Over het koor
Kamerkoor Kwintessens is opgericht in januari 2005 door de dirigent Raoul Boesten en bestaat uit 24 personen. De zangers van Kwintessens zijn enthousiaste amateurs, die veelal zangles volgen en vaak ook in andere koren zingen. Inmiddels heeft het koor een behoorlijk uitgebalanceerde samenstelling, en heeft het zijn ontwikkeling gehad aan stukken als het Miserere van Allegri en recente werken van Arvo Pärt. Kamerkoor Kwintessens valt op door de bijzondere muziekkeuze en de programmering daarvan. Zoals een luisteraar beschreef: ‘Jullie programmering geeft een beeld van de mens en houdt je een spiegel voor. Het verandert je.’ Daarnaast is het een gedeelde ervaring dat veel muziek uit ons repertoire een wereld tot klinken brengt die een verruimend perspectief op de werkelijkheid werpt. Kamerkoor Kwintessens stelt zich ten doel om tweemaal per jaar een nieuw programma ten gehore te brengen. Het koor repeteert daarvoor wekelijks op vrijdagavond in de Noorderkerk in Den Haag.
Sopranen: Judith Zirkzee Nicolet Boesten Françoise Kably Kirsten Jooren Iris Broska Margot Beekink
Tenoren: Stefaan Brakkee Hans Wolff Albert-Jan van der Neut Dick Zirkzee Eric Bakker Imre Blok
Alten: Climmy Pöll Franca Nyman Marianne Jansen Sietske Asselbergs Joke Fossen Luit van Velzen
Bassen: Josi Oberstadt Lowi Krijger Hans Boonstra Artho Jansen Harry Fossen Franz Profittlich
Over EST
Aanvankelijk wilde ik een programma samenstellen met muziek uit Scandinavië en de Baltische staten. In mijn zoektocht bleek dat de meeste stukken waaraan ik wilde werken door Estische componisten waren geschreven en zo besloot ik me te beperken tot Estland. Door dit te doen kwam ik in aanraking met de bijzondere koorcultuur van dit land en de rijke klankwereld die doorspekt bleek te zijn van folkloristische motieven, liefde voor de natuur en spiritualiteit. Wat me raakte was de integriteit en onverschrokkenheid die deze muziek kenmerkt. Van oorsprong hadden de Esten een animistisch geloof. Ze voelden zich verbonden met de spirituele krachten die in de natuur leven. De officiële staatsgodsdienst is de Lutherse geloofsovertuiging, maar door de overheersing van de Russen is de Russisch-orthodoxe kerk ook goed vertegenwoordigd in Estland. Deze godsdienstige stromingen zijn terug te vinden in de muziek die Kwintessens ten gehore zal brengen. De Estische taal heeft een sterke verwantschap met het Fins; Finnen en Esten kunnen elkaar goed verstaan. Estland heeft een rijke koortraditie. Al sinds 1869 is er om de vijf jaar een uniek een verbazingwekkend evenement: de Laulupidu oftewel het Estische zangfestival, waar een koor van 20.000 zangers zingt voor en met een publiek van 100.000 mensen. Op die festivals worden Estische volksliederen ste gezongen. Tijdens de Russische onderdrukking in de 20 eeuw werden die festivals beter bezocht dan ooit. De onderdrukking van geloof en vrijheid versterkte juist de eigen identiteit in de beleving van volksmuziek en zangtraditie. Veel van de recent geschreven (koor-)muziek kan dan ook niet los gezien worden van de traditionele rijke, volkse koorcultuur. Op deze plaats wil ik de mensen van de Estische ambassade, Satu Siiskonen en Iva Bolehovská bedanken voor de geboden hulp bij de uitspraak van respectievelijk het Estisch, Fins en Slavisch. Daarnaast ook een woord van dank voor Borg Diem Groeneveld die voor ons een workshop boventoonzang verzorgde, waar we ons door hebben laten inspireren bij het Oremus van Sisask.
