Fondsreglement van de Stichting Pensioenfonds voor de Accountancy Middelloonregeling
Geldend vanaf 1 januari 2015
INHOUD
Artikel 1.
Begripsomschrijvingen .......................................................................... 1
Artikel 2.
Statuten en fondsreglement .................................................................. 2
Artikel 3.
Karakter van de pensioenregeling .......................................................... 3
Artikel 4.
Deelnemerschap .................................................................................. 3
Artikel 5.
Pensioenaanspraken ............................................................................. 3
Artikel 6.
Pensioengrondslag ............................................................................... 4
Artikel 7.
Levenslang ouderdomspensioen ............................................................. 4
Artikel 8.
Gevolgen van scheiding voor het ouderdomspensioen............................... 4
Artikel 9.
Levenslang partnerpensioen .................................................................. 5
Artikel 10.
Gevolgen van scheiding voor het partnerpensioen .................................... 5
Artikel 11.
Wezenpensioen ................................................................................... 6
Artikel 12.
Deeltijdarbeid ...................................................................................... 6
Artikel 13.
Voortzetting tijdens onbetaald verlof ...................................................... 7
Artikel 14.
Uitbetaling van de pensioenen ............................................................... 7
Artikel 15.
Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid ............................................. 7
Artikel 16.
Kosten van de pensioenregeling ............................................................. 8
Artikel 17.
Einde van de dienstbetrekking anders dan door pensionering .................... 8
Artikel 18.
Waardeoverdracht................................................................................ 9
Artikel 19.
Toeslagen op pensioenen ...................................................................... 9
Artikel 20.
Volgorde flexibilisering.........................................................................10
Artikel 21.
Uitruil van levenslang ouderdomspensioen in levenslang partnerpensioen ..11
Artikel 22.
Uitruil van levenslang partnerpensioen in levenslang ouderdomspensioen ..11
Artikel 23.
Pensioeningangsdatum ........................................................................12
Artikel 24.
Deeltijdpensioen .................................................................................12
Artikel 25.
Variatie in pensioenuitkeringen .............................................................13
Artikel 26.
Fiscale maxima ...................................................................................14
Artikel 27.
Afkoop, vervreemden, prijsgeven en zekerstellen van pensioenaanspraken 14
Artikel 28.
Verplichting tot medewerking ...............................................................15
Artikel 29.
Wettelijke bepalingen ..........................................................................15
Artikel 30.
Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten ..............................15
Artikel 31.
Informatieverstrekking ........................................................................15
Artikel 32.
Onvoorziene gevallen. Beslechting van geschillen ...................................16
Artikel 33.
Inwerkingtreding en overgangsbepalingen .............................................16
Bijlage I Vrijwillige ANW-hiaatverzekering .............................................................17 Artikel 1.
Karakter van de pensioenregeling .........................................................17
Artikel 2.
Deelnemerschap .................................................................................17
Artikel 3.
Pensioenaanspraken en verzekeringen ...................................................17
Artikel 4.
Anw-hiaatpensioen ..............................................................................17
Artikel 5.
Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten ..............................18
Artikel 6.
Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid ............................................18
Artikel 7.
Einde van de dienstbetrekking anders dan door pensionering ...................19
Artikel 8.
Kosten van de pensioenregeling ............................................................19
Artikel 9.
Uitbetaling van de pensioenen ..............................................................19
Artikel 10.
Afkoop, vervreemden, prijsgeven en zekerstellen van pensioenaanspraken 19
Artikel 11.
Verplichting tot medewerking ...............................................................19
Artikel 12.
Medische waarborgen ..........................................................................20
Artikel 13.
Aanpassing van de pensioenaanspraken ................................................20
Artikel 14.
Onvoorziene gevallen. Beslechting van geschillen ...................................20
Artikel 15.
Datum inwerkingtreding ......................................................................20
Bijlage II Percentages en bedragen .....................................................................21
FONDSREGLEMENT Artikel 1.
Begripsomschrijvingen
In dit reglement zijn naast de begripsomschrijvingen van de statuten, de volgende begripsomschrijvingen van toepassing: a.
aangesloten werkgever: de werkgever die is toegetreden tot het pensioenfonds en daartoe een uitvoeringsovereenkomst en uitvoeringsreglement met het fonds heeft gesloten, zoals bedoeld in het artikel "Kosten van de pensioenregeling";
b.
aanspraakgerechtigde:
de persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen;
c.
bestuur:
het bestuur van het fonds;
d.
deelnemer:
de (gewezen) werknemer die op grond van de met de werkgever overeengekomen pensioenregeling pensioenaanspraken verwerft;
e.
dienstbetrekking:
de rechtsbetrekking tussen werkgever en werknemer;
f.
fonds:
de "Stichting Pensioenfonds voor de Accountancy en Administratieve en Fiscale dienstverlening" te Den Haag;
g.
gepensioneerde:
de pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan;
h.
gewezen deelnemer:
de (gewezen) werknemer die op grond van deze pensioenregeling bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden tegenover het fonds;
i.
herverzekeraar:
de levensverzekeringsmaatschappij(en) in het bezit van een op grond van de Wet op het financieel toezicht verleende vergunning, waarbij de uit dit reglement voortvloeiende pensioenaanspraken zijn herverzekerd;
j.
k.
kinderen:
partner:
1.
de kinderen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde die zijn geboren uit een voor de pensioeningangsdatum gesloten huwelijk, alsmede de kinderen die voor deze datum op een andere wijze in familierechtelijke betrekking tot de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde zijn komen te staan;
2.
de pleegkinderen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde die door hem/haar als eigen kinderen worden onderhouden en opgevoed, mits dit onderhoud en deze opvoeding zijn aangevangen voor de pensioeningangsdatum;
de persoon die voor de pensioeningangsdatum gehuwd is met de (gewezen) deelnemer, voor de pensioeningangsdatum een geregistreerd partnerschap is aangegaan met de (gewezen) deelnemer of de ongehuwde persoon, die geen bloed- of aanverwant in de rechte lijn van de ongehuwde (gewezen) deelnemer is en met deze samenwoont krachtens een voor de pensioeningangsdatum aangegaan partnerschap;
l.
gewezen partner
de persoon die partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is geweest;
m.
partnerschap:
de gezamenlijke huishouding die de ongehuwde (gewezen) deelnemer met de partner blijkens een notarieel verleden samenlevingscontract gedurende ten minste een half jaar voert; in dit contract dienen de partners zich verbonden te hebben duurzaam
1 van 24
een gezamenlijke huishouding te voeren, onder de verplichting gezamenlijke te voorzien in huisvesting en elkaars verzorging; het contract is niet vereist indien uit de basisregistratie personen blijkt dat men gedurende ten minste vijf jaar onafgebroken op hetzelfde adres woont; n.
pensioenaanspraak:
het recht op een nog niet ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening;
o.
pensioengerechtigde:
de persoon voor wie op grond van deze pensioenregeling het pensioen is ingegaan;
p.
pensioeningangsdatum: de datum waarop het ouderdomspensioen daadwerkelijk ingaat;
q.
pensioenrecht:
het recht op een ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening;
r.
pensioenregeling:
hetgeen tussen werkgever en werknemer is overeengekomen betreffende pensioen en is vastgelegd in dit reglement;
s.
pensioenverplichting:
de verplichting van het fonds uit hoofde van pensioenaanspraken en pensioenrechten;
t.
scheiding:
1. 2. 3.
echtscheiding anders dan echtscheiding direct aansluitend gevolgd door (geregistreerd) partnerschap met dezelfde partner; ontbinding na scheiding van tafel en bed; beëindiging van een (geregistreerd) partnerschap anders dan door overlijden, vermissing, of door direct aansluitend huwelijk of (geregistreerd) partnerschap met dezelfde partner;
u.
scheidingsdatum:
de datum waarop de scheidings- of ontbindingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Voor de beëindiging van het partnerschap is dit de datum waarop de (gewezen) deelnemer en de gewezen partner een schriftelijke verklaring ondertekenen;
v.
standaard pensioendatum:
de eerste van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 67 jaar wordt;
w.
toeslag:
een verhoging van: een pensioenrecht; een pensioenaanspraak van een gewezen deelnemer; een pensioenaanspraak van een deelnemer die geen verband houdt met een verhoging van de pensioengrondslag, de toename van het in aanmerking te nemen aantal jaren of een wijziging van deze pensioenregeling; een pensioenaanspraak van een gepensioneerde ten behoeve van de partner;
x.
werkgever:
de bij het fonds aangesloten werkgever waarvan de werkzaamheden in hoofdzaak vallen onder de accountancy en/of administratieve en/of fiscale dienstverlening, zoals omschreven in de statuten van het fonds;
y.
werknemer:
degene die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht arbeid verricht voor de werkgever.
Artikel 2.
Statuten en fondsreglement
Het fonds zorgt er voor dat belanghebbenden op gemakkelijke wijze kennis kunnen nemen van de geldende statuten, het fondsreglement en het uitvoeringsreglement.
2 van 24
Artikel 3.
Karakter van de pensioenregeling
De pensioenregeling zoals omschreven in dit reglement is een uitkeringsovereenkomst en voorziet in een vastgestelde pensioenuitkering. Meer concreet betreft het een middelloonregeling. Artikel 4.
Deelnemerschap
1.
In deze pensioenregeling wordt opgenomen de werknemer van 18 jaar of ouder, die op of na 1 januari 2015 in dienst (getreden) is van de aangesloten werkgever.
