‘Alcohol een ander verhaal’, een gecontroleerde effectevaluatie op de basisschool Monique Heemskerk,1,2 Mandy van den Brink,1 Ingrid Steenhuis,3 Michiel de Boer,3 Gea Breebaart 1
In dit artikel wordt het effect beschreven van alcoholvoorlichting met behulp van het lespakket ‘Alcohol een ander verhaal’ op leerlingen van groep acht in het basisonderwijs in West-Friesland. Aan het vergelijkend onderzoek met een quasiexperimenteel design hebben negen experimentele scholen, met 209 leerlingen, en acht controlescholen, met 169 leerlingen, deelgenomen. Gegevens zijn verzameld met vragenlijsten die door de leerlingen tweemaal, met een interval van drie tot vier weken, in de klas zijn ingevuld. ‘Alcohol een ander verhaal’ leidt tot meer kennis over alcohol, de gevolgen van alcoholgebruik en de specifieke gevolgen ervan bij jongeren. Ook hebben leerlingen als gevolg van het project vaker een gesprek en een afspraak met hun ouders over de leeftijd waarop ze mogen gaan drinken. Voor attitude ten aanzien van alcoholgebruik door jongeren werd een klein maar ongunstig significant effect gevonden. Er kon geen significant effect worden aangetoond op de subjectieve norm van ouders en van vrienden, op self-efficacy en op de intentie om op de korte termijn geen alcohol te gaan drinken.
Trefwoorden: effectevaluatie, alcoholvoorlichting, schoolgerichte preventie, basisschool, kinderen
Inleiding Landelijk onderzoek laat sinds het begin van de jaren negentig een voortdurend stijgend alcoholgebruik (jonger, vaker, meer) door jongeren zien.1,2 Vooral onder 12tot 15-jarigen is de toename sterk.1 Sinds 2003 lijkt er sprake van een verandering: hoewel de alcoholconsumptie van jongeren vanaf 15 jaar onveranderd hoog blijft, lijken 12- tot 15-jarigen minder te gaan drinken.3 Desondanks is het alcoholgebruik bij de 12- tot 15-jarigen nog steeds te hoog.3 Een groot deel van de jongeren begint te experimenteren met alcoholgebruik in de eerste klas van de middelbare school.2 In West-Friesland, in 2005, is de gemiddelde leeftijd waarop kinderen beginnen met drinken 12,1 jaar en heeft 27% van de tweedeklassers van het voortgezet onderwijs in de afgelopen vier weken minimaal eenmaal vijf of meer alcoholhoudende drankjes gedronken tijdens e´e´n gelegenheid (‘binge drinken’).4-6 Alcoholgebruik op jonge leeftijd vergroot de kans op ernstige, alcoholgerelateerde gezondheidsproblemen in de toekomst en op risicovol gedrag op de korte termijn.1,3,7 Nederlandse jongeren schatten de risico’s van alcoholgebruik echter laag in.8 Ouders, die een belang1 2 3
GGD Hollands Noorden GGD Zaanstreek-Waterland Vrije Universiteit Amsterdam, Afdeling Gezondheidswetenschappen en EMGO Institute for Health and Care Research.
rijke rol spelen bij het drinkgedrag van hun kind in het algemeen en bij de startleeftijd van alcoholgebruik in het bijzonder, tonen zich tolerant.5,9-12 Vijftig procent van de Westfriese kinderen uit de tweede klas van het voortgezet onderwijs geeft aan dat hun ouders het goed vinden dat zij alcohol gebruiken. Nog eens 17% geeft aan dat hun ouders er niets over zeggen.4 Diverse studies hebben uitgewezen dat het stellen van duidelijke en strenge regels door ouders omtrent het alcoholgebruik, effectief is in het uitstellen van de leeftijd waarop kinderen beginnen met het drinken van alcohol.11,12 In 2005 besluit het kabinet om landelijk te streven naar alcoholmatiging onder jongeren en naar uitstel van de beginleeftijd van alcoholgebruik tot het zestiende levensjaar.13 De negen gemeenten van West-Friesland en de gemeente Schagen, de GGD Hollands Noorden, het GGZ-centrum Westfriesland, Bureau Jeugdzorg WestFriesland en Brijder Verslavingszorg omarmen dit besluit en starten in 2007 het intensieve samenwerkingsproject ‘Jeugd en Alcohol Westfrisland’. Het Westfriese project kenmerkt zich door een geı¨ntegreerde aanpak met activiteiten op het gebied van preventie, bewustwording en hulpverlening gericht op het terugdringen van het alcoholgebruik door jongeren in de regio.14 Als onderdeel van dit project is ‘Alcohol een ander verhaal’ (AEAV) in zeven gemeenten in West-Friesland en Schagen, op de basisscholen uitgezet.15
tsg jaargang 89 / 2011 nummer 3 ‘Alcohol een ander verhaal’, een gecontroleerde effectevaluatie op de basisschool - pagina 159 / www.tsg.bsl.nl
avond met de ouders en de Interventie Kernpunten feitelijke ouderavond. Als AEAV is een op alcoholvoorbereiding op de lessen voorlichting gericht lespak. Door ‘Alcohol een ander verhaal’ hebben kindeverzorgt Brijder Verslaket voor de laatste groepen ren meer kennis gekregen over de risico’s van vingszorg in West-Friesland van het basisonderwijs. Het alcoholgebruik op jonge leeftijd. een scholing voor de leeris als onderdeel van ‘De Ge. Ouders praten door ‘Alcohol een ander verhaal’ krachten. De inhoud van zonde School en Genotvaker met hun kinderen over alcoholgebruik en deze cursus is beschreven middelen’ (DGSG) door het maken vaker afspraken over de leeftijd waarop door het Trimbos-instiTrimbos-instituut ontwikhun kind mag gaan drinken. tuut.30 Op de afsluitende keld. AEAV wordt binnen . Het lespakket ‘Alcohol een ander verhaal’ kan het ‘Jeugd en Alcohol Westavond van het project geven voor kinderen van groep acht van de basisschool frisland’ project gebruikt