Onzeker werk: de grens is bereikt (3)
Flexwerkers als sluitpost Te weinig mensen die flexibel werk hebben krijgen uiteindelijk een vaste baan. Mariëtte Hamer en Ed Groot pleiten ervoor de positie van de flexwerker te versterken. De overheid moet er bovendien mee ophouden zzp’ers fiscaal te bevoordelen boven werknemers. Dat zet niet alleen de positie van de werknemers onder druk, maar legt ook een bom onder collectieve voorzieningen bij werkloosheid, ziekte en ouderdom. mariëtte hamer & ed groot Het geroep uit liberale hoek over het ‘rigide ontslagrecht’ en de ‘verstarde arbeidsmarkt’ die Nederland zouden kenmerken, laat zien hoe slecht veel politici zich realiseren dat de Nederlandse arbeidsmarkt al zeer flexibel is.Eén op de drie Nederlandse werkenden heeft geen vaste aanstelling in loondienst. 1 Alleen Spanje, Portugal, Italië, Griekenland en Polen kennen een hoger percentage mensen dat werkt op flexibele basis. vvd, cda, GroenLinks en d66 verkondigen in de Kamer dat meer flexibiliteit nodig is om meer werkgelegenheid te creëren, 2 maar sluitend empirisch bewijs voor die stelling is er Over de auteurs Mariëtte Hamer is Tweede Kamerlid voor de PvdA met de portefeuille Emancipatie, arbeid en zorg en Modernisering arbeidsmarkt. Ed Groot is Tweede Kamerlid voor de PvdA met de portefeuille Belastingen, inkomens en economische aangelegenheden. Noten zie pagina 43 s & d 3 | 20 12
niet. Uit de feiten blijkt eerder het tegenovergestelde: de landen met een hoger percentage flexibele arbeidskrachten kampen doorgaans met een veel hogere (jeugd)werkloosheid. 3 Er is natuurlijk niets mis mee als mensen op flexibele basis willen werken. Jongeren die oproepwerk willen doen, hoogopgeleiden die als zzp’er goedbetaalde, ‘uitdagende’ opdrachten binnenhalen, en vaders en moeders die in deeltijd willen werken kunnen daar welbewust voor kiezen. De flexibiliteit die ze voor zichzelf wensen, komt dan overeen met de flexibiliteit die werkgevers begrijpelijkerwijs nastreven. We moeten echter met kracht opkomen voor mensen die ongewild blijven hangen in flexibel werk ¬ werk dat vaak minder goed betaald wordt dan vaste banen, dat ondergewaardeerd is en dat weinig toekomstperspectief biedt. De tweedeling op de Nederlandse arbeidsmarkt tussen flexwerkers en mensen met een vast contract wordt steeds scherper. De verliezers zijn de groeiende groep outsiders met flex-
39
Onzeker werk: de grens is bereikt Mariëtte Hamer & Ed Groot Flexwerkers als sluitpost contracten die niet of nauwelijks doorstromen naar vaste contracten, terwijl ze dit wel zouden willen. 4 Het gaat om een fors deel van de werkende Nederlanders die langdurig in (bestaans-) onzekerheid verkeren. Het voorstel van minister van Economische Zaken Maxime Verhagen (cda) om het gebruik van langdurige tijdelijke arbeidsovereenkomsten van zeven tot tien jaar te stimuleren,5 schiet dan ook veel te ver door. Werknemers zullen hierdoor nog meer dan nu tegen problemen aanlopen, bijvoorbeeld als ze een hypotheek willen afsluiten. Als een tijdelijk contract helemaal niet meer wordt gezien als opstap naar een vaste baan ¬ zoals met dit soort langdurige tijdelijke contracten het geval is ¬ tast dat de inkomensen werkzekerheid van grote groepen mensen in onze samenleving blijvend aan. Een nieuwe onderklasse zal zich ontwikkelen, veelal laagopgeleide flexwerkers die van tijdelijke baan naar tijdelijke baan hoppen, als ze onderweg niet in de ww en bijstand terechtkomen. Toch lijkt minister Henk Kamp van Sociale Zaken (vvd) dit voorstel van langdurige tijdelijke contracten verder uit te willen werken en is hij voornemens een voorstel naar de Kamer te sturen. 6 doorgeschoten
40
Het was in 1998 PvdA-minister Ad Melkert die de Wet flexibiliteit en zekerheid indiende. Met de wet werd de arbeidsmarkt enigszins geflexibiliseerd en werd uitzendkrachten tegelijkertijd meer zekerheid geboden. De jaren tachtig en negentig hadden duidelijk gemaakt dat een beter evenwicht nodig was tussen noodzakelijke flexibiliteit voor werkgevers aan de ene kant en werkzekerheid voor werknemers aan de andere kant. Ondertussen is het nu hoog tijd te beoordelen of de balans niet is doorgeslagen. 7 De variëteit aan flexibele arrangementen op de arbeidsmarkt is toegenomen en het valt niet te ontkennen dat er onvoldoende basale zekerheden worden geboden voor werkenden. Verschillende onderzoeken suggereren daarnaast dat s & d 3 | 20 12
