Periodiek van de Gezondheidsraad, Den Haag
GrAADMETER # 2
Een dokter moet veel weten over de levenden, om zinnige dingen over de doden te kunnen zeggen.Joris Stomp, p. 10
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
Redactioneel
Alles stroomt Herakleitos wist het al. Wij weten het. Niettemin drukt soms de werkelijkheid ons hardhandig op de feiten. Het secretariaat van de Gezondheidsraad heeft zijn ruim bemeten eenpersoonskamers moeten verruilen voor een verdieping met flexplekken. En daarbij afscheid moeten nemen van vele, door sommigen gekoesterde, meters papier. Het ‘nieuwe werken’ is aangebroken, ook bij de Gezondheidsraad. We zullen zien wat het ons brengt. Het bracht ons al een nieuw kunstwerk, waar wij én onze buren van het Sociaal Cultureel Planbureau blij mee zijn. Een werk dat, onder veel meer, een verbeelding is van de vergankelijkheid – van de boeken, rapporten en adviezen, maar ook de prachtige schoolkaarten, allang verruild voor het digibord – en niet te vergeten van de veranderlijkheid van ons lijf.zie p. 17 Een werkelijkheid waar verandering meer dan welkom is, is die van de forensische geneeskunde. Het pas uitgekomen Gezondheidsraadadvies pleit voor een ‘volwaardige plaats’ voor deze ‘bijzondere discipline’.zie p. 46 Twee forensisch artsen vertellen in deze Graadmeter waarom ze die boodschap van harte ondersteunen.zie p. 5 en 8
3
Inhoudsopgave
2
Redactioneel Alles stroomt
5 8
Interviews Tussen strafrecht en medische zorg Puzzels met een geneeskundige insteek
13 14 14
Varia Vertrek algemeen secretaris Interim Twee medewerkers met pensioen
16
Gr-Galerie Boekbespreking
23
26
28 30
33
46
Goede voeding Installatie commissie Richtlijnen goede voeding Gezonde leefomgeving Mobiele telefoons en kanker Staatssecretaris verwelkomt signalement over stikstof en gezondheid
#
2,
J A ARG ANG
37 39 41 43
Optimale gezondheidszorg Nieuwe commissie buigt zich over jongeren met ADHD en andere psychische klachten
GR AAD METE R
35
29,
J UN I
201 3
49
51 53
54
Gezonde arbeidsomstandigheden Geen veilige ondergrens te bepalen voor repeterende handelingen tijdens het werk Stoffen beoordeeld op mogelijke schade voor de voortplanting Veilig werken met 1,3-butadieen Commentaar gevraagd op arbo-adviezen Reactie minister op advies over biologische agentia Commissie arbeidsomstandigheden en vaccinatie geïnstalleerd Innovatie en kennisinfrastructuur Volwaardige plaats voor forensische geneeskunde dringend gewenst Reactie minister op advies over Europees gezondheidsonderzoek JongGR Jonge wetenschappers voeden beleid met kennis Installatie nieuwe jongGR commissie Gezond opgroeien Verschenen
4
Wilma Duijst.
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
5
Interview met Wilma Duijst
Mieke de Waal
Tussen strafrecht en medische zorg Forensisch artsen bewegen zich tussen twee werelden. Nu eens bekijken, beschrijven en behandelen ze de letsels van een verkrachte vrouw of een mishandeld kind. Dan weer staan ze voor een verdachte die in de politiecel om een dokter heeft gevraagd. Mr. dr. Wilma Duijst is forensisch arts bij de GGD IJsselland maar werkt ook als rechter-plaatsvervanger. Het maakt haar niet uit of ze werkt met slachtoffers of met mogelijke daders. Ze zegt: ‘Elk mens heeft recht op medische zorg, ook al heeft hij bij wijze van spreken zelf een ander met een mes gestoken. Dat heeft iedere arts ooit beloofd’. Wilma Duijst is voorzitter van het Forensisch Medisch Genootschap (FMG) en zat in de Gezondheidsraadcommissie die het advies Forensische geneeskunde ontleed opstelde. U bent zowel medisch als juridisch geschoold. Hoe werken deze deskundigheden door in uw werk als forensisch arts? In mijn rol als rechter helpt het enorm om iets te weten van forensische geneeskunde. Je krijgt daardoor meer begrip van doodsoorzaken en kunt beter interpreteren hoe ernstig een letsel is. Het omgekeerde geldt ook. Als forensisch arts maak je letselrapportages en schouwrapporten ten behoeve van het recht. Het is dan handig om te snappen: hoe kijken een rechter en een advocaat naar wat ik opschrijf. Je leert heel nauwkeurig te schrijven. Ik laat bijna altijd iemand meelezen bij wat ik schrijf. Door te sparren worden je formuleringen scherper.
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
Dr. M.S. de Waal maakt als redacteur deel uit van de wetenschappelijke staf van de Gezondheidsraad.
6
Naast uw werk in de praktijk bent u ook onderzoeker. Met wat voor onderwerpen houdt u zich bezig? Met allerlei thema’s binnen de forensische geneeskunde. Zo zijn er de onderzoeken met een sociaal-juridische inslag: over overlijden in detentie, en over suicide bij minderjarigen. Er loopt een biomedisch onderzoek waarbij aan de hand van biologische markers het tijdstip van overlijden nauwkeuriger bepaald kan worden. En er start binnenkort een onderzoek naar ontbindingsprocessen bij waterlijken. Het is allemaal even interessant en ik vind het jammer dat er maar 24 uur in een dag zitten, ik heb tenslotte ook nog een gezin en er moet gegeten en geslapen worden. Forensische geneeskunde staat in Nederland nog in de kinderschoenen. Hoe komt dat? In België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk heeft de forensische geneeskunde zich als vak veel meer ontwikkeld. Dat het in Nederland nog een jong vak is, heeft niets te maken met andere slachtofferpercentages. Bovendien hebben we hier wel euthanasie, toch bij uitstek een gebied waarop het strafrecht en het medische bij elkaar komen. Hoe het dan wel komt dat het vak nog zo onontwikkeld is? Tja, iemand moet het doen... In Nederland zijn we maar met een goede driehonderd artsen in dit vakgebied. De registratie is pas net op gang gekomen. Een deel van de artsen doet het er bij, bijvoorbeeld naast een huisartspraktijk. We hebben dus maar heel weinig mensen met de 120% inzet die nodig is om een specialisme echt op poten te krijgen. Er moet een aantal mensen opstaan die zeggen: dit is ons vak, wij gaan het dragen. Wanneer werd het jonge vak in Nederland geboren? In Nederland is dat pas in 1980 gebeurd, met Barend Cohen als initiatiefnemer. Hij verbaasde zich over het gebrek aan kennis en ervaring van lijkschouwers, waardoor niet-natuurlijke doodsoorzaken over het hoofd werden gezien. Cohen volgde de opleiding forensic medicine in Engeland en zette later zelf een nascholingstraject forensische geneeskunst voor medici op in Nederland. Ook was hij één van de oprichters van het FMG. De ontwikkeling van het vak heeft in 2003 een enorme boost gekregen na de Schiedammer
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
parkmoord waarbij werkelijk alles fout is gegaan wat er maar fout kon gaan. Toen hebben we gezegd: dit mag niet weer gebeuren. We zijn toen bijvoorbeeld in het FMG richtlijnen gaan maken om te zorgen dat alle forensisch artsen vanuit dezelfde intentie werken. Wat hoopt u met het advies te bereiken? In het advies pleiten we voor een diepgravender opleiding dan de beperkte bijscholing die nu binnen sociale geneeskunde aangeboden wordt. Bovendien moet die opleiding – net als andere – netjes gefinancierd worden. Op dit moment moeten artsen die voor deze vervolgopleiding kiezen het nog zelf betalen of hun werkgever zo ver krijgen. Verder vinden we dat er een leerstoel bij een universiteit moet worden ingesteld, zodat er een duidelijk centrum voor wetenschappelijk forensisch medisch onderzoek en onderwijs komt. Het advies is toegestuurd aan de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die van Veiligheid en Justitie, en aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Tijdens het laatste FMG-symposium – afgelopen april – heeft commissievoorzitter Wim Stalman mij in mijn hoedanigheid van FMG-voorzitter het advies aangeboden. Barbara Godthelp, degene die vanuit de wetenschappelijke staf van de Gezondheidsraad het advies heeft opgezet, heeft er voor de aanwezigen wat over verteld. De reacties kenden we al. Alle belangrijke stakeholders waren al geconsulteerd in de conceptronde: het FMG, de GGD, de Nederlandse Vereniging van Universiteiten, chirurgen. Het uiteindelijke advies is door alle partijen ronduit goed ontvangen. De overheersende reactie die ik gehoord heb luidt: we hebben nu iets goeds in handen om een volgende stap mee te kunnen zetten. Wat is de volgende stap? Het is een spel. De urgentie in het veld kan nog zo groot zijn, je kunt daar weinig voor betekenen zonder rapport. Met een rapport in de hand kunnen spelers uit het veld naar de minister toe om die te bewegen actie te ondernemen. Nu het advies er ligt, kunnen veldpartijen zeggen: minister, u heeft om dit advies gevraagd. Met een heel brede groep, geleid door de Gezondheidsraad, is dit advies geschreven en wij steunen het van harte. Vervolgens kunnen ze vragen: en minister, wat gaat u er mee doen? Laten we hopen dat dit advies het duwtje was waarop iedereen zat te wachten.
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
7
8
Interview met Joris Stomp
Mieke de Waal
Puzzels met een geneeskundige insteek Dertig forensisch artsen werken er bij de GGD Amsterdam. Niet alleen de stad valt onder hun werkterrein, maar de hele regio van Purmerend tot Amstelveen, plus Schiphol, voor zover het gaat om niet-natuurlijke sterfgevallen. Het takenpakket bestaat uit drie onderdelen: arrestantenzorg, slachtofferonderzoek en lijkschouw. Joris Stomp is er de coördinator. Als forensisch arts bij de GGD Amsterdam verleent u medische zorg aan mensen die in de cel zitten. Hoe anders is dat dan uw eerdere huisartspraktijk op een waddeneiland? Arrestantenzorg is een stuk lastiger dan wat ik als huisarts gewend was. Als huisarts ben je gericht op het ontwikkelen van een vertrouwensrelatie met je patiënten. Arrestanten kunnen een verborgen agenda hebben, waarin ze jou een rol willen laten spelen. Je moet dus scherp zijn, en niemand op zijn blauwe ogen vertrouwen. Mensen in de cel hebben ook vaak psychiatrische stoornissen, zijn verslaafd, zijn vaak niet verzekerd en hebben achterstallig lichamelijk onderhoud waarvoor ze in de cel gratis van jouw diensten gebruik willen maken. Als arts wil je je patiënten van hun kwalen afhelpen. De politie wil alleen maar weten: haalt de verdachte de ochtend nog? Als forensisch arts zit je in dat spanningsveld en moet je je steeds afvragen óf je iemand gaat behandelen en hoe ver je daarin gaat.
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
Dr. M.S. de Waal maakt als redacteur deel uit van de wetenschappelijke staf van de Gezondheidsraad.
