(Bijlmermeer, aanpak naoorlogse wijken,
in het hotel.
relatie sociaal-fysiek) en het woonbeleid. Hij richt zich nu voornamelijk op wijk-
5 Schizofrenie: de onmogelijkheid tot het
verandering en stedelijke vernieuwing
leggen van relaties en vervreemding van de
en publiceert daar regelmatig over, zowel
werkelijkheid
onderzoeksrapportages, essays, als in tijdschriften. Hij is projectleider voor het
6 Zie ook het debat tussen Margaret Craw-
Platform Corpovenista, een samenwer-
ford en Michael Speaks over ‘Everyday
kingsverband van dertien grote corpora-
Urbanism’, waarbij Speaks de volgende
ties en Aedes, dat zich richt op verdere
opmerking maakt: ‘But in reality Everyday
kennisontwikkeling op het gebied van de
Urbanism is not really even bottom-up
wijkaanpak, en is lid van de redactieraad
because it is mostly, or entirely, bottom.’
van Vitale Stad, vakblad voor stedelijke
(Speaks 2005)
vernieuwing en leefbaarheid.
Gastvrij onthaal Als we op zaterdag 11 oktober in de loop van de middag arriveren, worden we gastvrij onthaald in de lobby van Hotel Transvaal. Het is de vierde keer in anderhalf jaar dat ik langer in Transvaal verblijf4. We zetten onze spullen in de Chinese kamer en dwalen enkele uren door de wijk. Eerst naar de markt, waar veel kooplieden al weg zijn, busjes af en aan rijden, kramen worden ingepakt maar sommige verkopers nog rustig even doorgaan. In de Wesselsstraat en Boerenstraat zien we nieuwbouw met dakoverstekken (Osorio Lobato Architecten) die mooi aansluiten bij de oude bebouwing. Mijn oog valt op de gekozen typologie van een ander plan met stadswoningen en een afgesloten, in kleine clusters geconcentreerde gebouwde parkeeroplossing op de kop met terras voor de bovenwoning. Ik ken die oplossing van de Hof van Zuidwijk (stedenbouwkundig plan van Claus en Kaan architecten, woningen van hetzelfde bureau en van Kühne & Co architecten) in de Burgen in Zuidwijk, Rotterdam. Later blijkt Joost Kühne hier in Transvaal ook de architect. De straten blijven, ondanks de nieuwbouw aan beide zijden en de iets vooruitsprin-
Transvaal en het debat over de wijkaanpak Het blijkt keer op keer een hele opgave om het debat over de wijkaanpak echt een stap verder te brengen. De afgelopen jaren zijn er enkele verwoede pogingen ondernomen. In het landelijke beleid en veel lokale situaties zijn we het stadium waarin alle heil verwacht werd van een fysieke aanpak, inmiddels gepasseerd. Het VROM-raadadvies ‘Stad en stijging’ (2006) is een belangrijke mijlpaal geweest in dat debat. Zowel de verklaring van de gezamenlijke corporaties, het ‘Antwoord aan de samenleving’ (Aedes 2007), de wijkaanpak die door het huidige kabinet geformuleerd is, als tal van andere publicaties en plannen, markeren de koersverandering. De sociaal-economische ontwikkeling in de aandachtswijken is veel prominenter aan de orde; het benutten en versterken van de kansen en kwaliteiten van de bewoners staat mee voorop. Die paradigmawisseling die in het beleid gerealiseerd is, kun je echter nog niet herkennen als dominant uitgangspunt in de alledaagse praktijk. Plannen voor wijkvernieuwing kennen een lange voorbereidingstijd.
Armoedeconcentratie De hartenkreet van Hoornstra onderstreepte één van de belangrijkste drijfveren om wijken te vernieuwen. Concentratiewijken waar armoede, lage opleiding, onvolledige gezinnen en een groot aandeel van huishoudens van allochtone afkomst met elkaar gepaard gaan, zijn de wijken waar de vernieuwing zich op richt. Er is genoeg onderzoek verricht om duidelijk te maken dat gedwongen verhuizing de armoede van een huishouden niet laat verdwijnen als sneeuw voor de zon. Maar er is ook voldoende onderzoek dat duidelijk maakt dat er wel stevige problemen zijn in de concentratiewijken. Een groot deel van de mensen die er wonen heeft niet primair voor die wijk gekozen, omdat die wijk hun voorkeur had. Ze zijn ontevreden en voelen zich gevangenen en zouden bij een reële keuzemogelijkheid voor een andere wijk kiezen (Van der Land & Van der Laan Bouma-Doff 2008). En er zijn goede aanwijzingen dat een wijkvernieuwingsaanpak met een serieus sociaal programma en een goede begeleiding van de bewoners wel degelijk leidt tot meer zelfvertrouwen onder de bewoners en dat de fysieke aanpak bewoners activeert en hen ook sociaal in beweging brengt (Veldboer et al. 2007). Veldboer c.s. voerden hun onderzoek uit in Hoogvliet, een schoolvoorbeeld van een fysiek zeer grootschalige aanpak. Uit onderzoek in Transvaal komen kritische bemerkingen ten aanzien van de ingezette wijkaanpak naar voren. Inzet op sloop - nieuwbouw tast ook deels bestaande netwerken aan, netwer-
2009
4 In mei 2007 bezocht ik samen met Geor-
Maar als relatieve buitenstaander krijg ik op 10 oktober het gevoel dat het laboratorium, om het wat provocerend te stellen, bijdraagt aan een zekere mate van schizofrenie5. Het commentaar op de gekozen sloop/nieuwbouwaanpak in Transvaal is af en toe wat goedkoop en maakt gebruik van naïeve simplificaties. Er wordt in de presentaties en discussie al snel gepraat in een dichotomie van lineaire stedenbouw versus een dynamische aanpak, van een top-down benadering versus het oog hebben voor bottom-up initiatieven, van grootschalig versus kleinschalig. De schizofrenie wordt gevoed als de benadering in de presentaties en het debat los komt te staan van de dagelijkse praktijk. Als het commentaar op de gekozen inzet sterft in abstracte schoonheid of gebruik maakt van slecht onderbouwde krantenkoppen over bijvoorbeeld het ‘waterbedeffect’ door het verhuizen van bewoners van de ene naar de andere wijk (Meerhof 2008), zie ik de uitlating van Hoornstra als een poging om die schizofrenie tegen te gaan, om de van de praktijk onthechte kritiek op de aanpak te doorbreken. De gepresenteerde tegenstellingen leiden af van een interessanter, maar ook lastiger benadering om op zoek te gaan naar hoe de vaak gepresenteerde tegenpolen elkaar nodig hebben. Bij bottom-up heb je inzicht nodig in de ‘bottom’, maar zul je ook duidelijk moeten zijn hoe je naar ‘up’ wilt komen, wat je doelen zijn6. Dat vergt meer precisie in het debat waarbij een aantal verschillende onderwerpen relevant zijn. Bij drie van die onderwerpen, de armoedeconcentratie, de relatie tussen de fysieke structuur en het sociale en het stedenbouwkundig debat over de schaal, geef ik enkele kanttekeningen.
Hotel Transvaal
letterlijk verslag gemaakt van de discus-
Partijen nemen niet ineens afstand van vastgestelde plannen, zeker niet als die al halverwege in uitvoering zijn. De aanpak van Transvaal is in 2004 na een lange voorgeschiedenis, veel studies en moeizame en lange onderhandelingen beklonken. Een groot deel van de voorgenomen sloop van alle vooroorlogse corporatiewoningen is uitgevoerd of nu in uitvoering. Gelijktijdig wordt er ingezet op verbetering van de leefbaarheid, het welzijn en het onderwijs. Met de uitvoering is een lange periode gemoeid, een tussentijd, waarin ‘Hotel Transvaal’ en het ‘Laboratorium voor de Tussentijd’ een agenda en een platform bieden om te reflecteren en na te denken in multidisciplinair verband over de wijkaanpak. Het siert de partijen die bij de vernieuwing van Transvaal betrokken zijn dat ze dat project mede ondersteunen en het debat aan willen gaan.
Gast: André Ouwehand
trots op te zijn.
‘Ik ben een van die sloopkoningen en ik wil hier graag nog even wat over zeggen.’ 2 Zichtbaar opgewonden en met enige stemverheffing nam Annius Hoornstra, directeur Vastgoed en ontwikkeling van Haag Wonen, het woord aan het eind van workshop #3 ‘Concepten voor de transformatiewijze’ van het Laboratorium voor de Tussentijd waarin de nodige kritiek was geformuleerd op de aanpak van Transvaal3. ‘Wij zijn niet de corporatie met veel bezit in Transvaal en niet de trekker van de stevige sloop/nieuwbouwplannen in deze wijk, maar dat doen we wel in andere situaties. Ik wil graag even vertellen waarom we dat doen. Ik heb namelijk een ontzettende hekel aan grote aaneengesloten gebieden van geconcentreerde armoede. Dat zijn namelijk ook de wijken in de stad waarin de opleiding laag is, heel veel mensen geen werk hebben, de sociale en huiselijke omstandigheden veel vaker slecht zijn. Dat heeft hele slechte effecten op de ontwikkelingskansen van kinderen. Hun perspectief op een zorgzame opvoeding, op school en om aan het werk te komen is gewoon slechter. Ik vind het een goede zaak om dat te doorbreken.’ Door deze inbreng leek de discussie ineens hard te worden, werd benadrukt dat het debat over de aanpak van de wijk niet vrijblijvend is en kwam opnieuw de complexiteit van de aanpak van de wijken op tafel: de relatie tussen de sociale opgaven en de structurele fysieke kenmerken van de wijken, de ingewikkelde afweging in groot- en kleinschaligheid, de tegenstelling én noodzakelijke samenhang in top-down en bottom-up. Maar het was al aan het eind van de workshop waarin vier presentaties waren gegeven als resultaat van enkele dagen werk van vaak multidisciplinaire teams om na te denken over alternatieven voor de toegepaste transformatiewijze in Transvaal. Drie van de vier presentaties zetten zich met enige nadruk af tegen de gangbare aanpak die in Transvaal heeft geleid tot een grootschalige sloop/nieuwbouwaanpak. Hoewel een viertal commentatoren reageerden op de presentaties, was er weinig tijd voor verdere discussie. Het emotionele, beter: gepassioneerde, betoog van Hoornstra, een van de commentatoren, leidde niet tot verdieping of een vervolgdiscussie. Dat was jammer, het bleef bij het wederzijds betrekken van stellingen, bij tegenstellingen. Ook de tegenstelling tussen een grotendeels abstracte beleidsdiscussie en de alledaagse praktijk werd niet kleiner, laat staan dat die werd opgelost. Het leven in de wijk werd er niet door beïnvloed en maandag zouden de sloopmachines hun werk gewoon voortzetten. Voor het zover was, verbleef ik met mijn geliefde dat weekend in Hotel Transvaal.
