INGANG VAN HET KOOR
FOTO C. VREEDENBURGH Jr.
INTERIEUR NA DE RESTAURATIE
INTERIEUR NA DE RESTAURATIE
AFGIETSEL VAN EEN KAPITEEL VAN DE HALVE KOLOM TEGEN DEN WESTMUUR VAN HET ZUIDERTRANSEPT FOTO C. VREEDENBURGH Jr.
bleef dringend noodig. Toch mag ernstig worden betwijfeld, of tot deze zou zijn overgegaan, indien de architect, de heer B. Hooykaas Jr. niet in zijn jaarlijksche rapporten had gewezen op den onhoudbaren toestand der kerk, voornamelijk der glasramen, die bezwaarlijk den druk van een storm konden doorstaan. Ten slotte verklaarde hij de verantwoordelijkheid niet langer te kunnen dragen en een paar hevige stormen, die groote gedeelten der ramen vernielden, bevestigden zijn woord. De herstelling was dringend noodig. Hoe groot de kosten ook mochten zijn, de hand moest aan 't werk geslagen en de eerste zeer belangrijke bijdrage voor den gewichtigen arbeid werd geschonken door den architect, die aanbood zijne diensten belangeloos te verleenen. Besloten werd allereerst de ramen te herstellen en dat te doen met eenvoudig getint glas; alleen in de kopstukken zou tusschen het traceerwerk gekleurd glas worden aangebracht. De opdracht aldus de ramen te herstellen, werd gegeven aan de firma Schouten te Delft, die meer heeft gedaan dan waartoe zij verplicht was, en de eentonigheid der vakken heeft gebroken door het aanbrengen van in kleuren uitgevoerde medaillons. De Vereeniging tot bevordering van het vreemdelingenverkeer in Rotterdam gaf een teeken van hare belangstelling in het werk, door de kerk een fraai gebrandschilderd glas te vereeren ter herinnering aan de geboorte van H. K. H. Prinses Juliana. Een schoon geschenk, dat echter deed denken aan de zijden kousen, door een vereerster, in den tijd toen de predikanten nog kuitbroeken droegen, aan haar dominee geschonken, welke kousen hem noopten een geheel nieuw ambtscostuum aan te schaffen, dat den schraalbezoldigden voorganger leelijk in de schuld bracht. Bij zulk een geschenk kon toch de herstelling niet al te sober worden opgevat. Zouden vreemdelingen de Groote Kerk met belangstelling bezichtigen, dan behoorde ook heel wat te worden opgeruimd en hersteld, dat smakelooze nuttigheidszin had aangebracht of bedorven. Zonder schulden te maken, kon dit werk niet geschieden, doch dat niet meer behoefde geleend te worden dan f 40.000 voor een werk, waaraan van rijk, provincie, noch gemeente eenige subsidie werd verleend en dat over de twee en een halve ton heeft gekost, is te danken geweest aan bijdragen door grooten en kleinen geschonken ; aan den lust bij velen opgewekt om de kerk een blijvende 71
gedachtenis te vereeren en ook nog aan de volgende omstandigheid. De Prinsenkerk en het oude Schotsche kerkje waren verkocht. Ter vervanging van de Prinsenkerk moest een nieuwe en beter gelegene worden gesticht. De buitengewone weldadigheidszin van een drietal ongenoemden deed de Koninginnekerk verrijzen, zonder dat het geld, voor de Prinsenkerk ontvangen, behoefde te worden aangesproken, waardoor een niet onbeduidende som aanwezig was voor het herstel van de Groote Kerk. Van deze som moest echter allereerst een aanmerkelijk deel gebruikt worden voor een nieuw Kerkeraadsgebouw, dat in den Oppert het te kleine verving. Het bleef dan ook een waagstuk voor Gecommitteerden om den geldelijken last der herstelling te aanvaarden ; maar zij vertrouwden, dat, zoo het werk werd begonnen, de lust om dit werk te steunen, zou groeien. Dit geschiedde ook. Bij zijn honderdjarig bestaan schonk het college van collectanten en oud-collectanten een raam aan de kerk. De heer A. Lipjes volgde met een schoone voorstelling van het laatste avondmaal, vervaardigd in zijne ateliers naar het ontwerp van den heer Blom. Gecommitteerden bleven persoonlijk niet achter en schonken een raam ter herinnering aan het herstel van Neerlands onafhankelijkheid. Tot het eind der herstelling toe zijn zoodanige geschenken dankbaar aanvaard. Toen de benedenramen in het koor en die in de kapellen en den westelijken gevel waren hersteld, brak de tijd aan, waarop ter wille van de restauratie het kerkgebouw aan den gewonen dienst moest worden onttrokken. Van 1 Augustus 1914 —15 Juli 1915 stonden de godsdienstoefeningen stil. In dien tijd is een groot werk verricht. Om de beteekenis daarvan te verstaan, moeten wij met enkele woorden mededeelen, hoe de kerk er voor deze laatste groote herstelling uitzag. Het gewelfvormig plafond was met vijf dikke verflagen bedekt, de laatste had een bruingele kleur. Van de achttien ramen in het middenschip waren de onderste rijen ruiten dichtgemetseld, 't Was geschied om een dakgoot te leggen, die bij zwaren sneeuwval en daarop volgend dooiweer het water op voldoende wijze kon afvoeren. Een nuttig doel, dat, gelijk wel gebleken is, ook op andere wijze kon bereikt worden, zonder dat aan de ramen een leelijke gedrongen vorm werd gegeven. 72