Op andere momenten zijn het niet de potentiële daders maar de slachtoffers die u voor u krijgt. Wat krijgt u het meest te zien? Zedendelicten vragen een groot deel van de werktijd. Als arts werk je daarbij altijd samen met een agent van de zedenrecherche. Ik kijk dan: hoe is iemand er aan toe? Ik neem monsters van mogelijk bewijsmateriaal: sperma, bloed, haar. Vervolgens beschrijf en duid ik de letsels in een rapportage. Samen met de rechercheur bekijk ik of de letsels kloppen bij de opgegeven toedracht van het misdrijf. Verder zorg ik voor een adequate morning after procedure. Forensisch artsen hebben dus zowel medische als opsporingstaken. Bij de laatste ben je een verlengstuk van justitie: je doet opsporingstaken vanuit een medische invalshoek. De recherche is altijd bij dit werk aanwezig. Zij moeten proces verbaal opmaken. Daarbij moeten ze vanuit eigen waarneming kunnen opschrijven dat ik de monsters op dat moment ter plekke van het slachtoffer heb afgenomen. Dat is belangrijk voor de rechtsgang.
Joris Stomp.
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
9
10
Het is goed dat de artsen in dienst zijn bij de GGD en niet bij de politie; daarmee borg je onafhankelijkheid. De samenwerking met de politie verloopt overigens eigenlijk altijd harmonieus. We overleggen van tevoren wat zinvol is om te doen en wat niet. Dan kun je bij het slachtoffer soepel samenwerken. En dan is er nog de lijkschouw. Als je alleen maar doden zou zien dan zou ik dit vak niet willen uitoefenen. Maar wat ik wel graag doe is hypotheses bedenken voor wat bij een lijkschouw totaal onsamenhangend lijkt. Als zo’n hypothese blijkt te kloppen, dan is dat oneindig veel spannender dan het diagnosticeren van een blindedarmontsteking. Waar ik moeite mee houd, is met de lijkschouw van een dood kind. Ik heb zelf kinderen, en dan is het erg moeilijk om te zien wat sommige mensen kinderen aandoen. Tegenwoordig wordt bij alle minderjarigen nader onderzoek naar de doodsoorzaak gedaan. Ook bij wat duidelijk suïcide lijkt. Dat is soms pijnlijk voor de familie, maar bij voorbaat bedekken met de mantel der liefde mag niet meer. Bent u te spreken over uw takenpakket? Bij de GGD in Amsterdam oefenen wij gelukkig het volledige takenpakket al uit, zoals de Gezondheidsraad dat voor alle forensisch artsen voorstelt. Daarvoor heb je een bepaald volume arrestanten, misdrijven en letsels nodig. Die zijn er genoeg in onze regio. Je hebt tegenwoordig een ontwikkeling waarbij vrijgevestigde maatschappen de politie aanbiedingen doen om de arrestantenzorg voor hun rekening te nemen. Bij de huidige vergoedingssystematiek is de arrestantenzorg een lucratieve zaak, terwijl lijkschouw en zedendelicten veel tijd kosten en weinig opleveren. Gelukkig benoemt ook de Gezondheidsraad dit als een slechte zaak. Het takenpakket van de overige forensisch artsen raakt uitgehold en dat verzwaart het werk onverantwoord. Het is niet goed voor een mens – ook niet voor een forensisch arts – om alleen nog maar doden en slachtoffers van misdrijven te zien. Bovendien: een dokter moet veel weten over de levenden, om zinnige dingen over de doden te kunnen zeggen. Een voorbeeld: de politie wil altijd weten hoe lang iemand al dood is. In Nederland hanteren we een
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
afkoelingsmodel van 37 graden bij overlijden. Maar er zijn medische aandoeningen waarbij die temperatuur bij overlijden juist lager kan zijn, zoals bij schildklierafwijkingen. Ook ouderen hebben vaak een lagere temperatuur en jongeren juist een hogere. Bij vrouwen is verder de cyclus van invloed. Voor een goede interpretatie van wat je waarneemt, heb je medische expertise nodig. Die bouw je alleen maar op door klinisch van wanten te weten. Wat bevalt u het meest aan het werk? Het leukste van dit werk is dat je nooit weet wat de dag brengt. Het is en blijft afwisselend en spannend en je werkt op veel verschillende locaties. Je verdiept je in puzzels met een geneeskundige insteek, en je moet daarbij goed je boerenverstand kunnen gebruiken. Bij de GGD hebben we het liefst forensisch artsen die ook nog een tijd iets anders hebben gedaan. Die brengen levenservaring uit alle hoeken van de samenleving mee. Hoe komt het dat er een tekort dreigt aan forensisch artsen? Sinds januari van dit jaar is er een verplicht beroepsregister voor forensisch artsen. Alleen artsen die hiervoor zijn opgeleid, mogen in dat register worden opgenomen. Dus niet al die basisartsen die wel bij een GGD in dienst zijn en die forensische taken uitoefenen maar die daar niet voor zijn opgeleid. Ook huisartsen en consultatiebureau-artsen die het ‘erbij’ doen, worden niet geregistreerd. Er dreigt nu een tekort aan geregistreerde forensisch artsen. Maar zo wordt wel duidelijk dat je voor dit werk gerichter geschoold moet zijn dan nu nog vaak het geval is. Dit vak verdient een eigen specialisme. Wat is er mis met de huidige scholing van forensisch artsen? De Gezondheidsraad pleit terecht voor een eigenstandige opleiding, los van de sociale geneeskunde waar het vak nu is ondergebracht. Daarmee zal ook het imago bij jonge artsen verbeteren. De meesten willen chirurg of internist worden. In afnemende populariteit zie je verder: huisarts, jeugdarts, bedrijfsarts en helemaal onderaan bungelt de sociaal geneeskundige. Sinds januari 2013 moeten forensisch artsen zich registreren. Een volgende stap is het verstevigen van de opleiding. Het vak zou enorm gebaat zijn bij
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
11
12
een eigen onderzoeksgroep met een eigen hoogleraar. In zo’n toekomstige specialisatie zou je verplichte stages moeten volgen op een Eerste Hulp, in een verslavingskliniek, bij een huisarts, bij de politie. Het vak zou ook een belangrijker onderdeel moeten worden in de basisopleiding van artsen. Ook als je zelf geen forensisch arts wordt, moet je als arts wel forensisch bewustzijn ontwikkelen zodat je beseft dat je soms met je behandeling sporen van een misdrijf uitwist. Het advies is aan de bewindslieden van drie ministeries aangeboden. Waarom is dat van belang? Er is vaak onduidelijkheid over financiering. De ministeries van Volksgezondheid, van Binnenlandse Zaken en van Justitie wijzen naar elkaar als er betaald moet worden voor het werk van forensisch artsen. Een voorbeeld: als er bij een overlijden twijfel is of de doodsoorzaak natuurlijk is, is de behandelend arts wettelijk verplicht om er een forensisch arts bij te halen. Als die ervan overtuigd is dat de overledene een natuurlijke dood is gestorven, zijn de kosten van de lijkschouw voor de gemeente en daarmee voor het ministerie van Binnenlandse Zaken. Maar als de forensisch arts zegt dat er iets vreemds aan de hand is, moet er nader onderzoek gedaan worden door de politie. Je zou zeggen dat wanneer een forensisch arts in feite opsporingstaken doet, die betaald worden door Justitie. Maar zo werkt het niet. Dan wordt er gezegd: jullie zijn artsen, dan moet het ministerie van Volksgezondheid betalen. En dat ministerie zegt: nee, want jullie werken voor de politie. Als beroepsgroep kunnen wij niet meer dan een klein vuistje maken. Tot nu toe werden we steeds afgescheept door de grote jongens van de ministeries, maar hopelijk komt daar met dit advies verandering in.
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
13
Varia
Vertrek algemeen secretaris Ir. Anneke Wijbenga is, na ruim zeven jaar als algemeen secretaris te hebben gewerkt, van de Gezondheidsraad overgestapt naar het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Op verzoek van het ministerie gaat zij aan de slag als kwartiermaker bij het tijdelijke projectbureau voor het Zorgloket i.o.. Het Zorgloket moet de burger beter begeleiden bij de behandeling van klachten in de zorg. De minister van VWS wil dat de afhandeling van klachten, meldingen en signalen in de zorg professioneler gaat plaatsvinden. Anneke Wijbenga heeft sinds oktober 2005 met verve het secretariaat van de Gezondheidsraad geleid. Zij vertelt: ‘Waar ik trots op ben is dat ondanks de cumulatieve forse bezuinigingsrondes het secretariaat van de Gezondheidsraad nog steeds goed draait. Dat medewerkers goed samenwerken, dat organisatorisch de zaken op orde zijn en dat iedereen zich volop wil blijven inzetten voor het mooie werk van de raad. Ook dat de jonge enthousiaste collega’s jongGR hebben opgericht en dat er gezamenlijk aan is gewerkt om ons aan te passen aan de veranderingen in de omgeving, zoals met Het Nieuwe Werken en de verhuizing. Ik ben blij dat ik daarin heb kunnen faciliteren’.
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
14
Interim De sollicitatieprocedure voor een nieuwe algemeen secretaris is inmiddels in volle gang. Om de tijd tot de aanstelling van een opvolger van Anneke Wijbenga te overbruggen is er een interim algemeen secretaris aangetrokken: mr. Margo Kerkhof. Ze is van oorsprong jurist en begon haar loopbaan bij de rijksoverheid bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Margo Kerkhof werkte verder voor de Taskforce Jeugdwerkloosheid van de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap als plaatsvervangend projectdirecteur. Voor haar komst naar de Gezondheidsraad was zij plaatsvervangend directeur en hoofd Uitvoering (semi)publieke sector bij Agentschap SZW. Margo Kerkhof is aangesteld voor een periode van zes maanden.
Twee medewerkers met pensioen Mr. dr. Hanneke van de Klippe is met pensioen. Twaalf jaar lang was zij een gewaardeerd lid van de wetenschappelijke staf van de Gezondheidsraad. Als gezondheidsjurist had zij veel affiniteit met de (psychisch) kwetsbare groepen in de samenleving. Dat kwam ook tot uiting in haar adviezen over medische begeleiding van verslaafde gedetineerden en de gevolgen van rampen voor de gezondheid op middellange en lange termijn. Als jurist werkte Hanneke van de Klippe mee aan adviezen over de bewaartermijn van medische gegevens en de reikwijdte van de Wet Bevolkingsonderzoek. Haar ethisch kompas kwam haar van pas als secretaris van de Beraadsgroep Ethiek en Recht en bij haar adviezen over voorrang op de wachtlijst voor levende donoren bij niertransplantatie, over de financiering van medisch onderzoek en over nevenbevindingen bij diagnostiek.
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
Met de publicatie van het advies 1,3-Butadiene is er voor dr. BertJan Baars een einde gekomen aan zijn werkzaamheden voor de Gezondheidsraad. De afgelopen drie jaar heeft hij enkele adviezen van de Commissie Gezondheid en beroepsmatige blootstelling aan stoffen (GBBS) opgesteld, met de commissie besproken, en tot publicatie gebracht. Hij was op contractbasis gemiddeld één dag per week werkzaam voor de Gezondheidsraad. Nu, bijna vijf jaar na zijn pensionering, vond hij de tijd rijp om afscheid te nemen van zijn toxicologische werkzaamheden.
