Pensioenreglement Sanoma pensioenregeling A Van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland Voor de werknemers van Sanoma die in dienst zijn getreden voor 1 januari 2009
pensioenreglement
Inhoudsopgave
Algemene Artikel 1. Artikel 2. Artikel 3. Artikel 4. Artikel 5. Artikel 6. Artikel 7. Artikel 8. Artikel 9. Artikel 10. Artikel 11. Artikel 12. Artikel 13. Artikel 14.
Bepalingen Begripsomschrijvingen Karakter van de pensioenregeling Deelnemerschap Pensioenaanspraken Algemene begrenzing van verwerving van pensioenaanspraken Pensioengrondslag Levenslang ouderdomspensioen Levenslang partnerpensioen Tijdelijk partnerpensioen bij overlijden voor de pensioeningangsdatum Wezenpensioen Deeltijdarbeid Vrijwillige inkoop pensioentekort (vrijwillige) Voortzetting tijdens onbetaald verlof en levensloopverlof Toeslagen op pensioenen
1 2 3 3 4 4 5 6 6 7 7 8 8 9
Arbeidsongeschiktheid Artikel 15. Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid Artikel 16. WIA-excedentpensioen
11 11
Scheiding Artikel 17. Gevolgen van scheiding
13
Einde dienstbetrekking Artikel 18. Einde van de dienstbetrekking anders dan door overlijden of pensionering Artikel 19. Waardeoverdracht
14 14
Uitruil van Artikel 20. Artikel 21. Artikel 22. Artikel 23.
15 15 15 16
pensioenen Uitruil van levenslang ouderdomspensioen na einde van de dienstbetrekking Uitruil van prepensioen op de pensioeningangsdatum Uitruil van levenslang ouderdomspensioen op de pensioeningangsdatum Uitruil van levenslang partnerpensioen op de pensioeningangsdatum
Kosten en verzekeringen Artikel 24. Werknemerspremie
17
Pensioenbetalingen Artikel 25. Uitbetaling van de pensioenen Artikel 26. Pensioeningangsdatum Artikel 27. Deeltijdpensioen Artikel 28. Variatie in pensioenuitkeringen Artikel 29. Fiscale maxima Artikel 30. Afkoop, vervreemden, prijsgeven en zekerstellen van pensioenaanspraken Artikel 31. Verplichting tot medewerking Artikel 32. Medische waarborgen Artikel 33. Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten Artikel 34. Informatieverstrekking Artikel 35. Onvoorziene gevallen. Beslechting van geschillen Artikel 36. Overgangsbepalingen Artikel 37. Datum inwerkingtreding
18 18 19 19 20 20 21 21 21 22 22 22 23
Bijlage Percentages en bedragen Bijlage Beroepsprocedure geschillen Bijlage Aangesloten ondernemingen
pensioenreglement
Algemene Bepalingen Artikel 1.
Begripsomschrijvingen
In dit reglement zijn naast de begripsomschrijvingen van de statuten, waarvan sommige hieronder worden aangehaald, de volgende begripsomschrijvingen van toepassing: a.
aanspraakgerechtigde:
de persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen;
b.
administrateur:
AEGON Administratie B.V., gevestigd te Den Haag;
c.
bestuur:
het bestuur van het fonds;
d.
deelnemer:
de (gewezen) werknemer die op grond van dit reglement pensioenaanspraken verwerft. Op deze pensioenregeling is de voor de werkgever geldende en door de pensioenraad goedgekeurde uitvoeringsovereenkomst van het fonds van toepassing;
e.
deelnemersjaren:
Als deelnemersjaren worden beschouwd de jaren, gelegen tussen het tijdstip van opneming in deze pensioenregeling voor ouderdomspensioen en de standaard pensioendatum, vermeerderd met de jaren die voortvloeien uit een waardeoverdracht zoals omschreven in het artikel 'Waardeoverdracht'. Er worden maximaal 44 deelnemersjaren in aanmerking genomen waarbij het aantal deelnemersjaren wordt bepaald in jaren en volle maanden en een gedeelte van een maand wordt verwaarloosd;
f.
dienstbetrekking:
de rechtsbetrekking tussen werkgever en werknemer die voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst;
g.
fonds:
Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland te Amsterdam;
h.
gepensioneerde:
de pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan;
i.
gewezen deelnemer:
de (gewezen) werknemer door wie op grond van dit reglement geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden tegenover het fonds;
j.
kind:
een kind tot wie de (gewezen) deelnemer voor de pensioeningangsdatum als ouder in familierechterlijke betrekking stond of het stief- of pleegkind van de (gewezen) deelnemer dat door deze als eigen kind wordt onderhouden en opgevoed, mits dit onderhoud en deze opvoeding zijn aangevangen voor de pensioeningangsdatum;
k.
partner:
de persoon die voor de pensioeningangsdatum gehuwd is met de (gewezen) deelnemer, voor de pensioeningangsdatum een geregistreerd partnerschap is aangegaan met de (gewezen) deelnemer of de ongehuwde persoon, die bij diens overlijden met deze samenwoont krachtens een voor de pensioeningangsdatum aangegaan partnerschap;
l.
partnerschap:
de gezamenlijke huishouding tussen de ongehuwde (gewezen) deelnemer met een andere ongehuwde persoon, die geen van beiden een geregistreerd partnerschap of een andere gezamenlijke huishouding hebben, als zij: geen bloed of aanverwant in de rechte lijn zijn van elkaar op hetzelfde adres zijn ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie ten minste zes maanden onafgebroken een gezamenlijke huishouding voeren of een notariële samenlevingsovereenkomst hebben gesloten waarin de gezamenlijke huishouding is vastgelegd;
m.
pensioenaanspraak:
het recht op een nog niet ingegaan pensioen, uitgezonderd een overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening;
Contractnummer 27339
1 van 23
pensioenreglement
n.
pensioengerechtigde:
de persoon voor wie op grond van dit reglement het pensioen is ingegaan;
o.
pensioeningangsdatum: de datum waarop het ouderdomspensioen daadwerkelijk ingaat;
p.
pensioenrecht:
het recht op een ingegaan pensioen, uitgezonderd voorwaardelijke toeslagen;
q.
pensioenregeling:
hetgeen tussen werkgever en werknemer is overeengekomen betreffende pensioen en is vastgelegd in dit reglement;
r.
scheiding:
-
echtscheiding; ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed; beëindiging van een geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden, vermissing of omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk; beëindiging van een partnerschap anders dan door overlijden, vermissing of omzetting van een partnerschap in een geregistreerd partnerschap of huwelijk;
s.
scheidingsdatum:
de datum waarop de scheiding- of ontbindingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Voor de beëindiging van het partnerschap is dit de datum waarop de (gewezen) deelnemer en de gewezen partner een schriftelijke verklaring ondertekenen;
t.
standaard pensioendatum:
de eerste van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar wordt;
u.
toeslag:
een verhoging van: een pensioenrecht; een pensioenaanspraak van een gewezen deelnemer; een pensioenaanspraak van een deelnemer die geen verband houdt met een verhoging van de pensioengrondslag, de toename van het in aanmerking te nemen aantal jaren of een wijziging van deze pensioenregeling; een pensioenaanspraak van een gepensioneerde ten behoeve van de partner;
v.
uitvoeringsovereenkomst:
de overeenkomst tussen het fonds en de werkgever over de uitvoering van deze pensioenregeling;
w.
verzekeraar:
AEGON Levensverzekering N.V., gevestigd te Den Haag.
x.
werkgever:
Sanoma Media Holding Nederland B.V., te Amsterdam, alsmede iedere onderneming waarvoor Sanoma Media Holding Nederland B.V. deze pensioenregeling van toepassing heeft verklaard, zoals bedoeld in artikel 1 lid 3 van de statuten van het fonds, welke ondernemingen worden vermeld in de bijlage 'Aangesloten ondernemingen' behorende bij dit reglement;
y.
werknemer:
degene die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht arbeid verricht voor de werkgever;
Artikel 2.
Karakter van de pensioenregeling
De pensioenregeling zoals omschreven in dit reglement is een uitkeringsovereenkomst in de zin van artikel 1 van de Pensioenwet en voorziet in een vastgestelde pensioenuitkering.
Contractnummer 27339
2 van 23
pensioenreglement
Artikel 3. 1.
Deelnemerschap
In deze pensioenregeling wordt opgenomen de werknemer, die voor 1 januari 2009 in dienst is getreden van de werkgever en op 31 december 2008 al deelnemer was aan pensioenreglement A. Werknemers die op of na 1 januari 2009 in dienst zijn getreden worden niet opgenomen in deze pensioenregeling maar in vanaf 1 januari 2009 geldende pensioenregeling.
2.
In afwijking van lid 1 wordt ook opgenomen de werknemer die aan alle onderstaande voorwaarden voldoet: a. de werknemer is in het verleden deelnemer geweest aan deze pensioenregeling uit hoofde van een dienstbetrekking dat is aangevangen voor 1 januari 2009 bij een aangesloten of destijds aangesloten onderneming; b. de werknemer is na beëindiging van de onder a bedoelde dienstbetrekking en deelnemerschap aansluitend in dienst getreden bij een onderneming van het concern van de werkgever in Nederland of in het buitenland en heeft uit hoofde van die dienstbetrekking deelgenomen aan een pensioenregeling van die onderneming; c. indien sprake is van meerdere dienstbetrekkingen bij een onderneming van het concern van de werkgever in Nederland of in het buitenland, dienen deze dienstbetrekkingen onderling op elkaar aan te sluiten en dient elke dienstbetrekking te zijn deelgenomen aan een pensioenregeling van de desbetreffende onderneming; d. de werknemer treedt na beëindiging van de onder b bedoelde dienstbetrekking dan wel de onder b en c bedoelde dienstbetrekkingen op of na 1 januari 2011 aansluitend in dienst bij een aangesloten onderneming waarop deze pensioenregeling van toepassing is, zoals bedoeld in het artikel 'Begripsomschrijvingen' sub x; e. de aangesloten onderneming en de betrokken werknemer zijn bij indiensttreding zoals bedoeld onder d schriftelijk met elkaar overeengekomen dat de werknemer zal deelnemen aan deze pensioenregeling in plaats van de pensioenregeling voor zover de aangesloten onderneming die op dat moment aan haar werknemers aanbiedt. Als aan alle voorwaarden is voldaan is de aanvangsdatum van het deelnemerschap de datum van indiensttreding zoals bedoeld onder d. De premievrije pensioenaanspraken die de werknemer bij beëindiging van de eerdere dienstbetrekking(en) uit hoofde van pensioenregeling A heeft behouden, worden volgens de bepalingen zoals omschreven in het artikel 'Waardeoverdracht' omgezet in pensioenaanspraken volgens deze pensioenregeling.
3.
Het deelnemerschap eindigt door beëindiging van de dienstbetrekking, tenzij op basis van deze pensioenregeling nog pensioen wordt verworven, maar uiterlijk op de pensioeningangsdatum.
Artikel 4.
Pensioenaanspraken
1.
De deelnemer heeft aanspraak op: levenslang ouderdomspensioen; WIA-excedentpensioen; levenslang partnerpensioen; tijdelijk partnerpensioen; wezenpensioen.
2.
Er bestaat op elk moment slechts aanspraak op levenslang partnerpensioen voor één partner.
3.
Bij overlijden van de ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde dient de partner zich bij het fonds te melden en ten genoegen van het fonds aan te tonen dat hij of zij ten tijde van dit overlijden de partner van de ongehuwde (gewezen) deelnemer was. Indien de ongehuwde gepensioneerde na de pensioeningangsdatum overlijdt dient tevens te worden aangetoond dat het partnerschap reeds voor de pensioeningangsdatum bestond.
4.
De omschreven hoogte van de toegekende pensioenen geldt uitsluitend bij deelneming tot de standaard pensioendatum of tot eerder overlijden.
Contractnummer 27339
3 van 23
pensioenreglement
5.
