Festival op krukken Een verhaal dat nooit echt gebeurde. Er bestaat een wonderlijke sufiparabel die weleens "de parabel van de Krukken" wordt genoemd. Ook deze parabole vertelling draagt alle voordelen en nadelen vandien, want het is het lot van alle metaforen, alle gelijkenissen, dat erin iets gezegd wordt dat in klare taal nauwelijks formuleerbaar is. Het voordeel is voor de goede verstaander, die voldoende leegte in zich herbergt om open te staan. Het nadeel is altijd dat het alleen maar in mensen iets kan wakker roepen wat in hen in beginsel al aanwezig is, klaar om tot helder besef te geraken. Het is als met een nieuwe lente: niet alle bomen gaan bloeien, alleen die ervoor klaar zijn. Het verhaal gaat, vrij naverteld, ongeveer als volgt. Er was eens een stamvader die beide benen brak bij het werk, en omdat er in die tijd geen knappe dokters waren die gebroken benen konden zetten, kon hij daarna niet meer lopen. Een reizende wonderdokter echter maakte hem erop attent dat hij van twee stukken hout krukken kon maken en leerde hem met behulp van die krukken lopen. Op den duur kon hij er zo goed mee lopen dat hij zijn vrouw voorbij liep, zodat deze ook twee krukken maakte. Toen ze kinderen kregen leerden ze deze ook met krukken lopen en zo ontstond er een heel volk dat op krukken liep. Weliswaar bestond er een overlevering dat er mensen zouden bestaan die zonder krukken liepen, maar die werden beschouwd als ongelukkigen die nog niet zover waren om krukken uit te vinden. Er ontstond een hele wetenschap, de krukkologie, die alles over krukken bestudeerde, voor alle type mensen, voor alle leeftijden, hoe noodzakelijk ze waren en hoe onmisbaar. Er ontstond een ambacht van krukkemakers en een lerarenkorps dat op krukkologisch verantwoorde manier aan kinderen en volwassenen het kruklopen leerde, en zich gelukkig waanden met hun mooie en menslievende beroep. Want hoe ongelukkig en gebrekkig zouden alle mensen niet zijn als zij er niet waren om hun heilzame werk aan hen te doen. De "maatschappij ter bevordering van de krukkologie" stond in hoog aanzien en de leden ervan genoten veel gezag en een hoog salaris. Het "ministerie voor krukkiatrische zorg" besloeg een groot deel van de nationale begroting en het volk prees zich als de meest vooruitstrevende natie op het gebied van de krukhygiëne, en keek meewarig naar al die onderontwikkelde volkeren die zonder krukken moesten voortscharrelen. Er was dan ook een heel netwerk van voorzieningen, bezet door krukkologisch en parakrukkologisch personeel, netjes ingedeeld in een hiërarchie en met trapsgewijze verdeelde bevoegdheden. Wat echter de publieke opinie niet wist, was dat er een onopvallend genootschap was van mensen die veel werk maakten van een nogal dubieus ideaal. Men maakte daar een studie van en ontwierp oefeningen in het lopen zonder krukken. Zo kwam het wel eens voor dat iemand in het publiek zijn krukken wegwierp en een aantal passen deed. Dit was altijd een komisch gezicht en het publiek reageerde altijd met veel spot, want na een aantal passen struikelde zo iemand natuurlijk, immers, wat had je dán gedacht:
