Fondsreglement Van Stichting Pensioenfonds Sanoma Magazines Nederland Voor de werknemers van Sanoma Men’s Magazines B.V.
fondsreglement
Inhoudsopgave
Algemene Artikel 1. Artikel 2. Artikel 3. Artikel 4. Artikel 5. Artikel 6. Artikel 7. Artikel 8. Artikel 9. Artikel 10. Artikel 11. Artikel 12. Artikel 13. Artikel 14.
Bepalingen Begripsomschrijvingen Karakter van de pensioenregeling Deelnemerschap Pensioenaanspraken Algemene begrenzing van verwerving van pensioenaanspraken Pensioengrondslag Levenslang ouderdomspensioen Levenslang partnerpensioen Wezenpensioen Wachttijdregeling Deeltijdarbeid (vrijwillige) Voortzetting tijdens levensloopverlof Voortzetting tijdens onbetaald verlof Toeslagen op pensioenen
Arbeidsongeschiktheid Artikel 15. Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid Artikel 16. WIA-excedentpensioen
1 2 2 3 3 3 4 4 4 5 6 6 7 7 9 9
Scheiding Artikel 17. Gevolgen van scheiding voor het ouderdomspensioen Artikel 18. Gevolgen van scheiding voor het partnerpensioen
11 11
Einde dienstbetrekking Artikel 19. Einde van de dienstbetrekking anders dan door overlijden of pensionering Artikel 20. Waardeoverdracht
13 13
Uitruil van pensioenen Artikel 21. Uitruil van levenslang ouderdomspensioen in levenslang partnerpensioen Artikel 22. Uitruil van levenslang partnerpensioen in levenslang ouderdomspensioen
14 14
Kosten en verzekeringen Artikel 23. Werknemerspremie
15
Pensioenbetalingen Artikel 24. Uitbetaling van de pensioenen Artikel 25. Pensioeningangsdatum Artikel 26. Variatie in pensioenuitkeringen Artikel 27. Fiscale maxima Artikel 28. Afkoop, vervreemden, prijsgeven en zekerstellen van pensioenaanspraken Artikel 29. Verplichting tot medewerking Artikel 30. Medische waarborgen Artikel 31. Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten Artikel 32. Informatieverstrekking Artikel 33. Onvoorziene gevallen. Beslechting van geschillen Artikel 34. Overgangsbepalingen Artikel 35. Datum inwerkingtreding
16 16 17 17 18 18 19 19 19 19 19 20
Bijlage Percentages en bedragen
fondsreglement
Algemene Bepalingen Artikel 1.
Begripsomschrijvingen
In dit reglement zijn naast de begripsomschrijvingen van de statuten, waarvan sommige hieronder worden aangehaald, de volgende begripsomschrijvingen van toepassing: a.
aanspraakgerechtigde:
de persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen;
b.
deelnemer:
de (gewezen) werknemer die op grond van dit reglement pensioenaanspraken verwerft. Op deze pensioenregeling is de voor de werkgever geldende uitvoeringsovereenkomst van het fonds van toepassing;
c.
dienstbetrekking:
de rechtsbetrekking tussen werkgever en werknemer die voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst;
d.
fonds:
Stichting Pensioenfonds Sanoma Magazines Nederland te Hoofddorp;
e.
gepensioneerde:
de pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan;
f.
gewezen deelnemer:
de (gewezen) werknemer die op grond van de pensioenregeling bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden tegenover het fonds;
g.
kind:
een kind tot wie de (gewezen) deelnemer voor de pensioeningangsdatum als ouder in familierechterlijke betrekking stond of het stief- of pleegkind van de (gewezen) deelnemer dat door deze als eigen kind wordt onderhouden en opgevoed, mits dit onderhoud en deze opvoeding zijn aangevangen voor de pensioeningangsdatum;
h.
partner:
de persoon die voor de pensioeningangsdatum gehuwd is met de (gewezen) deelnemer, voor de pensioeningangsdatum een geregistreerd partnerschap is aangegaan met de (gewezen) deelnemer of de ongehuwde persoon, die geen bloed- of aanverwant in de rechte lijn van de ongehuwde (gewezen) deelnemer is en bij diens overlijden met deze samenwoont krachtens een voor de pensioeningangsdatum aangegaan partnerschap;
i.
partnerschap:
de gezamenlijke huishouding die de ongehuwde (gewezen) deelnemer met de partner blijkens een notarieel verleden samenlevingscontract gedurende ten minste een half jaar voert; in dit contract dienen enige vermogensrechtelijke aangelegenheden te worden geregeld; het contract is niet vereist indien de deelnemer en de partner gezamenlijk verklaren dat ten minste vijf jaar onafgebroken een gezamenlijke huishouding wordt gevoerd en een uittreksel uit het bevolkingsregister wordt overgelegd waaruit blijkt dat men gedurende ten minste vijf jaar onafgebroken op hetzelfde adres woont;
j.
pensioenaanspraak:
het recht op een nog niet ingegaan pensioen, uitgezonderd een overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening;
k.
pensioengerechtigde:
de persoon voor wie op grond van dit reglement het pensioen is ingegaan;
l.
pensioeningangsdatum: de datum waarop het ouderdomspensioen daadwerkelijk ingaat;
m.
pensioenrecht:
het recht op een ingegaan pensioen, uitgezonderd voorwaardelijke toeslagen;
n.
pensioenregeling:
hetgeen tussen werkgever en werknemer is overeengekomen betreffende pensioen en is vastgelegd in dit reglement;
Contractnummer 40857
1 van 20
fondsreglement
o.
scheiding:
-
-
echtscheiding ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed beëindiging van een geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden, vermissing of omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk beëindiging van een partnerschap anders dan door overlijden, vermissing of omzetting van een partnerschap in een geregistreerd partnerschap of huwelijk;
p.
scheidingsdatum:
de datum waarop de scheiding- of ontbindingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Voor de beëindiging van het partnerschap is dit de datum waarop de (gewezen) deelnemer en de gewezen partner een schriftelijke verklaring ondertekenen;
q.
standaard pensioendatum:
de eerste van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar wordt;
r.
toeslag:
een verhoging van: een pensioenrecht; een pensioenaanspraak van een gewezen deelnemer; een pensioenaanspraak van een deelnemer die geen verband houdt met een verhoging van de pensioengrondslag, de toename van het in aanmerking te nemen aantal jaren of een wijziging van deze pensioenregeling;
s.
uitbestedingsovereenkomst:
de overeenkomst tot herverzekering en uitbesteding van pensioenadministratie en vermogensbeheer;
t.
uitvoeringsovereenkomst:
de overeenkomst tussen het fonds en de werkgever over de uitvoering van deze pensioenregeling;
u.
verzekeraar:
AEGON Levensverzekering N.V., gevestigd te Den Haag.
v.
werkgever:
Sanoma Men’s Magazines B.V. te Amsterdam Zuidoost;
w.
werknemer:
degene die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht arbeid verricht voor de werkgever;
Artikel 2.
Karakter van de pensioenregeling
De pensioenregeling zoals omschreven in dit reglement is een uitkeringsovereenkomst in de zin van artikel 1 van de Pensioenwet en voorziet in een vastgestelde pensioenuitkering. Artikel 3.
Deelnemerschap
1.
In deze pensioenregeling wordt opgenomen de werknemer, die in dienst is van de werkgever en 21 jaar of ouder is.
2.
Op de ingangsdatum van deze pensioenregeling is opgenomen de werknemer die op die datum aan de in lid 1 gestelde opnemingsvereisten voldoet.
3.
De werknemer die eerst na de ingangsdatum van deze pensioenregeling aan de in lid 1 gestelde opnemingsvereisten voldoet, wordt opgenomen op de eerste van de maand waarin aan die vereisten is voldaan.
4.
Het deelnemerschap eindigt door beëindiging van de dienstbetrekking, tenzij op basis van deze pensioenregeling nog pensioen wordt verworven, maar uiterlijk op de pensioeningangsdatum.
Contractnummer 40857
2 van 20
fondsreglement
Artikel 4.
Pensioenaanspraken
1.
De deelnemer heeft aanspraak op: levenslang ouderdomspensioen; WIA-excedentpensioen; levenslang partnerpensioen; wezenpensioen.
2.
De (gewezen) deelnemer of gepensioneerde met een partner heeft op elk moment slechts aanspraak op partnerpensioen voor één partner.
3.