2.
Deelnemer is eveneens de directeur-grootaandeelhouder verbonden aan een aangesloten werkgever of moedermaatschappij/holding van een aangesloten werkgever, nadat een verzoek daartoe door de directeur-grootaandeelhouder bij het fonds is ingediend en het fonds dit verzoek heeft ingewilligd. Voorzover de deelneming van de directeurgrootaandeelhouder geen voortzetting is van een deelneming als reguliere werknemer - niet zijnde een directeur-grootaandeelhouder - kan het fonds medische waarborgen vragen.
3.
Op de ingangsdatum van deze pensioenregeling is opgenomen de werknemer die op die datum aan de in lid 1 gestelde opnemingsvereisten voldoet.
4.
De werknemer die eerst na de ingangsdatum van deze pensioenregeling aan de in lid 1 gestelde opnemingsvereisten voldoet, wordt opgenomen op de dag waarop aan die vereisten is voldaan.
5.
Het deelnemerschap eindigt: door beëindiging van de dienstbetrekking, tenzij op basis van deze pensioenregeling nog pensioen wordt verworven, zodra de betrokken werkgever niet langer is aangesloten bij het fonds, tenzij op basis van deze pensioenregeling nog pensioen wordt verworven, op de pensioeningangsdatum, maar uiterlijk op de standaard pensioendatum.
Artikel 5.
Pensioenaanspraken
1.
De deelnemer heeft aanspraak op: levenslang ouderdomspensioen; levenslang partnerpensioen; wezenpensioen.
2.
De (gewezen) deelnemer of gepensioneerde met een partner heeft op elk moment slechts aanspraak op partnerpensioen voor één partner.
3.
Bij overlijden van de ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde dient de partner zich bij het fonds te melden en ten genoegen van het fonds aan te tonen dat hij of zij ten tijde van dit overlijden de partner van de ongehuwde (gewezen) deelnemer was. Indien de ongehuwde gepensioneerde na de pensioeningangsdatum overlijdt dient tevens te worden aangetoond dat het partnerschap reeds voor de pensioeningangsdatum bestond.
4.
De omschreven hoogte van de toegekende pensioenen geldt uitsluitend bij deelneming tot de standaard pensioendatum of tot eerder overlijden.
5.
De pensioenaanspraken volgens deze pensioenregeling worden mede beheerst door: het uitvoeringsreglement en de uitvoeringsovereenkomst gesloten tussen de werkgever en het fonds en wettelijke voorschriften. De pensioenaanspraken volgens deze pensioenregeling kunnen alleen een vermindering ondergaan op grond van artikel 134 van de Pensioenwet. De wijze van vermindering is bepaald in het uitvoeringsreglement. Genoemd uitvoeringsreglement ligt bij het fonds ter inzage.
3 van 24
Artikel 6.
Pensioengrondslag
1.
Op de dag van opneming en vervolgens jaarlijks op 1 januari wordt voor elke deelnemer de pensioengrondslag vastgesteld.
2.
De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend salaris verminderd met een franchise.
3.
Onder pensioengevend salaris wordt verstaan het door de werkgever aan het fonds opgegeven vaste jaarsalaris van de deelnemer zoals dat jaarsalaris geldt op het tijdstip van vaststelling van de pensioengrondslag. Het van toepassing zijnde maximaal in aanmerking te nemen pensioengevend salaris blijkt uit de uitvoeringsovereenkomst. Het overeen gekomen pensioengevend salaris gaat niet uit boven het maximaal in aanmerking te nemen pensioengevend loon als bedoeld in artikel 18ga van de Wet op de loonbelasting 1964 (2015: €100.000,- ).
4.
De van toepassing zijnde franchise blijkt uit de uitvoeringsovereenkomst. De franchise bedraagt minimaal het bedrag als bedoeld in artikel 18 lid 8 van de Wet op de loonbelasting 1964 (2015: € 12.642).
5.
Een overeengekomen franchise als bedoeld in lid 4 en een maximaal pensioengevend salaris als bedoeld in lid 3 worden in beginsel jaarlijks per 1 januari aangepast met het percentage waarmee de consumentenprijsindex (alle huishoudens, totaal bestedingen) zoals die geldt op de 1ste oktober voorafgaande aan die 1ste januari, is gewijzigd ten opzichte van het desbetreffende indexcijfer op de 1ste oktober van het weer daaraan voorafgaande jaar. Hierbij wordt de consumentenprijsindex (dan wel een daarvoor in de plaats tredende index) in aanmerking genomen zoals die wordt vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek en wordt gepubliceerd in het Statistisch Bulletin. De franchise en het maximaal in aanmerking te nemen pensioengevend salaris wordt daarbij naar beneden afgerond op een veelvoud van € 1,-. Er vindt slechts een aanpassing plaats indien en voor zover de fiscale grenzen daarbij niet te buiten worden gegaan. In geval van een verlaging van de pensioengrondslag worden de tot het tijdstip van de verlaging opgebouwde pensioenaanspraken niet gewijzigd.
6. 7.
In geval van arbeidsongeschiktheid is het bepaalde in het artikel 'Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid' van toepassing.
Artikel 7.
Levenslang ouderdomspensioen
1.
Het levenslange ouderdomspensioen gaat in op de standaard pensioendatum en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de gepensioneerde overlijdt.
2.
Het jaarlijkse op te bouwen levenslange ouderdomspensioen is een percentage van de pensioengrondslag als bedoeld in artikel 6. Het van toepassing zijnde percentage blijkt uit de uitvoeringsovereenkomst. Het percentage gaat niet uit boven 1,875%.
3.
De opgebouwde aanspraken op levenslang ouderdomspensioen kunnen tijdens het deelnemerschap jaarlijks per 1 januari worden verhoogd zoals omschreven in artikel 19.
Artikel 8. 1.
Gevolgen van scheiding voor het ouderdomspensioen
In geval van scheiding heeft de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde recht op verevening van het ouderdomspensioen volgens het bepaalde in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Deze wet bepaalt dat de (gewezen) partner recht krijgt op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. In afwijking van de omschrijving in het artikel 'Begripsomschrijvingen' wordt in dit artikel onder 'scheiding' verstaan “einde van het huwelijk door echtscheiding of scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap'. Daarnaast wordt in afwijking van de omschrijving in het artikel 'Begripsomschrijvingen' in dit artikel onder 'partner' verstaan 'de persoon die met de (gewezen) deelnemer gehuwd is of een geregistreerd partnerschap is aangegaan'.
4 van 24
2.
Het recht op verevening kan rechtstreeks jegens het fonds geldend worden gemaakt indien de scheiding binnen twee jaar na de scheidingsdatum aan het fonds wordt gemeld. Het fonds betaalt dan het aan de gewezen partner toekomende deel van het ingegane ouderdomspensioen rechtstreeks uit aan de gewezen partner. De uitbetaling aan de gewezen partner eindigt bij overlijden van de gepensioneerde, maar uiterlijk bij het eerdere overlijden van de gewezen partner.
3.
Het fonds kan uitsluitend worden aangesproken door de gewezen partner voor dat deel van het te verevenen ouderdomspensioen dat het fonds nog moet uitkeren vanaf een maand nadat het fonds het daartoe bestemde, correct ingevulde 'mededelingsformulier' heeft ontvangen. Indien de scheiding niet tijdig aan het fonds is gemeld, kan de gewezen partner het recht op verevening uitsluitend nog jegens de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde uitoefenen.
4.
Onder bepaalde voorwaarden kunnen de (gewezen) deelnemer en de gewezen partner bij scheiding het fonds om conversie verzoeken. Hieronder wordt verstaan de omzetting van de aanspraak van de gewezen partner op het hem/haar uit te betalen deel van het ouderdomspensioen en de op grond van het artikel 'Gevolgen van scheiding voor het partnerpensioen' verkregen aanspraak op bijzonder partnerpensioen (onder verval van beide aanspraken) in een voor hem/haar zelfstandige aanspraak op ouderdomspensioen. Het fonds is niet verplicht aan conversie mee te werken en kan voorwaarden aan de conversie verbinden.
5.
Het ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde wordt verminderd met het aan de gewezen partner toekomende deel ervan. Deze vermindering vervalt bij overlijden van de gewezen partner; bij conversie is de vermindering echter blijvend.
Artikel 9.
Levenslang partnerpensioen
1.
Het levenslange partnerpensioen gaat in op de eerste van de maand waarin de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde overlijdt en het wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt.
2.
Het jaarlijkse levenslange partnerpensioen bedraagt 70% van het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen. Voor de tijdens het deelnemerschap overleden deelnemer is dit het ouderdomspensioen, waarop deze bij deelneming tot de standaard pensioendatum volgens de laatst vastgestelde pensioengrondslag aanspraak zou hebben verkregen.
Artikel 10.
Gevolgen van scheiding voor het partnerpensioen
1.
In geval van scheiding heeft de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde aanspraak op een bijzonder partnerpensioen.
2.
Het bijzonder partnerpensioen gaat in op de eerste van de maand waarin de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde overlijdt en het wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de gewezen partner overlijdt.
3.
De hoogte van het bijzonder partnerpensioen is gelijk aan het (premievrije) levenslange partnerpensioen dat de deelnemer zou hebben behouden als op de scheidingsdatum het deelnemerschap zou zijn geëindigd. In het geval van scheiding na beëindiging van het deelnemerschap, is het bijzonder partnerpensioen gelijk aan het op de datum van beëindiging van het deelnemerschap vastgestelde (premievrije) levenslange partnerpensioen.
