focus op
Duitsland
2014 programma 2015
u i t g a v e : S T I C H T I N G O R G E L C O N C E RT E N G R O T E K E R K L E E U WA R D E N grafische vormgeving: Studio Marcato, Meppel, Hilbert Heitmeijer BNO
focus op
Duitsland De grote preludia voor orgel van de Noord Duitse 17e- en vroeg 18e-eeuwse componisten behoren tot het meest indrukwekkende dat voor het instrument is geschreven. Maar er bestaan veel onbeantwoorde vragen rond deze stukken. Wanneer werden ze gespeeld? Voorafgaand aan een kerkdienst? Wat te denken van het feit dat geen van Buxtehude’s orgels in de Marienkirche in Lübeck genoeg toetsen had om er ook maar één van zijn grote werken op te kunnen spelen? En van het verhaal dat deze stukken vaak veel lange pedaalnoten hebben om de strijkers in de gelegenheid te stellen er stiekem op te stemmen ter voorbereiding op de erna te spelen cantate? Al deze stukken berusten op een afwisseling tussen stylus fantasticus en strengere fugatisch stijl, en elk stuk heeft iets eigens door elementen die in overvloed óf juist helemaal niet of uitsluitend in dát stuk aanwezig zijn. De vorm van Buxtehude’s g-moll BuxWV 149 is preludium-fuga-interludium-fuga (-postludium). Het stuk onderscheidt zich van andere door het steeds herhaalde basthema dat aan het preludium ten grondslag ligt en het al naar latere 18e-eeuwse muziek verwijzende basso continuo-karakter van het interludium. Buxtehude’s a-moll BuxWV 153 is opgezet als preludium-fuga-fuga-postludium. De eerste fuga laat het thema in ‘rechte’ vorm (rectus) horen en in omgekeerde vorm (inversus). De tweede fuga is gebouwd op een metrische variant (tweedelig wordt driedelig) van het thema van de eerste fuga. Buxtehude’s Toccata in F BuxWV 156 is rapsodischer van opzet dan de meeste preludia en daarom misschien als Toccata overgeleverd. Er zijn, net als in BuxWV 149 en 153, twee fuga's, maar de stylus fantasticus-secties hebben een veel bredere adem dan daar.
3
Buxtehude’s leerling Nikolaus Bruhns bereikt in een klein oeuvre een heel hoog niveau. Elk van zijn orgelpreludia heeft een paar trekken die men bij Buxtehude niet vindt. In de G-dur is dat de eerste fuga met dubbelpedaal, in de kleine e-moll het echospel over twee klavieren. In de grote e-moll is álles van de hoogste kwaliteit en originaliteit: van de overrompelende inleidende geste tot en met de meeslepende gigue (een snelle dans in driedelige maatsoort) aan het slot. Johann Sebastian Bach schreef de Triosonates als we zijn eerste biograaf, Forkel, mogen geloven als oefenmateriaal voor zijn oudste zoon Wilhelm Friedemann. Aangenomen wordt dat de verzameling is samengesteld in Leipzig rond 1730, deels uit ouder materiaal. In deze volmaakte stukken bedient Bach zich van een taal die in sommige delen écht barok is, in andere delen al rococo-trekken vertoont. Onderstaand per sonate maar één opmerking: Sonate I in Es Bijzonder is dat Bach de verzameling opent met een stuk in een toonsoort met drie mollen. Het zou een vingerwijzing kunnen zijn: dit is rococo-muziek, geschreven in een toonsoort die door de barokcomponisten nog gemeden werd. De opvoeding van Wilhelm Friedemann richt zich op de toekomst. Sonate II in c Hoogtepunt van deze sonate (voor zover daarvan te spreken is bij muziek van deze perfectie) is het laatste