De -
pensioenaanspraken volgens dit reglement worden mede beheerst door: de door de pensioenraad goedgekeurde uitvoeringsovereenkomst; en de overeenkomst tot risicoverzekering tussen het fonds en de verzekeraar en de bij de overeenkomst tot risicoverzekering behorende verzekeringsvoorwaarden en aanvullende voorwaarden en wettelijke voorschriften. Dit betekent dat de pensioenaanspraken volgens dit reglement een vermindering kunnen ondergaan in die gevallen zoals bepaald in dit reglement, de door de pensioenraad goedgekeurde uitvoeringsovereenkomst, de overeenkomst tot risicoverzekering met bijbehorende verzekeringsvoorwaarden en aanvullende voorwaarden. Genoemde uitvoeringsovereenkomst, overeenkomst tot risicoverzekering, verzekeringsvoorwaarden en aanvullende voorwaarden liggen bij het fonds ter inzage en worden op verzoek van de (gewezen) deelnemer, gewezen partner en pensioengerechtigde door het fonds verstrekt.
6.
Indien en zolang de werkgever aan haar verplichtingen jegens het fonds uit hoofde van deze pensioenregeling en de daarmee verband houdende uitvoeringsovereenkomst voldoet, zal zij gekweten zijn van al haar verplichtingen, voortvloeiende uit deze pensioenregeling. De werkgever is niet aansprakelijk indien de verzekeraar zijn verplichtingen niet of slechts gedeeltelijk nakomt.
Artikel 5.
Algemene begrenzing van verwerving van pensioenaanspraken
Het salaris dat voor de berekening van de pensioenaanspraken in aanmerking wordt genomen kan in enig jaar maximaal met 25% stijgen. Artikel 6.
Pensioengrondslag
1.
Op de dag van opneming en vervolgens jaarlijks op 1 juli wordt voor elke deelnemer de pensioengrondslag vastgesteld, waarbij een latere salariswijziging (inclusief een salariswijziging met terugwerkende kracht) niet meer wordt meegenomen.
2.
De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend salaris verminderd met een franchise. De pensioengrondslag bestaat uit drie schijven: a. het deel van de pensioengrondslag tot € 59.550,00; b. het eventueel volgend deel van de pensioengrondslag vanaf € 59.550,00 tot maximaal € 119.100,00; c. het eventueel resterende deel van de pensioengrondslag boven € 119.100,00. De sub a tot en met c vermelde bedragen gelden vanaf 1 juli 2011 en worden jaarlijks per 1 juli cumulatief geïndexeerd met het bedrag en/of percentage waarmee de lonen krachtens de collectieve arbeidsovereenkomst BTU per dezelfde datum of sinds de laatste vaststelling van de pensioengrondslag zijn gestegen en bekend zijn en vervolgens afgerond op het dichtst bijliggende veelvoud van € 50,00.
3.
Er zal een opbouwpensioengrondslag worden vastgesteld indien de deelnemer naast het vaste bruto maandsalaris dan wel periodesalaris recht heeft op: a) provisie; b) vaste bruto toeslagen die per maand dan wel per periode worden uitbetaald en a. niet het karakter dragen van een kostencompensatie en b. voor onbepaalde tijd, in beginsel tot het einde van het dienstverband, zijn toegekend en c. situationeel gebonden zijn d.w.z. dat de deelnemer er slechts recht op heeft indien en voor zover de deelnemer de functie onder ongewijzigde omstandigheden blijft uitoefenen. De opbouwpensioengrondslag zal gelijk zijn aan de som van de salarisbestanddelen sub a en sub b, waarbij de vaste bruto toeslagen eerst verhoogd worden met de vakantietoeslag en vervolgens met een toeslag ter grootte van 5% over de som van deze vaste bruto toeslagen en de vakantietoeslag. De opbouwpensioengrondslag wordt voor de eerste maal bij opneming als deelnemer in de pensioenregeling vastgesteld en vervolgens op 1 juli van elk jaar. De jaarlijkse aanpassing vindt plaats op basis van het salaris overeenkomstig het bepaalde in lid 1.
Contractnummer 27339
4 van 23
pensioenreglement
4.
Het pensioengevend salaris is gelijk aan de som van: a. 12 maal het vaste bruto maandsalaris dan wel 13,04 maal het vast bruto periodesalaris, exclusief toeslagen, dat geldt op het tijdstip van vaststelling van de pensioengrondslag; b. 12 maal de vaste bruto toeslagen die per maand worden uitbetaald dan wel 13,04 maal de vaste bruto toeslagen die per periode worden uitbetaald mits deze toeslagen: a. niet het karakter dragen van een kostencompensatie en b. voor onbepaalde tijd, in beginsel tot het einde van het dienstverband, zijn toegekend en c. niet situationeel gebonden zijn d.w.z. niet afhankelijk zijn van de omstandigheden waaronder de werknemer zijn functie uitoefent; c. de vakantietoeslag; d. een toeslag voor variabele salarisbestanddelen ter grootte van 5% van de som van de sub a t/m c vermelde salarisbestanddelen. Tot het vaste maandsalaris wordt niet gerekend vergoeding wegens overwerk, onkostenvergoedingen, gratificaties, tantièmes en andere niet tot het regelmatig genoten salaris behorende salarisbestanddelen.
5.
De franchise per 1 juli 2011 bedraagt € 22.412,00. Jaarlijks wordt de franchise per 1 juli aangepast met de eventuele procentuele wijziging van de uitkering ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) voor een echtpaar waarvan beide echtelieden de 65-jarige leeftijd hebben bereikt. Het wijzigingspercentage wordt bepaald op basis van een vergelijking tussen enerzijds de bruto uitkering zoals genoemd in artikel 9 lid 1 sub b van de AOW, vermeerderd met de jaarlijkse bruto vakantie-uitkering zoals genoemd in artikel 29 lid 1 sub c van de AOW, per de wijzigingsdatum en anderzijds de bruto uitkering zoals genoemd in artikel 9 lid 1 sub b van de AOW, vermeerderd met de jaarlijkse bruto vakantie-uitkering zoals genoemd in artikel 29 lid 1 sub c van de AOW, per 1 juli van het jaar voorafgaande aan de wijzigingsdatum. De franchise wordt normaal afgerond in hele euro’s en blijft tot de eerstvolgende 1e juli ongewijzigd.
6.
De tot het tijdstip van de verlaging verworven pensioenaanspraken worden niet gewijzigd door een verlaging van de pensioengrondslag.
7.
In geval van arbeidsongeschiktheid is het bepaalde in het artikel 'Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid' van toepassing.
Artikel 7.
Levenslang ouderdomspensioen
1.
Het levenslange ouderdomspensioen gaat in op de standaard pensioendatum en wordt uitgekeerd tot het einde van het kalenderkwartaal waarin de gepensioneerde overlijdt.
2.
Het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen bedraagt voor elk deelnemersjaar de som van: a. 1,75% van de eerste schijf van de laatst vastgestelde pensioengrondslag en b. 1,5 % van de tweede schijf van de laatst vastgestelde pensioengrondslag en c. 1,25% van de derde schijf van de laatst vastgestelde pensioengrondslag. Indien de laatst vastgestelde pensioengrondslag lager is dan de direct daaraan voorafgaande pensioengrondslag, worden de tot de laatste datum van vaststelling opgebouwde pensioenaanspraken niet verlaagd. De lagere, laatst vastgestelde pensioengrondslag is alleen van toepassing op de deelnemersjaren vanaf de laatste datum van vaststelling. Indien en zolang na een verlaging van de pensioengrondslag de pensioengrondslag weer stijgt maar lager is dan de pensioengrondslag direct voorafgaand aan de verlaging van de pensioengrondslag, is de laatst vastgestelde pensioengrondslag alleen van toepassing op de deelnemersjaren vanaf de verlaging van de pensioengrondslag. Het jaarlijks ouderdomspensioen zal verhoogd worden voor de deelnemer voor wie overeenkomstig het artikel 'Pensioengrondslag' lid 3 een opbouwpensioengrondslag is vastgesteld. Het extra ouderdomspensioen bedraagt 2% van de eerst vastgestelde opbouwpensioengrondslag van de deelnemer, vermenigvuldigd met het aantal nog toekomstige deelnemersjaren van de deelnemer. Bij een wijziging van de opbouwpensioengrondslag wordt het jaarlijks ouderdomspensioen verhoogd of verlaagd met 2% van de verhoging resp. verlaging, vermenigvuldigd met het aantal deelnemersjaren ná de wijziging.
Contractnummer 27339
5 van 23
pensioenreglement
3.
Van het op de vijf onmiddellijk aan de standaard pensioendatum voorafgaande data van 1 juli volgens lid 2 verzekerde ouderdomspensioen berekend op basis van de pensioengrondslag van artikel 'Pensioengrondslag' lid 4 zal het hoogst verzekerde bedrag als ouderdomspensioen verzekerd blijven, vermeerderd met het opgebouwde pensioen berekend op basis van de opbouwpensioengrondslag. Het bepaalde in dit lid is uitsluitend van toepassing ingeval van verlaging van de pensioengrondslag in de periode van 5 jaar voorafgaande aan de standaard pensioendatum, als gevolg van het aanvaarden van een lager gekwalificeerde functie of als gevolg van het aanvaarden van een parttime dienstbetrekking van ten minste 50% van een voltijds dienstbetrekking.
Artikel 8.
Levenslang partnerpensioen
1.
Het levenslange partnerpensioen gaat in op de dag na overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde en het wordt uitgekeerd tot het einde van het kalenderkwartaal waarin de partner overlijdt.
2.
Het jaarlijkse levenslange partnerpensioen bedraagt 80% van het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen. Voor de tijdens het deelnemerschap overleden deelnemer is dit het ouderdomspensioen, waarop deze bij deelneming tot de standaard pensioendatum volgens de het laatst vastgestelde pensioengrondslag en opbouwpensioengrondslag aanspraak zou hebben verkregen.
3.
Aanvulling op het levenslang partnerpensioen: Bij het overlijden van de deelnemer voor de standaard pensioendatum zal het volgens lid 2 vastgestelde levenslange partnerpensioen worden vergeleken met: a. het hoogst vastgestelde levenslange partnerpensioen op de vijf aan de overlijdensdatum voorafgaande data van 1 juli en b. het levenslange partnerpensioen, dat op de overlijdensdatum verzekerd zou zijn geweest, indien de in artikel 'Pensioengrondslag' omschreven pensioengrondslag zou zijn berekend op basis van het op de overlijdensdatum geldende vaste jaarsalaris van de overleden deelnemer en het alsdan geldende en bekende bedrag dat een echtpaar, waarvan zowel de man als de vrouw de 65-jarige leeftijd heeft bereikt, krachtens de Algemene Ouderdomswet verkrijgt. Indien het onder a en/of b berekende levenslange partnerpensioen hoger is dan het op de overlijdensdatum van de deelnemer volgens lid 2 vastgestelde levenslange partnerpensioen, wordt het in lid 2 vastgestelde levenslange nabestaandenpensioen aangevuld met het hoogste verschil. Het bepaalde in sub a is uitsluitend van toepassing ingeval van verlaging van de pensioengrondslag in de periode van 10 jaar voorafgaande aan de standaard pensioendatum, als gevolg van het aanvaarden van een lager gekwalificeerde functie of als gevolg van het aanvaarden van een parttime dienstbetrekking van ten minste 50% van een voltijds dienstbetrekking.
Artikel 9.
Tijdelijk partnerpensioen bij overlijden voor de pensioeningangsdatum
1.
Het tijdelijk partnerpensioen bij overlijden voor de pensioeningangsdatum gaat in op de eerste van de maand waarin de deelnemer overlijdt, indien dit overlijden plaatsvindt voor de pensioeningangsdatum en het wordt uitgekeerd tot het einde van de kalenderkwartaal waarin de partner overlijdt, doch uiterlijk tot de eerste van de maand waarin de partner 65 jaar wordt.
2.
Het tijdelijk partnerpensioen bedraagt 20% van het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen waarop deze bij deelneming tot de standaard pensioendatum volgens de het laatst vastgestelde pensioengrondslag en opbouwpensioengrondslag aanspraak zou hebben verkregen. Het tijdelijk partnerpensioen als hiervoor omschreven bedraagt tenminste € 2.500,00. Het tijdelijk partnerpensioen kan niet meer bedragen dan 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet, vermeerderd met de vakantie-uitkering.
3.