Bij overlijden van de ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde dient de partner zich bij het fonds te melden en ten genoegen van het fonds aan te tonen dat hij of zij ten tijde van dit overlijden de partner van de ongehuwde (gewezen) deelnemer was. Indien de ongehuwde gepensioneerde na de pensioeningangsdatum overlijdt dient tevens te worden aangetoond dat het partnerschap reeds voor de pensioeningangsdatum bestond.
4.
De omschreven hoogte van de toegekende pensioenen geldt uitsluitend bij deelneming tot de standaard pensioendatum of tot eerder overlijden.
5.
De pensioenaanspraken volgens dit reglement worden mede beheerst door: de uitvoeringsovereenkomst; en de overeenkomst tot herverzekering en uitbesteding van pensioenadministratie en vermogensbeheer tussen het fonds en de verzekeraar en de bij de overeenkomst tot herverzekering en uitbesteding van pensioenadministratie en vermogensbeheer behorende verzekeringsvoorwaarden en aanvullende voorwaarden en wettelijke voorschriften. Dit betekent dat de pensioenaanspraken volgens dit reglement een vermindering kunnen ondergaan in die gevallen zoals bepaald in dit reglement, de uitvoeringsovereenkomst, de overeenkomst tot herverzekering en uitbesteding van pensioenadministratie en vermogensbeheer met bijbehorende verzekeringsvoorwaarden en aanvullende voorwaarden. Genoemde uitvoeringsovereenkomst, overeenkomst tot herverzekering en uitbesteding van pensioenadministratie en vermogensbeheer, verzekeringsvoorwaarden en aanvullende voorwaarden liggen bij het fonds ter inzage en worden op verzoek verstrekt.
Artikel 5.
Algemene begrenzing van verwerving van pensioenaanspraken
1.
De pensioenaanspraken worden gebaseerd op een pensioengevend salaris dat niet hoger is dan € 174.155,-. Dit bedrag (vastgesteld per 1 juli 2007) wordt jaarlijks aangepast aan de ontwikkeling van het loon- en het consumentenprijsindexcijfer, volgens hetgeen tussen het fonds en de verzekeraar is overeengekomen.
2.
Het salaris dat voor de berekening van de pensioenaanspraken in aanmerking wordt genomen kan in enig jaar maximaal met 25% stijgen, met inachtneming van het in het vorige lid genoemde maximum.
Artikel 6.
Pensioengrondslag
1.
Op de dag van opneming en vervolgens jaarlijks op 1 juli wordt voor elke deelnemer de pensioengrondslag vastgesteld.
2.
De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend salaris verminderd met een franchise.
3.
Het pensioengevend salaris is gelijk aan 12 maal het vaste maandsalaris dat geldt op het tijdstip van vaststelling van de pensioengrondslag, vermeerderd met de vakantietoeslag. Tot het vaste maandsalaris wordt niet gerekend vergoeding wegens overwerk, onkostenvergoedingen, gratificaties, tantièmes en andere niet tot het regelmatig genoten salaris behorende salarisbestanddelen.
Contractnummer 40857
3 van 20
fondsreglement
4.
De franchise is gelijk aan 10/7 maal het op 1 juli bekende jaarlijkse pensioen volgens de Algemene Ouderdomswet (AOW) voor een samenwonende inclusief de vakantietoeslag. De franchise bedraagt voor 2008 € 12.209,-. Voor de deelnemer die werkzaam is bij de Wegener golfbladen is de franchise gelijk aan € 17.122,-. Dit bedrag, vastgesteld voor 2007, kan jaarlijks door de werkgever worden aangepast.
5.
In geval van een verlaging van de pensioengrondslag worden de tot het tijdstip van de verlaging opgebouwde pensioenaanspraken niet gewijzigd.
6.
In geval van arbeidsongeschiktheid is het bepaalde in het artikel 'Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid' van toepassing.
Artikel 7.
Levenslang ouderdomspensioen
1.
Het levenslange ouderdomspensioen gaat in op de standaard pensioendatum en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de gepensioneerde overlijdt.
2.
Het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen is gelijk aan 1,75% van de voor de deelnemer op 1 januari 2008 dan wel de latere aanvangsdatum van het deelnemerschap vastgestelde pensioengrondslag, vermenigvuldigd met het aantal jaren gelegen tussen 1 januari 2008, dan wel de latere aanvangsdatum van de dienstbetrekking en de standaard pensioendatum. In geval van verhoging of verlaging van de pensioengrondslag wordt het ouderdomspensioen verhoogd of verlaagd met 1,75% van de verhoging of de verlaging, vermenigvuldigd met het aantal jaren gelegen tussen de datum van wijziging van de pensioengrondslag en de standaard pensioendatum.
3.
Voor de berekening van het levenslange ouderdomspensioen worden maximaal 44 jaren onmiddellijk voorafgaande aan de standaard pensioendatum in aanmerking genomen. De jaren worden in jaren en maanden bepaald, waarbij een gedeelte van een maand wordt verwaarloosd.
4.
Het opgebouwde levenslange ouderdomspensioen wordt jaarlijks verhoogd conform het bepaalde in het artikel 'Toeslagen op pensioenen'.
Artikel 8.
Levenslang partnerpensioen
1.
Het levenslange partnerpensioen gaat in op de eerste van de maand waarin de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde overlijdt en het wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt.
2.
Het jaarlijkse levenslange partnerpensioen bedraagt 70% van het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen. Voor de tijdens het deelnemerschap overleden deelnemer is dit het ouderdomspensioen, waarop deze bij deelneming tot de standaard pensioendatum volgens de het laatst vastgestelde pensioengrondslag aanspraak zou hebben verkregen.
Artikel 9. 1.
Wezenpensioen
Na overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde gaat voor ieder van de aanspraakgerechtigde kinderen een wezenpensioen in.
Contractnummer 40857
4 van 20
fondsreglement
Aanspraakgerechtigd zijn de kinderen die a. jonger zijn dan 18 jaar; b. 18 jaar of ouder, maar nog geen 27 jaar zijn, zolang: of hun voor werkzaamheden beschikbare tijd voor 5 dagdelen of meer in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een opleiding voor een beroep, of zij ten gevolge van ziekte of gebreken niet in staat zijn om 55% te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde kinderen, die overigens in gelijke omstandigheden verkeren, kunnen verdienen en daartoe ook, hetzij in het afgelopen jaar niet in staat zijn geweest, hetzij vermoedelijk in het eerstkomende jaar niet in staat zullen zijn. 2.
Elk wezenpensioen gaat in op de eerste van de maand waarin de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde overlijdt, maar niet eerder dan op de eerste van de maand waarin het kind pensioengerechtigd wordt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin het kind niet meer voldoet aan de in het voorgaande lid vermelde voorwaarden of overlijdt.
3.
Elk wezenpensioen bedraagt 14% van het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen. Voor de tijdens het deelnemerschap overleden deelnemer is dit het ouderdomspensioen, waarop deze bij deelneming tot de pensioeningangsdatum volgens de het laatst vastgestelde pensioengrondslag aanspraak zou hebben verkregen.
4.
Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien er geen partner (meer) is die aanspraak heeft op partnerpensioen.
Artikel 10. 1.
Wachttijdregeling
Een gehuwde werknemer dan wel een werknemer die een (geregistreerd) partnerschap is aangegaan dan wel kinderen heeft zoals bedoeld in het artikel 'Begripsomschrijvingen' die nog niet aan de vereisten zoals omschreven in het artikel 'Deelnemerschap', lid 1 voldoet, heeft uitsluitend aanspraken op partner- en/of wezenpensioen. Daarnaast heeft iedere werknemer die daarvoor in aanmerking komt aanspraak op WIAexcedentpensioen.
2.
De aanspraken gedurende de wachttijdregeling zijn verzekerd op risicobasis. Bij beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden vervallen de aanspraken zonder waarde. Bij scheiding vervalt de aanspraak op partnerpensioen eveneens zonder waarde.
3.
Het artikel 'Verplichting tot medewerking' geldt op overeenkomstige wijze voor deze wachttijdregeling.
4.
Indien op de datum van beëindiging van de dienstbetrekking wegens arbeidsongeschiktheid van de werknemer vrijstelling van premiebetaling is verleend, vindt het bepaalde in lid 2 pas plaats op de datum waarop de premievrijstelling eindigt, dan wel het huwelijk of (geregistreerd) partnerschap voordien eindigt.
5.
De kosten van deze wachttijdregeling zijn geheel voor rekening van de werkgever en worden door deze aan het fonds voldaan.