als de kinderen presentaties en hun ouders gebruikt worden als een eerste stap een eerste stap in het voorvoor hun ouders. Een prein het voorlichtingstraject gericht op alcoholmalichtingstraject dat uiteinventie werker van Brijder tiging onder jongeren. delijk moet leiden tot uitstel Verslavingszorg is op de van het eerste gebruik van avond aanwezig om inforalcohol door jongeren tot de matie te geven over alcohol leeftijd van 16 jaar e´n matiging van het alcoholgebruik en opvoeding. vanaf het zestiende jaar. AEAV is niet eerder op effect gee¨valueerd. In dit artikel AEAV is, conform DGSG geplaatst binnen het kader wordt het onderzoek naar het effect van AEAV op leervan het Attitude, Sociale invloed, Eigen-effectiviteitsverlingen van groep acht van de basisschool beschreven. De wachting (ASE) model.16-19 Het ASE model onderscheidt effectevaluatie richt zich op de volgende concrete vragen: verschillen leerlingen, als gevolg van AEAV en in vergevoor de verklaring van intentie en gedrag de volgende lijking met leerlingen die AEAV niet hebben gevolgd: drie determinanten.16,17 1. Attitude, iemands eigen op. in kennis over alcohol, de gevolgen van alcoholgebruik vattingen over het gedrag in kwestie; 2. Sociale invloed, de invloed van de sociale omgeving. Hieronder valt de en de specifieke gevolgen ervan bij jongeren? . in attitude ten aanzien van alcoholgebruik door jongesubjectieve norm (de ervaren verwachting van belangrijke anderen,20 sociale steun of sociale druk en modelren? . in self-efficacy ten aanzien van nee zeggen tegen druk ling (voorbeeldgedrag van anderen);16 3. Self-efficacy, de mate waarin jongeren inschatten er in te slagen om in van vrienden? . in ervaren sociale invloed op het voorko ´ men van drinallerlei situaties het gewenste gedrag te vertonen.17,21 ken vo´o´r het zestiende jaar? AEAV richt zich op kennis en op de drie determinan. in intentie om op korte termijn geen alcohol te gaan ten van het ASE-model.15,22 Kennis van de risico’s van alcoholgebruik op jonge leeftijd ontbreekt veelal bij zowel drinken? . Tot slot: hebben leerlingen als gevolg van AEAV vaker kinderen als ouders.4 Deze kennis is een voorwaarde om te komen tot een negatieve attitude ten aanzien van alof minder vaak een gesprek en een afspraak met hun coholgebruik op jonge leeftijd.23 Self-efficacy is nodig om ouders over het gebruik van alcohol. in moeilijke situatie weerstand te kunnen bieden aan sociale druk van vrienden.16 Sociale invloed kan twee Meth ode kanten op werken, modelling en negatieve sociale druk van bijvoorbeeld vrienden om wel te drinken moet worDesign, metingen en onderzoekspopulatie den weerstaan. Sociale steun van ouders of belangrijke Deze studie betreft een vergelijkend onderzoek met een anderen kan helpen om vast te houden aan goede voorquasi-experimenteel design met een voor- en een namenemens.24 AEAV werkt volgens het principe van ‘Verhating. Deelnemers zijn leerlingen uit groep acht van basisscholen in West-Friesland. Negen experimentele lend Ontwerpen’.25 Dit is een lesmethode waarbij de basisscholen uit drie gemeenten zijn vergeleken met acht leerlingen op zoek gaan naar informatie, leren zich een controle scholen uit drie andere gemeenten in het mening te vormen, met behulp van rollenspellen vaarschooljaar 2008-2009. Scholen die ingepland stonden om digheden trainen, zich richten op een norm en op de AEAV te gaan doen, zijn benaderd voor deelname aan de intentie om niet te gaan gebruiken; allemaal ingredie¨nten experimentele groep. Scholen die ingepland stonden om waarvan is aangetoond dat zij de effectiviteit van interAEAV later in het schooljaar te gaan doen zijn benaderd venties vergroten.26,27 Voor AEAV zijn drie verhaallijnen voor de controle groep. Bij de samenstelling van de twee ontwikkeld.15,22,28,29 In het verhaal van ‘het voorlichgroepen is rekening gehouden met de grondslag van de tingsbureau’ bijvoorbeeld, richten de kinderen een buschool (1), beide groepen bevatten scholen op Rooms reau op dat alcoholvoorlichting geeft aan klanten.22 KinKatholieke, Openbare of Protestants Christelijke grondderen zijn zowel baliemedewerker als klant.Voor ‘het slag; met het opleidingsniveau van de moeder (2), in voorlichtingsbureau’ geldt als indicatie dat 12 a` 14 lesubeide groepen is naar schatting 35 tot 40% van de moeren in de klas nodig zijn om het hele lespakket uit te ders laag opgeleid31 en met de grootte van de gemeente voeren. De lessen richten zich achtereenvolgens op de start van het bureau, het verzamelen en verwerken van (3), er zijn geen scholen uit de grootste gemeente van de informatie en tips voor klanten, de organistie van de regio benaderd voor deelname. tsg jaargang 89 / 2011 nummer 3 ‘Alcohol een ander verhaal’, een gecontroleerde effectevaluatie op de basisschool - pagina 160 / www.tsg.bsl.nl
Informed consent De leerlingen hebben voor de start van het onderzoek via de leerkracht een brief van de GGD ontvangen voor hun ouders. De brief bevatte informatie over het evaluatieonderzoek en de vraag om toestemming voor deelname door het kind aan het onderzoek. Ouders zijn in de gelegenheid gesteld de te gebruiken vragenlijsten op school in te zien. Zij konden desgewenst contact opnemen met de GGD. Voor alle leerlingen is toestemming verkregen.
