Fiscale behandeling autonoom gemeentebedrijf voor sport Voorafgaande beslissing nr. 700.102 dd. 29.01.2008 Belasting over de toegevoegde waarde Sportinrichting Exploitatie van een sportinrichting Toegangsgeld Recht op toegang Recht van gebruik Gemeentebedrijf Autonoom gemeentebedrijf Registratierechten Inbreng Vennootschap Formaliteit Algemeen vast recht Vennootschapsbelasting Gestort kapitaal
Samenvatting Het AGB waarvan de statuten voorzien dat na reservering, de winst aan de gemeente wordt uitgekeerd, wordt voor de exploitatie van de sportinrichting als een instelling met winstoogmerk beschouwd. De betreffende concessieovereenkomst is aan de btw onderworpen. De geplande inbreng in geld door de gemeente in het AGB is niet onderworpen aan de registratieformaliteit en wordt bij vrijwillige aanbieding ter registratie aan het algemeen vast recht geregistreerd. De akte inbreng van gronden voor oprichting van een sportinrichting door de gemeente in het AGB kan kosteloos worden geregistreerd. De inbreng in natura van grond en de inbreng van geld in het kapitaal van de AGB kunnen worden aangemerkt als gestort kapitaal.
I. Voorwerp van de aanvraag 1. De aanvraag strekt ertoe te vernemen of de toegangsgelden betaald door individuele bezoekers en verenigingen de vergoeding zijn voor het toekennen van het recht op toegang tot de inrichting alsmede het recht er gebruik van te maken, zijnde een belastbare dienst in de zin van artikel 18, §1, 12°, btw-wetboek; 2. of de hiervoor vermelde handelingen zijn onderworpen aan het tarief van 6% ingevolge “TABEL A Goederen en diensten onderworpen aan het tarief van 6%, Diensten, XXVIII KB nr. 20”; 3. of de prijssubsidies die de gemeente kan toekennen aan het Autonoom Gemeentebedrijf (AGB) ,deel uitmaken van de maatstaf van heffing van de hiervoor vermelde handelingen ingevolge artikel 26, eerste lid, btw-wetboek; 4. het in concessie geven van de cafetaria, behorend bij de sporthal aan een derdeexploitant een belastbare dienst is in de van artikel 18, 6°, btw-wetboek, nl. “het verlenen van al dan niet exclusieve rechten op het recht een beroepswerkzaamheid uit te
oefenen” die ingevolge artikel 1, eerste lid, KB nr. 20 aan het tarief van 21% is onderworpen; 5. dat, wanneer de activiteiten van het AGB m.b.t. de sporthal zich beperken tot het verlenen van het recht op toegang tot de sportinfrastructuur en het in concessie geven van de cafetaria, het AGB belastingplichtige wordt met volledig recht op aftrek van de btw op de oprichtingskosten van de sporthal, toekomstige investeringen in bedrijfsmiddelen ten behoeve van het sporthal en de btw op de exploitatiekosten bij toepassing van artikel 45 van het btw-wetboek; 6. dat het AGB als medecontractant gehouden is de BTW te voldoen overeenkomstig artikel 20 KB nr. 1 en in aftrek te brengen en derhalve de btw m.b.t. de in dat artikel bedoelde handelingen niet aan de aannemers, dient te betalen; 7. of de inbreng in geld door de gemeente in het kapitaal van het AGB niet aan de registratieformaliteit is onderworpen overeenkomstig artikel 19 van het Wetboek der Registratie-, hypotheek- en griffierechten (W. Reg.); 8. of de eventuele vrijwillige aanbieding ter registratie van de akte waarin de inbreng in geld door de gemeente in het kapitaal van het AGB wordt vastgelegd, overeenkomstig artikel 11 W. Reg., aanleiding zal geven tot het heffen van het algemeen vast recht; 9. of de inbreng door de gemeente van de gronden waarop de sporthal zal worden opgericht in het kapitaal van het AGB geen aanleiding zal geven tot de heffing van evenredige registratierechten en kosteloos zal worden geregistreerd in toepassing van artikel 161, 2°, W. Reg. 10. of de inbreng in natura van de grond waarop de sporthal zal worden gebouwd en de inbreng in geld in het kapitaal van het AGB worden aangemerkt als fiscaal kapitaal in de zin van artikel 184, WIB 92.