Contractnummer 40857
5 van 20
fondsreglement
Artikel 11. 1.
2.
Deeltijdarbeid
Voor de deelnemer die minder dan de volledige arbeidstijd werkt of heeft gewerkt, geldt het navolgende: a.
Voor de vaststelling van de pensioengrondslag wordt uitgegaan van het pensioengevend salaris dat op 1 juli van het desbetreffende jaar bij een volledige arbeidstijd gegolden zou hebben.
b.
Het levenslange ouderdomspensioen wordt van de sub a bedoelde pensioengrondslag afgeleid waarna het wordt vermenigvuldigd met een deeltijdpercentage vastgesteld naar de verhouding tussen feitelijke en volledige arbeidstijd. Van het levenslange ouderdomspensioen afgeleide pensioenen worden berekend op basis van het aldus verminderde levenslange ouderdomspensioen.
c.
Voor de bepaling van het WIA-excedentpensioen wordt uitgegaan van het pensioengevend salaris dat op 1 januari van het desbetreffende jaar bij een onvolledige arbeidstijd geldt.
Bij de overgang van een onvolledige naar een volledige arbeidstijd - of omgekeerd - en bij wijziging van de mate van onvolledigheid, wordt het deeltijdpercentage opnieuw vastgesteld. Hierbij wordt er voor de toekomstige diensttijd steeds van uitgegaan dat de mate van (on)volledigheid van de arbeidstijd onveranderd blijft. Bij de vaststelling van het levenslange ouderdomspensioen worden de deeltijdpercentages die in de afzonderlijke perioden hebben gegolden, alsmede de duur van de perioden waarin deze van kracht zijn geweest, in aanmerking genomen. Het in vorenstaande zin bepaalde geldt bij aanvang van deze regeling op overeenkomstige wijze voor de dan reeds vervulde diensttijd.
Artikel 12.
(vrijwillige) Voortzetting tijdens levensloopverlof
1.
De deelnemer heeft geen recht op pensioenopbouw en is niet verzekerd voor partnerpensioen, wezenpensioen, WIA-excedentpensioen en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid gedurende een periode van onbetaald verlof, voor zover op grond van dit artikel niet anders wordt bepaald.
2.
Onder levensloopverlof wordt in dit artikel verstaan de periode van verlof waarin de deelnemer recht heeft op een uitkering uit hoofde van een levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964.
3.
Gedurende een periode van levensloopverlof worden, met inachtneming van het artikel 'Werknemerspremie', de opbouw en de verzekering van pensioenaanspraken volgens dit reglement voortgezet indien aan (ten minste) één van de volgende voorwaarden is voldaan: a. de periode van levensloopverlof bedraagt ten hoogste 6 maanden; b. de periode van levensloopverlof bedraagt ten hoogste 30 maanden en eindigt op de dag vóór de standaard pensioendatum.
4.
Wanneer niet wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in lid 3 kunnen gedurende een periode van onbetaald verlof en levensloopverlof de opbouw en de verzekering van pensioenaanspraken volgens dit reglement voor eigen rekening van de deelnemer worden voortgezet. Het artikel 'Werknemerspremie' is in dit geval niet van toepassing.
5.
Voor zover het bepaalde van lid 3 of 4 van toepassing is, wordt de hoogte van de bedoelde pensioenaanspraken vastgesteld op basis van de omstandigheden zoals die golden voorafgaand aan de ingang van het verlof en, als er sprake is van levensloopverlof, met inachtneming van lid 8. Voor de vaststelling van het aantal jaren wordt de periode van voortzetting in aanmerking genomen naar evenredigheid van de deeltijdpercentage zoals deze laatstelijk voorafgaand aan de verlofperiode was vastgesteld.
6.
De maximale periode waarin de in lid 3 en 4 genoemde opbouw en verzekeringen worden voortgezet bedraagt in geval van levensloopverlof maximaal de periode waarin de deelnemer een uitkering uit hoofde van een levensloopregeling ontvangt.
Contractnummer 40857
6 van 20
fondsreglement
7.
De voortzetting eindigt in ieder geval per de datum waarop de deelnemer het maximale aantal jaren heeft bereikt, zoals genoemd in het artikel 'Levenslang ouderdomspensioen' lid 3.
8.
Indien de uitkering op jaarbasis uit hoofde van de levensloopregeling lager is dan 49% van het voorafgaand aan de verlofperiode geldende vaste bruto jaarsalaris, dan vindt een voortzetting volgens leden 3 en 4 voor een evenredig deel plaats. Dit evenredige deel is gelijk aan de verhouding tussen: a. de uitkering uit hoofde van de levensloopregeling van de deelnemer; en b. het voorafgaand aan de verlofperiode geldende vaste bruto jaarsalaris. Voor de vaststelling van het aantal jaren worden de jaren waarin de pensioenopbouw is voortgezet tijdens levensloopverlof naar evenredigheid van deze verhouding in aanmerking genomen. Indien de deelnemer tijdens het levensloopverlof overlijdt worden voor de vaststelling van het partner- en wezenpensioen de ontbrekende jaren, voor zover deze zijn gelegen tussen de datum van overlijden en einddatum van het verlof, vastgesteld door deze jaren te vermenigvuldigen met deze verhouding en wordt het WIA-excedentpensioen verlaagd door vermenigvuldiging met deze verhouding.
9.
De voor de voortzetting verschuldigde bijdrage wordt vastgesteld door het bestuur en wordt voorafgaand of na afloop van de verlofperiode verrekend met het salaris van de deelnemer, dan wel ingehouden op de uitkering uit hoofde van een levensloopregeling.
10.
In geval van deeltijdverlof zijn de voorgaande leden van overeenkomstige toepassing, naar evenredigheid van het gedeelte van de arbeidstijd waarvoor verlof wordt genoten.
Artikel 13. 1.
Voortzetting tijdens onbetaald verlof
Indien de deelnemer onbetaald verlof opneemt zal het levenslang partnerpensioen en wezenpensioen, zoals omschreven in het artikel 'Levenslang partnerpensioen' en het artikel 'Wezenpensioen', gedurende maximaal 18 maanden, maar uiterlijk tot einde van de dienstbetrekking, worden voortgezet op basis van de het laatst voor ingang van het verlof vastgestelde pensioengrondslag en deeltijdpercentage. De maximale periode van 18 maanden heeft betrekking op de totale periode van voortzetting gedurende de gehele periode van deelnemerschap. De voortzetting van het levenslang partnerpensioen en wezenpensioen geschiedt op risicobasis. Deze verzekeringen hebben geen premievrije waarde of afkoopwaarde.
2.
De werknemerspremie gedurende onbetaald verlof wordt nader tussen de werkgever en de deelnemer overeengekomen.
Artikel 14. 1.
Toeslagen op pensioenen
Het fonds zal –voor zover de beschikbare winstdeling toereikend is –jaarlijks op 1 januari op de volgende pensioenen een toeslag verlenen: a. b. c. d. e.
de opgebouwde ouderdomspensioenen, opgebouwde (bijzonder) partnerpensioenen en opgebouwde wezenpensioenen, indien en voor zolang de deelnemer aanspraken op ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen opbouwt; de reeds ingegane ouderdomspensioenen, (bijzonder) partnerpensioenen en wezenpensioenen; de nog niet ingegane (bijzonder) partnerpensioenen en wezenpensioenen behorende bij reeds ingegane ouderdomspensioenen; de pensioenen van deelnemers voor wie door de verzekeraar vrijstelling van premiebetaling wegens arbeidsongeschiktheid is verleend, echter voor het percentage waarvoor premievrijstelling van premiebetaling wordt verleend en voor zover zij zijn gefinancierd; de na ontslag vastgestelde, nog niet ingegane pensioenen van gewezen deelnemers en andere aanspraakgerechtigden voor wie geen overdracht van pensioenaanspraken en de waarde daarvan naar de nieuwe werkgever van de gewezen deelnemer heeft plaatsgevonden.
Contractnummer 40857
7 van 20
fondsreglement
2.