De aanspraak op tijdelijk partnerpensioen is op risicobasis verzekerd tot de pensioeningangsdatum. Dit betekent dat de aanspraak op tijdelijk partnerpensioen zonder waarde vervalt bij: beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden; scheiding; het bereiken van de pensioeningangsdatum.
Contractnummer 27339
6 van 23
pensioenreglement
Artikel 10. 1.
Wezenpensioen
Na overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde gaat voor ieder van de aanspraakgerechtigde kinderen een wezenpensioen in. Aanspraakgerechtigd zijn de kinderen die a. jonger zijn dan 18 jaar; b. 18 jaar of ouder, maar nog geen 27 jaar zijn, zolang: of hun voor werkzaamheden beschikbare tijd voor 5 dagdelen of meer in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een opleiding voor een beroep. Onder een dagdeel wordt verstaan een aaneengesloten periode van maximaal 4 uur, of zij ten gevolge van ziekte of gebreken niet in staat zijn om 55% te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde kinderen, die overigens in gelijke omstandigheden verkeren, kunnen verdienen en daartoe ook, hetzij in het afgelopen jaar niet in staat zijn geweest, hetzij vermoedelijk in het eerstkomende jaar niet in staat zullen zijn.
2.
Elk wezenpensioen gaat in op de dag na het overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde, maar niet eerder dan op de dag waarop het kind pensioengerechtigd wordt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot de 18de verjaardag van het kind of tot het einde van het kalenderkwartaal waarin het kind voordien overlijdt. Het wezenpensioen voor een kind dat voldoet aan de in het voorgaande lid sub b vermelde voorwaarden wordt uitgekeerd tot de 27ste verjaardag of tot het einde van het kalenderkwartaal waarin het kind voordien overlijdt of niet meer voldoet aan de in het voorgaande lid sub b. vermelde voorwaarden. Ten aanzien van kinderen, die op het tijdstip van overlijden van de (gewezen) deelnemer de 27jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en geen recht op wezenpensioen aan het bepaalde in de vorige alinea's ontlenen, ontstaat c.q. herleeft recht op een wezenpensioen op de dag nadat het kind aanvangt studerend of invalide te zijn; het wezenpensioen gaat in op dezelfde dag en eindigt op het tijdstip in de tweede alinea van dit lid bedoeld.
3.
Elk wezenpensioen bedraagt 16% van het jaarlijkse levenslange- en tijdelijke partnerpensioen.
4.
Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien er geen partner (meer) is die aanspraak heeft op partnerpensioen.
5.
Indien het partnerpensioen en de wezenpensioenen op de datum van overlijden samen meer bedragen dan 100% van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, worden de wezenpensioenen uit hoofde van deze regeling pro rata verminderd, tot het totaal van partner- en wezenpensioen 100% van de laatst vastgestelde pensioengrondslag bedraagt. Indien na de datum van overlijden van de (gewezen) deelnemer het aantal pensioengerechtigde kinderen een wijziging ondergaat zullen, voor zover nodig, de wezenpensioenen worden vastgesteld op een zodanig bedrag dat de in de 1e alinea vermelde doelstelling weer wordt bereikt.
Artikel 11. 1.
Deeltijdarbeid
Voor de deelnemer die minder dan de volledige arbeidstijd werkt of heeft gewerkt, geldt het navolgende: a.
Voor de vaststelling van de pensioengrondslag wordt uitgegaan van het pensioengevend salaris dat op 1 juli van het desbetreffende jaar bij een volledige arbeidstijd gegolden zou hebben.
b.
Het levenslange ouderdomspensioen wordt van de sub a bedoelde pensioengrondslag afgeleid waarna het wordt vermenigvuldigd met een deeltijdpercentage vastgesteld naar de verhouding tussen feitelijke en volledige arbeidstijd. Van het levenslange ouderdomspensioen afgeleide pensioenen worden berekend op basis van het aldus verminderde levenslange ouderdomspensioen.
Contractnummer 27339
7 van 23
pensioenreglement
c. 2.
Voor de bepaling van het WIA-excedentpensioen wordt uitgegaan van het pensioengevend salaris dat op 1 juli van het desbetreffende jaar bij een onvolledige arbeidstijd geldt.
Bij de overgang van een onvolledige naar een volledige arbeidstijd - of omgekeerd - en bij wijziging van de mate van onvolledigheid, wordt het deeltijdpercentage opnieuw vastgesteld. Hierbij wordt er voor de toekomstige diensttijd steeds van uitgegaan dat de mate van (on)volledigheid van de arbeidstijd onveranderd blijft. Bij de vaststelling van het levenslange ouderdomspensioen worden de deeltijdpercentages die in de afzonderlijke perioden hebben gegolden, alsmede de duur van de perioden waarin deze van kracht zijn geweest, in aanmerking genomen. Het in vorenstaande zin bepaalde geldt bij aanvang van deze regeling op overeenkomstige wijze voor de dan reeds vervulde diensttijd.
Artikel 12.
Vrijwillige inkoop pensioentekort
1.
De deelnemer kan voor eigen rekening (bijvoorbeeld door aanwending van het levensloopsaldo) de pensioenaanspraken verhogen, dit met inachtneming van de grenzen gesteld bij en krachtens de artikelen 18 tot en met 18f van de Wet op de loonbelasting 1964 en het bepaalde in artikel 124 van de Pensioenwet.
2.
De deelnemer heeft de keuze tussen een aanspraak op alleen ouderdomspensioen en een aanspraak op ouderdomspensioen met levenslang nabestaandenpensioen (ter grootte van 80% van het ouderdomspensioen).
3.
De koopsom voor verhoging van de pensioenaanspraken is vermeld in de bij dit reglement behorende bijlage 'Percentages en bedragen'. De koopsom voor verhoging van de pensioenaanspraken kan jaarlijks per 1 januari van enig kalenderjaar door het bestuur van het fonds worden herzien op basis van de ultimo september van het voorgaande kalenderjaar geldende – tot één percentage herleide – rente behorend bij de premiestromen van het fonds.
4.
De pensioenaanspraken die uit hoofde van lid 1 worden verkregen, worden aangemerkt als premievrije pensioenaanspraken zoals bedoeld in het artikel 'Einde van de dienstbetrekking anders dan door overlijden of pensionering'. Op deze pensioenaanspraken en pensioenrechten is het bepaalde in het artikel 'Toeslagen op pensioenen' eveneens van toepassing.
5.
Voor zover hiervan in dit artikel niet is afgeweken, zijn de overige bepalingen van deze pensioenregeling van overeenkomstige toepassing.
Artikel 13.
(vrijwillige) Voortzetting tijdens onbetaald verlof en levensloopverlof
1.
De deelnemer heeft geen recht op pensioenopbouw en is niet verzekerd voor partnerpensioen, wezenpensioen, WIA-excedentpensioen en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid gedurende een periode van onbetaald verlof, voor zover op grond van dit artikel niet anders wordt bepaald.
2.
Onder levensloopverlof wordt in dit artikel verstaan de periode van verlof waarin de deelnemer recht heeft op een uitkering uit hoofde van een levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964.
3.
Gedurende een periode van levensloopverlof worden, met inachtneming van het artikel 'Werknemerspremie', de opbouw en de verzekering van pensioenaanspraken volgens dit reglement voortgezet indien aan (ten minste) één van de volgende voorwaarden is voldaan: a. de periode van levensloopverlof bedraagt ten hoogste 6 maanden; b. de periode van levensloopverlof bedraagt ten hoogste 30 maanden en eindigt op de dag vóór de standaard pensioendatum.
4.
In geval van onbetaald verlof alsmede wanneer niet wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in lid 3 kunnen gedurende een periode van onbetaald verlof en levensloopverlof de opbouw en de verzekering van pensioenaanspraken volgens dit reglement voor eigen rekening van de deelnemer worden voortgezet. Het artikel 'Werknemerspremie' is in dit geval niet van toepassing.
Contractnummer 27339
8 van 23
pensioenreglement
5.
In ieder geval geldt voor het levenslange partner- en wezenpensioen ten minste het volgende: a.
b. c.
de verwerving van aanspraken op levenslang partnerpensioen en wezenpensioen bij overlijden voor de pensioeningangsdatum wordt gedurende maximaal de fiscaal toegestane periode, maar uiterlijk 18 maanden of tot eerder einde van de dienstbetrekking, voortgezet op basis van de het laatst voor ingang van het verlof vastgestelde pensioengrondslag en deeltijdpercentage; de hierboven vermelde maximale periode heeft betrekking op de totale periode van voortzetting gedurende de gehele periode van deelnemerschap; de voortzetting van de verwerving van deze aanspraken gebeurt op risicobasis. De verzekeringen van deze aanspraken hebben geen premievrije of afkoopwaarde. Ze vervallen indien zich tijdens het verlof één van de volgende situaties voordoet: beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden scheiding het bereiken van de pensioeningangsdatum.
6.
Voor zover het bepaalde van lid 2 of 3 van toepassing is, wordt de hoogte van de bedoelde pensioenaanspraken vastgesteld op basis van de omstandigheden zoals die golden voorafgaand aan de ingang van het verlof en, als er sprake is van levensloopverlof, met inachtneming van lid 8. Voor de vaststelling van het aantal jaren wordt de periode van voortzetting in aanmerking genomen naar evenredigheid van de deeltijdpercentage zoals deze laatstelijk voorafgaand aan de verlofperiode was vastgesteld.
7.
De maximale periode waarin de in lid 2 en 3 genoemde opbouw en verzekeringen worden voortgezet bedraagt in geval van levensloopverlof maximaal de periode waarin de deelnemer een uitkering uit hoofde van een levensloopregeling ontvangt.
8.
De voortzetting eindigt in ieder geval per de datum waarop de deelnemer het maximale aantal deelnemersjaren heeft bereikt, zoals genoemd in het artikel 'Begripsomschrijvingen' sub e.
9.
Indien de uitkering op jaarbasis uit hoofde van de levensloopregeling lager is dan 49% van het voorafgaand aan de verlofperiode geldende vaste bruto jaarsalaris, dan vindt een voortzetting volgens leden 2 en 3 voor een evenredig deel plaats. Dit evenredige deel is gelijk aan de verhouding tussen: a. de uitkering uit hoofde van de levensloopregeling van de deelnemer; en b. het voorafgaand aan de verlofperiode geldende vaste bruto jaarsalaris. Voor de vaststelling van het aantal jaren worden de jaren waarin de pensioenopbouw is voortgezet tijdens levensloopverlof naar evenredigheid van deze verhouding in aanmerking genomen. Indien de deelnemer tijdens het levensloopverlof overlijdt worden voor de vaststelling van het partner- en wezenpensioen de ontbrekende jaren, voor zover deze zijn gelegen tussen de datum van overlijden en einddatum van het verlof, vastgesteld door deze jaren te vermenigvuldigen met deze verhouding en wordt het WIA-excedentpensioen verlaagd door vermenigvuldiging met deze verhouding.
10.
De voor de voortzetting verschuldigde bijdrage wordt vastgesteld door het bestuur en wordt voorafgaand of na afloop van de verlofperiode verrekend met het salaris van de deelnemer, dan wel ingehouden op de uitkering uit hoofde van een levensloopregeling.
11.
In geval van deeltijdverlof zijn de voorgaande leden van overeenkomstige toepassing, naar evenredigheid van het gedeelte van de arbeidstijd waarvoor verlof wordt genoten.
Artikel 14. 1.
Toeslagen op pensioenen
Het fonds zal – voor zover het beschikbare beleggingsrendement toereikend is- jaarlijks op 1 januari de volgende pensioenen een toeslag verlenen: a. b. c.
de reeds ingegane ouderdomspensioenen, (tijdelijk) (bijzonder) partnerpensioenen en wezenpensioenen; de nog niet ingegane (bijzonder) partnerpensioenen en wezenpensioenen behorende bij reeds ingegane ouderdomspensioenen; de pensioenen van deelnemers voor wie vrijstelling van premiebetaling wegens arbeidsongeschiktheid is verleend, echter voor het percentage waarvoor premievrijstelling van premiebetaling wordt verleend en voor zover zij zijn gefinancierd;
Contractnummer 27339
9 van 23
pensioenreglement
d.
de na ontslag vastgestelde, nog niet ingegane pensioenen van gewezen deelnemers en andere aanspraakgerechtigden voor wie geen overdracht van pensioenaanspraken en de waarde daarvan naar de nieuwe werkgever van de gewezen deelnemer heeft plaatsgevonden.