gende entrees, stenig en het blik voor de deur heeft een grote impact. Dan zijn de woningen die in de Burgen zijn gebouwd wel veel ruimer en rianter gelegen. We dwalen wat door de Boerenstraat, zijn toch wel weer verbaasd als we zien wat Scala architecten van de islamitische basisschool Yunus Emre heeft gemaakt. Een gebouw met nogal wat eclectische elementen en een dan weer sobere, afgesloten gevel bij de lokalen. Hoe gaat het er straks uitzien als elke morgen en middag een grote hoeveelheid kinderen door de niet bepaald overgedimensioneerde ingang naar binnen moet? Heel gecontroleerd, strak geordend? Wat wordt de functie van de school voor de buurt? Het groen in de Boerenstraat is tijdelijk door afzethekken omringd, terwijl het er wel opgeleverd uitziet. Het mooie esthetische ontwerp levert vooral kijkgroen op en is wel een beetje een vreemde keuze in zo’n omgeving waar een grote druk op de openbare ruimte zal komen te staan en je eerder een keuze zou verwachten die gebruik door kinderen goed mogelijk maakt. We lopen door de Bloemfonteinstraat. Een garagebedrijfje blijkt aan het eind van de zaterdagmiddag nog open. We zien de stadsvernieuwingsnieuwbouw, die grenst aan de Kempstraat en daar niet direct zorgt voor een positieve bijdrage aan de kwaliteit van de wijk. En dan komen we bij het wijkpark. Het is een mooie zaterdagmiddag met een prettig najaarszonnetje. En net als de eerdere keren dat ik in de wijk was, wordt het park weer volop gebruikt. Altijd zijn er mensen, zitten er Marokkaanse en Turkse vrouwen op de banken, zijn er allerlei kinderen aan het spelen, staan er mensen met elkaar te praten langs de randen van het park. Een park om trots op te zijn! We dwalen over de Paul Krugerlaan. Ondanks het plan om de gevels hun oude historische beeld terug te geven en naar meer eenheid te streven, is het nog steeds een bonte aaneenschakeling van heel verschillende winkels. We drinken wat in het Turkse grand café Kale en zijn toch wel verbaasd dat de dame van de bediening nauwelijks Nederlands spreekt en eten daarna heerlijke vis en couscous bij Nuevo Plaza. Aan het eind van de avond, na een bezoek aan het Filmhuis in het centrum de stad, lopen we nog even door de wijk. De Hertzogstraat waar we slapen is vrijwel geheel dichtgetimmerd, maar toch staan er op een paar plekken mensen bij het portiek van nog bewoonde woningen te praten. Het is er rustig, niet onprettig. Als we naar bed gaan horen we buiten wat gerommel, zouden mensen deze avond hebben uitgekozen om nog wat sloopwoningen, direct naast en achter onze kamer, van bruikbare zaken te ontdoen, zoals we dat ook wel jaren geleden meemaakten toen onze toenmalige woning in Crooswijk bijna gerenoveerd werd en wij nog op de wisselwoning zaten te wachten? Het blijkt de buurman aan de Kempstraat die nog wat loopt te rommelen in zijn zaakje. We slapen prima en ontbijten de volgende ochtend bij restaurant Tadim waar verder alleen Turkse gasten eten. Een gastvrij onthaal was het zeker en zo voelden wij het ook wel: dat we te gast waren. Zo’n verblijf in de ‘tussentijd’ leidt tot een aantal observaties. Maar het is de vraag of de bewoners het ook ervaren als een ‘tussentijd’, voor hen is de wijk onderdeel van het alledaagse leven. En hoe verhoudt het debat in het kader van het ‘Laboratorium voor de Tussentijd’, een dag voor ons verblijf, zich met de dagelijkse praktijk van de bewoners van Transvaal?
GASTENBOEK
De Boerenstraat: nieuwbouw van Osorio
29
Rasterkamer: ingericht door Kevin van Braak, fotografie: Peter de Ruig
Bovenstaande inhoudelijke uitwijdingen zijn kanttekeningen bij het bijgewoonde deel van het derde Laboratorium voor de Tussentijd en enkele teksten van de website van Hotel Transvaal. Daarmee zijn het ook aansporingen om het debat voort te zetten en verder te brengen, waarbij het verblijf in het hotel en de wijk een belangrijke bijdrage hebben geleverd. Ik pleit voor het meer op elkaar binden van de lopende wijkaanpak op het debat en andersom. Het concept van de ‘tussentijd’ biedt enerzijds het perspectief om consequent vanuit de alledaagse praktijk te blijven kijken naar wat er gebeurt in de wijk en het denken niet stop te zetten tussen het gemeenteraadsakkoord en de afronding van de wijkvernieuwing vanuit het idee ‘dat je het pas kunt beoordelen als het af is’. Het biedt de mogelijkheid om het nadenken ‘tijdens de rit’ inhoud te geven. Anderzijds kan de ‘tussentijd’ ook verworden tot een valkuil waar je niet zo snel weer uitkomt, tot een vrijplaats die zo vrij is dat die te weinig connecties heeft met de praktijk van bewoners en van wijkvernieuwers. Het leven van de bewoners in de wijk gaat gewoon door. De wijkvernieuwing is een element dat hun leefomstandigheden beïnvloedt, maar met dat ene element vullen de bewoners hun dagen niet. Die dagen worden bepaald door het rondkomen en vooruitkomen, door het verzorgen van de kinderen, het werk, de school en het spelen. Als het Laboratorium van de Tussentijd wil reflecteren op de wijkvernieuwing, zal het zich juist ook moeten richten op de lange lijnen, op de structuren. Zal het geen genoegen moeten nemen met de geconstateerde tegenstellingen in het debat. Zal het steeds het dagelijkse leven in de wijk met dat debat moeten verbinden.
vliet: Deelgemeente Hoogvliet, Vestia
kunstenaar/ontwerper), Bernadette
Rotterdam Hoogvliet en Woonbron
Janssen (stedenbouwkundige en partner bij BVR) en Corine Keus (E19 architecten)
VROM-raad (2006) Stad en Stijging, sociale stijging als leidraad voor ste-
Bibliography
delijke vernieuwing, advies 054, Den
Aedes (2007) Antwoord aan de
Haag (VROM-raad)
samenleving. Hilversum: Aedes Crimson Architectural Historians & Felix Rottenberg (2007) WiMBY! Hoogvliet, toekomst, verleden en heden van een New Town. Rotterdam: NAi uitgevers Esser, Bram (2008) Strijd tegen het eindbeeld, gedownload van www. hoteltransvaal.com/lab op 2-2-2009 Graaf, Paul de (2009) Ecologie van de transformatie, gedownload van www.hoteltransvaal.com/lab op 2-2-2009 Haagsma, Lotte (2009) Sleutelen aan de broncode van de transformatie, gedownload van www.hoteltransvaal. com/lab op 2-2-2009 Land, Marco van der & Wenda Van der Laan Bouma-Doff (2008) ‘Keuzevrijheid op maat voor bewoners van arme buurten’. In: André Ouwehand, Ronald van Kempen, Reinout Kleinhans en Henk Visscher (redactie) Van wijken weten, beleid en praktijk in de stedelijke vernieuwing. Amsterdam IOS Press Meerhof, Ron (2008) ‘”Vogelaar verplaatst wijkproblemen”, bewoners van Krachtwijken vertrekken naar aangrenzende buurten, die zo de nieuwe probleemwijken worden’, Volkskrant 9 juli 2008 Ministerie VROM (1995) Trendbrief 1995. Den Haag: Ministerie van VROM Moerman, B.C. (2008) Groeten uit Transvaal, kinderen over hun krachtwijk. Den Haag: scriptie Pinkster, F.M. (2007) ‘Localized social networks, socialization and social mobility in a low income neighborhood in the Netherlands’, in: Urban Studies, 44 (13), p. 2587 - 2604.