4.
Een volgende partner heeft aanspraak op een (verlaagd) partnerpensioen. Het verlaagde partnerpensioen is gelijk aan het partnerpensioen overeenkomstig het artikel 'Levenslang partnerpensioen', lid 2, verminderd met het bijzonder partnerpensioen .
5 van 24
5.
De bij scheiding betrokken partijen doen daarvan terstond schriftelijk mededeling aan het fonds onder overlegging van de benodigde bewijsstukken. De ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde die ook geen geregistreerd partnerschap is aangegaan zal, indien het partnerschap tijdens respectievelijk na de dienstbetrekking eindigt, de werkgever respectievelijk het fonds daarvan terstond schriftelijk mededeling doen onder overlegging van een door de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de gewezen partner ondertekende verklaring. De handtekening van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde volstaat indien deze aan het fonds aantoont zich voldoende te hebben ingespannen om de handtekening van de partner te verkrijgen en deze op de betreffende bepalingen in dit reglement te hebben gewezen. Het fonds is niet aansprakelijk voor eventuele nadelige gevolgen van te late aanmelding door de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. Het fonds zal aan de gewezen partner een bewijsstuk verstrekken van het voor haar/hem verzekerde pensioen.
6.
Na het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde wordt het bijzondere partnerpensioen op dezelfde wijze verhoogd als het levenslange partnerpensioen.
7.
Het bepaalde in dit artikel vindt geen toepassing, indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en diens gewezen partner met betrekking tot de scheiding anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het fonds is gehecht, dat het fonds bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken dan wel het niveau van de uitkering aan te passen.
Artikel 11. 1.
Wezenpensioen
Na overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde gaat voor ieder van de aanspraakgerechtigde kinderen een wezenpensioen in. Aanspraakgerechtigd zijn de kinderen die a. jonger zijn dan 18 jaar; b. 18 jaar of ouder, maar nog geen 27 jaar zijn, zolang: hun voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een opleiding voor een beroep, òf zij ten gevolge van ziekte of gebreken niet in staat zijn om ten minste 55% te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde kinderen kunnen verdienen, en daartoe in het afgelopen jaar ook niet in staat zijn geweest, of vermoedelijk in het eerstkomende jaar niet in staat zullen zijn.
2.
Elk wezenpensioen gaat in op de eerste van de maand waarin de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde overlijdt, maar niet eerder dan op de eerste van de maand waarin het kind pensioengerechtigd wordt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin het kind niet meer voldoet aan de in het voorgaande lid vermelde voorwaarden of overlijdt.
3.
Elk wezenpensioen bedraagt 14% van het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen. Voor de tijdens het deelnemerschap overleden deelnemer is dit het ouderdomspensioen, waarop deze bij deelneming tot de standaard pensioendatum volgens de laatst vastgestelde pensioengrondslag aanspraak zou hebben verkregen.
4.
Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien er geen partner (meer) is die aanspraak heeft op partnerpensioen.
Artikel 12.
Deeltijdarbeid
Voor de deelnemer die minder dan de volledige arbeidstijd werkt of heeft gewerkt, geldt het navolgende: a.
Voor de vaststelling van de pensioengrondslag wordt uitgegaan van het pensioengevend salaris dat op 1 januari van het desbetreffende jaar bij een volledige arbeidstijd gegolden zou hebben.
6 van 24
b.
Het levenslange ouderdomspensioen wordt van de sub a bedoelde pensioengrondslag afgeleid waarna het wordt vermenigvuldigd met een deeltijdpercentage vastgesteld naar de verhouding tussen feitelijke en volledige arbeidstijd. Van het levenslange ouderdomspensioen afgeleide pensioenen worden berekend op basis van het aldus verminderde levenslange ouderdomspensioen.
Bij de overgang van een onvolledige naar een volledige arbeidstijd - of omgekeerd - en bij wijziging van de mate van onvolledigheid, wordt het deeltijdpercentage opnieuw vastgesteld. Hierbij wordt er voor de toekomstige diensttijd steeds van uitgegaan dat de mate van (on)volledigheid van de arbeidstijd onveranderd blijft. Bij de vaststelling van de pensioenen worden de deeltijdpercentages die in de afzonderlijke perioden hebben gegolden, alsmede de duur van de perioden waarin deze van kracht zijn geweest, in aanmerking genomen. Artikel 13.
Voortzetting tijdens onbetaald verlof
1.
Indien de deelnemer onbetaald verlof opneemt zal het levenslang partnerpensioen en wezenpensioen, zoals omschreven in het artikel 'Levenslang partnerpensioen' en het artikel 'Wezenpensioen', gedurende maximaal de wettelijke termijnen, maar uiterlijk tot einde van de dienstbetrekking, worden voortgezet op basis van de het laatst voor ingang van het verlof vastgestelde pensioengrondslag en deeltijdpercentage.
2.
Voortzetting van andere pensioenaanspraken bij onbetaald verlof vindt plaats volgens de verlofregeling van de werkgever. Hierbij zijn twee mogelijkheden: risicodekking voor levenslang partnerpensioen en wezenpensioen; volledige opbouw van het ouderdoms-, partner- en wezenpensioen, ook voor het deel dat de deelnemer met onbetaald verlof is.
3.
De werknemerspremie gedurende onbetaald verlof wordt nader tussen de werkgever en de deelnemer overeengekomen. De werknemerspremie wordt uitgedrukt in een voor alle deelnemers gelijk percentage van de pensioengrondslag.
Artikel 14.
Uitbetaling van de pensioenen
1.
De pensioenen worden in euro’s uitbetaald door het fonds in maandelijkse termijnen achteraf.
2.
In geval van uitbetaling op een niet in Nederland gevestigde bankrekening, is het fonds bevoegd de bancaire kosten voor deze uitbetaling bij de pensioengerechtigde in mindering te brengen op de uitkering.
Artikel 15.
Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid
1.
Recht op premievrijstelling heeft de (gewezen) deelnemer van wie de eerste ziektedag is gelegen tijdens de duur van zijn deelneming bij het fonds en vervolgens (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is geworden volgens de WIA.
2.
Het recht op premievrijstelling vangt aan op het moment dat de arbeidsongeschiktheid aanvangt en eindigt uiterlijk als de arbeidsongeschiktheid eindigt. Geen recht op premievrijstelling is er als de gewezen deelnemer voor aanvang van het recht gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid tot waardeoverdracht naar een andere pensioenuitvoerder.
3.
De premievrijstelling wordt vastgesteld als een percentage van de pensioengrondslag zoals deze gold voorafgaand aan de eerste ziektedag volgens onderstaande tabel: Mate van arbeidsongeschiktheid volgens het UWV Meer dan 65%
Vrijstellingspercentage
45 – 65% 35 – 45%
50% 25%
7 van 24
100%
Minder dan 35%
0%
4.
Het vrijstellingspercentage wordt aangepast conform de tabel in het derde lid als de mate van arbeidsongeschiktheid volgens het UWV wijzigt. De voortzetting van de pensioenopbouw wordt evenwel niet aangepast bij een toename van de mate van arbeidsongeschiktheid nadat de deelneming bij het fonds is geëindigd. Het vrijstellingspercentage bedraagt maximaal het vrijstellingspercentage dat geldt direct voorgaand aan de beëindiging van de deelneming. Onder deelneming in de zin van dit artikellid wordt niet verstaan de deelneming als gevolg van premievrijstelling wegens arbeidsongeschiktheid.
5.
Recht op premievrijstelling is er eveneens voor de deelnemer die op het moment dat zijn deelneming bij het fonds aanving gedeeltelijk arbeidsongeschikt was, maar van wie de arbeidsongeschiktheid tijdens de deelneming zodanig toeneemt dat er sprake is van een hogere klasse van arbeidsongeschiktheid volgens de tabel in het derde lid. Als pensioengrondslag geldt dan de pensioengrondslag direct voorafgaande aan de toename van de arbeidsongeschiktheid.
6.
Zolang er recht is op premievrijstelling, is de werknemer met betrekking tot het gedeelte dat de premie is vrijgesteld geen werknemerspremie verschuldigd.
7.
Voor zover bij een wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid van een (gewezen) deelnemer het bepaalde in dit artikel niet voorziet, geldt als uitgangspunt het ‘Convenant over dekking van arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrijstelling in pensioenregelingen’ van het Verbond van verzekeraars en de Pensioenfederatie van 23 januari 2013.
Artikel 16.
Kosten van de pensioenregeling
1.
Op grond van het de tussen het fonds en de aangesloten werkgever gesloten uitvoeringsovereenkomst en het uitvoeringsreglement komen de in lid 2 bedoelde kosten voor de door hem aangemelde deelnemers ten laste van die werkgever.
2.
Onder de in lid 1 genoemde kosten worden verstaan de verschuldigde premies. Bij de premies zijn de kosten die voortvloeien uit het beheer en de administratie van het fonds inbegrepen. De kosten voor het toeslagenbeleid als omschreven in artikel 19 worden gefinancierd uit beleggingsrendement.
3.
