Functiebeschrijving : Chef - Kok Wat is het doel/de bestaansreden van de functie? : De kok plant, coördineert en geeft leiding aan alle activiteiten in de keuken van het woonzorgcentrum. Hij/zij biedt functionele ondersteuning aan het woonzorgcentrum door middel van een consistent en proactief beleid binnen de keuken.
1.RESULTAATGEBIEDEN
2.KERNTAKEN
3.KRITISCHE SUCCESFACTOREN
Op welke (brede) domeinen levert u resultaten aan de externe of interne klant en welk resultaat dient gerealiseerd te worden in ieder gebied?
Welke zijn de belangrijkste taken die je in ieder domein moet opnemen?
Hoe weet je dat deze taak op een goede manier is opgenomen, of wat moet het concreet resultaat zijn?
Beleidsuitvoering
•
•
Ervoor zorgen dat medewerkers op de hoogte zijn van de missie en de meerwaarde die binnen het team moet geleverd worden Zorgen voor voortgangscontrole van tijdsinvulling en taakuitvoering
•
Toekennen van verantwoordelijkheden, rollen en/of projectcoördinatie ten aanzien van planning, roostering, inzet personeel
•
Bewaken van de relevante prestatie-indicatoren en kwaliteit van de geleverde diensten, in het bijzonder HACCP-, veiligheids- en hygiënevoorschriften Bijsturen van de dagelijkse werking Leveren van bijdragen aan het beleid, vanuit de eigen vakdiscipline onder andere via deelname aan stafoverleg Zorgen voor de implementatie van de genomen beleidsbeslissingen Nagaan van behoeften en verwachtingen van de bewoners
• •
•
•
Aangepaste, gevarieerde en tijdige maaltijden die voldoen aan hygiëne- en veiligheidsnormen
Organiseren
•
•
•
•
•
Opvolgen en rapporteren
Opmaken van een transparante werkplanning, werkverdeling en uurroosters Continu bijsturen en optimaliseren van bestaande processen Zorgen voor efficiënte werkmethoden en procedures en voor de instructie daarvan aan medewerkers Zorgen voor de praktijkopleiding van (nieuwe) werknemers met betrekking tot kwaliteit, hygiëne, veiligheid en dergelijke Voorstellen doen en implementeren van verbeteringsvoorstellen
Efficiënte planning Personeelstevredenheid Proces optimalisatie Verbeteringsvoorstellen
•
Communiceren van best practices
•
In kaart brengen van veranderingen en aanpassen van de dienstverlening
•
Organiseren van vergaderingen en overlegmomenten
•
Sturing geven aan het verzamelen van informatie
Periodieke rapportage
•
Analyseren en verklaren van afwijkingen
Correcte opvolging gestelde kwaliteitsnormen
•
Toezien op de naleving van de voorschriften op gebied van veiligheid, HACCP zowel in de keuken als in verbruikerszalen op afdelingsniveau
Duidelijke communicatiekanalen hanteren
•
Behandelen van vragen, klachten, problemen
•
Ervoor zorgen dat informatie vlot doorstroomt binnen het team en naar de interne klanten
People management, communiceren en betrokkenheid creëren
•
•
Aansturen van de medewerkers binnen het team Toekennen van verantwoordelijkheden
•
Zorgen voor een goed arbeidsklimaat: motiveren en stimuleren van engagement
•
Inspirerend coachen en ontwikkelen van medewerkers
•
Geven van adequate en duidelijke feedback
•
Het tonen van gepaste waardering bij realisaties van medewerkers
•
Zorgen dat medewerkers een cultuur van respectvolle communicatie hanteren
•
Houden van functioneringsgesprekken en evaluatiegesprekken
•
Samenstellen en aanpassen van performante en evenwichtige teams
•
Aanpassen van de teamsamenstelling, opdrachten en verantwoordelijkheden van medewerkers in functie van veranderende vereisten en stimuleren van een klimaat van continue verbetering
Geplande functioneringsen evaluatiegesprekken Tijdige en correcte communicatie
Expertise
• •
• • • •
•
•
Actief meewerken in het kookproces Het opvolgen en controleren van de schoonmaak Kennis overbrengen Voorbeeldgedrag stellen Gevarieerde, gezonde menu’s samenstellen Bewaken van het verantwoord gebruik van grondstoffen
