Herman Noordegraaf
F.W.N. Hugenholtz als voorganger van de Protestantenbond in Schiedam 1
De ontmoeting tussen christendom en socialisme was bij het ontstaan van de moderne arbeidersbeweging een zeer moeizame. Tussen beide gaapte een grote, bijna als onoverkomelijk ervaren kloof. Velen in de kerk verwierpen het socialisme vanwege zijn revolutionaire karakter, zijn historisch-materialistische filosofie en zijn anti-godsdienstigheid. De meeste socialisten daarentegen zagen kerk en christendom als obstakels op de weg naar de socialistische samenleving, als reactionaire krachten die de vooruitgang belemmerden. Men was christen of socialist. Een keuze voor het socialisme betekende dan ook veelal een breuk met de kerk en vaak ook het christelijk geloof. De predikant F. Domela Nieuwenhuis is daarvan een bekend en typerend voorbeeld. We zien dat in de jaren negentig van de vorige eeuw enige predikanten zich aansluiten bij de socialistische beweging. Een aantal van hen, meestal vrijzinnige predikanten in Friesland, blijft echter in de kerk. Vanaf 1902 gaven zij het blad De Blijde Wereld uit. Dat was de eerste georganiseerde poging in Nederland om tot een ontmoeting tussen socialisme en christendom te komen. Weer anderen poogden wel een samengaan tussen beide te bewerkstelligen, maar traden uiteindelijk toch uit de kerk. Tot deze laatsten behoorde ook F.W. N . Hugenholtz jr. In dit artikel behandelen wij de periode waarin hij voorganger was van de Nederlandse Protestanten Bond in Schiedam (1895-1899). Dat is de tijd waarin zijn overgang naar het socialisme zich voltrok. Studie hiervan is van wijdere betekenis, omdat ze iets laat zien van de verhouding tussen christendom en socialisme in die tijd. Hugenholtz heeft bovendien De Blijde Wereld-dominees beïnvloed en is daarom ook om die reden van betekenis voor de wording van het christen-socialisme in Nederland.
Levensloop tot de intrede in Schiedam Frederik Willem Nicolaas Hugenholtz werd op 24 juni 1868 in Zierikzee geboren. Hij stamde uit een predikantengeslacht dat, uit Duitsland afkomstig, zich in de 18e eeuw in Nederland vestigde. Zijn vader Frederik Willem Nicolaas (1839-1900) verliet de orthodoxe traditie van zijn voorvaderen en werd een vooraanstaand figuur in het vrijzinnig-protestantisme of, in termen van die tijd, het modernisme. Dit was een beweging in theologie en kerk, die vanaf ongeveer het midden van de 19e eeuw probeerde tot een nieuwe doordenking te komen van de relatie tussen christendom en cultuur. Het wilde de resultaten van de natuurwetenschappen, het historisch-kritisch bijbelonderzoek e.d. verwerken en recht doen aan de moderne, autonome mens. De beweging stond dan ook kritisch tegenover het traditionele christendom, dat uitging van een onfeilbaar Schriftgezag en een eens en voor altijd gegeven openbaring. Een organisatorisch concentratiepunt vormde de in 1870 opgerichte Nederlandse Pro2
1
2
In mijn boek Het kruis en de rode vaan. Socialisme en Christendom in Schiedam voor de Tweede Wereldoorlog (Schiedam 1986) 17-29, besteedde ik ruime aandacht aan Hugenholtz. Verdergaand onderzoek leverde nieuwe gegevens op, die ik i n dit artikel heb verwerkt. Behalve uit schriftelijke bronnen heb ik ook enige gegevens verkregen v i a mevrouw M . Fentener van Vlissingen-Hugenholtz (1903-1989), dochter van F . W . N . Hugenholtz. Zie voor het volgende de biografische schetsen i n : J . P . de Bie, J . Loosjes ed., Biografisch Woordenboek van Protestanlsche Godgeleerden in Nederland ('s-Gravenhage 1931) 395-398, en het Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek v (Leiden 1921) 247-248. 29
H u g e n h o l t z als voorganger v a n de Protestantenbond
testanten B o n d (NPB). Z i j n orgaan w e r d het weekblad De Hervorming. H u g e n h o l t z sr. was n a zijn studie theologie i n L e i d e n achtereenvolgens predikant te D e l d e n (1863), Z i e r i k z e e (1867) en Santpoort (1875). V a n 1875 tot 1885 was hij redacteur v a n De Hervorming. H i j was een m a n met een brede culturele en literaire belangstelling en een sterk sociaal besef. H i j zette zich aktief i n voor de m i n d e r bedeelden. I n 1885 vestigde hij zich i n G r a n d R a p i d s i n M i c h i g a n (vs) o m daar als voorganger v a n een kleine groep uit N e d e r l a n d afkomstige v r i j z i n n i g e n op te treden. H i e r z o u hij tot zijn overlijden w e r k z a a m blijven. Z i j n z o o n H u g e n h o l t z jr., die i n H a a r l e m het g y m n a s i u m d o o r l o p e n had, studeerde theologie aan het U n i t a r i s c h S e m i n a r i e en de M e a d v i l l e T h e o l o g i c a l School te M e a d v i l l e i n Pennsylvania. I n 1890 g i n g hij weer naar N e d e r l a n d o m i n L e i d e n zijn studie theologie af te ronden. I n 1891 keerde hij echter terug naar A m e r i k a zonder zijn studie i n L e i d e n afgemaakt te hebben. K o r t daarvoor, op 6 j u n i 1891, was hij i n A r n h e m i n het huwelijk getreden met M a g d a l e n a Zeeven, die hij al kende vanaf z i j n schooltijd. U i t dit huwelijk z o u d e n drie k i n d e r e n geboren worden: F r e d e r i k W i l l e m N i c o l a a s (1895), K o r n e l i u s (1897) en M a g d a l e n a (1903). In A m e r i k a rondde hij zijn studie af aan de H a r v a r d University. I n M u s k e g o n ( M i c h i g a n ) probeerde hij een kerkelijke gemeente van de g r o n d te krijgen. D e z e p o g i n g mislukte door de onverschilligheid van de daar gevestigde G r o n i n g s e en Friese boeren. I n H i l l s i d e ( W i s consin) h a d hij meer succes. H i j h a d daar spoedig een eigen groeiende gemeente. Interessant uit deze tijd zijn een tweetal artikelen, die H u g e n h o l t z publiceerde i n De Hervorming van 22 en 29 september 1894. H i e r i n gaf hij een uitvoerige beschrijving van een ten z u i d e n van L o s Angeles gelegen staatsverbeteringsschool voor jeugdige misdadigers. Z e laten zijn toen reeds aanwezige belangstelling voor gevangeniswezen en reclassering zien; ze tonen ook dat hij toen n o g geen socialist was, m a a r sterk b e ï n v l o e d was door burgerlijke verlichte denkbeelden: we k o m e n wel een sterk sociaal besef tegen en een vooruitgangsoptimisme, m a a r geen klassenstrijdgedachte.