II. Omschrijving van de verrichting 11. De gemeente heeft de intentie om aan het AGB de opdracht te geven om een nieuwe sporthal op te richten en te exploiteren. De grond waarop de sporthal zal worden opgericht, is thans eigendom van de gemeente. De gemeente zal door middel van een inbreng in natura de betrokken percelen inbrengen in het kapitaal van het AGB. 12. De werken zullen door het AGB worden gefinancierd met eigen middelen, verkregen door een inbreng in geld door de gemeente. 13. Zowel de inbreng in natura als de inbreng in geld zullen het voorwerp uitmaken van een statutenwijziging. Deze statutenwijziging wordt zowel door de gemeenteraad als door de raad van bestuur goedgekeurd.
II.A. Exploitatie sporthal 14. Het AGB staat in voor de exploitatie van de sporthal. In de eerste plaats is er de exploitatie van de sporthal zelf. De tarieven die hiervoor worden aangerekend, worden autonoom bepaald door het AGB. 15. Het AGB heeft als opdracht de sporthal op een dergelijke wijze uit te baten dat de ontvangsten de kosten overtreffen zodat de vrijstelling van artikel 44, §2, 3° van het btw-wetboek niet van toepassing is. Het AGB zal op de inkomsten 6 % btw aanrekenen overeenkomstig KB nr. 20.
16. Voor de berekening van de tarieven zal het AGB de volgende werkwijze hanteren. 17. In de eerste plaats maakt het AGB een zo gedetailleerd mogelijke raming van de operationele, financiële en uitzonderlijke kosten die voor het volgende boekjaar te verwachten zijn. Bovendien wordt een afzonderlijk investeringsbudget opgemaakt. 18. Daarna bepaalt het AGB de tarieven, die ze gedurende het volgende boekjaar zal aanrekenen aan de gebruikers van de diensten van het AGB. Deze tarieven worden zo berekend dat het AGB een positief boekhoudkundig resultaat beoogt. Dit ondersteunt de stelling dat de vrijstelling van artikel 44, §2, 3° van het btw-wetboek niet van toepassing kan zijn op het AGB. 19. Indien het gemeentebestuur evenwel van oordeel is dat de tarieven, die het AGB zal toepassen, te hoog zijn in het kader van het gemeentelijk beleid kan de gemeenteraad eenzijdig een prijssubsidie toekennen, waardoor de gebruikers van de diensten van het AGB minder dienen te betalen. Op deze prijssubsidies wordt eveneens 6 % btw betaald. 20. Indien het AGB de afschrijvingen van de sporthal (gebaseerd op de normale gebruiksduur van bv. 33 jaar, zijnde ca. 1/33 van de investering) doorrekent in de tarieven (te betalen door gebruikers of door de gemeente via de prijssubsidie) zodat de inkomsten waarop 6% btw wordt betaald de bedrijfskosten inclusief de afschrijvingen overtreffen, is het AGB niet onderworpen aan de vrijstelling voorzien in artikel 44, §2, 3° van het btw-wetboek, dient het AGB 6% BTW aan te rekenen op de tarieven (te betalen door gebruikers of door de gemeente via de prijssubsidie) en heeft zij recht op aftrek van de btw op exploitatiekosten en investeringen. 21. Uit de vaststelling dat het AGB in haar ondernemingsplan, welke op basis van de beschikbare gegevens zo accuraat als mogelijk wordt opgemaakt, een positief boekhoudkundig resultaat nastreeft, moet minstens worden besloten dat de ontvangsten de kosten overtreffen zodat de vrijstelling van artikel 44, §2, 3° van het btw-wetboek niet van toepassing is. 22. Thans is niet voorzien dat het AGB werkingssubsidies zou krijgen van andere overheden. Indien dit in de toekomst wel het geval zou worden, zal bij de bepaling van de tarieven en bij de beoordeling van het oogmerk dat de ontvangsten de kosten overtreffen, zoals hiervoor uiteengezet, het AGB rekening houden met de ontvangsten exclusief de subsidies waarop geen btw betaald. Bij de opmaak van het financieel plan en bij de bepaling van de tarieven zal dus abstractie worden gemaakt van ontvangen werkingssubsidies waarop geen btw wordt betaald.