Raoul Boesten
Over de dirigent
Componisten en teksten
Cyrillus Kreek (1889-1962) Raoul Boesten zong van jongs af aan in koren. Tijdens zijn studie voor Vrije Schoolleerkracht, richtte hij zijn eerste (studenten-) koortje op. Na het behalen van zijn diploma verzorgde hij de muzieklessen en koorzang voor de hogere klassen van het basisonderwijs. Raoul richtte een ouderkoor op en startte Het Octet, waar hij tevens een plek als tenor innam. Vanuit het werken met Het Octet ontstond de wens om een groter koor te dirigeren waarin met name uitdagende hedendaagse muziek gezongen zou worden. Na een project met zestien zangers richtte Raoul in 2005 Kamerkoor Kwintessens op. Raoul is nu als docent muziek verbonden aan het Rudolf Steiner College in Rotterdam, en volgt momenteel zijn opleiding docent muziek aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Directielessen ontvangt hij van Jos Vermunt.
Cyrillus Kreek heeft zich net als tijdgenoten Bela Bartok en Ralph Vaughan Williams ervoor ingezet om de muziek van zijn volk te verzamelen, te systematiseren en te arrangeren. Hij richtte zich daarbij met name op de geestelijke Estische volksmelodieën. Hij verdiepte zich vooral in de, zoals hij het zelf uitdrukte, ‘gehaakte, krullende en lintvormige’ melodiebewegingen. Deze melodische bewegingen en versieringsvormen geven aan de Estische muziek hun eigen karakter en net als bij oorspronkelijke Ierse volksmuziek kun je deze ‘ornamenten’ zien als energiedrager van de muziek. Het volksliedje Mu süda ärka üles, is daar een mooi voorbeeld van. Maar ook in de tweede psalm, die na de pauze te horen is, zijn deze typisch Estische melodiebewegingen terug te vinden.
Mu süda ärka üles, Cyrillus Kreek (‘Awake my hart’) Mu süda, ärka üles ja kiida Loojat lauldes, Kes kõik head meile annab ja muret ikka kannab.
Wordt wakker, mijn hart en bejubel de schepper, Die al het mooie schenkt en al onze zorgen draagt.
Su sõna tõeks läinud, ma olen päeva näinud. Ei häda saand mu ligi, mind varjas Sinu vägi.
Uw woord is waarheid geworden ik heb de dag gezien. Tegenslag kon mij niet raken, ik was beschermd door Uw kracht.
Mu Jumal, nii kui õõsel mind hoidis Sinu käsi, nii päeval ka mind kanna, mul inglid varjuks anna.
Mijn God, evenals ‘s nachts hield Uw hand mij vast, droeg mij door de dag, en engelen beschermden mij.
Componisten en teksten Cyrillus Kreek (1889-1962) ‘Kreek is een muzikale woestijnbewoner; een asceet, die zich in zijn esthetische eenzaamheid overgeeft aan hogere werelden’, schreef Mart Saar ter gelegenheid van Kreeks veertigste verjaardag. Er zijn nu al 120 jaren verstreken sinds de geboorte van deze ‘woestijnbewoner’ en langzamerhand beginnen we zijn kostbaarheden te ontdekken.
Componisten en teksten
Urmas Sisask (*1960) Urmas Sisask neemt een unieke positie in tussen zijn Estische collegacomponisten. Zijn muziek bezit eerder een magische oerkracht, dan beleefde gekunsteldheid. In zijn muziek blijft hij eenvoudigweg dicht bij zichzelf. In het scheppen van zijn klankwereld maakt hij gebruik van alles wat er voorhanden is; gregoriaanse gezangen, vroege polyfonie, dansritmes uit de renaissance, de muziek van Tormis en Pärt en ga zo maar door. In 1988 bestudeerde hij oude muziek, met name gregoriaanse muziek en vroege barok. Daarnaast bestudeerde hij het zonnestelsel en berekende de klanken die horen bij de rotaties van de planeten Mercurius, Venus, Aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus, Neptunus en Pluto. Hij neemde deze reeks de planetenreeks. Hij bracht deze reeks terug tot een ‘toonladder’ van vijf tonen: Cis, D, Fis, Gis en A. Tot zijn verbazing ontdekte hij dat deze toonladder overeenkwam met een modus uit de Japanse muziek, genaamd kumayoshi. Toen Sisask in die tijd een katholiek gebedenboek kreeg, was dat voor hem geen toeval en hij schreef 24 religieuze werken voor gemengd koor met de naam Gloria Patri. Kwintessens brengt uit deze verzameling een vijftal stukken ten gehore. Alle stukken zijn een soort oefening in contrapunt. Zo kun je in het Confitemini een renaissancedans en in het Deo Gratias een passacaglia ontdekken. Surrexit Christus, Urmas Sisask Surrexit Christus hodie Alleluia
Vandaag verrees de Heer Halleluja
Confitemini Domino, Urmas Sisask Gloria Patri Confitemini Domino Quoniam bonus in saeculum Misericordia eius.
