Feiten & Cijfers: Abortus in België
Datum:
Augustus 2007
In deze Feiten & Cijfers worden de voornaamste gegevens uit de zeven opeenvolgende rapporten van de Nationale Evaluatiecommissie betreffende de zwangerschapsafbreking weergegeven.
1
Abortus in België
1.1 Wet van 3 april 1990 Abortus staat in België in het Strafwetboek. Sinds de wet van 3 april 1990 is abortus tijdens de eerste 12 weken van de zwangerschap niet strafbaar als er aan volgende voorwaarden is voldaan1: +
De eerste consultatie en de ingreep moeten uitgevoerd worden in een “inrichting voor gezondheidszorg” (een abortuscentrum of bepaalde ziekenhuizen die abortushulpverlening aanbieden). Deze moeten een eigen voorlichtingsdienst en een multidisciplinair team hebben dat de vrouw kan begeleiden en inlichten over alle wetten en decreten waar ze beroep kan op doen om haar noodsituatie desgewenst op te lossen.
+
De vrouw moet verklaren zich in een noodsituatie te bevinden maar de wet geeft geen verdere omschrijving van het begrip noodsituatie. De beslissing ligt volledig bij de vrouw ligt, zij alleen oordeelt over haar noodsituatie. Ook een minderjarig meisje kan autonoom beslissen of ze zwanger wil blijven of niet.
+
Er is een verplichte wachttijd van zes dagen tussen de eerste consultatie in het centrum en de abortus in datzelfde centrum.
Na de 12 weken zwangerschap kan abortus in België enkel nog uitgevoerd worden als het uitdragen van de zwangerschap een ernstig gevaar inhoudt voor het leven van de vrouw, of als blijkt dat het kind dat geboren moet worden zal lijden aan een bij de huidige stand van de wetenschap ongeneeslijke kwaal. In dat geval dient de behandeling verplicht te gebeuren in een ziekenhuis en dient een advies van een tweede geneesheer ingewonnen te worden. De verplichte registraties van de zwangerschapsafbrekingen worden opgevolgd door de Nationale Evaluatiecommissie betreffende de zwangerschapsafbreking. Deze commissie werd op 30 augustus 1990 opgericht met als doel toezicht te houden op de uitvoering en evaluatie van de wet van 3 april 1990 betreffende de zwangerschapsafbreking. Zij publiceert tweejaarlijks een rapport. Een eerste rapport werd uitgebracht in 1994 en had betrekking op het jaar 1993. Daarna volgden de tweejaarlijkse rapporten 19941995, 1996-1997, 1998-1999, 2000-2001, 2002-2003 en het in augustus 2006 laatst verschenen rapport 2004-2005. In haar besluiten blijft de Evaluatiecommissie herhalen dat de door haar verzamelde gegevens geen wetenschappelijke cijfers zijn en geeft hiervoor de redenen aan.
1.2 Evolutie aantal zwangerschapsafbrekingen 1993 - 2005 Volgens de gegevens van de Evaluatiecommissie lieten in het jaar 2005 in totaal 16.696 vrouwen in België een zwangerschapsafbreking uitvoeren2. Sedert het begin van de registratie in 1993 tot op heden is – in absolute cijfers – het aantal zwangerschapsafbrekingen met 6.316 ingrepen gestegen. De cijfers dienen we echter te nuanceren: enerzijds moet het aantal zwangerschapsafbrekingen dat in ons land werd uitgevoerd bij niet in België gedomicilieerde vrouwen in mindering worden gebracht en anderzijds
1
www.abortus.be
2
Nationale commissie voor de evaluatie van de wet van 3 april 1990 betreffende de zwangerschapsafbreking: verslag ten behoeve van het Parlement 1 januari 2004 - 31 december 2005.- Brussel, augustus 2006. [p. 1 van 1]