vragen samen vormen een betrouwbare schaal (Cronbach’s alpha 0,85). Voor de sociale invloed van de omgeving is gevraagd naar de subjectieve norm van ouders en naar de subjectieve norm van vrienden. De subjectieve norm is een samengestelde maat. De maat is het product van de uitkomsten van twee vragen. Voorbeeld: de eerste vraag is ‘hoe zouden je ouders/verzorgers het vinden als jij drinkt of zou drinken vo´o´r je zestiende’ en de tweede vraag is ‘hoeveel trek jij je aan van wat je ouders/verzorgers vinden van drinken vo´o´r je zestiende’. De subjectieve norm van vrienden is op gelijke wijze berekend. De maat meet de reactie van de leerling op zijn of haar sociale omgeving, niet de sociale omgeving zelf.33,35 De intentie om binnenkort alcohol te gaan drinken is gemeten met een 5-puntsschaal en verwerkt als dichotome uitkomstmaat. Het percentage kinderen dat e´n rapporteert met hun ouders een gesprek te hebben gevoerd over alcoholgebruik e´n rapporteert een afspraak te hebben gemaakt over het tijdstip waarop zij mogen (gaan) drinken is berekend en verwerkt als dichotome uitkomstmaat.
De vragenlijst Bij het opstellen van de vragenlijst is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande vragen en vragenlijsten.9,18,32,33 Zo nodig zijn formuleringen aangepast aan de leeftijd van de kinderen. Daarnaast zijn nieuwe vragen over kennis en over gesprekken en een afspraak met de ouders opgesteld. De vragenlijst bestond tijdens de eerste meting uit 43 vragen. De vragenlijst tijdens de tweede meting was voor de controlegroep identiek aan de eerste vragenlijst. In de experimentele groep is bij de tweede meting een set vragen toegevoegd ten behoeve van de procesevaluatie. De resultaten van de procesevaluatie zijn apart beschreven in een factsheet.34
Pretest De vragenlijst is voorafgaand aan het onderzoek getest bij twee groepen leerlingen die AEAV al uitgevoerd hadden. De vragen en de instructies zijn doorgesproken met twee leerkrachten, de range van de behaalde punten is per onderdeel bekeken en de interne consistentie (Cronbach’s alpha) per schaal berekend. Van de kennisvragen bleek e´e´n vraag te moeilijk en e´e´n vraag niet eenduidig. Deze twee vragen zijn vervangen. Ook bleek het op inhoudelijke gronden beter om de subjectieve norm van ouders en de subjectieve norm van vrienden apart te verwerken. Met de resultaten van de pretest zijn powerberekeningen uitgevoerd.
Uitkomstmaten Kennis over alcohol (vier vragen), de gevolgen van alcoholgebruik (zes vragen) en de specifieke gevolgen ervan bij jongeren (zes vragen) is gemeten met zestien vragen met drie antwoordcategoriee¨n. Iedere goed beantwoorde vraag levert een punt. De punten samen vormen e´e´n somscore voor kennis. Attitude ten aanzien van alcoholgebruik is gemeten met vijf vragen. De inhoud van de vragen is overgenomen van de DGSG vragenlijst.18,33 De vragen zijn gericht op de beliefs die kinderen aan het drinken van alcohol verbinden, zoals bijvoorbeeld ‘alcohol drinken vind ik gezellig’. De antwoorden zijn gewaardeerd op 5-puntsschalen. De punten van de vijf vragen samen vormen een somscore voor attitude. Op basis van de berekende Cronbach’s alpha (0,75) is de schaal voldoende betrouwbaar geacht. Self-efficacy is gemeten met drie items, waarmee het geschatte succes wordt gemeten van niet drinken ondanks de druk van vrienden/vriendinnen in verschillende situaties (op een feestje, tijdens een logeerpartij). De antwoorden zijn gewaardeerd op 5-puntsschalen. De drie
Statistische analyse Gegevens zijn geanalyseerd met SPSS 17.0, tenzij anders wordt vermeld. Omdat we gebruik hebben gemaakt van een quasiexperimenteel design zijn de mogelijk beı¨nvloedende variabelen en de baseline metingen van uitkomstmaten uitgebreid beschreven (percentages, gemiddelden) en bekeken op verschillen tussen de experimentele en de controlegroep. Vervolgens zijn in de analyses multilevel regressie technieken toegepast om te corrigeren voor het feit dat data van leerlingen binnen een school niet onafhankelijk zijn. Meer specifiek is de fixed regressie coe¨fficie¨nt uitgebreid met een random school effect. Behalve voor de onafhankelijkheid van gegevens binnen een school is ook gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht, de baseline metingen van de onderzochte uitkomstmaat en voor variabelen die de relatie tussen AEAV en de uitkomstmaat veranderden met >10%.36 Uitkomstmaten zijn kennis, attitude, selfefficacy, subjectieve norm ouders, subjectieve norm vrienden, de intentie om niet te gaan drinken en het hebben van een gesprek en een afspraak over alcoholge-
Werving van de experimentele groep vond plaats op de voorbereidende scholing van de leerkrachten door Brijder, via de leerkracht van groep acht. Werving van de controlegroep verliep via contact met de schoolleider en de leerkracht. De leerlingen hebben twee maal met een tussenpauze van drie a´ vier weken, in de klas, vragenlijsten ingevuld. Na het invullen zijn de vragenlijsten door de leerling zelf in een envelop gedaan en dichtgeplakt. Aan de hand van school, groep, geboortedatum en geslacht, zijn de vragenlijsten van de eerste en de tweede meting door de GGD per leerling gekoppeld.