Intrede in Schiedam I n 1895 kreeg H u g e n h o l t z een u i t n o d i g i n g v a n de afdeling S c h i e d a m v a n de NPB o m haar 3
voorganger te w o r d e n . H i j z o u de laatst overgebleven v r i j z i n n i g e predikant i n S c h i e d a m , de bekende Francois H a v e r s c h m i d t (Piet Paaltjens), moeten opvolgen, die op 19 februari 1894 een einde aan zijn leven h a d gemaakt. I n m i d d e l s had de orthodoxe r i c h t i n g , i n een ook i n S c h i e d a m heftige richtingenstrijd, de overhand gekregen. H e t was d a n ook niet te verwachten, dat een v r i j z i n n i g predikant beroepen z o u worden. D e kerkeraad v a n de H e r v o r m de Gemeente weigerde dit i n d e r d a a d . In S c h i e d a m waren verschillende vrijzinnig-protestantse groepen aktief. Sedert 1874 bestond er een plaatselijke afdeling v a n de NPB. D e z e h a d echter zelf geen w e r k z a a m h e d e n ter h a n d genomen, m a a r fungeerde als een verenigingsband tussen de verschillende groepen, zoals een zang- en reciteervereniging, een zondagsschoolcommissie, een 'Protestantenvere n i g i n g ' die godsdienstoefeningen organiseerde en de v e r e n i g i n g ' P a u l u s ' die ondermeer lezingen organiseerde. O m d a t de door de orthodoxe r i c h t i n g beheerste kerkeraad van de H e r -
3
30
Zie voor het volgende o.a.: D . Rook, Uit voorbije tijden. Momenten uit de opkomst en het voortbestaan der moderne richting in het zeventigjarig vereenigingsleven van Vrijzinnig-godsdienstigen te Schiedam, 10 october 1862-1932 (Schiedam 1932).
H u g e n h o l t z als voorganger van de Protestantenbond
Afb. 1. Studenten van de Madville Theological School, mei 1888. Hugenholtz zit in de een na achterste rij, uiterst rechts. Foto collectie van de auteur. vormde Gemeente weigerde een v r i j z i n n i g predikant te benoemen, gingen de v r i j z i n n i g e n tot aktie over. Z i j besloten o m de Schiedamse afdeling van de NPB het centrale punt van h u n aktiviteiten te m a k e n , ' P a u l u s ' en de 'Protestantenvereniging' d a a r i n te doen opgaan en de zondagsschool en de zangvereniging als onderafdelingen te laten voortbestaan. U i t de advertentie die de afdeling plaatste i n De Hervorming van 11 m e i 1894 k u n n e n we opmaken, dat zij de te benoemen nieuwe predikant vooral het godsdienstonderwijs aan de ongeveer 350 leerlingen, het ziekenbezoek en het enige m a l e n per j a a r optreden i n de godsdienstoefeningen h a d toebedacht. B l i j k b a a r kostte het de nodige moeite o m een m o d e r n predikant te v i n den die S c h i e d a m tot zijn werkterrein w i l d e verkiezen, want pas i n het j a a r daarop z o u deze plaats bezet gaan worden. H e t was P. H . H u g e n h o l t z , de halfbroer van H u g e n h o l t z sr., die uiteindelijk uitkomst bracht. H i j was i n de afdeling gezien als voorganger en h a d derhalve de zeer geziene D s . H a v e r s c h m i d t herdacht met een rede naar a a n l e i d i n g van H a n d e l i n g e n 11:24: ' H i j was een goed m a n , vol des heiligen geestes en des geloofs'. H u g e n h o l t z beval de Schiedamse afdeling van de NPB sterk zijn neef aan, die bereid z o u zijn o m zijn overzeese w e r k k r i n g voor N e d e r l a n d te verwisselen: '...waar hij een j o n g , frisch werkkrachtig persoon was, zou hij i n S c h i e d a m zeker tot aller genoegen en met succes werkzaam zijn'. D e krachtige aanbeveling van zijn o o m leidde er uiteindelijk toe dat de afdeling H u g e n h o l t z jr. benoemde. 4
5
4 5
Ibidem, 35. Ibidem, 42.
31
H u g e n h o l t z als voorganger v a n de Protestantenbond
6
O p z o n d a g 29 september 1895 bevestigde zijn o o m h e m met een strijdbare rede. A l s uitgangspunt h a d P. H . H u g e n h o l t z het door het koor gezongen lied 'Wees niet bevreesd gij kleine stoet' gekozen; de Schiedamse afdeling was, zo hield P. H . H u g e n h o l t z zijn gehoor voor, een kleine, m a a r krachtige stoet die zelfbewuste strijders voor v r o o m h e i d en waarheid moest v o r m e n . H i j riep de afdeling en de nieuwe voorganger op o m i n deze z i n te werken. F . W . N . H u g e n h o l t z betrad daarop de kansel voor een al even strijdbare rede: L a a t ons trachten te worden een gemeente, die heeft é é n e behoefte, de behoefte aan religieus leven, waar allen strijden é é n strijd voor ware zedelijkheid, waar allen o n d e r v i n d e n é é n steun, den steun van G o d , de h u l p en l e i d i n g der goddelijke liefde. Welke verwachtingen vele leden van de Schiedamse afdeling van de nieuwe voorganger hadden, blijkt duidelijk uit de afsluitende woorden v a n het verslag i n De Hervoming van 5 oktober 1895: Z o o heeft de Schiedamsche afdeeling een eigen voorganger. Voorbij is n u dat gemis, n a Haverschmidts d o o d al te pijnlijk gevoeld, het gemis aan é é n , o m wie m e n zich scharen kan. A l is de betreurde doode bijna niet te vervangen, toch z a l n u door huisbezoek, p r e d i k i n g en godsdienstonderwijs weer een b a n d gelegd worden o m alle leden der afdeeling, een b a n d die hen tot gemeente vormt.
Eerste jaren in de Schiedamse afdeling 7
' O n z e afdeling bloeit', schreef de secretaris van de afdeling i n zijn jaarverslag over 1895/96. H i j voegde daaraan toe dat dit niet i n de laatste plaats aan de nieuwe voorganger te d a n k e n was. H i j was n u door allen met warmte begroet en i n de k r i n g opgenomen. H e t ledental was v a n 520 tot 692 gestegen, de zieken werden weer bezocht, de huwelijken door een eigen voorganger ingezegend, het kerkbezoek was gestegen, de zondagsschool werd door r u i m 300 k i n deren bezocht en het aantal jongeren dat godsdienstonderwijs o n t v i n g v a n de voorganger bedroeg 369. D e twee belangrijkste gebeurtenissen uit het eerste j a a r waren een bazaar en de 'doopkwestie'. D e opbrengst v a n de bazaar was bestemd voor v o r m i n g v a n een fonds voor de b o u w van een eigen kerk. D e doopkwestie was een geruchtmakende zaak die ook landelijk veel aandacht kreeg. D e H e r v o r m d e kerkeraad i n S c h i e d a m weigerde de d o o p b e d i e n i n g i n de afdeling goed te keuren. E é n punt daarbij was dat H u g e n h o l t z geen wettig predikant was. Z i j n A m e r i k a a n s e studie was namelijk niet erkend en H u g e n h o l t z h a d geweigerd o m o p n i e u w examens af te leggen. M a a r de belangrijkste reden was dat de kerkeraad meende dat degenen die de doop aanvaardden en zij die daartoe de gelegenheid gaven metterdaad toonden, dat zij, l i d m a t e n van de H e r v o r m d e K e r k zijnde, z i c h afscheidden. D e z e zaak werd tot op het hoogste niveau, de synode, uitgevochten waarbij de afdeling uiteindelijk i n het gelijk gesteld werd. D e doopkwestie h a d veel bitterheid i n de afdeling gewekt en de onderlinge saamhorigheid sterk vergroot.