2009
Terecht stond in het derde Laboratorium voor de Tussentijd de stedenbouwkundige aanpak op de agenda. Zowel in Transvaal als elders wordt vaak gekozen voor een grootschalige aanpak. Die keuze heeft alles te maken met de structurele randvoorwaarden waaronder gewerkt moet worden. Er bestaan geen subsidieregelingen meer die de nieuwbouw betaalbaar maken en de middelen van corporaties en gemeenten zijn niet onbeperkt. Dat levert de randvoorwaarde op dat vaak zo’n zeventig procent van de nieuwbouw uit marktwoningen zal moeten bestaan. Die dure huur- en koopwoningen moeten gerealiseerd worden in een marktomgeving waarbij ze de concurrentie moeten aangaan met het aanbod op VINEX-locaties en bouwplannen in, wat de woningmarktpositie betreft, betere wijken. Om kans van slagen te hebben kiest men voor het creëren van nieuwe woonmilieus en het beginnen met een schone lei, ofwel tabula rasa. Tegenover die benadering staat de contextuele stedenbouw die in sterke mate rekening wil houden met het bestaande en wil voortbouwen op kwaliteiten die in wijken en bewoners aanwezig zijn. In die benadering wordt de wijk niet eerst schoongeveegd, maar wordt eerder een nieuwe laag toegevoegd door kleinschaliger interventies (Crimson 2007). Klaus Overmeyer pleitte in zijn inleiding tijdens de tweede workshop van het Laboratorium voor een kleinschaliger stedenbouw (Esser 2008). Chris Keulemans stelde naar aanleiding van dat pleidooi de vraag of die wens niet voortkomt uit een verlangen naar een spontaner en ongecompliceerder leven. Dat is mijns inziens een belangrijk aangrijpingspunt. Het debat zou aan diepgang winnen als helderder wordt hoe die kleinschaligheid kan werken binnen de aangegeven randvoorwaarden en gelijktijdig hoe die kleinschaligheid verbonden kan worden aan analyse op hoger niveau en het uitzetten van de gewenste grote lijnen. In Transvaal gaat het dan onder andere om het tegengaan van enorme druk op de openbare ruimte en de overheersing daarvan door het autogebruik. De reeds gerealiseerde nieuwbouw heeft die druk wellicht iets doen afnemen; tot een overtuigende woonomgeving heeft het nog niet overal geleid, zoals blijkt uit het onderzoek van ‘meester Bart’ (Moerman 2008). ‘De kinderen in de interviews geven aan dat het in hun wijk vooral druk is. (….) Vooral de auto’s worden door de kinderen gezien als bepalend kenmerk van hun wijk. Tufan beschrijft zijn wijk als volgt: “….veel straten, veel wegen en veel parkeerplaatsen”. Het wijkpark vormt overigens de positieve uitzondering en wordt door de kinderen zeer gewaardeerd. Het uitbuiten van de inrichting van de openbare ruimte speelt daar een grote rol in het ontmoeten van de verschillende bewoners in de wijk. Dat geldt eveneens voor de zeer diverse kleinschalige bedrijvigheid die op veel punten nog aanwezig is en kans loopt door nieuwbouw weggevaagd te worden, zoals vaker het gevolg is geweest na fysieke ingrepen.’ Bij de grote lijn gaat het niet alleen om het scheppen van groen en speelruimte, het tegengaan van de verkeers- en parkeerdruk en (behoud van) functiemenging. Het gaat ook om het tegengaan van
De ‘Tussentijd’: perspectief of valkuil?
7 Henk Jan Bouwmeester (filosoof/
Hotel Transvaal
Bij elk bezoek aan Transvaal verbaas ik me nog steeds als ik door de wijk loop, een verbazing die mijn verschillende metgezellen ook deelden. Het zijn immers juist de woningen met de meest karakteristieke gevels, de ambitieuze sociale woningbouwblokken van de jaren dertig van de twintigste eeuw met soms geweldige binnenterreinen, die nu dichtgeplankt op de sloopmachine wachten. Dat, terwijl het (voormalig) particulier bezit met achterstallig onderhoud of door pvc verloederde gevels, overeind blijft staan. De toelichting van de wijkaanpak op de website dat ‘het gebruik van de woningen botst met de indeling van de meeste huizen’, doet wat beperkt, om niet te zeggen lachwekkend, aan als verklaring van zo’n sloopgolf van juist de meest karakteristieke panden. Je kunt die aanpak zien als een teken van onvermogen om op een andere wijze de wijk aan te pakken. Maar het is ook te eenvoudig om de voortgaande fysieke aanpak alleen te typeren als een moeilijk bij te sturen olietanker die nu eenmaal op gang gekomen is. Er is in het verleden al veelvuldig kritiek geleverd op de pretentie dat de fysieke aanpak sociale problemen zou kunnen oplossen. Gelijktijdig moet bedacht worden dat de woningvoorraad zoals die aanwezig was voordat de vernieuwingsplannen beklonken werden, een van de structurele onderleggers is van de wijk. Die voorraad maakte Transvaal ooit tot een betere arbeidersbuurt, maar die voorhoedepositie veranderde in het tegendeel. Het waren, voordat de vernieuwingsplannen werden vastgesteld, goedkope woningen met een beperkte kwaliteit die alleen huishoudens aantrokken met een zwakke positie op de woningmarkt. Sociale huurwoningen van een matige kwaliteit zijn inderdaad, zoals in het begin van de jaren negentig voorspeld (Ministerie VROM 1995), in steeds toenemende mate bewoond door huishoudens met een laag inkomen, ouderen, allochtone huishoudens en huishoudens met alleenstaande moeders, of je dat nu leuk vindt of niet. Kortom: het bestaande moet niet geromantiseerd worden. In zijn bijdrage op de derde workshop van het Laboratorium van de tussentijd presenteerde Paul de Graaf een verhaal waarin hij de wijk beschouwde als een ecologisch systeem (2008). Hij stelde daarin onder andere dat in ecosystemen onderdelen aan verandering onderhevig zijn, maar het systeem ondertussen verbazend stabiel blijft en robuust is. Te grote ingrepen in ecosystemen leveren het gevaar op dat onderdelen, of soorten uitsterven. ‘In dit licht is sloop en nieuwbouw een ingrijpende vorm van engineering in het ecosysteem van de wijk, die haar opnamecapaciteit wellicht te boven gaat. (….) De financiële onderklasse verhuist naar andere, nog niet opgeknapte buurten. Het puin wordt afgevoerd en gedowncycled. Het sociale leven verplaatst zich of verdwijnt. Transformatie op meer bescheiden schaal zou de openbare ruimte als verbindend medium tussen de onderdelen van het systeem intact laten, en daarmee de robuustheid van het sociale weefsel in tijden van verandering minder aantasten.’(De Graaf
De grootschaligheid: het stedenbouwkundig debat
de gefragmenteerde indruk die de wijk maakt door eerdere minder geslaagde kleinschalige ingrepen in de tijd van de stadsvernieuwing. Die hebben soms geleid tot een vreemde woningtypologie en curieuze oplossingen langs drukke aders in de wijk, zoals aan de Kempstraat. In de huidige aanpak zijn enkele grote gebieden gecreëerd die een totaal nieuwe vorm krijgen, maar evengoed mis je de samenhang en de grote lijnen op het niveau van de hele wijk. Het Laboratorium voor de tussentijd heeft ideeën gelanceerd voor een kleinschaliger aanpak die tijdens de vernieuwing, de tussentijd, een andere leefomgeving zouden kunnen opleveren. Zowel voor de grote projecten die nu plaatsvinden als voor de ideeën van het laboratorium geldt dat ze hun plek moeten vinden in een grootschalige onderlegger die gebaseerd is op een analyse van de grotere, structurerende elementen en voorwaarden. Je mist een stedenbouw die het niveau van het deelproject overstijgt, zoals bijvoorbeeld het ‘Logica-project’ dat door Maxwan in Hoogvliet is ontwikkeld in samenwerking met WiMBY!
Gast: André Ouwehand
De fysieke structuur en het sociale
2008). Goed kijken leidt echter ook vaak tot de conclusie dat de wijk in een aantal opzichten helemaal niet stabiel is en niet opgevat kan worden als een zichzelf herstellend ecosysteem zoals De Graaf lijkt te stellen. Welke maatstaven worden aangelegd om die toets te kunnen uitvoeren? Als je een concentratie van armoede wilt tegengaan, moet je ook wel degelijk naar de samenstelling van de woningvoorraad kijken, zowel in de wijken waar de goedkope woningen geconcentreerd zijn, als in nieuw te bouwen wijken en wijken die nu exclusief voor de hogere inkomens schijnen te zijn. Doorbreking van die structurele onderlegger in situaties waarin dat tot onwenselijke gevolgen leidt, lijkt me zeker te verdedigen. Dat daar andere strategieën voor te gebruiken zijn dan alleen sloop/ nieuwbouw werd in de workshop van 10 oktober door Bernadette Janssen c.s. 7 geïllustreerd met het voorstel ‘The best of – Transvaal ’80’ om op zoek te gaan de kwaliteiten van de stadsvernieuwingsnieuwbouw van de jaren tachtig en die aantrekkelijk te maken voor een andere, beter gesitueerde, doelgroep. Maar ook dan wordt er gemikt op een naar inkomen meer geschakeerde bevolking; wordt ingezet op woningen die voor sociale stijgers ook aantrekkelijk zijn.
GASTENBOEK
ken die leden van allochtone huishoudens helpen om informeel aan het werk te komen (Pinkster, 2007). Maar tegelijkertijd is in dat onderzoek bevestigd, dat de huidige concentratie er ook voor zorgt dat leden van bepaalde groepen allochtonen door de eenzijdigheid van hun netwerk genoegen nemen met weinig opleiding, sneller van school gaan, blijven hangen in informeel werken en niet doorstromen naar regulier werk. Snel conclusies trekken voor de huidige aanpak om de armoede beter te kunnen bestrijden is niet eenvoudig. Het zoeken zal gericht moeten worden op een aanpak die the best of both worlds in zich verenigt, als dat al mogelijk is. Niet zo maar vertrouwen op de ‘activerende aanpak’ van de grootschalige sloop/nieuwbouwoperatie en denken dat met een goede begeleiding alles wel goed komt. Ook niet de huidige sociale verbanden verabsoluteren of heilig verklaren en daarmee de status quo van armoedeconcentratie voortzetten. Het gaat om het verder zoeken naar die programma’s en aanpakken die aanhaken bij de ambities van de bewoners. Het gaat erom hun ambities te prikkelen en te voeden. Daarin kan de fysieke aanpak van de wijk een rol vervullen, zoals de VROM-raad ook illustreert. Het Laboratorium voor de tussentijd kan daarin ook een rol vervullen door een debat over de wijze van transformatie sterk te koppelen aan deze zoektocht die heel duidelijk het structurele armoedeprobleem meeneemt in de discussie en de aangedragen alternatieven daar ook op beoordeelt.