Glorie aan de Vader Loof de Heer Want Hij is goed Eeuwig duurt zijn barmhartigheid.
Oremus, Urmas Sisask
Laten wij bidden
Componisten en teksten
Veljo Tormis (*1930) Veljo Tormis is geboren in Kuusalu, vlakbij de hoofdstad van Estland Tallinn. Hij groeide op als zoon van een muziekminnende boer, die orgel speelde in de plaatselijke kerk en er het kerkkoor leidde. Tormis ging studeren aan het conservatorium van Tallinn en werd beïnvloed door componisten als Tubin, Saar en Kreek die in hun werken gebruik maakten van Estische volksmelodieën. Tormis probeert in zijn muziek de oorspronkelijkheid van de oude Estse volksmuziek (regilaul) te bewaren en ste deze te plaatsen in een eind 20 eeuws muzikaal frame. Hij zegt zelf: ‘Ik gebruik niet het volkslied, maar het volkslied gebruikt mij.’ In Bridge of song heeft Tormis gepoogd een muzikale brug te scheppen tussen Finland en Estland. Door hun afkomst en de overeenkomst in de taal voelen de Esten zich verbonden met de Finnen. Het beeld van een brug tussen deze twee landen komt ook in andere culturele uitingen voor. Tormis gebruikt in het stuk oude volksmelodieën, de tekst van de Kalevala (Finland) en het Estse ‘Kui mina hakkan lauiemaie’. Lauliku lapsepõli, Veljo Tormis (‘The singers childhood’) Kui ma olli väikokõnõ, kasvi ma sis kaunikõnõ, olli üte üü vannu, pääle katõ päävä vannu. Imä vei kiigu kesä pääle, pande hällü palo pääle, pande pardsi hällüämmä, suvõlinnu liigutama. Pardsil olle pallo sõnnu, suvõlinnul liia laalu, parts sääl man mul pallo lauli, suvõlindu liiast kõnõli. Säält mina lat’s sis laulu ope, ullikõnõ sõna osasi, kõik mina panni papõrihe, kõik mina raiõ raamatuhe. Selle minol pallo sõnnu, selle laajalt laaluviisi.
Toen ik heel klein was, groeide ik prachtig op, ik was maar één nacht oud, nog maar twee dagen oud, en moeder nam me naar de wei, zette mijn wieg op het open veld, liet een eend mijn wiegje wiegen, nam een vogel om te duwen. De eend bracht veel woorden, de vogel vele liederen, de eend zong er veel liedjes, de vogel sprak er veel met me. Daar leerde dit kind de liederen, dit rare kind leerde de woorden, ik heb ze allemaal opgeschreven, alles heb ik geschreven in een boek. Daarom kweel ik nu zoveel, daarom zing ik zoveel deuntjes.
Componisten en teksten
Arvo Pärt (*1935)
In een programma met Estische koormuziek mag Arvo Pärt niet ontbreken, zeker niet als het een programma van Kamerkoor Kwintessens is! Naast het magnificat, een van Pärts vroegere koorwerken (1989), zullen we ook het Slavische Bogoroditse Djevo, een deel uit de Kanon Pokajanen (Memento) en het recentere Nunc Dimittis (2003) zingen. Arvo Pärt werd in 1935 geboren in Estland en studeerde daar aan het conservatorium. In zijn eerste werken was nog duidelijk de invloed van Russische neoclassicistische componisten als Sjostakovitsj en Prokovjev te horen. Nadat hij diverse muzikale ontwikkelingen doormaakte, waaronder de seriële muziek, kwam hij in een creatieve crisis terecht die ruim acht jaar duurde. In deze periode studeerde hij o.a. gregoriaanse zang om te onderzoeken hoe teksten en woorden tot klinken gebracht kunnen worden in de muziek. Hij ontwikkelde een nieuwe techniek: ‘tintinnabuli’ (klokjes) die hem een wereldwijd succes bezorgde. Deze stijl gaat uit van het grondprincipe van de westerse klassieke muziek: de drie noten van de drieklank, die klinken als bellen. In het Magnificat is het gebruik van tintinnabuli duidelijk terug te horen. Telkens is er een stem die de melodie vertegenwoordigt. De andere stemmen zingen afwisselend de tonen van de drieklank waarin Pärt de frase heeft geplaatst. Dit leidt soms tot wringende intervallen, maar deze clustervorming zou beluisterd moeten worden als een samengaan van twee verschillende werelden met evenveel bestaansrecht; de heldere tintinnabuli en de tekstuitdrukkende melodie.