6 7 'VI
Zie voor het verslag i n De Hervorming, 5 october 1895 en Rook, Uit voorbije tijden, 42-43. Afgedrukt i n het afdelingsblad Onze kring, 6 j u n i 1896.
H u g e n h o l t z als voorganger v a n de Protestantenbond
H u g e n h o l t z stelde toen de doopkwestie a a n h a n g i g was, een ' k i n d e r d a g ' i n . O p é é n dag i n het j a a r z o u d e n ouders, die h u n k i n d e r e n w i l d e n laten dopen, i n een versierde kerk i n het m i d d e n van de gemeente geplaatst worden. N a het b i n n e n b r e n g e n van de k i n d e r e n z o u den deze een zegenende h a n d o p l e g g i n g en een spreuk voor het leven ontvangen. D e preek zou gericht worden op de opvoeding terwijl de ouders een herinneringskaart z o u d e n krijgen. D e z e k i n d e r d a g heeft enige m a l e n plaatsgevonden. E r was dus geen sprake v a n een bedien i n g van de doop, die volgens H u g e n h o l t z als sacrament en als zinnebeeld al l a n g zijn waarde h a d v e r l o r e n . 8
Belangrijk was ook, dat H u g e n h o l t z een eigen gemeenteblad begon, dat de p r o g r a m m a t i sche titel kreeg van Onze kring. H e t eerste n u m m e r verscheen op 4 j a n u a r i 1896. H e t b l a d , waarvan H u g e n h o l t z redacteur was, verscheen wekelijks. H e t bevatte een overdenking en/of een lied, kerkelijk nieuws, verslagen en een r u b r i e k 'Gemeenteberichten'. F . W . N . H u g e n holtz sr. behandelde een aantal leerstellige kwesties, terwijl H u g e n h o l t z jr. zelf ook enige m a len over zijn ervaringen i n A m e r i k a berichtte. H e t aantal abonnees steeg gestadig. B e d r o e g het aantal abonnementen bij de aanvang 645, n o g geen h a l f j a a r later was dat al 771. 9
Hugenholtz' religieuze en sociale opvattingen U i t de beschouwingen i n Onze kring k u n n e n we een goed beeld krijgen van H u g e n h o l t z ' opvattingen. D e z e staan geheel i n het m o d e r n i s m e van die dagen: het is een ondogmatisch geloof, dat vooral als een zaak van het hart wordt gezien. A l l e r l e i dogmatische opvattingen over het bestaan van hemel en hel, de godheid v a n J e z u s e.d. worden als verouderd verworpen. Sterke n a d r u k krijgen de liefde en het daarop gebaseerde zedelijk handelen. H u g e n h o l t z getuigde i n deze beginjaren meer d a n eens van zijn geloof i n de o v e r w i n n i n g v a n het goede en de kracht van de zachtmoedigheid. Z o riep hij op 6 j u n i 1897 de leerlingen die de catechisatie hadden b e ë i n d i g d op: ... naar de mate van u w kracht en invloed, het arbeidersvraagstuk te leiden i n de goede bedding, en waar gij meehelpt stoffelijke verbeteringen aan te brengen, toont daar, allereerst door u w eigen leven, dat waarachtig geluk ook voor den w e r k m a n niet verkregen k a n worden, als niet godsdienstige w i j d i n g h a n d i n h a n d gaat met stoffelijke w e l v a a r t . 10
H u g e n h o l t z h a d duidelijk oog voor het sociale vraagstuk, m a a r zag de weg ter verbetering vooral i n de opwekking tot liefde en godsdienstzin. H i j was toen n o g l i d v a n de liberale kiesvereniging Schiedam, en behoorde tot de progressieve liberalen die onder l e i d i n g stonden van gemeenteraadslid M . C . M . de G r o o t , en naar sociale verbetering streefden, maar, anders dan de socialisten, de klassenstrijd afwezen. V o o r a l de door verschillende progressieve liberalen voorgestane c o ö p e r a t i e v e gedachte sprak H u g e n h o l t z zeer aan. O p de catechisatie besteedde hij d a n ook geregeld aandacht aan deze c o ö p e r a t i e v e gedachte. H i j illustreerde dat 11
8 9
Onze kring, 4 januari en 11 j u l i 1896. Helaas is het ons slechts gelukt de eerste jaargang te achterhalen. Deze berust i n het archief van de afdeling Schiedam van de N P B . In het Gemeentearchief van Schiedam zijn geen exemplaren aanwezig. 10 Geestdrift. Toespraak tot de ontslagen leerlingen der catechisatien in de Afdeeling Schiedam van den Nederlandschen Protestantenbond. (Schiedam 1897) 14. 11 Zie over hem: B . Kedde, M. C.M. de Groot. Herinneringen aan een groot Schiedammer (Schiedam 1972).
33
H u g e n h o l t z als voorganger v a n de Protestantenbond
aan het werk v a n J . C . van M a r k e n , v r i e n d en geestverwant van D e G r o o t , die i n de door h e m opgerichte Nederlandse G i s t - en Spiritusfabriek i n Delft arbeiders i n de winst liet delen, h u n zeggenschap gaf en ook anderszins een vooruitstrevend sociaal beleid voerde. H e t is geheel i n deze geest, dat H u g e n h o l t z i n Onze kring berichtte over een vijfentwintigjarig j u b i l e u m van een werknemer. H i j wenste h e m geluk, omdat de v e r h o u d i n g tussen h e m en zijn patroon er een was van vriendschappelijke samenwerking. D a t was een bewijs v a n broederliefde toegepast i n de s a m e n l e v i n g .
12
H u g e n h o l t z juichte ook het initiatief van D e G r o o t o m te k o m e n tot een Volkshuis i n 1896 van harte toe. D i t b o o d r u i m t e voor sociaal-culturele aktiviteiten, zoals v o l k s o n t w i k k e l i n g en o n t s p a n n i n g en was bedoeld voor mensen v a n allerlei stand. H u g e n h o l t z berichtte er verschillende m a l e n over.
13
D e progressieve vleugel i n de kiesvereniging Schiedam h a d sterke
banden met de i n 1892 opgerichte plaatselijke afdeling van het A l g e m e e n N e d e r l a n d s c h W e r k l i e d e n V e r b o n d (ANWV). D e z e organisatie omvatte i n S c h i e d a m het meest bewuste deel van de arbeiders. Z e was een eerste teken van een allereerst sociaal ontwaken van de arbeidersklasse i n S c h i e d a m , waar tot d a n een allesoverheersend branderij-kleinbedrijf met vele ongeschoolde arbeiders en patriarchale v e r h o u d i n g e n een sterke organisatie v a n arbeiders had b e l e m m e r d .