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
15
16
Gr-Galerie
Eert Schoten
Boekbespreking Ook artistiek is de verhuizing van de Gezondheidsraad naar de Hoftoren, pal bij het Centraal Station, niet geruisloos voorbijgegaan. Om deze met gemengde gevoelens tegemoet geziene overgang te markeren, werd op 15 april jl. het nieuwe kunstwerk van de raad onthuld, getiteld BoekdrukKunst. Het kunstobject bestaat uit twee delen: een meer dan manshoge lijstvorm die geheel en al uit boeken opgebouwd is, met in het hart een teer zwevend jurkje, gemaakt uit anatomische kaarten en een landschappelijke schoolkaart. Een mooi moment om stil te staan bij wat kunstenaar Mieke de Waal, zoals bekend tevens redacteur bij de Gezondheidsraad en eindredacteur van dit blad, bezield heeft. En ook om twee krachtige sponsoren van dit kunstzinnige initiatief, vicevoorzitter Huug Obertop en secretaris Hans Houweling, te vragen hoe zij aankijken tegen boeken en, algemener, de vorm van wetenschappelijke advisering in de toekomst. De dialoog vindt plaats op de vijftiende verdieping van het nieuwe onderkomen. Het uitzicht is fenomenaal en op de tijdschriftplanken vinden we zelfs de recentste uitgaven van de New England Journal of Medicine en The Economist. Maar hoelang nog? Boeken en oude kaarten, Mieke, is dat nou alleen maar nostalgie – we weten allemaal: zoals het vroeger was is het nooit geweest – of ligt er in je werk een zwaardere symboliek? Mieke: Vraag een scheppend kunstenaar daar maar liever niet naar, ha, ha. Maar ik zal niet ontkennen dat het huidige tijdsgewricht volop artistieke prikkels biedt. Behoudzucht is denk ik niet wat mij beweegt, al heb ik grote moeite met de huidige wegwerpcultuur. De boeken verdwenen begin dit jaar bij de Gezondheidsraad wel erg snel van de kasten in de blauwe klikobakken. Terwijl de meeste
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
Drs. E.J. Schoten maakt deel uit van de wetenschappelijke staf van de Gezondheidsraad.
17
BoekdrukKunst. Mieke de Waal.
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
18
van die boeken zich nota bene richten op zuinig omspringen met zorg, milieu en natuur. Opgeruimd verhuizen, was dat niet de slagzin? Hans: IJver en humor een betere zaak waard, zou ik zeggen. Het enthousiasme waarmee door velen opgeruimd werd verhuisd vond ik inderdaad zorgwekkend. Aan de voortdurende lichtreclame van VWS dat zo’n 100.000 kilo aan boeken en papier was weggegooid, wil ik al helemaal geen woorden vuil maken. Mede op mijn aandringen heeft Mieke toen een artistiek reddingsplan ontwikkeld. Toch is maar een klein deel van onze collectie gered. Ik weet dat het handboek over vaccins in de omlijsting zit, maar van Kant’s Kritik der reinen Vernunft, dat ik een keer op een boekentafel zag liggen, is geen spoor meer te bekennen. Hans: Je mag hopen dat iemand dat naar huis meegenomen heeft. Mieke: Bij mij in de gang staan nog hele stapels, tja. De lijst van het kunstwerk kon natuurlijk niet anders zijn dan een selectie, met inbreng, laat ik dat nog even zeggen, van zowel de Gezondheidsraad als onze buren, het Sociaal en Cultureel Planbureau. Overigens is BoekdrukKunst wat mij betreft niet slechts een daad van verzet annex symbool van verlies. Het heeft ook iets plagerigs, met leeslintjes die er uitsteken en waar je niets meer mee kunt. Bij de onthulling van het kunstwerk sprak jij van ‘boekverdrukkunst’, Huug. Huug: Nou ja, ik vind de hele gang van zaken behoorlijk treurig. Zowel privé als op mijn werk ben ik altijd omringd geweest door boeken. Wat er nu professioneel gebeurt ervaar ik als een harde knip, een sterilisatie. En dat terwijl je inmiddels zo ongeveer volledig ‘geëlektrificeerd’ bent. Huug: Inderdaad, dat is de paradox. Ik ben ook van de gadgets, zoals dat tegenwoordig heet. Mieke had het net over leeslintjes. Op i-pads kun je ook elektronische bladwijzertjes achterlaten. De
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
tactiele sensatie is uiteraard beperkter dan bij een boek. Daar staat weer tegenover dat elektronisch zoeken met trefwoorden makkelijker kan. Veel zal vast gewenning zijn. Mij lijkt de voortgaande digitalisering echter niet alleen een kwestie van aanpassen. Frappant vind ik de eenzijdige aandacht voor de potentiële voordelen van de nieuwe informatietechnologie. Waar wij bij de Gezondheidsraad in het geval van medische technologie steeds nadrukkelijk de mogelijke voor- én nadelen onder de loep nemen, is die kritische kijk tamelijk afwezig wanneer het om nieuwe vormen van informatie en communicatie gaat. Moet alles eigenlijk wel wat kan? Hans: Publiceren is – soms heel veel – sneller geworden. Uit het oogpunt van efficiëntie kan dat een pluspunt zijn, maar hoe zit het met de kwaliteitscontrole? Er dreigt zo een wildgroei aan moeilijk op waarde te schatten informatie. T.S. Eliot’s “where is the knowledge we have lost in information?” Hans: Ik ben geen cultuurpessimist, hoor, maar misschien geldt deze tachtig jaar geleden geuite zorg nu nog wel sterker. Dan doel ik niet op extreme gevallen van wetenschappelijke fraude, maar vooral op matig, gemakzuchtig of overbodig onderzoek dat vertroebelend werkt. Huug: Toch even een tegengeluid, Hans. Veel open access literatuur kent wel degelijk een proces van peer review. Snelheid en kwaliteit staan niet per se op gespannen voet. Wat anders is het met discussiefora die als paddenstoelen uit de grond schieten. Daarover kun je vaak wel je wenkbrauwen optrekken. Even terug naar het boek. Benjamin Disraeli stelde dat als je met een onderwerp vertrouwd wilt raken, je er een boek over moet schrijven. Of een advies? Hans: Nu je het zo vraagt: ja. De wetenschappelijke verhandeling is bij uitstek de neerslag van een bezonken oordeel en dus onze natuurlijke bondgenoot. Het boek staat vaak haaks op de waan van de dag, de vluchtige oprisping, de activistische belangenbeharti-
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
19
20
ging. Precisie, diepgang, balans zijn hier de sleutelwoorden. Ik heb dat laatst zelf nog eens ervaren bij een bijdrage aan een door Oxford University Press uitgegeven boek. Adviezen vertonen in dit opzicht een nauwe verwantschap met boeken. Mee eens, Huug? Huug: Het belang van een bezonken synthese onderschrijf ik uiteraard volledig. Wel denk ik dat nieuwe rapportagevormen ook nieuwe kansen bieden. Je zou bijvoorbeeld vaker onderdelen van adviezen kunnen actualiseren. Met de adviezen over griep is dat ook gebeurd. Daarvoor zijn misschien niet telkens opnieuw breedvoerige beraadslagingen en verslaglegging nodig. Via een handig doorkliksysteem kan de toegankelijkheid van onze adviezen ook verbeteren. Dat is werk in uitvoering bij de raad. Hans: Lopen we zo niet risico meer enkelvoudige, ‘technische’ vragen te krijgen? Huug: Als dat zo is, is dat volgens jou dan ongewenst? Beleidsmakers hebben vaak behoefte aan duidelijke antwoorden op scherpomlijnde vragen. Aan een soort scheidsrechtersrol dus. Hans: Misschien is dat niet altijd ongewenst. Maar wetenschappelijke beroepsverenigingen lijken mij dan eerder in beeld. De Gezondheidsraad is er toch vooral voor complexe of maatschappelijk controversiële vraagstellingen. En laten we wel wezen: snelle adviezen over deelvragen rond griep konden alleen maar met behoud van kwaliteit worden geproduceerd omdat we konden teruggrijpen op enkele bredere adviezen. Complementariteit is het woord dat zich steeds sterker aan mij opdringt. Wat vind jij, Mieke, in je rol van redacteur en als kunstenaar? Mieke: Waarschijnlijk is het eigen aan kunstenaars om zich in hun beeldtaal geen beperkingen vooraf te laten opleggen. Ik doe dat in ieder geval niet. Je gebruikt wat je hand vindt om te doen. Bij uitgeverij Wolters Noordhoff is men onlangs ook overgestapt op het nieuwe werken en moesten de oude kaarten weg. “Of ik er nog wat mee kon?” Ja dus. Als redacteur denk ik ook eerder zo. De
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
komende jaren zal er meer dan vroeger behoefte zijn aan compacte informatie over het werk van de Gezondheidsraad. Dat kan via gerichte, verkorte vormen van presentatie op onze website. Maar een en ander kan nooit in de plaats komen van goed doorwrochte adviezen.
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
21
22
Optimale gezondheidszorg
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
Optimale gezondheidszorg / Lopende zaken
Lucas Cornips
23
Nieuwe commissie buigt zich over jongeren met ADHD en andere psychische klachten Op 5 juni 2013 is een nieuwe commissie geïnstalleerd die zich zal bezighouden met de participatie van jongeren met psychische klachten. Voorzitter is prof. dr. Inez de Beaufort. Een toenemend aantal jongeren wordt gediagnosticeerd met psychische klachten. Centrale vraag daarbij is hoe de maatschappelijke participatie (op school, in het gezin, op het werk) verbeterd kan worden. De commissie zal ondermeer advies uitbrengen over de stand van wetenschap rond de behandeling van ADHD (Attention Deficit / Hyperactivity Disorder). Ook zal zij stigmatisering en demedicalisering kritisch onder de loep nemen. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft om advies gevraagd in het kader van stelselherzieningen van de jeugdzorg en jeugdGGZ.
L.M. Cornips, MPhil maakt deel uit van de wetenschappelijke staf van de Gezondheidsraad.
