Nieuwsbrief van de ARM Elektronische nieuwsbrief van de Adviesraad van de magistratuur
Flash info – Flash info – Flash info Pensioenstelsel van de magistraten Vervroegd pensioen Wijzigingen in navolging van de wet van 13 december 2012 (BS 21.12.12) Speciaal nr. 3 – 26 februari 2013 De wet van 13 december 2012 (art. 2, 4°) houdende diverse wijzigingsbepalingen betreffende de pensioenen van de overheidssector (BS 21.12.12), versoepelt de loopbaanvoorwaarden waaraan moet worden voldaan om op 62 jaar met vervroegd pensioen te kunnen of, eventueel, in functie van de ingangsdatum van het pensioen en het minimumaantal vereiste dienstjaren, op de leeftijd van 60 of 61 jaar. De veranderingen hebben voornamelijk betrekking op: - de toepassing van een vermenigvuldigingscoëfficiënt voor de jaren van de loopbaan als magistraat (A) ; - de wijzigingen van bepaalde leeftijds- of loopbaanvoorwaarden (B). A. Vermenigvuldigingscoëfficiënt 1. De toepassing van de vermenigvuldigingscoëfficiënt gebeurt op de volgende manier : de dienstjaren als magistraat worden met een coëfficiënt tussen min.1,0436 en max. 1,2001 vermenigvuldigd, in functie van het ingangsjaar van het pensioen en het aantal vereiste dienstjaren.
Waterloolaan 70 - Boulevard de Waterloo B – 1000 Brussel - Bruxelles
02 557 45 53 02 557 45 62
[email protected] Site www.ccm-arm.be
De toepassing van deze coëfficiënt heeft als resultaat dat het aantal werkelijk gepresteerde dienstjaren ‘fictief’ wordt verhoogd, waardoor de gevolgen van de hervorming worden ‘verzacht’ en waardoor een groter aantal personnen vervroegd met pensioen kan indien zij dat wensen. Voorbeeld 1 : Een magistraat, geboren in 1959, zal in 2019 60 jaar oud zijn. Laten we het volgende loopbaanparcours simuleren: 5 jaar studie 21 jaar loopbaan als magistraat 15 jaar andere functie Geen militaire dienst Indien de magistraat op 60 jaar met pensioen wil, moet hij 42 dienstjaren kunnen voorleggen, alle beroepssectoren vermengd. Vóór de wetswijziging van 13 december 2012 was dit onmogelijk aangezien zijn volledige loopbaan op 40 jaar was vastgesteld ( 4+21+15). Met de invoering van de coëfficiënt voor het jaar 2019 kan deze magistraat op 60 jaar met pensioen aangezien zijn volledige loopbaan voortaan 42,5 jaar (4+ (21x1,12)+15) zal bedragen. Door de gegevens van zijn loopbaan om te keren, m.a.w. de uitoefening van een andere functie gedurende 21 jaar en een loopbaan als magistraat gedurende 15 of 16 jaar, zou deze collega in 2020 op 61-jarige leeftijd met pensioen kunnen aangezien hij een volledige loopbaan van méér dan 41 jaar zal hebben. De weerslag van deze coëfficiënt zal eveneens tijdens het overgangsstelsel voelbaar zijn. Voorbeeld 2: Een magistraat, geboren in 1955, zal in 2015 60 jaar oud zijn. Laten we dezelfde gegevens hernemen : 5 jaar studie 21 jaar loopbaan als magistraat 15 jaar andere functie Geen militaire dienst Indien de magistraat op 60 jaar met pensioen wil, moet hij 41 dienstjaren kunnen voorleggen, alle beroepssectoren vermengd. Vóór de wetswijziging van 13 december 2012 was dit onmogelijk aangezien zijn volledige loopbaan op 40 jaar was vastgesteld ( 4+21+15).