Speaks, Michael (2005) ‘Everyday is not enough’, in: Douglas Kelbaugh (Ed.) Everyday Urbanism, Margarat Crawford vs. Michael Speaks; Michigan debates on Urbanism, Volume 1. Michigan: The University of Michigan Veldboer, Lex, Jan Willem Duyvendak, Reinout Kleinhans & Nanne Boonstra (2007) In beweging brengen en richting geven, herstructurering en sociale stijging in Hoogvliet. Hoog-
33
Kamer met Gast: ingericht door Ingrid Mol, fotografie: Peter de Ruig
Arnold Reijndorp (1948) is zelfstandig onderzoeker op het snijvlak van sociaalin het stedelijk veld. Hij deed onderzoek in stadswijken, buitenwijken en nieuwe steden. Hij was gastprofessor aan de architectuurfaculteit van de TU Berlijn en is nu bijzonder hoogleraar aan de universiteit van Amsterdam. Hij publiceerde onder meer: Op zoek naar nieuw publiek domein (met Maarten Hajer), Stadswijk. Stedenbouw en dagelijks leven en de Atlas van de Westelijke Tuinsteden. De geplande en de geleefde stad (met Ivan Nio en Wouter Veldhuis). Hij woont in het Oude Noorden van Rotterdam.
Na het inchecken ging ik mij even op mijn kamer verfrissen en ging vervolgens op zoek naar een bar om een pilsje te drinken en een restaurant om te eten. Ik raakte onder de indruk van het overweldigende exotische aanbod van de winkels (terwijl ik als be- en onderzoeker van migrantenwijken wel wat gewend ben). Het biertje dronk ik in een Surinaamse of Antilliaanse bar aan een rond pleintje en ik at in een Marokkaans eettentje waarna ik op mijn kamer de vergadering van de volgende dag ging voorbereiden. Ik was hier tenslotte voor mijn werk. Zowel de bar als het restaurant vond ik opmerkelijk authentiek, wat ik normaal altijd tussen aanhalingstekens plaats. De
Het integratiebeleid – en in het verlengde daarvan het beleid van stedelijke vernieuwing – richt zich vrijwel uitsluitend op de impact van immigratie op de ‘ontvangende’ samenleving: de gevolgen voor de sociale cohesie en de nationale identiteit, ruimtelijke concentratie van achterstanden, maatschappelijke conflicten. Er is heel weinig aandacht voor de manieren waarop migranten - in de nieuwe, letterlijke betekenis van het woord: mensen die zich niet permanent elders vestigen - leefwerelden over grenzen heen creëren: transnationale leefwerelden. Dat fenomeen valt ook niet samen met globalisering, waarin de hele wereld hetzelfde schijnt te worden. Bij globalisering gaat het over de toenemende betekenis van stromen (met name van informatie en geld), het afnemende belang van plaatsen en lokale eigenheid en een groeiend gevoel van ontworteling, van nergens thuis te zijn. Die veranderingen in de betekenis van plaats en lokaliteit als gevolg van de toenemende mobiliteit van verschillende groepen spelen bij het tot stand komen van transnationale leefwerelden wel een rol. Die zijn niet louter het resultaat van strategieën van multinationals en internationale organisaties, maar ook en vooral de uitkomst van het handelen van individuen en huishoudens. Die individuen ruilen niet simpelweg hun thuis in het ene land in voor een plekje in een ander land, maar creëren nieuwe verbindingen en netwerken tussen plekken op de aardbol. Het gaat daarbij niet om een wereld daar en een wereld hier, maar om de samenhang daartussen. Het creëren van die transnationale leefwerelden wordt bevorderd
Uit de meeste stedelijke vernieuwingsplannen spreekt een verlangen naar stabiliteit, naar rust in de tent. Dat wordt ondermeer ingegeven door de verwachting dat de sociale cohesie in een wijk verbetert als de bewoners van die wijk wat langer op hun plek blijven. De vraag is of dat geen illusie is, of we niet beter zouden kunnen uitgaan van voortdurende verandering. Dan heb je ook vastigheid, zou je kunnen zeggen. Een aantal sociale ontwikkelingen werken in die richting. Internationale migratie is niet langer een incident, zoals in de jaren zeventig, maar een permanent gegeven. Terwijl het integratiedebat zich concentreert op de groepen die zich vanaf de jaren zeventig in de goedkope woningen van de grote en middelgrote steden vestigden, beraden de wethouders van die steden zich op maatregelen om de nieuwe stroom van migranten in goede banen te leiden. Het probleem van die nieuwe groepen blijkt juist dat ze niet van plan lijken te zijn zich permanent te vestigen. Het aantal auto’s met Poolse, Bulgaarse en Roemeense nummerborden in wijken als Transvaal laat zien dat ze van plan zijn om heen en weer te gaan. Anderen komen met de Euroliner, met Ryanair of een andere goedkope luchtvaartmaatschappij. Bewoners in Haagse wijken met een hogere status, zoals het Statenkwartier beginnen zich druk te maken over het groeiende aantal expats in hun buurt. Ook die doen afbreuk aan de sociale cohesie, vindt men. Voor studenten van universiteiten en hogescholen is een verblijf aan een buitenlandse
2009
culturele en ruimtelijke ontwikkelingen
Een hotel is een tijdelijke verblijfplaats voor mensen die op weg zijn. Het biedt onderdak, voedsel, gezelschap voor wie dat wil. Dat een wijk als Transvaal die functie kan vervullen werd mij duidelijk tijdens mijn tweede verblijf. Ik was wederom gevraagd om te komen overnachten, en dit kwam mij ook heel goed uit. Want de dag ervoor moest ik in Den Haag zijn en de volgende dag weer voor een vroege afspraak. Nu ligt Den Haag niet echt ver van Rotterdam, waar ik woon, zeker niet op de schaal van een wereldstad, maar toch was het handig. En zo gedroeg ik mij ook als iemand die voor zijn werk in een hotel logeert.
Wijken als Transvaal zullen ook na de vernieuwingsoperatie voor een belangrijk deel een functie vervullen als hotel. Het zijn wijken waar mensen op weg neerstrijken voor kortere of langere tijd. Sommigen zijn letterlijk op weg, van de ene naar de andere plek. Ze hebben huis en haard verlaten, op zoek naar een betere toekomst. De wijk is voor velen een station in hun levensweg. Na verloop van tijd vertrekken ze weer, omdat ze kinderen krijgen, of een andere baan, of zich een nog betere woning elders kunnen veroorloven. Hun plek wordt ingenomen door anderen voor wie deze wijk juist een verbetering betekent. Er zijn echter steeds meer mensen bewust op zoek naar een tijdelijke verblijfplaats, omdat ze elders een huis hebben, maar voor werk of studie tijdelijk in deze stad moeten zijn: expats, nieuwe gastarbeiders uit Polen of Bulgarije of buitenlandse studenten.
De betekenis van het begrip vertrouwde omgeving verandert daardoor. Dat is niet langer de vertrouwde buurt waar men al jaren woont, de buren op zijn minst van gezicht kent en herkend wordt door de winkeliers. Hoe die nieuwe transnationale vertrouwde omgeving eruit ziet is een interessante (onderzoeks) vraag: die omgeving wordt gestructureerd door vervoer (prijsvechters, regionale luchthavens, internationale buslijnen, busstations, snelwegrestaurants), tijdelijke verblijfplaatsen en overal dezelfde winkels, restaurants en cafés, geconcentreerd in bepaalde wijken van de steden. Transnationale migranten zijn een soort ‘cosmolocals’ die op verschillende plaatsen hun eigen vertrouwde omgeving zoeken - en creëren - door de verschillen te negeren. De overeenkomsten maken het hun mogelijk om snel weer door te gaan met de routines die het dagelijks leven vorm geven. Dat voegt nog een derde ‘r’ toe aan het rijtje: roots, routes, routines. ‘Nur vorübergehend’ (slechts tijdelijk) was de opgave die ik in het laatste semester van mijn gastdocentschap aan de architectuurfaculteit van de Technische Universiteit van Berlijn voorlegde aan de architectuurstudenten. In zeker zin was dat vloeken in de kerk voor de Duitse studenten, opgevoed met het (Heideggeriaanse) idee dat huis en thuis permanente entiteiten zijn. Maar de meesten van hen kwamen niet uit Berlijn en kenden daardoor, net als ik als gastdocent, het verlangen snel thuis te geraken in een stad waarvan we wisten dat we er maar korte tijd zouden verblijven. Hoe ziet die tijdelijke ruimte die tegelijk snel vertrouwd is eruit? Daarbij hoort ook de vraag hoe deze transnationale ruimte zich verhoudt met de vertrouwde, gevestigde omgeving en met de gevestigde opvattingen over wijken en integratie.
Hotel Transvaal
De twee nachten die ik in Hotel Transvaal verbleef stonden in zekere zin symbool voor het begin en het einde van de tussentijd, maar niet in de goede volgorde. Want de eerste keer sliep ik in een modelwoning, de tweede in een woning die de week erop zou worden afgebroken. De toekomst liep op het verleden vooruit. De tussentijd is dus niet eindig, maar verschuift mee in een wijk in verandering. De vraag is echter, of die verandering zelf wel een begin en einde heeft. Zo wordt het wel voorgesteld in de plannen voor stedelijke vernieuwing van de wijk. Er is een projectorganisatie en een plan, met een tijdschema, dat ergens begint en na een aantal jaren ook weer ophoudt. Dan is de verbouwing klaar en de vernieuwde wijk kan er weer een tijdje tegen. Maar net zoals de veranderingen al beginnen jaren voor er sprake is van een vernieuwingsopgave, gaan ze door als de laatste aannemer zijn rekening heeft gestuurd. Die permanente veranderingen plaatsen Hotel Transvaal in een ander licht. Het idee van een wijk als hotel is veel breder dan het verlenen van gastvrijheid aan mensen van elders die weleens willen weten hoe zo’n probleemwijk nou ‘voelt’.