Voor de verlening van toeslagen volgens lid 1 geldt de volgende voorwaardelijkheidsverklaring op basis van toeslagcategorie D1 van de toeslagenmatrix (onderdeel pensioenfondsen): Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken worden in beginsel jaarlijks toeslagen verleend van maximaal het percentage waarmee het consumentenprijsindexcijfer (alle huishoudens) over de maand oktober van het voorafgaande kalenderjaar is gestegen ten opzichte van dit consumentenprijsindexcijfer over de maand oktober van het daaraan voorafgaande kalenderjaar. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. Onder beleggingsrendement wordt –uitsluitend in dit verband- verstaan de overrente die op grond van de tussen het fonds en de verzekeraar gesloten de overeenkomst tot herverzekering en uitbesteding van pensioenadministratie en vermogensbeheer beschikbaar komt voor toeslagen. De toeslag zal in enig jaar niet hoger zijn dan het voor dat jaar geldende fiscaal geaccepteerde maximum.
3.
De werkgever heeft zich het recht voorbehouden de in dit artikel opgenomen toeslagregeling te wijzigen. Een wijziging geldt zowel voor deelnemers als voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden ten aanzien van de nog niet verleende toeslagen. Het bestuur zal vervolgens met inachtneming van de uitvoeringsovereenkomst het reglement aanpassen.
Contractnummer 40857
8 van 20
fondsreglement
Arbeidsongeschiktheid Artikel 15. 1.
Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid
Op de dag waarop voor de deelnemer de uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) aanvangt wordt met inachtneming van de desbetreffende voorwaarden van de verzekeraar gehele of gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling verleend; Bij een percentage arbeidsongeschiktheid van
65 % of meer 45 % tot 65% minder dan 45%
Bedraagt de vrijstelling
100 % 50 % 0 %
Tijdens de verdere duur van de arbeidsongeschiktheid blijven de onmiddellijk voorafgaande aan dat moment voor hem/haar verzekerde reglementaire aanspraken van kracht; gedurende deze periode worden wijzigingen in de pensioengrondslag en/of dit reglement alleen nog in aanmerking genomen voor zover die wijzigingen betrekking hebben op het gedeelte van het pensioen waarover geen vrijstelling van premiebetaling wordt verleend. 2.
De vrijstelling betreft de premies die gelden op de dag voorafgaand aan de eerste ziektedag van de deelnemer. Salarisverhogingen binnen 104 weken na de eerste ziektedag worden hierbij nog in aanmerking genomen, indien deze naar het oordeel van de verzekeraar redelijk zijn.
3.
Indien de deelnemer wordt ontslagen gedurende een periode van arbeidsongeschiktheid is het bepaalde in lid 4 van het artikel 'Einde van de dienstbetrekking anders dan door overlijden of pensionering' van toepassing.
4.
In geval door de verzekeraar wegens gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van de deelnemer gehele respectievelijk gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling is verleend, is de deelnemer geen respectievelijk een gedeeltelijke werknemerspremie verschuldigd gedurende de periode waarin de vrijstelling van kracht is.
5.
Voor de gewezen deelnemer, die aanspraak wil maken op premievrijstelling, is het noodzakelijk dat de gewezen deelnemer tot aan het moment van uitdiensttreding salaris van de werkgever in verband met ziekte ontvangt en aansluitend een uitkering ingevolge de WIA ontvangt.
Artikel 16.
WIA-excedentpensioen
1.
Het WIA-excedentpensioen gaat, met inachtneming van de desbetreffende voorwaarden van de verzekeraar, in op de dag waarop de uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) aanvangt. Het WIA-excedentpensioen wordt uitgekeerd voor de verdere duur van de arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA, maar uiterlijk tot de standaard pensioendatum.
2.
Het WIA-excedentpensioen bij gehele arbeidsongeschiktheid is gelijk aan 70% van dat gedeelte van het pensioengevend salaris dat uitgaat boven de SV-loongrens.
3.
4.
Onder SV-loongrens wordt verstaan 261 maal het op 1 januari onmiddellijk voorafgaande aan de ingang van het WIA-excedentpensioen bekende maximum dagloon waarnaar de uitkeringen ingevolge de WIA worden berekend. Bij de vaststelling van het WIA-excedentpensioen wordt het pensioengevend salaris in aanmerking genomen, waarvan de het laatst voor de ingang van het WIA-excedentpensioen vastgestelde pensioengrondslag is afgeleid. Salarisverhogingen binnen 104 weken na de eerste ziektedag worden hierbij nog in aanmerking genomen, indien deze naar het oordeel van de verzekeraar redelijk zijn. Het jaarlijkse WIA-excedentpensioen bedraagt bij gehele arbeidsongeschiktheid ten hoogste € 58.639,-. Dit bedrag (vastgesteld per 1 juli 2007) wordt jaarlijks aangepast aan de ontwikkeling van het loon- en het consumentenprijsindexcijfer, volgens hetgeen tussen de werkgever en de verzekeraar is overeengekomen.
Contractnummer 40857
9 van 20
fondsreglement
5.
De hoogte van het uit te keren jaarlijkse WIA-excedentpensioen is afhankelijk van de mate, waarin de deelnemer op de uitkeringsdatum arbeidsongeschikt is. Bij een percentage arbeidsongeschiktheid van
80 % of meer 65 % tot 80% 55 % tot 65% 45 % tot 55% 35 % tot 45% minder dan 35%
Bedraagt de jaarlijkse uitkering onderstaand percentage van het pensioen bij gehele arbeidsongeschiktheid
100 % 72,5 % 60 % 50 % 40 % 0 %
6.
Voor de gewezen deelnemer die aanspraak wil maken op WIA-excedentpensioen, is het noodzakelijk dat de gewezen deelnemer tot aan het moment van uitdiensttreding salaris van de werkgever in verband met ziekte ontvangt en aansluitend een uitkering ingevolge de WIA ontvangt.
7.
De aanspraak op WIA-excedentpensioen is op risicobasis verzekerd tot de standaard pensioendatum. Dit betekent dat de aanspraak op WIA-excedentpensioen zonder waarde vervalt bij beëindiging van de dienstbetrekking.
Contractnummer 40857
10 van 20
fondsreglement
Scheiding Artikel 17.
Gevolgen van scheiding voor het ouderdomspensioen
1.
In geval van scheiding heeft de (gewezen) partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde recht op verevening van het ouderdomspensioen volgens het bepaalde in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Deze wet bepaalt dat de (gewezen) partner recht krijgt op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen. In afwijking van de omschrijving in het artikel 'Begripsomschrijvingen' wordt in dit artikel onder 'scheiding' verstaan 'einde van het huwelijk door echtscheiding of scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap'. Daarnaast wordt in afwijking van de omschrijving in het artikel 'Begripsomschrijvingen' in dit artikel onder 'partner' verstaan 'de persoon die met de (gewezen) deelnemer gehuwd is of een geregistreerd partnerschap is aangegaan'.
2.
Het recht op verevening kan rechtstreeks jegens het fonds geldend worden gemaakt indien de scheiding binnen twee jaar na de scheidingsdatum aan het fonds wordt gemeld. Het fonds betaalt dan het aan de (gewezen) partner toekomende deel van het ingegane ouderdomspensioen rechtstreeks uit aan de gewezen partner. De uitbetaling aan de (gewezen) partner eindigt bij overlijden van de gepensioneerde, maar uiterlijk bij het eerdere overlijden van de (gewezen) partner.
3.
Het fonds kan uitsluitend worden aangesproken door de (gewezen) partner voor dat deel van het te verevenen ouderdomspensioen dat het fonds nog moet uitkeren vanaf een maand nadat het fonds het daartoe bestemde, correct ingevulde 'mededelingsformulier' heeft ontvangen. Indien de scheiding niet tijdig aan het fonds is gemeld, kan de (gewezen) partner het recht op verevening uitsluitend nog jegens de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde uitoefenen.
4.
Onder bepaalde voorwaarden kunnen de (gewezen) deelnemer en de gewezen partner bij scheiding het fonds om conversie verzoeken. Hieronder wordt verstaan de omzetting van de aanspraak van de gewezen partner op het hem/haar uit te betalen deel van het ouderdomspensioen en de op grond van het artikel 'Gevolgen van scheiding voor partnerpensioen' verkregen aanspraak op bijzonder partnerpensioen (onder verval van beide aanspraken)(onder verval van de aanspraak) in een voor hem/haar zelfstandige aanspraak op ouderdomspensioen. Het fonds is niet verplicht aan conversie mee te werken en kan voorwaarden aan de conversie verbinden.
5.
Het ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde wordt verminderd met het aan de (gewezen) partner toekomende deel ervan. Deze vermindering vervalt bij overlijden van de (gewezen) partner; bij conversie is de vermindering echter blijvend.
Artikel 18.