Een aangesloten werkgever heeft het recht van de deelnemers die bij hem in dienst zijn een bijdrage te verlangen in de kosten van de pensioenregeling, een en ander zoals schriftelijk tussen hen is overeengekomen. De werknemerspremie zal worden uitgedrukt in een percentage van het pensioengevend salaris, of een percentage van de pensioengrondslag. De eventuele werknemerspremie wordt in gelijke termijnen met het salaris verrekend. Na het einde van het deelnemerschap zal geen verdere verrekening meer plaatsvinden. Als de deelnemer arbeidsongeschikt is, is aangaande het bepaalde in het artikel 15 lid 6 van toepassing. Voor deelnemers met een onvolledige arbeidstijd geldt, voor de vaststelling van de in dit lid bedoelde werknemerspremie, dat de werknemerspremie wordt vermenigvuldigd met het in het artikel 'Deeltijdarbeid' sub b bedoelde deeltijdpercentage.
Artikel 17. 1.
Einde van de dienstbetrekking anders dan door pensionering
In geval van beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door pensionering behoudt de gewezen deelnemer de tot dat moment op grond van deze pensioenregeling opgebouwde pensioenaanspraken. De op het leven van de gewezen deelnemer gesloten verzekeringen worden per de datum van beëindiging van de dienstbetrekking premievrij gemaakt.
8 van 24
2.
De gewezen deelnemer verkrijgt een pensioenaanspraak op voor hem/haar premievrije pensioenen. Deze pensioenaanspraak moet volledig gefinancierd zijn op het moment van beëindiging van de dienstbetrekking.
3.
Het bepaalde in de leden 1 en 2 is niet van toepassing op pensioenaanspraken die verzekerd worden op risicobasis. Deze pensioenaanspraken vervallen bij beëindiging van de dienstbetrekking.
4.
Indien op de datum van beëindiging van de dienstbetrekking wegens arbeidsongeschiktheid van de deelnemer gehele of gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling is verleend, vindt het bepaalde in de leden 1 tot en met 3 pas toepassing op de datum waarop en de mate waarin de premievrijstelling eindigt. In de plaats van de datum van beëindiging van de dienstbetrekking wordt dan gelezen de datum waarop de gehele of gedeeltelijke premievrijstelling eindigt.
5.
De bepalingen van dit artikel zijn op overeenkomstige wijze van toepassing ingeval het deelnemerschap eindigt doordat de aangesloten werkgever de aansluiting bij het fonds opzegt zonder dat de desbetreffende deelnemers direct in dienst treden bij een wel aangesloten werkgever.
Artikel 18. 1.
Waardeoverdracht
Op verzoek van de gewezen deelnemer wordt de waarde van de bij beëindiging van de dienstbetrekking volgens het artikel 'Einde van de dienstbetrekking anders dan door pensionering' verkregen aanspraken overgedragen aan de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever. De overgedragen waarde wordt omgezet in aanspraken volgens de pensioenregeling van de nieuwe werkgever. Het bepaalde in de voorgaande alinea is op overeenkomstige wijze van toepassing op een werknemer die deelnemer wordt in deze pensioenregeling.
2.
Overdracht vindt plaats indien het een individuele beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door pensionering betreft, tenzij de financiële toestand van het fonds, zoals omschreven in artikel 72 van de Pensioenwet, dat niet toelaat.
3.
Een (gewezen) deelnemer die de mogelijkheid tot waardeoverdracht overweegt, moet na aanvang van de verwerving van pensioenaanspraken in de door de ontvangende pensioenuitvoerder uitgevoerde pensioenregeling een opgave hebben gevraagd van de pensioenaanspraken aan de ontvangende pensioenuitvoerder. Daarna moet de (gewezen) deelnemer het verzoek tot waardeoverdracht doen aan de ontvangende pensioenuitvoerder.
4.
Overdracht van de waarde van het partnerpensioen is slechts mogelijk na schriftelijke instemming van de eventuele partner van de gewezen deelnemer. Het eventuele bijzonder partnerpensioen kan niet worden overgedragen.
5.
De wijze waarop de overdracht plaatsvindt alsmede de vaststelling van de overdrachtswaarde geschiedt overeenkomstig de ter zake geldende wettelijke voorschriften.
6.
Dit artikel is niet van toepassing op een (gewezen) deelnemer op wie het deelnemerschap conform het bepaalde in lid 3 van het artikel 'Deelnemerschap' in stand blijft.
Artikel 19.
Toeslagen op pensioenen
1. Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt met in achtneming van de toeslagruimte als bedoeld in lid 2 jaarlijks per 1 juli toeslag verleend van maximaal de stijging van de prijsindex. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagtoezegging is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. Deze toeslagverlening is voorwaardelijk en hangt af van de financiële positie van het fonds per 31 december van het voorafgaande jaar. De toeslagverlening wordt voor zover daartoe ruimte 9 van 24
bestaat toegekend aan deelnemers, aan de gewezen deelnemers en aan pensioengerechtigden en andere aanspraakgerechtigden. Onder prijsindex wordt verstaan: de consumentenprijsindex, alle huishoudens, totaal bestedingen, zoals die index (dan wel een daarvoor in de plaats tredende index) wordt vastgesteld door het CBS en wordt gepubliceerd in het Statistisch Bulletin van het CBS. Er wordt uitgegaan van de ontwikkeling van de prijsindex waarbij geldt dat dit het percentage betreft waarmee het indexcijfer zoals dat geldt op de 1ste april voorafgaand aan de 1ste juli, is gewijzigd ten opzichte van het desbetreffende indexcijfer op de 1 ste april van het weer daaraan voorafgaande jaar. Ingeval de procentuele ontwikkeling van de CPI negatief is, wordt voor de toepassing van dit artikel een procentuele ontwikkeling van 0% gehanteerd. In het jaar of de jaren hierna wordt, zolang de negatieve procentuele ontwikkeling in voorafgaande jaren nog niet is verrekend, slechts een procentuele verhoging toegekend voor zover deze hoger is dan het restant van de negatieve procentuele ontwikkeling uit voorafgaande jaren. Een besluit om in enig jaar op basis van dit artikel een toeslag te verlenen, vormt geen garantie voor in toekomstige jaren te verlenen toeslagen en houdt geen inperking in van de beleidsvrijheid die het Bestuur heeft op grond van dit artikel. 2. De toeslagruimte wordt als volgt bepaald. Het bestuur van het fonds zal, rekening houdend met een evenwichtige belangenafweging, er naar streven de voorwaardelijke toeslag als bedoeld in lid 1 te verlenen. Hiertoe zal het bestuur jaarlijks beoordelen of en in hoeverre het verlenen van een toeslag mogelijk is. Het bestuur zal in zijn beoordeling onder meer betrekken: de financiële positie van het fonds en de eisen die de Pensioenwet daaraan stelt in het algemeen; én de beleidsdekkingsgraad van het fonds en de vrije reserve van het fonds in het bijzonder. Voor de toe te kennen toeslag zal het bestuur de onderstaande leidraad hanteren. Het bestuur kan besluiten om van deze leidraad af te wijken. Als de beleidsdekkingsgraad lager is dan 110% worden geen toeslagen verleend. Als de beleidsdekkingsgraad boven de 110% is dan wordt er (gedeeltelijke) toeslag verleend voor zover deze in de toekomst te realiseren is. Als de beleidsdekkingsgraad hoger is dan het in de actuariële en bedrijfstechnische nota opgenomen bepaalde percentage wordt een volledige toeslag verleend. Inhaaltoeslagen worden verleend als dit wettelijk is toegestaan. 3. Het bestuur behoudt zich het recht voor om het toeslagenbeleid als vastgelegd in dit artikel volgens de bepalingen uit de statuten en conform de uitvoeringsovereenkomst en uitvoeringsreglement aan te passen. Toekomstige wijzigingen in dit artikel zijn direct van toepassing op de nog toe te kennen (toekomstige) toeslagen ten behoeve van alle deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en andere aanspraakgerechtigden van het fonds.
Artikel 20.
Volgorde flexibilisering
Flexibilisering bestaande uit uitruil van levenslang ouderdomspensioen in levenslang partnerpensioen en vice versa, uitstel/vervroegen van de pensioendatum en variatie in pensioenuitkeringen zal plaatsvinden in onderstaande volgorde: 1. 2. 3. 4.
Artikel 23 Pensioeningangsdatum Artikel 21 en 22 Uitruil van levenslang ouderdomspensioen in levenslang partnerpensioen of uitruil van levenslang partnerpensioen in levenslang ouderdomspensioen. Artikel 25 Variatie in pensioenuitkeringen Artikel 24 Deeltijdpensioen.
10 van 24
Artikel 21.
Uitruil van levenslang ouderdomspensioen in levenslang partnerpensioen
1.
Op de datum van beëindiging van de dienstbetrekking en op de pensioeningangsdatum kan een zodanig deel van de aanspraak op het levenslang ouderdomspensioen worden gebruikt, dat een aanspraak op levenslang partnerpensioen wordt verkregen, inclusief bijzonder partnerpensioen, ter grootte van maximaal 70% van het verlaagde levenslang ouderdomspensioen.
2.
De aanspraak op het levenslange ouderdomspensioen wordt dan verlaagd op basis van een collectief actuarieel gelijkwaardige ruilvoet, die geen onderscheid maakt tussen mannen en vrouwen. De ruilvoet is vermeld in de bij dit reglement behorende bijlage.
3.
Het na een voorgaande scheiding op grond van het artikel 'Gevolgen van scheiding voor het ouderdomspensioen' vastgestelde gedeelte van het ouderdomspensioen dat toekomt aan de gewezen partner, wordt niet in deze ruil betrokken.
4.
Het in dit artikel bedoelde levenslange partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt en het wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt.
5.