II.B Exploitatie cafetaria 23. Het AGB zal niet zelf instaan voor de exploitatie van de cafetaria, maar zal deze exploitatie toevertrouwen aan een derde. Dit zal gebeuren door middel van een concessie van openbare dienst. Het betreft geen domeinconcessie of domaniale concessie. 24. De keuze voor concessie van openbare dienst in plaats van een domaniale concessie of een handelshuur (in het geval de sporthal deel zou uitmaken van het privaat domein van het AGB) is ingegeven door de bekommernis dat de goede exploitatie integraal deel uitmaakt van het functioneren van de sporthal. De cafetaria is een accessorium van de openbare dienst “sporthal” zodat de exploitatie van de cafetaria tevens als een openbare dienst is te beschouwen. Op deze wijze behoudt het AGB het handelsfonds zodat er bij een al dan niet gedwongen wissel van concessiehouder geen overnames moeten betaald worden tussen derden waarop het AGB geen vat heeft of tussen het AGB en de concessiehouder.
25. Gelet op het belang van een goed werkende cafetaria voor de sporthal (sociale controle, sociale werking van de clubs, aantrekkelijk maken van de sportinfrastructuur,…), is het van het aller grootste belang dat het AGB steeds kan bepalen wie de cafetaria uitbaat zonder gebonden te zijn door de beperkingen van de regelgeving op de handelshuurovereenkomsten. In het belang van de openbare dienst moet de concessiegever de concessiehouder ten allen tijde kunnen vervangen. 26. De concessie van een openbare dienst is een administratief contract waarbij de overheid een particulier of een (natuurlijk persoon of rechtspersoon) of een publiekrechtelijk orgaan tijdelijk ermee belast, onder haar gezag en mits naleving van de door haar bepaalde voorwaarden, een openbare dienst op eigen kosten en risico te exploiteren tegen een vergoeding die normaliter op de gebruikers wordt verhaald. 27. Omdat de overheid voor de goede werking van de openbare dienst instaat, heeft zij op de werking van de dienst, in de functionele zin van het woord, een toezichtsrecht. Zij mag eenzijdige beslissingen nemen met het oog op de vrijwaring van het algemeen belang en mits de concessiehouder schadeloos stelt, mag zij de exploitatievoorwaarden van de geconcessioneerde dienst wijzigen. Een concessie is derhalve niet te vereenzelvigen met een huurovereenkomst. 28. Teneinde de DVB zekerheid te geven omtrent de kwalificatie van de uiteindelijk af te sluiten concessieovereenkomst als een effectieve concessieovereenkomst en niet als een huurovereenkomst zal de concessieovereenkomst minstens volgende bepalingen te bevatten:
openingsuren, sluitingsdagen, vakantieperiodes; Controlebevoegdheid van concessiegever op het regelmatig onderhoud van de installaties; Instemming van concessiegever met aanwerving personeel door concessiehouder; Regels i.v.m. reclame in de cafetaria; Afspraken i.v.m. tariefzetting en assortiment; Afspraken i.v.m. het aanbieden van consumpties buiten de cafetaria.
29. Uit deze voorwaarden blijkt dat de concessiegever de betrokken ruimte niet louter ter beschikking stelt voor privatief gebruik, maar zich in tegendeel actief inmengt in de uitbating (vetorecht aanstelling personeel, openingsuren,…). 30. Soms wordt ook geopteerd om de concessievergoeding te betalen door de concessiehouder gedeeltelijk afhankelijk te maken van de gerealiseerde omzet. Gelet op het feit dat dit zeer moeilijk te controleren is, kiezen de meeste lokale besturen hier niet voor.
III. Beslissing III.A. Betreffende de belasting over de toegevoegde waarde III.A.1. Toepassing van 6 % BTW op verlenen recht op toegang – invloed prijssubsidies 31. Het AGB zal als exploitant van de sporthal aan personen tegen betaling van een vergoeding, het recht geven om de inrichting binnen te gaan en er gebruik van te maken.