14
O p 27 maart 1896 sprak H u g e n h o l t z op een openbare bijeenkomst van de A N W v - a f d e l i n g 15
S c h i e d a m voor een talrijk publiek, waaronder veel v r o u w e n , over 'standsverschil'. H i j stelde i n zijn l e z i n g het democratische A m e r i k a ten voorbeeld aan de Europese samenleving. D e burgers genoten, zo hield H u g e n h o l t z zijn gehoor voor, daar niet alleen meer vrijheid en zelfstandigheid, m a a r waren ook een grotere beschaving en o n t w i k k e l i n g deelachtig. V o o r a l het onderwijs, hoofdvoorwaarde voor een m e n s w a a r d i g bestaan, was daar debet aan. Was hier het onderwijs, vooral het hogere, slechts toegankelijk voor de meer gegoeden, i n A m e r i k a kende m e n uitsluitend volksscholen. D a a r kende m e n geen scherpe grenzen tussen mensen, m a a r wel onderlinge samenwerking. Z i j n maatschappelijk ideaal formuleerde H u genholtz dus n o g i n progressief liberale termen: algemeen onderwijs, algemeen stemrecht, algemene voorspoed, m i n d e r standsverschil en ongelijkheid. H o e w e l zijn standpunten n a u w overeenkwamen met de progressieve liberalen, zag H u genholtz zichzelf het liefst als 'vrijzinnig-godsdienstig d e m o c r a a t ' .
16
H i j w i l d e democraat (pro-
gressief) zijn door de belangen van de geringen te behartigen, zoals de christelijke leer een p r e d i k i n g behoorde te z i j n van liefde voor de k l e i n e n en de zwakken. H i j w i l d e dat echter niet doen op de wijze v a n de sociaal-democratie (de klassenstrijd). D e godsdienst, die hij een v r i j z i n n i g en godsdienstig toegepaste godsdienst wilde doen zijn, moest aan zijn democratisch werk gekoppeld blijven. D e gezonde, natuurlijke godsvrucht was de grondslag van het maatschappelijk leven. H e t was een geloof dat de mensenwereld beheerst werd door een macht van het goede, die liefde en rechtvaardigheid van mensen eiste. H e t streven van de SDAP k o n H u g e n h o l t z waarderen, m a a r voor haar was de sociale kwestie vooral een b r o o d kwestie, terwijl zij voor h e m meer was: het g i n g o m een hoger peil van zedelijk en geestelijk leven, dat alleen verkregen k o n w o r d e n als de zorgen voor het alledaagse bestaan weggeno-
12 13 14 15 16
34
Onze kring, 22 februari 1896. Zie o.a. Onze kring, 7 november 1896. Redde, M.C.M. de Groot, 19, 27. Voor het volgende: Schiedamsche Courant, 28 maart 1896. Zie voor het volgende (ook voor het citaat): 'Karakterschets Ds. F.W. N . Hugenholtz jr', De Hollandsche Revue 4 (1899) 183-184.
H u g e n h o l t z als voorganger van de Protestantenbond
Afb. 2. Het echtpaar Hugenholtz, beginjaren '90 van de 19e eeuw. Foto collectie van de auteur.
m e n waren. D e onverschilligheid van de kerk voor het maatschappelijk vraagstuk h a d de voorstanders van sociale verbetering v i j a n d i g gestemd tegen de godsdienst. Heeft de maatschappij belang bij gezonde natuurlijke godsdienst, anderzijds k a n ook de godsdienst slechts winst doen met dit streven. Z e stond n u n o g teveel als een afgeleefd verschijnsel b u i t e n het volksleven: D i t is d a n ons streven, onder vrijzinnig-godsdienstigen belangstelling te wekken voor sociale rechtvaardigheid en gelijkheid, aan het godsdienstig leven nieuwen i n h o u d te geven door aan te dringen op de toepassing van onze zedelijk-godsdienstige beginselen i n de maatschappij, en het streven naar maatschappelijken vooruitgang te veredelen.
Conflicten i n de afdeling/overgang naar het socialisme D e eerste j a r e n v a n de afdeling waren er é é n van groei en saamhorigheid. D a a r zou echter alras verandering i n k o m e n . H u g e n h o l t z g i n g z i c h namelijk steeds maatschappij-kritischer opstellen en k w a m i n toenemende mate met kritiek op het kapitalisme. H i j droeg dat uit i n zijn preken, op catechisatie en i n Onze kring. H u g e n h o l t z ging beginselen verkondigen die steeds meer het socialisme benaderden, zonder z i c h overigens bij de SDAP aan te sluiten. H e t blad trok d a n ook de aandacht buiten Schiedam. Onze kring was het eerste b l a d i n N e d e r l a n d dat de christen-socialistische beginselen verkondigde. H e t werd veel gelezen en veel besproken, m e n verfoeide het of dweepte er mee. H u g e n h o l t z verwierf enige landelijke bekendheid. D e drager v a n een eerbare f a m i l i e n a a m , de voorganger van een deftige afdeling begon pro35
Hugenholtz als voorganger van de Protestantenbond
paganda te maken voor het socialisme! Bovendien kon Hugenholtz goed schrijven. Hij was vooral sterk in de polemiek. Hij noemde een kat een kat en was vlug en vaardig in zijn aanvallen. Het rapier van zijn geest was scherp en hij hanteerde het met gemak en elegantie. Hij trof raak en bleef zelf gewoonlijk kalm. Lompe uitvallen en gescheld bleven uitzonderingen. Het blad beviel vooral de jonge predikanten rond het later opgerichte blad De Blijde Wereld goed. Zij konden zich goed vinden in Hugenholtz' opvatting dat het socialisme eigenlijk een toepassing van het christendom was in het maatschappelijk leven en waardeerden zijn kritiek op het privaatbezit van de produktiemiddelen. Bij zijn aanklacht en kritiek bleef Hugenholtz bovendien uitgaan van de grondbeginselen van Jezus. De Blijde Wereld-dommees waardeerden Hugenholtz' kwaliteiten ten zeerste. In deze jaren begon Hugenholtz ervoor te pleiten, dat de NPB zich aktief met het sociale vraagstuk zou gaan bezighouden. In een discussie in De Hervorming over maatschappelijk werk verzette hij zich tegen de gedachte dat de NPB wel mocht aansporen tot deze arbeid, maar niet deze zelf hoefde te verrichten. Dit zou namelijk vallen buiten hetgeen artikel 1 van het Algemeen Reglement als doelstelling formuleerde, te weten 'de bevordering van de vrije ontwikkeling van het godsdienstig leven'. Hugenholtz wees erop, dat het verbeteren van de stoffelijke levensvoorwaarden de ontwikkeling van het menselijke in de mens, en daarna ook van het godsdienstig leven bevorderde. De Bond moest maatschappelijk werk verrichten, wilde hij recht van bestaan hebben; want geloof zonder werken had geen waarde. Veel hing volgens Hugenholtz voor de Bond en voor de maatschappij af van de beslissing of de Bond zich wel of niet met het maatschappelijk werk zou bezighouden. Hij had daarbij nog het vertrouwen dat de NPB zich hiervoor zou inzetten. Hugenholtz' uitgesproken sociale opvattingen, die duidelijk steeds meer in socialistische richting gingen, riepen bij een deel van de sterk liberaal georiënteerde afdeling steeds meer weerstand op. Er ontstonden conflicten. De bom barstte toen hij bij de kroningsfeesten in 1898 weigerde om zich aan te sluiten bij de feestvreugde en zich laatdunkend over het koningshuis uitliet, in een dienst waartoe het bestuur hem geprest had. Op een bestuursvergadering deelde men hem mee, dat onder een grote meerderheid van de leden allerlei bezwaren tegen zijn denkbeelden leefden, zodanig dat de bloei van de afdeling daardoor in gevaar gebracht werd. Hierop diende Hugenholtz zijn ontslag in. In Onze kring motiveerde hij dat als volgt: Als godsdienstig man heb ik gemeend de godsdienstig-zedelijke beginselen die onder ons worden beleden, consequent te moeten toepassen ook op maatschappelijk gebied, waar beginselen gehuldigd worden, die lijken in strijd te zijn met onze godsdienstige overtuiging. Niet een ieder die zegt Heere, Heere zal ingaan in het Koninkrijk der Hemelen, maar die daar doet den wil des Vaders, die in de Hemelen is. En: 17
18
19
Onder de gegeven omstandigheden, begrijpende dat de nodige samenwerking tussen U en U w bestuur eenerzijds en mij anderzijds ontbreekt, heb ik mijn ontslag als voorganger Uwer afdeling bij U w bestuur ingediend, in te gaan op 1 mei 1899. 20
17 De Blijde Wereld, 16 september 1904. 18 Het blad De Blijde Wereld werd mede opgericht o m de leemte ontstaan door het wegvallen van Onze kring op te vullen. Zie ook: H . J . W i l z e n , A . van Biemen, Samen op weg. Vijftigjaar ontmoeting tussen Christendom en socialisme in De Blijde Wereld en Tijd en Taak (Amsterdam 1953) 30, 37. 19 Voor het volgende: De Hervorming, 22 oktober 1898. 20 Onze Kring, geciteerd i n de Schiedamsche Courant, 16 oktober 1898, en i n De Hervorming, 22 oktober 1898.