Het ‘lokale’ zoals het heet en waarvan velen de teloorgang vrezen ten gevolge van de al maar toenemende globalisering, is juist door de locale worteling ook minder toegankelijk, soms zelfs afwerend of uitsluitend tegenover vreemdelingen. Terwijl die vreemdeling, zeker als hij of zij ergens langer verblijft juist op zoek is naar vertrouwdheid. Die vertrouwdheid vinden ze wel in die voorzieningen die dankzij de globalisering overal hetzelfde zijn, zoals de luxere (of juist trendy) hotels, restaurants en winkels. Maar die missen dan weer die lokale authenticiteit waar elke reiziger ook naar op zoek is. Een wijk als hotel moet beide eigenschappen combineren: lokaal en kosmopolitisch tegelijk.
door communicatiemogelijkheden die ook de globale wereld structureren: internet en email zorgen voor snelle en goedkope uitwisselingen van informatie en dagelijks contact; lage vliegtarieven maken een snelle, goedkope en daardoor frequentere verplaatsing van goederen en personen mogelijk. Poolse arbeiders en arbeidsters zijn niet langer tot lange autoreizen- of busreizen gedwongen, maar vliegen goedkoop in anderhalf uur van huis naar werk en vice versa. Studenten doen hetzelfde om contacten te onderhouden met medestudenten van een verblijf aan een buitenlandse universiteit of om deel te nemen aan een seminar of summer course ergens op de wereld. Plaatsen zijn niet langer vertrek- of eindpunten, maar ‘keerpunten’. En identiteiten worden niet langer bepaald door roots, maar gevormd in een wisselwerking van roots en routes.
Gast: Arnold Reijndorp
Twee keer heb ik er geslapen, in hotel Transvaal. De eerste en de laatste nacht. Eigenlijk was die eerste nacht nog maar op proef, een testnacht. Enkele mensen waren uitgenodigd een nacht te komen slapen in een leegstaande, vaak net opgeleverde woning in Transvaal. Tijdens het voorafgaande diner in een Turks restaurant discussieerden we over de levensvatbaarheid van het idee: een wijk als een groot hotel. Sommigen vonden het een mooi idee, voor een paar weken, als culturele interventie met de bedoeling een ander verhaal te creëren tegenover het negatieve beeld van de wijk in de media. Anderen pleitten voor een veel langer project. Deels om dezelfde reden en in de overtuiging dat het andere verhaal niet zo snel het imago van de wijk zou veranderen. Daarnaast was er een belangrijker argument. Hotel Transvaal zou niet alleen mensen van buiten kunnen aantrekken, die dit soort wijken uit de krant of van de tv alleen als probleemwijken kennen. Het idee van de wijk als hotel zou ook en vooral de gebruikelijke opvatting van de wijk als vaste vestigingsplaats, waarin de huidige sociale veranderingen van tijdelijke aard waren, kunnen doen kantelen. Uiteindelijk is Hotel Transvaal*-*****, verblijf in de tussentijd meer geworden dan een culturele interventie van een paar weken. Het heeft bijna anderhalf jaar als werkelijk hotel gefunctioneerd. Desondanks heeft het zich als een project voor de ‘tussentijd’, de tijd tussen het verleden en de toekomst van de wijk gepositioneerd. De vraag is of die tussentijd nog wel eindig is.
uitbater van de Marokkaanse snackbar annex restaurant had geen poging gedaan zijn zaak aan te passen aan het toeristische beeld van een typisch Marokkaans restaurant. Integendeel: het was een mix van de typisch Nederlandse snackbar, waarvan het assortiment was uitgebreid met Marokkaans fastfood en een eettentje voor de locale bewoners zoals je dat in Marokko overal aantreft. En beide groepen locals kwamen er ook eten of iets halen. Het Turkse restaurant waar ik ’s ochtends met mijn ontbijtbon terecht kon, had eenzelfde kwaliteit. De bar was een typisch stamcafé. Daar kwam zelden zomaar een buitenstaander. Niet dat ik niet welkom was, maar niemand besteedde aan mij verder enig aandacht. Ik was er wel en ook weer niet. Ook wel prettig misschien als je het vergelijkt met de gemiddelde hotelbar, waar de barkeeper zich verplicht voelt een praatje met die eenzame gast aan te knopen en je het risico loopt het slachtoffer te worden van een andere eenzame gast opzoek naar gezelschap. Toch maakt deze ervaring iets duidelijk: buurtvoorzieningen hebben niet vanzelfsprekend de kwaliteiten waar gasten, mensen die tijdelijk ergens verblijven, naar op zoek zijn.
GASTENBOEK
Hotel Transnationaal Arnold Reijndorp
37
Kamer met Gast: ingericht door Ingrid Mol, fotografie: Peter de Ruig
Grotere hotels beschikken naast vergader- en feestruimten ook over een lounge of foyer waar de gasten thuis zijn en de inwoners van de stad te gast. Als ik in een vreemde stad ben ga ik er graag een tijdje zitten, ook al logeer ik meestal zelf in een goedkoper hotel. In die lounge of foyer overlappen de werelden van de kosmopoliet en de local. Ze missen gelukkig de sfeer van eenzaamheid en ontworteling die elke hotelbar ademt en die door de Amerikaanse schilder Edward Hopper zo genadeloos is vastgelegd. Ze zijn vaak authentiek, vooral in de wat oudere hotels, waar wel degelijk lokale omgangsvormen gelden. Maar wie in een hoekje gaat zitten en de kat even uit de boom kijk, heeft die snel door. De Bazaar (een hotel en restaurant) in mijn eigen Rotterdamse Witte de Withstraat voldoet op geheel eigen manier aan mijn idee van zo’n lounge of foyer. Het zijn dit soort transnationale, publieke ruimten, die een wijk pas echt tot een hotel maken.
Fotograaf: Suzy van Roosmalen
Arno van Roosmalen (1959) is directeur van Stroom Den Haag, centrum voor beeldende kunst, architectuur en stedenbouw in Den Haag. Recente tentoonstellingen omvatten ‘After Neurath’ (over de geestelijke en artistieke erfgoed van Otto Neurath), en solo tentoonstellingen nov (SER), Calin Dan (RO), Toby Paterson (GB), Cyprien Gaillard (F). Hij was curator van de stadscollectie aan het Boijmans Van Beuningen Museum (1994 – 1999); en programmacoördinator van TENT, centrum van beeldende kunst (1999 – 2004), beiden in Rotterdam. In 1997 was hij curator van het Nederlandse Paviljoen tijdens Biënnale in Venetie samen met Leontien Coelewij (kunstenaars: Aernout Mik en Willem Oorebeek). Hij schrijft regelmatig voor magazines en catalogussen.
2009
van Mark Handforth (US), Ivan Gruba-
De volgende ochtend zijn we gaan ontbijten in een Turks restaurant met alleen maar oudere mannen. Suzy vond het eitje wel lekker, maar die komkommers, tomaten, feta en olijven hoefden niet zo nodig. Zij heeft een beetje gekeuveld met een zwaar besnorde man. Daarna hebben we in de zon gewandeld en zijn heel lang op de eindeloze markt geweest. Gewoon net zoals op vakantie eigenlijk. Daar heeft ze het nu nog over. Wat haar het meest is opgevallen waren een paar vishandelaren met manden vol krabben. Die lagen allemaal op elkaar en bliezen een soort zeepbellen. Reuze fascinerend, vond ze, net als de prinsessenjurken op de Paul Krugerlaan. Eigenlijk was ik zelf nog nooit zo lang op de Haagse Markt geweest. Ik was er wel eens doorheen gestoken, maar nooit zoals je in het buitenland vaak als eerste de markt bezoekt. Voor een gevoel van authenticiteit, een idee van plaats. Suzy had geen idee dat ze nog steeds in Den Haag was, als zo’n idee van een stad überhaupt al voor haar bestaat. Ze was, zonder twijfel, in een totaal nieuwe omgeving. Terwijl er bij mij een vorm van relativering sluimerde vanwege mijn besef van de waaier van connotaties en context, van de status en het imago van de wijk Transvaal en van de voorgeschiedenis en het concept van Hotel Transvaal. Maar op die stralende, warme herfstochtend had ik, doordat ik de blik van Suzy deelde, écht het gevoel op reis te zijn zodat ik echt anders naar het gebied kon kijken, dat ik dacht te kennen. Het was bijna met de blik van een vreemde bijna. Hoe je zo’n gebied ervaart is dan vooral gebaseerd op intense waarneming,
Hotel Transvaal
We vertrokken op een vrijdagavond. Het was al donker. Voor Suzy was het onmiddellijk een avontuurlijke onderneming, want wij fietsten vanuit huis via het centrum van de stad naar Hotel Transvaal. Er waren overal lichtjes en er gebeurden allemaal dingen op straat die ze normaal nooit ziet of ervaart. Zij liet haar thuis achter zich en was op reis, op een nieuwe plek. En of dat nou hier in Den Haag is of in Marokko, in Italië of in de Achterhoek; dat maakt voor haar geen verschil. Alles was avontuurlijk en mooi. We checkten in op een ongebruikelijke tijd, kregen de sleutel en daar zaten we dan; om half tien in ons hotel. We sliepen in de Indiase kamer vol met godinnenbeelden, sprookjesachtige wandkleden en kleurige bloemen en plaatjes. Suzy heeft toen heel veel foto’s gemaakt, alles verkend via de camera. Zij observeert details en kleuren. Er hingen bijvoorbeeld een paar strengen met kunstbloemen aan de muur, die heeft ze heel vaak gefotografeerd. Zij vond die heel fascinerend. Twee godinnenbeelden, iets groter dan zijzelf, hadden een grote aantrekkingskracht op haar. Voor haar was het een soort prinsessenkamer. Er stopte toevallig een bus voor ons raam… we hebben naar buiten de straat ingekeken… ze heeft de kerk aan de overkant gezien. Die beelden heeft ze allemaal in zich opgenomen. Met een verscherpte waarneming, net zoals wanneer je in den vreemde op vakantie bent. Suzy’s foto’s zijn ontluisterend. Ze zijn zo close-up dat de vormen van de objecten lijken op te lossen. Je kunt kleur en licht waarnemen, maar een eventueel verhelderend kader dient zich niet aan. Probeer haar onbemiddelde blik niet te begrijpen.