32. Dit is een dienst die wordt vermeld in artikel 18, §1, 12°, van het btw-wetboek dat “de toekening van het recht op toegang tot inrichtingen voor cultuur, sport of vermaak, alsmede de toekening van het recht gebruik ervan te maken” als een dienst beschouwt. 33. De verrichtingen van het AGB i.v.m. de exploitatie van de sporthal moeten echter aan de vrijstelling van artikel 44, §2, 3° van het btw-wetboek worden getoetst. 34. Artikel 44, §2, 3° van het btw-wetboek betreft de vrijstelling voor diensten verstrekt door exploitanten van sportinrichtingen en inrichtingen voor lichamelijke opvoeding aan personen die er aan lichamelijke ontwikkeling of aan sport doen, wanneer die exploitanten en inrichtingen instellingen zijn die geen winstoogmerk hebben en zij de ontvangsten uit de vrijgestelde werkzaamheden uitsluitend gebruiken tot dekking van de kosten ervan. 35. Op de mondelinge parlementaire vraag nr. 518 van de heer J. Peeters, Volksvertegenwoordiger, heeft de Minister belast met de Modernisering van de Financiën en de Strijd tegen de fiscale fraude, op 11.12.2007 t.a.v. autonome gemeentebedrijven die sportinrichtingen exploiteren, o.m. het volgende geantwoord: “…Wat de autonome gemeentebedrijven betreft die niet zijn opgericht onder de juridische vorm van een NV of een BVBA, maar waarvan uit de statuten blijkt dat zij een winstoogmerk hebben en dat zij zich tot doel stellen winst uit te keren, ben ik van mening dat de belastingplicht met recht op aftrek niet kan worden betwist. Voor het overige zijn uiteraard de bepalingen van het btw-wetboek, waaronder artikel 1, § 10, omtrent het misbruik, in alle gevallen van toepassing. ...” (Kamer – 2° zitting van de 52° zittingsperiode – 2007/2008 - criv 52.COM 045- blz. 1). 36. In de statuten van het AGB wordt geen winstoogmerk uitgesloten. Dit artikel bepaalt dat na reservatie van 5% van de winst, de raad van bestuur over de bestemming van de winst beslist. 37. Uit de statuten blijkt onvoldoende dat na reservering van 5%, het de bedoeling is om de winst aan de gemeente uit te keren. De aanvrager heeft evenwel zich geëngageerd om de winstuitkering expliciet in de statuten op te nemen. Het betreffende artikel van de statuten zal bijgevolg als volgt luiden: “Met inachtname van de terzake gesloten beleidsovereenkomsten en nadat een bedrag van tenminste een twintigste van de nettowinst is ingehouden voor de vorming van een reservefonds, een verplichting die ophoudt wanneer het reservefonds een tiende van het maatschappelijk kapitaal heeft bereikt en nadat de raad van bestuur heeft beslist over het reserveren of overdragen van het resultaat van het bedrijf, wordt het saldo aan de gemeente uitgekeerd”. 38. In die omstandigheden moet worden geacht dat het AGB een winstoogmerk heeft en dat de btw-vrijstelling van artikel 44, §2, 3° van het btw-wetboek niet van toepassing is. 39. Het AGB dient bijgevolg btw aan te rekenen op de toegangsprijs van de sportinfrastructuur. 40. Op de toekenning van het recht op toegang tot sportinrichtingen, alsmede het recht om er gebruik van te maken, maar met uitzondering van de terbeschikking stelling van roerende goederen is conform TABEL A, rubriek XXVIII van het KB nr. 20 van 20 juli 1970 het verlaagd tarief van 6% btw van toepassing. 41. Opdat de "subsidie" tot de maatstaf van heffing zoals bepaald in artikel 26 van het btw-wetboek zou behoren, is het ook vereist dat ze "rechtstreeks verband houdt met de prijs".
