FORUM U.P.T.R. : DE “NIEUWE” BOETECATALOGUS Uiteenzetting van Meester Filip SELS Advocaat aan de balie te Antwerpen, Hemelstraat, 3 te 2018 Antwerpen Tel. 03.633.15.05 – Fax. 03.633.15.07 E-mail :
[email protected]
I.
INLEIDING
Het K.B. van 27 april 2007 wijzigt het K.B. van 19 juli 2000 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige inbreuken inzake het vervoer over de weg. De bedoeling van de ontslagnemende regering met de voorliggende wijziging is de vervanging van de voordien bestaande lijst van te innen sommen door een nieuwe lijst om het niveau van de boetes beter af te stemmen op de aard en de ernst van de inbreuk op basis van een vooraf vastgestelde logica.
De volgende personen zijn slechts bevoegd voor het toepassen van de procedure die in het K.B. van 27 april 2007 wordt geregeld : • • •
Controlebeambten met mandaat van gerechtelijke politie, en behorende tot de FOD Mobiliteit en Vervoer Personeelsleden van de Federale en lokale politie Controlebeambten van de Administratie der Douane & Accijnzen van de FOD Financiën bij de uitvoering van hun dienst.
Ik zal in de uiteenzetting aandacht geven aan de juridische gevolgen van een dergelijke wegcontrole ten aanzien van een chauffeur die in fout wordt geacht.
-
Wat zijn de mogelijkheden voor de chauffeur bij een controle? Wat zijn de gevolgen van Uw instemming / weigering onmiddellijk te betalen? Heeft U recht op een afschrift van Uw verklaring? Hoe kunnen de procedurekosten worden opgevangen?
2
II.
DE GEVOLGEN VAN EEN VASTGESTELDE INBREUK
1. REDACTIE VAN EEN PROCES-VERBAAL (Art. 62 van de Wegverkeerswet van 16/03/1968)
De hoger genoemde ambtenaren stellen de overtredingen vast door PROCESSENVERBAAL die bewijskracht hebben zolang het tegendeel niet is bewezen. Deze P.V.’s worden vervolgens overgemaakt aan de Procureur des Konings van het territoriaal bevoegde Parket bij de Politierechtbank of afhankelijk van de inbreuk aan de Arbeidsauditeur van de territoriaal bevoegde rechtbank. Een afschrift van die processen-verbaal dient aan de overtreders te worden gezonden binnen een termijn van 14 dagen, te rekenen van de datum van vaststelling van de inbreuk. [n.v.d.r. : voorheen 8 dagen, doch sinds de Wet van 07/02/2003, inwerkinggetreden op 01/03/2004, bedraagt de termijn thans 14 dagen]
Het feit dat het afschrift van het P.V. houdende vaststelling van de overtreding, niet binnen de wettelijk voorziene termijn aan de overtreder werd verzonden, heeft enkel tot gevolg dat dit proces-verbaal niet bewijskrachtig is tot bewijs van het tegendeel. De rechter beoordeelt vrij de bewijswaarde van zodanig proces-verbaal. Volgens sommige rechtbanken zou dergelijk proces-verbaal wel de waarde behouden van een loutere inlichting, waarmee de rechter rekening kan houden. Het P.V. zou in dat geval niet waardeloos worden, doch wel haar bijzondere bewijskracht verliezen. De rechtbank zou zodanig P.V. uit het debat kunnen weren, indien de betrokken chauffeur zou aantonen dat het niet tijdig verzenden van het P.V. binnen de wettelijk voorziene termijn, zijn rechten van verdediging heeft geschaad. Het is dus aan de betrokken chauffeur of zijn werkgever om aan te tonen dat het bewuste P.V. hem niet - of niet tijdig - werd overgemaakt, en het bewijs van het tegendeel te leveren met de elementen vastgesteld in het P.V. Het bewijs van het tegendeel kan worden geleverd met alle wettelijke bewijsmiddelen (incl. getuigenissen), en wordt vrij beoordeeld door de rechtbank, die haar beslissing op dat punt dient te motiveren in haar vonnis. Het P.V. moet verplicht worden gedateerd en ondertekend door de verbalisanten die precies zijn aangeduid in het P.V. Het moet voldoende duidelijk de datum, het uur van de vaststellingen, alsook de plaats en de precieze omstandigheden van de inbreuk weergeven.