tsg jaargang 89 / 2011 nummer 3 ‘Alcohol een ander verhaal’, een gecontroleerde effectevaluatie op de basisschool - pagina 161 / www.tsg.bsl.nl
bruik met de ouders. Mixed model analyses zijn uitgevoerd met SPSS 17.0, mixed logistic regressie met behulp van Mlwin 2.02. Subgroepanalyses zijn gedaan voor leerlingen met lage scores op kennis en attitude tijdens de voormeting. In alle analyses is gewerkt met een significantie niveau van 5%. R e s u ltat e n Respons Van de achttien scholen die zijn gevraagd om aan het onderzoek deel te nemen zag e´e´n school af van deelname in verband met tijdgebrek. Alle overige scholen wilden deelnemen en hebben het onderzoek ook afgerond. De steekproef bestond uit negen experimentele scholen (elf klassen en 209 leerlingen) en acht controlescholen (negen klassen en 169 leerlingen). In totaal 378 groep acht leerlingen. Er waren geen leerlingen die niet mee mochten doen of niet mee wilden doen. Van veertien kinderen (zeven uit de experimentele groep (3%) en zeven7 uit de controlegroep (4%)) zijn door afwezigheid tijdens e´e´n van de twee meetmomenten (van tien leerlingen geen tweede vragenlijst en van vier geen eerste) geen gegevens opgenomen in het databestand. De meest genoemde reden voor afwezigheid was ziekte. Vanwege het geringe percentage leerlingen (4%) dat niet in de analyse is terecht gekomen en vanwege de informatie van de leerkrachten dat uitval vooral door ziekte werd veroorzaakt, is verder geen aandacht besteed aan de resultaten van de uitvallers.
Kenmerken van de experimentele- en de controlegroep De experimentele en controlegroep verschillen tijdens de voormeting niet voor de mogelijk beı¨nvloedende variabelen of uitkomstmaten (tabel 1). De gemiddelde leeftijd van de leerlingen is 11,6 (SD 0,4) jaar. Zeven procent van de leerlingen heeft af en toe, maar niet elke week, een heel glas alcohol gedronken. De baseline waarden van attitude (4,1 (SD 0,7)) en self-efficacy (4,3 (SD 0,9)) vallen hoog binnen de mogelijke range van 1-5. Van de leerlingen denkt 82% binnenkort waarschijnlijk/zeker geen alcohol te gaan drinken. Effect van AEAV De resultaten van de Multi level effect analyses staan samengevat in tabel 2. Een significant effect (p<0,001) van AEAV is gevonden voor kennis over alcohol, de gevolgen van alcoholgebruik en de specifieke gevolgen er van bij jongeren. Leerlingen die AEAV hebben gevolgd scoren gemiddeld 3,5 punten hoger op kennis tijdens de nameting, na correctie voor leeftijd, geslacht en kennis gemeten tijdens de voormeting. Daarnaast modificeert kennis tijdens de voormeting het effect van AEAV op kennis tijdens de nameting met meer dan 10%. Kinderen die voorafgaand aan AEAV minder weten over alcohol hebben meer baat bij AEAV voor wat betreft de toename van kennis. Leerlingen in de experimentele groep hebben als gevolg van AEAV, significant vaker een gesprek en een afspraak met hun ouders over de leeftijd waarop ze mogen gaan drinken (41%), dan kinderen die AEAV niet hebben gedaan (29%) (OR 1,95, p<0,05). Voor attitude is, na correctie voor leeftijd, geslacht en de score voor attitude en kennis tijdens de voormeting,
Tabel 1 Mogelijk beı¨nvloedende factoren en uitkomstmaten van interventie en controle groep tijdens de voormeting Beı¨nvloedende factoren
Totaal n= 378
AEAV groep n= 209
Controle groep n=169
Leeftijd in jaar (gemiddeld, SD) Jongens (%) Eerder alcoholgebruik (%) - nooit - nee, maar wel eens een slokje - af en toe, maar niet elke week Ervaren steun van ouders (gemiddeld, SD) Ervaren druk van vrienden (gemiddeld, SD) Vrienden drinken (%) - vaak - soms, af en toe - nooit Baseline waarden uitkomstmaten Kennis totaalscore, (gemiddeld, SD) Attitude totaal*, (gemiddeld, SD) Self-efficacy*, (gemiddeld, SD) Subjectieve norm ouders**, (gemiddeld, SD) Subjectieve norm vrienden**, (gemiddeld, SD) Intentie binnenkort alcohol te drinken (%) - zeker - waarschijnlijk - misschien wel, misschien niet - waarschijnlijk niet - zeker niet Gesprek en afspraak met ouders over alcoholgebruik (%)
11,6 (0,4) 48
11,6 (0,4) 46
11,5 (0,4) 51
39 54 7
41 54 5
37 54 9
3,9 (1,1) 4,9 (0,4)
4,0 (1,0) 4,9 (0,4)
3,8 (1,1) 4,9 (0,3)
1 35 64 8,8 (2,2)
2 34 63 9,0 (2,3)
0 37 64 8,6 (2,1)
4,1 (0,7) 4,3 (0,9) 1,3 (2,0) 0,2 (1,5)
4,2 (0,7) 4,3 (0,9) 1,4 (1,9) 0,2 (1,4)
4,1 (0,7) 4,2 (0,9) 1,1 (2,2) 0,2 (1,6)
0,3 2 16 21 61 20
0,5 2 14 23 61 21
0 2 17 18 62 19
AEAV= ‘Alcohol een ander verhaal’. De range per uitkomstmaat loopt van ‘minst gewenste antwoord’ naar ‘meest gewenste antwoord’. * = schaal van 1-5. ** = schaal van -4 tot +4.