42. Aan die voorwaarde wordt voldaan en de toegekende subsidie moet derhalve in de maatstaf van heffing van de btw worden begrepen wanneer die subsidie aan de drie volgende vereisten voldoet : 42.1 de subsidie moet een tegenprestatie of een element van de tegenprestatie van de levering of de dienst vormen; dit is onder meer het geval wanneer de subsidie wordt verleend aan ondernemingen waarvan de van hun produkten bekomen verkoopprijs beneden de rentabiliteitsdrempel ligt of wanneer de subsidie aan de leverancier of dienstverrichter wordt verleend als directe compensatie van een aan laatstgenoemden opgelegde verkoopprijs; 42.2 de subsidie moet betaald worden aan de producent, aan de leverancier of aan de dienstverrichter; 42.3 de subsidie moet betaald worden door een derde. 43. Uit de door de aanvrager verstrekte inlichtingen blijkt dat aan de drie voorwaarden zal voldaan worden en dat de door de gemeente betaalde subsidie tot de maatstaf van heffing van de verrichte diensten behoort: 43.1 de subsidie zal op dezelfde wijze worden uitgedrukt als de tarieven voor het recht op toegang, namelijk per uur en per categorie van gebruiker; de subsidie heeft dus rechtstreeks verband met de prijzen van de diensten; 43.2 de subsidie wordt rechtstreeks door de gemeente aan het AGB betaald; 43.3 gelet op de autonome rechtspersoonlijkheid van het AGB moet de gemeente die de subsidie betaald als een derde beschouwd worden;
III.A.2. Toepassing van 21% btw op de concessie van openbare dienst - cafetaria 44. De administratie ging er oorspronkelijk van uit dat het ter beschikking stellen van gebouwen van het openbaar domein geen onroerende verhuur vormde die vrijgesteld is bij artikel 44, § 3, 2°, eerste lid van het btw-wetboek maar, gelet op zijn precair karakter, beschouwd moest worden als een dienst zoals bedoeld in artikel 18, § 1, tweede lid, 6° van het btw-wetboek (het verlenen van een recht een beroepswerkzaamheid uit te oefenen). Voormelde diensten waren altijd aan de btw onderworpen en verleenden de openbare instellingen bijgevolg de hoedanigheid van belastingplichtige met recht op aftrek (Vragen en Antwoorden, Kamer, 2004 -2005, nr. 85, blz. 14738). 45. Het Hof van Justitie heeft in zijn arrest van 18 november 2004 in de zaak C-284/03, Belgische Staat tegen Temco Europe NV, verduidelijkt dat het begrip "onroerende verhuur" eveneens van toepassing is op een overeenkomst die het verlenen van een precair gebruiksrecht onder bezwarende titel tot doel heeft, wanneer deze overeenkomst in hoofdzaak de terbeschikkingstelling van ruimtes of oppervlakten in gebouwen beoogt. 46. Het feit dat een concessieovereenkomst een precair karakter heeft verantwoordt dus niet meer de toepassing van het btw-regime op dergelijke concessie. Men dient echter conform de rechtspraak van het Hof van Justitie de essentiële kenmerken van de concessieovereenkomst te toetsen aan het communautair begrip van “onroerende verhuur”.
47. Een onroerende verhuur bestaat in wezen daarin dat een verhuurder een huurder voor een overeengekomen tijdsduur en onder bezwarende titel het recht verleent, een onroerend goed te gebruiken als ware hij de eigenaar ervan en ieder ander van het genot van dat recht uit te sluiten. 48. In de voorgelegde ontwerpconcessieovereenkomst heeft het precair karakter van de overeenkomst of de uitsluiting als handelshuurovereenkomst of als domeinconcessie geen impact op de btw-behandeling ervan. 49. De overeenkomst bevat wel een aantal elementen die de kwalificatie als onroerende verhuur ondersteunen: 49.1 de maandelijkse vergoeding die strikt verband houdt met de duur van het gebruik van het goed door de huurder, en die het passieve karakter van de verhuur benadrukt (vgl arrest Temco, punt 23); 49.2 de concessietermijn bedraagt 9 jaren wat een gebruikelijke huurtermijn is alhoewel de duur op zichzelf geen onderscheidend criterium is (arrest Temco, punt 21); 49.3 de concessionaris heeft de vrije toegang tot alle lokalen van de cafetaria en heeft er het exclusieve genot van; 49.4 de concessionaris