Een tiental ramen was geheel dichtgemetseld. Dat dit met een achttal reeds vrij vroeg is geschied, blijkt uit een fraai schilderij van De Lorme. Een reproductie van dit stuk is afgedrukt in het tweede deel van „Rotterdam in den loop der eeuwen". De galerij, aan de noordzijde in de kerk getimmerd, liep voor de bogen der kapellen heen en onttrok de lijnen dier bogen aan het oog. Vóór de basementen der zuilen aan de noordzijde van het middenschip was houtwerk aangebracht, zoodat die zuilen den indruk maakten van eerst op de banken te beginnen, zeer tot schade hunner rijzigheid. De timmerman, die dit werk indertijd verrichtte, had niet geschroomd stukken van de zandsteenen basementen af te kappen ter wille van zijn planken. De kapellen aan de zuidzijde waren door onooglijk timmerwerk veranderd in evenzooveel vertrekken, die als collectanten- en predikantskamer of bergplaats dienst deden. Het middenschip der kerk werd omsloten door weinig fraaie schotten en ook waren de ruimten naast het orgel van de kerk afgeschoten. Voor de deuren in noorder- en zuidertransept bevonden zich onooglijke tochtportalen. Al dit houtwerk was lichtgeel geverfd evenals het meubilair der kerk. Het fraaie beitelwerk van den kansel had onder dikke lagen vernis zijn kantigheid en kleur geheel verloren. In het koor der kerk stond een drietal oude banken, wier schoonheid vermoed, niet gezien kon worden, dank zij zorgvuldige behandeling met vernis en verf. Hiermede zijn de meest in het oog vallende ontsieringen genoemd; dat er nog vele andere gebreken waren, is licht te begrijpen. Nadat de kerk buiten dienst was gesteld, werd het houten, gewelfvormig plafond met de binten en spanten onder handen genomen. Nu bleek, hoe noodig het aangevangen werk was. Een groot deel van het oude eikenhout der kapconstructie was in voortrefFelijken staat en hard als ijzer; maar ook bleken enkele stukken nagenoeg geheel verteerd. Gedeelten van het kruisspant, dat een der steunpunten vormde voor het angelustorentje, waren geheel vergaan. Door middel van ijzerconstructie, aangevuld met het noodige houtwerk, werd nieuwe kracht gegeven aan de dragende deelen. 73
De voet der kap van het middenschip moest grootendeels worden vernieuwd; noodig bleek dit ook voor de in de muren liggende einden der gebinten. Een karbeel bij het orgel ter dikte van 48 tot 60 c.M. was geheel verteerd. Van deze gebreken waren enkele bekend, werden sommige vermoed, op andere was allerminst gerekend en die deden de kosten der herstelling belangrijk stijgen. Het kerkgewelf werd, nadat de dragende en steunende gedeelten waren gesterkt, ontdaan van zijn vijfdubbele verflaag. Dit gewelf, van eikenhout vervaardigd, was op verschillende plaatsen met vurenhout opgelapt; in de zijbeuken vond men uitsluitend deze houtsoort. Dit alles werd nu in eikenhout hersteld. Zooals uit een in het museum Boymans bewaard schilderij van De Lorme blijkt, was het gewelf versierd met schilderwerk; fragmenten daarvan werden bij het schoonmaken teruggevonden en bevestigden den bouwmeester in zijn voornemen om wulfstralen en rosetten weer in kleuren en goud te doen prijken. Als overgang van de sterke kleur naar het effen eikenhout werd schablonenversiering aangebracht. In het gewelf werd, ter verlichting van het orgel, een tweetal warmkleurige vensters geplaatst. De acht ramen in het noorder- en zuidertransept, die in den loop der tijden waren toegemetseld, werden weer in hun oorspronkelijken toestand teruggebracht; waardoor een veel schoonere lichtwerking werd verkregen, dan die aldaar was ontstaan, 't Was alsof de dood verjaagd was uit die beide transepten, toen het spel der zonnestralen weer gleed langs de diepe bogen. Het