lopen zonder krukken! Het was zelfs een beetje sport om, als zo iemand niet meteen struikelde, hem een kruk voor de voeten te werpen zodat hij plat op zijn gezicht viel. In de ochtendbladen trof men dan altijd een grappig berichtje aan en een cartoon, waar men steeds hartelijk om lachte. In de vakbladen van de diverse krukkologische professies kon men echter andere taal lezen, zoals een ernstige waarschuwing tegen charlatans en andere kwakzalvers, reeksen van artikelen over desastreuze bijverschijnselen als mensen soms even hun kruk lieten staan om een paar passen te doen. De krukkofarmische industrie, die hoge dividenden uitkeerde, ontwierp grote campagnes waarbij aan krukkologen dure relatiegeschenken en gratis studiereizen werden verstrekt. Toch nam dat ontzettende verschijnsel hand over hand toe: er werden van tijd tot tijd mensen gesignaleerd die zonder krukken liepen. Weliswaar trachtte iedereen hen natuurlijk prompt, voor hun eigen bestwil, onmiddellijk te laten struikelen, maar altijd lukte dat niet. Vanwege hun onverantwoordelijk gedrag werden deze mensen soms snel per ambulance naar de krukkiatrische kliniek gezonden waar hen uiteraard niet alleen met het oog op hun eigen bestwil, maar ook in het belang van de landelijke krukkiatrische hygiëne, de benen gebroken werden, waarna ze natuurlijk de best mogelijke precies passende krukken kregen aangemeten. Na ontslag zorgden de sociaal-krukkiatrische diensten dan voor een optimale nazorg, want ze zouden het wel weer eens in hun hoofd kunnen krijgen onverantwoorde streken uit te halen. Toen brak het tijdperk van anti-krukkiatrie aan, en de verwarring steeg ten top. Deels in het verborgene werden grote groepen mensen in obscure oorden onderwezen en geoefend in het lopen zonder krukken. Er waren wel vele recidieven, want er was nogal wat moed voor nodig om staande te blijven in een wereld die de krukhygiëne hoog in het vaandel geschreven had. En bovendien, op grond van de allesoverheersende krukkologisch verantwoorde twijfel, werden deze lieden aan allerlei krachtproeven onderworpen, ze waren eigenlijk vogelvrij. Als er eens een over een drempeltje struikelde stond dat meteen in de vakbladen. De publieke opinie werd herhaaldelijk gealarmeerd, en die was uiteraard erg aanspreekbaar, immers: waar zouden we blijven als iedereen zowaar ging lopen! De krukkofarmische industrie zou failliet gaan, de vakbond van krukkemakers en krukkodidaktikers roerde zich, en de krukverleners voelden zich deels een beetje te kijk gezet en gingen deels ook in looptraining. Toen kwam het voor dat er krukkologen opdoken (uiterlijk kon je ze niet goed van anderen onderscheiden) die voortdurend mensen leerden dat ze niet alleen zonder krukken konden lopen, maar dat ze zelfs eigenlijk nooit krukken nodig hadden gehad. Wat ze niet hardop zeiden was, dat ze zelf ook ex-kruklopers waren en aan den lijve hadden ondervonden hoe je dat deed. Wat ze ook liever niet hardop zeiden was hoe ze via een pijnlijk zelfonderzoek in hun eigen anamnese precies het punt ontdekt hadden waar, door wie, hoe en waartoe ze tot kruklopers waren gemáákt. Dat wil zeggen: hoe ze in hun kinderlijke afhankelijkheid zich gehoorzaamheid hadden laten afdwingen aan de oerboodschap: "Loop niet zoals je zelf kunt lopen, maar zoals wij je vertellen dat je moet lopen en vat dat op als de manier waarop je zelf wilt lopen". Op deze wijze hadden ze zélf in eigen ervaring moeizaam geleerd wat ze eigenlijk van nature al konden: gewoon lopen, zonder krukken. Dat was natuurlijk een hoogst bedenkelijke en zelfs schandelijke heterodoxie in de ogen van het krukkologisch bestand, ook al begon men daar wat ongemakkelijk te twijfelen. Vooral