Samenstelling commissie: prof. dr. I.D. de Beaufort, hoogleraar medische ethiek, Erasmus MC, Rotterdam, voorzitter prof. dr. F. Boer, emeritus hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie, De Bascule en Academisch Medisch Centrum, Amsterdam prof. dr. M. Danckaerts, hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie, Katholieke Universiteit Leuven, afdelingshoofd Kinder- en Jeugdpsychiatrie UPCKU Leuven (België) dr. E. Fliers, kinderarts, Virenze, Gorinchem dr. H.M.Y. Koomen, orthopedagoog en onderwijskundige, Universiteit van Amsterdam dr. L. Korevaar, lector rehabilitatie, Hanzehogeschool Groningen dr. H. Kroneman, verzekeringsarts, Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, Amsterdam prof. dr. J. Oosterlaan, hoogleraar pediatrische neuropsychologie, Vrije Universiteit, Amsterdam A.C. Paternotte, vertegenwoordiger ouders van kinderen/ jongeren met leer- en gedragsstoornissen
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
prof. dr. P.J.M. Prins, hoogleraar klinische kinder- en jeugdpsychologie, Universiteit van Amsterdam prof. dr. F.C. Verhulst, hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie, Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam prof. dr. R.R.J.M. Vermeiren, hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie Curium-LUMC, Leiden Universiteit Medisch Centrum; hoogleraar forensische kinder- en jeugdpsychiatrie, VU Medisch Centrum, Amsterdam drs. D. Walstock, huisarts, Medisch Centrum Eudokia, Enschede prof. dr. J. van Weeghel, hoogleraar rehabilitatie, Universiteit van Tilburg, kenniscentrum Phrenos dr. T. van Wel, psycholoog en onderzoeker, ABC Altrecht, Utrecht prof. dr. M. de Winter, hoogleraar maatschappelijke opvoedingsvraagstukken, Universiteit Utrecht drs. M.G.K. Einerhand, directie inkomensverzekeringen en -voorzieningen, ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waarnemer
201 3
24
Drs. K.H.G. van den Bos-van der Ham, directie Jeugd, ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, waarnemer (tot september 2013)
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
drs. A.M. Krug, directie Jeugd, ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, waarnemer dr. G.A.J. Soete, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris L.M. Cornips, MPhil, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris
25
Goede voeding
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
26
Goede voeding / Lopende zaken
Rianne Weggemans
Installatie commissie Richtlijnen goede voeding Op 13 februari jongstleden is de beraadsgroep Voeding als commissie Richtlijnen goede voeding geïnstalleerd. Onder voorzitterschap van Daan Kromhout gaat deze commissie de Richtijnen goede voeding 2006 evalueren. Daartoe zal de commissie eerst twee achtergronddocumenten opstellen: één over de relatie tussen voedingsstoffen en gezondheid en één over de relatie tussen voedingsmiddelen, voedingspatronen en gezondheid. In het uiteindelijke advies over de richtlijnen zal zij de bevindingen uit de achtergronddocumenten combineren met eerdere adviezen over bijvoorbeeld micronutriënten, keuzebevorderende logo’s en ecologische aspecten van Richtlijnen goede voeding.
Dr. ir. R.M. Weggemans maakt deel uit van de wetenschappelijke staf van de Gezondheidsraad.
Samenstelling commissie: prof. dr. ir. D. Kromhout, vicevoorzitter, Gezondheidsraad, Den Haag, voorzitter prof. dr. ir. J. Brug, hoogleraar epidemiologie, EMGO Institute for Health and Care Research, Vrije Universiteit, Amsterdam prof. dr. A.W. Hoes, hoogleraar klinische epidemiologie en huisartsgeneeskunde, Universitair Medisch Centrum Utrecht dr. J.A. Iestra, stafmedewerker diëtetiek en voedingswetenschappen, Universitair Medisch Centrum Utrecht prof. dr. H. Pijl, hoogleraar diabetologie, Leids Universitair Medisch Centrum prof. dr. J.A. Romijn, hoogleraar inwendige geneeskunde, Academisch Medisch Centrum, Amsterdam prof. dr. ir. J.C. Seidell, hoogleraar voeding en gezondheid, Vrije Universiteit, Amsterdam prof. dr. ir. P. van ‘t Veer, hoogleraar voeding en epidemiologie, Wageningen Universiteit en Research Centrum prof. dr. ir. M. Visser, hoogleraar gezond ouder worden, Vrije Universiteit, Amsterdam
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
dr. ir. J.M. Geleijnse, universitair hoofddocent, Wageningen Universiteit en Research Centrum, adviseur prof. dr. J.B van Goudoever, hoogleraar kindergeneeskunde, Vrije Universiteit Medisch Centrum/ Amsterdam Medisch Centrum, adviseur prof. dr. M.T. Hopman, hoogleraar integratieve fysiologie, Universitair Medisch Centrum St Radboud, Nijmegen, adviseur prof. dr. ir. R.P. Mensink, hoogleraar moleculaire voedingskunde, Universiteit Maastricht, adviseur prof. dr. ir. A.M.W.J. Schols, hoogleraar voeding en metabolisme bij chronische ziekten, Universiteit Maastricht, adviseur prof. dr. ir. M.H. Zwietering, hoogleraar levensmiddelenmicrobiologie, Wageningen Universiteit en Research Centrum, adviseur ir. C.A. Boot, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Den Haag, waarnemer dr. ir. J. de Goede, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris dr. ir. C.J.K. Spaaij, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris dr. ir. R.M. Weggemans, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris
27
Gezonde leefomgeving
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
28
Gezonde leefomgeving / Nieuw advies
Pauline Slot
Mobiele telefoons en kanker Om eventuele gezondheidsschade door gebruik van mobiele telefoons aan het licht te brengen, met name tumoren in het hoofd, wordt al langere tijd veel onderzoek gedaan. Op dit moment zijn gegevens beschikbaar over een gebruiksperiode van maximaal dertien jaar. Daaruit komt geen duidelijk bewijs naar voren dat deze gebruiksduur een verhoogd risico geeft op een hersentumor of andere tumoren in het hoofd. Over de risico’s op langere termijn kan niets worden gezegd: daarvoor hebben we langere looptijden van het onderzoek nodig. Dit schrijft de Gezondheidsraad in een advies dat op 3 juni jl. werd aangeboden aan de staatssecretaris van het ministerie van Infrastructuur & Milieu. Zwakke en inconsistente aanwijzingen De conclusies in het advies zijn de uitkomst van een uitgebreide inventarisatie en beoordeling van het beschikbare epidemiologische onderzoek naar een mogelijk verband tussen bepaalde tumoren in het hoofd en de radiofrequente elektromagnetische velden van mobiele telefoons. De sterke en zwakke punten van de onderzoeken zijn geanalyseerd en de resultaten gewogen. Alleen voor gliomen (kwaadaardige hersentumoren) werden zwakke en inconsistente aanwijzingen gevonden voor een verband met langdurig gebruik van de mobiele telefoon. Tegelijk is in de bevolkingsstatistieken van Nederland geen toename te zien van dit type hersentumor. Voor een mogelijk verband met meningiomen (tumoren van de hersenvliezen), brughoektumoren (op de gehoorzenuw) en speekselkliertumoren werden nog minder aanwijzingen gevonden.
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
Dr. P. Slot maakt als redacteur deel uit van de wetenschappelijke staf van de Gezondheidsraad. De publicatie Mobile phones and cancer. Part 1. Epidemiology of tumours in the head (2013/13) is uitgebracht in het Engels en heeft een Nederlandse samenvatting. Het advies is te downloaden van www.gr.nl. Zie rubriek ‘Verschenen’.
Belang van doorgaan met onderzoek Meer informatie zal moeten komen van langduriger epidemiologisch onderzoek en een langduriger volgen van de bevolkingsstatistieken. De zogeheten latentietijd (in dit geval: de periode tussen de blootstelling en de vaststelling dat een tumor is ontstaan) kan immers ook (veel) langer zijn dan dertien jaar. Mocht dat zo zijn, dan zou een eventueel verband pas na langere tijd in onderzoek zichtbaar worden. Deel van uitgebreidere advisering In een gerelateerd advies zal de Gezondheidsraad zich buigen over de resultaten van dierexperimenteel onderzoek. Dat advies wordt eind van dit jaar verwacht. Proefdieronderzoek kan informatie geven over de manier waarop eventuele gezondheidsschade wordt veroorzaakt. De resultaten van het vervolgadvies kunnen consistent zijn met de huidige conclusies of daar juist vragen over oproepen. In elk geval blijft het van belang om langjarig en op verschillende manieren te onderzoeken of er sprake kan zijn van schade. Samenstelling commissie: prof. dr. G.C. van Rhoon, hoogleraar fysische aspecten van elektromagnetische velden en gezondheid, Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam, voorzitter prof. dr. A. Aleman, hoogleraar cognitieve neuropsychiatrie, Rijksuniversiteit Groningen prof. dr. ir. H. Kromhout, hoogleraar arbeidshygiëne en blootstellingskarakterisering, Institute for Risk Assessment Sciences, Universiteit Utrecht prof. dr. ir. F.E. van Leeuwen, hoogleraar epidemiologie van kanker, Vrije Universiteit Amsterdam; Nederlands Kanker Instituut, Amsterdam prof. dr. H.F.J. Savelkoul, hoogleraar celbiologie en immunologie, Wageningen University prof. dr. W.J. Wadman, hoogleraar neurobiologie, Universiteit van Amsterdam D.H.J. van de Weerdt, arts, toxicoloog en medisch milieukundige, Hulpverlening Gelderland Midden, GGD, Arnhem
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
prof. dr. ir. A.P.M. Zwamborn, hoogleraar elektromagnetische velden en gezondheid, Technische Universiteit Eindhoven; TNO, Den Haag dr. G. Kelfkens, fysicus, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven, adviseur ir. R.M. van der Graaf, algemeen secretaris, Kennisplatform Elektromagnetische velden, Bilthoven, waarnemer prof. dr. ir. E. Lebret, hoogleraar environmental health impact assessment, Institute for Risk Assessment Sciences, Universiteit Utrecht; voorzitter Wetenschapsforum, Kennisplatform, waarnemer dr. H.K. Leonhard, Ministerie van Economische Zaken, Den Haag, waarnemer prof. dr. I.A. Kreis, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris dr. E. van Rongen, radiobioloog, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris
29
30
Gezonde leefomgeving / Lopende zaken
Els van Vliet
Staatssecretaris verwelkomt signalement over stikstof en gezondheid Op 28 maart jl. reageerde de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu op het in december vorig jaar verschenen signalement De invloed van stikstof op de gezondheid (zie Graadmeter # 4, 2012, p. 35), dat werd opgesteld door de Commissie Signalering gezondheid en milieu. De staatssecretaris reageerde mede namens haar collega van Economische Zaken. De staatssecretaris erkent het bestaan van forse onzekerheden over de gezondheidseffecten van het teveel aan stikstof dat in het Nederlandse milieu aanwezig is. De staatssecretaris stelt het op prijs dat de raad, met een integrale bril en vanuit het gezichtspunt van voorzorg, redeneert en de aandacht vestigt op de noodzaak om het stikstofbeleid (verder) te intensiveren en de hoeveelheid stikstof die in Nederland in omloop is, terug te dringen. Volgens de staatssecretaris verbetert het stikstofbeleid de milieukwaliteit in ons land met enige vertraging. Daarom is het kabinet van plan om extra maatregelen te nemen. Nederland is voor zijn beleid echter sterk afhankelijk van de EU. Omdat ongeveer een derde van de Nederlandse luchtverontreiniging door stikstof uit het buitenland komt, zal Nederland pleiten voor aanvullende bronmaatregelen en zich actief inzetten om binnen de EU overeenstemming te bereiken over scherpere luchtkwaliteitsdoelen voor ammoniak en stikstofoxiden voor 2025/2030, wanneer deze doelen weer aan herziening toe zijn. Daarnaast zal ons land binnen de EU pleiten voor goede naleving van de bestaande luchtkwaliteitsafspraken en zich sterk maken voor verbetering van de tests waarmee de uitstoot van voertuigmotoren wordt vastgesteld. Over de bescherming van het grond- en oppervlaktewater kondigt de staatssecretaris een aparte brief aan de Tweede kamer aan. Verder onderschrijft de staatssecre-
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
Dr. ir. P.W. van Vliet maakt deel uit van de wetenschappelijke staf van de Gezondheidsraad.
taris het belang van internationaal onderzoek en internationale onderhandelingen, ook in ruimer verband dan dat van de EU. Het kabinet continueert zijn steun aan onderzoek naar de stikstofproblematiek en aan het delen van de verworven kennis. Over indicatoren zegt de bewindsvrouwe dat Nederland beschikt over een relevante set indicatoren voor bodem-, water- en luchtkwaliteit. Recentelijk zijn daarnaast verscheidene integrale indicatoren ingevoerd, zoals de stikstofintensiteit van de Nederlandse economie en de overschrijding van milieunormen voor stikstof. Daarmee kunnen de voortgang, het effect en het handelingsperspectief van het stikstofbeleid in zijn samenhang worden beoordeeld. In haar reactie op de mogelijkheden voor specifiek Nederlands beleid om de hoeveelheid stikstof in het Nederlandse milieu te verlagen, concentreert de staatssecretaris zich op het door de raad genoemde voorbeeld van beïnvloeding van het eetpatroon van de bevolking. Zij onderschrijft de conclusie van de raad dat voor een duurzame voedselketen niet alleen duurzame voedselproductie noodzakelijk is, maar ook duurzame consumptie. Haar collega van Economische Zaken zal een aparte brief over voedsel aan de Tweede Kamer sturen. Tot slot memoreert de staatssecretaris dat het kabinetsbeleid de kringloopgedachte als uitgangspunt heeft, waarbij voorkómen beter is dan genezen. Zo stuurt de regering onder meer aan op nog schonere motoren en stikstofarm veevoer.