de groei van flexwerk niet heeft geleid tot meer werkgelegenheid, maar vooral ten koste is gegaan van het aantal vaste banen in Nederland. 8 Is de huidige flexibele schil niet al veel groter dan de flexibiliteit die daadwerkelijk noodzakelijk is voor het Nederlandse bedrijfsleven? Die conclusie zou getrokken kunnen worden als gekeken wordt naar de grootte van de flexibele schil in de landen om ons heen en hun economische prestaties. De economische groei in Nederland blijft immers al enige tijd achter. 9 Dat onze
Heeft het Nederlandse bedrijfsleven echt zoveel flexibiliteit nodig? werkloosheidscijfers relatief laag blijven, komt onder andere doordat ongeveer één miljoen zelfstandigen zonder personeel de eerste klappen van de crisis hebben opgevangen.10 Als onnodig veel mensen op flexibele basis werken, ondervinden onnodig veel mensen de negatieve gevolgen van flexibel werk. Maar dat is het enige bezwaar niet tegen een te grote flexibele schil. Werkgevers zijn minder geneigd flexkrachten bij te scholen of verder op te leiden.11 Juist een vaste werkrelatie stimuleert werknemers en werkgevers om in elkaar te investeren. Een te groot percentage flexwerkers zou daardoor op termijn onnodig de arbeidsproductiviteit van de Nederlandse economie kunnen schaden. de zzp’er: vreemde eend in de bijt Een groeiende groep onder de flexwerkers zijn de zelfstandigen zonder personeel. Volgens schattingen is ongeveer 10% van de werkzame beroepsbevolking zzp’er.12 Tijdens de economische recessie kwamen er veel zzp’ers bij; hun aantal steeg alleen al in 2011 met 15%. Vanwege hun lage vaste lasten zijn zzp’ers aantrekkelijk
Onzeker werk: de grens is bereikt Mariëtte Hamer & Ed Groot Flexwerkers als sluitpost voor opdrachtgevers: er hoeven geen premies afgedragen te worden voor arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en pensioenopbouw. Dit moeten de zelfstandigen zelf regelen met het inkomen dat ze verkrijgen via hun opdrachten. In de praktijk blijkt slechts de helft van de zzp’ers zich te verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid of een pensioen op te bouwen. De hoofdreden die hiervoor wordt opgegeven is dat de kosten simpelweg te hoog zijn; vooral zzp’ers met een laag inkomen verzekeren zich niet.13 Het ministerie van szw vermeldt dat ongeveer de helft van de werkende armen in Nederland zzp’er is en dat hun aandeel de afgelopen jaren steeg. Dit is ook niet vreemd: de afgelopen crisisjaren kregen zij veel minder opdrachten en daalden hun tarieven ook nog eens. In de bouw en bij de post wordt zelfs gesproken van ‘gedwongen zzp’ers’. Werknemers worden ontslagen en opnieuw ingehuurd als zzp’er voor hetzelfde werk. Het is een legale sluiproute in het Nederlandse arbeidsrecht, maar van echte zelfstandigen is hier natuurlijk geen sprake. Ook kunnen werkgevers via de constructie met de overeenkomst van opdracht ¬ er wordt dan niet betaald per gewerkt uur, maar per totale opdracht ¬ uitbetaling van het wettelijk minimumloon ontduiken.14 Behalve dat niet voor ieder individu de keuze voor het bestaan als zelfstandig ondernemer voordelig uitpakt, zijn er ook nadelen voor de samenleving als geheel. Zzp’ers prijzen (vaste) werknemers uit de markt. Flip de Kam heeft eerder gewaarschuwd dat het verschil in gemiddelde belastingdruk tussen zelfstandigen en werknemers niet langer als evenwichtig valt aan te merken.15 De werkgeverslasten liggen voor een modale werknemer 40% hoger dan voor een zzp’er. Voorbeeld: een werknemer die jaarlijks € 23.000 netto verdient (inclusief vakantiegeld en dertiende maand), kost de werkgever inclusief sociale lasten € 42.000 euro. Een zzp’er die jaarlijks netto € 23.000 overhoudt van zijn verdiensten, kost een werkgever ongeveer € 25.000, omdat er geen premies voor werknemersverzekeringen hoeven te worden afgedragen. s & d 3 | 20 12