omdat het duidelijk werd dat er zelfs allerlei verenigingen waren ontstaan van het soort lieden die langs allerlei methodieken het dekrukkifikatieproces eerst aan den lijve zelf leerden, en vervolgens ook nog leerden hoe dit bij anderen tot een goed einde te brengen. Velen van de opgeleiden liepen dan ook als een kievit, zelfs als hen een beentje werd gelicht (wat zo ongeveer een nationale sport werd), en ze gingen dapper aan de slag om het desgevraagd aan iedereen te leren. En zie: soms lukte het helemaal niet, soms leerden mensen wel kreupel lopen omdat ze levenslang met krukken gelopen hadden, soms liepen ze wel maar bleven er toch restverschijnselen merkbaar, en relatief dikwijls liepen ze als een hazewindhond, na de behandeling. De vakpers verzamelde alle restverschijnselen en mislukkingen en waarschuwde frenetiek. En vooral werd gewezen op de zeer hardnekkige kruklopende mensen die helemaal niet gediend leken te zijn van dergelijke behandelingen en er ogenschijnlijk verre de voorkeur aan bleven geven om krukloper te blijven. Want: waartoe al die moeite als de staat allerlei diensten onderhield om hen bij te staan, gratis krukken ter beschikking werden gesteld (sommigen hadden er zelfs verzamelingen van aangelegd), want ze hoefden maar een kik te geven. Sommigen waren zeer vaardig geworden en wisten precies hóe ze moesten kikken om het krukverlenende apparaat in werking te stellen. Een scheiding van geesten was onvermijdelijk. Zij die er niet voor voelden om aan de conservering van het kruklopersbestand mee te werken en alleen maar wilden werken aan het dekrukkificerende proces putten moed uit hun resultaten en wezen daarop. Natuurlijk kon daar tegenin gebracht worden dat niet iedereen zich op deze manier wilde laten behandelen, en het argument dat dat dan hun eigen keuze was, viel niet altijd in goede aarde. Want niet iedere werker op dit gebied geloofde in de mogelijkheid dat mensen écht zonder krukken konden lopen, en voerden begrijpelijkerwijze aan, dat er mensen waren die zó lang krukloper waren geweest dat het een onbegonnen werk was om aan een dekrukkifikatie te beginnen. Dat dit alleen maar een effect van een te lang doorgevoerd leerproces was, en dat deze mensen dus alleen met grote inzet geholpen zouden kunnen worden, stuitte niet zozeer op methodische twijfel, want die hadden de dekrukkifikators óók. Ook zij begrepen wel dat men beter de gemotiveerden direct kon helpen, de slecht gemotiveerden eerst moest motiveren, de chronici onder sterke druk moest zetten en dat alles een kwestie van tijd, moeite en geld was. Maar dat stopte de discussie niet, want de van oudsher krukverlenende werkers hadden niet zozeer methodische, maar principiële twijfels, ze bleven wijzen op de nood der krukkomanen als bewijs dat toch niet álle mensen geschapen zijn om zonder krukken te lopen. En daarom, ongeacht de helderheid van de dekrukkifikatiemethoden, ongeacht de duidelijk aanwijsbare resultaten, weigerden ze verder te gaan op deze weg, en bleven als vanouds krukken verstrekken aan wie erom vroeg. De wegen scheidden zich aldus. Maar dat was nog niet alles. Er waren mensen die stilletjes in een hoekje bleven zitten en niet liepen. Die moesten dus worden opgezocht om geholpen te worden in hun nood. Weliswaar vroegen ze daar niet om, maar nood is nood. Sommige mensen zijn nu eenmaal zodanig in nood dat ze het niet eens meer als nood ervaren en dus niet om hulp komen. Welnu, dat is strijdig met het grondbeginsel van de welvaartsstaat en de krukhygiëne. Is het een wonder dat er soms een fel verwijt werd gemaakt aan de dekrukkifikaters dat ze hele groeperingen van de bevolking in de kou laten staan. Zoiets kan toch niet in een humane wereld, waar nood dient te worden gelenigd, zélfs als de noodlijdenden hun toestand niet meer als nood