deel: een driemaal optredende fuga-expositie, met als contrasterende sectie (tweemaal voorkomend) een gedeelte dat wordt gedomineerd door een pikant ritmisch motief. Sonate III in d Een schets van het eerste deel bewijst dat het beginthema Bach al bezighield in Cöthen, toen hij werkte aan het Wohltemperierte Klavier deel 1. Sonate IV in e Het eerste deel komt ook voor als Sinfonia in de cantate ‘Die Himmel erzählen die Ehre Gottes’ BWV 76, daar als trio voor hobo d’amore, viola di gamba en basso continuo. Sonate V in C De motorische figuren van de hoekdelen geven deze sonate bij uitstek een barok gezicht. Zonder met deze stilistiek te breken, bieden de klagende figuren van het middendeel toch een zeer effectief contrast. Sonate VI in G Net als Sonate V is deze sonate een briljant barok-stuk. Ook nu contrasteert de
4
klagende toon van het middendeel (de aanhef doet denken aan het ’Erbarme dich’ uit de Matthäus Passion) met de uitbundigheid van de hoekdelen. Mendelssohn's Sonates (zes, net als bij Bach) ontstonden meer dan honderd jaar later dan Bach's Triosonates. Initiatiefnemers waren zijn Engelse uitgevers Coventry & Hollier. Overigens bestelden zij Voluntaries, geen Sonates. Sonate I in f heeft vier delen. Het derde leidt naadloos naar het vierde. In het eerste deel bewijst de componist duidelijk eer aan Bach; door de ernstige toon, door het contrapunt en door het gebruik van het koraal ‘Was mein Gott will, das gescheh’ allzeit’. In het tweede deel vergeet Mendelssohn Bach en is hij een echte Biedermeier-componist. Het derde deel is een recitatief voor twee stemmen, met quasi tutti-interrupties. Het vierde deel wordt gekenmerkt door briljante virtuositeit. Sonate II in c Een plechtig grave leidt een aria-achtig adagio in. Daarna wijkt het c-klein voor C-groot en volgen in die toonsoort een mars-achtig deel (ofschoon in 3/4-maat) en een zangrijke fuga. Sonate III in A De eerste bladzijde van deze sonate, een maestoso, componeerde Mendelssohn ter gelegenheid van het huwelijk van zijn zuster. In de nieuwe context leidt het een monumentale bewerking van het koraal ‘Aus tiefer Not schrei ich zu Dir’ in. De bewerking mondt er ook weer in uit. Een andante in de stijl van een ‘Lied ohne Worte’ dient als meditatieve afsluiting van de sonate. Sonate IV in Bes is vierdelig: I. allegro con brio gebaseerd op twee thema’s. II. andante religioso, waarvan een oudere schets bestaat die vergezeld gaat van de voordrachtsaanwijzing quasi marcia (!). III. allegretto in het voor Mendelssohn typische vroeg-romantische karakter: direct tot het gemoed sprekend, met een sentimentaliteit die perfect in toom wordt gehouden door het raamwerk van klassieke proporties. IV. allegro maestoso met wervelende fugatische episodes. Sonate V in D De kortste sonate, één van de twee die het eerst gecomponeerd werden. I. andante, koraalachtig van karakter. II. andante con moto, melodieuze bovenstemmen met een quasi pizzicato-bas; het geheel roept de sfeer op van het andante uit de Italiaanse Symfonie. Jellema afsluitend plenum-stuk. III. allegro maestosoTheo als wervelend
5
Sonate VI in d I. koraal ‘Vater unser im Himmelreich’ met variaties. II. fuga over een thema dat van de eerste koraalregel is afgeleid. III. afsluitend quasi-Lied ohne Worte in D-groot.