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
31
32
Gezonde arbeidsomstandigheden
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
Gezonde arbeidsomstandigheden / Nieuw advies
Aafje van der Burght
33
Geen veilige ondergrens te bepalen voor repeterende handelingen tijdens het werk Fysieke belasting is een van de grootste risico’s voor de gezondheid van werknemers in Nederland. Een veel voorkomende vorm van belasting is het herhaald uitvoeren van dezelfde beweging. Dit kan tot allerlei gezondheidsproblemen leiden. De vraag is dan ook of er een veilige ondergrens is waar beneden bij repeterende handelingen geen klachten of aandoeningen optreden. De Gezondheidsraad heeft zich hierover gebogen, beeldschermwerk daarbij buiten beschouwing latend. De conclusie is dat er zeker bewijs is voor nadelige gevolgen, met name aan de gewrichten van schouders, ellebogen, polsen en handen, maar dat een veilige ondergrens niet te bepalen valt. Het advies van de raad is op 19 april 2013 aangeboden aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In 2011 meldde één op de drie Nederlandse werknemers regelmatig repeterende handelingen uit te voeren op het werk. Dit komt met name veel voor in de vleesverwerkende industrie, de machineindustrie en de apparatenbouw, de detailhandel en de bouwnijverheid. Repeterende handelingen bij beeldschermwerk worden niet in dit advies opgenomen, omdat daarover een separaat advies van de commissie is verschenen. Herhaling van steeds dezelfde beweging kan leiden tot specifieke aandoeningen, zoals carpaal tunnelsyndroom en epicondylitis lateralis (tenniselleboog / tennisarm). Maar mensen kunnen ook last krijgen van aspecifieke pijnklachten in de schouders, ellebogen, polsen en handen, zo blijkt uit het beschikbare onderzoek. Het epidemiologische onderzoek geeft echter geen aanknopingspunten om grenswaarden vast te stellen waar beneden geen aandoeningen of pijnklachten ontstaan.
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
Dr. A.S.A.M. van der Burght maakt deel uit van de wetenschappelijke staf van de Gezondheidsraad. De publicatie Repeterende handelingen tijdens werk (2013/05) is te downloaden van www.gr.nll. Zie rubriek ‘Verschenen’.
34
Samenstelling commissie: prof. dr. ir. T. Smid, bijzonder hoogleraar arbeidsomstandigheden, VU medisch centrum, Amsterdam; adviseur arbeidsomstandigheden, KLM, Schiphol-Oost, voorzitter prof. dr. A.J. van der Beek, hoogleraar epidemiologie van arbeid en gezondheid, EMGO instituut, VU medisch centrum, Amsterdam prof. dr. ir. A. Burdorf, hoogleraar determinanten van volksgezondheid, Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam prof. dr. M.H.W. Frings-Dresen, hoogleraar beroepsziekten, Coronel Instituut voor Arbeid en Gezondheid, Academisch Medisch Centrum, Amsterdam prof. dr. ir. D.J.J. Heederik, hoogleraar gezondheidsrisicoanalyse, Institute for Risk Assessment Sciences, Utrecht
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
prof. dr. J.J.L. van der Klink, hoogleraar sociale geneeskunde arbeid en gezondheid, Universitair Medisch Centrum, Groningen dr. T. Spee, beleidsadviseur arbeidshygiëne, Stichting Arbouw, Amsterdam J. van der Wal, hoofd veiligheid, Shell Europa Exploratie en Productie, Nederlandse Aardolie Maatschappij, Assen H.J. van der Brugge, ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag, waarnemer dr. P.C. Noordam, senior adviseur, Arbeidsinspectie, Den Haag, waarneme dr. A.S.A.M. van der Burght, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris dr. V. Gouttebarge, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris
Gezonde arbeidsomstandigheden / Nieuw adviezen
Hans Stouten
35
Stoffen beoordeeld op mogelijke schade voor de voortplanting Op 5 april 2013 heeft de Gezondheidsraad adviezen over theofylline en over triamcinolon en triamcinolonacetonide aangeboden aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Hierin beoordeelt de raad of blootstelling aan deze stoffen op de werkplek gevolgen heeft voor de vruchtbaarheid en/of voor de ontwikkeling van het nageslacht. De bevindingen zijn geformuleerd in de door de Europese Unie gekozen terminologie en dienen als uitgangspunt voor de wettelijke classificatie als reproductietoxische stof. De adviezen zijn opgesteld door de Subcommissie Classificatie reproductietoxische stoffen van de Commissie Gezondheid en beroepsmatige blootstelling aan stoffen. Theofylline Theofylline, een methylderivaat van xanthine, is een luchtwegverwijder die wordt voorgeschreven bij astma en chronische obstructieve luchtwegaandoeningen. De commissie adviseert theofylline niet te classificeren voor effecten op de vruchtbaarheid, wegens onvoldoende geschikte gegevens. Voor effecten op de ontwikkeling van het nageslacht adviseert de commissie theofylline in categorie 1B te classificeren (stoffen waarvan verondersteld wordt dat zij toxisch zijn voor de menselijke voortplanting). Triamcinolon en triamcinolonacetonide Triamcinolon en triamcinolonacetonide zijn glucocorticoide geneesmiddelen en werkzaam als systemische en lokale ontstekingsremmer. Voor triamcinolon en triamcinolonacetonide komt de commissie tot dezelfde conclusies. Ze beveelt aan om de stoffen, wegens een gebrek aan geschikte gegevens, niet te classificeren
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
Drs J.T.J. Stouten maakt deel uit van de wetenschappelijke staf van de Gezondheidsraad. De publicaties Theofylline (2013/02) en Triamcinolen en triamcinolonacetoniede (2013/03) zijn in het Engels geschreven en te downloaden van www.gr.nl. Zie rubriek ‘Verschenen’.
36
voor effecten op de vruchtbaarheid. Voor effecten op de ontwikkeling adviseert de commissie de stoffen in categorie 1B te classificeren (stoffen waarvan verondersteld wordt dat zij toxisch zijn voor de menselijke voortplanting). Samenstelling commissie: prof. dr. A.H. Piersma, hoogleraar reproductie- en ontwikkelingstoxicologie, Universiteit Utrecht, en Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven, voorzitter prof. dr. D. Lindhout, hoogleraar medische genetica, kinderarts, Universitair Medisch Centrum Utrecht dr. N. Roeleveld, epidemioloog, Universitair Medisch Centrum St Radboud, Nijmegen
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
drs. J.G. Theuns-van Vliet, reproductietoxicoloog, TNO Triskelion BV, Zeist ir. D.H. Waalkens-Berendsen, reproductietoxicoloog, Zeist dr. P.J.J.M. Weterings, toxicoloog, Weterings Consultancy BV, Rosmalen dr. A.S.A.M. van der Burght, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris drs J.T.J. Stouten, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris
Gezonde arbeidsomstandigheden / Nieuw advies
Bert-Jan Baars
37
Veilig werken met 1,3-butadieen 1,3-Butadieen is een gas dat in uiteenlopende takken van industrie wordt gebruikt. De Commissie Gezondheid en Beroepsmatige Blootstelling aan Stoffen heeft beoordeeld welke risico’s voor de gezondheid blootstelling aan dit gas geeft voor mensen op hun werkplek. De conclusie is dat inademing kan leiden tot leukemie en verwante vormen van kanker. De Gezondheidsraad adviseert daarom het gas te classificeren als ‘kankerverwekkend voor de mens’ (categorie 1A). Hierop heeft de raad berekend welke concentratie van 1,3-butadieen in de lucht samenhangt met een bepaalde kans op overlijden door kanker, na blootstelling gedurende een heel arbeidsleven. Het advies is op 31 mei 2013 aangeboden aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. 1,3-Butadieen wordt gebruikt in de bereiding van verschillende synthetische rubberproducten en polymeren en bij de productie van basale petrochemicaliën. Producten die met behulp van 1,3-butadieen worden gemaakt komen voor in motorvoertuigen, constructiematerialen, apparaatonderdelen, computers en telecommunicatie-apparatuur, (beschermende) kleding, verpakkingen en huishoudelijke artikelen. 1,3-Butadieen kan kanker veroorzaken. Voor blootstelling aan 1,3-butadieen op de werkplek is geen veilige ondergrens te geven. Daarom heeft de Gezondheidsraad de risico’s op kanker in kaart gebracht. Blootstelling aan 0,1 mg 1,3-butadieen per m3 lucht (0,05 ppm) gedurende 40 jaar (acht uur per dag) leidt volgens de Gezondheidsraad tot 4 extra sterfgevallen door kanker per 100.000 sterfgevallen in de algemene bevolking. Deze concentratie vormt het uitgangspunt voor het vaststellen van een wettelijke grenswaarde door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
Dr. A.J. Baars maakt deel uit van de wetenschappelijke staf van de Gezondheidsraad. De publicatie 1,3-Butadiene (2013/08) is in het Engels geschreven en te downloaden van www.gr.nl. Zie rubriek ‘Verschenen’.