Indien de in dit artikel omschreven uitruil is uitgevoerd en er nadien sprake is van scheiding, behoudt de gewezen partner aanspraak op het volgens dit artikel vastgestelde partnerpensioen. Indien bij scheiding gekozen wordt voor conversie - als omschreven in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding - zal het door uitruil verkregen partnerpensioen in de conversie worden betrokken.
6.
Bij scheiding zullen betrokken partijen daarvan terstond schriftelijk mededeling doen aan het fonds onder overlegging van de benodigde bewijsstukken. Het fonds is niet aansprakelijk voor eventuele nadelige gevolgen van te late aanmelding. Het fonds zal aan de gewezen partner een bewijsstuk verstrekken van het voor haar/hem verzekerde partnerpensioen. Een eventuele volgende partner heeft geen aanspraak op partnerpensioen.
7.
Het verzoek voor uitruil van levenslang ouderdomspensioen in levenslang partnerpensioen dient ten minste zes weken voor het moment dat het levenslang ouderdomspensioen ingaat, schriftelijk door de (gewezen) deelnemer bij het fonds te worden ingediend.
Artikel 22.
Uitruil van levenslang partnerpensioen in levenslang ouderdomspensioen
1.
De (gewezen) deelnemer heeft op de pensioeningangsdatumeenmalig het recht om het gehele levenslange partnerpensioen of een deel daarvan om te zetten in een hoger ouderdomspensioen. Indien de deelnemer op de pensioeningangsdatum geen partner heeft zal uitruil van het partnerpensioen automatisch plaatsvinden.
2.
Het na een scheiding vastgestelde bijzonder partnerpensioen kan niet in de ruil worden betrokken.
3.
De aanspraak op het levenslange partnerpensioen wordt dan verlaagd op basis van de collectief actuarieel gelijkwaardige ruilvoet, die geen onderscheid maakt tussen mannen en vrouwen. De ruilvoet is vermeld in de bij dit reglement behorende bijlage.
4.
Ten behoeve van de vaststelling van het uitruilbare deel van het levenslange partnerpensioen, is de (gewezen) deelnemer verplicht het fonds te informeren met betrekking tot wijzigingen van diens samenlevingsverband.
5.
Het verzoek tot uitruil dient ten minste zes weken voor de pensioeningangsdatum, schriftelijk door de (gewezen) deelnemer bij het fonds te worden ingediend. Het verzoek dient mede door de partner, zoals in dit reglement gedefinieerd, van de (gewezen) deelnemer te worden ondertekend.
11 van 24
6.
Na de uitruil vervalt de aanspraak op het uitgeruilde (deel van het) levenslang partnerpensioen.
Artikel 23.
Pensioeningangsdatum
1.
Het levenslange ouderdomspensioen gaat in op de standaard pensioendatum. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan de (gewezen) deelnemer eerder of later met pensioen gaan voor zover de dan geldende fiscale regelgeving zich hier niet tegen verzet.
2.
Eerder met pensioen gaan is toegestaan vanaf de eerste van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 60 jaar wordt.
3.
Later met pensioen gaan is mogelijk tot uiterlijk de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de leeftijd bereikt die vijf jaar hoger is dan de AOW-gerechtigde leeftijd, mits er sprake is van een dienstbetrekking, met dien verstande dat het pensioen eerder ingaat, indien het opgebouwde ouderdomspensioen na de AOW-gerechtgde leeftijd het maximum van 100% van het pensioengevend loon bereikt, exclusief overschrijding van het maximum wegens uitruil, toeslagen, waardeoverdracht of variatie in de uitkering.
4.
Indien de gewezen deelnemer later met pensioen gaat, moet de gewezen deelnemer jaarlijks aan het fonds verklaren dat hij of zij doorwerkt in een tegenwoordige dienstbetrekking bij een andere werkgever, dan omschreven in het artikel ‘Begripsomschrijvingen’ onder ‘werkgever’. Indien het fonds een dergelijke verklaring niet ontvangt, zal het fonds het ouderdomspensioen direct in laten gaan.
5.
Bij eerder of later met pensioen gaan vindt geen verdere opbouw van pensioen meer plaats.
6.
Bij eerder of later met pensioen gaan wordt het levenslange ouderdomspensioen verlaagd respectievelijk verhoogd op basis van collectief actuarieel gelijkwaardige vervroegings/uitstelfactoren, die geen onderscheid maken tussen mannen en vrouwen. De vervroegings/uitstelfactoren zijn vermeld in de bij dit reglement behorende bijlage.
7.
Bij verlaging respectievelijk verhoging van het ouderdomspensioen, zoals bedoeld in het voorgaande lid, blijft de hoogte van het opgebouwde levenslange partnerpensioen ongewijzigd.
8.
Eerder met pensioen gaan is uitsluitend toegestaan indien de deelnemer dit zes maanden voor de beoogde pensioeningangsdatum schriftelijk meldt aan de werkgever en het fonds en indien de werkgever hiermee heeft ingestemd. Indien de gewezen deelnemer verzoekt om eerder met pensioen te gaan, is melding aan en instemming van de werkgever niet van toepassing.
9.
Later met pensioen gaan is uitsluitend toegestaan indien de deelnemer dit zes weken voor de beoogde pensioeningangsdatum schriftelijk meldt aan de werkgever en het fonds en indien de werkgever hiermee heeft ingestemd. Indien de gewezen deelnemer verzoekt om later met pensioen te gaan, is melding aan en instemming van de werkgever niet van toepassing.
10.
Voor eerder met pensioen gaan volgens dit artikel is toestemming van de partner vereist.
Artikel 24.
Deeltijdpensioen
1.
De deelnemer heeft de mogelijkheid om na instemming van de werkgever het levenslang ouderdomspensioen met inachtneming van de dan geldende fiscale grenzen gedeeltelijk te laten ingaan. Voor het gedeelte dat de deelnemer in dienst blijft van de werkgever, blijft hij deelnemer in de pensioenregeling. Voor dit gedeelte vindt pensioenopbouw plaats volgens het bepaalde in het artikel "Deeltijdarbeid".
2.
Deeltijdpensioen is toegestaan vanaf de eerste van de maand waarin de 60-jarige leeftijd wordt bereikt en is uitsluitend mogelijk voor 25%, 50% of 75%.
3.
Bij deeltijdpensioen wordt het ingaande levenslange ouderdomspensioen aangepast op basis van een collectief actuarieel gelijkwaardige factor, die geen onderscheid maakt tussen mannen en vrouwen. De factoren zijn vermeld in de bij dit reglement behorende bijlage. 12 van 24
Voor het gedeelte waarvoor de dienstbetrekking wordt beëindigd vindt geen verwerving van aanspraken op partner- en wezenpensioen meer plaats. 4.
Deeltijdpensioen is uitsluitend toegestaan als de deelnemer dit minimaal zes weken voor de beoogde ingangsdatum schriftelijk meldt aan de werkgever en het fonds en indien de werkgever hiermee heeft ingestemd.
5.
Gewezen deelnemers kunnen onder dezelfde voorwaarden met deeltijdpensioen als deelnemers. Indien de gewezen deelnemer verzoekt om eerder met pensioen te gaan, is melding aan en instemming van de werkgever niet van toepassing.
6.
Een ingegaan deeltijdpensioen is onherroepelijk. Het percentage waarmee het deeltijdpensioen ingaat kan na ingang nog slechts worden verhoogd. Dit percentage geldt voor een periode van zes maanden of een veelvoud daarvan. Voor wijzigen van het percentage is lid 4 van overeenkomstige toepassing. Het deeltijdpensioen mag na ingang niet lager zijn dan het in artikel 66 van de Pensioenwet bedoelde bedrag (2015: € 462,88).
7.
Het bepaalde in het artikel 'Variatie in pensioenuitkeringen' is niet van toepassing op het ingegane deeltijdpensioen. Het bepaalde in het artikel ‘Variatie in pensioenuitkeringen’ is ook niet van toepassing op het moment van overgang van deeltijdpensionering naar volledig pensionering.
8.
Voor deeltijdpensioen is toestemming van de partner vereist.
9.
Deeltijdpensioen is slechts mogelijk indien alle ouderdomspensioenaanspraken uit hoofde van het fonds vóór toepassing van deeltijdpensioen worden herrekend naar één pensioeningangsdatum.
Artikel 25. 1.
Variatie in pensioenuitkeringen
De (gewezen) deelnemer heeft de mogelijkheid om op de pensioeningangsdatum te kiezen voor een in aanvang hoger levenslang ouderdomspensioen. Hierbij geldt het volgende: a. b. c. d.
de hogere uitkering geldt voor een periode direct aansluitend op de pensioeningangsdatum; de hogere uitkering staat in een vaste verhouding van 100:75 ten opzichte van de lagere; de lagere uitkering mag niet lager zijn dan het in artikel 66 van de Pensioenwet bedoelde bedrag (2015: € 462,88). voor alle ouderdomspensioenen uit hoofde van het fonds wordt dezelfde pensioeningangsdatum gekozen.
Bovendien heeft de (gewezen) deelnemer de mogelijkheid om als de pensioeningangsdatum is gelegen voor de AOW-gerechtigde leeftijd te kiezen voor een in aanvang hoger levenslang ouderdomspensioen ter grootte van maximaal het jaarlijkse gezamenlijke pensioen inclusief vakantietoeslag volgens de Algemene Ouderdomswet (AOW), waarbij de beide partners AOW-gerechtigd zijn. Hierbij geldt het volgende:
a.
b. c.
de hogere uitkering geldt voor een periode direct aansluitend op de pensioeningangsdatum. De hoge uitkering wordt uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de gepensioneerde recht krijgt op een AOWuitkering; de minimale uitkeringsduur van de hoge uitkering bedraagt twaalf maanden. de lagere uitkering mag niet lager zijn dan het in artikel 66 van de Pensioenwet bedoelde bedrag (2015: € 462,88).