dient een waarborg te stellen; 50. Het Hof van Justitie heeft in het arrest Temco geoordeeld (punten 24 en 25) dat “wat tot het recht betreft van de huurder om het onroerend goed bij uitsluiting van ieder ander te gebruiken, moet worden opgemerkt dat dit in de met de verhuurder gesloten overeenkomst kan worden beperkt en slechts betrekking heeft op het onroerend goed zoals dit daarin is omschreven. Zo kan de verhuurder zich het recht voorbehouden het verhuurde onroerend goed regelmatig te bezichtigen. Overigens kan een huurovereenkomst betrekking hebben op bepaalde delen van een onroerend goed waarvan het gebruik met anderen moet worden gedeeld. Dat in de overeenkomst dergelijke beperkingen van het recht het gehuurde goed te gebruiken zijn opgenomen, neemt niet weg dat dit gebruik uitsluitend is ten opzichte van eenieder die niet op grond van de wet of de overeenkomst een recht kan doen gelden ten aanzien van het goed dat het voorwerp van de huurovereenkomst vormt.” 51. Zo sluiten volgende bepalingen de onroerende verhuur niet uit: 51.1 de concessionaris mag de bestemming van de sporthal en de cafetaria niet wijzigen; zulke bepaling vindt men trouwens regelmatig in huurcontracten; 51.2 het sanitair is gemeenschappelijk; 51.3 verbod om de sleutels door te geven aan gebruikers van de sporthal; 51.4 maximumcapaciteit wat betreft personen en zitplaatsen die omwille van veiligheidsreden wordt opgelegd; 52. Er zijn evenwel een aantal bepalingen van het contract waaruit blijkt dat dit laatste een voorwerp heeft dat eerder wordt gekarakteriseerd als het leveren van een prestatie dan het louter ter beschikkingstelling van een goed (cfr punt 20 van het arrest Temco) . Dit is namelijk het geval voor de bepalingen van het contract die eerder slaan op de manier waarop de uitbating van de cafetaria moet gebeuren dan op de zuivere
terbeschikkingstelling van het onroerend goed. De volgende verplichtingen of verbodsbepalingen kunnen in dat verband aangehaald worden.
het AGB is steeds gerechtigd om de nodige controle uit te oefenen op de aanwezige drankvoorraad, het aantal glazen, de tijdige levering van dranken, de verbruikte drankhoeveelheid, enz.; in geval de concessionaris beroep doet op een uitbater of personeel moet het AGB zijn instemming geven; verplichting om Nederlandstalig personeel aan te werven; verbod om personeel aan te werven dat ontslagen werd door de gemeente of het AGB; mogelijk verzet van het AGB over het verder in dienst houden van personeelsleden om reden van hun onvoldoende bekwaamheid of hun houding tegenover de klanten; de concessionaris mag geen reclame voeren; alle bereide spijzen moeten aan de tafels geserveerd en gebruikt worden; de verkoop van frieten in zakjes is verboden; de cafetaria moet steeds openstaan voor alle publiek; de cafetaria moet verplicht 6 dagen open zijn van 12 tot 24 uur; de concessionaris moet aan clubs en verenigingen die gebruik maken van de sporthal toelaten in de cafetaria vrijblijvend steunkaarten aan te bieden aan het cliënteel; de prijzen moeten op goed zichtbare plaatsen uitgehangen worden; de prijzen moeten dienst en btw inbegrepen vermeld zijn; De prijslijsten dienen deze vermelding te dragen; het assortiment dranken en spijzen wordt bepaald door het AGB en zal als bijlage bij de overeenkomst gevoegd worden; de concessionaris verbindt er zich toe steeds warme gerechten en belegde broodjes ter beschikking te kunnen stellen ten behoeve van de gebruikers van de sporthal; met het oog op de kwaliteitscontrole van de geleverde producten dient de concessionaris op eenvoudige vraag van het AGB gratis een staal ter beschikking te stellen dat onderworpen kan worden aan de controle van een deskundige;
53. In dergelijke omstandigheden kan de concessieovereenkomst niet beschouwd worden als het passief ter beschikking stelling van een onroerend goed, vrijgesteld van de btw. 54. Deze dienst is derhalve onderworpen aan de btw, tegen het normale tarief van 21% overeenkomstig artikel 1, eerste lid van het KB nr. 20, met betrekking tot de btwtarieven.