3
Bij gebrek aan de voorgaande vermeldingen, moet het P.V. vervolledigd worden op vraag van het Openbaar Ministerie of de bodemrechter, of eenvoudigweg verworpen worden wegens schending van de rechten van verdediging. Hierin heeft de rechtbank het laatste woord.
2. ONMIDDELLIJKE INNING (Art. 65 van de Wegverkeerswet van 16/03/1968, de K.B.’s van 19/07/2000, 22/12/2003 en 30/09/2005)
Dit betreft een procedure die aan de controlebeambten de mogelijkheid geeft een onmiddellijke inning te vragen bij het vaststellen van overtredingen van de reglementen uitgevaardigd op grond van de Wegverkeerswet van 16/03/1968 wat ook de ernst van de inbreuk mag zijn, gaande van alcoholintoxicatie, tot inbreuken op de vrachtbriefvoorschriften, als de rij en rusttijden, en het gebruik van de tachograaf.
Door betaling vervalt de strafvordering, hetgeen wil zeggen dat de zaak niet voorkomt voor de Politierechtbank of de Correctionele Rechtbank, tenzij het openbaar ministerie binnen een maand, te rekenen van de dag van de betaling, de betrokkene kennis geeft van zijn voornemen die vordering in te stellen. In de praktijk gebeurt dit zelden.
De onmiddellijke inning is mogelijk voor zover :
o Het feit geen schade aan derden heeft veroorzaakt o Er instemming is van de betrokkene aangaande de toepassing van deze procedure o De betrokkene geen militair is die rijdt in dienst van zijn functie of magistraat o De betrokkene ouder is dan 18 jaar
Een persoon die woonachtig is in België, heeft steeds de mogelijkheid om deze procedure te weigeren, en te eisen dat P.V. wordt opgemaakt. Indien na de feiten mocht blijken dat een onmiddellijke inning ten onrechte werd opgelegd, kan de betrokkene zich wenden tot de diensten van de Procureur des Konings bij het Parket, teneinde terugbetaling te bekomen van de som die hij ten onrechte betaalde. In geval van weigering, dient hij de Minister van Justitie te dagvaarden.
4
Het toekomstige recht kent enkel een verstrenging van de regels, doch voorziet tevens in een strikt te volgen procedure ter vrijwaring van de rechten van verdediging. De nieuwe artikelen 65bis en ter van de Wet van 16/03/1968 ingevoegd bij wet van 07/02/2003, zullen pas in werking treden op een door de Koning te bepalen datum.
3. PROCEDURE VOOR DE POLITIERECHTBANK
Voor een aantal ernstige inbreuken, verbiedt de wet uitdrukkelijk de onmiddellijke inning. De betrokkene kan in persoon verschijnen, of kan zich laten bijstaan door een advocaat (wat aan te bevelen is). De persoonlijke verschijning van de betrokkene is niet meer verplicht, tenzij de rechtbank de persoonlijke verschijning beveelt. Indien de betrokkene enkel de Nederlandse taal machtig is, en wordt gedagvaard voor een Franstalige Politierechtbank waar de Franstalige procedure wordt gevolgd, kan hij eisen dat de procedure in het Nederlands geschiedt. De rechtbank zal dan de verwijzing gelasten naar het dichtst bijgelegen gerecht van dezelfde rang waarvan de taal van de rechtspleging de taal is die door de beklaagde is gevraagd. [cfr. Art. 23 van de Wet van 15/06/1935 inzake het taalgebruik in gerechtszaken]
De vraag kan niet voor het eerst gesteld worden in graad van hoger beroep.
4. VERKEERSBOETES IN HET VERKEER : BETAALT DE WERKGEVER?
Overeenkomstig artikel 67 van de Wegverkeerswet, is de werkgever burgerlijk aansprakelijk voor de geldboetes en de gerechtskosten die de werknemer oploopt in het verkeer.
Deze maatregel heeft enkel tot doel de invordering van de geldboetes door de schatkist te vergemakkelijken.
5
De burgerlijke aansprakelijkheid voor de verkeersboetes geldt enkel voor overtredingen van de Wegcode. Wanneer de werknemer-chauffeur veroordeeld wordt voor het onopzettelijk toebrengen van slagen en verwondingen en een overtreding van het Wegverkeersreglement, en er bij toepassing van artikel 65 SW. slechts één straf wordt uitgesproken, nl. de zwaarste, dan kan de werkgever niet worden veroordeeld tot het betalen van de geldboete die de werknemer opgelegd kreeg. [cfr. Cass. 26 november 1973, Arr.Cass. 1973, 344.]