Gast: Arno van Roosmalen
Op een zachte oktoberavond in 2008 nam ik mijn dochtertje mee op een korte vakantie. We hadden geboekt in Hotel Transvaal. Vanzelfsprekend kende ik Hotel Transvaal en haar voorgeschiedenis. Als directeur van Stroom Den Haag heb ik er immers een professionele relatie mee. Maar Suzy was bijna vier en een half en volkomen onbevangen. Ik heb het verblijf zowel door haar ogen als door mijn ogen ervaren. Ik vond het frappant dat haar waarneming als het ware een uitvergroting van mijn eigen ervaring vormde.
GASTENBOEK
Glans op het beeld Arno van Roosmalen
universiteit of een stage in een ander land al lang geen uitzondering meer. Het gaat nog niet om grote stromen, maar gezien de genoemde voorbeelden is hun invloed onmiskenbaar. Ze laten zien dat wonen niet langer gelijk staat aan vestiging op één plek voor een langere tijd. Tenslotte zijn er ook nog mensen die tijdelijk geen huis hebben, door een scheiding bijvoorbeeld, of die niet in een vast huis kunnen of willen wonen. Wijken als Transvaal hebben hen ook altijd onderdak geboden in de vorm van pensions of logementen. Zo’n wijk is een samenloop van omstandigheden. Het hotel biedt voor de vernieuwing van zo’n wijk een aansprekende metafoor. Maar dan moeten we tamelijk letterlijk nemen en bezien wat de kwaliteiten van een hotel werkelijk zijn. Hoe kan de omgeving tegelijk authentiek en open zijn, vertrouwd voor meer en minder permanent gevestigden?
41
Indiase kamer: ingericht door Ramon Lachmansingh, fotografie: Sabrina Lindemann
Achteraf weet je nooit precies hoe zwaar oneigenlijke factoren als het weer of het feit dat we ’s avonds bij Hotel Transvaal aankwamen daaraan hebben bijgedragen. Maar feit is wel dat Suzy en ik, dankzij de benadering die in die twee woorden en dat concept besloten lag, Transvaal als een sprankelende, leuke en beloftevolle bestemming hebben ervaren. Een gebied waar je gewoon voor je plezier naar toe kan gaan en waar je, zelfs tijdens een kort verblijf, een vakantiegevoel kan hebben. De veronderstelde waarde die je in theoretische bewoordingen kan trachten te formuleren, hebben wij in elk geval ondubbelzinnig ondervonden als hotelgast ter plaatse. Met de neus er bovenop, overbelicht door de herfstzon. Het cognitieve kader voorbij.
stedelijke ontwikkeling aan de Haagse Hogeschool. Hij richt zich met docenten en studenten op ervaringen in Haagse wijken waar partijen werken aan verbetering van de woon- en leefomstandigheden. Het gaat om onderzoek, advies en onderwijs. In 2008 publiceerde het lectoraat de bundel Zeker in de stad? Wonen en leven in Den Haag. (www.hhs. nl/lectoraten en onderzoek) Daarnaast werkt hij als projectleider bij de VROMraad (adviesorgaan voor regering en woningmarkt, stad, stedelijke vernieuwing. (www.vromraad.nl) Eerder werkte hij bij de dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting van de gemeente Rotterdam en als wetenschappelijk onderzoeker aan de Universiteiten van Eindhoven en Leiden. In 1991 promoveerde hij aan de Technische Universiteit Eindhoven en daarvoor studeerde hij sociologie aan de Universiteit van Nijmegen. Tot voor kort was hij hoofdredacteur van het Tijdschrift voor de Volkshuisvesting.
Nieuwe tijd In de jaren negentig groeide de economie fors. Veel huishoudens konden en wilden hun gestegen welvaart sterker in het wonen terugzien. De wooneisen stegen flink, de vraag naar betere (koop)woningen nam sterk toe. Banken speelden op de gestegen vraag in door verruiming van de kredietverlening (meerekenen van het tweede inkomen bij hypothecair krediet) en elke partij rekende op waardevermeerdering van onroerend goed. In deze tijd zijn veel huishoudens met een middeninkomen overgestapt naar een eigen woning, veelal gelegen in wijken aan de stadsrand of randgemeente. De huursector en de oudere wijken zagen een uitstroom van sociaal-economische sterkere huishoudens optreden en het is niet verwonderlijk dat in de jaren negentig het thema van de sociale segregatie en de scheiding arm versus rijk en blank versus zwart zijn intrede deed in de beleidsdiscussie. Met het beleidsconcept van de ‘ongedeelde stad’ werd en wordt de stedelijke vernieuwing als één van de instrumenten gezien om meer differentiatie in de samenstelling van de woningvoorraad (en daarmee van de bevolking) van de oudere wijken tot stand te brengen. Zo zou de scheiding verzacht kunnen worden. In deze tijd liep de planvorming achter bij het geld: er was geld, er waren nog geen plannen. Nu zijn we jaren verder. Het lijkt erop dat we toegroeien naar de omgekeerde situatie: er zijn plannen, maar er is geen geld (meer). Althans, niemand kan nog inschatten wat het effect zal zijn van de kredietcrisis op de vernieuwing van Transvaal. Het is
2009
parlement) aan adviezen over wonen,
Hotel Transvaal
Vincent Smit (1953) is lector groot-
Transvaal is geen gemiddelde wijk en zal dat ook nooit worden. Natuurlijk, er is een kerk, er zijn winkels, scholen en een park. Er zijn huur- en koopwoningen en er is zelfs ook een hotel (geweest). Het zijn allemaal ingrediënten voor een gemiddelde wijk. Maar het aantal rapporten en beschouwingen waarin Transvaal als ‘bijzonder’ wordt beschouwd, beslaat al snel enkele strekkende meters. Transvaal staat al geruime tijd op lijstjes van het ministerie van VROM en de gemeente als een wijk met een grote opgave van vernieuwing. Alleen al de hoge aandacht voor de wijk van bestuurders en beleidsmakers maakt deze wijk bijzonder. Veel wijken in Nederland kunnen, anders dan Transvaal, niet beweren dat zij de minister onderdak hebben geboden in een bijzonder hotel, Hotel Transvaal, dat – als je het breed ziet – het grootste hotel van de wereld is. Transvaal is een krachtwijk, een prachtwijk, een aandachtswijk, een probleemwijk, een Vogelaarwijk. Vernieuwing van de wijk is het motto. Maar wat wordt precies nieuw en wat blijft? Passen de vernieuwingen in elkaar? Hoe zal het met de vernieuwing gaan nu een kredietcrisis is uitgebroken? Vanuit de Haagse Hogeschool (lectoraat grootstedelijke ontwikkeling) volgen we de ontwikkelingen in Den Haag bij de aanpak van de wijkvernieuwing met interesse. Met onderzoeksprojecten en debatten dragen we graag bij aan de ontwikkeling ervan. In november 2008 waren we te gast in de Julianakerk en maakten we het boek Zeker in de stad? Wonen en leven in Den Haag onderwerp van discussie. Als dankbare gast van het Hotel Transvaal prikkelt mijn verblijf me enkele vragen op te werpen over de wijkvernieuwing. Interessant van Hotel Transvaal heb ik steeds niet zozeer de imagokant gevonden, maar de benutting van ogenschijnlijk afgeschreven gebouwen voor een zekere ‘tussentijd’. Tussentijd is iets tussen iets ouds en iets nieuws en je weet nooit hoe lang dit duurt.
Gast: Vincent Smit
Maar kan Hotel Transvaal zonder de feitelijke hotelfunctie? Volstaat de werking van het concept als zodanig? Of moet het echte kamers hebben en gasten huisvesten? En is het van belang dat die door kunstenaars of creatieve ondernemers worden vormgegeven? Is het genieten van de gastvrijheid een voorwaarde om het kunstwerk in zijn volle omvang te kunnen waarnemen? De Indiase kamer was heel bijzonder. Voor mijn gevoel vertelde hij iets over Transvaal als afspiegeling van een buurt met veel Hindoestaanse bewoners. Voor Suzy was de kamer letterlijk en figuurlijk ongekend. Vanuit deze voor haar exotische ruimte stapten we rechtstreeks de wijk in. En daardoor stonden we er meer voor open. Dus de verbijzondering van die kamers versterkt de belevingskwaliteit van je verblijf. En dat is van belang voor de ervaring van dat gebied. Mijn op cognitie en bewustzijn gebaseerde aanwezigheid (‘het afstandelijk gekende’) werd aangevuld met haar onbemiddelde waarneming (‘het nabije andere’). En verdween daarmee naar de achtergrond. De kunstenaar is de ‘auteur’ van het kunstwerk Hotel Transvaal. Het begrip ‘Hotel Transvaal’ leeft door in een gedeeld bewustzijn van alle mensen die er zijn geweest, die er aan hebben meegewerkt, die vlakbij en tussen het hotel woonden of die het indirect, bijvoorbeeld via pers of uitnodigingskaarten, hebben vernomen. Het kan zich ook manifesteren in bijvoorbeeld een schrijven van de gemeente Den Haag over een aspect van haar geschiedenis of in een folder van een wijkontwikkelingsmaatschappij die daar iets wil en refereert aan Hotel Transvaal. Een van de belangrijkste criteria voor de kwaliteit van een kunstwerk in openbare ruimte is misschien wel de mate waarin anderen dan de kunstenaar of de bemiddelaar het zich toeeigenen. Het zou heel mooi zijn geweest als Hotel Transvaal zich als het ware had ‘opgelost’ in de wijk; mee had kunnen ontwikkelen met de wijk. Hetzij dat het zich verplaatst had, hetzij doordat het langzaam van karakter verandert of misschien meer geïnstitutionaliseerd raakt. Het zou een katalysatorfunctie kunnen hebben ontwikkeld voor de wijk. Omgekeerd zouden de ontwikkelingen in het gebied hun invloed op de ‘bedrijfsvoering’ van het hotel kunnen hebben. Inmiddels bestaat Hotel Transvaal niet meer in zijn fysieke hoedanigheid. Niettemin blijven het concept, de gedachtegang en de benaderingswijze over waarmee je in feite een gebied een andere waarde kan toekennen zonder dit fysiek ingrijpend te veranderen. Zo kan een negatief imago worden opgewaardeerd naar een positieve kwaliteit. De verandering van het perspectief op een gebied kan een nieuw potentieel aanspreken. En dat impliceert dat mensen anders gaan handelen, dat ze mogelijkheden zien in plaats van belemmeringen of problemen. Die strategie is door middel van Hotel Transvaal gehan-
Transvaal, op naar een bijna gemiddelde wijk? Vincent Smit
teerd. Dat is beproefd en dat blijft. Hotel Transvaal vormt daardoor een referentie, een voorbeeld. Ook al heeft Hotel Transvaal haar deuren gesloten, de kernkwaliteit van een kunstwerk is behouden, namelijk dat het de blik op je omgeving kantelt. Voor een stedelijke transformatieperiode is het van essentieel belang dat deze niet wordt opgevat als een opeenvolging van te nemen hindernissen –als we het maar achter de rug hebben – maar dat er wordt gedacht vanuit de mogelijkheden die de tussentijd biedt. Dat is een cruciaal verschil in benadering.