In de oude traditie van het schrijven van zes samenhangende stukken (Bach en Mendelssohn deden wat dat betreft niets nieuws) schaart ook Schumann zich met zijn Zes fuga’s over BACH (d.w.z. fuga’s die beginnen met de naam van Bach, onze tonen bes-a-c-b) en Zes Canons. Schumann dacht dat hij voorál de geschiedenis zou ingaan als componist van de zes BACH-fuga’s, maar de toekomst zou anders oordelen. Beide verzamelingen, canons en fuga's, zijn geschreven voor Orgel oder PedalFlügel. In het midden van de 19e eeuw dachten sommigen dat de Pedal-Flügel een instrument met een grote toekomst was. Ook in dit geval viel het oordeel van de voortschrijdende tijd anders uit. Van de zes fuga’s worden in deze serie gespeeld: Fuga I in Bes in een langzame beweging, de ‘ernst van de onderneming’ onderstrepend, zoals Bach dat doet in de eerste fuga van de Kunst der Fuge. Fuga II in Bes met een virtuoos motorisch bewegingspatroon, pas tegen het eind verrijkt met een quasi corale-element. Fuga V in F met het karakter van een gigue. Van de zes canons worden gespeeld: Canon in II in a (canon in de unison) met een intiem karakter. Canon III in E (canon in de onderkwint) in sfeer verwant aan de canon in a. Canon IV in As (canon in de onderkwint), mede door de gevarieerde ritmiek en de grote intervallen uitermate gepassioneerd. Canon V in b (canon in het octaaf), interpretatief veel ruimte biedend: is er sprake van humor? of van melancholie? De koraalbewerkingen die Johannes Brahms ons naliet, ontstonden bijna allemaal toen hij wist dat hij niet lang meer zou leven. Het merendeel van de teksten heeft dan ook met afscheid van het leven te maken. Men herkent in deze ontroerende stukken de Brahms van de Intermezzi voor piano, maar hoort er ook regelmatig Johann Sebastian Bach’s Orgelbüchlein in doorklinken.
6
De 19e-eeuwse Duitse koraalfantasie is in feite een reeks aan elkaar gekoppelde koraalvariaties, dikwijls voorafgegaan door een introductie en besloten met een fuga. Sonate VI van Mendelssohn is op te vatten als zo'n koraalfantasie in statu nascendi: de gekoppelde variaties zijn er al, de fuga staat nog los (en vormt ook niet het besluit) en de introductie is er nog niet. Töpfer pakt dit idee een tiental jaren later op, rond de eeuwwisseling komen we het tegen bij Reimann en bij Reger, en het werk van Hoyer dat is geprogrammeerd in deze serie is op te vatten als een nabloei. Het spreekt vanzelf dat de componist met overleg zijn koraal kiest. Vaak valt de keuze op de meest indrukwekkende gezangen van het Lutherse kerkmuzikale erfgoed, en die keuze berust dan niet alleen op de kwaliteit van de melodie maar ook op die van de tekst, zodat de componist geïnspireerd wordt tot toonschildering: in de introductie, maar ook dikwijls in de variaties. Niet voor niets schrijft Reger steeds de tekst bij de noten en geeft ook Reimann consequent aan aan welke regel van welke strofe hij heeft gedacht. Een korte blik op de koralen die de basis vormen van de koraalfantasiën in deze serie: Wie schön leuchtet der Morgenstern (tekst en melodie in 1599 gemaakt door Philipp Nicolai) De tekst gaat over de morgenster, en dus over Christus, die daar in het bijbelboek Openbaring mee wordt vergeleken. Als men alle regels van de tekst gecentreerd onder elkaar afdrukt, verschijnt de vorm van een avondmaalsbeker. Wachet auf, ruft uns die Stimme (óók Nicolai 1599) Een lied over de gelijkenis van de tien maagden (Mattheüs: hoor hoe ze slapen en gewekt worden door het signaal van de wachter in Regers introductie!) en over de nieuwe hemel en de nieuwe aarde (Openbaring). Jerusalem, du hochgebaute Stadt (tekst Johann Matthäus Meyfart 1626, melodie Melchior Franck?) Dit lied over Jeruzalem koppelde de dichter aan één van zijn uitgegeven preken. Was mein Gott will, das g'scheh allzeit (tekst Albrecht, hertog van Pruisen ca.1550? melodie Claudin de Sermisy 1529) De tekst van het lied houdt verband met de dood van de vrouw van de dichter. Jesu, meine Freude (tekst Johann Franck 1653, melodie Johann Crüger 1653) Dit piëtistische lied is ontstaan als parodie op een keten van wereldse liederen, waarvan ieder volgende steeds het vorige parodiëerde (oorspronkelijk: ‘Lesbia, mein Leben, hat sich mir ergeben...’); de geoefende hymnoloog/theoloog herkent in het uiteindelijke resultaat een dicht net aan bijbelverwijzingen.