Het is enkel diegene die overeenkomstig artikel 1384, derde lid Burgerlijk Wetboek aansprakelijk wordt geacht, die veroordeeld kan worden tot het betalen van een geldboete. Vooreerst zal de burgerlijke aansprakelijke moeten gezocht worden. Wat dus van belang is, is het feitelijk gezag om uit te maken wie de aansteller is die burgerlijk aansprakelijk is.
De werkgever zal enkel aansprakelijk kunnen worden gesteld wanneer de werknemer nog onder feitelijk gezag staat. Bijgevolg kan de werkgever enkel worden veroordeeld voor verkeersboetes die zijn aangestelde oploopt bij de uitoefening van zijn bediening. De werkgever kan niet burgerlijk aansprakelijk worden gesteld voor een verkeersongeval dat zich niet voordoet tijdens het werk, doch op de terugweg naar huis na een opdracht voor de werkgever in het buitenland. De burgerlijke aansprakelijkheid tot het betalen van de geldboete en de kosten heeft een louter burgerlijk karakter. Het betekent geenszins dat de werkgever als dader beschouwd wordt van de verkeersinbreuk. Het verschijnt dus niet op het strafregister van de werkgever.
IS DE WERKGEVER DEFINITIEF GEHOUDEN TOT BETALING VAN DE GELDBOETES?
De werknemer is definitief gehouden om de geldboetes te betalen, aangezien hij de strafrechterlijke sanctie heeft ondergaan. Wanneer de werkgever de verkeersboetes betaalde die de werknemer opliep, dan kan hij die terugvorderen van zijn werknemer. De werkgever kan de door hem betaalde boete van zijn werknemer terugvorderen, ongeacht of de fout van de werknemer al dan niet een zware fout uitmaakte in de zin van artikel 18 van de Arbeidsovereenkomstenwet.
6
Een bepaling, bv. opgenomen in het arbeidsreglement, die voorziet dat de werknemer zelf moet instaan voor de geldboetes en dat de werkgever de geldboete en kosten die hij heeft moeten betalen als burgerlijk aansprakelijke partij kan terugvorderen, houdt niets meer in dan de bevestiging van de wettelijke regel terzake, en is dan ook zonder meer geldig. Meer nog, wanneer de werkgever nalaat om de geldboetes, die hij als burgerlijk aansprakelijke heeft betaald, terug te vorderen van zijn werknemer, maakt dat een voordeel in natura uit voor de werknemer. De werkgever zal hierop sociale zekerheidsbijdragen moeten betalen, aangezien hij deze betaalde ingevolge de dienstbetrekking, wat een voordeel uitmaakt voor de werknemer dat als loon te beschouwen is in de zin van artikel 2 van de Loonbeschermingswet.
5. ONMIDDELLIJKE INTREKKING VAN HET RIJBEWIJS
Het rijbewijs kan onmiddellijk worden ingetrokken bij een aantal ernstige inbreuken, zoals vluchtmisdrijf, verkeersongeval met de dood of ernstige verwondingen tot gevolg, dronkenschap, enz… Sinds de wet van 20 juli 2005, met ingang vanaf 31 maart 2006, is onmiddellijke intrekking ook mogelijk voor overtredingen van de 2de, 3de en 4de graad, indien de bestuurder de maximum toegelaten snelheid met meer dan 20 kilometer per uur heeft overschreden binnen een bebouwde kom, zone 30, schoolomgeving, woonerf of erf, of indien de bestuurder de toegelaten maximumsnelheid met meer dan 30 kilometer per uur heeft overschreden. De onmiddellijke intrekking wordt bevolen door de Procureur des Konings, en het feit te weigeren zich hieraan te onderwerpen, leidt tot een bijkomende inbreuk. Sinds de wet van 20 juli 2005, met ingang vanaf 31 maart 2006, kan de Procureur des Konings een beschikking tot verlenging van de intrekking met ten hoogste 3 maanden vorderen voor de Politierechtbank. Die procedure wordt ingeleid bij dagvaarding voor de Politierechtbank, die binnen de 15 dagen na de beslissing tot intrekking door het Openbaar Ministerie, uitspraak dient te doen. Tegen deze beschikking is enkel verzet mogelijk. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing tot intrekking niet
7
Daarnaast kan de Procureur des Konings een beschikking op het ogenblik van de intrekking, de dader van de overreding oproepen om te verschijnen voor de Politierechtbank of de Correctionele Rechtbank binnen een termijn van 15 dagen. Hij stelt hem in kennis van de beslissing een beschikking tot verlenging van de intrekking te vorderen, plaats en uur van de zitting van de Politierechtbank worden meegedeeld, alsook mededeling van het recht een advocaat te kiezen. Deze kennisgeving en mededeling worden in een P.V. vermeld, waarvan hem onmiddellijk een kopie wordt overhandigd. Deze kennisgeving geldt als dagvaarding om voor de Politierechtbank te verschijnen.