tsg jaargang 89 / 2011 nummer 3 ‘Alcohol een ander verhaal’, een gecontroleerde effectevaluatie op de basisschool - pagina 162 / www.tsg.bsl.nl
Tabel 2. Uitkomstmaten tijdens de voormeting (T0) en de nameting (T1) per studie groep en verschil in gemiddelde verandering (BI 95%) AEAV groepa Kennis Attitude Subjectieve norm ouders Subjectieve norm vrienden Self-efficacy
T0 9,0 (2,3) 4,2 (0,7) 1,4 (1,9) 0,2 (1,4) 4,3 (0,9)
Intentie geen alcohol te drinken 82% Gesprek en afspraak met ouders 21%
Controle groepa T1 11,9 (2,3) 4,1 (0,8) 1,6 (1,7) 0,3 (1,4) 4,4 (0,8)
T0 8,6 (2,3) 4,1 (0,7) 1,1 (2,2) 0,2 (1,6) 4,2 (0,9)
T1 8,5 (2,4) 4,2 (0,7) 1,6 (2,1) 0,5 (1,9) 4,3 (0,9)
83% 41%
80% 19%
81% 29%
B-waardenb (BI 95%)
B-waardenc (BI 95%)
3,601 (2,47 tot 4,74) -0,16 (-0,42 tot 0,09) 0,02 (-0,59 tot 0,63) -0,19 (-0,57 tot 0,20) 1,00d (0,94 tot 1,07) OR’sb (BI 95%) 1,12 (0,64 tot 1,95) 1,712(1,11 tot 2,64)
3,541 (2,44 tot 4,66) -0,192 (-0,36 tot -0,02) -0,14 (-0,61 tot 0,33) -0,25 (-0,67 tot 0,17) 1,00d (0,94 tot 1,07) OR’sc (BI 95%) 1,05 (0,50 tot 2,20) 1,952(1,04 tot 3,66)
BI 95%: Betrouwbaarheidsinterval van 95% 1 p<0,001; 2 p < 0,05. a gemiddelden en standaarddeviaties / percentages per groep tijdens de voor- en nameting. b B-waarden en Odds Ratio’s (OR’s) in kolom 6 geven de ruwe relatie tussen AEAV en de uitkomstmaat weer, gecorrigeerd voor de afhankelijkheid van de gegevens van leerlingen binnen scholen. c B-waarden en OR’s in kolom 7 zijn gecorrigeerd voor geslacht, leeftijd en de T0-waarde van de uitkomstmaat. OR’s voor ‘Intentie’ en ‘Afspraak met ouders’ zijn tevens gecorrigeerd voor ‘eerder alcoholgebruik’. d Om te voldoen aan de eisen van normaliteit zijn de waarden van self-efficacy loggetransformeerd. De gepresenteerde waarden voor self-efficacy zijn de teruggetransformeerde B-waarden. Dit betekent dat de gemiddelde self-efficacy bij kinderen die AEAV hebben gevolgd 1,00 keer zo groot is als bij kinderen uit de controlegroep.