Theo Jellema
7
8
THEO JELLEMA (1955) studeerde orgel aan het conservatorium te Groningen in de orgelklas van Wim van Beek en behaalde zijn solodiploma met onderscheiding in 1978. In 1981 behaalde hij het diploma Theorie der Muziek. In de jaren (19)80 was hij docent orgel aan de MPA (later Conservatorium) te Leeuwarden, vervolgens doceerde hij jaren lang orgel aan de conservatoria van Arnhem en Zwolle. Naast zijn werkzaamheden als organist van de Grote of Jacobijnerkerk te Leeuwarden en als docent hoofdvak orgel aan het Prins Claus Conservatorium te Groningen heeft hij een uitgebreide concertpraktijk die hem voerde naar een groot aantal Europese landen en naar Japan. In de loop der jaren speelde hij verschillende ‘integrales’: in 1990 César Franck (Martinikerk Franeker), in 1999 Olivier Messiaen (Grote Kerk Leeuwarden, Martinikerk en Sint Martinuskerk Sneek) en in 2000 Bach (Grote Kerk Leeuwarden). In de zomer van 2003 wijdde hij zich aan Vierne’s Pièces de Fantaisie (Martinikerk Franeker). In de tweede helft van 2014 en de eerste helft van 2015 speelt hij op ‘zijn’ Müller-orgel in de Grote Kerk in Leeuwarden de uit zes concerten bestaande serie ‘Focus op Duitsland’, waarin onder meer Bachs triosonates tot klinken komen, maar ook koraalfantasieën van Töpfer, Reimann, Reger en Hoyer. Theo Jellema jureert bij belangrijke Europese orgelconcoursen (Vilnius, Alkmaar, Brugge, Toulouse, Pistoia) en geeft masterclasses in binnen- en buitenland. Hij maakte cd-opnamen van belangrijke historische orgels (najaar 2013 verscheen een cd met 17-eeuwse Noord Duitse orgelmuziek, opgenomen op het Garrels-orgel van Purmerend) en leidt orgelreizen. Hij is tevens werkzaam als orgeladviseur. Voor zijn verdiensten voor de Franse orgelcultuur werd hem de zilveren medaille “Arts-Sciences-Lettres” toegekend.