Gevolgen van scheiding voor het partnerpensioen
1.
In het geval van scheiding heeft de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde aanspraak op een bijzonder partnerpensioen.
2.
Het bijzonder partnerpensioen gaat in op de eerste van de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt en het wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de gewezen partner overlijdt.
3.
De hoogte van het bijzonder partnerpensioen is gelijk aan het (premievrije) levenslange partnerpensioen dat de deelnemer zou hebben behouden als op de scheidingsdatum het deelnemerschap zou zijn geëindigd. In het geval van scheiding na beëindiging van het deelnemerschap, is het bijzonder partnerpensioen gelijk aan het op de datum van beëindiging van het deelnemerschap vastgestelde (premievrije) levenslange partnerpensioen.
4.
Een volgende partner heeft aanspraak op een (verlaagd) partnerpensioen. Het verlaagde partnerpensioen is gelijk aan het partnerpensioen overeenkomstig het artikel 'Levenslang partnerpensioen', lid 2, verminderd met het bijzonder partnerpensioen.
Contractnummer 40857
11 van 20
fondsreglement
5.
De bij scheiding of beëindiging partnerschap betrokken partijen doen daarvan terstond schriftelijk mededeling aan het fonds onder overlegging van de benodigde bewijsstukken. De ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde die ook geen geregistreerd partnerschap is aangegaan, zal, indien het partnerschap tijdens respectievelijk na de dienstbetrekking eindigt, de werkgever respectievelijk het fonds daarvan terstond schriftelijk mededeling doen onder overlegging van een door de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de gewezen partner ondertekende verklaring. De handtekening van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde volstaat indien deze aan het fonds aantoont zich voldoende te hebben ingespannen om de handtekening van de partner te verkrijgen en deze op de betreffende bepaling in dit reglement te hebben gewezen. Noch het fonds noch de verzekeraar is aansprakelijk voor eventuele nadelige gevolgen van te late aanmelding. Het fonds verstrekt aan de gewezen partner een bewijsstuk van het voor haar/hem verzekerde pensioen.
6.
Na het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde wordt het bijzondere partnerpensioen op dezelfde wijze verhoogd als het levenslange partnerpensioen.
7.
Het in dit artikel bepaalde is op overeenkomstige wijze van toepassing op de verzekering van tijdelijk partnerpensioen. Het bijzondere tijdelijke partnerpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt, maar uiterlijk tot de eerste van de maand waarin de partner 65 jaar wordt.
8.
Na overlijden van de (gewezen) deelnemer wordt het bijzondere tijdelijke partnerpensioen op dezelfde wijze verhoogd als het tijdelijke partnerpensioen.
9.
Het bepaalde in dit artikel vindt geen toepassing, indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en diens gewezen partner met betrekking tot de scheiding anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het fonds en de verzekeraar is gehecht, dat het fonds en de verzekeraar bereid zijn een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken dan wel het niveau van de uitkering aan te passen. De verzekeraar brengt namens het fonds de kosten van de uitvoering van de afwijkende overeenkomst aan de (gewezen) partners in rekening. De (gewezen) partners betalen ieder de helft van de kosten.
Contractnummer 40857
12 van 20
fondsreglement
Einde dienstbetrekking Artikel 19.
Einde van de dienstbetrekking anders dan door overlijden of pensionering
1.
In geval van beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door overlijden of pensionering behoudt de gewezen deelnemer de tot dat moment op grond van deze pensioenregeling opgebouwde pensioenaanspraken. De op het leven van de gewezen deelnemer gesloten verzekeringen worden per de datum van beëindiging van de dienstbetrekking premievrij gemaakt.
2.
De gewezen deelnemer verkrijgt een pensioenaanspraak op voor hem/haar premievrije pensioenen. Deze pensioenaanspraak moet volledig gefinancierd zijn op het moment van beëindiging van de dienstbetrekking.
3.
Het bepaalde in de leden 1 en 2 is niet van toepassing op pensioenaanspraken die gedekt worden door risicoverzekeringen. Deze pensioenaanspraken vervallen bij beëindiging van de dienstbetrekking.
4.
Indien op de datum van beëindiging van de dienstbetrekking wegens gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van de deelnemer vrijstelling van premiebetaling is verleend, vindt het bepaalde in de leden 1 tot en met 3 pas toepassing op de datum waarop en voor de mate waarin de premievrijstelling eindigt. In plaats van de datum van beëindiging van de dienstbetrekking wordt dan gelezen de datum waarop de gehele of gedeeltelijke premievrijstelling eindigt.
5.
Overige dan de in dit artikel genoemde vormen van wettelijke rechten op waardeoverdracht worden eveneens overeenkomstig de ter zake geldende wettelijke voorschriften uitgevoerd.
Artikel 20. 1.
Waardeoverdracht
Op verzoek van de gewezen deelnemer wordt, voor zover het fonds daartoe wettelijk verplicht is, de waarde van de bij beëindiging van de dienstbetrekking volgens het artikel 'Einde van de dienstbetrekking anders dan door overlijden of pensionering' verkregen aanspraken overgedragen aan de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever. De overgedragen waarde wordt omgezet in aanspraken volgens de pensioenregeling van de nieuwe werkgever. Het bepaalde in de voorgaande alinea is op overeenkomstige wijze van toepassing op een werknemer die deelnemer wordt in deze pensioenregeling. De inkomende waarde zal, volgens de verhoudingen van dit fondsreglement, worden gebruikt voor verwerving van extra ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen.
2.
Overdracht vindt plaats indien het een individuele beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door overlijden of pensionering betreft, tenzij de financiële toestand van het fonds, zoals omschreven in artikel 72 van de Pensioenwet, dat niet toelaat.
3.
Een (gewezen) deelnemer die de mogelijkheid tot waardeoverdracht overweegt, moet binnen zes maanden na aanvang van de verwerving van pensioenaanspraken in de door de ontvangende pensioenuitvoerder uitgevoerde pensioenregeling een opgave hebben gevraagd van de pensioenaanspraken aan de ontvangende pensioenuitvoerder. Daarna moet de (gewezen) deelnemer het verzoek tot waardeoverdracht doen aan de ontvangende pensioenuitvoerder.
4.
Overdracht van de waarde van het partnerpensioen is slechts mogelijk na schriftelijke instemming van de eventuele partner van de gewezen deelnemer. Het eventuele levenslange bijzonder partnerpensioen kan niet worden overgedragen.
5.
De wijze waarop de overdracht plaatsvindt alsmede de vaststelling van de overdrachtswaarde geschiedt overeenkomstig de ter zake geldende wettelijke voorschriften.
Contractnummer 40857
13 van 20
fondsreglement
Uitruil van pensioenen Artikel 21.
Uitruil van levenslang ouderdomspensioen in levenslang partnerpensioen
1.
Op de datum van beëindiging van de dienstbetrekking en op de pensioeningangsdatum kan een zodanig deel van de aanspraak op het levenslang ouderdomspensioen worden gebruikt, dat met inbegrip van aanspraken op bijzonder partnerpensioen een aanspraak op levenslang partnerpensioen wordt verkregen ter grootte van maximaal 70% van het verlaagde levenslang ouderdomspensioen.
2.
De aanspraak op het levenslange ouderdomspensioen wordt dan verlaagd op basis van een door het bestuur van het fonds vastgestelde collectief actuarieel gelijkwaardige ruilvoet, die geen onderscheid maakt tussen mannen en vrouwen. De ruilvoet en de geldigheidsduur daarvan zijn vermeld in de bij dit reglement behorende bijlage.
3.
Het na een voorgaande scheiding op grond van het artikel 'Gevolgen van scheiding voor het ouderdomspensioen' vastgestelde gedeelte van het ouderdomspensioen dat toekomt aan de gewezen partner, wordt niet in deze ruil betrokken.
4.
Het in dit artikel bedoelde levenslang partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de gewezen deelnemer overlijdt en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt.
5.
Het verzoek voor uitruil van levenslang ouderdomspensioen in levenslang partnerpensioen dient ten minste zes weken voor het moment dat het levenslang ouderdomspensioen ingaat, schriftelijk door de (gewezen) deelnemer bij het fonds te worden ingediend.
Artikel 22.
Uitruil van levenslang partnerpensioen in levenslang ouderdomspensioen
1.
De (gewezen) deelnemer heeft met inachtneming van het bepaalde in lid 2 van het artikel 'Overgangsbepaling' op de pensioeningangsdatum eenmalig het recht om het gehele levenslang partnerpensioen of een deel daarvan om te zetten in een hoger levenslang ouderdomspensioen.