2.
Variatie in pensioenuitkeringen is uitsluitend toegestaan indien dit zes maanden voor de pensioeningangsdatum schriftelijk is gemeld aan het fonds en het fonds met de variatie in pensioenuitkeringen heeft ingestemd.
3.
Het partnerpensioen blijft bij de herrekening van het ouderdomspensioen buiten beschouwing. Indien uitruil conform het artikel Uitruil van levenslang ouderdomspensioen in levenslang partnerpensioen' heeft plaatsgevonden, blijft het partnerpensioen bij de herrekening van het ouderdomspensioen buiten beschouwing.
13 van 24
4.
De herrekening van het ouderdomspensioen vindt plaats op basis van een collectief actuarieel gelijkwaardige ruilvoet, die geen onderscheid maakt tussen mannen en vrouwen. De ruilvoet is vermeld in de bij dit reglement behorende bijlage.
Artikel 26.
Fiscale maxima
Op grond van de Wet op de loonbelasting 1964 mag het totaal aan pensioen niet meer bedragen dan de volgende maxima, behoudens overschrijding als gevolg van toeslagverlening op grond van deze regeling, waardeoverdracht, variatie in de uitkering of uitruil: -
ouderdomspensioen:
-
partnerpensioen:
-
wezenpensioen:
1,875%van het gemiddelde pensioengevend loon per dienstjaar, met een maximum van 100%. 1,313% van het gemiddelde pensioengevend loon per dienstjaar, waarbij jaren vanaf het moment van overlijden tot de standaard pensioendatum als dienstjaren worden meegeteld, met een maximum van 70%. 0,263% van het gemiddelde pensioengevend loon per dienstjaar, waarbij jaren vanaf het moment van overlijden tot de standaard pensioendatum als dienstjaren worden meegeteld, met een maximum van 14%. Voor volle wezen geldt een verdubbeling van dit percentage.
Deze maxima dienen te worden opgevat met inbegrip van een uitkering op grond van de AOW, zoals voorgeschreven in de Wet op de loonbelasting 1964. Het totaal aan pensioen kan evenwel meer bedragen dan de hier genoemde maxima als dat het gevolg is van pensioenaanspraken en – rechten die zijn opgebouwd of verzekerd vóór 1 januari 2015. Ook kunnen met betrekking tot de opbouw van pensioen vóór 1 januari 2015 andere fiscale begrenzingen van toepassing zijn dan de begrenzingen per 1 januari 2015, zoals de minimale franchise en het maximaal in aanmerking te nemen pensioengevend salaris. De toeslag zoals bedoeld in t artikel 19zal in enig jaar niet hoger zijn dan het voor dat jaar geldende fiscaal geaccepteerde maximum. Artikel 27.
Afkoop, vervreemden, prijsgeven en zekerstellen van pensioenaanspraken
1.
De in deze pensioenregeling toegekende aanspraken kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
2.
Indien na een termijn van ten minste twee jaar na beëindiging van opbouw van levenslang ouderdomspensioen het totaal van bij dezelfde werkgever opgebouwde ouderdomspensioenen van de gewezen deelnemer lager is dan het krachtens artikel 66 van de Pensioenwet bedoelde bedrag (2015: € 462,88), heeft het fonds het recht om de gewezen deelnemer binnen zes maanden na afloop van deze termijn een uitkering ineens ter grootte van de afkoopwaarde onder aftrek van de wettelijk verschuldigde inhoudingen te verstrekken. Als gevolg van deze uitkering ineens komt de aanspraak op de opgebouwde pensioenaanspraken te vervallen.
3.
Indien de standaard pensioendatum ligt binnen de termijn van twee jaar na beëindiging van deelneming en het totaal van bij dezelfde werkgever opgebouwde ouderdomspensioenen van de gewezen deelnemer lager is dan het in lid 2 genoemde bedrag, heeft het fonds het recht om de gewezen deelnemer op de standaard pensioendatum een uitkering ineens ter grootte van de afkoopwaarde van het opgebouwde pensioen onder aftrek van de wettelijk verschuldigde inhoudingen te verstrekken. Als gevolg van deze uitkering ineens komt de aanspraak op het opgebouwde pensioen te vervallen.
4.
Indien op het moment van ingang van het levenslang partnerpensioen of wezenpensioen de uitkering op jaarbasis lager is dan het in lid 2 genoemde bedrag, heeft het fonds het recht om de gewezen partner of wezen op dat moment een uitkering ineens ter grootte van de afkoopwaarde van het opgebouwde pensioen onder aftrek van de wettelijk verschuldigde inhoudingen te verstrekken. Als gevolg van deze uitkering ineens komt de aanspraak op het partnerpensioen of wezenpensioen te vervallen.
14 van 24
5.
Indien als gevolg van scheiding een levenslang bijzonder partnerpensioen aan de gewezen partner wordt toegekend, en de uitkering op jaarbasis lager is dan het in lid 2 genoemde bedrag, heeft het fonds het recht om de gewezen partner op het moment van scheiding een uitkering ineens ter grootte van de afkoopwaarde van het opgebouwde pensioen onder aftrek van de wettelijk verschuldigde inhoudingen te verstrekken. Als gevolg van deze uitkering ineens komt de aanspraak op het bijzondere partnerpensioen te vervallen.
6.
De afkoopwaarde wordt bepaald op basis van een collectief actuarieel gelijkwaardige afkoopvoet, die geen onderscheid maakt tussen mannen en vrouwen. De afkoopvoet is vermeld in de bij dit reglement behorende bijlage.
Artikel 28.
Verplichting tot medewerking
Iedere (gewezen) deelnemer en pensioengerechtigde is verplicht op verzoek van het fonds gegevens en/of bewijsstukken die noodzakelijk zijn in het kader van een goede uitvoering van de pensioenregeling te verstrekken aan het fonds of de werkgever. Iedere (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde is verplicht de voornoemde gegevens en/of bewijsstukken op eigen initiatief aan het fonds of de werkgever te leveren indien de betrokkene weet of behoort te weten dat het fonds of de werkgever deze niet in het bezit heeft.
Artikel 29.
Wettelijke bepalingen
1.
De aanspraken op grond van dit reglement zijn onderworpen aan alle ter zake geldende wettelijke bepalingen. In geval van strijdigheid prevaleren de wettelijke bepalingen boven het gestelde in dit reglement.
2.
Indien de onderhavige pensioenregeling niet in overeenstemming is met de opvattingen van de fiscus en/of de belastingrechter en de pensioenregeling als gevolg daarvan niet (volledig) als zodanig wordt aanvaard, zal de regeling door het fonds: -
voor de toekomst worden vervangen door een regeling die wel in overeenstemming is met de daaraan te stellen eisen; bij de aanpassing zal zoveel mogelijk worden aangesloten bij de toezegging die in dit reglement is omschreven; over de verleden diensttijd automatisch en met terugwerkende kracht worden aangepast in het geval de aanpassing het gevolg is van het voorleggen van de pensioenregeling aan de Inspecteur om een voor een beroep vatbare beschikking of een regeling met betrekking tot (het fiscaal aanvaardbaar zijn van) de pensioenregeling te krijgen.
Het fonds zal de deelnemers en de aangesloten werkgevers onmiddellijk schriftelijk in kennis stellen van een dergelijke aanpassing. Het fonds is bevoegd zich neer te leggen bij de uitspraak van de fiscus en/of de belastingrechter. Artikel 30.
Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten
Het fonds kan pensioenaanspraken en pensioenrechten verminderen op grond van artikel 134 van de Pensioenwet. De wijze van vermindering is bepaald in het uitvoeringsreglement. Artikel 31.
Informatieverstrekking
Het fonds zal aan (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en aan gerechtigden op een bijzonder partnerpensioen alle informatie verstrekken op die wijze en op die momenten, zoals bepaald bij of krachtens de Pensioenwet.
15 van 24
Artikel 32.
Onvoorziene gevallen. Beslechting van geschillen
In gevallen waarin niet door dit reglement mocht zijn voorzien, handelt het fonds naar beste weten, in de geest van het reglement. Artikel 33.
Inwerkingtreding en overgangsbepalingen
1.
Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2015.
2.
Voor de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden van wie de deelneming is geëindigd vóór 1 januari 2015 blijft het fondsreglement van toepassing dat gold ten tijde van de beëindiging van het deelneming, met uitzondering van de bepalingen met betrekking tot toeslagverlening. Op de opgebouwde aanspraken op pensioen is artikel 19 van dit fondsreglement per 1 januari 2015 van toepassing. Flexibilisering van het ouderdomspensioen is alleen mogelijk op de wijze en onder de voorwaarden bepaald in dit fondsreglement per 1 januari 2015.
3.
Voor de deelnemers die op 31 december 2014 reeds aanspraak op ouderdomspensioen konden ontlenen aan één van de op die datum geldende reglementen van het fonds, gelden de volgende overgangsbepalingen. a.