Componisten en teksten
Religieuze teksten liggen aan de basis van Pärts muziek en bepalen vaak de hele compositorische structuur van een stuk. Het repetitieve element speelt een belangrijke rol in Pärts muziek, maar de spirituele afstand tot de hoofdzakelijk Amerikaanse minimalmusic is groot. Liefhebbers van het werk van Pärt noemen de tintinnabulli-composities muzikale ijssculpuren; sereen en stil maar toch krachtig, die religieus zijn maar niet zwaar op de hand, met een haast pijnlijke schoonheid.
Magnificat, Arvo Pärt Magnificat anima mea Dominum, et exsultavit spiritus meus in Deo salutari meo. Quia respexit humilitatem ancillae suae: ecce enim ex hoc beatam me dicent omnes generationes. Quia fecit mihi magna qui potens est, et sanctum nomen ejus. Et misericordia ejus a progenie in progenies timentibus eum. Fecit potentiam in brachio suo: dispersit superbos mente cordis sui. Deposuit potentes de sede, et exaltavit humiles. Esurientes implevit bonis: et divites dimiset inanes. Suscepit Israel puerum suum, recordatus misericordiae suae. Sicut locutus est ad patres nostros, Abraham et semini ejus in saecula Magnificat anima mea Dominum.
Mijn ziel maakt groot de Heer, en mijn geest jubelt tot God mijn redder: Want hij liet zijn blik vallen op de nederigheid zijner dienstmaagd. Kijk maar; om dit benijden mij Alle generaties. Omdat Hij mij wonderen deed, de machtige, Zijn naam is heilig. Zijn mededogen is van geslacht tot geslacht met wie Hem vrezen. Hij toonde de kracht van zijn arm, verstrooide hoogmoedigen van hart. Machthebbers heeft hij onttroond en nederigen tot aanzien gebracht. Behoeftigen overladen met gaven, en rijken onvervuld weggestuurd. Hij heeft Israel, zijn kind, gedragen, Indachtig aan zijn mededogen. Zoals beloofd aan onze vaderen, Abraham en zijn nazaten voor altijd. Mijn ziel maakt groot de Heer.
Componisten en teksten
Componisten en teksten
Deo gratias, Urmas Sisask Bogoroditse Djevo, Arvo Pärt Alleluia, Deo gratias
Halleluja, aan God de eer Bogoróditse Djévo, rádoeissia, Blagodátnaja Maríje, Gospód ‘s Tobójoe; Blagosslovjena Ty v zjenách i blagosslovjén plod tsjrjéva Tvojegó
Ave Regina caelorum, Urmas Sisask Ave Regina caelorum, Ave Domina Angelorum: Salve radix, Salve porta, Ex qua mundo lux est orta: Gaude Virgo gloriosa, Super omnes speciosa: Vale, o valde decora Et pronobis Christum exora.
Gegroet gij, hemelkoningin gegroet gij, engelenvorstin gij wortel die het leven draagt, gij poort waaruit het licht ons daagt: Verheug u, wonderschone Maagd De uitzonderlijkste boven alle: Vaarwel en bied uw hulpbetoon wees onze voorspraak bij uw Zoon.
Pauze
Jako spása rodjilá jeessí doesj násjich.
Verheug u, vol van genade, maagd Maria, de Heer is met U; gezegend zijt gij onder de vrouwen en gezegend de vrucht van uw schoot want gij droeg de redder van onze zielen.