moet het aantal Belgische vrouwen dat buiten onze landsgrenzen een abortusingreep liet uitvoeren worden bijgeteld. Ten slotte registreert de evaluatiecommissie ook nog een aantal laattijdig ingestuurde aangiften. Rekening houdend met deze bijkomende gegevens komt men tot volgende tabel. Tabel 1: Aantal geregistreerde zwangerschapsafbrekeningen bij in België gedomicilieerde vrouwen tussen 1993 en 2005 1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
13.474
13.215
13.398
14.533
13.857
13.582
13.937
14.923
16.178
15.716
16.707
16.932
17.867
In 2005 werden er in België bij in totaal 17.867 vrouwen die in België wonen een abortus uitgevoerd. Sinds het begin van de registratie (1993) nam het aantal zwangerschapsafbrekingen met 25% toe (stijging van 4.393 ingrepen). Ten opzichte van 2004 is er een stijging van 5.5%. Het blijft onduidelijk of deze cijfers een reële stijging reflecteren van het aantal zwangerschapsafbrekingen in ons land. Experts gaan ervan uit dat de stijging van de cijfers grotendeels het gevolg is van een betere registratie in de ziekenhuizen en de abortuscentra, waardoor het dark number – het aantal nietgeregistreerde ingrepen – alsmaar kleiner wordt. Voorts is het niet duidelijk of deze cijfers ook een stijging van het aantal ongeplande zwangerschappen weerspiegelen. De wettelijke omkadering, de verbeterde toegankelijkheid door de kwaliteit van de geboden hulpverlening3 en de terugbetaling van de abortusingreep door het RIZIV sinds 2002 maken dat vrouwen minder drempels ervaren om een abortus te laten uitvoeren als oplossing voor hun ongeplande en ongewenste zwangerschap. Demografisch onderzoek heeft ook uitgewezen dat de bevolking door de jaren heen een meer tolerante houding ten aanzien het [laten] uitvoeren van zwangerschapsafbreking heeft aangenomen4 . Hoe dan ook blijven de abortuscijfers in België tot de laagste in de wereld behoren, vergelijkbaar met de buurlanden Nederland en Duitsland.
1.3 Abortuscijfer & abortusratio Het abortuscijfer geeft het aantal abortussen weer per 1000 meisjes en vrouwen in de vruchtbare leeftijd (15 tot 44 jaar). De abortusratio geeft het aantal abortussen weer per 100 zwangerschappen. In 2005 was het abortuscijfer 8.56, de abortusratio 13.15%5. Dit betekent dat bij 8.56 van elke 100 vrouwen tussen 15 en 44 jaar een abortus werd verricht en dat 13.15% van het totale aantal zwangerschappen in België afgebroken werden. In 2004 was het abortuscijfer 8.09 en de abortusratio 12.77% (van Bussel, 2006).
3
Crombrugge, Lucie Van, (2003) “Abortus: erkenning van de kwaliteit” – artikel in het Jaarboek Seksualiteit Relaties Geboorteregeling 2003 4
Elchardus, Mark e.a. (2000) Verloren Zekerheid. Lannoo
5
Van Bussel, Johan (2006) Zwangerschapsafbreking in België (1993-2005). Leuven: centrum voor Relatievorming en Zwangerschapsproblemen. Online te raadplegen op: http://www.crz.be/downloads/Zwangerschapsafbreking-1993-2005.pdf
[p. 2 van 2]
2
Demografische kenmerken
2.1 Verdeling naar leeftijd De gemiddelde leeftijd van alle abortuscliënten bedroeg in 2005 27,44 jaar. Over alle jaren heen is deze vrij stabiel gebleven. Wel kunnen binnen de onderscheiden leeftijdsgroepen een aantal verschuivingen worden vastgesteld. Voor 2005 was 14% van alle abortuscliënten jonger dan 20 jaar, 80% tussen 20 en 40 jaar en 6 % ouder dan 40. In de tabellen hieronder gaan we in op de evoluties die zich binnen de jongste–, midden- en oudste groep hebben voorgedaan.