38
Samenstelling commissie: prof. dr. R.A. Woutersen, hoogleraar translationele toxicologie, Wageningen Universiteit en Researchcentrum, Wageningen; TNO Innovation for life, Zeist, voorzitter prof. dr. ir. D.J.J. Heederik, hoogleraar gezondheidsrisicoanalyse, Institute for Risk Assessment Sciences, Utrecht dr. ir. R. Houba, arbeidshygiënist, Nederlands Kenniscentrum Arbeid en Longaandoeningen, Utrecht prof. dr. H. van Loveren, hoogleraar immunotoxicologie, Universiteit Maastricht; Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven prof. dr. G.J. Mulder, emeritus hoogleraar toxicologie, Universiteit Leiden dr. T.M. Pal, bedrijfsarts, Nederlands Centrum voor Beroepsziekten, Amsterdam
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
prof. dr. A.H. Piersma, hoogleraar reproductietoxicologie, Universiteit Utrecht; Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven prof. dr. H.P.J te Riele, hoogleraar moleculair biologie, Vrije Universiteit Amsterdam; Nederlands Kanker Instituut - Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam prof. dr. ir. I.M.C.M. Rietjens, hoogleraar toxicologie, Wageningen Universiteit en Researchcentrum, Wageningen dr. ir. R.C.H. Vermeulen, epidemioloog, Institute for Risk Assessment Sciences, Utrecht drs. P.B. Wulp, bedrijfsarts, Arbeidsinspectie, Groningen mr. B.P.F.D. Hendrikx, Sociaal-Economische Raad, Den Haag, adviseur dr. A.J. Baars, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris
Gezonde arbeidsomstandigheden / Lopende zaken
Stefan Vink
39
Commentaar gevraagd op arbo-adviezen De Gezondheidsraad heeft zes conceptrapporten openbaar gemaakt over gezondheidsrisico’s op de werkplek. Benzeen De Commissie Gezondheid en Beroepsmatige Blootstelling aan Stoffen (GBBS) heeft de toxische en kankerverwekkende eigenschappen beoordeeld van benzeen. Benzeen wordt voornamelijk gebruikt in de chemische en farmaceutische industrie, als startmateriaal en intermediair voor de synthese van diverse chemische stoffen. Commentaar op het conceptrapport over benzeen kunt u richten aan: dr. S.R. Vink (e-mail:
[email protected]). De commentaartermijn loopt tot 26 juli 2013. β-estradiol en polyvinylchloride
De Subcommissie Classificatie van kankerverwekkende stoffen heeft de kankerverwekkende eigenschappen beoordeeld van β-estradiol en polyvinylchloride. β-Estradiol is een natuurlijk vrouwelijk geslachthormoon en wordt onder andere gebruikt in anticonceptiemiddelen en hormonale therapie. Polyvinylchloride wordt geproduceerd uit vinylchloride en wordt gebruikt in diverse producten, en als verpakkings- en isolatiemateriaal. U kunt uw commentaar op de conceptrapporten over β-estradiol en polyvinylchloride tot 1 augustus 2013 richten aan: dr. S.R. Vink (e-mail:
[email protected]).
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
Dr. S.R. Vink maakt deel uit van de wetenschappelijke staf van de Gezondheidsraad. De conceptrapporten Benzeen, β-estradiol, polyvinylchloride, Bisfenol A diglycidylether en ethyleen zijn in het Engels geschreven en te downloaden van www.gr.nl.
40
Bisfenol A diglycidylether en ethyleen Verder heeft de subcommissie bisphenol A diglycidylether en zijn oligomeren, en ethyleen geëvalueerd. Bisphenol A diglycidylether en zijn oligomeren zijn de hoofdbestanddelen van epoxyharsen, welke onder andere gebruikt worden in diverse producten als beschermings- en versterkingsmateriaal. Ethyleen wordt vooral gebruikt als chemisch intermediair in de productie van polymeren en andere industriële chemicaliën zoals ethyleenoxide, ethyleendichloride en ethylbenzeen. U kunt uw commentaar op de conceptrapporten over bisfenol A diglycidylether (tot 1 augustus 2013) en over ethyleen (tot 15 augustus 2013) richten aan: dr. G.B. van der Voet (e-mail:
[email protected]). Veilig werken op hoogte De Gezondheidsraad heeft onlangs ook een conceptrapport over veilig werken op hoogte openbaar gemaakt waarop inhoudelijk commentaar welkom is. Hierin heeft de Commissie Signalering arbeidsomstandighedenrisico’s de kans op vallen met letsel door werken op hoogte geanalyseerd. Belangstellenden kunnen hun commentaar tot 1 september 2013 richten aan: mw. dr. A.S.A.M van der Burght (e-mail:
[email protected]). Procedure De conceptadviezen zijn onder meer voorgelegd aan de SociaalEconomische Raad en aan deskundigen uit kringen van werkgevers- en werknemersorganisaties. Ook andere belangstellenden kunnen reageren. Binnengekomen commentaar wordt meegewogen bij het vaststellen van de adviezen. De definitieve adviezen zullen worden aangeboden aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De ontvangen commentaren en de reacties van de commissies hierop worden bij het uitbrengen van de definitieve adviezen openbaar gemaakt via de website van de Gezondheidsraad (www.gezondheidsraad.nl).
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
Gezonde arbeidsomstandigheden / Lopende zaken
Aafje van der Burght
41
Reactie minister op advies over biologische agentia Begin april 2013 heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) een reactie op het briefadvies van de Gezondheidsraad over gezondheidskundige advieswaarden en biologische agentia (zie Graadmeter # 1, 2013, p. 26) naar de Tweede Kamer gestuurd. Werksituaties met blootstelling aan biologische agentia kunnen gezondheidsschade opleveren. Juist werknemers lopen risico door intensief contact met geïnfecteerde patiënten of geïnfecteerde dieren. Zij kunnen daarna zelf een risico vormen voor mensen in hun omgeving, op het werk en privé. In het advies heeft de Gezondheidsraad gekeken in hoeverre een veilige norm vast te stellen is voor verschillende soorten biologische agentia. De raad adviseerde allereerst om bij het stellen van kwantitatieve grenswaarden voor biologische agentia die voornamelijk toxische effecten of allergene effecten veroorzaken, de huidige procedures te blijven volgen. De minister laat weten dat hij dit advies graag overneemt. De Gezondheidsraad constateerde daarnaast voor biologische agentia die infectieziekten kunnen veroorzaken, dat het in de nabije toekomst niet mogelijk is een niveau vast te stellen waaronder geen of slechts minimale effecten voor de gezondheid te verwachten zijn. De raad adviseerde dan ook een preventieve aanpak en benadrukt het belang van de ontwikkeling en het gebruik van kennis. De minister schrijft dat hij het advies zeer ter harte neemt en zich voor deze agentia blijft richten op preventie. In zijn reactie schetst de minister de contouren van het te voeren beleid ten aanzien van biologische agentia. Centraal staat een gezamenlijke verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden. Een taak
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
Dr. A.S.A.M. van der Burght maakt deel uit van de wetenschappelijke staf van de Gezondheidsraad.
42
voor de werkgever is om, voor zover dit technisch uitvoerbaar is, zodanige maatregelen te treffen dat blootstelling aan schadelijke biologische agentia wordt voorkomen. Hoe staat niet vast, de sociale partners zullen door onderlinge afspraken moeten komen tot ‘maatwerk’. Het beleid van de minister is vanwege de nauwe verbinding met publieke gezondheid, afgestemd met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Publieke activiteiten om infectieziekten te bestrijden zijn bij het Centrum voor Infectieziektenbestrijding gelegd. Sinds 2006 richt het centrum zich ook op het voorkomen van infectieziekten in arbeidsomstandigheden, onder andere door het ontsluiten – en zo nodig ontwikkelen – van kennis voor organisaties van werkgevers en werknemers. Wat betreft het toezicht op biologische agentia zal de inspectie SZW zich richten op de sectoren waar een prioritair risico bestaat. Om een goed beeld te krijgen van de mate waarin arbeidsrisico’s voorkomen laat de minister het vóórkomen van infectieziekten op de werkplek monitoren. De Gezondheidsraad benadrukte ook het belang van ontwikkeling en ontsluiten van kennis. In dit kader schetst de minister in zijn reactie enkele initiatieven, waaronder het verzoek aan de Gezondheidsraad om een afwegingskader voor vaccinatie in arbeidsomstandigheden te ontwikkelen (zie volgende pagina).
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
Gezonde arbeidsomstandigheden / Lopende zaken
Aafje van der Burght Kees Groeneveld
43
Commissie arbeidsomstandigheden en vaccinatie geïnstalleerd In 2012 ontving de Gezondheidsraad een adviesaanvraag van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Centraal hierin staat de vraag om een afwegingskader voor vaccinatie in arbeidsomstandigheden te ontwikkelen, analoog aan het afwegingskader dat de Gezondheidsraad hanteert bij de beoordeling van een vaccinatie in een publiek vaccinatieprogramma. De adviesaanvraag werd besproken in Graadmeter # 3 van vorig jaar. Op donderdag 11 april 2013 vond de installatievergadering plaats van de commissie die de adviesaanvraag gaat beantwoorden. Gedurende de gedachtewisseling tijdens de vergadering kwamen de twee werkterreinen van de Gezondheidsraad die bij het advies een rol spelen duidelijk naar voren. Zo zal de commissie aandacht geven aan de blootstelling aan biologische agentia, het kritisch effect van die blootstelling en de verschillen tussen beroepsgroepen, maar ook aan de beschikbare vaccins en de mate van infectiositeit van de micro-organismen waartegen die vaccins zijn gericht. De commissie zal bij haar werk mogelijk onderscheid maken tussen zogeheten risicolopers en risicovormers. Bij de eerste groep staan de gevolgen van infectie voor de blootgestelde zelf centraal, bij de tweede de gevolgen voor degenen met wie de geïnfecteerde persoon in contact komt.
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
Dr. A.S.A.M. van der Burght en dr. K. Groeneveld maken deel uit van de wetenschappelijke staf van de Gezondheidsraad.