2.
Het na scheiding vastgestelde levenslange bijzonder partnerpensioen kan niet in de ruil worden betrokken.
3.
De aanspraak op het levenslange partnerpensioen wordt dan verlaagd op basis van een door het bestuur van het fonds vastgestelde collectief actuarieel gelijkwaardige ruilvoet, die geen onderscheid maakt tussen mannen en vrouwen. De ruilvoet en de geldigheidsduur daarvan zijn vermeld in de bij dit reglement behorende bijlage.
4.
Ten behoeve van de vaststelling van het uitruilbare deel van het levenslange partnerpensioen, is de (gewezen) deelnemer verplicht het fonds te informeren met betrekking tot wijzigingen van diens samenlevingsverband.
5.
Het verzoek tot uitruil dient ten minste zes weken voor de pensioeningangsdatum het moment dat het ouderdomspensioen ingaat, schriftelijk door de (gewezen) deelnemer bij het fonds te worden ingediend. Het verzoek dient mede door de partner, zoals in dit reglement gedefinieerd, van de (gewezen) deelnemer te worden ondertekend.
6.
Na de uitruil vervalt de aanspraak op het uitgeruilde (deel van het) levenslang partnerpensioen.
Contractnummer 40857
14 van 20
fondsreglement
Kosten en verzekeringen Artikel 23.
Werknemerspremie
1.
De deelnemer betaalt een jaarlijkse werknemerspremie ter grootte van een jaarlijks door de werkgever vast te stellen percentage van de pensioengrondslag.
2.
De werknemerspremie wordt in gelijke termijnen met het salaris verrekend. Na het einde van het deelnemerschap vindt geen verdere verrekening meer plaats.
3.
In geval van arbeidsongeschiktheid is het bepaalde in het artikel 'Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid' van toepassing.
4.
Voor deelnemers met een onvolledige arbeidstijd geldt, voor de vaststelling van de in lid 2 eerste volzin bedoelde werknemerspremie, dat de werknemerspremie wordt vermenigvuldigd met het in het artikel 'Deeltijdarbeid' lid 1 sub b bedoelde deeltijdpercentage.
Contractnummer 40857
15 van 20
fondsreglement
Pensioenbetalingen Artikel 24.
Uitbetaling van de pensioenen
1.
De pensioenen worden uitbetaald door het fonds in maandelijkse termijnen achteraf.
2.
Het fonds kan de verzekeraar verzoeken de herverzekerde pensioenen rechtstreeks aan de gerechtigde(n) uit te betalen.
3.
In geval van uitbetaling op een niet in Nederland gevestigde bankrekening, is het fonds respectievelijk de verzekeraar bevoegd de bancaire kosten voor deze uitbetaling bij de pensioengerechtigde in mindering te brengen op de uitkering.
Artikel 25.
Pensioeningangsdatum
1.
Het levenslange ouderdomspensioen gaat in op de standaard pensioendatum. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan de (gewezen) deelnemer eerder of later met pensioen gaan voor zover de dan geldende fiscale regelgeving zich hier niet tegen verzet.
2.
Eerder met pensioen gaan is toegestaan vanaf de eerste van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 55 jaar wordt. Indien de pensioeningangsdatum vóór de 60-jarige leeftijd van de (gewezen) deelnemer ligt, is eerder met pensioen gaan is slechts mogelijk, indien de dienstbetrekking wordt beëindigd en de (gewezen) deelnemer aan het fonds verklaart dat hij zijn arbeidzame leven beëindigt en dat hij niet van plan is die arbeid weer te hervatten.
3.
Later met pensioen gaan is mogelijk tot de 70–jarige leeftijd, mits er sprake is van een dienstbetrekking, met dien verstande dat het pensioen eerder ingaat, indien het opgebouwde ouderdomspensioen na de 65-jarige leeftijd het in de Wet op de loonbelasting 1964 vermelde maximum van 100% van het pensioengevend loon bereikt, exclusief overschrijding van het maximum wegens uitruil, toeslagen, waardoverdracht of variatie in de uitkering.
4.
Indien de gewezen deelnemer later met pensioen gaat, moet de gewezen deelnemer jaarlijks aan het fonds verklaren dat hij of zij doorwerkt in een tegenwoordige dienstbetrekking bij een andere werkgever, dan omschreven in het artikel ‘Begripsomschrijvingen’ onder ‘werkgever’. Indien het fonds een dergelijke verklaring niet ontvangt, zal het fonds het ouderdomspensioen direct in laten gaan.
5.
Bij eerder met pensioen gaan vindt geen verdere opbouw van pensioen meer plaats en komt de aanspraak op WIA-excedentpensioen te vervallen. Bij later met pensioen gaan komt de aanspraak op WIA-excedentpensioen op de standaard pensioendatum te vervallen.
6.
Bij eerder of later met pensioen gaan wordt het levenslange ouderdomspensioen verlaagd respectievelijk verhoogd op basis van een door het bestuur van het fonds vastgestelde collectief actuarieel gelijkwaardige ruilvoet, die geen onderscheid maakt tussen mannen en vrouwen. De ruilvoet en de geldigheidsduur daarvan zijn vermeld in de bij dit reglement behorende bijlage.
7.
Bij verlaging respectievelijk verhoging van het ouderdomspensioen, zoals bedoeld in het voorgaande lid, blijft de hoogte van het opgebouwde levenslange partnerpensioen ongewijzigd.
8.
Eerder met pensioen gaan is uitsluitend toegestaan indien de deelnemer dit zes maanden voor de beoogde pensioeningangsdatum schriftelijk meldt aan de werkgever en het fonds en indien de werkgever hiermee heeft ingestemd. Indien de gewezen deelnemer verzoekt om eerder met pensioen te gaan, is melding aan en instemming van de werkgever niet van toepassing. Het pensioen mag na ingang niet lager zijn dan het in artikel 66 van de Pensioenwet bedoelde bedrag (€ 406,44 in 2008).
9.
Later met pensioen gaan is uitsluitend toegestaan indien de deelnemer dit zes weken voor de beoogde pensioeningangsdatum schriftelijk meldt aan de werkgever en het fonds en indien de werkgever hiermee heeft ingestemd. Indien de gewezen deelnemer verzoekt om later met pensioen te gaan, is melding aan en instemming van de werkgever niet van toepassing.
Contractnummer 40857
16 van 20
fondsreglement
10.
Voor eerder met pensioen gaan volgens dit artikel is toestemming van de partner vereist.
Artikel 26. 1.
Variatie in pensioenuitkeringen
De (gewezen) deelnemer heeft de mogelijkheid om op de pensioeningangsdatum te kiezen voor een in aanvang hoger levenslang ouderdomspensioen. Hierbij geldt het volgende: a.
b. c.
de hogere uitkering geldt voor een periode direct aansluitend op de pensioeningangsdatum. Indien het pensioen ingaat op of voor de 62-jarige leeftijd, kan de hoge uitkering uitgekeerd worden tot de eerste van de maand waarin de gepensioneerde 65 of 70 jaar wordt. Indien het pensioen ingaat na de 62-jarige leeftijd kan de hoge uitkering uitgekeerd worden tot de eerste van de maand waarin de gepensioneerde 70 of 75 jaar wordt; de hogere uitkering staat in een vaste verhouding van 100:75 ten opzichte van de lagere; de lagere uitkering mag niet lager zijn dan het in artikel 66 van de Pensioenwet bedoelde bedrag (€ 406,44 in 2008).
Bovendien heeft de (gewezen) deelnemer de mogelijkheid om als de pensioeningangsdatum is gelegen voor de 65-jarige leeftijd te kiezen voor een in aanvang hoger levenslang ouderdomspensioen ter grootte van maximaal het jaarlijkse gezamenlijke pensioen inclusief vakantietoeslag volgens de Algemene Ouderdomswet (AOW), waarbij zowel de man als de vrouw 65 jaar of ouder is. Hierbij geldt het volgende: a. b. c.
de hogere uitkering geldt voor een periode direct aansluitend op de pensioeningangsdatum. De hoge uitkering wordt uitgekeerd tot de eerste van de maand waarin de gepensioneerde 65 jaar wordt; de minimale uitkeringsduur van de hoge uitkering bedraagt 12 maanden. de lagere uitkering mag niet lager zijn dan het in artikel 66 van de Pensioenwet bedoelde bedrag (€ 406,44 in 2008).