III.A.3. Recht op aftrek btw op investeringen en exploitatiekosten 55. Overeenkomstig artikel 45, §1, van het btw-wetboek, mag elke belastingplichtige, op de belasting die hij verschuldigd is, de belasting in aftrek brengen die werd geheven van de aan hem geleverde goederen en verleende diensten, van de door hem ingevoerde goederen en de door hem verrichte intracommunautaire verwervingen van goederen, in de mate dat hij die goederen en diensten gebruikt voor het verrichten van belaste handelingen. 56. Hierboven werd uiteengezet dat het AGB de sporthal en de cafetaria zal gebruiken voor diensten die aan de btw zijn onderworpen, bijgevolg zullen ook de oprichtingskosten en de exploitatiekosten aftrekbaar zijn ten name van het AGB.
III.A.4. Verlegging van heffing naar medecontractant
57. Uit wat voorafgaat volgt dat het AGB een belastingplichtige is met recht op aftrek. Op grond van artikel artikel 53, eerste lid, 3º van het btw-wetboek moet AGB periodiek btwaangiften indienen. 58. Wanneer de werken die leiden tot de oprichting van de sporthal met cafetaria, werken in onroerende staat zijn in de zin van artikel 20, §2 van het KB nr. 1, tot voldoening van de belasting, is het AGB op basis van die bepaling zelf gehouden de over die werken verschuldigde belasting te voldoen.
III. B. Betreffende de registratierechten III.B.1. Nul procent inbrengrechten verschuldigd op de inbreng in geld 59. Artikel 19 W. Reg. (Vlaams Gewest) bepaalt: “Moeten binnen de bij artikel 32 gestelde termijnen geregistreerd worden: 1° de akten van notarissen; de exploten en processen-verbaal van gerechtsdeurwaarders; de arresten en vonnissen der hoven en rechtbanken die bepalingen bevatten welke door deze titel aan een evenredig recht onderworpen worden; 2° de akten waarbij de eigendom of het vruchtgebruik van in België gelegen onroerende goederen overgedragen of aangewezen wordt; 3° a) de akten houdende verhuring, onderverhuring of overdracht van huur van in België gelegen onroerende goederen of gedeelten van onroerende goederen, die uitsluitend bestemd zijn tot huisvesting van een gezin of van één persoon; b) de andere dan onder a) bedoelde akten houdende verhuring, onderverhuring of overdracht van huur van in België gelegen onroerende goederen of gedeelten van onroerende goederen. 4° de processen-verbaal van openbare verkoping van lichamelijke roerende voorwerpen; 5° de akten houdende inbreng van goederen in vennootschappen met rechtspersoonlijkheid waarvan hetzij de zetel der werkelijke leiding in België, hetzij de statutaire zetel in België en de zetel der werkelijke leiding buiten het grondgebied der Lid-Staten van de Europese Economische Gemeenschap, is gevestigd.” 60. Artikel 11 W. Reg. (Vlaams Gewest) bepaalt: “De evenredige en de specifieke vaste rechten worden geheven volgens het in dit Wetboek vastgestelde tarief. Het algemeen vast recht is van toepassing op al de in dat tarief niet voorziene akten en geschriften. Het algemeen vast recht bedraagt 25 EUR.” 61. Artikel 19 voorziet niet in een registratieverplichting voor de geplande inbreng in geld door de gemeente in het kapitaal van het AGB. 62. Het gaat hier om een inbreng om niet in een AGB . Er is geen tegenprestatie vanwege het AGB en er is geen animus donandi aanwezig tussen beide rechtspersonen. 63. Een inbreng om niet in een autonoom gemeentebedrijf is geen in het W.Reg. getarifeerde rechtshandeling en is krachtens artikel 11 W. Reg. bij vrijwillige aanbieding ter registratie onderworpen aan het algemeen vast recht (thans 25 EUR).