Voor de verlening van toeslagen volgens dit lid geldt de volgende voorwaardelijkheidsverklaring op basis van toeslagcategorie D1 van de toeslagenmatrix (onderdeel pensioenfondsen): Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks een toeslag verleend van maximaal het percentage waarmee het consumentenprijsindexcijfer (alle huishoudens, afgeleid) over de maand oktober van het voorafgaande kalenderjaar is gestegen ten opzichte van dit consumentenprijsindexcijfer over de maand oktober van het daaraan voorafgaande kalenderjaar. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt gefinancierd uit beleggingsrendement en uit een premieopslag te betalen door de werkgever.
Contractnummer 27339
10 van 23
pensioenreglement
Arbeidsongeschiktheid Artikel 15. 1.
Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid
Op de dag waarop voor de deelnemer de uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) aanvangt wordt met inachtneming van de desbetreffende voorwaarden gehele of gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling verleend. Hoogte premievrijstelling: Bij een percentage arbeidsongeschiktheid van
80 % of meer 65 % tot 80% 55 % tot 65% 45 % tot 55% 35 % tot 45% minder dan 35%
Bedraagt de vrijstelling
100 % 72,5 % 60 % 50 % 40 % 0 %
2.
Gedurende de periode van premievrijstelling worden wijzigingen in de pensioengrondslag en/of deze pensioenregeling alleen nog in aanmerking genomen voor zover die wijzigingen betrekking hebben op het gedeelte van het pensioen waarover geen vrijstelling van premiebetaling wordt verleend.
3.
Indien de deelnemer wordt ontslagen gedurende een periode van arbeidsongeschiktheid is het bepaalde in lid 4 van het artikel 'Einde van de dienstbetrekking anders dan door overlijden of pensionering' van toepassing.
4.
In geval wegens gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van de deelnemer gehele respectievelijk gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling is verleend, is de deelnemer geen respectievelijk een gedeeltelijke werknemerspremie verschuldigd gedurende de periode waarin de vrijstelling van kracht is.
5.
Voor de gewezen deelnemer, die aanspraak wil maken op premievrijstelling, is het noodzakelijk dat de gewezen deelnemer tot aan het moment van uitdiensttreding salaris van de werkgever, zoals omschreven in het artikel 'Begripsomschrijvingen' onder 'Werkgever', in verband met ziekte ontvangt en aansluitend aan de ziekte een uitkering ingevolge de WIA ontvangt.
6.
Zolang de dienstbetrekking van de deelnemer met de werkgever bestaat, zijn op het deel van de pensioenaanspraken, waarop de premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid niet van toepassing is, de bepalingen met betrekking tot deeltijdarbeid van toepassing, met dien verstande dat de pensioengrondslag wordt vastgesteld op het bedrag als bedoeld in lid 1 en het parttimepercentage op het parttimepercentage dat voor de werknemer gold direct voorafgaand aan het intreden van de arbeidsongeschiktheid, vermenigvuldigd met (100% – mate van voortzetting van pensioenopbouw). Indien het feitelijke parttimepercentage kleiner is dan het aldus berekende percentage, is dit lagere parttimepercentage van toepassing. Indien en zodra de mate van arbeidsongeschiktheid wijzigt tijdens deze periode, wijzigt de mate van premievrije voortzetting van de verzekeringen dienovereenkomstig.
7.
De vrijstelling van premiebetaling wordt verleend voor de verdere duur van de arbeidsongeschiktheid, maar niet langer dan tot de standaard pensioendatum dan wel de eerdere pensioeningangsdatum. De vrijstelling eindigt echter uiterlijk op de 65ste verjaardag van de (gewezen) deelnemer.
Artikel 16. 1.
WIA-excedentpensioen
Het WIA-excedentpensioen gaat, met inachtneming van de desbetreffende voorwaarden, in op de dag waarop de uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) aanvangt. Het WIA-excedentpensioen wordt uitgekeerd voor de verdere duur van de arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA, maar uiterlijk tot de standaard pensioendatum.
Contractnummer 27339
11 van 23
pensioenreglement
2.
Het WIA-excedentpensioen bij gehele arbeidsongeschiktheid is gelijk aan 70% van dat gedeelte van het pensioengevend salaris vermeerderd met de opbouwpensioengrondslag die uitgaat boven de SV-loongrens. Onder SV-loongrens wordt verstaan 261 maal het op 1 juli onmiddellijk voorafgaande aan de ingang van het WIA-excedentpensioen bekende maximum dagloon waarnaar de uitkeringen ingevolge de WIA worden berekend.
3.
Bij de vaststelling van het WIA-excedentpensioen wordt het pensioengevend salaris in aanmerking genomen, waarvan de het laatst voor de ingang van het WIA-excedentpensioen vastgestelde pensioengrondslag is afgeleid. Salarisverhogingen binnen 104 weken na de eerste ziektedag worden hierbij nog in aanmerking genomen, indien deze naar het oordeel van de verzekeraar redelijk zijn.
4.
Het jaarlijkse WIA-excedentpensioen bedraagt bij gehele arbeidsongeschiktheid ten hoogste € 183.551,-. Dit bedrag (vastgesteld voor 2011) wordt jaarlijks aangepast aan de ontwikkeling van het loon- en het consumentenprijsindexcijfer, volgens hetgeen tussen het fonds en de verzekeraar is overeengekomen.
5.
De hoogte van het uit te keren jaarlijkse WIA-excedentpensioen is afhankelijk van de mate, waarin de deelnemer op de uitkeringsdatum arbeidsongeschikt is. Bij een percentage arbeidsongeschiktheid van
80 % of meer 65 % tot 80% 55 % tot 65% 45 % tot 55% 35 % tot 45% minder dan 35%
Bedraagt de jaarlijkse uitkering onderstaand percentage van het pensioen bij gehele arbeidsongeschiktheid
100 % 72,5 % 60 % 50 % 40 % 0 %
6.
Na ingang wordt het WIA-excedentpensioen jaarlijks op 1 januari verhoogd met 3% van het WIAexcedentpensioen dat over het voorafgaande jaar is uitgekeerd. Elke nieuwe toekenning van een WIA-excedentpensioen wegens hernieuwde intreding van de arbeidsongeschiktheid en elke stijging van het toegekende WIA-excedentpensioen wegens stijging van het arbeidsongeschiktheidspercentage vormt voor de jaarlijkse verhoging een zelfstandige toekenning met een zelfstandige pensioeningang. Gehele of gedeeltelijke intrekking van het toegekende WIAexcedentpensioen wegens beëindiging of vermindering van de arbeidsongeschiktheid geldt ook voor de daarbij behorende verhoging.
8.
Indien de deelnemer binnen twee jaar na het einde van de arbeidsongeschiktheid opnieuw arbeidsongeschikt wordt vanwege dezelfde oorzaak, gaat in afwijking van het in lid 1 bepaalde zijn/haar arbeidsongeschiktheidspensioen direct in, voor zover dit pensioen het eerder beëindigde arbeidsongeschiktheidspensioen niet overtreft. Het meerdere wordt uitgekeerd vanaf de dag waarop de deelnemer weer twee jaren onafgebroken arbeidsongeschikt is geweest.
9.
Voor de gewezen deelnemer die aanspraak wil maken op WIA-excedentpensioen, is het noodzakelijk dat de gewezen deelnemer tot aan het moment van uitdiensttreding salaris van de werkgever, zoals omschreven in het artikel 'Begripsomschrijvingen' onder 'Werkgever', in verband met ziekte ontvangt en aansluitend aan de ziekte een uitkering ingevolge de WIA ontvangt.
10.
De aanspraak op WIA-excedentpensioen is op risicobasis verzekerd tot de standaard pensioendatum. Dit betekent dat de aanspraak op WIA-excedentpensioen zonder waarde vervalt bij beëindiging van de dienstbetrekking.
Contractnummer 27339
12 van 23
pensioenreglement
Scheiding Artikel 17. 1.
Gevolgen van scheiding
In geval van scheiding heeft de (gewezen) partner recht op verevening van het ouderdomspensioen volgens het bepaalde in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Deze wet bepaalt dat de (gewezen) partner recht krijgt op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen. In afwijking van de omschrijving in het artikel 'Begripsomschrijvingen' wordt, uitgezonderd lid 6, in dit artikel onder 'scheiding' verstaan 'einde van het huwelijk door echtscheiding of scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap'. Daarnaast wordt, uitgezonderd lid 6, in afwijking van de omschrijving in het artikel 'Begripsomschrijvingen' in dit artikel onder 'partner' verstaan 'de persoon die met de (gewezen) deelnemer gehuwd is of een geregistreerd partnerschap is aangegaan'.
2.
Het recht op verevening kan rechtstreeks tegenover het fonds geldend worden gemaakt indien de scheiding binnen twee jaar na de scheidingsdatum aan het fonds wordt gemeld. Het fonds betaalt dan het aan de (gewezen) partner toekomende deel van het ingegane ouderdomspensioen rechtstreeks uit aan de (gewezen) partner. De uitbetaling aan de (gewezen) partner eindigt bij overlijden van de gepensioneerde, maar uiterlijk bij het eerdere overlijden van de (gewezen) partner. Indien de scheiding niet tijdig aan het fonds is gemeld, kan de (gewezen) partner het recht op verevening uitsluitend nog tegenover de gepensioneerde uitoefenen.
3.
Onder bepaalde voorwaarden kunnen de gewezen partners bij echtscheiding het fonds om conversie verzoeken als bedoeld in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Onder conversie wordt verstaan het omzetten van het deel van het ouderdomspensioen en het gehele bijzonder partnerpensioen dat is bestemd voor de gewezen partner in een zelfstandig recht op ouderdomspensioen voor de gewezen partner. Het fonds is niet verplicht om aan conversie mee te werken en kan voorwaarden aan de conversie verbinden.
4.
Het ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde wordt verminderd met het aan de (gewezen) partner toekomende deel ervan. Deze vermindering vervalt bij overlijden van de (gewezen) partner; bij conversie is de vermindering echter blijvend.
5.
Het bepaalde in dit artikel vindt geen toepassing, indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en diens (gewezen) partner bij huwelijkse voorwaarden of een schriftelijk gesloten overeenkomst met het oog op de echtscheiding of beëindiging partnerschap anders zijn overeengekomen en de verzekeraar hieraan schriftelijk instemming heeft verleend.
6.
Als er sprake is van partnerpensioen met premievrije waarde verkrijgt de gewezen partner bij scheiding aanspraak op bijzonder partnerpensioen volgens het bepaalde in de Pensioenwet.
7.
Het fonds is bevoegd de kosten van een verevening voor de helft aan ieder der gewezen partners in rekening te brengen dan wel in mindering te brengen op de aan hen uit te betalen bedragen.
Contractnummer 27339
13 van 23
pensioenreglement
Einde dienstbetrekking Artikel 18.
Einde van de dienstbetrekking anders dan door overlijden of pensionering
1.
In geval van beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door overlijden of pensionering behoudt de gewezen deelnemer de tot dat moment op grond van deze pensioenregeling opgebouwde pensioenaanspraken. De op het leven van de gewezen deelnemer gesloten verzekeringen worden per de datum van beëindiging van de dienstbetrekking premievrij gemaakt.
2.
De gewezen deelnemer verkrijgt een pensioenaanspraak op voor hem/haar premievrije pensioenen. Deze pensioenaanspraak moet volledig gefinancierd zijn op het moment van beëindiging van de dienstbetrekking.
3.
Het bepaalde in de leden 1 en 2 is niet van toepassing op pensioenaanspraken die gedekt worden door risicoverzekeringen. Deze pensioenaanspraken vervallen bij beëindiging van de dienstbetrekking zonder waarde.
4.
Indien op de datum van beëindiging van de dienstbetrekking wegens gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van de deelnemer vrijstelling van premiebetaling is verleend, vindt het bepaalde in de leden 1 tot en met 3 pas toepassing op de datum waarop en voor de mate waarin de premievrijstelling eindigt. In plaats van de datum van beëindiging van de dienstbetrekking wordt dan gelezen de datum waarop de gehele of gedeeltelijke premievrijstelling eindigt.