2
Met de invoering van de coëfficiënt voor het jaar 2015 kan deze magistraat, in het kader van het overgangsstelsel, op 60 jaar met pensioen aangezien zijn volledige loopbaan méér dan 41 jaar (4+ (21x1,1999)+15) zal bedragen. 2. De wetgever verving eveneens artikel 90 van de wet van 28.12.11 betreffende de verworven rechten. Er werd duidelijk gesteld dat indien een persoon op een gegeven moment aan alle voorwaarden inzake leeftijd en het vereiste aantal dienstjaren voldoet, hij « het genot van dit voordeel behoudt ongeacht de latere werkelijke ingangsdatum van zijn pensioen… ». De wetgever heeft daarentegen niet voorzien in een versoepeling van het tantième. Dat blijft 1/48ste.
B. Leeftijds- en anciënniteitsvoorwaarden om recht te hebben op vervroegd pensioen, ingevoerd door de pensioenhervorming van einde 2011, zoals gewijzigd door de wet van 13 december 2012. We hernemen hierna de regels die van toepassing zijn om het aantal dienstjaren te bepalen die nodig zijn om op vervroegd pensioen recht te hebben. Ter herinnering : de pensioenhervorming van einde 2011 (wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen, BS 30.12.11) heeft de leeftijd, op enkele uitzonderingen na, om recht te hebben op vervroegd pensioen vanaf 1 januari 2013 op 62 jaar gebracht. Hieronder volgt een overzicht van de regels die sinds de hervorming van einde 2011, zoals gewijzigd door de wet van 13 december 2012, van toepassing zijn: 1. Loopbaanvoorwaarden: principe -
40 pensioenaanspraakverlenende dienstjaren in het stelsel van de rijksambtenaren, de loontrekkenden of in een ander wettelijk pensioenstelsel (wet van 28 december 2011, art. 85; wet van 15 mei 1984, art. 46, §1, lid 1, 1°); indien geboren vóór 1 januari 1956: 37 jaar (wet van 15 mei 1984, § 2/1);
-
minstens vijf pensioenaanspraakverlenende dienstjaren om recht te hebben op het pensioen met uitsluiting van de bonificaties wegens studies en van de periodes vergoed wegens diensten die voor de vaststelling van de wedde meetellen, vanaf 31 december 1976 (wet van 28 december 2011, art. 85; wet van 15 mei 1984, art. 46, §1, lid 1, 2°).
2. Loopbaanvoorwaarden: uitzonderingen 2.1. Indien geboren vóór 1 januari 1953 of indien pensioen vanaf 65 jaar en vóór de wettelijke pensioenleeftijd : Er moeten minstens vijf pensioenaanspraakverlenende dienstjaren worden geteld, met uitsluiting van de bonificaties wegens studies en van de periodes vergoed wegens diensten die voor de vaststelling van de wedde meetellen, na beëindiging van de loopbaan vanaf 31 december 1976 (wet van 28 december 2011, art. 85; wet van 15 mei 1984, art. 46, § 1, lid 1, 2° en § 3).
3
2.2. Pensioen op 60 jaar -
42 pensioenaanspraakverlenende dienstjaren voor de rijksambtenaren, de loontrekkenden of in een ander wettelijk pensioenstelsel (wet van 28 december 2011, art. 85; wet van 15 mei 1984, art. 46, §1, lid 1, 1°, en lid 3);
-
er moeten minstens vijf pensioenaanspraakverlenende dienstjaren worden geteld, met uitsluiting van de bonificaties wegens studies en van de periodes vergoed wegens diensten die voor de vaststelling van de wedde meetellen, na beëindiging van de loopbaan vanaf 31 december 1976 (wet van 28 december 2011, art. 85; wet van 15 mei 1984, art. 46, §1, lid 1, 2°).
2.3. Pensioen op 61 jaar -
41 pensioenaanspraakverlenende dienstjaren voor de rijksambtenaren, de loontrekkenden of in een ander wettelijk pensioenstelsel (wet van 28 december 2011, art. 85; wet van 15 mei 1984, art. 46, § 1, lid 1, 1°, en lid 3);
-
er moeten minstens vijf pensioenaanspraakverlenende dienstjaren worden geteld, met uitsluiting van de bonificaties wegens studies en van de periodes vergoed wegens diensten die voor de vaststelling van de wedde meetellen, na beëindiging van de loopbaan vanaf 31 december 1976 (wet van 28 december 2011, art. 85; wet van 15 mei 1984, art. 46, §1 lid 1, 2°).