Nunc dimittis, Arvo Pärt Nunc dimittis servum tuum Domine secundum verbum tuum in pace
Nu laat Gij uw dienstknecht gaan Heer, in vrede, naar uw woord
quia viderunt oculi mei salutare tuum
want mijn ogen hebben uw heil gezien
quod parasti ante faciem omnium populorum lumen ad revelationem gentium et gloriam plebis tuae Israel.
dat gij bereid hebt voor het aangezicht van alle volkeren licht tot openbaring voor de mensen en roem voor uw volk Israël.
Gloria Patri et Filia et Spiritui Sancto sicut erat in principio Et nunc et semper Et in saecula saeculorum.
Eer aan de Vader, Zoon en Heilige Geest zoals in het begin En nu en altijd En in de eeuwen der eeuwen.
Componisten en teksten
Componisten en teksten
Taaveti Laul (psalm 104), Cyrillus Kreek
Laulusild, Veljo Tormis (‘Bridge of song’)
Kiida mu hing, Issandat! Kiidetud oled Sina! Issand, mu Jumal, Sa oled suur. Kiidetud oled Sina! Kui suured on Sinu teod, Issand! Sa oled kõik targasti teinud. Au olgu Sulle, Issand, Kes Sa kõik oled teinud! Au olgu Isale, Pojale, Pühale Vaimule au, nüüd ja igavest, Aamen.
Mieleni minun tekevi, aivoni ajattelevi. lähteäni laulamahan, saa’ani sanalemahan. Sukuvirttä suoltamahan, lajivirttä laulamahan, sanat suussani sulavat, puhe’et putoelevat, kielelleni kerkiävät, hampahilleni hajoovat.
Mijn wil is wordend, mijn geest is denkend, zodat ik kan gaan zingen, woorden uitend. Vertellen van een broederschap, zingen van een verhaal, woorden vormen zich in mijn mond, de zinnen tuimelen over elkaar, tegen mijn tong verdringen ze zich, via mijn tanden verspreiden ze zich.
Veli kulta, veikkoseni, kaunis kasvinkumppalini! Lähe nyt kanssa laulamahan, saa kera sanelemahan, yhtehen yhyttyämme, kahta’alta käytyämme. Harvoin yhtehen yhymme, saamme toinen toisihimme näilla raukoilla rajoilla, poloisilla Pohjan mailla.
Beste vriend die met mij opgroeide, Beste broer, kleine broer! zing met mij, uit de woorden met mij, nu we samen zijn, nadat we gescheiden waren. We komen heel soms bijeen, en ontmoeten elkaar, op deze arme grenzen, van het onfortuinlijke Noorden.
Lyökämme käsi kätehen, sormet sormien lomahan, lauloaksemme hyviä, parahia pannaksemme. Kuulla noien kultaisien, tietä mielitehtoisien, nuorisossa nousevassa, kansassa kasuavassa.
Laten we de handen ineen slaan, de vingers verstrengeld, zodat we van goede dingen zingen, en het beste voort kunnen brengen , om het goud hoorbaar te maken, voor hen die het horen kunnen, onder de opkomende jeugd, onder het groeiende volk.
Kui ma hakkan laulemaie, alleaa, Laulemaie, laskemaie, alleaa.
Als ik eenmaal begin te zingen, Zingen en oeverloos vertellen…..
Loof de Heer, mijn ziel! Mijn ziel! Heer Gij zijt groot. Uw werken zijn talrijk, Heer Gij hebt ze alle met wijsheid gemaakt. Eer aan de Vader! En de Zoon, En de Heilige Geest, en aan de Heiligen Amen.
Õnnis on inimene, Cyrillus Kreek (psalm 1; ‘Happy is the man’) Õnis on inimene, Kes ei käi õelate nõu järele. Sest Issand tunneb õigete teed, Aga õelate tee läheb hukka. Teenige Issandat kartusega. Ja olge rõõmsad värisemisega. Väga õndsad on kõik, kes Tema Temajuure kipuvad. Tõuse üles, Issand, päästa mind, mu Jumal. Au olgu Isale, Pojale ja Pühale Vaimule, Nüüd ja igavest. Aamen.