5.
Onder beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door overlijden of pensionering wordt in dit verband niet verstaan de overgang van een deelnemer naar een andere aangesloten onderneming als bedoeld in het artikel 'Begripsomschrijving' sub x. Het deelnemerschap van deze deelnemer wordt voortgezet.
Artikel 19. 1.
Waardeoverdracht
Op verzoek van de gewezen deelnemer wordt, voor zover het fonds daartoe wettelijk verplicht is, de waarde van de bij beëindiging van de dienstbetrekking volgens het artikel 'Einde van de dienstbetrekking anders dan door overlijden of pensionering' verkregen aanspraken overgedragen aan de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever. De overgedragen waarde wordt omgezet in aanspraken volgens de pensioenregeling van de nieuwe werkgever. Het bepaalde in de voorgaande alinea is op overeenkomstige wijze van toepassing op een werknemer die deelnemer wordt in deze pensioenregeling. De inkomende waarde zal, volgens de verhoudingen van dit reglement, worden gebruikt voor verwerving van extra ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen.
2.
Overdracht vindt plaats indien het een individuele beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door overlijden of pensionering betreft, tenzij de financiële toestand van het fonds, zoals omschreven in artikel 72 van de Pensioenwet, dat niet toelaat.
3.
Een (gewezen) deelnemer die de mogelijkheid tot waardeoverdracht overweegt, moet binnen zes maanden na aanvang van de verwerving van pensioenaanspraken in de door de ontvangende pensioenuitvoerder uitgevoerde pensioenregeling een opgave hebben gevraagd van de pensioenaanspraken aan de ontvangende pensioenuitvoerder. Daarna moet de (gewezen) deelnemer het verzoek tot waardeoverdracht doen aan de ontvangende pensioenuitvoerder.
4.
Overdracht van de waarde van het partnerpensioen is slechts mogelijk na schriftelijke instemming van de eventuele partner van de gewezen deelnemer. Het eventuele levenslange bijzonder partnerpensioen kan niet worden overgedragen.
5.
De wijze waarop de overdracht plaatsvindt alsmede de vaststelling van de overdrachtswaarde geschiedt overeenkomstig de ter zake geldende wettelijke voorschriften.
Contractnummer 27339
14 van 23
pensioenreglement
Uitruil van pensioenen Artikel 20.
Uitruil van levenslang ouderdomspensioen na einde van de dienstbetrekking
1.
Op de datum van beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door pensionering kan de gewezen deelnemer de aanspraak op het levenslange ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk omzetten in een aanspraak op levenslang partnerpensioen, zodat het totale partnerpensioen rekening houdend met reeds bestaande aanspraken op levenslang partnerpensioen- gelijk is aan 70% van het verlaagde levenslange ouderdomspensioen.
2.
De aanspraak op het levenslange ouderdomspensioen wordt dan verlaagd op basis van een door het bestuur van het fonds vastgestelde collectief actuarieel gelijkwaardige koopsom, die geen onderscheid maakt tussen mannen en vrouwen. De koopsom per € 1.000,- levenslang partnerpensioen is vermeld in de bij dit reglement behorende bijlage 'Percentages en bedragen'.
3.
Het volgens dit artikel door uitruil verkregen levenslange partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt.
4.
Het verevende ouderdomspensioen voor de gewezen partner, dat bij een eerdere scheiding is vastgesteld, blijft buiten de uitruil.
5.
Indien de in dit artikel omschreven uitruil is uitgevoerd en er nadien sprake is van scheiding, behoudt de gewezen partner aanspraak op het volgens dit artikel vastgestelde levenslang partnerpensioen.
6.
De keuze voor uitruil moet binnen drie maanden na ontvangst van de informatie (van het pensioenfonds) over het einde van de dienstbetrekking, schriftelijk aan het pensioenfonds worden opgegeven.
Artikel 21.
Uitruil van prepensioen op de pensioeningangsdatum
1.
De (gewezen) deelnemer heeft op de pensioeningangsdatum eenmalig het recht om het gehele prepensioenkapitaal met inachtneming van de geldende fiscale grenzen om te zetten in een hoger levenslang ouderdomspensioen.
2.
De aanspraak op het prepensioenkapitaal wordt dan verlaagd op basis van een door het bestuur van het fonds vastgestelde collectief actuarieel gelijkwaardige ruilvoet, die geen onderscheid maakt tussen mannen en vrouwen. De ruilvoet is vermeld in de bij dit reglement behorende bijlage 'Percentages en bedragen'.
3.
De keuze voor uitruil moet minimaal zes weken voor de gewenste pensioeningangsdatum schriftelijk aan het pensioenfonds worden opgegeven.
4.
Voor zover hiervan in dit artikel niet is afgeweken, zijn de overige bepalingen van deze pensioenregeling van overeenkomstige toepassing op het door uitruil van prepensioenkapitaal verkregen ouderdomspensioen.
Artikel 22.
Uitruil van levenslang ouderdomspensioen op de pensioeningangsdatum
1.
De (gewezen) deelnemer heeft op de pensioeningangsdatum eenmalig het recht om het gehele levenslange ouderdomspensioen of een deel daarvan om te zetten in levenslang partnerpensioen, zodat het totale partnerpensioen -rekening houdend met reeds bestaande aanspraken op levenslang partnerpensioen- gelijk is aan maximaal 70% van het verlaagde levenslange ouderdomspensioen.
2.
De aanspraak op het levenslange ouderdomspensioen wordt dan verlaagd op basis van een door het bestuur van het fonds vastgestelde collectief actuarieel gelijkwaardige ruilvoet, die geen onderscheid maakt tussen mannen en vrouwen. De ruilvoet is vermeld in de bij dit reglement behorende bijlage 'Percentages en bedragen'.
Contractnummer 27339
15 van 23
pensioenreglement
3.
Het verevende ouderdomspensioen voor de gewezen partner, dat bij een eerdere scheiding is vastgesteld, blijft buiten de uitruil.
4.
Het in dit artikel bedoelde levenslange partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de gepensioneerde overlijdt en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt.
5.
Indien de in dit artikel omschreven uitruil is uitgevoerd en er nadien sprake is van scheiding, behoudt de gewezen partner aanspraak op het volgens dit artikel vastgestelde partnerpensioen. Indien bij scheiding gekozen wordt voor conversie - als omschreven in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding - wordt het door uitruil verkregen partnerpensioen in de conversie betrokken.
6.
De keuze voor uitruil moet minimaal zes weken voor de gewenste pensioeningangsdatum schriftelijk aan het pensioenfonds worden opgegeven.
7.
Op de datum van beëindiging van de dienstbetrekking en op de pensioeningangsdatum kan een zodanig deel van de aanspraak op het levenslang ouderdomspensioen worden gebruikt, dat met inbegrip van aanspraken op bijzonder partnerpensioen een aanspraak op levenslang partnerpensioen wordt verkregen ter grootte van maximaal 70% van het verlaagde levenslang ouderdomspensioen.
Artikel 23.
Uitruil van levenslang partnerpensioen op de pensioeningangsdatum
1.
De (gewezen) deelnemer heeft op de pensioeningangsdatum eenmalig het recht om het gehele na 1 januari 2002 opgebouwde levenslange partnerpensioen of een deel daarvan met inachtneming van de geldende fiscale grenzen om te zetten in een hoger levenslang ouderdomspensioen.
2.
De aanspraak op het levenslange partnerpensioen wordt dan verlaagd op basis van een door het bestuur van het fonds vastgestelde collectief actuarieel gelijkwaardige ruilvoet, die geen onderscheid maakt tussen mannen en vrouwen. De ruilvoet is vermeld in de bij dit reglement behorende bijlage 'Percentages en bedragen'.
3.
Het na scheiding vastgestelde levenslang bijzonder partnerpensioen kan niet in de ruil worden betrokken.
4.
Voor uitruil volgens dit artikel is toestemming van de partner vereist.
Contractnummer 27339
16 van 23
pensioenreglement
Kosten en verzekeringen Artikel 24. 1.
Werknemerspremie
De deelnemer betaalt jaarlijks een werknemerspremie ter grootte van: 1: 2: 3:
6,0 % van de voor hem vastgestelde eerste pensioengrondslagschijf; 5,1 % van de tweede pensioengrondslagschijf; 4,3 % van het resterende gedeelte van de pensioengrondslag.
Voor werknemers voor wie overeenkomstig het artikel 'Pensioengrondslag' lid 3 een opbouwpensioengrondslag is vastgesteld wordt voor het bepalen van de hoogte van de werknemerspremie de pensioengrondslag verhoogd met de opbouwpensioengrondslag. De overige kosten zijn voor rekening van het fonds, die deze met de werkgever verrekent. 2.
De werknemerspremie wordt in gelijke termijnen met het salaris verrekend. Na het einde van het deelnemerschap vindt geen verdere verrekening meer plaats.
3.
In geval van arbeidsongeschiktheid is het bepaalde in het artikel 'Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid' van toepassing.
4.
Voor deelnemers met een onvolledige arbeidstijd geldt, voor de vaststelling van de in lid 1 bedoelde werknemerspremie, dat de werknemerspremie wordt vermenigvuldigd met het in het artikel 'Deeltijdarbeid' lid 1 sub b bedoelde deeltijdpercentage.
Contractnummer 27339
17 van 23
pensioenreglement
Pensioenbetalingen Artikel 25.
Uitbetaling van de pensioenen
1.
De pensioenen worden door het fonds uitgekeerd bij vooruitbetaling in maandelijkse termijnen, vervallende aan het begin van elke kalendermaand.
2.
De uitkeringen van de krachtens dit reglement toegezegde pensioenen geschieden als volgt: a) ouderdomspensioen en WIA-excedentpensioen: aan de gepensioneerde respectievelijk de (gewezen) deelnemer. Indien het artikel 'Gevolgen van scheiding' van toepassing is wordt het aldaar omschreven deel van het ouderdomspensioen uitbetaald aan de vereveningsgerechtigde gewezen partner; b) (tijdelijk) partnerpensioen: aan de partner; c) wezenpensioen: aan de pensioengerechtigde kinderen; Zodra het fonds een schriftelijke mededeling ontvangt, dat het huwelijk van de gepensioneerde door echtscheiding of door ontbinding na scheiding van tafel en bed is beëindigd of dat de gezamenlijke huishouding is beëindigd wordt voor het hierboven omschreven partnerpensioen uitgekeerd aan de gewezen partner van de gepensioneerde. Door de uitkeringsgerechtigde dient desverlangd aan het bestuur een bewijs van in leven zijn te worden overgelegd.
3.
Indien de eerste pensioenuitkering niet aanvangt op de eerste van een kalendermaand zal voor de eerste termijn een pro rata uitkering geschieden.
4.
De pensioenen worden uitgekeerd onder aftrek van verschuldigde belastingen en eventuele andere wettelijke verplichte inhoudingen.
5.
Pensioentermijnen die niet zijn opgeëist komen niet te vervallen zolang de pensioengerechtigde in leven is. Pensioentermijnen die niet zijn opgeëist binnen vijf jaar na overlijden van de pensioengerechtigde, komen te vervallen, tenzij het fonds in bijzondere gevallen anders beslist.
Artikel 26.
Pensioeningangsdatum
1.
Het levenslange ouderdomspensioen gaat in op de standaard pensioendatum. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan de (gewezen) deelnemer eerder of later met pensioen gaan, voor zover de dan geldende fiscale regelgeving zich hier niet tegen verzet.
2.
Eerder met pensioen gaan is toegestaan vanaf de eerste van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 60 jaar wordt.
3.
Later met pensioen gaan is mogelijk tot de 70-jarige leeftijd, mits er sprake is van een dienstbetrekking, met dien verstande dat het pensioen eerder ingaat, indien het verworven ouderdomspensioen na de 65-jarige leeftijd het in de Wet op de loonbelasting 1964 vermelde maximum van 100% van het pensioengevend loon bereikt, exclusief overschrijding van het maximum wegens uitruil, toeslagen, waardeoverdracht of variatie in de uitkering.
4.