III.B.2. Nul procent inbrengrechten verschuldigd op de inbreng van de grond 64. Artikel 161 W. Reg. (Vlaams Gewest) bepaalt o.a.: “Worden kosteloos geregistreerd: 2° overdrachten in der minne van onroerende goederen ten algemenen nutte, aan Staat, provinciën, gemeenten, openbare instellingen en aan alle andere tot onteigening gerechtigde organismen of personen; akten betreffende de wederafstand na onteigening ten algemenen nutte in de gevallen waarin hij bij de wet toegelaten is; akten tot vaststelling van een ruilverkaveling of een herverkaveling verricht met inachtneming van de bepalingen van hoofdstuk VI van titel I van de wet houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw; de akten van overdracht van een afgedankte bedrijfsruimte aan de Staat of een andere publiekrechtelijke rechtspersoon ;” 65. Artikel 242, §2, van het Gemeentedecreet bepaalt dat het autonome gemeentebedrijf door de Vlaamse Regering kan gemachtigd worden om in eigen naam en voor eigen rekening over te gaan tot onteigeningen die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van zijn doelstellingen. 66. De kosteloze registratie in toepassing van artikel 161, 2°, W. Reg. heeft niet van rechtswege plaats. De partijen dienen in de akte of in een verklaring onderaan de akte de kosteloze registratie in te roepen en te rechtvaardigen.
III.C. Betreffende de inkosmtenbelastinen 67. Het AGB is een rechtspersoon die onderworpen is aan de bepalingen van de artikelen 232 tot 244 van het Gemeentedecreet van 25 juli 2005. Een autonoom gemeentebedrijf kan uitsluitend door een gemeente worden opgericht en kent geen aandeelhouders of leden. Derde partijen (bv. privé-partners) kunnen, bij gebrek aan aandelen of lidmaatschapsrechten, geen deelneming nemen in een autonoom gemeentebedrijf. Een autonoom gemeentebedrijf kent geen algemene vergadering van aandeelhouders en de bevoegdheden die traditioneel door deze algemene vergadering worden uitgeoefend, komen toe aan de gemeente. 68. De Directeur van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Administratie Binnenlandse Aangelegenheden, Afdeling Intergemeentelijke Samenwerking en Lokale Openbare Bedrijven heeft reeds bij gelijkaardige inbrengen bevestigd dat de tegenpost van de activa die in het kader van een inbreng door de gemeente worden ingebracht, op het passief onder de rubriek “Kapitaal” moet worden geboekt. 69. De grond waarop de sporthal zal worden opgericht is thans eigendom van de gemeente. Deze percelen zullen worden ingebracht in het AGB door middel van een kapitaalverhoging in natura. 70. Voor autonome gemeentebedrijven zijn geen specifieke bepalingen voorzien met betrekking tot het kapitaal. Aangezien de wetgeving geen aansprakelijkheidsbeperking voorziet voor de oprichtende gemeente t.a.v. de schulden en verplichtingen van haar autonoom gemeentebedrijf, is de beschermingsfunctie die het kapitaal vervult in een gewone vennootschap echter overbodig voor een autonoom gemeentebedrijf. Het huidige wettelijke kader bevat dan ook geen garantie dat de middelen van het AGB die als kapitaal worden aangemerkt, onbeschikbaar zijn. 71. De aanvrager heeft zich er evenwel toe verbonden om de statuten van het AGB aan te passen in die zin dat:
71.1 het bedrag van het kapitaal dat overeenstemt met de netto-inbrengwaarde van de overgedragen vermogensbestanddelen, zijnde de grond en de te volstorten inbreng in geld, uitdrukkelijk in de statuten wordt vermeld; 71.2 behoudens in het kader van een ontbinding van het AGB het kapitaal noch geheel noch gedeeltelijk, op welke wijze dan ook, kan worden vervreemd, uitgekeerd of overgedragen; 71.3 een vermindering van het kapitaal enkel mogelijk is om exploitatieverliezen, minderwaarden of (duurzame) waardeverminderingen te compenseren. 72. De statutenwijziging, die voormelde bepalingen in de statuten opneemt, wordt zowel door de gemeenteraad als door de raad van bestuur goedgekeurd en is onderworpen aan de controle zoals vermeld in artikel 234 van het gemeentedecreet. 73. De inbreng in geld wordt niet onmiddellijk volstort maar kan door de raad van bestuur worden opgevraagd afhankelijk van de financiële behoeften van het AGB . Enkel het volstorte kapitaal wordt als fiscaal kapitaal aangemerkt in de zin van artikel 184, WIB 92.