definiëren en dus eigenlijk helemaal niet geholpen willen worden. Hoewel: aandacht en toewijding kan iedereen wel gebruiken en dus, ook al moet je een gegeven paard niet in de bek kijken, en ook al is wat ongevraagd gegeven wordt veelal waardeloos omdat het geen behoefte vervult, toch is daar wel een mouw aan te passen. Je hoeft er niets voor te doen, dus wat wil je. En het bespaart je een heleboel loopwerk. Naast mensen die om krukken vragen (in plaats van te willen worden gedekrukkificeerd) is er dus nog een andere groep die niet wil lopen, en waarbij zelfs het aanbieden van krukken geen enkel effect heeft. Die twee groepen zijn erg verschillend. De eerste groep zou nog gemotiveerd kunnen worden, althans door mensen die er ten volle lijfelijk van overtuigd zijn dat mensen echt kunnen lopen zonder krukken en dat zelf ook duidelijk demonstreren. Er bestaat een opvatting die beweert dat dat pure theorie is, en dat de dekrukkifikaters zich niet eens kunnen verplaatsen in de kruklopers, want wat voor de ene soort mensen geldt, geldt niet voor de andere. Daarbij wordt vergeten dat menige dekrukkifikater er vaak veel erger aan toe is geweest dan de kruklopers die hij behandelt, en dat hij dus uit eigen ervaring werkt. De vraag hoe het komt dat sommige werkers hardnekkig blijven beweren dat er een aparte soort mensen bestaat dat niet zonder krukken kan is erg moeilijk. Er bestaat een theorie die zegt: ook zij spreken uit eigen ervaring want het zijn verborgen kruklopers, die hun krukken zo prachtig weten te verbergen dat het alleen van zéér dichtbij merkbaar is. Deze theorie wordt echter over het algemeen verontwaardigd van de hand gewezen. In elk geval kan van hen redelijkerwijs niet verwacht worden dat ze kruklopers motiveren om zich te laten dekrukkificeren, zodat het systeem zichzelf handzaam bewijst. Er zijn zelfs verhalen die willen, dat kruklopers, die wel eens wilden nagaan of ze wellicht gedekrukkificeerd konden worden, soms zelfs overtuigd werden dat ze daaraan toch beter niet konden beginnen. Wat wel algemeen bekend is, is het verschijnsel dat, indien zo iemand toch aan de slag ging en het opgaf, omdat hij te vaak struikelde, dit prompt triomfantelijk als bewijs werd aangevoerd dat al die dekrukkifikatoren het hoog in de bol hadden. Over de groep die zelfs niet om krukken vraagt, hoeven we natuurlijk niet te praten. Want als zelfs het aanbieden van de prachtigste krukken niet helpt, wat kun je dan verwachten Naast mensen die om krukken vragen (in plaats van te willen worden gedekrukkificeerd) is er dus nog een andere groep die niet wil lopen, en waarbij zelfs het aanbieden van krukken geen enkel effect heeft. Die twee groepen zijn erg verschillend. De eerste groep zou nog gemotiveerd kunnen worden, althans door mensen die er ten volle lijfelijk van overtuigd zijn dat mensen echt kunnen lopen zonder krukken en dat zelf ook duidelijk demonstreren. Er bestaat een opvatting die beweert dat dat pure theorie is, en dat de dekrukkifikaters zich niet eens kunnen verplaatsen in de kruklopers, want wat voor de ene soort mensen geldt, geldt niet voor de andere. Daarbij wordt vergeten dat menige dekrukkifikater er vaak veel erger aan toe is geweest dan de kruklopers die hij behandelt, en dat hij dus uit eigen ervaring werkt. De vraag hoe het komt dat sommige werkers hardnekkig blijven beweren dat er een aparte soort mensen bestaat dat niet zonder krukken kan is erg moeilijk. Er bestaat een theorie die zegt: ook zij spreken uit eigen ervaring want het zijn verborgen kruklopers, die hun krukken zo prachtig weten te verbergen dat het alleen van zéér dichtbij merkbaar is. Deze theorie wordt echter over het algemeen verontwaardigd van de hand gewezen. In elk geval kan van hen redelijkerwijs niet verwacht worden dat ze kruklopers motiveren om zich te laten dekrukkificeren, zodat het systeem zichzelf handzaam bewijst. Er zijn zelfs verhalen die willen, dat kruklopers, die wel eens wilden nagaan of ze wellicht gedekrukkificeerd konden worden, soms zelfs overtuigd werden dat ze daaraan toch beter niet konden beginnen. Wat wel algemeen bekend is, is het