36
H u g e n h o l t z als voorganger van de Protestantenbond
O p een reeds uitgeschreven ledenvergadering op 20 oktober werd bestreden dat een grote meerderheid van de leden bezwaar h a d tegen de voorganger. M e n meende dat H u g e n h o l t z overijld gehandeld had. I n een met 80 tegen 14 en enkele onthoudingen aangenomen motie werd het bestuur uitgenodigd H u g e n h o l t z te vragen zijn ontslagaanvrage i n te trekken. N a deze vergadering legde een deel van het bestuur dat niet aan dit verzoek wilde voldoen zijn functie neer. I n Onze kring lichtte H u g e n h o l t z zijn ontslagaanvrage nogmaals uitvoerig t o e . H i j wees op de gespannen verhoudingen. H e t bestuur h a d verschillende bezwaren tegen h e m ingebracht m a a r op de bestuursvergadering was al snel gebleken dat vooral zijn socialistisch getinte opvattingen i n het verkeerde keelgat waren geschoten. H u g e n h o l t z h a d zich hierop verdedigd: 21
22
Ik begon met te verklaren dat het w o o r d nooit over m i j n l i p p e n was gekomen i n m i j n toespraken, dat ik daar nooit propaganda h a d gemaakt voor een economisch stelsel; dat ik alleen als godsdienstig mens gemeend h a d de godsdienstige beginselen van broederschap, liefde en rechtvaardigheid, niet meer i n 't algemeen te moeten verkondigen, m a a r ook toe te passen op maatschappelijk gebied, en dat, zo m e n daartegen bezwaar koesterde, zo m e n niet wilde h o r e n van onrecht i n de maatschappij, waartegen op te k o m e n onze plicht is als godsdienstige mensen, wij van een anderen geest waren. M a a r toen zijn v e r d e d i g i n g tot een heftige woordenwisseling leidde, was het tot een getuigenis van H u g e n h o l t z gekomen: N o g wilde de voorzitter den waren toestand bemantelen. Ik g i n g toch i m m e r s zo ver niet. W a a r o p ik k r a c h t i g en beslist heb getuigd: J a , mijne heren, ik ben socialist, ik ben volbloed socialist. E n dat deed blijkbaar de deur toe. W i j stonden n o g eenige ogenblikken zwijgend tegenover elkaar. G e e n enkel w o o r d van sympathie of w a a r d e r i n g werd gesproken. V o o r deze inquisitie was de belijdenis mijner heilige overtuiging m i j n doodvonnis. Ik trok m i j n jas aan, wenste goedenavond, en vertrok. Tot slot stelde H u g e n h o l t z de zaak ten principale. H i j was n a veel studie tot zijn keuze gekom e n . W i l d e godsdienst geen holle k l a n k zijn, d a n moest m e n zich inzetten voor een mensw a a r d i g bestaan van een ieder. Is dit socialisme slecht en misdadig? Pleit het tegen een mens, tegen een predikant, dat hij een hart heeft voor wie stoffelijk en geestelijk gebrek lijden i n onze k r o m m e samenleving? H e t staat aan U , leden v a n onze afdeling, dit thans te beslissen. Ik heb mij open en zonder t e r u g h o u d i n g aan U geopenbaard. A a n U de keuze of ik U w voorganger z a l blijven of niet. O p 28 oktober v o n d een nieuwe ledenvergadering plaats. H i e r i n werd mededeling gedaan van een schrijven van H u g e n h o l t z , w a a r i n hij z i c h bereid verklaarde o m zijn ontslagaanvrage i n te trekken als de meerderheid van de ledenvergadering vertrouwen i n h e m z o u uitspreken. N a een uitgebreide en nogal tumultueuze discussie sprak de grote meerderheid van de
21 Schiedamsche Courant, 23 oktober 1898; De Hervorming, 29 oktober 1898. 22 Geciteerd i n De Hervorming, 29 oktober 1898, en 'Karakterschets', 187-188.