GASTENBOEK
minder op kennis. Kennis blokkeert de waarneming soms hinderlijk. Tegelijkertijd vertelt deze ervaring ook dat je misschien wel dénkt dat je een gebied kent in de stad waar je woont, maar dat je daar misschien niet veel méér van weet dan een reiziger die zonder veel voorkennis Palermo of Montpellier bezoekt. Tegenover de verwondering over de bellenblazende krabbetjes staat de wetenschap dat Hotel Transvaal een kunstproject is. Ik zie Hotel Transvaal onder meer als een kunstwerk met een sterk conceptueel karakter. De twee woorden van zijn titel communiceren heel helder de kern van het werk, het idee. In feite gaat het om een gedachtegang die, waar we normaal rechtdoor denken, even een afslag neemt. Vanuit welke nieuwe kaders kun je naar de wijk Transvaal kijken? Het antwoord daarop is eigenlijk in die twee woorden gegeven: Hotel Transvaal. Een heel compacte gestalte. Een zinnebeeld: dit gebied in de stad, dat niet veel mensen als vrijwillige reisbestemming zullen kiezen, is als een gastvrij hotel dat van alle gemakken (van * tot *****) is voorzien. Het is een omkering van opvattingen over dat gebied en genereert nieuwe opinies en activiteiten. Het voorziet in een ander imago. Dat is één. Twee: gelaagdheid zie ik als een fundamentele kwaliteit van een kunstwerk. Een gelaagd kunstwerk is niet afgesloten, maar biedt openingen. Met andere woorden: het sluit geen mensen of posities buiten. Het biedt mensen de gelegenheid tot een andere kijk op de werkelijkheid. Het kantelt de blik. Het idee van Hotel Transvaal is zo sterk en kent zoveel lagen dat het, ook zonder dat je het hotel daadwerkelijk zou realiseren, een grote werking zou kunnen hebben.
45
Nieuwbouw in de Fischerstraat, Haagse markt, fotografie: Peter de Ruig
Hoe verhoudt de ene vernieuwing zich tot de andere? Past de grootschalige fysieke vernieuwing, gericht op stijgers uit de wijk en op vestigers, goed bij zaken als brede school- plus, inburgering en multicultureel winkelen? Dit lijkt niet direct het geval te zijn. Immers, de achtergrond van de fysieke vernieuwing was om van Transvaal een wijk te maken met een gedifferentieerd woningbestand, met een bevolking die dichter op het stedelijk gemiddelde zit. Eigenlijk dus meer doorsnee, meer gemiddeld, een samenleving in het klein, binnen de wijk, met rijk en arm, oud en jong, blank en zwart. Maar in de andere sferen wordt veel meer uitgegaan van het specifieke karakter van de wijk. Daar wordt veel minder naar een stedelijk
De kredietcrisis maakt plannen los om ‘zich door de recessie heen te bouwen’. Maar door alleen fysieke investeringen naar voren te halen, wordt de scheefgroei tussen de fysieke en de sociale opgave alleen maar groter. Als wijkvernieuwing niet hetzelfde wil zijn als alleen een fysieke opknapbeurt en schoonmaakoperatie van een stadswijk, maar zich vooral wil onderscheiden door een investeringsprogramma voor kansen voor de mensen in de wijk, dan hoort daarbij dat de volgorde der dingen goed wordt afgewogen. Als de investeringen in de vernieuwing van de woningvoorraad in de wijk worden bezien vanuit de sociale opgave, dan zou veel meer aandacht voor hoogwaardig beheer van de bestaande woningvoorraad op zijn plaats kunnen zijn. Dan kan ook het digitale denken tussen of sloop-nieuwbouw of handhaven doorbroken worden en kunnen er veel meer smaken worden ontwikkeld. Dit is een andere invulling van wat gewoonlijk onder het doel ‘differentiatie’ verstaan wordt. Sloop is in dit perspectief zeker niet buiten de orde, maar de vraag is op zijn plaats wat het tempo is, wat ervoor in de plaats komt en of het sociale dan wel particuliere woningen zijn die dit lot treffen. Tot op heden gaat het bij sloop om sociale huurwoningen en liggen het tempo en de terugbouw gedecideerd vast. Een meer flexibele en organische vernieuwing in het fysieke domein ligt in toenemende mate voor de hand. Zowel de recessie als de noodzaak tot aansluiting met de sociale opgaven nopen hiertoe. Door de zachtere scheiding tussen ‘oud’ en ‘nieuw’ komt er meer ‘tussen’, zowel in gebied (tussengebied) als in tijd (tussentijd). Zo is het Hotel, als uitdrukking van het Tussen, de voorloper geweest van deze ontwikkeling. Definitief Transvaal bestaat niet.
Leo Versteilen (1958) is opgeleid aan de TU Eindhoven in zowel architectuur als volkshuisvesting. Na twee jaar in de Rotterdamse Stadsvernieuwing te hebben gewerkt is Leo in 1985 in dienst gekomen bij woningbouwvereniging Het Oosten als projectleider. Hij heeft daar een bijdrage kunnen leveren in spraakmakende projecten en in de profilering van de woningbouwvereniging als opdrachtgever. In 1999 heeft Leo alsnog het architectenvak beproefd bij Mart van Schijndel voor een periode van twee jaar om daarna als zelfstandig adviseur te gaan werken voor onder andere Het Oosten en het Bouwfonds. De focus lag hierbij op de conceptuele fase. In 2001 is Leo wederom in dienst getreden bij woningbouwvereniging Het Oosten als Directeur Projectontwikkeling. Met de overname door woningbouw Kristal van die activiteit werd zijn functie Regiodirecteur en later maakte hij onder-
2009
Een paar vragen.
Hoe nu verder?
Hotel Transvaal
In het wijkplan Transvaal (2004) krijgt het investeren in het fysieke domein een sterk accent. Een omvangrijke sloop-nieuwbouwoperatie wordt om tal van redenen aangekondigd. Deze redenen gaan verder dan alleen de kwaliteit van het woningbezit. De argumentatie raakt ook de wens om een meer gedifferentieerd woningbestand in de wijk tot stand te brengen, waardoor huishoudens met een midden- of hoger inkomen ook onderdak kunnen vinden in de wijk. Bijzonder is dat deze ambitie geheel en al via transformatie van het sociale bezit moet worden gerealiseerd. De sloop richt zich uitsluitend op sociale huurwoningen, het particuliere bezit wordt vrijgesteld van transformatiedoelstellingen. Enerzijds wordt met de fysieke vernieuwing gemikt op het vasthouden van huishoudens, die wooncarrière in de wijk willen maken, anderzijds moet het aantrekkelijk worden voor mensen van buiten de wijk om zich in Transvaal te komen vestigen. Hiermee richt de vernieuwing van de woningvoorraad zich vooral op stijgers uit de wijk en op vestigers. Maar wat zit er in het vat voor niet-stijgende huishoudens uit de wijk? Maar de vernieuwing in Transvaal beslaat veel meer dan alleen een fysiek ingrijpen in het (sociale) woningbestand. Er wordt ook in onderwijs, economie, werk, welzijn en leefbaarheid geïnvesteerd en zonder meer is er de laatste jaren veel meer aandacht gekomen voor het belang van de sociale agenda bij de vernieuwing van de wijk. Het wijkactieplan Transvaal (2007) getuigt hiervan door het Multicultureel Leisure Center, multicultureel winkelen, festivals, werk en integratie, inburgering achter de voordeur, brede buurtschool- plus en de kreet ‘schoon, heel en veilig’ te noemen. Het onderdeel ‘wonen’ staat er wel in, maar de sloop van 3000 woningen wordt in het wijkactieplan slechts terloops genoemd. Hier is kennelijk een reeds eerder ingezette vernieuwing aan de gang, die ‘op de rails staat’ en gewoon kan worden doorgezet. Zo bezien kan het wijkactieplan beschouwd worden als een grote inhaalslag waarin Transvaal gezien wordt als een potentieel bruisende, multiculturele wijk met aandacht voor onderwijs, werk, festivals en inburgering. Ook als later de vijftien businesscases als uitwerking van het wijkactieplan gepubliceerd worden, blijft opvallen dat de grootschalige vernieuwing van de woningvoorraad nauwelijks genoemd wordt.