een klein (B=-0,20) maar significant effect (p<0,05) gevonden. AEAV leidt tot gemiddeld 0,2 punten achteruitgang in attitude (op een schaal van 1 tot 5). Tevens modificeert attitude tijdens de voormeting het effect van AEAV op attitude tijdens de nameting met meer dan 10%. Kinderen met een vooraf minder gewenste attitude ten aanzien van alcoholgebruik door jongeren hebben minder baat bij AEAV. Geen effect van de interventie is gevonden voor de subjectieve norm van ouders, de subjectieve norm van vrienden, self-efficacy en de intentie om binnenkort ge´e´n alcohol te gaan drinken. Discussie AEAV in groep acht van de basisschool leidt tot meer kennis over alcohol, de gevolgen van alcoholgebruik en de specifieke gevolgen ervan bij jongeren. Kennis verbeterde op alle drie de onderdelen samen en op ieder onderdeel apart. Tevens toont het onderzoek aan dat AEAV tot gevolg heeft dat leerlingen vaker een gesprek en een afspraak hebben met hun ouders over de leeftijd waarop ze mogen gaan drinken. Voor attitude ten aanzien van het drinken van alcohol werd een klein maar ongewenst effect gevonden. Er kon geen effect worden aangetoond op de sociale invloed, self-efficacy van de leerlingen en de intentie om binnenkort al dan niet te gaan drinken. Zoals verwacht leidde AEAV tot een duidelijk verbeterde kennis. In AEAV gaan de kinderen actief op zoek naar feitelijke informatie. De gevonden informatie verwerken zij in hun verhaal. Zo zijn zij in ‘het voorlichtingsbureau’ bijvoorbeeld een baliemedewerker die deskundig antwoord geeft aan klanten met alcoholgerelateerde problemen.22 Als gevolg van AEAV hebben de kinderen vaker een gesprek en een afspraak met hun ouders over de leeftijd waarop het kind mag gaan drinken. Voor het behalen van dit resultaat lijkt de afsluitende avond van AEAV cruciaal. De verhaallijnen van AEAV werken toe naar een eindoptreden van de leerlingen. In de verhaallijn ‘het voorlichtingsbureau’ bijvoorbeeld nodigen de kinderen, van-
uit hun rol, hun ouders uit voor ‘de feestelijke opening van het bureau’. Deze aanpak heeft ertoe geleid dat van 79% van de leerlingen die AEAV hebben gedaan een ouder naar de afsluitende avond is gekomen. Voor deze avond worden ook preventiewerkers van Brijder Verslavingszorg uitgenodigd. Zij geven voorlichting over alcoholgebruik en opvoeding. De boodschap om afspraken te maken ten aanzien van alcoholgebruik door het kind komt kennelijk goed over. Tegen de verwachtingen in en niet passend bij het theoretisch model is de bevinding dat attitude ten aanzien van het drinken van alcohol door jongeren ongunstiger werd. Het verschil was gering, 0,2 op een schaal van 1 tot en met 5, met weinig praktische relevantie, maar significant. Kinderen kregen door AEAV een minder gewenste houding (gezellig, erbij horen, stoer, lekker) ten aanzien van zelf alcohol drinken. Voor sociale invloed, self-efficacy en ‘intentie om binnenkort niet te gaan drinken’ werd geen effect gevonden. Een mogelijke verklaring voor het uitblijven van aantoonbare verbetering van attitude, self-efficacy en intentie kan gelegen zijn in de gemiddeld hoge waarden voor deze determinanten tijdens de voormeting. Door de goede score voorafgaand aan de interventie is verbetering moeilijk (plafond-effect). Het plafond-effect alleen verklaart het geringe ongunstige effect op attitude echter niet: uit subgroep analyse met alleen kinderen met een minder gewenste attitude (=< 4) tijdens de voormeting blijkt dat AEAV ook bij deze kinderen een gering, maar significant negatief effect (Bwaarde -0,36 (-0,64 tot -0,09) heeft. Gezien de hoge beginwaarden voor attitude zou AEAV op deze leeftijd mogelijk winnen aan effectiviteit door meer nadrukkelijk te werken aan het versterken van de bestaande attitude. Dit kan bijvoorbeeld door de keuze van een verhaallijn die hierop is gericht, door te werken met rollenspellen en oefeningen gericht op weerstand bieden aan tegenargumenten en druk van leeftijdsgenoten.26;37 Het lespakket biedt hiervoor ruime mogelijkheden. Leerkrachten zouden hierop kunnen worden getraind.
tsg jaargang 89 / 2011 nummer 3 ‘Alcohol een ander verhaal’, een gecontroleerde effectevaluatie op de basisschool - pagina 163 / www.tsg.bsl.nl
Geen effect kon worden aangetoond van AEAV op de sociale invloed van ouders en vrienden. Uit andere interventies in het voortgezet onderwijs blijkt dat de sociale invloed van ouders en vrienden, succesvol te beı¨nvloeden is.26 Op de middelbare school neemt de invloed van ‘peers’ op gebruik van middelen toe.35,38 In een vervolg interventie op de middelbare school dient dit aspect opnieuw en met nadruk te worden opgenomen. Ook eerdere schoolgerichte preventieprogramma’s tonen een positief effect op de kennis van scholieren over genotmiddelen en slechts kleine effecten op de attitude ten aanzien van alcoholgebruik en op de intentie om alcohol te gaan gebruiken.26 Onderzoek naar het effect van DGSG op middelbare scholen toont eveneens een verbeterde kennis en geen verschil in de attitude en selfefficacy die jongeren hebben ten aanzien van alcohol.19 Desondanks neemt, op scholen waar de interventie plaatsvond, in vergelijking met scholen zonder interventie, het alcoholgebruik onder de leerlingen af. Het onderzoek naar het effect