Bedrijven hebben dus een grote financiële prikkel om zzp’ers in te schakelen. Tegelijkertijd stimuleert het fiscale systeem ook werkzoekenden zelf om zzp’er te worden; er bestaat een wildgroei aan aftrekposten voor zelfstandigen. Ook de berekeningsmethode van de toeslagen door de Belastingdienst pakt voordelig uit voor zzp’ers. Door de vele aftrekposten (zelfstandigenaftrek, mkb-winstvrijstelling, startersaftrek, investeringsaftrek, de aftrek van kosten voor de onderneming zoals van apparatuur en bedrijfsmiddelen et cetera) komt het berekeningsinkomen voor toeslagen relatief laag te liggen. Berekeningen van het ministerie van Financiën16 laten zien dat een werknemer die € 20.000 bruto verdient (€ 1200 boven het
Zzp’ers prijzen de werknemers uit de markt, ook die zonder vast dienstverband minimumloon), na verrekening van belasting, zorgtoeslag, huurtoeslag en kindgebonden budget, € 1135 aan de overheid afdraagt. Een zzp’er die € 20.000 bruto inkomsten heeft, ontvangt na dezelfde verrekening € 3294. Het is dus niet vreemd dat de zekerheid van vaste werknemers ¬ maar zelfs van de tijdelijke werknemers ¬ steeds verder afbrokkelt door de massale komst van zzp’ers op de arbeidsmarkt. Frappant is ook dat de overheid niet goed in staat blijkt de zzp’ers te ‘volgen’. Het is onduidelijk hoeveel zzp’ers er precies in Nederland zijn, hoe het gaat met hun opdrachten en inkomsten, en of ze daadwerkelijk (voldoende) belasting afdragen. Het is niet wenselijk dat de overheid per saldo toelegt op lager betaalde zzp’ers, terwijl met de opkomst van zzp’ers tegelijk ook de brede financieringsgrondslag onder collectieve arrangementen voor werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en de oude dag worden versmald. Zzp’ers hoeven hier immers geen premies voor af te dragen. De grote verschillen in fiscale
41
Onzeker werk: de grens is bereikt Mariëtte Hamer & Ed Groot Flexwerkers als sluitpost behandeling tussen werknemers en zzp’ers kan voor de toekomst een reëel gevaar van uitholling voor de publieke voorzieningen betekenen. Hoezeer dat ook tegen de tijdgeest ingaat, een sociaal-democratische partij moet pleiten voor een gelijkmatigere fiscale behandeling van werknemers en zelfstandigen. voorstellen
42
De PvdA heeft in haar verkiezingsprogramma en in de Tweede Kamer een aantal voorstellen gedaan om de doorstroom van flexwerkers naar vast werk te verbeteren en de toename van schijnconstructies met zzp’ers te verkleinen. Tot op heden blijft de coalitie van vvd, cda en pvv de moties verwerpen. We stelden onder meer het volgende voor: > Een scholingsrecht en verplicht scholingsbudget voor werknemers zonder vast contract, waardoor er geïnvesteerd wordt in hun productiviteit. > Een verbod op het concurrentiebeding in tijdelijke contracten. Omdat een concurrentiebeding werknemers belemmert bij een ander bedrijf te gaan werken, zou een werkgever geen concurrentiebeding meer mogen afsluiten met flexwerkers. Als de werkgever niet wil dat werknemers bij een ander bedrijf gaan werken, moet hij ze zelf vast in dienst nemen. > De ketenbepaling in de Wet flexibiliteit en zekerheid moet worden aangepast. Nu is de werkgever verplicht een vast contract aan te bieden als de werknemer drie tijdelijke contracten met een maximum van drie jaar heeft gehad. Dit zou minimaal moeten worden verlaagd naar twee tijdelijke contracten met een maximum van twee jaar. Werkgevers zouden de verplichting moeten krijgen een (scholings)vergoeding mee te geven aan de werknemer wanneer het tijdelijke contract niet wordt omgezet in een vast contract. > De ww-premies zouden voor werkgevers hoger moeten zijn voor flexcontracten dan voor vaste contracten. Dit zou de doorstroom s & d 3 | 20 12
naar vaste contracten kunnen bevorderen. Hiermee worden twee problemen ondervangen. Op de eerste plaats betaalt de vervuiler, aangezien flexwerkers zorgen voor de grootste instroom in de ww. Ten tweede wordt het voor werkgevers aantrekkelijk werknemers een vast contract aan te bieden, waardoor de doorstroom van tijdelijke contracten naar vast contracten toeneemt. De ser adviseerde in 2005 het verschil in premies tussen een vast contract en tijdelijk contract op 1:5 te stellen.