De tot en met 31 december 2014 opgebouwde aanspraken op pensioen zijn op die datum op tijdsevenredige basis premievrij gemaakt. Deze premievrije aanspraken worden voor de deelnemer gehandhaafd krachtens de bepalingen van het toen geldende fondsreglement, met uitzondering van de bepalingen met betrekking tot toeslagverlening. Op de opgebouwde aanspraken op pensioen is artikel 19 van dit fondsreglement per 1 januari 2015 van toepassing. Flexibilisering van het ouderdomspensioen is alleen mogelijk op de wijze en onder de voorwaarden bepaald in dit fondsreglement per 1 januari 2015.
b.
Voor het gedeelte van de pensioenopbouw dat op 31 december 2014 premievrij wordt voortgezet wegens arbeidsongeschiktheid blijft het fondsreglement van toepassing dat gold op het moment dat de premievrije voortzetting aanving, met uitzondering van de bepalingen met betrekking tot toeslagverlening. Op de opgebouwde aanspraken op pensioen is artikel 19 van dit fondsreglement per 1 januari 2015 van toepassing. Flexibilisering van het ouderdomspensioen is alleen mogelijk op de wijze en onder de voorwaarden bepaald in dit fondsreglement per 1 januari 2015.
c.
Per 1 januari 2015 is deelname in de Beschikbare Premieregeling, ofwel Module II van het reglement dat tot 31 december 2014 gold voor werknemers in dienst vóór 1 januari 2010, niet langer mogelijk. Over de periode dat is deelgenomen aan deze regeling wordt een aanspraak op partner- en wezenpensioen op risicobasis verzekerd. Voor zover een dergelijke aanspraak reeds is vastgesteld per 1 januari 2010, blijft deze voor de duur van de deelneming in stand.
Aldus vastgesteld op de bestuursvergadering van 5 juni 2015. Namens het bestuur,
J.J.M. Raaijmakers (voorzitter)
P.M.S. Vermeulen (secretaris)
16 van 24
Bijlage I
Vrijwillige ANW-hiaatverzekering
Artikel 1.
Karakter van de pensioenregeling
Deze pensioenovereenkomst is een uitkeringsovereenkomst en voorziet in een vastgestelde pensioenuitkering. Deze pensioenovereenkomst maakt deel uit van de tussen de werkgever en werknemer afgesloten arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Artikel 2.
Deelnemerschap
2.
Tot deze pensioenregeling wordt toegelaten de werknemer die ouder dan 18 jaar is en in dienst is getreden van de werkgever.
3.
Deelname aan deze regeling geschiedt op vrijwillige basis.
3.
Het deelnemerschap eindigt door beëindiging van de dienstbetrekking, tenzij op basis van deze pensioenregeling nog pensioen wordt verworven, maar uiterlijk op de pensioendatum.
Artikel 3. 4.
Pensioenaanspraken en verzekeringen
De werknemer die ervoor gekozen heeft deel te nemen aan deze vrijwillige regeling heeft aanspraak op een Anw-hiaatpensioen. De keuze van de deelnemer voor aanspraak op een Anw-hiaatpensioen blijkt uit de verzekeringsopgave.
2.
De in deze pensioenovereenkomst bedoelde aanspraak op een Anw-hiaatpensioen wordt door de werkgever verzekerd door middel van een uitvoeringsovereenkomst met het pensioenfonds. De uitvoeringsovereenkomst komt tot stand onder de opschortende voorwaarde dat het pensioenfonds tegenover de werkgever verklaart dat de tussen werkgever en werknemer overeengekomen pensioenovereenkomst in administratie kan en zal worden genomen.
3.
De in deze pensioenovereenkomst bedoelde aanspraak op een Anw-hiaatpensioen wordt beheerst door: de uitvoeringsovereenkomst tussen de werkgever en het pensioenfonds en wettelijke voorschriften. Dit betekent dat de aanspraak op een Anw-hiaatpensioen volgens deze pensioenovereenkomst in voorkomende gevallen een vermindering kan ondergaan in die gevallen zoals bepaald in deze pensioenovereenkomst en de uitvoeringsovereenkomst. Genoemde uitvoeringsovereenkomst ligt bij de werkgever ter inzage.
4.
Indien de werkgever tijdig de premies heeft betaald en aan zijn verplichtingen van de uitvoeringsovereenkomst heeft voldaan, is hij voor zijn uit deze pensioenovereenkomst voor hem voortvloeiende pensioenverplichtingen gekweten.
Artikel 4.
Anw-hiaatpensioen
1.
Het Anw-hiaatpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer overlijdt.
2.
Het Anw-hiaatpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt, maar uiterlijk tot de datum dat waarin de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt.
3.
Het jaarlijkse Anw-hiaatpensioen bedraagt € 14.659,-. Dit bedrag, vastgesteld in 2015, wordt tot overlijden van de deelnemer jaarlijks op 1 januari herzien aan de hand van de ontwikkeling van de wettelijke Anw-uitkeringen.
17 van 24
4.
Indien en voor zover het pensioenfonds een toeslag conform artikel 19 van het fondsreglement verleent, zal het na overlijden van de deelnemer uit te keren Anwhiaatpensioen jaarlijks op 1 juli worden verhoogd. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
5.
Wanneer, naar aanleiding van de gezondheidstoestand van de deelnemer, bij aanvang van - de verzekering, - het huwelijk, - het geregistreerd partnerschap of - de gezamenlijke huishouding het overlijden redelijkerwijs was te voorzien, biedt het pensioenfonds bij overlijden binnen een jaar na aanvang van genoemde situaties geen dekking van het overlijdensrisico. Over de vraag of bij het overlijden van de deelnemer sprake is van antiselectie of misbruik, is de uitspraak van de Toetsingscommissie Gezondheidsgegevens bindend voor het pensioenfonds.
6.
Indien de voor deze verzekering verschuldigde premies worden voldaan tot de eerste dag van de maand waarin de deelnemer 67 jaar wordt, zal bij diens overlijden na de pensioendatum, indien de partner dan jonger is dan 67 jaar, het Anw-hiaatpensioen alsnog ingaan.
7.
De aanspraak op Anw-hiaatpensioen is verzekerd op risicobasis. Dit betekent dat bij beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden de aanspraak op jaarlijks Anw-hiaatpensioen zonder waarde vervalt. Bij scheiding vervalt de aanspraak op jaarlijks Anw-hiaatpensioen eveneens zonder waarde.
Artikel 5.
Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten
Het fonds kan pensioenaanspraken en pensioenrechten verminderen op grond van artikel 134 van de Pensioenwet. De wijze van vermindering is bepaald in het uitvoeringsreglement. Artikel 6.
Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid
1.
Recht op premievrijstelling heeft de (gewezen) deelnemer van wie de eerste ziektedag is gelegen tijdens de duur van zijn deelneming bij het fonds en vervolgens (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is geworden volgens de WIA.
2.
Het recht op premievrijstelling vangt aan op het moment dat de arbeidsongeschiktheid aanvangt en eindigt uiterlijk als de arbeidsongeschiktheid eindigt. Geen recht op premievrijstelling is er als de gewezen deelnemer voor aanvang van het recht gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid tot waardeoverdracht naar een andere pensioenuitvoerder.
3.
De premievrijstelling wordt vastgesteld als een percentage van de pensioengrondslag zoals deze gold voorafgaand aan de eerste ziektedag volgens onderstaande tabel:
4.
Mate van arbeidsongeschiktheid volgens het UWV
Vrijstellingspercentage
Meer dan 65% 45 – 65%
100% 50%
35 – 45% Minder dan 35%
25% 0%
Het vrijstellingspercentage wordt aangepast conform de tabel in het derde lid als de mate van arbeidsongeschiktheid volgens het UWV wijzigt. De voortzetting van de pensioenopbouw wordt evenwel niet aangepast bij een toename van de mate van arbeidsongeschiktheid nadat de deelneming bij het fonds is geëindigd. Het vrijstellingspercentage bedraagt maximaal het vrijstellingspercentage dat geldt direct voorgaand aan de beëindiging van de deelneming. Onder deelneming in de zin van dit artikellid wordt niet verstaan de deelneming als gevolg van premievrijstelling wegens arbeidsongeschiktheid.
18 van 24
5.
Recht op premievrijstelling is er eveneens voor de deelnemer die op het moment dat zijn deelneming bij het fonds aanving gedeeltelijk arbeidsongeschikt was, maar van wie de arbeidsongeschiktheid tijdens de deelneming zodanig toeneemt dat er sprake is van een hogere klasse van arbeidsongeschiktheid volgens de tabel in het derde lid. Als pensioengrondslag geldt dan de pensioengrondslag direct voorafgaande aan de toename van de arbeidsongeschiktheid.
6.
Zolang er recht is op premievrijstelling, is de werknemer met betrekking tot het gedeelte dat de premie is vrijgesteld geen werknemerspremie verschuldigd.
7.
Voor zover bij een wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid van een (gewezen) deelnemer het bepaalde in dit artikel niet voorziet, geldt als uitgangspunt het ‘Convenant over dekking van arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrijstelling in pensioenregelingen’ van het Verbond van verzekeraard en de Pensioenfederatie van 23 januari 2013.
Artikel 7.
Einde van de dienstbetrekking anders dan door pensionering
1.
De aanspraak op Anw-hiaatpensioen vervalt bij beëindiging van de dienstbetrekking.
2.
Indien op de datum van beëindiging van de dienstbetrekking wegens gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van de deelnemer vrijstelling van premiebetaling is verleend, vindt het bepaalde in lid 1 pas toepassing op de datum waarop en voor de mate waarin de premievrijstelling eindigt. In plaats van de datum van beëindiging van de dienstbetrekking wordt dan gelezen de datum waarop de gehele of gedeeltelijke premievrijstelling eindigt.