37
Hugenholtz als voorganger van de Protestantenbond
leden zich uit voor aanblijven: 169 stemmen voor, 41 tegen, 11 blanco en 1 ongeldig. Hugenholtz bedankte voor het in hem gestelde vertrouwen en verzocht degenen die tegen waren geweest om niet geheel uit de kerk weg te blijven. Elke veertien dagen trad er immers een predikant van elders op. Hij sprak de wens uit, dat zij door zijn daden op hun besluit zouden terugkomen. O m orde op zaken te stellen, werd een voorlopig bestuur benoemd met Hugenholtz als voorzitter, dat zou functioneren tot de ledenvergadering op 9 december een definitief bestuur zou benoemen. Het interim-bestuur stelde nieuwe statuten en reglementen op om meer eenheid in het functioneren van het bestuur te brengen en de leden meer invloed te geven. Hugenholtz noemde zich nu dus openlijk socialist, maar was nog steeds geen lid van de SDAP. Zijn inzicht was immers dat de sociale kwestie meer dan een arbeiderszaak was. Dat blijkt uit een debat met Henriëtte Roland Holst op 20 januari 1899. In het kader van een propaganda-avond in een lezingencyclus van de SDAP had deze vurige socialiste, schrijfster en dichteres een rede gehouden over het wezen van de klassenstrijd. Zij riep de arbeiders op om zich te verenigen en hun steeds zwaardere ketens af te werpen. In de discussie betreurde Hugenholtz het, dat er niet over de rijken was gesproken. Onder de bezittende klasse waren er ook, die zich schaarden aan de zijde van de arbeiders. Hij wees daarbij op de inleidster. Daarom had hij ook een woord van opwekking tot de bezittende klasse gewenst. Hugenholtz meende dat niet vijandschap of onverschilligheid hem van de SDAP scheidde, maar verschil in methode. De SDAP wilde alle socialistische krachten aan de bourgeoisie onttrekken, met als gevolg dat deze alleen door dwang, door de overmacht van de proletariërs haar klassevoorrechten op zou geven. Hij wilde door te getuigen van dezelfde beginselen als de SDAP onder niet georganiseerd bourgeois-publiek aanhangers winnen voor het socialisme. Maar als zou blijken dat dit geen resultaat zou hebben, zou hij niet aarzelen om in de rangen van de proletariërs te gaan strijden. Een dergelijk standpunt werd door de SDAP echter verworpen. Omstreeks dezelfde tijd had Troelstra, de leider van de SDAP, een felle aanval ondernomen op mensen uit de bourgeoisie die op grond van religieus-ethische inzichten tot het socialisme neigden. Troelstra meende dat mensen als Hugenholtz verwarring stichtten in de arbeiderswereld. Zij hadden een gebrekkige kennis van het maatschappelijk ontwikkelingsproces, hechtten overgrote betekenis aan de wereld der ideeën en toonden zo niet in woorden dan toch metterdaad een minachting voor de wereld van de stoffelijke verschijnselen. Daarna nam hij Hugenholtz persoonlijk onder vuur. Deze profeet noemt zich socialist. Hij heeft reeds aan vervolging van zijn klassegenoten bloot gestaan. Hij is een boeteprediker in zijn klasse. Hij wil een soort middengroep formeren. Rekent hij op veel bekeerlingen? Maar wat doet hij nu voor de organisatie van het proletariaat? Hij houdt van deze arbeid zijn handen af. Het verwijt van Troelstra kwam er dus op neer, dat Hugenholtz zich nog niet onvervaard op het standpunt van de klassenstrijd stelde en niet meewerkte aan de organisatie van de strijd van de arbeiders. En wie als 23
24
25
26
23 Schiedamsche Courant, 29 oktober 1898. 24 Schiedamsche Courant, 21 januari 1899. Terzijde: H e n r i ë t t e R o l a n d Holst-Van der Schalk was afkomstig uit een vooraanstaand Schiedams brandersgeslacht, dat ook bij de NPB was aangesloten. H a a r vader was notaris i n Noordwijk en had zo'n hekel aan het lelijke, miezerige stadje dat hij i n zijn dissertatie liet drukken 'van N o o r d wijk' i n plaats van zoals de gewoonte was 'geboren te Schiedam'. Zie: H e n r i ë t t e R o l a n d Holst-Van der Schalk, Het vuur brandde voort (Hilversum 1979 ) 11. 25 'Karakterschets', 89. 26 De sociaal-democraat, 12, 19 en 24 januari 1899. Troelstra vermeldt deze aanval i n zijn Gedenkschriften n (Amsterd a m 1932 ) 236-237. 3
3
38
H u g e n h o l t z als voorganger van de Protestantenbond
Afb. 3 . Herinneringsoorkonde, uitgereikt door de NPB, 1897, ondertekend door Hugenholtz. Foto collectie van de auteur. propagandist van de SDAP w i l d e optreden, moest de arbeidersorganisatie als wapen i n de klassenstrijd erkennen. Troelstra's impliciete wens uitgesproken i n de laatste woorden, zou al spoedig v e r v u l d worden. D e m a a n d daarop diende H u g e n h o l t z namelijk met i n g a n g v a n 1 september 1899 zijn ontslag i n bij de NPB. H i j z o u zich geheel aan de SDAP gaan w i j d e n .
27
In Onze kring lichtte hij uitvoerig zijn besluit toe. H i j h a d zijn besluit i n de eerste plaats genomen ter wille van de afdeling, die hij niet langer mocht opofferen aan zijn godsdienstige en economische inzichten. Weliswaar h a d d e n vele leden van de afdeling h e m door de crisis gevolgd, doch dit was voor een deel uit persoonlijke sympathie, deels uit liefde voor het v r i j zinnig-godsdienstig leven. Slechts een kleine k e r n g i n g bewust het door h e m ingeslagen p a d mee. D e bijval die hij gekregen h a d gold niet zijn beginselen, doch zijn persoon. H i j h a d dat destijds niet doorzien. Vervolgens ging hij op die beginselen i n : godsdienst moet heel 27
Schiedamsche Courant, 21 f e b r u a r i 1 8 9 9 .
39
Hugenholtz als voorganger van de Protestantenbond
het mensenleven beheersen en dus op elk gebied van het leven, stoffelijk zowel als geestelijk, zijn gezaghebbend woord spreken. En wanneer ik in mijn preken de brandende maatschappelijke vragen aanroer, mij altijd te moeten bepalen tot algemeenheden, die de zaak niet verder brengen, met het onaangename bewustzijn, dat ik zelfs dan aanstoot en ergernis geef aan een groot deel van mijn gehoor, is mij een gruwel geworden, dien ik niet langer kan en wil dragen. Uit liefde voor de godsdienst houd ik op langer godsdienstpredikant te zijn. Hij kondigde aan dat hij zich binnenkort bij de SDAP ging aansluiten en, na enige tijd aan rustige studie besteed te hebben, propagandist zou worden. Toen kwam het kardinale punt: hij was de bestaande klassenstrijd gaan aanvaarden. Het krachtig maken van de arbeiders achtte hij nu zijn plicht: Alleen door den klassenstrijd, door de machtsverovering van het proletariaat kan mijns inziens het onrecht van het individualisme vervangen worden door de rechtvaardigen verhoudingen van het socialisme. Het bleef echter zijn overtuiging, dat bij velen onder de bourgeoisie het besef van rechtvaardigheid en mensenliefde krachtiger werkt dan het klasse-egoïsme. Doch het socialisme moest voornamelijk van onderop, door het proletariaat, bevochten worden, al bleef de vrijwillige bekering van één lid van de bourgeoisie van grote waarde. In de ledenvergadering van 23 maart 1899 in Musis Sacrum zette hij in soortgelijke bewoordingen voor de 103 aanwezige leden zijn ontslagname uiteen. Hij sprak de hoop uit, dat men een nieuwe voorganger zou kunnen vinden, die de heengegane leden weer terug en de overigen weer tot elkaar zou kunnen brengen, en dat daardoor de afdeling weer zou opleven. De vergadering accepteerde het gevraagde ontslag en machtigde de voorzitter stappen te ondernemen om een nieuwe voorganger te zoeken. Op 17 september 1899 hield Hugenholtz zijn afscheidsrede voor de afdeling, die dus tevens zijn afscheid van het ambacht van predikant inhield. Inmiddels had men een nieuwe voorganger gevonden, D. Rook, die weliswaar geen universitaire theologische opleiding had genoten, maar zich wel de bevoegdheid had verworven voor te gaan in diensten van de NPB. Op 8 oktober 1899 deed hij zijn intrede. Ds. Stenfert Kroese uit Rotterdam introduceerde hem in een rede, waarin hij ook waardering uitte voor Hugenholtz, die zich op een wijze, als hij meende te moeten doen, doch in elk geval met toewijding, had gegeven aan zijn taak en die nu vrijwillig was heengegaan ter wille van de toekomst van de afdeling. We kunnen dus twee redenen onderscheiden voor Hugenholtz' ontslag. Het werk in de afdeling had een ernstige klap gekregen door de conflicten. Een deel van de leden bedankte voor het lidmaatschap, een ander deel bleef weg uit de godsdienstoefeningen, terwijl ook bij Hugenholtz' aanhang de fut er enigszins uitging. De inkomsten gingen hard achteruit. Zijn ontslagname was overigens voor verscheidene leden weer reden om zich als lid te laten schrappen, terwijl de overgebleven leden zich teleurgesteld en eigenlijk gegriefd voelden, omdat Hugenholtz, terwijl de afdeling in grote moeilijkheden was, opstapte. 28