tweetal kleine ramen in den westelijken gevel liet men, met het oog op den toestand der muren naast den toren, waarin nog steeds werking wordt waargenomen, in den toestand waarin zij waren. De ramen in het schip der kerk, van welke ruiten waren toegemetseld en die daardoor een leelijken gedrongen vorm hadden gekregen, werden in hun ouden vorm hersteld en evenals de andere ramen gevuld met gebrandschilderd glas. De architect schonk voor het middenraam in het hoogkoor een venster voorstellende Christus, die zegt: „Komt allen tot Mij, die vermoeid en belast zijt en ik zal u rust geven." Voor de zoogenaamde nonnengangen in het koor en midden74
schip der kerk waren nooit de deze gangen afsluitende triforiums aangebracht. Het oog, gewend in andere kerken deze de stemming verhoogende en door de constructie geëischte balustrade te zien, vond hier een onbevredigende en onredelijke holte. Thans is dat anders geworden. In soberen vorm zijn de triforiums van zandsteen aangebracht. Daar in den muur de profileering der dekstukken was aangegeven, kon eenigszins bevroed worden, hoe de bouwmeester der kerk zich die balustrade had gedacht en werd zij in dien geest vervaardigd. Of de beide groote, twintig meter hooge ramen in noorder- en zuidertransept met gebrand glas zouden worden gevuld, bleef een vraag. Hun fraaie vormen lokten er toe uit; de kosten schrikten af. Toen heeft mevrouw de wed. A. van Vollenhoven-Van Staveren het hoffelijk aanbod gedaan om, ter nagedachtenis aan haren overleden echtgenoot, voor een der ramen het glas te schenken met eene voorstelling van de bergrede. Het gracieuse geschenk werd gaarne aanvaard en Gecommitteerden besloten ook het tweede groote raam, zij het ook op veel eenvoudiger wijze, van gebrandschilderd glas te voorzien. De heer L. C. Schouten te Delft, op wiens ateliers alle glas, behalve dat voor het venster door den heer Lipjes de kerk vereerd, werd vervaardigd, heeft toen zijne krachten beproefd aan dit groote en grootsche werk. Hij is er in geslaagd, dit raam, dat uit twee groote, sterk gescheiden vlakken bestaat en door zijn hoogen smallen vorm, bijzondere moeilijkheden bood, te sieren met een voorstelling, die een harmonische eenheid vormt, rijk is in kleurenpracht en waarvan het door de avondzon beschenen landschap zeer weldadig aandoet. Voordat het glas in deze ramen kon gezet worden, moesten zij eene groote herstelling ondergaan. De zandsteenstijlen, door den tijd ingevreten, had men in den loop der jaren verwijderd en door eikenhouten vervangen. Hoewel dit eikenhout nog vrij solied was, mocht deze toestand toch niet worden bestendigd. Nog een andere verandering hadden deze ramen ondergaan. Toen in de 18^ eeuw nieuwe portalen werden gebouwd, maakte men die belangrijk hooger dan de vroegere, hiertoe mede genoopt door de ophooging van het terrein rondom de kerk; waardoor het noodig werd deze ramen één meter 40 cm. korter te maken dan zij te voren waren. Op de schilderij van De Lorme, gerepro75
duceerd in „Rotterdam in den loop der eeuwen", is de oorspronkelijke toestand nog zeer goed te zien. Het was onmogelijk deze ramen hun vroegere lengte te hergeven; wel vond men in het metselwerk een deel der stijlen terug, waaruit de oude profileering bleek, die nu bij de herstelling werd gevolgd. De vloer der kerk met zijn verzakte zerken werd hersteld en gerezen. Een aantal zerken van historische beteekenis werd onder banken en stoelen uitgehaald en gelegd in de kapellen aan de zuidzijde. Deze kapellen waren deerlijk mishandeld. Wij zagen, dat zij tot allerlei vertrekjes waren ingericht en hoe was dat geschied! In de zandsteenen architraven der bogen waren ruwweg gleuven uitgehouwen, om daarin houten schotten te plaatsen; sokkels waren weggekapt; het vandalisme had hier hoogtij gevierd. Aan geen deel der herstelling viel meer eer te behalen dan aan het terugbrengen in den ouden toestand van dit deel der kerk. Er is eer aan behaald. Thans ziet men eerst hoe breed de kerk is, hoe rijzig hare lijnen zijn en hoe fraai de dubbele beuken, met de zijkapellen doen naast het hooge schip. In de regeeringsbanken werden twee eikenhouten paneelen geplaatst, het eene met het wapen der stad, het andere met het zegel der kerk. Bij de hoofdingangen werden tochtportalen van eikenhout