De beschikking tot verlenging van de intrekking, vermeldt nauwkeurig de feiten die de gedaagde in die stand van het onderzoek ten laste worden gelegd, en de redenen waarom de intrekking wordt verlengd.
De politierechtbank die ten gronde beslist, kan tevens een verval van het recht tot sturen bevelen. De betrokkene moet binnen de 4 dagen na de kennisgeving, of binnen de 4 dagen na uitspraak van het vonnis, zijn rijbewijs deponeren op de griffie van de Politierechtbank voor de duur van het verval.
De wetgever heeft tevens in artikel 38 §3 van de Wet van 16 maart 1968 de mogelijkheid gegeven aan de rechtbank om het herstel van het recht tot sturen afhankelijk te maken van het slagen voor één of meer examens en onderzoeken (theoretisch, praktisch, geneeskundig, en psychologisch). De duur van de onmiddellijke intrekking wordt in rekening gebracht wanneer een verval van het recht tot sturen wordt uitgesproken. In geval van uitspraak van het verval van recht tot sturen, kan Uw advocaat vragen dat dit verval enkel zou gelden voor de categorie van rijbewijs van het door de betrokkene bestuurde voertuig waarmee de inbreuk werd gepleegd. CONCREET : een chauffeur die in de uitoefening van zijn beroep een inbreuk pleegt, zou dan niet vervallen worden verklaard van het recht tot sturen voor voertuigen bestuurd met een rijbewijs B. Indien de chauffeur toch vervallen zou worden verklaard van het recht tot besturen van een voertuig met rijbewijs C, dan kan Uw advocaat aan het Parket bij de Politierechtbank verzoeken dat deze periode van verval zou mogen gelijklopen met de vakantieperiode van de chauffeur zodat de professionele schade beperkt blijft.
8
Tevens bestaat de mogelijkheid een GRATIEVERZOEK te richten aan de Koning, doch in de praktijk levert deze demarche meestal weinig resultaat op. 6. POLIS RECHTSBIJSTAND
Door een verstrenging van de wet, en een verstrakking van de te volgen procedures, is de noodzaak van een afgesloten rechtsbijstandsverzekering die dekking geeft voor STRAFRECHTERLIJKE verdediging, bij inbreuken begaan met gespecificeerde voertuigen, meer dan ooit onontbeerlijk! De meeste transportondernemingen beschikken over een polis rechtsbijstand die verbonden is aan het verzekerde voertuig. Het is daarnaast eveneens aan te raden zich te laten verzekeren in rechtsbijstand voor andere risico’s zoals algemene contractuele geschillen, geschillen van sociaal en arbeidsrecht, administratief recht, waarmee wegvervoerders regelmatig geconfronteerd worden. Te denken valt aan conflicten met opdrachtgevers-hoofdvervoerders, conflicten met een Buitenlandse autoriteit (Administratie van Douane en Accijnzen), conflicten met werknemers of RSZ (problematiek van de verblijfsvergoedingen, schijnzelfstandigheid, …). Het valt aan te bevelen dergelijke polissen via bemiddeling van Uw verzekeringsmakelaar af te sluiten bij een onafhankelijke rechtsbijstandsverzekeraar (bv. DAS, ARAG, LAR, …), en niet bij de verzekeraar die de burgerlijke aansprakelijkheid van het voertuig zelf verzekert, aangezien belangenconflicten zouden kunnen optreden.
--------------------------------