2.1.1 - 20-jarigen In 2005 werden er 2.385 zwangerschapsafbrekingen uitgevoerd bij -20 jarigen (13.35%). In numerieke zin steeg het aantal zwangerschapsafbrekingen in deze leeftijdsgroep sinds het begin van de registratie met 1.100 eenheden (van 1.285 in 1993 tot 2.385 in 2005). Het aandeel van de -20jarigen in 2005 bedraagt 14% en is over de laatste vier jaar vrij stabiel gebleven. Het hoogste aantal abortussen binnen deze leeftijdsgroep zien we in 1999. Tabel 2: Aantal zwangerschapsafbrekingen volgens leeftijd –20 jarigen 1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
-15
35
48
41
37
46
58
33
15
91
101
123
143
133
145
144
16
153
191
239
253
249
267
301
17
272
275
324
369
369
416
417
18
323
351
380
481
455
457
511
19
411
418
454
544
538
496
616
T=
1.285
1.384
1.561
1.827
1.790
1.839
2.022
Aantal zwangerschapsafbrekingen volgens leeftijd –20 jarigen 2000
2001
2002
2003
2004
2005
-15
46
75
63
65
88
84
15
155
191
155
184
175
198
16
294
287
337
331
344
319
17
395
455
434
460
434
458
18
536
540
533
503
557
593
19
656
660
600
619
678
733
T=
2.082
2.208
2.122
2.162
2.276
2.385
In 2005 was de abortusratio voor deze leeftijdscategorie 47.5. Dit betekent dat bijna de helft van de zwangere tienermeisjes de zwangerschap liet afbreken (van Bussel, 2006). In 1995 was deze 36.26 (van [p. 3 van 3]
Bussel, 2006). Doorheen de jaren zien we dat de geboorte6- en abortusratio naar elkaar toe evolueren: daar waar vroeger meer meisjes de zwangerschap uitdroegen, kiezen nu ongeveer evenveel meisjes om de zwangerschap te behouden als om deze af te breken. Volgens de berekeningen van het Centrum voor Relatievorming en Zwangerschapsproblemen werden in 2005 1 op 52 meisjes tussen 16 en 19 zwanger7.
2.1.2 20 tot 40-jarigen In 2005 werden er 13.353 abortussen uitgevoerd bij vrouwen tussen 20 en 40 jaar. In numerieke zin steeg het aantal zwangerschapsafbrekingen in deze leeftijdsgroep sinds het begin van de registraties met 4.731 eenheden (van 8.622 in 1993 tot 13.353 in 2005). Het aandeel van deze leeftijdsgroep (80%) is na een periode van stabilisatie terug licht gedaald. Binnen deze leeftijdscategorie is de groep 20-24 jarigen het sterkst vertegenwoordigd (31%) en kent deze de sterkste stijging. Binnen deze groep vinden we ook het hoogste abortuscijfer van alle leeftijdscategorieën weer, meerbepaald bijna 13 per 1000 vrouwen tussen 20 en 24 jaar lieten in 2005 een abortus doen (Van Bussel, 2006). Eén vierde (25%) van alle abortussen in 2005 vond plaats binnen de leeftijdsgroep 20-24 jaar. Tabel 3: Evolutie aantal zwangerschapsafbrekingen volgens leeftijd: 20 tot 40 jarigen 1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
20-24 2.643
2.763
2.801
3.042
2.897
2.854
3.118
25-29 2.506
2.584
2.610
2.961
2.860
2.750
2.861
30-34 2.105
2.140
2.257
2.544
2.425
2.324
2.387
35-39 1.368
1.361
1.473
1.645
1.672
1.601
1.715
T=
8.622
8.848
9.141
10.192 9.854
9.529
10.081
2000
2001
2002
2003
2004
2005
20-24 3.421
3.761
3.692
4.032
4.002
4.139
25-29 3.065
3.332
3.339
3.411
3.628
3.873
30-34 2.661
2.822
2.904
3.001
3.131
3.093
35-39 1.870
1.936
1.976
2.107
2.094
2.248
T=
11.851 11.911 12.551 12.855 13.353
11.017
2.1.3 +40-jarigen In 2005 werden er 958 abortussen uitgevoerd bij vrouwen boven de 40 jaar Ongeveer 6% van alle abortussen in 2005 gebeurde op ‘oudere’ leeftijd. Het aandeel van oudere cliënten neemt in lichte mate toe. Deze stijging is vooral merkbaar in de leeftijdscategorie 40-45 jaar.
6
Het aantal geboorten per 1000 zwangerschappen.
7
Zie www.crz.be
[p. 4 van 4]
Tabel 4: Evolutie zwangerschapsafbrekingen bij vrouwen: +40 jaar 1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
%
4,55
4,70
4,81
4,82
5,07
5,25
4,95
4,81
4,84
5,12
5,65
5,57
5,73
T=
473
505
541
609
622
631
631
663
716
758
882
893
958
2.2 Verdeling naar herkomst In 2005 was 42% van de abortuscliënten afkomstig uit Vlaanderen (d.i. inclusief Vlaams Brabant), 32% in Wallonië (inclusief Waals Brabant) en 25% in Brussel hoofdstad. In 2005 werden er in België 295 abortussen (2%) verricht bij vrouwen die in het buitenland gedomicilieerd zijn. Dit aantal heeft zich door de jaren heen gestabiliseerd, terwijl het aantal zwangerschapsafbrekingen van Belgische vrouwen die zich voor de ingreep naar het buitenland begeven - vooral Nederland - gestadig blijft afnemen. Aangenomen wordt dat het in dit laatste geval wellicht vooral om behandelingen gaat waarbij de wettelijke termijn in België is overschreden. In Nederland kan de termijn voor zwangerschapsafbreking oplopen tot 22 weken effectieve zwangerschap, waar deze in ons land beperkt is tot 12 weken.