verschijnsel dat, indien zo iemand toch aan de slag ging en het opgaf, omdat hij te vaak struikelde, dit prompt triomfantelijk als bewijs werd aangevoerd dat al die dekrukkifikatoren het hoog in de bol hadden. Over de groep die zelfs niet om krukken vraagt, hoeven we natuurlijk niet te praten. Want als zelfs het aanbieden van de prachtigste krukken niet helpt, wat kun je dan verwachten van dekrukkifikatie? Wie kan iemand, die zelfs geen krukken wil, van zijn krukken afhelpen? Hoewel met eindeloos geduld steeds weer door de dekrukkifiatoren werd uitgelegd dat het in wezen helemaal niet gaat om het dekrukkificeren van mensen (zo heet het helaas traditioneel) maar wel om mensen te leren lópen, liefst helemaal zónder krukken, en als dat dan toch niet helemaal gaat dan maar met een wandelstok of paraplu, of soms met andere schoenen of met steunzolen e.d.. Toch is dit, zoals in de praktijk blijkt, een verschrikkelijk moeilijk over te brengen inzicht. "Het gaat helemaal niet om krukken, maar om de vaardigheid van het lopen!", roepen de dekrukkifikatoren in koor. "Oh ja", smalen de krukverleners dan terug: "Kijk dan eens naar deze kruklopers en naar deze helemaal-niet-lopers". Hier stopt de discussie natuurlijk, omdat ze zinloos is geworden, en in een onplezierige ruzie over dreigt te gaan. Want als krukverleners zich als leeuwen opwerpen om zowel de niet-gemotiveerden alsook de nietlopers te verdedigen (alsof die zouden worden aangevallen) dan is de grens bereikt waarop verder praten zinloos wordt. Er werd zelfs een lang rapport vol moeilijke woorden geschreven waarin verklaard werd dat de dekrukkifikaters zich eigenlijk slechts met "een stuk gereduceerde krukkiatrie" bezig hielden en dat daardoor de krukverleners "in een uitstotingsproces" dreigden te komen. Zoiets moet natuurlijk worden gesaneerd, en dus werd voorgesteld dat de dekrukkifikaters zich opnieuw met krukverlening moesten gaan bezig houden, en wel onder consultatie van de krukverleners. Hoewel de dekrukkifikaters dit rapport ijverig trachtten te negeren werden allerlei operaties in werking gesteld om dit er toch van te laten komen. Hierdoor ontstond een duidelijke ongerustheid bij de dekrukkifikaters want ze zagen al aankomen dat precies diezelfde uitzichtloze discussie weer opnieuw van voren af aan zou aanvangen. En dát willen ze niet meer, want dat is een reeds lang gepasseerd station. Want het dekrukkifikatieproces is uiterst kwetsbaar en vraagt veel inzet en vindingrijkheid, omdat het soms heel wat voeten in de aarde vergt om mensen de moed te laten vinden eens uit te proberen hoe ze zonder krukken kunnen lopen, als ze van diverse zijden ervan overtuigd worden dat zulks wel het laatste is wat ze zouden moeten doen. Want het komt zelfs voor dat beginnende lopers met veel gezag wordt verteld dat ze op de verkeerde weg zijn en als de weerga zo snel wederom zich betere krukken moeten laten aanmeten. Zo gaat dat nu eenmaal, want de dekrukkifikatoren werken niet op een eiland, maar hebben een plaats temidden van een heel netwerk waarin de meningen sterk verdeeld zijn. Zo is daar bijvoorbeeld de nabijgelegen krukkiatrische kliniek, waar de meningen weliswaar vaak sterk verdeeld zijn, omdat men er soms het verschil niet goed ziet tussen mensen zonder benen en mensen die nooit goed hebben leren lopen. Zo is daar bijvoorbeeld de krukkiatrische afdeling van de algemene kliniek waar men de kruk zelfs hoog in het vaandel geschreven heeft. Maar gelukkig zijn ook daar mensen die aan de kruklopers toefluisteren dat