Indien de gewezen deelnemer later met pensioen gaat, moet de gewezen deelnemer jaarlijks aan het fonds verklaren dat hij of zij doorwerkt in een tegenwoordige dienstbetrekking bij een andere werkgever, dan omschreven in het artikel 'Begripsomschrijvingen' onder 'Werkgever'. Indien het fonds een dergelijke verklaring niet ontvangt, zal het fonds het ouderdomspensioen direct in laten gaan.
5.
Bij eerder met pensioen gaan vindt geen verdere verwerving van aanspraken meer plaats en komt de aanspraak op tijdelijk partnerpensioen en WIA-excedentpensioen te vervallen.
6.
Bij later met pensioen gaan komen de volgende aanspraken te vervallen op de standaard pensioendatum: WIA-excedentpensioen.
Contractnummer 27339
18 van 23
pensioenreglement
7.
Bij eerder of later met pensioen gaan wordt het levenslange ouderdomspensioen verlaagd respectievelijk verhoogd op basis van een door het bestuur van het fonds vastgestelde collectief actuarieel gelijkwaardige ruilvoet, die geen onderscheid maakt tussen mannen en vrouwen. De ruilvoet en de geldigheidsduur daarvan zijn vermeld in de bij dit reglement behorende bijlage 'Percentages en bedragen'.
8.
Bij verlaging van het ouderdomspensioen, zoals bedoeld in het voorgaande lid, blijft de hoogte van het opgebouwde levenslange partnerpensioen ongewijzigd.
9.
Eerder met pensioen gaan is uitsluitend toegestaan indien de deelnemer dit zes weken voor de beoogde pensioeningangsdatum schriftelijk meldt aan de werkgever en het fonds en indien de werkgever hiermee heeft ingestemd. Indien de gewezen deelnemer verzoekt om eerder met pensioen te gaan, is melding aan en instemming van de werkgever niet van toepassing. Het pensioen mag na ingang niet lager zijn dan het in artikel 66 van de Pensioenwet bedoelde bedrag (€ 427,29 in 2011).
10.
Later met pensioen gaan is uitsluitend toegestaan indien de deelnemer dit zes weken voor de standaard pensioendatum schriftelijk meldt aan de werkgever en het fonds en indien de werkgever hiermee heeft ingestemd. Indien de gewezen deelnemer verzoekt om later met pensioen te gaan, is melding aan en instemming van de werkgever niet van toepassing.
Artikel 27.
Deeltijdpensioen
1.
De deelnemer heeft de mogelijkheid om in overleg met de werkgever, met inachtneming van de dan geldende fiscale grenzen, gedeeltelijk met pensioen te gaan. Voor het gedeelte dat de deelnemer in dienst blijft van de werkgever, blijft de deelnemer deelnemen aan de pensioenregeling. Voor dit gedeelte vindt pensioenopbouw plaats volgens het bepaalde in het artikel 'Deeltijdarbeid'.
2.
Deeltijdpensioen is toegestaan vanaf de eerste van de maand waarin de 60-jarige leeftijd wordt bereikt.
3.
De hoogte van het deeltijdpensioen wordt vastgesteld volgens het bepaalde in het artikel 'Pensioeningangsdatum'.
4.
Deeltijdpensioen is uitsluitend toegestaan als de deelnemer dit minimaal zes weken voor de beoogde pensioeningangsdatum schriftelijk meldt aan de werkgever en het fonds.
5.
Een gewezen deelnemer heeft ook recht op deeltijdpensioen, daarbij is overleg met en melding aan de werkgever niet van toepassing.
6.
Een ingegaan deeltijdpensioen is onherroepelijk. Het percentage waarmee het deeltijdpensioen ingaat kan na ingang nog slechts worden verhoogd. Dit percentage geldt voor een periode van zes maanden of een veelvoud daarvan. Voor wijzigen van het percentage is lid 4 van overeenkomstige toepassing. Het deeltijdpensioen mag na ingang niet lager zijn dan het in artikel 66 van de Pensioenwet bedoelde bedrag (€ 427,29 in 2011).
7.
Het bepaalde in het artikel ‘Variatie in pensioenuitkeringen’ is niet van toepassing op het ingegane deeltijdpensioen.
Artikel 28. 1.
Variatie in pensioenuitkeringen
De (gewezen) deelnemer heeft de mogelijkheid om op de pensioeningangsdatum te kiezen voor een in aanvang hoger levenslang ouderdomspensioen. Hierbij geldt het volgende: a.
b.
de hogere uitkering geldt voor een periode direct aansluitend op de pensioeningangsdatum. Indien het pensioen ingaat op of voor de 62-jarige leeftijd, kan de hoge uitkering uitgekeerd worden tot de eerste van de maand waarin de gepensioneerde 65 of 70 jaar wordt. Indien het pensioen ingaat na de 62-jarige leeftijd kan de hoge uitkering uitgekeerd worden tot de eerste van de maand waarin de gepensioneerde 70 of 75 jaar wordt; de hogere uitkering staat in een vaste verhouding van 100:75 ten opzichte van de lagere;
Contractnummer 27339
19 van 23
pensioenreglement
c.
de lagere uitkering mag niet lager zijn dan het in artikel 66 van de Pensioenwet bedoelde bedrag (€ 427,29 in 2011).
Bovendien heeft de (gewezen) deelnemer de mogelijkheid om als de pensioeningangsdatum is gelegen voor de 65-jarige leeftijd te kiezen voor een in aanvang hoger levenslang ouderdomspensioen, waarbij het verschil niet meer bedraagt dan maximaal het jaarlijkse gezamenlijke pensioen inclusief vakantietoeslag volgens de Algemene Ouderdomswet (AOW), waarbij zowel de man als de vrouw 65 jaar of ouder is. Hierbij geldt het volgende: a. b. c.
de hogere uitkering geldt voor een periode direct aansluitend op de pensioeningangsdatum. De hoge uitkering wordt uitgekeerd tot de eerste van de maand waarin de gepensioneerde 65 jaar wordt; de minimale uitkeringsduur van de hoge uitkering bedraagt 12 maanden. de lagere uitkering mag niet lager zijn dan het in artikel 66 van de Pensioenwet bedoelde bedrag (€ 427,29 in 2011).
2.
Het levenslang partnerpensioen bij overlijden na pensioeningangsdatum blijft bij de herrekening van het ouderdomspensioen buiten beschouwing.
3.
De herrekening van het ouderdomspensioen vindt plaats op basis van een door het bestuur van het fonds vastgestelde collectief actuarieel gelijkwaardige ruilvoet, die geen onderscheid maakt tussen mannen en vrouwen. De ruilvoet en de geldigheidsduur daarvan zijn vermeld in de bij dit reglement behorende bijlage 'Percentages en bedragen'.
Artikel 29.
Fiscale maxima
Op grond van de Wet op de loonbelasting 1964 mag het totaal aan pensioen inclusief eventueel elders en/of reeds eerder verworven aanspraken niet meer bedragen dan de in de artikelen 18a tot en met c omschreven maxima, behoudens overschrijding als gevolg van de in het artikel 18d omschreven uitzonderingen. Artikel 30.
Afkoop, vervreemden, prijsgeven en zekerstellen van pensioenaanspraken
1.
De in deze pensioenregeling toegekende aanspraken kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
2.
Indien na een termijn van ten minste twee jaar na beëindiging van opbouw van levenslang ouderdomspensioen het totaal van het bij het fonds opgebouwde ouderdomspensioenen van de gewezen deelnemer lager is dan het krachtens artikel 66 van de Pensioenwet bedoelde bedrag (€ 427,29 in 2011), heeft het fonds het recht om de gewezen deelnemer binnen zes maanden na afloop van deze termijn een uitkering ineens ter grootte van de afkoopwaarde van het opgebouwde pensioenaanspraken onder aftrek van de wettelijk verschuldigde inhoudingen te verstrekken. Als gevolg van deze uitkering ineens komen de aanspraken op de opgebouwde pensioenen te vervallen.
3.
Indien de standaard pensioendatum ligt binnen de termijn van twee jaar na beëindiging van deelneming en het totaal van het bij het fonds opgebouwde ouderdomspensioenen van de gewezen deelnemer lager is dan het in lid 2 genoemde bedrag, heeft het fonds het recht om de gepensioneerde binnen zes maanden na de standaard pensioendatum een uitkering ineens ter grootte van de afkoopwaarde van het opgebouwde pensioen onder aftrek van de wettelijk verschuldigde inhoudingen te verstrekken. Als gevolg van deze uitkering ineens komt de aanspraak op het opgebouwde pensioen te vervallen.
4.
Indien op het moment van ingang van het levenslang partnerpensioen of wezenpensioen de uitkering op jaarbasis lager is dan het in lid 2 genoemde bedrag, heeft het fonds het recht om de gewezen partner of wezen binnen zes maanden na dat moment een uitkering ineens te verstrekken ter grootte van de afkoopwaarde van het opgebouwde partner- of wezenpensioen onder aftrek van de wettelijk verschuldigde inhoudingen. Als gevolg van deze uitkering ineens komt de aanspraak op het partner- of wezenpensioen te vervallen.
Contractnummer 27339
20 van 23
pensioenreglement
5.
Indien als gevolg van scheiding een levenslang bijzonder partnerpensioen aan de gewezen partner wordt toegekend, en de uitkering op jaarbasis lager is dan het in lid 2 genoemde bedrag, heeft het fonds het recht om de gewezen partner op het moment van scheiding een uitkering ineens ter grootte van de afkoopwaarde van het opgebouwde partnerpensioen onder aftrek van de wettelijk verschuldigde inhoudingen te verstrekken. Als gevolg van deze uitkering ineens komt de aanspraak op het bijzonder partnerpensioen te vervallen.
6.
De afkoopwaarde wordt bepaald op basis van een door het bestuur van het fonds vastgestelde collectief actuarieel gelijkwaardige afkoopvoet, die geen onderscheid maakt tussen mannen en vrouwen. De afkoopvoet en de geldigheidsduur daarvan zijn vermeld in de bij dit reglement behorende bijlage 'Percentages en bedragen'.
Artikel 31.
Verplichting tot medewerking
1.
Ieder die op grond van dit reglement pensioenaanspraken verwerft, is verplicht aan de goede uitvoering van dit reglement mee te werken. Dit houdt in dat ieder alle gegevens en bewijsstukken verstrekt, die de werkgever, het fonds of de verzekeraar nodig heeft.
2.
De deelnemer is voorts verplicht opgave te doen van: a. b. c.
3.
het aangaan van een huwelijk en wel vóór de voltrekking daarvan; het aangaan van een (geregistreerd) partnerschap en wel vóór de aanvang daarvan; de ontbinding van het huwelijk of de beëindiging van een (geregistreerd) partnerschap en wel binnen veertien dagen daarna.
Indien niet voldaan wordt aan de in dit artikel omschreven verplichtingen, ontstaat geen pensioenaanspraak of verhoging daarvan respectievelijk geen recht op uitkering van de krachtens dit reglement toegekende pensioenen. Het in vorenstaande bepaalde vindt echter alleen toepassing, indien en voor zover aan de weigering voor het fonds en/of verzekeraar nadelige gevolgen zijn verbonden.
Artikel 32.
Medische waarborgen
Bij aanvang van het deelnemerschap aan deze pensioenregeling worden geen medische waarborgen gesteld. Indien de deelnemer op een later tijdstip zijn eerdere keuzen herziet waardoor het risico voor de verzekeraar wordt verzwaard, kan de verzekering afhankelijk worden gesteld van de gezondheid van de werknemer of de deelnemer. Herziening van eerder gemaakte keuzen kan slechts effect hebben indien de verzekeraar het (gewijzigde) risico, eventueel onder andere voorwaarden of prijsstelling accepteert. Artikel 33. 1.
Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten
De werkgever heeft zich het recht voorbehouden om de uit dit reglement voortvloeiende pensioenaanspraken te verminderen indien, als gevolg van de bedrijfsresultaten, de betalingen die de werkgever voor de pensioenregeling verricht, moeten worden verminderd of gestaakt in geval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden. Indien de werkgever gebruik heeft moeten maken van voornoemde bevoegdheid, zal door de werkgever jaarlijks worden bekeken of de bedrijfsresultaten van dien aard zijn dat de in de pensioenbedragen ontstane achterstand (gedeeltelijk) kan worden ingehaald.