Tabel 5: Regionale verdeling over de laatste acht jaar – in % Jaar
Vlaanderen
Wallonië
Brussel
Buitenland
1998
44,83
34,37
18,70
2,10
1999
43,21
33,45
20,47
2,87
2000
44,17
31,45
21,66
2,72
2001
44,46
28,97
23,80
2,77
2002
43,51
31,90
21,44
3,15
2003
43,22
31,06
23,29
2,43
2004
43,07
30,02
24,46
2,45
2005
41,81
31,91
24,51
1,77
Het rapport van de Evaluatiecommissie biedt geen gedetailleerde informatie over het aantal allochtone vrouwen en meisjes dat in ons land een abortus verricht. Uit een onderzoek in Vlaanderen en Brussel8 waarbij 2.169 vragenlijsten werden afgenomen binnen 7 abortuscentra in een periode van 5 maanden blijkt dat nogal wat cliënten die zich in deze periode hebben aangemeld van allochtone origine zijn: ruim ¼ (27,5%) behoren tot de 1e generatie allochtonen9. Indien we ook de 2e generatie allochtonen10 in
8
Vissers, Sara (2004) “Trends inzake de prevalentie van abortus bij autochtonen en allochtonen in Vlaanderen: een onderzoek bij abortuscentra en gezondheidsprofessionals”, Katholieke Universiteit Leuven, 2004.- 139 p.
9
cliënte is geboren in het buitenland
10
cliënte is geboren in België, maar de ouder(s) in het buitenland
[p. 5 van 5]
aanmerking nemen dan loopt dit cijfer op tot bijna 40% van alle abortussen in deze periode. Midden- en Oost Europa en West- Midden- en Oost Afrika zijn de regio’s die hierbij het sterkst naar voor komen. De instellingen (centra en ziekenhuizen) melden in hun jaarverslagen dat een groot aantal allochtone vrouwen, illegalen en asielzoeksters weinig of geen kennis van anticonceptie heeft en abortus vaak beschouwt als een vorm van anticonceptie. Een belangrijke doelgroep zijn de allochtone vrouwen die nog niet lang in België zijn.
2.3 Burgerlijke staat Volgens het rapport van de Evaluatiecommissie was meer dan twee derde (65%) van de abortuscliënten in 2005 ongehuwd. Het aandeel van de ongehuwde vrouwen binnen de abortuspopulatie stijgt de laatste jaren. Het aantal gehuwde cliënten is gedurende de laatste jaren duidelijk afgenomen en bedroeg in 2005 nog 27,03% (cfr. 32,04% in 1998). Het aantal weduwen en echtgescheidenen is door de jaren heen ongeveer stabiel gebleven. De commissie benadrukt echter dat de officiële gegevens van de burgerlijke staat niet toelaten zich een idee te vormen van de feitelijke leefsituatie van de betrokkenen. Zo kan men bijvoorbeeld gescheiden zijn maar toch met iemand samenleven.
2.4 Aantal kinderen In 2005 was bijna de helft (47%) van de abortuscliënten kinderloos. Het aandeel kinderloze vrouwen is gedurende de laatste jaren ongeveer stabiel. In de jaren daarvoor lag dit percentage duidelijk hoger (met 48,53% als hoogste piek in 1999). Het aantal vrouwen met 1 tot 3 kinderen blijft vrij stabiel over de voorbije jaren en bedroeg 49% in 2005. Het aantal vrouwen met 4 of meer kinderen blijft over de jaren heen schommelen rond de 4% grens.