Natuurlijk kunnen er in het sociale domein ook fysieke investeringen plaats vinden (een brede school bouwen, ondergrondse vuilcontainers plaatsen) en in het wijkactieplan komen we zeker voorbeelden hiervan tegen. Dit neemt echter niet weg dat voor de sociale opgaven in de wijk gebouwen en containers niet afdoende zijn. Het gaat dan om leerkrachten, bemiddelaars, coaches. vuilnisophalers. Het gaat dan om de kwaliteit van sociale professionals en de mogelijkheden die zij krijgen om met en voor de opgaven van de bewoners te werken. Wijkvernieuwing is in de kern maar voor een klein deel vernieuwing van de wijk zelf. Het is hoofdzakelijk investeren in mensen in de wijk: niet zozeer om hen tot betere burgers op te voeden die het samenleven in de wijk verbeteren, maar vooral om hen vooruit te zien komen in het leven wat betreft arbeid, onderwijs, wonen en vrije tijd. In dit perspectief staat sociale stijging van mensen centraal en van daaruit volgt uiteraard aandacht voor het samenleven in de wijk en ook voor fysieke aanpassingen van woning en voorzieningen. Maar dan wel in deze volgorde. Als de volgorde andersom is, dan programmeert een fysieke insteek van bovenaf de sociale agenda daarna. Dan wordt het ‘woning zoekt mens’ en niet ‘mens zoekt woning’. De aansluiting tussen de fysieke aanpassingen in de wijk met de sociale opgaven komt dan niet goed tot stand. Dan zijn er veel vernieuwingen tegelijkertijd in de wijk die elkaar niet direct versterken, maar elk voor zich met hun gelijk en logica hun middelen en hun succes claimen. Dan is er eigenlijk niet één wijkactieplan, er zijn er heel veel.
Naar mijn mening kunnen beleidsmakers en de bouwers in de stedelijke vernieuwing nooit genoeg geconfronteerd worden met de eigenlijke plaats van handelen, de plek of SITE zoals ik mijn eigen bedrijf gedoopt heb. Dat lijkt ook de belangrijkste waarde van Hotel Transvaal, waar, naar ik begrepen heb, het afgelopen jaar een keur aan bestuurders, architecten, stedenbouwkundigen en andere professionals gelogeerd heeft. Voor mij was het in ieder geval weer een eye opener. Ik toog, met mijn hond als roommate, vanuit mijn Amsterdamse grachtengordeladres naar Den Haag en kwam na enig zoeken aan in de Hertzogstraat in Transvaal. Receptie en kamer van het hotel bevinden zich in een straat die verder volledig dichtgeplankt is. Een desolate sfeer. Ik werd daar ontvangen door Kees Schrijver die enthousiast vertelde over het hotel en andere projecten. Toen hij mij de Indiase kamer toonde waarin ik dit nu schrijf, was ik oprecht onder de indruk van de liefde en zorg waarmee alles is opgezet. Warme rode kleuren, godenbeelden, af en toe een kerkklok (jawel!), zelfs mijn jonge hond wordt er rustig van en ligt nu vredig te slapen. De zoektocht naar een maaltijd vanavond was een belevenis. Probeer in Transvaal maar eens een hapje te eten met een glaasje wijn en een hond als begeleider, een onmogelijke vraag! Ik herinner me dat soort zoektochten in een strenge moslimstaat in India, maar in Nederland? Uiteindelijk ben ik geslaagd met een meeneemmaaltijd en een flesje wijn bij de slijter, want dat kan hier ook. Er is ’s avonds een levendigheid met winkels die open zijn en mensen op straat zoals ik die ken uit Londen en New York, maar niet uit Amsterdam. De wijk Transvaal heeft een heel bijzondere uitstraling, die je op een avond in het hotel echt beleeft. Voor een deel zit dat ook in de kwaliteit van de bebouwing, het is nog steeds in stedenbouwkundig en architectonisch opzicht een heel complete wijk. Vandaar dat de sloop van die huizen weemoedig stemt. Maar het blijkt dat ik ook één van de laatste gasten ben in dit hotel en dat doet nog een schepje bovenop mijn weemoed. Het is jammer als een project waar zo duidelijk met liefde aan gewerkt is, geen vervolg krijgt, maar natuurlijk ligt de kracht van zo’n initiatief ook in de tijdelijkheid ervan. Uiteindelijk moet de trein van de vernieuwing door. Wat beleidsmakers zich wellicht onvoldoende realiseren, is dat met dit soort initiatieven ook een zakelijk doel gediend wordt. Iedereen heeft tegenwoordig de mond vol van waardeontwikkeling; door een integrale wijkaanpak wordt toekomstwaarde gecreëerd, die zich uitbetaalt in vastgoedrendement. De ontwikkeling van de waarde van vastgoed wordt uitgedrukt in verkoopprijzen en dus in de perceptie van de individuele koper. En iedere marketeer weet dat hierin beeldvorming bij de koper een doorslaggevende rol speelt. Hotel Transvaal probeert een positieve bijdrage te leveren aan het imago van Transvaal. Als we dit soort initiatieven durven te zien als onmisbaar onderdeel van een marketingcampagne, kijken we ook met een heel ander oog naar de investeringen die ermee gemoeid zijn en de inbedding die het behoeft in de gebiedspromotie. Dan overstijgt Hotel Transvaal het leuke idee en worden dit soort projecten een verstandige investering.
Gast: Leo Versteijlen
Investeren in wat?
Weemoed in Hotel Transvaal Leo Versteijlen
gemiddelde gestreefd; wordt uitdrukkelijk het bijzondere karakter van de wijk als kracht gezien. Daar wordt juist gepoogd dit uit te bouwen tot een stedelijke trekpleister. In de fysieke vernieuwing is de stedelijke middenklasse de referentie. Hier wordt Transvaal door de stad geclaimd als plek waar de stad zijn ervaren tekort aan woonmilieus voor de stedelijke middenklasse voor een deel kan oplossen. Hier horen percentages bij van zeventig procent marktwoningen en dertig procent sociaal, een verhouding die niet vanuit de wijk geïnspireerd is, maar vanuit stedelijke doelstellingen. Hier is de aanpak top-down, hier is ingenieursdenken manifest, hier zijn ook planning, voortgang, tussendata en einddata te melden. Dit zal bij andere projecten en trajecten veel lastiger gaan. Investeren in mensen laat zich slecht vangen in opleveringstermijnen. Men komt moeilijk onder een meer organische aanpak uit. Er is de onvermijdelijkheid van een bottom- upaanpak.
GASTENBOEK
niet al te boud om bescheidenheid en matiging van tempo’s en ambities te verwachten. Als investeringen moeilijker tot stand komen, ook al door een veel grotere terughoudendheid bij het nemen van financiële risico’s, zal er gerekend moeten worden op een langere looptijd van de vernieuwing. Daarbij gaat het niet alleen om de investeringskracht van de aanbiedende partijen (gemeente, woningcorporatie, maatschappelijke instellingen), maar ook om de absorptiecapaciteit van de vragende partij, de bewoners. Hoeveel vernieuwing kunnen bewoners (financieel) verdragen in onzekere en krappe tijden? Als er geremd wordt in de vernieuwing, kan dat aan twee kanten plaats vinden. Natuurlijk, er kan bedacht worden dat bepaalde investeringen, juist vanwege het bestrijden van de recessie, naar voren gehaald moeten worden. Dit kan helpen om de verwachte toename in de werkloosheid te beteugelen. Het is een vorm van anticyclisch optreden door de overheid en mogelijk door woningcorporaties, waardoor de pieken en dalen in de conjunctuur, die met marktwerking gepaard gaan, worden afgevlakt. Maar welke investeringen worden wel en welke worden niet naar voren gehaald? Deze vraag is nauw verbonden met het debat over fysieke en sociale investeringen.
Bedankt voor deze ervaring.
deel uit van de statutaire directie. In september 2008 heeft Leo samen met Geurt van Randeraat SITE opgericht, een buro dat zich toelegt op binnenstedelijke concept- en gebiedsontwikkeling.
49
Afbraak receptie Hotel Transvaal maart 2009, fotografie: Sabrina Lindemann
COLOFON Gastenboek Deze publicatie werd mogelijk gemaakt door: Gemeente Den Haag (Nieuwe Stad Prijs 2007) Redactie: Bram Heijkers Sabrina Lindemann Ontwerp: studio Duel / www.studioduel.nl Tekstredactie/correcties Catja Edens, www.spatie.org Han Lut Druk: Aforma
Project Hotel Transvaal Idee: Hotel Transvaal*-*****, verblijf in de tussentijd Jan Konings en Duzan Doepel, RAL 2005 Ontwikkeling en realisatie : Sabrina Lindemann, projectleider Laura van Eeden, projectmedewerker Bestuur: Paul Ganzeboom, voorzitter Hans Olde Monnikhof, vicevoorzitter Bart Beuving, penningmeester Bram Heijkers, secretaris Maarten Schepers, bestuurslid
Oplage: 250 Uitgave in eigen beheer Stichting Hotel Transvaal Van Hogendorpstraat 19E 2515 NR Den Haag
[email protected] www.hoteltransvaal.com www.hoteltransvaal.com/lab
Hotelmanager en receptie: Kees Schrijvers Susan de Kruiff Oproepkrachten: Myung Feyen Natasja van Kampen Floris Kruidenberg Roos Mixz Clara Palli Monguilod Maite van Reeken Freek Taute Stagiaire: Rens Wilderom Rosalie Zandkuijl Inrichting hotelkamers: BARACCA communications Kevin van Braak Frank Halmans Ramon Lachmansingh Sanja Medic Ingrid Mol Clara Palli Monguilod Anna J. van Stuijvenberg Laboratorium voor de Tussentijd: Sabrina Lindemann Iris Schutten Hotel Transvaal is mede mogelijk gemaakt door: Bank Nederlandse Gemeenten, Era Bouw, Fonds 1818, Fonds Burgerschap, Gemeente Den Haag (diensten OCW en DSO), Mondriaan Stichting, Oranje Fonds, woningcorporatie Staedion, Stroom Den Haag. Met dank aan: City Mondial, Stichting Wijkbeheer, Team Transvaal, Instituut Voor Nieuw Ondernemerschap (IVNO), Winkeliersvereniging Paul Krugerlaan, bewoners en organisaties uit Transvaal.