2.
Indien op grond van het in lid 1 bepaalde tot vermindering van pensioenaanspraken wordt besloten, zal dit slechts geschieden op grond van een ingrijpende wijziging van de omstandigheden, terwijl geen inbreuk zal worden gemaakt op het gedeelte van de aanspraken, dat tot de datum van de vermindering van de toegekende pensioenaanspraken is verkregen uit de betalingen, die tot die datum aan het fonds zijn gedaan of nog verschuldigd zijn.
3.
Een beslissing tot vermindering van de pensioenaanspraken op grond van het in lid 1 bepaalde wordt genomen door de werkgever na overleg met het bestuur en zal zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de deelnemers worden meegedeeld.
Contractnummer 27339
21 van 23
pensioenreglement
4.
Het fonds kan de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien: a) de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt, overeenkomstig de voorschriften van de Pensioenwet; b) het fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de onder a bedoelde dekking te herstellen, zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en c) alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het kortetermijnherstelplan, bedoeld in artikel 140 van de Pensioenwet.
5.
Het fonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten zoals omschreven in lid 3.
6.
De vermindering, bedoeld in het derde lid, kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, werkgever en toezichthouder hierover zijn geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
Artikel 34.
Informatieverstrekking
Het fonds zal aan (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en aan gerechtigden op een bijzonder partnerpensioen alle informatie verstrekken op die wijze en op die momenten, zoals bepaald bij of krachtens de Pensioenwet. Het fonds kan de administrateur verzoeken deze informatie namens het fonds te verstrekken. Artikel 35.
Onvoorziene gevallen. Beslechting van geschillen
1.
In gevallen waarin niet door dit reglement mocht zijn voorzien, handelt het fonds naar beste weten, in de geest van dit reglement.
2.
Ingeval een belanghebbende van mening verschilt met het fonds over de toepassing van dit reglement zal het geschil geregeld worden in overeenstemming met de beroepsprocedure zoals vastgelegd in bijlage 'beroepsprocedure en geschillen'.
Artikel 36.
Overgangsbepalingen
1.
Voor de deelnemer per 1 januari 2002 die per 31 december 2001 tevens deelnemer was aan de pensioenregeling van de Stichting Pensioenfonds VNU, worden de aanspraken opgebouwd in de pensioenregeling waar deze deelnemers per 31 december 2001 in deelnamen, vastgesteld per 31 december 2001 en op basis van het per 31 december 2001 van toepassing zijnde pensioenreglement Stichting Pensioenfonds VNU inclusief het bepaalde in de overgangsbepalingen, ingebracht in de in dit pensioenreglement vastgelegde pensioenregeling.
2.
Aan de deelnemer per 1 januari 2005 voor wie op 31 december 2004 het (halve) levensjarenbeginsel van toepassing was, wordt op 1 januari 2005 een premievrije pensioenaanspraak toegekend in aanvulling op de pensioenaanspraken die voortvloeien uit dit reglement. Deze pensioenaanspraak is gelijk aan m/n maal de pensioenaanspraak die betrekking heeft op het aantal deelnemersjaren zoals bedoeld in lid 1 sub b van het per 1 januari 2005 vervallen artikel 7a, rekening houdend met lid 2 van het bedoelde artikel. Hierbij is m gelijk aan het aantal tot 1 januari 2005 vervulde deelnemersjaren en n aan het tot de pensioendatum te bereiken aantal deelnemersjaren. In zowel m als n wordt mede betrokken het aantal extra deelnemersjaren in verband met aan de stichting overgedragen pensioenaanspraken uit hoofde van het deelnemerschap aan een pensioenregeling van een vorige werkgever. Zolang het deelnemerschap voortduurt, worden deze aanspraken jaarlijks per 1 januari verhoogd conform de algemene loonontwikkeling volgens de voor de deelnemer van toepassing zijnde CAO, voor het eerst per 1 januari 2005. Na beëindiging van het deelnemerschap is op deze pensioenaanspraak het bepaalde in het artikel 'Toeslagen op pensioenen' van toepassing.
Contractnummer 27339
22 van 23
pensioenreglement
De in dit lid bedoelde premievrije pensioenaanspraak wordt uitsluitend toegekend indien en voor zover wordt voldaan aan de in het per 1 januari 2005 vervallende artikel 7a gestelde voorwaarden. 3.
Voor de deelnemer die al vóór 1 januari 2006 een WAO-uitkering ontving, blijft de wijze van vaststelling van premievrijstelling wegens arbeidsongeschiktheid en de regeling van arbeidsongeschiktheidspensioen van toepassing volgens de pensioenregeling die gold op het moment van toekenning van de premievrijstelling en het arbeidsongeschiktheidspensioen.
Artikel 37.
Datum inwerkingtreding
Dit reglement is in werking getreden op 1 januari 2004 en is laatstelijk gewijzigd op 1 januari 2011.
Contractnummer 27339
23 van 23
Bijlage Percentages en bedragen Geldigheid en wijziging percentages en bedragen In deze bijlage zijn percentages en bedragen opgenomen die gelden voor het jaar 2013. Het fonds kan de in de tabellen genoemde bedragen en percentages jaarlijks wijzigen. Vrijwillige inkoop pensioentekort Voor de vrijwillige inkoop van extra pensioenaanspraken worden met ingang van 1 januari 2012 de onderstaande koopsomfactoren gehanteerd. Leeftijd
21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65
Koopsom voor € 100,Koopsom voor € 100,- (uitgesteld) (uitgesteld) ouderdomspensioen ouderdomspensioen en € 80,- partnerpensioen € 776,60 € 676,44 € 796,02 € 693,02 € 815,87 € 709,96 € 836,17 € 727,28 € 856,94 € 744,99 € 878,20 € 763,10 € 899,95 € 781,64 € 922,20 € 800,61 € 944,95 € 820,02 € 968,19 € 839,89 € 991,99 € 860,20 € 1.016,34 € 880,96 € 1.041,28 € 902,18 € 1.066,79 € 923,87 € 1.092,90 € 946,05 € 1.119,60 € 968,73 € 1.146,92 € 991,91 € 1.174,86 € 1.015,63 € 1.203,44 € 1.039,91 € 1.232,66 € 1.064,73 € 1.262,56 € 1.090,10 € 1.293,14 € 1.116,05 € 1.324,42 € 1.142,59 € 1.356,42 € 1.169,73 € 1.389,14 € 1.197,50 € 1.422,58 € 1.225,96 € 1.456,73 € 1.255,16 € 1.491,60 € 1.285,08 € 1.527,19 € 1.315,82 € 1.563,53 € 1.347,42 € 1.600,65 € 1.379,89 € 1.638,62 € 1.413,30 € 1.677,49 € 1.447,62 € 1.717,28 € 1.482,92 € 1.758,04 € 1.519,22 € 1.799,84 € 1.556,56 € 1.842,73 € 1.595,08 € 1.886,77 € 1.634,99 € 1.932,07 € 1.676,35 € 1.978,70 € 1.719,28 € 2.026,78 € 1.763,79 € 2.076,43 € 1.809,98 € 2.127,76 € 1.858,14 € 2.180,89 € 1.908,22 € 2.235,38 € 1.960,50
1 van 7
Uitruil van latent levenslang partnerpensioen in levenslang ouderdomspensioen (extra ouderdomspensioen bij uitruil van € 1.000,00 latent partnerpensioen) Pensioeningangsleeftijd 65
Verhoging levenslang ouderdomspensioen € 150,00
Uitruil van levenslang ouderdomspensioen in latent levenslang partnerpensioen (verlaging levenslang ouderdomspensioen voor € 1.000,00 latent partnerpensioen)
Leeftijd 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54
Verlaging levenslang ouderdomspensioen € 195,00 € 195,00 € 195,00 € 195,00 € 195,00 € 194,00 € 194,00 € 193,00 € 193,00 € 193,00 € 193,00 € 193,00 € 193,00 € 193,00 € 194,00 € 194,00 € 195,00 € 195,00 € 196,00 € 196,00 € 197,00 € 198,00 € 199,00 € 199,00 € 200,00 € 201,00 € 202,00 € 203,00 € 203,00 € 204,00 € 205,00 € 206,00 € 206,00 € 206,00 € 206,00 € 206,00 € 205,00 € 204,00 € 203,00 € 201,00 2 van 7
55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65
€ € € € € € € € € € €
199,00 197,00 194,00 191,00 189,00 185,00 182,00 179,00 176,00 173,00 169,00
Uitstel van levenslang ouderdomspensioen Uitsteljaren na standaard Verhoogd pensioendatum levenslang (65 jaar) ouderdomspensioen 1 € 106,53 2 € 113,80 3 € 121,89 4 € 130,91 5 € 140,94 Vervroeging van levenslang ouderdomspensioen Vervroegingsjaren voor standaard pensioendatum (65 jaar) 1 2 3 4 5
Verlaagd levenslang ouderdomspensioen € 94,03 € 88,48 € 83,32 € 78,54 € 74,12
Na vervroeging kan de uitkering worden gevarieerd volgens onderstaande variatiefactoren. Variabele hoogte levenslang ouderdomspensioen (Hoog-Laag uitkering in verhouding 100:75) Hoog levenslang ouderdomspensioen tot 65 jaar bij € 100 (vervroegd) levenslang ouderdomspensioen € 122,74 € 124,43 € 126,31 € 128,40 € 130,73
Hoog levenslang Hoog levenslang ouderdomspensioen tot 70 ouderomspensioen tot 75 jaar bij € 100 (vervroegd) jaar bij € 100 (vervroegd) levenslang levenslang Ingangsleeftijd ouderdomspensioen ouderdomspensioen 60 € 115,12 € 109,73 61 € 116,14 € 110,31 62 € 117,28 € 110,95 63 € 118,54 € 111,66 64 € 119,96 € 112,45 65 € 121,56 € 113,34 Wanneer de ingangsleeftijd niet gelijk is aan 65 jaar, moeten bovenstaande factoren worden toegepast in combinatie met de factoren uit de tabel ‘vervroeging van levenslang ouderdomspensioen’.
3 van 7
Uitruil van prepensioenkapitaal in levenslang ouderdomspensioen
Ingangsleeftijd 60 61 62 63 64 65
Inkoop levenslang ouderdomspensioen op standaard pensioendatum (65) per € 1.000,prepensioenkapitaal € 65,14 € 63,50 € 61,88 € 60,28 € 58,69 € 57,13
Vervolgens dient bij vervroeging het verkregen ouderdomspensioen te worden vermenigvuldigd met de hiervoor genoemde vervroegingsfactoren voor levenslang ouderdomspensioen. Afkoop van levenslang ouderdomspensioen en latent levenslang partnerpensioen (per € 1,-pensioen).
Afkoop levenslang Afkoopleeftijd ouderdomspensioen 15 3,2397 16 3,3617 17 3,4894 18 3,6229 19 3,7626 20 3,9087 21 4,0614 22 4,2208 23 4,3873 24 4,5611 25 4,7425 26 4,9316 27 5,1286 28 5,3338 29 5,5474 30 5,7694 31 6,0002 32 6,2398 33 6,4884 34 6,7462 35 7,0130 36 7,2888 37 7,5731 38 7,8659 39 8,1669 40 8,4759 41 8,7926 42 9,1165 43 9,4470 44 9,7835
Afkoop latent levenslang partnerpensioen (niet-uitruilbaar) 0,4068 0,4233 0,4408 0,4591 0,4780 0,4973 0,5169 0,5372 0,5582 0,5797 0,6017 0,6246 0,6485 0,6730 0,6987 0,7254 0,7532 0,7820 0,8120 0,8433 0,8759 0,9096 0,9443 0,9801 1,0166 1,0538 1,0919 1,1309 1,1707 1,2109
Afkoop latent levenslang partnerpensioen (uitruilbaar) 0,4607 0,4792 0,4986 0,5189 0,5400 0,5615 0,5835 0,6062 0,6298 0,6540 0,6788 0,7047 0,7317 0,7596 0,7888 0,8192 0,8508 0,8837 0,9180 0,9538 0,9912 1,0298 1,0698 1,1110 1,1533 1,1965 1,2409 1,2864 1,3331 1,3804 4 van 7
45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65
10,1253 10,4719 10,8233 11,1800 11,5420 11,9097 12,2851 12,6704 13,0667 13,4744 13,8942 14,3258 14,7693 15,2242 15,6895 16,1645 16,6466 17,1328 17,6194 18,1049 18,5882
1,2512 1,2913 1,3312 1,3701 1,4081 1,4447 1,4799 1,5139 1,5455 1,5752 1,6033 1,6302 1,6547 1,6773 1,6980 1,7166 1,7330 1,7469 1,7579 1,7650 1,7681
1,4282 1,4761 1,5241 1,5714 1,6181 1,6638 1,7084 1,7522 1,7939 1,8342 1,8733 1,9114 1,9478 1,9825 2,0157 2,0473 2,0772 2,1051 2,1305 2,1525 2,1616
Afkoop van ingegaan levenslang partnerpensioen (per € 1,-pensioen).