Opmaken van de dagelijkse bestellingen
•
Zorgen voor de ontvangstcontrole en protesteren bij afwijkingen Productenkennis, zowel van ingrediënten als van onderhoudsproducten Opvolging dieetvoorschriften Inventief omgaan met bereiding van Fingerfood en Soft voeding Oog hebben voor de presentatie van de maaltijden
• •
•
Up-to-date productkennis Gevarieerde menu’s Aangepaste bereidingswijzen
Controleren van de opgeslagen grondstoffen, bewaken van de doorstroming en de juiste verwerking ervan Plannen van de hoeveelheden van de voor te bereiden producten (Voorraadbeheer)
•
•
Efficiënt stockbeheer
PLAATS IN DE ORGANISATIE :
Rapporteert aan: Directeur woonzorgcentra
CRITERIA VOOR DE FUNCTIE Diploma : kok grootkeuken Kennis : Talen :
functionele kennis management grootkeuken, HACCP wetgeving niet van toepassing
Ervaringsduur : Minimaal 5 jaar relevante werkervaring in leiding (groot)keuken Inwerkperiode : 6 maanden
Competentieprofiel • Klantgerichtheid • Samenwerken | Werken in team • Resultaatgerichtheid • • •
Aansturen van medewerkers Plannen en organiseren Delegeren aan medewerkers
• • •
Functionele expertise Kwaliteitsgerichtheid Hanteren van conflicten
1. Klantgerichtheid Het vermogen om de ( interne en/of externe) klant op de eerste plaats te stellen, aan zijn noden tegemoet te komen en een goede service te leveren.
-1
0 1
2
3
• Onderneemt geen actie om de tevredenheid van de interne of externe klant te bevorderen, zelfs niet indien er uitdrukkelijke en duidelijk geformuleerde klachten of problemen zijn. • Levert een dienst rekening houdend met de gevraagde service. • Behandelt uitdrukkelijke klachten volgens de afgesproken richtlijnen. Onderneemt actie om de klant tevreden te stellen. Houdt de klant op de hoogte van de stand van zaken. Zorgt ervoor dat klachten worden opgelost. Neemt initiatief om tegemoet te komen aan klantenbehoeften, ook wanneer hierbij andere personen of afdelingen betrokken zijn. • Anticipeert op problemen met het oog op een samenwerking die de korte termijn overstijgt. • Evalueert zelf op een permanente en diepgaande wijze de samenwerking met de klant in het kader van een partnership. • Spoort anderen in zijn omgeving aan om klanttevredenheid te bevorderen. • • • •
2. Samenwerken Het vermogen om actief samen te werken met de collega’s teneinde resultaten te halen en bij te dragen tot een positief klimaat in de groep.
• werkt niet samen met collega’s.
-1
• Is vaak de oorzaak van onderlinge problemen of misnoegen. • Levert nauwelijks persoonlijke inspanning om de vooropgestelde groepsdoelstellingen te bereiken. • Werkt samen met de collega’s.
0
• Helpt anderen en deelt nuttige informatie wanneer deze erom vragen. • Respecteert de genomen groepsbeslissingen en steunt deze. • Levert zijn deel van het groepswerk.
1
• Geeft - wanneer erom gevraagd wordt - nuttige input aan de anderen om tot gezamenlijke resultaten te komen. • Is loyaal tov groepsbeslissingen, zelfs wanneer deze niet stroken met de eigen mening. • Integreert zich in de groep.
2
3
• Denkt spontaan mee; geeft zijn mening en levert nuttige bijdragen om het gezamenlijk resultaat zo effectief en efficiënt mogelijk te bereiken. • Waardeert de bijdragen van anderen waardoor deze gestimuleerd worden actief deel te nemen aan het groepsproces. • Speelt een centrale rol in het bewerkstelligen van een vertrouwensklimaat in de groep en promoot de groep naar derden toe. Stimuleert enthousiasme door anderen te waarderen en successen te erkennen. Werkt aan het voorkomen en beheersen van conflicten.
3. Resultaatgerichtheid Het vermogen om zich doelgericht en op een vastberaden en volhoudende wijze in te zetten om de vooropgestelde resultaten te behalen.