2.
Variatie in pensioenuitkeringen is uitsluitend toegestaan indien dit zes maanden voor de pensioeningangsdatum schriftelijk is gemeld aan de werkgever en het fonds en de werkgever met de variatie in pensioenuitkeringen heeft ingestemd.
3.
Het partnerpensioen blijft bij de herrekening van het ouderdomspensioen buiten beschouwing. Indien uitruil conform het artikel 'Uitruil van levenslang ouderdomspensioen in levenslang partnerpensioen' heeft plaatsgevonden, blijft het partnerpensioen bij de herrekening van het ouderdomspensioen buiten beschouwing.
4.
De herrekening van het ouderdomspensioen vindt plaats op basis van een door het bestuur van het fonds vastgestelde collectief actuarieel gelijkwaardige ruilvoet, die geen onderscheid maakt tussen mannen en vrouwen. De ruilvoet en de geldigheidsduur daarvan zijn vermeld in de bij dit reglement behorende bijlage.
Artikel 27.
Fiscale maxima
Op grond van de Wet op de loonbelasting 1964 mag het totaal aan pensioen inclusief eventueel elders en/of reeds eerder opgebouwde aanspraken, rekening houdende met loon- en prijsinflatie, niet meer bedragen dan de volgende maxima, behoudens overschrijding als gevolg van toeslagverlening op grond van deze regeling, waardeoverdracht, variatie in de uitkering of uitruil: -
ouderdomspensioen:
-
partnerpensioen:
-
wezenpensioen:
Contractnummer 40857
2,25% van het gemiddelde pensioengevend loon, met een maximum van 100%; 1,58% van het gemiddelde pensioengevend loon, waarbij de jaren vanaf het moment van overlijden tot de standaard pensioendatum als dienstjaren worden meegeteld, met een maximum van 70%; 0,32% van het gemiddelde pensioengevend loon, waarbij de jaren vanaf het moment van overlijden tot de standaard pensioendatum als dienstjaren worden meegeteld, met een maximum van 14%. Voor volle wezen geldt een verdubbeling van dit percentage.
17 van 20
fondsreglement
Deze maxima dienen te worden opgevat met inbegrip van een uitkering op grond van de AOW, zoals voorgeschreven in de Wet op de loonbelasting 1964. Artikel 28.
Afkoop, vervreemden, prijsgeven en zekerstellen van pensioenaanspraken
1.
De in deze pensioenregeling toegekende aanspraken kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
2.
Indien na een termijn van ten minste twee jaar na beëindiging van opbouw van levenslang ouderdomspensioen het totaal van het bij het fonds opgebouwde ouderdomspensioenen van de gewezen deelnemer lager is dan het krachtens artikel 66 van de Pensioenwet bedoelde bedrag (€ 406,44 in 2008), heeft het fonds het recht om de gewezen deelnemer binnen zes maanden na afloop van deze termijn een uitkering ineens ter grootte van de afkoopwaarde van het opgebouwde pensioenaanspraken onder aftrek van de wettelijk verschuldigde inhoudingen te verstrekken. Als gevolg van deze uitkering ineens komen de aanspraken op de opgebouwde pensioenen te vervallen.
3.
Indien de standaard pensioendatum ligt binnen de termijn van twee jaar na beëindiging van deelneming en het totaal van het bij het fonds opgebouwde ouderdomspensioenen van de gewezen deelnemer lager is dan het in lid 2 genoemde bedrag, heeft het fonds het recht om de gepensioneerde binnen zes maanden na de standaard pensioendatum een uitkering ineens ter grootte van de afkoopwaarde van het opgebouwde pensioen onder aftrek van de wettelijk verschuldigde inhoudingen te verstrekken. Als gevolg van deze uitkering ineens komt de aanspraak op het opgebouwde pensioen te vervallen.
4.
Indien op het moment van ingang van het levenslang partnerpensioen of wezenpensioen de uitkering op jaarbasis lager is dan het in lid 2 genoemde bedrag, heeft het fonds het recht om de gewezen partner of wezen binnen zes maanden na dat moment een uitkering ineens te vestrekken ter grootte van de afkoopwaarde van het opgebouwde partner- of wezenpensioen onder aftrek van de wettelijk verschuldigde inhoudingen. Als gevolg van deze uitkering ineens komt de aanspraak op het partner- of wezenpensioen te vervallen.
5.
Indien als gevolg van scheiding een levenslang bijzonder partnerpensioen aan de gewezen partner wordt toegekend, en de uitkering op jaarbasis lager is dan het in lid 2 genoemde bedrag, heeft het fonds het recht om de gewezen partner op het moment van scheiding een uitkering ineens ter grootte van de afkoopwaarde van het opgebouwde partnerpensioen onder aftrek van de wettelijk verschuldigde inhoudingen te verstrekken. Als gevolg van deze uitkering ineens komt de aanspraak op het bijzonder partnerpensioen te vervallen.
6.
De afkoopwaarde wordt bepaald op basis van een door het bestuur van het fonds vastgestelde collectief actuarieel gelijkwaardige afkoopvoet, die geen onderscheid maakt tussen mannen en vrouwen. De afkoopvoet en de geldigheidsduur daarvan zijn vermeld in de bij dit reglement behorende bijlage.
Artikel 29. 1.
Verplichting tot medewerking
Ieder die op grond van dit reglement pensioenaanspraken verwerft, is verplicht aan de goede uitvoering van dit reglement mee te werken. Dit houdt in dat ieder alle gegevens en bewijsstukken verstrekt, die de werkgever, het fonds of de verzekeraar nodig heeft. De deelnemer is voorts verplicht opgave te doen van: a. b. c. d.
het aangaan van een huwelijk en wel vóór de voltrekking daarvan; het aangaan van een partnerschap en wel vóór de aanvang daarvan; de ontbinding van het huwelijk of de beëindiging van een (geregistreerd) partnerschap en wel binnen veertien dagen daarna; de kinderen die voor wezenpensioen in aanmerking komen, indien de deelnemer en geen partner heeft.
Contractnummer 40857
18 van 20
fondsreglement
2.
Voor zover door het geven van onjuiste inlichtingen of ten gevolge van nalatigheid in het geven van inlichtingen de uit dit reglement voor het fonds voortvloeiende pensioenverplichtingen niet door verzekeringen zijn gedekt, kan aan dit reglement terzake geen recht op pensioen worden ontleend.
Artikel 30.
Medische waarborgen
Bij aanvang van het deelnemerschap aan deze pensioenregeling worden geen medische waarborgen gesteld. Indien de deelnemer op een later tijdstip zijn eerdere keuzen herziet waardoor het risico voor de verzekeraar wordt verzwaard, kan de verzekering afhankelijk worden gesteld van de gezondheid van de werknemer of de deelnemer. Herziening van eerder gemaakte keuzen kan slechts effect hebben indien de verzekeraar het (gewijzigde) risico, eventueel onder andere voorwaarden of prijsstelling accepteert. Artikel 31.
Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten
Het fonds kan pensioenaanspraken en pensioenrechten verminderen op grond van artikel 134 van de Pensioenwet. De wijze van vermindering is bepaald in de uitvoeringsovereenkomst. Artikel 32.
Informatieverstrekking
Het fonds zal aan (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en aan gerechtigden op een bijzonder partnerpensioen alle informatie verstrekken op die wijze en op die momenten, zoals bepaald bij of krachtens de Pensioenwet. Het fonds kan de verzekeraar verzoeken deze informatie namens het fonds te verstrekken. Artikel 33.
Onvoorziene gevallen. Beslechting van geschillen
In gevallen waarin niet door dit reglement mocht zijn voorzien, handelt het fonds naar beste weten, in de geest van dit reglement. Voor zover het verzekeringstechnische aangelegenheden betreft beslist het fonds in overleg met de verzekeraar. Artikel 34.
Overgangsbepalingen
1.
De aanspraken die ontstaan uit de in dit reglement omschreven pensioenregeling vervangen per de ingangsdatum van het deelnemerschap aan deze pensioenregeling de voordien door het fonds aan de deelnemer verleende pensioenaanspraken.
2.
Voor de deelnemer die in dienst is op 31 december 2007 en met wie de dienstbetrekking per 1 januari 2008 is gecontinueerd geldt dat de pensioenaanspraken uit de voorgaande pensioenregeling per 31 december 2007 premievrij zijn vastgesteld als ware de deelnemer uit dienst getreden. Deze pensioenen worden geïndexeerd conform het bepaalde in het artikel 'Toeslagen op pensioenen'.