Afkoopleeftijd 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39
Afkoop ingegaan levenslang partnerpensioen 31,6874 31,5857 31,4811 31,3738 31,2640 31,1517 31,0362 30,9156 30,7900 30,6591 30,5225 30,3799 30,2314 30,0770 29,9164 29,7494 29,5756 29,3950 29,2068 29,0104 28,8055 28,5922 28,3702 28,1390 27,8985 5 van 7
40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92
27,6486 27,3883 27,1170 26,8338 26,5392 26,2335 25,9167 25,5885 25,2496 24,8992 24,5368 24,1623 23,7748 23,3754 22,9637 22,5393 22,1025 21,6542 21,1934 20,7188 20,2304 19,7280 19,2123 18,6859 18,1491 17,6028 17,0474 16,4829 15,9071 15,3217 14,7274 14,1248 13,5196 12,9133 12,3067 11,7053 11,1121 10,5262 9,9496 9,3859 8,8339 8,2943 7,7674 7,2574 6,7619 6,2825 5,8239 5,3869 4,9760 4,5919 4,2323 3,9039 3,6009 6 van 7
93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110
3,3284 3,0776 2,8370 2,6283 2,4365 2,2606 2,0975 1,9501 1,8486 1,7580 1,6773 1,6057 1,5423 1,4862 1,4367 1,3931 1,3546 1,3208
Afkoop van ingegaan wezenpensioen (per € 1,-pensioen).
Afkoopleeftijd 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27
Afkoop wezenpensioen (18 jaar) 15,3219 14,6898 14,0009 13,2922 12,5632 11,8114 11,0365 10,2374 9,4134 8,5643 7,6906 6,7927 5,8713 4,9278 3,9651 2,9871 1,9982 1,0021
Afkoop wezenpensioen (27 jaar) 20,6348 20,1688 19,6315 19,0737 18,4978 17,9043 17,2939 16,6672 16,0245 15,3655 14,6899 13,9973 13,2873 12,5574 11,8052 11,0300 10,2310 9,4074 8,5589 7,6861 6,7892 5,8689 4,9262 3,9642 2,9866 1,9981 1,0021 0,0000
7 van 7
Bijlage Beroepsprocedure geschillen Behorende bij het artikel 'Onvoorziene gevallen. Beslechting van geschillen' van dit reglement. Beroepsprocedure geschillen. A.
Begripsomschrijvingen.
In deze regeling wordt verstaan onder: de geschillencommissie:
een door het bestuur per geschil of klacht te benoemen geschillencommissie, bestaande uit een oneven aantal personen, waarvan ten minste één lid gekozen door de pensioenraad uit het bestuur en één lid benoemd door de werkgever uit het bestuur, voor zover nodig aangevuld met overige bestuursleden en/of interne dan wel externe deskundigen.
het fonds:
Stichting pensioenfonds Sanoma Nederland.
belanghebbende:
persoon die als deelnemer, gewezen deelnemer, pensioen- en aanspraakgerechtigde rechten kan ontlenen of meent te kunnen ontlenen aan het bepaalde in de statuten onderscheidenlijk het reglement van het fonds.
geschil:
geschil tussen het fonds en een belanghebbende over de wijze waarop de statuten en reglementen van het fonds zijn of zullen worden toegepast, waarbij de belanghebbende zich op het standpunt stelt dat hij in zijn rechten jegens het fonds is of zal worden geschaad; als geschil in de zin van dit reglement wordt niet aangemerkt een geschil dat met de belanghebbende is gerezen in de uitoefening van diens lidmaatschap van het bestuur of van de pensioenraad.
klacht :
verklaring dat belanghebbende zich, ofschoon zijn rechtspositie niet is geschaad, op incorrecte wijze door het fonds bejegend acht.
B.
Geschillenprocedure.
1.
Indien een geschil is gerezen in een contact tussen het fonds en een belanghebbende is het fonds gehouden haar standpunt op verzoek van de belanghebbende gemotiveerd op schrift te stellen binnen zes weken nadat haar een zodanig verzoek heeft bereikt.
2.
Indien de belanghebbende niet wenst te berusten in de op zijn verzoek ontvangen reactie is hij gerechtigd om zich binnen zes weken met een gemotiveerd bezwaarschrift tot het bestuur te richten, waarna de geschillencommissie wordt benoemd.
3.
De door het bestuur benoemde geschillencommissie is gehouden om een nader onderzoek naar de feiten in te stellen en daarbij het beginsel van hoor en wederhoor toe te passen, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk. Desgevraagd stelt de geschillencommissie de belanghebbende in de gelegenheid te worden gehoord door de geschillencommissie.
4.
Zo spoedig mogelijk na het onderzoek van de feiten brengt de geschillencommissie zijn definitieve beslissing schriftelijk ter kennis van de belanghebbende. De geschillencommissie doet zijn beslissing vergezeld gaan van een uiteenzetting omtrent de onder D. genoemde mogelijkheid om het geschil voor te leggen aan de Ombudsman Pensioenen, alsmede de mogelijkheid van beroep op de kantonrechter.
5.
Indien een geschil rechtstreeks is gerezen tussen een belanghebbende en het bestuur is het bepaalde onder 3, tweede volzin, en 4 van overeenkomstige toepassing. 1 van 4
C.
Klachtenprocedure.
1.
Een belanghebbende kan zich schriftelijk tot het bestuur wenden met een klacht. Het bestuur is hiervoor ontvankelijk indien de klacht is ingediend binnen zes weken nadat het feit waarop de klacht is gericht zich heeft voorgedaan. Indien de klacht is gericht op een samenhangende reeks van feiten, wordt de genoemde termijn berekend vanaf het moment waarop het laatste feit zich heeft voorgedaan. Na ontvangst van de klacht benoemt het bestuur de geschillencommissie.
2.
De geschillencommissie is gehouden om de ingediende klacht nader te onderzoeken. Daarbij dient de geschillencommissie het beginsel van hoor en wederhoor toe te passen, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk. Desgevraagd stelt de geschillencommissie de belanghebbende in de gelegenheid te worden gehoord door de geschillencommissie.
3.
De geschillencommissie brengt zijn oordeel binnen twee weken nadat dit tot stand is gekomen schriftelijk ter kennis van de belanghebbende, onder vermelding van de al dan niet naar aanleiding van de klacht genomen maatregelen. Indien te voorzien is dat de reactie van de geschillencommissie de belanghebbende niet zal bevredigen, doet de geschillencommissie zijn reactie vergezeld gaan van een uiteenzetting omtrent de onder D. genoemde mogelijkheid om de klacht alsnog voor te leggen aan de ombudsman.
D. 1.
Ombudsman Pensioenen. Het fonds acht zich gehouden aan de aanwijzingen die de Ombudsman Pensioenen geeft aan het fonds, tenzij het bestuur van oordeel is dat zwaarwegende argumenten zich daartegen verzetten. Het fonds acht zich in ieder geval niet aan de aanwijzingen van de Ombudsman Pensioenen gehouden indien op deze instantie een beroep is gedaan voordat de onder B. onderscheidenlijk C. omschreven procedure is benut.
2 van 4
Bijlage Aangesloten ondernemingen Behorende bij het artikel 'Begripsomschrijvingen' sub x. van dit reglement. De werkgever heeft pensioenreglement A van toepassing verklaard op de volgende aangesloten ondernemingen voor wat de werknemers die voor 1 januari 2009 bij een van de genoemde ondernemingen, met inachtneming van het bepaalde in het artikel 'Deelnemerschap', in dienst zijn getreden: -
Sanoma Media Netherlands B.V., waarin Sanoma Men’s Magazines B.V. juridisch is gefuseerd B.V. Aldipress L.C.G. Malmberg B.V. Sanoma Learning B.V., waarin Sanoma Learning & Literature B.V. juridisch is gefuseerd Sanoma B.V.
3 van 4
Bijlage B.V. Aldipress Deze bijlage is van toepassing voor de deelnemers aan dit reglement van de aangesloten onderneming B.V. Aldipress en is een aanvulling op het bepaalde in de artikelen: 'Pensioengrondslag' 'Levenslang ouderdomspensioen' 'Levenlang partnerpensioen' 'Tijdelijk partnerpensioen bij overlijden voor de pensioeningangsdatum' 'Wezenpensioen' 1.
In deze bijlage wordt verstaan onder: a. werkgever: B.V. Aldipress, gevestigd te Utrecht; b. periode: de periode van 4 weken waarover het salaris van de deelnemer wordt vastgesteld en uitbetaald.
2.
Deze bijlage is van toepassing op deelnemers van de werkgever die: a. een overeenkomst hebben met de werkgever, op grond waarvan de arbeidsduur en de werktijden geheel of gedeeltelijk kunnen variëren, afhankelijk van het werkaanbod en een oproep om de te verrichten werkzaamheden te komen verrichten; b. een arbeidsovereenkomst hebben met de werkgever voor minder dan de volledige arbeidsduur, maar die incidenteel meer uren werkzaam zijn dan de overeengekomen arbeidsduur.
4.
Voor zover de overeengekomen arbeidsduur een vast aantal uren per periode bedraagt, is het bepaalde in het artikel 'Deeltijdarbeid' van toepassing.
5.
Voor het deel van de overeenkomst waarvoor de arbeidsduur en de werktijden kunnen variëren wordt voor de in lid 2 sub a genoemde deelnemer een aanvullende pensioengrondslag vastgesteld. Voor de arbeidsduur die uitgaat boven de overeengekomen arbeidsduur wordt voor de in lid 2 sub b genoemde deelnemer een aanvullende pensioengrondslag vastgesteld.
6.
De aanvullende pensioengrondslag is gelijk aan 13,04 maal het in betreffende deelnemersjaar gemiddeld genoten flexibele salaris, vermeerderd met 8% vakantietoeslag en vermeerderd met 5% van de som van beide hiervoor genoemde componenten en verminderd met een evenredig deel van de franchise. Het flexibele salaris is gelijk aan het verschil tussen het werkelijk in een periode genoten salaris en het vaste bruto periodesalaris, met dien verstande dat voor de vaststelling van dit flexibele salaris het gemiddelde werkelijke salaris over de periodes in aanmerking wordt genomen over maximaal 144 gewerkte uren.
7.
Het in lid 5 genoemde evenredige deel is gelijk aan het in het betreffende deelnemersjaar geldende quotiënt van: a. het verschil tussen de gemiddelde werkelijke arbeidsduur met een maximum van 144 uur en de vast overeengekomen arbeidsduur als bedoeld in artikel 4; en b. 144.
8.
Het ouderdomspensioen wordt na afloop van ieder deelnemersjaar verhoogd met 2% van de voor dat betreffende deelnemersjaar vastgestelde aanvullende pensioengrondslag.
9.
Het partnerpensioen wordt na afloop van ieder deelnemersjaar verhoogd met 1,58% van de voor dat betreffende deelnemersjaar vastgestelde aanvullende pensioengrondslag.
10.
Bij overlijden tijdens het deelnemerschap heeft de partner voor ieder deelnemersjaar dat zou hebben gelegen tussen de overlijdensdatum en de standaard pensioendatum recht op een verhoging van het partnerpensioen met 1,58% van de laatst vastgestelde aanvullende pensioengrondslag.
11.
Lid 3 van het artikel 'Wezenpensioen' van het reglement is van overeenkomstige toepassing.
4 van 4