29
28 Schiedamsche Courant, 7 maart 1899. 29 Rook, Uit voorbije tijden, 52.
40
H u g e n h o l t z als voorganger v a n de Protestantenbond
D e tweede reden was H u g e n h o l t z ' a a n v a a r d i n g v a n het socialisme, inclusief het standpunt v a n de klassenstrijd. Z o a l s uit bovenstaande blijkt h a d hij niet geheel het vertrouwen in de mogelijkheid v a n b e k e r i n g v a n de bourgeoisie door h e n aan te spreken op h u n moreel besef verloren, en onderkende hij de waarde ervan. Z i j n vertrouwen i n het effect v a n een moreel beroep op de gegoede burgers was m i n d e r geworden. D e geringe ontvankelijkheid van de afdeling h a d h e m hiertoe gebracht. D e r h a l v e stelde hij z i c h op het standpunt, dat nog vele j a r e n l a n g k e n m e r k e n d voor het socialisme z o u blijven, namelijk dat de maatschappelijke v e r n i e u w i n g v a n de arbeidersklasse k a n , z a l en moet k o m e n .
Hugenholtz en de Schiedamse
SDAP
3 0
Toen H u g e n h o l t z overging naar de SDAP was er n o g geen Schiedamse afdeling v a n deze partij. W e l zat deze eraan te k o m e n . E e n deel v a n de liberale kiesvereniging Schiedam r a d i c a l i seerde verder dan de lijn, zoals deze door de progressieve l i b e r a l e n was uitgezet. H u g e n h o l t z en zijn medebestuurslid J o h . P l o o y jr. waren d a a r v a n de exponenten. D a a r m e e vervulde H u g e n h o l t z een katalyserende functie i n het ontwaken v a n de arbeidersklasse i n S c h i e d a m . Daarnaast was er i n S c h i e d a m i n 1898 een Arbeiderskiesvereniging opgericht. U i t deze beide z o u de plaatselijke SDAP-afdeling ontstaan. D e wens o m een plaatselijke afdeling op te richten w e r d gevoed d o o r de landelijke SDAP. I n het kader v a n de al genoemde l e z i n g e n c a m pagne k w a m e n verschillende vooraanstaande SDAP-ers i n S c h i e d a m spreken. H e t was de bedoeling, dat er een afdeling opgericht z o u w o r d e n op een vergadering met Troelstra op 7 april 1899. D o c h z i j n u i t v o e r i g betoog en b e a n t w o o r d i n g deden de bijeenkomst u i t l o p e n tot na het middernachtelijk uur. R e d e n voor H u g e n h o l t z o m aan te kondigen, dat de SDAP wegens het late u u r een andere keer z o u w o r d e n opgericht. Z u l k s geschiedde zes dagen later, op 13 a p r i l 1899, i n een zaaltje v a n het door M . C . M . de G r o o t gestichte Volkshuis. D e veertien leden kozen J o h . P l o o y jr. tot voorzitter. W i j weten niet of H u g e n h o l t z erbij was en of hij n o g aktiviteiten o n t p l o o i d heeft i n de afdeling (de notulen uit die tijd - als deze er geweest zijn - ontbreken). D o c h dat alles was i n ieder geval v a n korte duur, want op 27 j u n i w e r d hij uitgeschreven bij het bevolkingsregister, omdat hij naar V o o r b u r g verhuisde. In zijn funktie als propagandist v a n de SDAP t r a d H u g e n h o l t z op verzoek v a n de afdeling S c h i e d a m v a n de SDAP n o g kort n a zijn vertrek, op 20 november 1900, op. D e grote zaal was tot achteraan gevuld 'door dames en heren uit alle standen en godsdienst', zoals de Schiedamsche Courant beschrijft.
31
K e n n e l i j k wilde m e n de gewezen en omstreden voorganger n o g eens
aanschouwen en horen. Z i j n onderwerp was ' C h r i s t e n d o m en Socialisme'. H u g e n h o l t z begon met een verhaal over de wereldtentoonstelling i n C h i c a g o uit 1893, die hij toen bezocht h a d . E r was daar een zaal met schilderijen v a n J e z u s te zien geweest, die niets zoetelijks h a d d e n gehad, m a a r alle het idee v a n de dienende liefde tot u i t d r u k k i n g h a d den gebracht. A l s die opvatting overal i n de harten v a n de mens z o u z i j n doorgedrongen, d a n z o u een onderwerp als vanavond niet meer n o d i g zijn. H i j riep vooral de confessionele arbeiders op o m z i c h te voegen bij het socialisme, dat mogelijk wilde gaan m a k e n wat het c h r i s t e n d o m voorstond, m a a r dat onder het op e g o ï s m e gebaseerde kapitalisme niet mogelijk was. D o o r de strijd v a n de arbeiders moest het socialisme bereikt w o r d e n .
30 Zie: J . J . van den Horst, Geen ideaalmenschen. De Schiedamsche SDAP tot 1917 (Schiedam 1984) 25-27.
31 Schiedamsche Courant, 29 november
1900. 41
H u g e n h o l t z als voorganger van de
Protestantenbond
Afb. 4. F.W.N. Hugenholtz omstreeks 1920. Foto collectie van de auteur.
Verdere levensloop H u g e n h o l t z h a d een grote stap gedaan. H i j h a d gebroken met zijn m i l i e u v a n herkomst, een vaste baan opgegeven voor de laag betaalde baan van propagandist en gekozen voor een leven v a n strijd. H i j h a d n u het v o o r n e m e n o m een A r b e i d e r s k e r k op te r i c h t e n . D e gedachte van de A r b e i d e r s k e r k was gebaseerd op de gedachte, dat de arbeidersbeweging een godsdienstige beweging was. Z e was i n N e d e r l a n d g e ï n t r o d u c e e r d door de uit S c h i e d a m afkomstige E m i l i e C h a r l o t t e K n a p p e r t (1860-1952), religieus-socialiste en later é é n v a n de grondlegsters van het maatschappelijk werk i n N e d e r l a n d . H u g e n h o l t z h a d al eerder zijn sympathie uitgesproken voor deze gedachte. 32
H u g e n h o l t z bleef dus een v e r b i n d i n g leggen tussen religie en socialisme, al h a d hij zijn vertrouwen i n de gevestigde kerk opgegeven. W e d e r o m k l o m Troelstra i n de p e n o m h e m te kapittelen. H i j wees erop dat de SDAP zich nooit h a d uitgesproken over H u g e n h o l t z ' p l a n nen. A l s hij voornemens h a d moest hij die voor het forum van de partij brengen. H i j beschuldigde H u g e n h o l t z van heethoofdigheid, die n o c h zijn p l a n n o c h de partij ten goede k o n komen. M e t andere woorden: H u g e n h o l t z moest z i c h h o u d e n aan de partijdiscipline. H e t is H u g e n h o l t z niet gelukt o m de A r b e i d e r s k e r k van de grond te krijgen, n o c h o m Onze kring, die dit streven moest ondersteunen, i n stand te houden. D e z e m i s l u k k i n g deed h e m volkom e n breken met het christelijk geloof. H i j heeft z i c h er niet meer mee beziggehouden. Typerend is dat i n de burgerlijke stand voortaan v e r m e l d werd dat hij geen godsdienst had. Z i j n echtgenote en drie k i n d e r e n werden wel als H e r v o r m d vermeld. 32 Voor het volgende: 'Karakterschets', 42
191-192.