Artikel 8.
Kosten van de pensioenregeling
1.
De kosten voor de verzekering van het Anw-hiaatpensioen zijn volledig voor rekening van de deelnemer, en worden door de werkgever aan het pensioenfonds voldaan.
2.
De in lid 1 bedoelde werknemerspremie wordt in gelijke termijnen met het salaris verrekend. Na het einde van het deelnemerschap vindt geen verdere verrekening meer plaats.
3.
In geval van arbeidsongeschiktheid is het bepaalde in het artikel 'Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid' van toepassing.
Artikel 9.
Uitbetaling van de pensioenen
De pensioenen worden in euro’s uitbetaald door het pensioenfonds in maandelijkse termijnen achteraf. In geval van uitbetaling op een niet in Nederland gevestigde bankrekening, is het pensioenfonds bevoegd de bancaire kosten voor deze uitbetaling bij de pensioengerechtigde in mindering te brengen op de uitkering. Artikel 10.
Afkoop, vervreemden, prijsgeven en zekerstellen van pensioenaanspraken
De in deze pensioenregeling toegekende aanspraken kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet. Artikel 11. 1.
Verplichting tot medewerking
Ieder die op grond van deze pensioenovereenkomst pensioenaanspraken verwerft tegenover de werkgever dan wel het pensioenfonds, is verplicht aan de goede uitvoering van deze pensioenovereenkomst mee te werken. Dit houdt in dat ieder alle gegevens en bewijsstukken verstrekt, die de werkgever of het pensioenfonds nodig heeft.
19 van 24
2.
Voor zover door het geven van onjuiste inlichtingen of ten gevolge van nalatigheid in het geven van inlichtingen de uit deze pensioenovereenkomst voor de werkgever voortvloeiende pensioenverplichtingen niet door verzekeringen zijn gedekt, kan aan deze pensioenovereenkomst terzake geen recht op pensioen tegenover de werkgever en het pensioenfonds worden ontleend.
Artikel 12.
Medische waarborgen
1.
Bij aanvang van het deelnemerschap aan deze pensioenregeling worden door het pensioenfonds geen medische waarborgen gesteld. Indien de deelnemer op een later tijdstip zijn eerdere keuzen herziet waardoor het risico voor het pensioenfonds wordt verzwaard, kan de verzekering afhankelijk worden gesteld van de gezondheid van de werknemer of de deelnemer. Herziening van eerder gemaakte keuzen kan slechts effect hebben indien het pensioenfonds het (gewijzigde) risico, eventueel onder andere voorwaarden of prijsstelling accepteert.
2.
Indien tijdens het deelnemerschap de deelnemer bij het aangaan van een huwelijk of (geregistreerd) partnerschap kiest voor een Anw-hiaatpensioen worden deze medische waarborgen niet gevraagd.
Artikel 13.
Aanpassing van de pensioenaanspraken
1.
De werkgever kan deze pensioenovereenkomst zonder instemming van de deelnemer wijzigen indien er sprake is van een zodanig zwaarwegend belang van de werkgever, dat het belang van de werknemer dat door de wijziging wordt geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken. Wordt van dit recht gebruik gemaakt, dan zullen de pensioenaanspraken en de daarmee corresponderende verzekeringen aan de gewijzigde omstandigheden worden aangepast.
2.
Indien sociale wetten, fiscale wetten op verplicht gestelde pensioenvoorzieningen worden ingevoerd of gewijzigd, zal de werkgever, indien hij daartoe termen aanwezig acht, de in deze pensioenovereenkomst neergelegde pensioenregeling - met inachtneming van eventuele wettelijke voorschriften - aan de gewijzigde omstandigheden aanpassen.
3.
Indien de werkgever tot het in de voorgaande leden vermelde wenst over te gaan, stelt hij de deelnemers en het pensioenfonds hiervan onmiddellijk schriftelijk in kennis. De op grond van al gedane betalingen verworven aanspraken op pensioen zullen echter niet worden aangetast.
4.
De werkgever en het pensioenfonds zijn niet aansprakelijk voor een als gevolg van toepassing van wettelijke voorschriften ontstane vermindering van de pensioenen.
Artikel 14. 1.
Onvoorziene gevallen. Beslechting van geschillen
In gevallen waarin niet door deze pensioenovereenkomst mocht zijn voorzien, handelt de werkgever naar beste weten, in de geest van deze pensioenovereenkomst. Voor zover het verzekeringstechnische aangelegenheden betreft beslist het pensioenfonds in overleg met de herverzekeraar.
Artikel 15.
Datum inwerkingtreding
Deze pensioenovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2015.
20 van 24
Bijlage II Percentages en bedragen Geldigheid en wijziging percentages en bedragen De percentages en bedragen in deze bijlage zijn vastgesteld per 1 januari 2015 en zijn geldig tot en met 31 december 2016. Op 1 januari 2017 kunnen de percentages en bedragen een wijziging ondergaan. Vervroeging / uitstel Uitgestelde pensioendatum
Vervroegen / uitstellen OP 65
Vervroegen / uitstellen OP 67
60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70
0,770 0,809 0,852 0,898 0,947 1,000 1,058 1,122 1,194 1,275 1,365
0,6810 0,7180 0,7560 0,7980 0,8430 0,8910 0,9430 1,0000 1,0630 1,1330 1,2120
Pensioenleeftijd
Verhoogd OP tot 65 jaar
Verhoogd OP tot 70 jaar
60 61 62 63 64 65 66 67 68 69
1,1965 1,2143 1,2347 -
1,1180 1,1279 1,1390 1,1516 1,1659 1,1822 1,2011 1,2231 1,2490 1,2797
Hoog / laag
70 Uitruil PP naar OP Pensioenleeftijd
Uitruilfactor
65
0,22857
67
0,25143
Uitruil OP naar PP Pensioenleeftijd 65 67
Uitruilfactor 3,863 3,508
Leeftijd
OP 65
OP 67
18 19 20 21 22 23 24
5,022 4,979 4,937 4,896 4,856 4,815 4,775
4,409 4,370 4,333 4,296 4,260 4,223 4,188
21 van 24
25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70
4,736 4,697 4,658 4,620 4,582 4,546 4,510 4,475 4,441 4,407 4,374 4,342 4,311 4,279 4,248 4,217 4,187 4,157 4,129 4,100 4,072 4,043 4,015 3,989 3,962 3,937 3,912 3,890 3,870 3,853 3,837 3,825 3,816 3,811 3,809 3,808 3,812 3,819 3,830 3,844 3,865 3,681 3,509 3,346 3,194 3,051
22 van 24
4,153 4,118 4,083 4,049 4,016 3,984 3,952 3,921 3,891 3,862 3,834 3,806 3,779 3,752 3,726 3,700 3,675 3,651 3,627 3,604 3,582 3,560 3,538 3,518 3,496 3,476 3,455 3,437 3,420 3,405 3,392 3,382 3,374 3,371 3,370 3,373 3,379 3,389 3,403 3,420 3,443 3,472 3,509 3,346 3,194 3,051
Afkoop van levenslang ouderdomspensioen en levenslang partnerpensioen. De vermelde afkoopvoet is een indicatie. De uiteindelijke hoogte van de afkoopvoet wordt vastgesteld op de afkoopdatum. Afkoopfactoren Leeftijd
OP 65
PP (bij OP 65)
OP 67
PP (bij OP 67)
18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67
1,606 1,671 1,739 1,809 1,883 1,960 2,039 2,122 2,208 2,298 2,392 2,489 2,590 2,695 2,805 2,919 3,038 3,162 3,292 3,427 3,566 3,713 3,867 4,026 4,193 4,368 4,550 4,741 4,941 5,150 5,370 5,601 5,842 6,097 6,365 6,647 6,945 7,258 7,592 7,944 8,318 8,717 9,141 9,596 10,860 10,613 11,185 11,805
1,157 1,203 1,250 1,298 1,347 1,397 1,448 1,499 1,552 1,607 1,663 1,721 1,781 1,843 1,906 1,971 2,037 2,105 2,174 2,245 2,319 2,394 2,470 2,549 2,627 2,708 2,788 2,871 2,955 3,038 3,123 3,207 3,292 3,377 3,462 3,545 3,628 3,711 3,791 3,869 3,946 4,020 4,090 4,155 4,215 4,270 4,315 4,353
3,750 3,895 4,045 4,201 4,362 4,529 4,702 4,881 5,066 5,257 5,454 5,658 5,869 6,086 6,310 6,541 6,778 7,022 7,273 7,531 7,795 8,065 8,341 8,623 8,909 9,201 9,497 9,796 10,098 10,402 10,706 11,011 11,317 11,624 11,932 12,242 12,554 12,869 13,188 13,510 13,836 14,166 14,498 14,833 15,168 15,503 15,837 16,171 16,507 16,848
0,786 0,826 0,868 0,912 0,958 1,006 1,056 1,108 1,162 1,218 1,277 1,337 1,401 1,466 1,535 1,605 1,678 1,754 1,833 1,914 1,998 2,085 2,174 2,266 2,361 2,458 2,557 2,658 2,762 2,868 2,975 3,083 3,194 3,305 3,417 3,529 3,641 3,753 3,864 3,973 4,079 4,182 4,282 4,377 4,467 4,551 4,627 4,695 4,754 4,803
23 van 24
24 van 24