• Is snel tevreden, ook wanneer de beoogde resultaten niet worden bereikt. • Geeft vlug op bij moeilijkheden of tegenstand.
-1
• Toont - mits gerichte sturing - de nodige inzet om te werken naar de vooropgestelde doelen.
0
• Geeft niet op bij kleine moeilijkheden. • Blijft het vooropgestelde doel nastreven. • Zoekt (in overleg) naar oplossingen om eventuele knelpunten of weerstand uit de weg te ruimen.
1
• Werkt taken tijdig af. • Neemt vastberaden en aanhoudend actie om hindernissen uit de weg te ruimen die het vooropgestelde resultaat in de weg staan.
2
• Zoekt zelf andere oplossingen en heeft duidelijk zicht op de methode om de doelstellingen te realiseren. • Bijt zich vast en levert doorgedreven inspanningen over langere periodes om de vooropgestelde doelstellingen te overschrijden.
3
• Volgt de eigen prestaties en/of teamresultaten op en stuurt bij waar nodig.
4. Aansturen van medewerkers Het vermogen om richting en sturing te geven aan een individuele medewerker in het kader van diens taakvervulling.
-1
• • • • •
0 •
1
• • •
2
3
Doet niet aan individuele sturing. Enkel agenda’s, taken, opdrachten … worden doorgegeven. Geeft niet steeds alle informatie door die van belang is voor de uitvoering van de taken van de medewerker. Volgt soms de resultaten op, zij het te weinig systematisch om tijdig te kunnen bijsturen. Geeft een duidelijke beschrijving van het takenpakket van de medewerker. Volgt de resultaten op, om tijdig te kunnen bijsturen. Bepaalt voor elke medewerker concrete en uitdagende doelen. Verifieert of de medewerker over de nodige competenties en middelen beschikt om zijn doelen te kunnen bereiken. Volgt systematisch de prestaties van de medewerker op.
•
Bouwt feedbackmechanismen in; stuurt gericht en tijdig bij indien prestaties of gedrag ontoereikend zijn.
•
Daagt de medewerker uit met de bedoeling hem tot betere prestaties te brengen. Bekijkt samen met de medewerker hoe zijn eigen functioneren kadert in de groepsdoelstellingen en geeft hierbij ook duidelijke grenzen aan.
•
5. Plannen en organiseren Het vermogen om structuur te brengen in tijd, ruimte en prioriteiten. De benodigde acties opzetten evenals de middelen aanreiken en beheren om de vooropgestelde doelen te bereiken.
-1
0
1
2
3
• Slaagt er niet in een geheel van activiteiten en middelen te plannen en efficiënt in te zetten. • Legt niet de juiste prioriteiten, werkt niet naar een concrete doelstelling. • Ziet op korte termijn vooruit. • Zorgt voor de aanwezigheid van de nodige middelen voor het efficiënt uitvoeren van het eigen takenpakket. • Houdt rekening met de beschikbaarheid van werkmiddelen en met de agenda's van anderen bij het plannen van werkzaamheden. • Werkt met veranderende prioriteiten, maakt onderscheid tussen dringendheid en belangrijkheid, en past aanpak hieraan aan. • Beheert in functie van de korte en middellange termijn beschikbare resources en workflow en past vlot prioriteiten aan. • Stelt een gestructureerde planning op, rekening houdend met middelen en mankracht en realiseert een systematische voortgangscontrole. • Beheert optimaal de beschikbare resources rekening houdend met lange termijn vooruitzichten. • Anticipeert hierbij op externe factoren, voorziet knelpunten en zorgt voor alternatieven.
6. Delegeren aan medewerkers Het vermogen om taken, beslissingsbevoegdheden en verantwoordelijkheden op duidelijke wijze toe te wijzen aan de juiste medewerkers om een takenpakket tijdig en doeltreffend tot een goed einde te brengen.
-1
• Vertrouwt geen taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden toe aan collega’s/medewerkers of overdelegeert zonder de nodige ondersteuning te bieden. • Werkt hierdoor niet efficiënt.
0
• Delegeert taken uit noodzaak (bv eigen overbelasting). • Geeft de nodige instructies, maar blijft vaag over de verwachtingen (output, deadlines, wat, hoe, wanneer, waarom, wie). • Houdt beslissingsbevoegdheid in eigen handen. • Volgt de resultaten sterk controlerend of helemaal niet op.