44
Samenstelling commissie: prof. dr. E.J. Ruitenberg, emeritus hoogleraar immunologie, Universiteit Utrecht; hoogleraar internationale volksgezondheid, Vrije Universiteit, Amsterdam, voorzitter prof. dr. W.J.H.M. van den Bosch, hoogleraar Huisartsgeneeskunde, Universitair Medisch Centrum St Radboud, Nijmegen prof. dr. J.T. van Dissel, hoogleraar interne geneeskunde, in het bijzonder de infectieziekten, Leids Universitair Medisch Centrum drs. G. Frijstein, bedrijfsarts, Academisch Medisch Centrum, Amsterdam prof. mr J.K.M. Gevers, emeritus hoogleraar gezondheidsrecht, AMC, Universiteit van Amsterdam dr. ir. R. Houba, arbeidshygiënist, Nederlands Kenniscentrum Arbeid en Longaandoeningen, Utrecht prof. dr. C.T.J. Hulshof, Hoogleraar arbeids- en bedrijfsgeneeskunde, Universiteit van Amsterdam prof. dr. J.A.J.W. Kluytmans, hoogleraar medische microbiologie en infectieziektenbestrijding, VU Medisch Centrum, Amsterdam dr. J.J. Maas, klinisch arbeidsgeneeskundige/bedrijfsarts, Nederlands Centrum voor Beroepsziekten en Academisch Medisch Centrum, Amsterdam
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
dr. G.B.G.J. van Rooy, bedrijfsarts/klinisch arbeidsgeneeskundige, ArboUnie Expertise Centrum Toxische Stoffen, Utrecht; IRAS Institute for Risk Assessment Sciences, Utrecht; Polikliniek voor klinische arbeidstoxicologie, Universitair Medisch Centrum St Radboud, Nijmegen prof. dr. ir. T. Smid, bijzonder hoogleraar arbeidsomstandigheden, Vrije Universiteit Medisch Centrum, Amsterdam; adviseur arbeidsomstandigheden, KLM Health Services, Schiphol-Oost prof. dr. M.F. Verweij, hoogleraar filosofie, Wageningen University prof. dr. H.L. Zaaijer, hoogleraar bloedoverdraagbare infecties, Academisch Medisch Centrum en Sanquin, Amsterdam dr. J.E. van Steenbergen, arts-epidemioloog, Landelijke Coördinatiestructuur Infectieziektebestrijding; Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven, waarnemer P.B. Wulp, bedrijfsarts en medisch adviseur, Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Utrecht, waarnemer dr. A.S.A.M. van der Burght, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris dr. K. Groeneveld, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris
45
Innovatie en kennisinfrastructuur
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
46
Innovatie en kennisinfrastructuur / Nieuw advies
Pauline Slot / Barbara Godthelp
Volwaardige plaats voor forensische geneeskunde dringend gewenst De opleiding op het gebied van de forensische geneeskunde laat te wensen over. Dat is opmerkelijk, gezien het belang dat de samenleving hecht aan de taken die tot dit vakgebied behoren. Forensisch artsen voeren bij een melding van mogelijk niet-natuurlijk overlijden een lijkschouw uit, en ze doen sporenonderzoek bij seksueel geweld of mishandeling. Ook zijn zij belast met de zorg voor arrestanten. Op dit moment is de kwaliteit in de beroepspraktijk echter lang niet altijd gegarandeerd. Bovendien hebben artsen in andere disciplines vaak niet de vereiste kennis van de eerste stappen – melden, sporen veiligstellen – in een medisch-forensisch traject. Dit vraagt dan ook om een samenhangend pakket maatregelen. Aldus de Gezondheidsraad in een advies dat op 26 april is aangeboden aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Volwaardige plaats in de basisopleiding geneeskunde Een eerste noodzakelijke stap is om de forensische geneeskunde een volwaardige plaats te geven in de bestaande basisopleiding geneeskunde. Artsen in uiteenlopende disciplines kunnen immers te maken krijgen met niet-natuurlijke sterfgevallen of verdachte vormen van letsel. Herkennen zij die niet als zodanig, dan vindt geen forensische lijkschouw of nader onderzoek plaats door een forensisch arts, en gaan sporen verloren. Er zijn aanwijzingen dat dit geregeld voorkomt. Ook in specifieke vervolgopleidingen is meer aandacht nodig voor forensisch-medische aspecten; denk aan de huisarts-, kinder- en de ouderengeneeskunde en de opleiding tot spoedeisende hulp arts.
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
Dr. P. Slot en dr. B.C. Godthelp maken deel uit van de wetenschappelijke staf van de Gezondheidsraad. De publicatie Forensische geneeskunde ontleed; naar een volwaardige plaats voor een bijzondere discipline (2013/04) is te downloaden van www.gr.nl Zie rubriek ‘Verschenen’.
Volwaardige plaats voor de forensisch-medische specialisatie Ten tweede moet de forensische geneeskunde zich ontwikkelen tot een volwaardige medische discipline. Momenteel is de vervolgopleiding daarvoor te kort en biedt zij te weinig praktijkervaring, en ook dat is slecht voor de kwaliteit. Een opleidingsduur van drie jaar is daarom gewenst. Ook de financiering moet net zo geregeld worden als in andere vervolgopleidingen. Op dit moment moeten studenten de opleiding nog zelf bekostigen, of een werkgever, bijvoorbeeld een GGD, bereid vinden dit te doen. De instroom blijft daardoor achter. Doen we niets, dan ontstaat een nijpend tekort. Van groot belang is ook een stevige academische inbedding, middels een leerstoel en bijbehorende onderzoeksgroep. De aantrekkelijkheid en status van het vak zullen daardoor toenemen, maar het is evenzeer van belang voor het ontwikkelen van evidence based richtlijnen voor een verantwoorde beroepsuitoefening. Ook daaraan ontbreekt het momenteel. Professionalisering van de beroepspraktijk Het werk organiseren in grotere regio’s, waarvan ook om andere redenen al sprake is, kan ertoe bijdragen dat forensisch artsen een volwaardige portefeuille taken krijgen. Nu worden die vaak versnipperd uitgevoerd, en deels door huisartsen. Forensisch artsen leren daardoor lang niet altijd alle onderdelen van hun vak beheersen, wat weer kan leiden tot ondermaatse rapportages en weinig effectieve optredens in de rechtbank. Mocht er gewerkt gaan worden met Europese aanbesteding van forensisch-medisch werk, dan zullen heldere kwaliteitseisen nog extra van belang zijn. Samenstelling commissie: prof. dr. W.A.B. Stalman, vicevoorzitter/decaan raad van bestuur VU medisch centrum, Amsterdam, voorzitter dr. mr. C. Das, arts M&G, forensisch arts, hoofd forensische geneeskunde GGD Amsterdam; opleider forensische geneeskunde NSPOH, Amsterdam mr. dr. W.L.J.M. Duijst, forensisch arts GGD IJsselland; senior onderzoeker, Radboud Universiteit Nijmegen
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
prof. dr. P de Knijff, hoogleraar populatie genetica en evolutie genetica, Leids Universitair Medisch Centrum prof. dr. J. Meulenbelt, hoogleraar klinische toxicologie, Institute for Risk Assessment Sciences, Universiteit Utrecht; hoofd Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum, Universitair Medisch Centrum Utrecht dr. H.G.T. Nijs, forensisch arts KNMG, Nederlands Forensisch Instituut, Den Haag
201 3
47
48
mr. M.C.W.M. van Nimwegen, procureur-generaal, Openbaar Ministerie, College van ProcureursGeneraal, Den Haag prof. dr. A. Patka, hoogleraar spoedeisende hulp, Erasmus MC, Rotterdam dr. E.M. van de Putte, kinderarts algemene pediatrie/ sociale pediatrie, Universitair Medisch Centrum Utrecht prof. dr. R.J.P.M. Scholten, hoogleraar klinische epidemiologie in het bijzonder de evidence-based medicine, Academisch Medisch Centrum, Universiteit van Amsterdam; directeur Dutch Cochrane Centre, Amsterdam dr. M.B.M. Soethout, onderwijscoördinator sociale geneeskunde VU medisch centrum Amsterdam C.J. in ’t Veld, huisarts, Brielle; tot 1 januari 2012 hoofd van de afdeling Implementatie, Nederlands Huisartsen Genootschap
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
prof. dr. R.R.J.M. Vermeiren, hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie Curium-LUMC, Leiden Universiteit Medisch Centrum; hoogleraar forensische kinder- en jeugdpsychiatrie VU Medisch Centrum, Amsterdam dr. R. Visser, forensisch patholoog n.p., Riemst (België) H. Vissers, kwartiermaker politie Zuidwest-Nederland, Tilburg mr. D.I.M.J. Hoefnagel, directie Macro-Economische Vraagstukken en Arbeidsvoorwaardenbeleid, ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Den Haag, waarnemer mr. drs. B.E. Mooijman-Venema, directie Rechtsbestel, ministerie van Veiligheid en Justitie, Den Haag, waarnemer dr. J.W.A. Ridder-Numan, directie Onderzoek en Wetenschapsbeleid, ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Den Haag, waarnemer dr. B.C. Godthelp, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris
Innovatie en kennisinfrastructuur/ Lopende zaken
Lucas Cornips
49
Reactie minister op advies over Europees gezondheidsonderzoek Op 29 mei 2013 stuurde staatssecretaris Sander Dekker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) de reactie op het Gezondheidsraad advies Blik op Brussel. Nederlands gezondheidsonderzoek en Europese agendavorming (zie Graadmeter # 4, 2012, p. 52) naar de Eerste en Tweede Kamer. Het advies, dat in november 2012 werd aangeboden aan de staatssecretaris van OCW en aan de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Ecomonische Zaken, kwam met aanbevelingen voor een betere coördinatie van de Nederlandse inbreng in het Europese gezondheidsonderzoek. De staatssecretaris laat weten dat het versneld uitgebrachte advies is gebruikt bij het bepalen van de standpunten van Nederland in de onderhandelingen over Horizon 2020, het grote Europese kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en bij het instellen van de nieuwe klankbordgroepen, waarin belanghebbenden uit het Nederlandse (gezondheids)veld hun stem kunnen laten horen. De Gezondheidsraad gaf ook aanbevelingen ter bevordering van de deelname van onderzoekers aan Europese programma’s en projecten. Zo werd in het advies aanbevolen een matchingsfonds in te stellen waaruit instellingen die Europese subsidies hebben verworven kunnen putten om aan de matchingsverplichtingen te voldoen. Het kabinet erkent dat instellingen door de matchingsdruk geneigd kunnen zijn om geen nieuwe aanvragen in te dienen of niet meer kunnen meebetalen aan gezamenlijke onderzoeksprogramma’s, waardoor het Nederlandse succes in ‘Brussel’ zal afnemen. Het kabinet is van plan om enkele publiek-private initiatieven (waar het Rijk zelf aan deelneemt) te ondersteunen met 53 miljoen euro cofinanciering. De wijze waarop (en hoeveel) middelen vrijgemaakt worden ter verlichting van de matchingsproblematiek, wordt nog onderzocht.
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
L.M. Cornips, Mphil maakt deel uit van de wetenschappelijke staf van de Gezondheidsraad.
50
JongGR
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
JongGR / Lopende zaken
Pauline Slot
51
Jonge wetenschappers voeden beleid met kennis Een nieuwe geleding binnen de Gezondheidsraad is bezig om de beproefde adviesvorm van de raad aan te vullen met eigentijdse varianten, zoals een peilstation voor snelle antwoorden op afgebakende kennisvragen van beleidsmakers. JongGR is een netwerk van wetenschappers die nog aan het begin van hun carrière staan. Op woensdag 15 mei 2013 ging een delegatie op bezoek bij minister Schippers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). De minister kreeg daarbij geen boekje aangeboden, maar een link naar een online magazine met daarin de uitkomsten van het werk van de afgelopen anderhalf jaar (http://2013.jonggrmagazine.nl/). JongGR is opgericht om jonge wetenschappers te betrekken bij het werk van de Gezondheidsraad. Zij staan nog midden in de onderzoekspraktijk en hebben vanuit dat perspectief een waardevolle inbreng bij het adviseren van beleidsmakers. Inmiddels zijn al zo’n 350 onderzoekers lid van het netwerk. Ook jonge beleidsmedewerkers doen mee. Sinds eind 2011 is binnen jongGR geëxperimenteerd met nieuwe werkvormen, als aanvulling op de reguliere adviestrajecten van de Gezondheidsraad die nodig zijn bij complexe kwesties. Een van die vormen was het werken met panels bij afgebakende kennisvragen van beleidsmedewerkers. Door die aanpak was een snelle reactie mogelijk die tot stand kwam met brede input van de netwerkleden. Beleidsmedewerkers van VWS waardeerden deze nieuwe manier om gevoed te worden vanuit de wetenschap. Een andere vorm werd gebruikt bij het opstellen van vijf zogenoemde signalen over actuele gezondheidsonderwerpen, zoals het tegen vergoeding afstaan van eicellen en de noodzaak van maatwerk in het debat over kosteneffectiviteit. Het netwerk was actief betrokken bij de keuze van de onderwerpen en de totstand-
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
Dr. P. Slot maakt als redacteur deel uit van de wetenschappelijke staf van de Gezondheidsraad.