9
e 1
EERSTE CONCERT IN DE GROTE OF JACOBIJNERKERK TE LEEUWARDEN OP WOENSDAG 6 AUGUSTUS 2014 AANVANG: 20.00 UUR ORGANIST: THEO JELLEMA
PROGRAMMA 1. Dieterich Buxtehude (1637-1707) Preludium in g Bux WV149 2. Johann Sebastian Bach (1685-1750) Triosonate I in Es BWV 525 (allegro – adagio – allegro) 3. Felix Mendelssohn Bartholdy (1809-1847) Sonate II in c (uit opus 65) (grave - adagio - allegro maestoso e vivace - allegro moderato) 4. Johannes Brahms (1833-1897) Mein Jesu, der du mich O Welt, ich muss dich lassen (I) 5. Robert Schumann (1810-1856) Fuga I in Bes over BACH (uit opus 60) PAUZE 6. Heinrich Reimann (1850-1906) Phantasie über den Choral “Wie schön leuchtet der Morgenstern” opus 25
10
e 2
TWEEDE CONCERT IN DE GROTE OF JACOBIJNERKERK TE LEEUWARDEN OP WOENSDAG 1 OKTOBER 2014 AANVANG: 20.00 UUR ORGANIST: THEO JELLEMA
PROGRAMMA 1. Nikolaus Bruhns (1665-1697) Preludium in G 2. Johann Sebastian Bach (1685-1750) Triosonate II in c BWV 526 (vivace – largo – allegro) 3. Felix Mendelssohn-Bartholdy (1809-1847) Sonate I in f (uit opus 65) (allegro moderato e serioso – adagio -andante – allegro assai vivace) 4. Johannes Brahms (1833-1897) O Gott, du frommer Gott O Welt, ich muss dich lassen (II) 5. Robert Schumann (1810-1856) Fuga II in Bes over BACH (uit opus 60) PAUZE 6. Johann Gottlob Töpfer (1791-1870) Grosse Concert-Fantasie über die Choralmelodie ‘Jesu, meine Freude’
11
e 3
DERDE CONCERT IN DE GROTE OF JACOBIJNERKERK TE LEEUWARDEN OP WOENSDAG 3 DECEMBER 2014 AANVANG: 20.00 UUR ORGANIST: THEO JELLEMA
PROGRAMMA 1. Dieterich Buxtehude (1637-1707) Toccata in F BuxWV 156 2. Johann Sebastian Bach (1685-1750) Triosonate III in d BWV 527 (andante – adagio e dolce – vivace) 3. Robert Schumann (1810-1856) Canon in a (uit opus 56) 4. Felix Mendelssohn-Bartholdy (1809-1847) Sonate III in A (uit opus 65) (con moto maestoso – andante tranquillo) 5. Johannes Brahms (1833-1897) O wie selig seid ihr doch, ihr Frommen Es ist ein Ros entsprungen PAUZE 6. Karl Hoyer (1891-1936) Einleitung, Variationen und Fuge über den Choral ‘Jerusalem, du hochgebaute Stadt’
12
e 4
VIERDE CONCERT IN DE GROTE OF JACOBIJNERKERK TE LEEUWARDEN OP WOENSDAG 4 FEBRUARI 2015 AANVANG: 20.00 UUR ORGANIST: THEO JELLEMA
PROGRAMMA 1. Dieterich Buxtehude (1637-1707) Preludium in a BuxWV 153 2. Johann Sebastian Bach (1685-1750) Triosonate IV in e BWV 528 (adagio/vivace – andante – un poco allegro) 3. Robert Schumann (1810-1856) Canon in b Canon in As (uit opus 56) 4. Johannes Brahms (1833-1897) Herzliebster Jesu Herzlich tut mich verlangen (I) 5. Felix Mendelssohn-Bartholdy (1809-1847) Sonate IV in Bes (uit opus 65) (allegro con brio – andante religioso – allegretto – allegro maestoso e vivace) PAUZE 6. Johann Gottlob Töpfer (1791-1870) Grosse Concert-Fantasie über die Choralmelodie ‘Was mein Gott will, das g’scheh’ allzeit’
13
e 5
VIJFDE CONCERT IN DE GROTE OF JACOBIJNERKERK TE LEEUWARDEN OP WOENSDAG 8 APRIL 2015 AANVANG: 20.00 UUR ORGANIST: THEO JELLEMA