van ‘Alcohol een ander verhaal’ is een pragmatische studie. Er is onderzocht wat het effect van AEAV is, als het conform de praktijk van alle dag wordt uitgevoerd en de leerkrachten naar eigen inzicht invulling geven aan het lespakket. Vrijwel alle scholen, leerkrachten, ouders en leerlingen die zijn benaderd voor deelname aan de evaluatie, hebben meegedaan. Slechts e´e´n school zag af van deelname. Ook de uitval was gering. De kans op vertekening door selectieve deelname is dus gering. Het onderzoek kent enkele minder goede punten. Allereerst is de effectevaluatie uitgevoerd met een quasiexperimenteel design. Scholen die ingepland stonden om AEAV te gaan doen, zijn benaderd voor deelname. De controlegroep is daar, aan de hand van drie criteria, bijgezocht. Afgaand op de gegevens van de voormeting, lijkt het design tot weinig vertekening te hebben geleid. Toch past voorzichtigheid met betrekking tot de conclusies. Een tweede punt is dat alle effecten zijn gemeten binnen een week na afronding van de interventie. Bekend is dat de effecten van preventieprogramma’s in ongeveer e´e´n tot twee jaar uitdoven.18,27 Hoe snel dat met de effecten van AEAV gebeurt, wordt in deze studie niet duidelijk. Uit eerdere studies gericht op de preventie van roken, blijkt dat het herhalen van voorlichting de eerdere effecten van preventie activiteiten bestendigt.39 Conclusie Uit deze studie blijkt dat kinderen door AEAV meer te weten komen over alcohol en de gevolgen van alcoholgebruik voor jongeren. Ook blijkt dat door AEAV ouders en kinderen vaker met elkaar praten over het gebruik van alcohol en vaker afspraken maken over de leeftijd waarop het kind mag gaan drinken. Daarnaast leidt AEAV tot een gering ongunstig effect op attitude ten aanzien van alcoholgebruik door jongeren. Geen effect van AEAV kon worden aangetoond op sociale invloed, self-efficacy en de intentie om niet te gaan drinken vo´o´r de leeftijd van zestien. AEAV kan voor kinderen van groep acht van de basisschool en hun ouders gebruikt worden als een eerste stap
in het voorlichtingstraject gericht op alcoholmatiging onder jongeren. Om de opgedane kennis en afspraken tussen ouders en kinderen te bestendigen en uit te bouwen richting daadwerkelijk uitstel van alcoholgebruik tot de leeftijd van zestien jaar verdient het aanbeveling om binnen twee jaar een aanvullende interventie te doen. Abstract ‘Alcohol een ander verhaal’: effect evaluation of an alcohol prevention project for primary schools The aim of this study was to assess the effects of the alcohol prevention project ‘Alcohol een ander verhaal’ (Alcohol an other story) implemented in the highest classes of primary schools in the West-Friesland area. A quasi-experimental study design was used in which 209 pupils of nine schools were compared with 169 pupils of eight control schools. Data was collected in the classroom by means of written questionnaires. The interval between baseline and post-test questionnaires was three to four weeks. Multilevel mixed regression analyses revealed beneficial effects on knowledge of the risks of alcohol use at a young age, on the percentage of children who communicate about alcohol use with their parents and on the percentage of children whose parents set rules about the age at which children start drinking. The effect on the attitude towards drinking alcohol was statistically significant, though very small, in an undesirable direction. There were no changes found in self-efficacy, social impact and intention not to drink alcohol in the near future. ‘Alcohol een ander verhaal’ is a good first step as part of a prevention programme intended to delay the initiation of adolescent alcohol use. The small unwanted effect on attitude asks for attention and special methods within the programme to strengthen existing favourable attitudes. Keywords: effect study, alcohol prevention, school-based prevention, primary school, children L i t e r at u u r 1. Monshouwer K, Dorsselaar S, van, Gorter A, Verdurmen J, Vollebergh W. Jeugd en riskant gedrag. Kerngegevens uit het peilstationsonderzoek 2003. Utrecht: Trimbos-instituut, 2004. 2. Monshouwer K, Dorsselaer S, van, Verdurmen J, Graaf R, de, Os J, van, Vollebergh W. Trends in adolescent alcohol user. Findings from 1992 to 2003 from the Dutch National School Survey on substance use. Utrecht: Trimbos-instituut, 2006. 3. Monshouwer K, Verdurmen J, Dorsselaar S, van, Smit E, Gorter A, Vollebergh W. Jeugd en Riskant Gedrag 2007. Kerngegevens van het Peilstationsonderzoek Scholieren. Roken, drinken, drugsgebruik en gokken onder scholieren vanaf 10 jaar. Utrecht: Trimbos-instituut, 2008. 4. Adriaensens L, Duin-de Boer E, Waardenburg C. Jongerenenqueˆte West-Friesland 2005; een onderzoek naar tweede- en vierdeklassers in het voortgezet onderwijs via E-MOVO. Hoorn: GGD West-Friesland, 2006. 5. Waardenburg C, Lempens A. Alcoholgebruik Westfriese jongeren. Programmabureau Integrale Veiligheid Noord-Holland Noord, 2007. 6. Holzmann M, Haan B, de, Bouwmeester J, Lempens A. Jeugd-
tsg jaargang 89 / 2011 nummer 3 ‘Alcohol een ander verhaal’, een gecontroleerde effectevaluatie op de basisschool - pagina 164 / www.tsg.bsl.nl
7. 8.
9. 10.
11.
12.
13. 14. 15.
16.
17.
18.
19.
20. 21. 22. 23. 24.