1
• Delegeert verantwoordelijkheden op basis van beschikbaarheid / agenda van anderen. • Houdt de eindbeslissingsbevoegdheid deels in eigen handen. • Volgt de gedelegeerde verantwoordelijkheden ad random op.
2
• Delegeert taken, verantwoordelijkheden en de bijhorende beslissingsbevoegdheden, rekening houdend met de capaciteiten en interesses van de medewerker. • Geeft de nodige instructies en verduidelijkt de verwachtingen, alsook de omvang en grenzen van de gedelegeerde verantwoordelijkheden.
3
• Zorgt voor een optimale afstemming tussen de capaciteiten van de medewerker en de complexiteit van de taak. • Expliciteert spontaan en op een duidelijke manier de verwachtingen en volgt de gedelegeerde verantwoordelijkheden op een gestructureerde wijze op.
7. Functionele expertise De mate waarin men beschikt over de functiegebonden kennis (inhoudelijk, professioneel, management,…) om succesvol te zijn. De gedrevenheid om deze expertise te gebruiken, op peil te houden, uit te breiden.
-1
• Heeft onvoldoende kennis om de eigen taken op een effectieve wijze aan te pakken. • Doet onvoldoende inspanningen om bij te leren.
0
• Beschikt over het niveau van kennis en expertise om dagelijkse taken aan te kunnen. • Consulteert de juiste informatiebronnen.
1
• Bezit de expertise om efficiënt het hoofd te bieden aan alle situaties binnen de functie. • Houdt de eigen expertise op peil. Heeft oog voor nieuwe informatie en interpreteert deze naar de eigen functie toe.
2
• Heeft op vlak van expertise een voorsprong. • Is steeds op zoek naar nieuwe informatie om zijn vakkennis te vergroten en deze toe te passen.
3
• Streeft er voortdurend naar zich te vervolmaken (inhoudelijk, professioneel, management, …). • Speelt gericht in op raakvlakken met andere kennisdomeinen. • Kan op verschillende gebieden werken.
8. Kwaliteitsgerichtheid Het engagement om kwaliteitsvolle producten of diensten te leveren en te streven naar voortdurende verbetering.
-1
• Toont geen kwaliteitsgericht gedrag. • Heeft weinig oog voor de kwaliteit van geleverde output en/of het gevolgde proces. • Is snel tevreden met het bereikte resultaat en de gevolgde aanpak.
0
• Volgt over het algemeen de kwaliteitsafspraken indien hij/zij hierop gewezen wordt. • Vermijdt afwijkingen van de kwaliteitsnorm.
1
• Controleert het eigen werk op de kwaliteitsnorm. Vraagt input en feedback aan anderen omtrent de kwaliteit van het eigen werk of de eigen aanpak. Sensibiliseert anderen om de kwaliteitsnormen te volgen.
2
• Onderneemt concrete acties om de kwaliteit binnen het eigen werkgebied / de eigen afdeling te verhogen. Ziet erop toe dat anderen in hun werk de kwaliteitsnormen halen en treedt waar nodig corrigerend op.
3
• Kijkt verder dan de bestaande kwaliteitsnormen. Ontwikkelt en/of implementeert verbetervoorstellen. Pakt kwaliteitsproblemen op een structurele manier aan. Volgt de actuele trends en methodes op vlak van kwaliteit.
9. Hanteren van conflicten Het vermogen om conflicten op te merken en deze objectief te benaderen. Het bespreekbaar maken van het conflict en het aanreiken van aanvaardbare oplossingen voor beide partijen om te komen tot een win-win situatie.
-1
• Voelt conflict niet aan en/of negeert het. • Reageert agressief en gaat in de verdediging.
0
• Erkent dat er een conflict is en is bereid om het te bespreken.
1
• Staat open voor tegengestelde standpunten en benadert conflicten op een actieve en effectieve wijze.
2
• Stimuleert het open bespreken van tegengestelde meningen. Slaagt er in alle partijen terug tot samenwerking te brengen.
3
• Voorkomt conflicten door tegengestelde meningen of sluimerend ongenoegen tijdig op tafel te krijgen. • Bedaart de gemoederen bij hoogoplopende conflicten en komt tot een win-win situatie.