Contractnummer 40857
19 van 20
fondsreglement
De pensioenen volgens het op 1 januari 2008 in werking getreden reglement worden verhoogd met de hierboven vastgestelde premievrije pensioenen. 3.
Voor de werknemer die reeds op 31 december 2001 deelnemer was aan de pensioenregeling, gelden onderstaande bepalingen: a. Per 31 december 2001 is voor iedere deelnemer de premievrije aanspraak of indien dit hoger is, het per die datum tijdsevenredig recht, vastgesteld van het partnerpensioen dat bij beëindiging van de deelneming een premievrije aanspraak oplevert. Dit partnerpensioen is niet uitruilbaar. b. Het uitruilbare levenslang partnerpensioen is het levenslang partnerpensioen, dat bij beëindiging van de deelneming een premievrije aanspraak oplevert, verminderd met het sub a van dit lid omschreven niet-uitruilbare partnerpensioen. c. Partnerpensioen dat gefinancierd wordt uit premie die vóór 1 januari 2002 is vrijgesteld wegens arbeidsongeschiktheid, komt niet in aanmerking voor uitruil.
4.
Voor de deelnemer die vóór 1 januari 2004 een WAO-uitkering en indien de deelnemer die daarvoor in aanmerking komt een arbeidsongeschiktheidspensioen ontving, of loon ontvangt op grond van de wettelijk verplichte doorbetaling van het loon door de werkgever bij ziekte en in geval van voortduren van arbeidsongeschiktheid een WAOuitkering zal ontvangen, blijven de wijze van vaststelling van premievrijstelling en de regeling van arbeidsongeschiktheidspensioen volgens het voorgaande reglement van het fonds van kracht.
Artikel 35.
Datum inwerkingtreding
Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2008 en is laatstelijk gewijzigd per 1 november 2011. Per 1 november is het artikel 'Toeslagen op pensioenen' met terugwerkende kracht tot aan 1 januari 2009 aangepast aan het bepaalde in de Beleidsregel toeslagenmatrix van De Nederlandsche Bank.
Contractnummer 40857
20 van 20
Fondsreglement
Bijlage Percentages en bedragen Geldigheid en wijziging percentages en bedragen De percentages en bedragen in deze bijlage zijn vastgesteld per 1 januari 2008 en zijn geldig tot en met 31 december 2012. Op 1 januari 2013 kunnen de percentages en bedragen een wijziging ondergaan. Wijzigingen gelden voor zowel deelnemers als gewezen deelnemers, met uitzondering van de ruilvoet voor uitruil van levenslang partnerpensioen in levenslang ouderdomspensioen; voor gewezen deelnemers heeft een wijziging van de ruilvoet geen gevolgen. Uitstel van levenslang ouderdomspensioen Uitsteljaren na standaard pensioendatum (65 jaar)
Verhoogd levenslang ouderdomspensioen
1 2 3 4 5
109,27% 119,77% 131,72% 145,41% 161,13%
Vervroeging van levenslang ouderdomspensioen Vervroegingjaren voor standaard pensioendatum (65 jaar)
Verlaagd levenslang ouderdomspensioen
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
89,96% 81,96% 74,86% 68,54% 63,56% 59,07% 55,01% 51,32% 47,96% 44,88%
Variatie in uitkering levenslang ouderdomspensioen (hoog/laag uitkering in verhouding 100:75) Eindleeftijd 65 jaar voor hoge uitkering. Pensioeningangsleeftijd
Verhoogd levenslang ouderdomspensioen tot 65 jaar
55 56 57 58 59 60 61 62
112,88% 113,88% 114,99% 116,24% 117,65% 119,24% 121,06% 123,14%
1 van 4
Fondsreglement
Variatie in uitkering levenslang ouderdomspensioen (hoog/laag uitkering in verhouding 100:75). Eindleeftijd 70 jaar voor hoge uitkering. Pensioeningangsleeftijd
Verhoogd levenslang ouderdomspensioen tot 70 jaar
55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67
107,70% 108,27% 108,90% 109,59% 110,37% 111,24% 112,22% 113,32% 114,58% 116,03% 117,69% 119,62% 121,88%
Variatie in uitkering levenslang ouderdomspensioen (hoog/laag uitkering in verhouding 100:75). Eindleeftijd 75 jaar voor hoge uitkering. Pensioeningangsleeftijd
Verhoogd levenslang ouderdomspensioen tot 75 jaar
63 64 65 66 67 68 69 70
107,77% 108,49% 109,30% 110,23% 111,30% 112,55% 114,00% 115,71%
Omzetting van levenslang ouderdomspensioen in een extra tijdelijk ouderdomspensioen van pensioeningangsdatum tot 65 jaar ter grootte van maximaal het jaarlijkse gezamenlijke pensioen inclusief vakantietoeslag volgens de Algemene Ouderdomswet (AOW), waarvan zowel de man als de vrouw 65 jaar of ouder is (AOW-pensioen) (verlaging levenslang ouderdomspensioen per € 1.000,- extra AOW-pensioen). Pensioeningangsleeftijd
Verlaging levenslang ouderdomspensioen
60 61 62 63 64
€ € € € €
325,00 273,10 215,57 151,57 80,10
Uitruil van levenslang ouderdomspensioen (per €1.000,- levenslang partnerpensioen) leeftijd 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Verlaging levenslang ouderdomspensioen € 907,00 € 903,00 € 898,00 € 892,00 € 885,00 € 878,00 € 870,00 € 861,00 € 853,00 € 844,00 € 837,00 € 830,00 € 822,00 € 815,00 2 van 4
Fondsreglement
leeftijd 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65
Verlaging levenslang ouderdomspensioen € 809,00 € 803,00 € 797,00 € 791,00 € 785,00 € 779,00 € 773,00 € 767,00 € 761,00 € 754,00 € 748,00 € 741,00 € 734,00 € 726,00 € 718,00 € 710,00 € 701,00 € 692,00 € 682,00 € 672,00 € 662,00 € 650,00 € 639,00 € 626,00 € 613,00 € 600,00 € 586,00 € 571,00 € 556,00 € 540,00 € 523,00 € 506,00 € 488,00 € 469,00 € 449,00 € 428,00 € 406,00
Uitruil van levenslang partnerpensioen (per € 1.000,- uitruilbaar partnerpensioen) Pensioeningangsleeftijd
Verhoging levenslang ouderdomspensioen
55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65
€ € € € € € € € € € €
200,00 207,14 214,29 228,57 235,71 242,86 250,00 264,29 271,43 278,57 285,71
Afkoop van levenslang ouderdomspensioen en levenslang partnerpensioen (per € 1,pensioen). De vermelde afkoopvoet is alleen weergegeven voor gehele leeftijden. De uiteindelijke hoogte van de afkoopvoet wordt vastgesteld op basis van de leeftijd op de afkoopdatum in jaren en maanden nauwkeurig. Afkoopleeftijd 15 16 17 18
Afkoopvoet OP 2,5200 2,5960 2,6740 2,7560
Afkoopvoet PP 1,8230 1,8780 1,9350 1,9940 3 van 4
Fondsreglement
Afkoopleeftijd 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65
Afkoopvoet OP 2,8400 2,9260 3,0160 3,1080 3,2030 3,3020 3,4030 3,5080 3,6150 3,7260 3,8400 3,9570 4,0790 4,2030 4,3330 4,4660 4,6040 4,7460 4,8930 5,0440 5,2010 5,3630 5,5310 5,7050 5,8850 6,0730 6,2670 6,4680 6,6770 6,8950 7,1220 7,3580 7,6050 7,8620 8,1320 8,4140 8,7110 9,0220 9,3500 9,6970 10,0630 10,4520 10,8670 11,3100 11,7870 12,3020 12,8600
Afkoopvoet PP 2,0540 2,1140 2,1760 2,2380 2,3010 2,3640 2,4270 2,4920 2,5580 2,6260 2,6940 2,7640 2,8360 2,9080 2,9830 3,0580 3,1330 3,2100 3,2880 3,3680 3,4480 3,5300 3,6110 3,6930 3,7760 3,8580 3,9400 4,0220 4,1040 4,1860 4,2660 4,3450 4,4230 4,4990 4,5720 4,6440 4,7140 4,7790 4,8420 4,9010 4,9550 5,0040 5,0470 5,0820 5,1090 5,1260 5,1330
4 van 4