H u g e n h o l t z als voorganger van de Protestantenbond
I n de SDAP maakte hij snel c a r r i è r e .
33
I n 1900 verhuisde hij naar H a a r l e m , waar hij v a n
1901-1907 l i d was v a n de gemeenteraad. I n 1908 vertrok hij n a a r Z a n d v o o r t en was vervolgens, v a n 1910 tot 1920, i n D e n H a a g woonachtig waar hij weer raadslid was v a n 1913-1919. D a a r n a verhuisde hij naar U t r e c h t . I n 1901 werd hij ook i n de Tweede K a m e r gekozen voor het district Weststellingwerf. H o e w e l hij geen echte districtvertegenwoordiger was, hij was n o c h Fries n o c h woonachtig i n of i n de nabijheid v a n zijn district, genoot hij toch voldoende populariteit. H i j werd steeds ruimschoots herkozen. D e politieke tegenstellingen i n zijn district waren scherp. Z o is zijn rijtuig tijdens een bezoek eens met stenen bekogeld. Naast zijn K a m e r l i d m a a t s c h a p v o o r z a g hij o.a. i n zijn levensonderhoud als verzekeringsagent bij de C e n t r a l e A r b e i d e r s Verzekerings- en Depositobank. I n de K a m e r was H u g e n h o l t z een m a r kante persoonlijkheid, die echter bepaald niet geliefd was onder zijn tegenstanders. H i j was zeer correct i n zijn spreken, naar v o r m en i n h o u d goed gedocumenteerd. H i j was echter ook een temperamentvol mens die zei waar het op stond. H i j k o n sarcastisch zijn en h o n e n d l a chen. Veel o p z i e n baarde zijn optreden i n 1903 tijdens de spoorwegstakingen toen hij eigenm a c h t i g als stationschef optrad op het station i n H a a r l e m . M e n noemde h e m toen wel spottend de 'rode stationschef'. B o v e n d i e n g i n g hij i n datzelfde j a a r een m a a n d de gevangenis i n wegens o p r u i i n g v a n m i l i t a i r e n . I n de K a m e r waren justitie en gevangeniszaken alsmede m i l i t a i r e zaken zijn specialisme. H i j heeft tegen veel weerstanden i n z i c h ten zeerste ingezet voor de verbetering v a n het strafstelsel. D a a r l a g zijn grootste hartstocht. Behalve v i a zijn K a m e r o p t r e d e n en bevorder i n g v a n wetgevende arbeid, was hij ook daarbuiten aktief. I n 1913 werd hij l i d v a n het algemeen college v a n toezicht op het rijks-, tucht- en opvoedigswezen. I n 1916 werd hij ambtenaar voor de reclassering i n D e n H a a g en d a a r n a i n U t r e c h t . Z i j n belangstelling voor het gevangeniswezen en de reclassering deelde hij met zijn vrouw, die h e m niet i n zijn politieke overtuiging was gevolgd. Z i j bleef een overtuigd l i b e r a a l . M a a r doordat zij een h a r m o n i e u s huwelijk hadden, werkte dit ideologische verschil niet o n t w r i c h t e n d op het gezinsleven. Toen ze i n D e n H a a g woonden, kreeg ze toestemming o m i n de cellen de gevangenen te bezoeken. I n U t r e c h t kreeg ze daar, tot haar grote verdriet, geen toestemming voor. Z e g i n g toen r o n d schrijfbrieven voor gevangenen schrijven. H e t gezin H u g e n h o l t z h a d verschillende m a l e n ex-gevangenen tijdelijk i n huis, waaronder een keer ook een moordenaar. H u g e n h o l t z en zijn v r o u w pleitten voor meer mededogen voor (ex-)gevangenen en vestigden de aandacht op de noodzakelijkheid de omstandigheden w a a r i n mensen opgroeiden te verbeteren. O p het gebied van de m i l i t a i r e aangelegenheden heeft H u g e n h o l t z zich ingezet o m de arbeidsomstandigheden en de rechten v a n m i l i t a i r e n te verbeteren. H i j was een geharnast bestrijder v a n de vlootpolitiek. Z i j n brochure Het Militarisme in de Tweede Kamer (1913) was een uitgebreid betoog tegen de oorlogsuitgaven, al was H u g e n h o l t z geen pacifist. Hij speelde een voorname r o l i n het debat over de voorstellen v a n het k a b i n e t - R u y s de Beerenbrouck i n 1923 o m de oorlogsvloot sterk uit te b r e i d e n .
34
33 Zie voor het volgende o a.: W. H . V l i e g e n , Die onze kracht ontwaken deed. 1 (Amsterdam z.j. 1924) 440-441; J . H . Schaper ' F . W . N Hugenholz', i n : Socialistische Gids (1924) 544-549; J . J . K a l m a , 'Frederik Hugenholtz solidair met de uitgestotenen' Leeuwarder Courant, 21 november 1977; alsmede modelinge mededelingen van mevrouw M . Fentener van Vhssmgen-Hugennoitz. 34 H e n r i J . G . Beunders, Weg met de vlootwet. De maritieme bewapeningspolitiek van het kabinet Ruys de Beerenbrouck en het succesvolle verzet daartegen in 1923 (Bergen 1984) 182 e.v.
43
Hugenholtz als voorganger van de Protestantenbond
Tijdens de behandeling van de Vlootwet was zijn gezondheid al slecht. Het hele gebeuren maakte hem volstrekt overwerkt. Daardoor had hij ook geen weerstand tegen de griep. Na een langdurig ziekbed overleed hij op 13 mei 1924 te Utrecht. In zijn intense leven had hij te veel van zichzelf gevergd. Hij was reeds van plan om zich bij de Tweede Kamerverkiezingen niet meer herkiesbaar te stellen, lid te worden van de Eerste Kamer en zich geheel te gaan wijden aan de reclassering. Zijn vrouw overleefde hem bijna 19 jaar. Zij overleed op 17 maart 1943. Zoals gezegd: Hugenholtz was een man van grote hartstocht met vele tegenstanders, maar niemand kon zijn oprechtheid en waarheidstrouw ontkennen voor de zaak waarvoor hij stond: het socialisme en zijn liefde voor het vertrapte proletariaat.
44