52
koming van de inhoud, en voedde zo de jongGR-commissie die tekende voor de signalen. JongGR is een kweekvijver waaruit de raad kan gaan putten bij het samenstellen van adviescommissies en het benoemen van nieuwe vaste leden. Jonge wetenschappers die onderzoek doen op het brede terein van de gezondheid kunnen zich via de website (www.jonggr.nl) aanmelden bij het netwerk. In het online magazine zijn de signalen en peilingen te lezen, en is meer informatie te vinden over jongGR. Samenstelling commissie: dr. mr. Britta van Beers, universitair docent rechtstheorie en rechtsgeschiedenis, Vrije Universiteit Amsterdam dr. Annelien Bredenoord, universitair docent medische ethiek, Universitair Medisch Centrum Utrecht dr. Patricia Dankers, universitair docent biomedical engineering, Technische Universiteit Eindhoven dr. Frank Dor, arts, transplantatiechirurg, Erasmus Medisch Centrum Rotterdam dr. Rolf Groenwold, arts, universitair docent klinische epidemiologie, Universitair Medisch Centrum Utrecht dr. Judith de Jong, programmacoördinator health care system and governance, NIVEL, Utrecht dr. Linda van Laake, arts, AIOS Cardiologie, Universitair Medisch Centrum Utrecht
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
dr. Niels Riksen, arts, internist vasculaire geneeskunde, Universitair Medisch Centrum St. Radboud, Nijmegen dr. Marion Smits, arts, universitair docent neuroradiologie, Erasmus Medisch Centrum Rotterdam dr. Marcel van Vugt, senior postdoc medische oncologie en gynaecologische oncologie (Tenure Track), Universitair Medisch Centrum Groningen mr. drs. Hilbert Fledderus, ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, waarnemer dr. Sylvia Kunst, arts, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris dr. Gwen Soete, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris dr. Sandy Litjens, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris
JongGR / Lopende zaken
Lucas Cornips
53
Installatie nieuwe jongGR commissie Gezond opgroeien Op 28 mei 2013 is de nieuwe commissie van de jonge Gezondheidsraad (jongGR, een netwerk van jonge wetenschappers) geïnstalleerd door prof. Pim van Gool, voorzitter van de Gezondheidsraad en tevens voorzitter van jongGR. De nieuwe commissie is samengesteld rond het thema Gezond opgroeien en zal de komende maanden gebruiken om een inhoudelijke koers uit te zetten. Net als de vorige jongGR commissie zal de commissie Gezond opgroeien een vernieuwende vorm ontwikkelen om haar resultaten naar buiten te brengen. Ook zullen tijdens de zittingsperiode van de commissie activiteiten worden georganiseerd (zoals onlangs de bijeenkomst Beleid voor dummies) en zal het online netwerk van jongGR op verschillende manieren worden betrokken.
L.M. Cornips, Mphil maakt deel uit van de wetenschappelijke staf van de Gezondheidsraad.
Samenstelling commissie: prof. dr. W.A. van Gool, voorzitter van Gezondheidsraad, Den Haag, voorzitter dr. M. Bartels, universitair hoofddocent biologische psychologie, Vrije Universiteit, Amsterdam dr. R.M.M Crutzen, senior onderzoeker gezondheidspromotie en -communicatie, Universiteit Maastricht dr. ir. M.B.A Dijkema, (beleids)adviseur milieu en gezondheid, GGD Amsterdam dr. M. van Eijsden, senior onderzoeker en projectleider, GGD Amsterdam dr. V. Jaddoe, universitair docent pediatrische epidemiologie, ErasmusMC, Rotterdam dr. L. Keijsers, senior onderzoeker jeugd en gezin, Universiteit Utrecht
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
dr. M. Klein Velderman, senior onderzoeker jeugd, TNO, Leiden dr. P.C.M. Luijk, universitair docent gezinspedagogiek, Erasmus Universiteit, Rotterdam dr. S.E.M.J. Stoltz, universitair docent ontwikkelingspsychologie, Radboud Universiteit, Nijmegen mr. drs. H.D.K. Fleddérus, ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Den Haag, waarnemer L.M. Cornips, MPhil, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris dr. S.J.W. Kunst, arts, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris dr. G.A.J.Soete, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris
201 3
54
Verschenen
De hieronder vermelde publicaties zijn te downloaden van de website (www.gr.nl) of – zolang de voorraad strekt – te bestellen bij het secretariaat van de Gezondheidsraad, Postbus 16052, 2500 BB Den Haag, tel: 070 340 75 20, e-mail:
[email protected]. Algemeen
Gezonde voeding
2012
2012
Werkprogramma 2013 Gezondheidsraad. A12/03. Jaarverslag 2011. A12/01.
Evaluatie van de voedingsnormen voor vitamine D. 2012/15.
Optimale gezondheidszorg
Gezonde leefomgeving
2013
2013
Briefadvies Rijgeschiktheid bij ADHD. 2013/01.
2012 CEG. Toekomstverkenning Ethiek en Gezondheid. Signalering Ethiek en Gezondheid 2012/2. Psychische gezondheid en zorggebruik van migrantenjeugd. 2012/14. Briefadvies Rijgeschiktheid bij epilepsie. 2012/08. Nieuwe antistollingsmiddelen: een gedoseerde introductie. 2012/07. De mondzorg van morgen. 2012/04. De basis moet goed! Kwaliteit bij een Basis Spoedeisende Hulp binnen een regionaal netwerk. 2012/02.
2013 Wet op het bevolkingsonderzoek: de Maastricht Studie. 2013.10. Wet op het bevolkingsonderzoek: kalkscore en kans op harten vaatziekten. 2013/09. Wet bevolkingsonderzoek: mammografie standaard in twee richtingen. 2013/07. Briefadvies Wet op het bevolkingsonderzoek: tussentijds advies over een pilot bevolkingsonderzoek naar darmkank. 2013/06.
2012 Gezondheidsrisico’s rond veehouderijen, 2012/27. Het Rijksvaccinatieprogramma in Caribisch Nederland. 2012/13. Wet bevolkingsonderzoek: tuberculosescreening. 2012/06. Briefadvies Test variant van de ziekte van CreutzfeldtJakob. 2012/05. Wet bevolkingsonderzoek: versneld herhaalde screening op darmkanker. 2012/01.
#
2012 Briefadvies Test chemische Stoffen. 2012/34. Childhood leukaemia and environmental factors. 2012/33. De invloed van stikstof op de gezondheid. 2012/28. Sociale aspecten van de leefomgeving in relatie tot milieu en gezondheid. 2012/10.
Gezonde arbeidsomstandigheden 2013
Preventie
GR AAD METE R
Mobile phones and cancer. Part 1: Epidemiology of tumours in the head. 2013/11.
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
1,3-Butadiene; Health-based calculated occupational cancer risk values. 2013/08. Repeterende handelingen tijdens werk. Risico’s voor de gezondheid. 2013/05. Triamcinolone/Triamcinolone acetonide. Evaluation of the effects on reproduction, recommendation for classification. 2013/03. Theophylline. Evaluation of the effects on reproduction, recommendation for classification. 2013/02
2012 Beeldschermwerken. 2012/38. Kracht zetten, duwen en trekken in werksituaties. 2012/37. Tillen tijdens werk. 2012/36. Briefadvies Gezondheidskundige advieswaarden voor biologische agentia. 2012/35. Arsenic and inorganic arsenic compounds. Healthbased calculated occupational cancer risk values. 2012/32. Werken met nanodeeltjes: blootstellingsregistratie en gezondheidsbewaking. 2012/31.
Naphthalene. Evaluation of the carcinogenicity and genotoxicity. 2012/30. Silicon carbide. Evaluation of the carcinogenicity and genotoxicity. 2012/29. Hydroquinone and benzoquinone. Health-based recommended occupational exposure limit. 2012/26. (Di)benzoyl peroxide. Evaluation of the carcinogenicity and genotoxicity. 2012/24. Tetrahydrofuran. Evaluation of the carcinogenicity and genotoxicity, 2012/23. Acetaldehyde. Evaluation of the carcinogenicity and genotoxicity. 2012/22. Phenacetin. Evaluation of the carcinogenicity and genotoxicity. 2012/21. Trichloroacetic acid. Evaluation of the carcinogenicity and genotoxicity. 2012/20. Ethyl acrylate. Evaluation of the carcinogenicity and genotoxicity. 2012/19. Chloramphenicol. Evaluation of the effects on reproduction, recommendation for classification. 2012/18. Indium and indium compounds. Evaluation of the effects on reproduction, recommendation for classification. 2012/17.
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
Leidraad berekening risicogetallen voor carcinogene stoffen. 2012/16. 1,1,1-Trichloroethane. Evaluation of the carcinogenicity and genotoxicity. 2012/12. Talc. Evaluation of the carcinogenicity and genotoxicity. 2012/11. Potassium cyanide. Evaluation of the carcinogenicity and genotoxicity. 2012/03.
Innovatie en kennisinfrastructuur 2013 Forensische geneeskunde ontleed; naar een volwaardige plaats voor een bijzondere discipline. 2013/04.
2012 Blik op Brussel. Nederlands gezondheidsonderzoek en Europese agendavorming. 2012/25. Kennisinfrastructuur autismespectrumstoornissen. 2012/09. De mondzorg van morgen. 2012/04.
55
56
GR AAD METE R
#
2,
J A ARG ANG
29,
J UN I
201 3
G RAADMETER # 2 J AARGANG 29 JUNI, 2013
Redactie J.N.D. de Neeling (hoofdredacteur), M.S. de Waal (eindredacteur), H. Houweling, S.R. Vink, R.M. Weggemans Secretariaat/opmaak M. Javanmardi, J. van Kan Basisvormgeving Noortje Hoppe, Rotterdam Overname van artikelen is, met duidelijke bronvermelding, toegestaan. Adres redactie en abonnementen Gezondheidsraad Postbus 16052, 2500 BB Den Haag Telefoon - 070 340 75 20 E-mail -
[email protected] Internet - www.gr.nl www.gezondheidsraad.nl www.healthcouncil.nl ISSN 0169-5211
Graadmeter is een uitgave van het secretariaat van de Gezondheidsraad. De Gezondheidsraad is ingesteld in 1902. De raad heeft als taak de regering en het parlement ‘voor te lichten over de stand van wetenschap ten aanzien van vraagstukken op het gebied van de volksgezondheid en het gezondheids(zorg)onderzoek’ (art. 22 Gezondheidswet). De Gezondheidsraad ontvangt de meeste adviesvragen van de bewindslieden van Volksgezondheid, Welzijn & Sport; Infrastructuur & Milieu; Sociale Zaken & Werkgelegenheid; Economische Zaken en Onderwijs, Cultuur & Wetenschap. De raad kan ook op eigen initiatief adviezen uitbrengen, wanneer hij ontwikkelingen of trends signaleert die van belang kunnen zijn of worden voor het overheidsbeleid. De adviezen van de Gezondheidsraad worden in bijna alle gevallen opgesteld door een multidisciplinair samengestelde commissie van – op persoonlijke titel benoemde – Nederlandse en soms buitenlandse deskundigen. De adviezen zijn openbaar.