ze maar beter tijdelijk zodanig vaardige kruklopers kunnen worden dat ze daar ontslagen worden, om zich daarna snel te laten dekrukkificeren. Zo is daar dan ook nog de Hogeschool van Zeer Uitgebreid Lager Onderwijs waar men allerlei lieden opleidt, onder andere ook een handjevol krukloperbehandelaars, waarvan het nooit helemaal duidelijk is of ze wel leren lopen zonder krukken, en dus in eigen ervaring leren hoe het is om dat leerproces door te maken. Met al deze instellingen hebben de dekrukkifikatoren te maken, en ze zullen ermee moeten samenwerken. Vooral sedert de invoering van het Diakrukkisch Standaard Manuaal nummer III, waarin een complete inventaris te vinden is van de manieren waarop mensen kunnen kruklopen, lijkt de krukkiatrie een nieuwe renaissance te beleven. Het enige dat in dat boekje ontbreekt is de mededeling dat mensen geschapen zijn om te lópen. Vandaar dat men soms krukkologen tegenkomt die bezield zijn door de geest van vernieuwing die hierin bestaat dat men krukken dusdanig perfectioneert dat je er bijna niets meer van merkt, en dat is op zichzelf natuurlijk een groot goed. Wat echter onvoldoende gezien blijft worden is, dat dekrukkifikatoren iets heel anders doen: zij leren mensen lópen, en dat is iets heel anders dan volmaakte krukken ontwerpen. Dekrukkifikatie is dan ook zeer beslist geen "stuk gereduceerde krukkiatrie", maar een "aan zichzelf getranscendeerde krukkiatrie" die (en dat is bijna ongelooflijk) de hele traditionele krukkiatrie grotendeels overbodig maakt. Wat namelijk eerst krukkologie en krukkiatrie was, is nu lopologie en lopiatrie geworden, en dat is wel erg gek, maar wel waar. Het enige dat "gereduceerde krukkiatrie" genoemd kan worden is: de traditionele krukverlening die nog slechts nodig blijft voor één kategorie: de ongemotiveerde krukkomanen die gemotiveerd moeten worden tot lopologische behandeling, en intussen aan hun krukken ontwend moeten worden. Inmiddels wordt aan de krukverleners niets in de weg gelegd al was het maar dat het lopologische proces zoveel tijd en inspanning kost dat helaas niet alle kruklopers daarmee geholpen kunnen worden. De dekrukkifikatoren, van zowel lopologische alsook lopiatrische signatuur, doen gewoon hun werk aan al wie daarom vraagt, dat is alles. Het enige wat ze verschrikkelijk graag willen is dat werk ongehinderd door allerlei machtsgrepen te mogen blijven doen en niet gedwongen te worden om krukken te moeten uitdelen aan mensen die geschapen zijn om te lópen. En alwie niet lopen wil, noch mét, noch zónder krukken verdient het natuurrechtelijk voorrecht met rust gelaten te worden en niet tegen hun uitdrukkelijke voorkeur in bewerkt te worden om krukken te accepteren, die ze thuis alleen maar in de hoek zetten. Want mensen zijn volmaakt vrij geschapen. Vrij om mét krukken te lopen, om zónder krukken te lopen en om helemaal niet te lopen. Er is zelfs een wereldoorlog geweest om die vrijheid te verwerven al neemt dat niet weg dat mensen soms vergeetachtig zijn. Het werk aan mensen, die ten koste van veel inspanning, angst, wanhoop en verdriet willen leren lopen, is een zo kostbaar goed, dat daaraan zeker niet getornd zou mogen worden. Daarom vertrouwen dekrukkifikatoren erop dat ze rustig hun werk mogen blijven doen, en verschoond blijven van storende initiatieven die de klok alleen maar terugzetten, en enorme conflicten zouden kunnen veroorzaken.
De originele sufiparabel eindigt somber: toen er mensen gingen lopen zonder krukken en dat aan anderen gingen leren, werden ze door een woedende menigte dood geslagen of verbannen. Gelukkig leven we niet meer in die eeuw, maar dat neemt niet weg dat mensen soms hardleers zijn. Omar Ben Smuleiman 1979 (herschreven in 1985)