Rood of geel ?
Ik ken een heel leuk spel, zegt juf Lotte. Je kunt het doen hier in de klas. Wie doet mee met mij? Ik juf ! Ik ! Ik ! Ik ook ! Juf ! Ik ! Ik ! Ja, ik ook ! Dat is prima, knikt de juf. Eerst leg ik het spel uit. Kijk: die kant van de klas aan het raam is het rood.
Joris Denoo
01
De kant van de lange muur en de deur is geel. Juf Lotte wijst naar links en dan naar rechts. Ze wijst naar rood en naar geel. Snap je dat wel ? vraagt ze dan. Kjel knikt, Fien knikt, Gella knikt. De hele klas knikt van ja. Ja hoor, er zijn twee kanten. Een rode kant en een gele kant.
02
Raam = rood en muur = geel. En wat nu, juf Lotte ? Wel, nu leg ik het spel uit. Zitten jullie allemaal al flink ? Ja juf ! roept Rafa. Ik ook, zegt Ulla. Wij wel ! roepen Flin en Irun. Luister goed, dan snappen jullie het wel. Hou je veel van rood, dan kies je de kant van het raam.
03
Ga daar dan staan. Hou je meer van geel, dan kies je de kant van de muur. Ga daar dan staan.
En weet je het niet goed, dan ga je achter tegen de wand staan. Je bent dus rood of geel … of niets. Flore hupt al uit haar bank. Abbe loopt ook al weg.
04
Niet zo vlug ! roept juf Lotte. Er komt nog iets bij, hoor. Wacht nou maar nog wat. Tot ik zeg dat je mag. Jullie zijn veel te vlug ! Eerst kies je dus je kant. Rood of geel, raam of deur. Of … achter tegen de wand. Dan wacht ik een beetje. Ik zeg dan even niks meer.
05
Dat zal niet te lang duren. Dan denk je zelf diep na. En dan komt het, hoor ! Dan vraag ik je plotseling: wat doe jij daar, Mila ? Wat doe jij daar, Giel ? Waarom sta jij daar ? En jij ? En jij ? En jij ? Dan vertel je ons waarom je voor die kant kiest.
06
Pas op: het moet niet echt zijn. Het mag ook een leugen zijn. Je kan bij rood staan, ook al zie je dat niet graag. Lieg dan maar eens flink. Zeg ook altijd eerst je naam. Ik ben juf Lotte. Ik sta aan de gele kant. Want ik zie graag de zon. Ik hou van zomer en warm weer.
07
Of: ik sta aan de rode kant. Want ik eet graag vlees. Ik zie ook graag een roos. Ik ben niet bang voor wat bloed. Ik kleed me vaak in het rood. Niet waar, juf ! gilt Irun. Ik zeg maar wat, hoor, sust juf Lotte. Ik geef maar een voorbeeld. Wel, snap je het spel nu ?
08
Ja ! Ja ! Leuk ! Zo, kies nu maar je kant. Je bent rood of je bent geel. Nu is er plotseling veel rumoer. Elk kind kiest een kant. Soms botst er een tegen een ander. Dat is niet zo erg. Amber weet het nog niet goed. Ze gaat dus naar de wand achter in de klas.
09
De rest kiest wel voor rood of geel. Juf Lotte kijkt en lacht. Ze wacht tot het weer stil wordt. Staat ieder kind nu op zijn plaats ? Bij de muur en de deur staan Kjel, Mats, Mila, Giel, Flore. En wie koos voor rood ? Ulla, Flin, Rafa, Bela, Fien, Irun, Abbe en Gella.
10
Dag Amber, zegt juf Lotte. Wat doe je daar bij de wand ? Amber lacht een beetje. Het is een vreemd spel. Krijg je er goede punten voor ? Dan zegt ze: ik zie graag rood en ik zie ook graag geel, juf.
Dus sta ik hier. Prima, Amber ! roept juf. Wie nog ? Ik ! Ik nu ! Juf, ik ! Ik ook ! Abbe! wijst juf Lotte dan. Eh … doet Abbe … eh … Ik eet graag iets roods. Een kers … tomaat … eh … En ik drink graag rode prik. Dat is heel goed, Abbe, knikt juf. En jij, Gella, ook rood ? Ja juf, knikt Gella. Ik heb een rode vis in een kom. Mijn vis heet Blub. Hoera voor Blub en Gella ! Giel, zeg jij ook nog wat? Ik eet graag een ei ! roept Giel hard. Mijn ma roert dat ei voor mij. En … en … ik hou ook van de zon. De zon is ook een ei. Aha, zegt juf, dat is fijn.
En nu … Flore, zegt juf. O! doet Flore, o … En … wat ziet juf Lotte nu ? Flore wordt wat rood, maar ze kiest voor geel ! Dat is nu eens een prima leugen, Flore ! En zo gaat het lang door. Dat is pas een leuke les. Dan rinkelt plotseling de bel. Is die nu rood of geel ?
11
12
13
14
Woorduitleg p. 1 prima
Iets is prima als het heel goed is.
p. 2
geen problemen
p. 3 snappen
Ik begrijp er niks van: ik snap het niet.
p. 4 hupt
De poes hupt plots van de bank.
p. 5 wand
Een wand is vaak een muur.
p. 6 plotseling
Ik schrik: plotseling hoor ik een knal.
p. 7 leugen
Als je iemand iets wijs maakt, vertel je een leugen.
p. 8 sust voorbeeld
Het kind weent, maar de juf sust haar. Rood is een voorbeeld van een kleur.
p. 9 rumoer p. 10
Rumoer is lawaai en kabaal. Geen problemen
p. 11 vreemd
Ik ken dat niet, het is vreemd voor mij.
p. 12 prik
Een glaasje prik is een glaasje limonade.
p. 13
Geen problemen
p. 14 rinkelt
De bel van de deur rinkelt. Wie is daar?
Wisselrijtjes wijst hard bank roept wand flink kiest hupt knikt botst sust
leugen punten kanten
rinkelt
plotseling rood prima rode rumoer geel gele leuk leuke