monitor West-Friesland, 10- tot en met 15-jarigen. I&O Research. 2007. Verdurmen J, Abraham M, Planije M et al. Alcoholgebruik en jongeren onder de 16 jaar. Utrecht: Trimbos-instituut, 2006. Hibell B, Andersson B, Bjarnason T et al. The ESPAD Report 2003. Alcohol and Other Drug Use Among Students in 35 European Countries. The Swedish Council for Information on Alcohol and Other Drugs (CAN) and the Pompidou Group at the Council of Europe. Stockholm, Sweden. 2004. Bot M. Jeugdenqueˆte 0-12 jaar West-Friesland 2007. Schagen: GGD Hollands Noorden, 2007. Pol M, van der, Duijser E. Meting alcoholgebruik jongeren. Onderzoek onder Nederlandse jongeren 10 t/m 15 jaar. Amsterdam: NIPO, 2003. Vorst H, van der, Vermulst A, Dekoviç M, Meeus W, Engels R. Identification and prediction of drinking trajectories in early and mid adolescence. Alcoholism Clin Exp Res 2008;31. Vet R, Eijnden R, van der. Het gebruik van alcohol door jongeren en de rol van ouders: resultaten van twee metingen. Rotterdam: IVO, 2007. VWS, Alcohol en Jongeren; Brief van de minister van VWS. Den Haag: ministerie van VWS, 24-3-2005. Breebaart G. De West-Frisse Jeugd 2007. Hoorn: GGD Hollands Noorden, 2008. Vlokhoven B, van. Alcohol een ander verhaal, informatiekatern, Voorlichting met de methode verhalend ontwerpen. Utrecht: Trimbos-instituut, 2004. Vries H, de, Dijkstra M, Kuhlman P. Self-efficacy: the third factor besides attitude and subjective norm as a predictor of behavioural intentions. Health Educ Res 1988;3:273-82. Lechner L, Kremers S, Meertens R, Vries H, de. Determinanten van Gedrag. In: Brug J, Assema Pv, Lechner L, editors. Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering. Assen: van Gorcum, 2007, p 75-105. Jonkers R, Weerdt I, de, Nierkens V, Jongkind S. De gezonde school en genotmiddelen 1995-1998; Eindevaluatie. Haarlem: ResCon, research & consultancy, 1999. Cuijpers P, Jonkers R, Weerdt I, de, Jong A, de. The effects of drug abuse prevention at school: the ’Healthy School and Drugs’ project. Addiction 2002; 97:67-73. Ajzen I. The theory of planned behavior. Organizational Behavior and Human Decision Processes 1991; 50:179-211. Bandura A. Social foundations of thought and action. A social cognitive theory. Erlbaum, 1986. Vlokhoven B, van. Het voorlichtingsbureau, Alcohol een ander verhaal. Utrecht: Trimbos-instituut, 2004. Weinstein N. The precaution adoption process. Health Psychol 1988; 7:355-86. Vorst H,van der, Engels R, Meeus W, Dekovic M, Leeuwe J, van. The role of alcohol-specific socialization in adolescents’ drinking behaviour. Addiction 2005; 100:1464-76.
25. Vos E, Dekkers P, Reehorst E. Verhalend Ontwerpen, een draaiboek. Groningen: Wolters-Noordhoff, 2003. 26. Cuijpers P, Scholten M, Conijn B. Verslavingspreventie. Een overzichtsstudie. ISBN-13: 978-90-5763-083-5 ed. Den Haag: ZonMw, 2006. 27. Tobler N, Roona M, Ochshorn P, Marshall D, Streke A, Stackpole K. School-based Adolescent Drug Prevention Programs: 1998 Meta-Analysis. J Primary Prevention 2000;20:275-336. 28. Vlokhoven B,van. Randy en Lea, Alcohol een ander verhaal. Utrecht: Trimbos-instituut, 2004. 29. Vlokhoven B, van Afscheid van groep 8, Alcohol een ander verhaal. Utrecht: Trimbos-instituut, 2004. 30. Beschrijving inhoud deskundigheidbevorderende cursus voor de leerkrachten van ’Alcohol een ander verhaal’. Utrecht: Trimbos-instituut. 2008. 31. Waardenburg C. Uitdraai SPSS: Basisschool en opleiding moeder in vier categoriee¨n. Gegevens uit PGO’s van JGZ van 2005 en 2006 van de GGD Hollands Noorden. Schagen, 2007. 32. Bruil J, Dijkstra N, Jacobusse G et al. Handleiding Vragenlijsten Schoolgezondheid Basisonderwijs "Wat doe jij voor je gezondheid?". Utrecht: GGD Nederland, versie 1.0. 2004. 33. Goossens F, Lammers J, Meijer A, Graaf L de. Voorkomen is beter dan genezen. Aanbevelingen ten behoeve van de ontwikkeling van klassikale genotmiddelenpreventieprojecten in het basisonderwijs. Utrecht, 2003. 34. Breebaart G, Brink M van, Heemskerk M. ‘Alcohol(voorlichting): een ander verhaal!’ Resultaten van het evaluatieonderzoek in 2008/2009. Factsheet, www.ggdhn.nl. Schagen: GGD Hollands Noorden, 2009. 35. Crone M, Reijneveld S, Willemsen M, Van Leerdam F, Spruijt R, Hira Sing R. Prevention of smoking in adolescents with lower education: a school based intervention study. Epidemiol Community Health 2003; 57:675-80. 36. Twisk J. Applied Multilevel Analysis. 2007 ed. Cambridge: Cambridge University Press, 2007. 37. Tormala Z, Petty R. What doesn’t kill me makes me stronger: The effects of resisting persuasion on attitude certainty. J Personal Soc Psychol 2002;83:1298-313. 38. De Vries H, Candel M, Engels R, Mercken L. Challenges to the peer influence paradigm: results for 12-13 year olds from six European countries from the European Smoking Prevention Framework Approach study. Tobacco Control 2006;15:83-9. 39. Dijkstra M, Mesters I, De Vries H. Effectiveness of a social influence approach and boosters to smoking prevention. Health Educ Res 1999;14:791-802.
Correspond enti eadres Monique Heemskerk, Bergenvaarderstraat 15, 1181 SJ Amstelveen, tel. 020-3680172, e-mail:
[email protected]
tsg jaargang 89 / 2011 nummer 3 ‘Alcohol een ander verhaal’, een gecontroleerde effectevaluatie op de basisschool - pagina 165 / www.tsg.bsl.nl