De fiscale behandeling van werknemers en zzp’ers moet meer gelijkgetrokken worden > De sluiproute voor zzp’ers in het Ontslagbesluit moet worden afgeschaft. Als het uwv een ontslagvergunning verleent, moet de wederindiensttredingsvoorwaarde ook gaan gelden voor zzp’ers. Dit betekent dat de werkgever in het halfjaar na het ontslag geen werknemer, maar ook geen zzp’er, mag aannemen voor dezelfde werkzaamheden zonder de oude werknemer de gelegenheid te geven de werkzaamheden te hervatten. Nu gebeurt het nog vaak dat een vaste werknemer wordt ontslagen waarna er een zzp’er (soms zelfs dezelfde persoon) als vervangende kracht wordt ingehuurd. > Zzp’ers moeten voldoende financiële ruimte gegarandeerd krijgen zodat zij zich in elk geval kunnen verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid en zodat ze pensioen kunnen opbouwen. Dit kan mogelijk gebeuren met de invoering van een minimumtarief voor zzp’ers. > De Arbeidsinspectie moet gaan controleren op zzp-schijnconstructies. Met andere woorden: het toezicht moet worden versterkt. > De fiscale behandeling van werknemers en zzp’ers moet meer gelijkgetrokken worden.
Onzeker werk: de grens is bereikt Mariëtte Hamer & Ed Groot Flexwerkers als sluitpost De (al dan niet vaste) werknemers moeten goedkoper worden, waardoor deze mensen een eerlijke kans op werk krijgen. Al deze kleine stappen dragen bij aan de lange weg naar een redelijke verhouding tussen vast en flexibel werk. Gestreefd moet worden naar
Noten 1 Zie bijvoorbeeld De Burcht, 2011, Flexibilisering; De balans opgemaakt; Paul de Beer, 2011, ‘Nederland presteert uitstekend’, in: s&d 2011/9-10. 2 Zie bijvoorbeeld het debat over de regeringsverklaring/Algemene Politieke Beschouwingen, 2010, Kamerstukken 32500, nr. 13 en 14. 3 Eurostat vertelt bijvoorbeeld dat de werkloosheid in Spanje begin 2012 23,3% was, in Portugal 14,8%, in Italië 9,2%, in Griekenland 19,9% en in Polen 10,1%. Het cpb raamt voor 2013 en 2014 een werkloosheid van 6% in Nederland, ongeveer 540.000 mensen (Centraal Planbureau, 2012, Kerngegevens 2011-2015 voor het conceptcep). 4 Ronald Dekker, Hester Houwing en Lian Kµsters, 2012, ‘Doorstroom van flexwerkers’, in: Economische Statistische Berichten. 5 Bedrijfslevenbrief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, 2011, Kamerstukken 32 637, nr. 20.
s & d 3 | 20 12
een goede balans tussen (inkomens)zekerheid voor werknemers en zzp’ers, en flexibiliteit voor het bedrijfsleven. Een bepaalde zekerheid van inkomen heeft iedereen immers nodig voor het stichten van een gezin, het verkrijgen van een hypotheek, maar ook om risico’s als arbeidsongeschiktheid en ouderdom te kunnen opvangen.
6 Brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2012, Kamerstukken 32637, nr. 20. 7 Ook Melkert is die mening overigens toegedaan. Zie ‘Flexibiliteit en zekerheid pijlers van een gezonde Nederlandse arbeidsmarkt’, in Uitzendwerk. Vijftig jaar algemene bond uitzendondernemingen, p. 2. 8 Zie onder andere het Sociaal en Cultureel Planbureau, 2012 ‘Vraag naar Arbeid 2011’ en uwv, 2012, ‘Vacatures in 2011’. 9 Zie bijvoorbeeld de Euro-indicators die Eurostat op 6 maart 2012 publiceerde. 10 Zie de antwoorden van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op de feitelijke vragen gesteld bij de Begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2012 over zzp’ers. Zzp’ers tellen niet mee in de werkloosheidscijfers van Eurostat, cbs en uwv, omdat ze geen beroep kunnen doen op een ww-uitkering. Er verschijnen echter wel steeds meer berichten dat er in Nederland een nieuwe groep minima is ontstaan, die noodgedwongen
terugvalt op de bijstand. Zie bijvoorbeeld de rapportage van de nos op 12 februari 2012 over nieuwe minima. Via de Kamercommissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben we de minister gevraagd in hoeverre deze groep wordt gevormd door zzp’ers. 11 Zie onder andere De Burcht, 2011, Flexibilisering. De balans opgemaakt. 12 Zie de antwoorden van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op de feitelijke vragen gesteld bij de Begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2012 over zzp’ers. 13 Onderzoek van Wijzer in geldzaken, 2012, Zzp’ers en financiële risico’s. 14 Brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2011, Toekomstige ontwikkeling van de postsector, Kamerstukken 29 502, nr. 76. 15 Flip de Kam, 2009, ‘Belastingdruk van zelfstandigen en werknemers’, in: Weekblad Fiscaal Recht, 6812 ¬ 14 mei 2009. 16 Zie de Nota naar aanleiding van het verslag Belastingplan 2012, p. 10, Kamerstukken 33003, nr. 10.
43