PROGRAMMA 1. Nikolaus Bruhns (1665-1697) Preludium in e (de zogenaamde ‘kleine e-moll’) 2. Johann Sebastian Bach (1685-1750) Triosonate V in C BWV 529 (allegro – largo – allegro) 3. Robert Schumann (1810-1856) Canon in E (uit opus 56) 4. Johannes Brahms (1833-1897) Herzlich tut mich verlangen (II) Herzlich tut mich erfreuen 5. Felix Mendelssohn-Bartholdy (1809-1847) Sonate V in D (uit opus 65) (andante – andante con moto – allegro maestoso) PAUZE 6. Max Reger (1873-1916) Fantasie über den Choral ‘Wie schön leucht’uns der Morgenstern’ opus 40.1
14
e 6
ZESDE CONCERT IN DE GROTE OF JACOBIJNERKERK TE LEEUWARDEN OP WOENSDAG 3 JUNI 2015 AANVANG: 20.00 UUR ORGANIST: THEO JELLEMA
PROGRAMMA 1. Nikolaus Bruhns (1665-1697) Preludium in e (de zogenaamde ‘grote e-moll’) 2. Johann Sebastian Bach (1685-1750) Triosonate VI in G BWV 530 (vivace – lento – allegro) 3. Robert Schumann (1810-1856) Fuga V in F (uit opus 60) 4. Johannes Brahms (1833-1897) Choralvorspiel und Fuge ‘O Traurigkeit, o Herzeleid’ 5. Felix Mendelssohn-Bartholdy (1809-1847) Sonate VI in d (uit opus 65) (koraal met variaties – fuga -andante) PAUZE 6. Max Reger (1873-1916) Fantasie über den Choral ‘Wachet auf, ruft uns die Stimme’ opus 52.2
15
Zuidvliet 8 | 8921 BL Leeuwarden | Tel. 058-2894876 |
[email protected]
THEO JELLEMA - sinds 2006 organist van het Christian Müller-orgel (1724-1727) van de Grote of Jacobijnerkerk te Leeuwarden - heeft diverse cd producties op zijn naam staan. De cd’s zijn verkrijgbaar bij Boeijenga Music, bij de vakhandel of bij hemzelf na afloop van concerten. Theo Jellema bespeelt het Christian Müller-orgel van de Grote of Jacobijnerkerk te Leeuwarden. De klankschoonheid en ongekende mogelijkheden van dit fraaie instrument worden geïllustreerd met werken uit vijf eeuwen. Prijs € 15,00 Handel & Friends is een CD waarop de orgels van de Waalse Kerk in Leeuwarden (Theo Jellema) en de Catharinakerk in Roden (Erwin Wiersinga) zijn te beluisteren. Zowel voor de instrumenten als voor de gespeelde werken geldt dat er een verbinding met G.F. Handel is. Prijs € 10,00 Theo Jellema bespeelt het 18e eeuwse Georg Wilhelm Wilhelmi-orgel in de St.Galluskerk te Altenesch, Duitsland. Deze CD werd vervaardigd in opdracht van Orgelmakerij Van der Putten, die het instrument in 2008 restaureerde. Theo Jellema speelt werken van J.S. Bach, G. Böhm, D. Buxtehude en J.G. Vierling. Prijs € 15,00 Klanken uit vier eeuwen vertelt het verhaal van het Garrels-orgel uit Purmerend. De productie omvat een drietal cd’s. Theo Jellema speelt werken uit de NoordDuitse Barok, Tjeerd van der Ploeg tekent voor het Dritter Theil der Clavier-Übung van J.S. Bach en Wouter Koelewijn speelt werken van Hindemith en Distler. Prijs € 25,00 Orgelmuziek uit de 17e en de 20e eeuw voor Advent en Kerst gespeeld op het Christian Müller-orgel van de Grote of Jacobijnerkerk te Leeuwarden door Theo Jellema. Behalve werken van H. Scheidemann en M. Weckmann zijn composities van H. Andriessen, H. Distler, A. Engels, P. Post en H.Walcha te beluisteren. Prijs € 19,30 Theo Jellema bespeelt het Schnitger-orgel van de Martinikerk te Groningen. Naast werken van D. Buxtehude en J.S. Bach (onder meer de Duetti uit het Dritter Theil der Clavier-Übung) en J.N. David worden de Fantaisie ineffable van J. Dragt en het Te Deum van F. Rechsteiner gespeeld. Prijs € 19,30
16
www.boeijengamusic.com