aangebracht, met het opschrift: „Vrede zij ulieden". De tochtschotten geheel uit de kerk verwijderen durfde men niet aan, zoowel uit vrees voor tocht, als wijl men duchtte, dat daardoor het meer intieme karakter van dat deel der kerk, waarin gepreekt wordt, zou teloor gaan. Zij werden vervangen door andere, waarvan het bovengedeelte opengewerkt was met koIonetten en boogjes, die een beter doorzicht door de kerk mogelijk maakten. Evenals de banken werden deze schotten in donker eikenhout geverfd, waardoor een rustige, stille toon in de kerk verkregen werd. De kansel prijkt weer in den warmen gloed van het oude eikenhout en in plaats van den leelijken voorlezerslessenaar kwam een eenvoudig fraai eikenhouten doophek, geschenk van H. M* de Koningin. Met bijzondere zorg werden de banken in het koor hersteld. 76
Naast de deftige regeeringsbanken verdient de zorgvuldig ingelegde en uit onderscheidene kostbare houtsoorten vervaardigde Admiraliteitsbank de aandacht. De kerkkronen werden ingericht voor electrisch licht; verandering in haren vorm was daartoe niet noodig. Het koperen hek, dat onder een laag vernis niet fraaier was geworden, werd door de goede zorgen van de heeren J. Willebeek Ie Mair en Mr. P. J. van Wijngaarden zorgvuldig ontdaan van die laag en herkreeg zijn diepen gloed. Aan het orgel werd thans niets gedaan. In 1904 was het geheel hersteld. Electrisch gedreven balgen, een crescendokast en tien nieuwe registers waren toen aangebracht. Daar collectanten- en predikantskamer uit de kerk verdwenen waren, werd, om deze te vervangen, in overleg met de Commissie tot behoud van monumenten in Nederland, een gebouw, in het karakter van de kerk, opgericht ter plaatse, waar een smakeloos stovenhok stond. Het werk der herstelling werd verricht volgens de plannen van den architect B. Hooijkaas Jr., wiens naam Gecommitteerden, met dien van den opzichter C. H. van der Perk, dankbaar hebben herdacht op een in de kerk aangebrachte marmeren plaat. Hier worde aan Gecommitteerden ') hulde gebracht voor den moed, waarmede zij de groote zedelijke verantwoordelijkheid van deze restauratie hebben aanvaard. De gemeente heeft hare beheerders niet alleen laten staan. Op een som van f 40.000 na, die uit leening werd gevonden, is heel het bedrag aan dit groote werk besteed, door gaven bijeengebracht. Den 15den Juli 1915 had de weer ingebruikneming der kerk plaats in een bijzonderen dienst, die bijgewoond werd door H. M. de Koningin, Z. K. H. Prins Hendrik der Nederlanden en vele autoriteiten. Onder gezang van het Rotterdamsche Kerkkoor, traden de hooge bezoekers de kerk binnen. H.M. begeleid door den heer W. H. van Oordt H.W.Azn., Z.K.H, door de heeren 1) Gecommitteerden tot de zaken der Nederduitsche Hervormde Gemeente, onder wier beheer de herstelling van de Groote Kerk tot stand kwam, waren de heeren W . H. van Oordt H.W.Azn., president; H. J. Meerkamp van Embden, vice-president; A. J. H. van Ravesteyn Szn., Secretaris; J. J. L. Mees; M. C. van der Pol; H. Elink Schuurman Gzn.; Jan Visser Jaczn., Mr. Abm. van der Hoeven ; A. C. van Eyk; Dr. G. T. Harders; Joh. Rauws.
77
H. J. Meerkamp van Embden en A. J. H. van Ravesteyn Szn. Schrijver dezes had het voorrecht dien dienst te leiden, en sprak naar aanleiding van Jesaja 56: 7, „Mijn huis zal een bedehuis genoemd worden voor alle volken". Daar bijna onmiddellijk na dezen dienst de eerste steenlegging zou plaats hebben van het nieuwe stadhuis door H. M. de Koningin, werd in den kerkdienst, op verzoek van het Stedelijk Bestuur, Gods zegen over het groote werk, dat daarmede aanving, gevraagd. Met dankbaarheid mag Rotterdam terugzien op deze herstelling, die den wensch doet opkomen: mocht ook het uitwendige van de kerk weldra door bekwame handen, bestuurd door schoonheidszin en eerbied voor der vaderen werk, worden hersteld!
VREUGDEBEDRIJVEN Betaelt den 20*" Decembris 1581 die costers van tien poesen te luien van die victory van Doornick ende van het huwelick van Duck de Lanson (hertog van Alengon) met die Coninginne van Engelant, van elcke poes 10 stuvers facit 5 gulden. Betaelt den 30 Decembris Willem die Schotsman van op den tooren te vieren vant houwelick ofte ondertrouwe van Duck de Lanson met die Coninginne van Engelant... 1 gulden. Kerkerekening 1581. 78