Gelukkig is de mens, Die niet meegaat, met wie kwaad doen. De Heer beschermt de weg van de rechtvaardigen. De weg der goddelozen loopt dood. Onderwerp u, toon de Heer uw ontzag. Breng Hem bevend uw hulde, Gelukkig zijn zij die schuilen bij Hem, Sta op, Heer, en red mij, mijn God. Glorie aan de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Nu en tot in eeuwigheid. Amen.
Componisten en teksten
Memento (Ode VII, Kanon Pokajanen), Avro Pärt Aan de ‘boetekanon’ (Kanon Pokajanen) van Arvo Pärt ligt een tekst uit een gebedsboek ten gronde, dat sinds de oudste periode van de Russische kerk in gebruik is. Een kanon noemt men een reeks van negen odes die muzikaal en structureel (door de keuze van één van de acht kerktoonsoorten) op elkaar afgestemd worden. Iedere ode start met de Heirmos; de drager van een essentiële bijbelse gedachte. Daarna volgen meerdere strofen (troparia). De heirmoi kunnen in meerdere kanons gebruikt worden terwijl de troparia in iedere canon anders zijn. De laatste troparion van iedere ode (ook theotokion genoemd) is gewijd aan Maria. Tussen de troparia keert steeds een refrein terug waarin gesmeekt wordt om erbarmen (de doxologie).
Memento, Arvo Pärt Rosodatjelnoe oebo pesjtsj sodjela angjel prepodobnïm otrokom, Chaldei zje opaljayoesjtseje vjelenije Bozjije, moetsjitelja oevjesjtsja vopiti: blagoslovjen jesi, Bozje otjets nashich.
Een engel maakte de oven tot een fontein van dauw voor de rechtschapenen maar Gods woord verzengde de Chaldeeërs. de tiran schreeuwde geknield: Gezegend zijt gij, God onze Vader.
Pomiloei mja, Bozje, pomiloei mja.
Heer, ontferm u over ons.
Nje nadjeisia, doesje moja, natlennoje bogatstvo, i na njepravednoje sobranije, vsja bo sija nje vjesi komoe ostavishi, no vozopï: Pomiloei mja, Christje Bozje, njedostoinago.
Mijn ziel, richt uw hoop niet op vergankelijke rijkdom onwaarachtig verkregen, u weet immers niet voor wie u dit achterlaat, dus roep: Heb mededogen met mij, Christus God, die uw genade niet verdien.
Componisten en teksten
Pomiloei mja, Bozje, pomiloei mja.
Heer, ontferm u over ons.
Nje oepovai, doesje moja, Na tjeljesnoje zdravije, i na skoromimochodjasjtsjoejoe krasotoe: vidisji bo, jako silnii i mladii oemiraioet. No vozopï: Pomiloei mja, Christje Bozje, njedostoinago.
Vertrouw niet, mijn ziel, op gezondheid en schoonheid, zij zijn vergankelijk, Gij ziet immers sterke jonge mensen sterven. Dus roep: Heb mededogen met mij, Christus God, die uw genade niet verdien.
Slava Otsoe i Sïnoe I Svjatomoe Doechoe.
Eert de Vader en De Zoon en de Heilige Geest.
Vspomjani, doesje moja, vetsjnoje zjitije, tsarstvo njebjesnoje, oegotovannoje svyatïm, i tmoe kromjesjnoeioe, i gnjev Bozjï zlïm, I vozopï: Pomiloei mja, Christje Bozje, njedostoinago.
Herinner je, mijn ziel, het eeuwig leven wordt in het koninkrijk der hemelen voor de heiligen voorbereid en de buitenste duisternis en Gods toorn voor de zondaars dus roep: Heb mededogen met mij, Christus God, die uw genade niet verdien.
I nïnje i prisno i vo vjeki vjekov, Amin.
Nu, altijd en tot in eeuwigheid, Amen.
Pripadi, doesje moja, k Bozjijeï Matjeri i pomolisja Toi jest bo skoraja pomosjtsjnitsa kajoesjtsjimsia oemolit Sïna Christa Boga, i pomiloejet mja njedostoinago.
Kniel, mijn ziel, voor Gods moeder en bid voor haar want zij haast zich immers voor berouwvollen te bemiddelen bij haar zoon Christus God, en heeft mededogen met mij, die geen mededogen verdient.