3. Overgangsbepalingen 3.1. Rustpensioen dat tussen 1 januari 2013 en 31 december 2013 ingaat
-
60 jaar: indien 40 dienstjaren in het stelsel van de rijksambtenaren, de loontrekkenden of in een ander wettelijk pensioenstelsel (wet van 28 december 2011, art. 85; wet van 15 mei 1984, art. 46, §2, 1°);
-
60 jaar en 6 maanden: indien 38 dienstjaren in het stelsel van de rijksambtenaren, de loontrekkenden of in een ander wettelijk pensioenstelsel (wet van 28 december 2011, art. 85; wet van 15 mei 1984, art. 46, § 2, 1°).
NB 1: indien het pensioen in januari 2014 van start gaat: idem hierboven (wet van 15 mei 1984, art. 46, § 3, lid 2) ; NB 2: de voorwaarde met betrekking tot de dienstjaren is niet van toepassing indien de betrokkene vóór 1 januari 1953 geboren is (wet van 15 mei 1984, art. 46, § 3, lid 1).
3.2. Rustpensioen dat tussen 1 januari 2014 en 31 december 2014 ingaat
-
60 jaar: indien 40 dienstjaren voor de rijksambtenaren, de loontrekkenden of in een ander wettelijk pensioenstelsel (wet van 28 december 2011, art. 85; wet van 15 mei 1984, art. 46, §2, 2°);
4
-
61 jaar: indien 39 dienstjaren voor de rijksambtenaren, de loontrekkenden of in een ander wettelijk pensioenstelsel (wet van 28 december 2011, art. 85; wet van 15 mei 1984, art. 46, §2, 2°).
NB 1: indien het pensioen in januari 2015 van start gaat: idem (wet van 15 mei 1984, art. 46, § 3, lid 3) ; NB 2: de voorwaarde met betrekking tot de dienstjaren is niet van toepassing indien de betrokkene vóór 1 januari 1953 geboren is (wet van 15 mei 1984. art.46, § 3, lid 1).
3.3. Rustpensioen dat tussen 1 januari 2015 en 31 december 2015 ingaat -
60 jaar: indien 41 dienstjaren voor de rijksambtenaren, de loontrekkenden of in een ander wettelijk pensioenstelsel (wet van 28 december 2011, art. 85; wet van 15 mei 1984, art. 46, §2, 3°).
-
61 en 6 maanden: indien 40 dienstjaren voor de rijksambtenaren, de loontrekkenden of in een ander wettelijk pensioenstelsel (wet van 28 december 2011, art. 85; wet van 15 mei 1984, art. 46, §2, 3°).
NB 1: indien het pensioen in januari 2016 van start gaat: idem (wet van 15 mei 1984, art. 46, § 3, lid 4) ; NB 2: de voorwaarde met betrekking tot de dienstjaren is niet van toepassing indien de betrokkene vóór 1 januari 1953 geboren is (Wet van 15 mei 1984. art.46, § 3, lid 1).
C. Praktische inlichtingen Indien u vervroegd met pensioen wenst te gaan, nodigen wij u uit om contact op te nemen met de personeelsdienst van de FOD Justitie (DG Rechterlijke Organisatie, Waterloolaan 115, 1000 Brussel,
[email protected], tel. : 02/552/ 25 02) of met de Pensioendienst voor de Overheidssector (Victor Hortaplein 40, bus 30 te 1060 Brussel, tel. : 02 /558/ 60 00, fax : 02/558/ 60 10,
[email protected]). Hier kan u méér uitleg krijgen over de gevolgen van de nieuwe beschikkingen voor uw recht op vervroegd pensioen op basis van uw loopbaanparcours en de aanvangsdatum van uw pensioen. ---------------------------------
5