[p. 6 van 6]
3
Anticonceptiegebruik
In 2005 gebruikte 43% van de abortuscliënten geen anticonceptiemiddel gedurende de laatste maand voor de zwangerschap. De meerderheid gebruikte bijgevolg wel een anticonceptiemethode. Meer specifiek, gebruikte meer dan één vierde (26%) de pil, 15% het condoom en ongeveer één op tien paste een natuurlijke anticonceptiemethode toe. Het percentage vrouwen dat niets gebruikte, kent doorheen de jaren een lichte stijging (van 37% in 1993 naar 43% in 2005). Aangenomen wordt dat het percentage vrouwen dat niets gebruikt, in realiteit hoger zal liggen. Vrouwen zullen omwille van de sociaal wenselijkheid eerder rapporteren iets gebruikt te hebben dan niets. Daarentegen stellen experts ook dat een aantal vrouwen rapporteren niets gebruikt te hebben terwijl ze in praktijk periodieke onthouding of coïtus interruptus toepasten. Het anticonceptiepatroon van de abortuscliënten verschilt grondig van het patroon dat bij de algemene bevolking wordt vastgesteld. De gezondheidsenquête 200411 ,een grootschalige overheidsstudie naar de algemene gezondheidstoestand van de bevolking, bevroeg o.m. ook het anticonceptiegebruik van de geïnterviewden. Uit de verwerking van de resultaten blijkt dat 75% van de bevraagde vrouwen in de leeftijd van 15 tot 49 jaar gedurende het laatste jaar vóór de afname van het interview een anticonceptiemiddel heeft gebruikt. Binnen de populatie van de abortuscliënten ligt dit percentage beduidend lager, ofschoon we hierbij wel moeten beklemtonen dat de gezondheidsenquête het anticonceptiegebruik bevraagt gedurende het laatste jaar terwijl de rapporten van de Evaluatiecommissie het anticonceptiegebruik gedurende de laatste maand registreren. Tabel 6: Meest gebruikte voorbehoedmiddelen gedurende de laatste maand (in %) vóór de aanmelding
11
Methode
2004
2005
Geen
44.74
43.3
Coïtus interruptus
3.63
3.83
Periodieke onthouding
5.68
5.67
Spermacide
0.07
0.1
Pessarium
0.08
0.11
Condoom
15.57
15.52
Pil
26.02
26.53
Prikpil
0.2
0.22
IUD
1.15
1.31
Sterilisatie man
0.22
0.22 0.04
Sterilisatie vrouw
0.09
Sterilisatie beiden
0.00
0.00
Morning after pil
1.04
1.08
Implant
0.06
0.07
Patch
0.66
0.68
Vaginale ring (vanaf 2005)
0.00
1.03
N.F.P. methode (vanaf 2005)
0.00
0.04
Andere
0.77
0.24
TOTAAL
100
100
de gezondheidsenquête is online te raadplegen via http://www.iph.fgov.be/epidemio/epinl/index4.htm
[p. 7 van 7]
Tabel 7: Oorzaak falen Oorzaak
2004
2005
Geen anticonceptie toegepast
47.72
46.07
Anticonceptie niet correct toegepast
31.81
33.60
Gefaald alhoewel goed gebruikt
15.5
15.11
Weet niet
4.96
5.22
TOTAAL
100
100
In de categorie –20 jarige vrouwen stellen we vast dat het niet gebruiken van anticonceptie nog hoger ligt dan in de totale populatie abortuscliënten. Dit percentage is het hoogst in de categorie 10-14 (55%) en zakt naar 45% in de categorie 15-19 jaar. Falend condoomgebruik ligt eveneens hoger bij de jongeren, het pilgebruik ligt traditioneel lager. De laatste vijf jaren blijft het percentage jongeren <20 jaar dat niets gebruikt ongeveer gelijk.
Tabel 8: Meest gebruikte voorbehoedmiddelen gedurende de laatste maand (in %) vóór de aanmelding – abortuscliënten 10-19 jaar Methode
4
10-14 jaar
15-19 jaar
2004
2005
2004
2005
Geen
55.68
55.95
43.94
45.89
Coïtus interruptus
2.27
4.76
3.05
3.04
Periodieke onthouding
0.00
0.00
2.63
2.17
Condoom
38.64
33.33
23.12
21.43
Pil
3.41
5.95
24.25
24.21
Ingeroepen noodsituaties
Abortus is in België niet strafbaar onder verschillende voorwaarden, waaronder het gegeven dat de vrouw moet verklaren zich in een noodsituatie te bevinden. De wet geeft geen verdere omschrijving van het begrip noodsituatie. De registratieformulieren die door de Evaluatiecommissie aan de artsen worden verstrekt voorzien in 24 noodsituaties. Deze worden onderverdeeld in zeven categorieën: lichamelijke of geestelijke gezondheid van de moeder of van het kind dat zal geboren worden/ persoonlijke redenen / financiële of materiële redenen / relationele of familiale redenen / zwangerschap na verkrachting of incest / politiek vluchteling / andere redenen. Klassiek worden ieder jaar opnieuw een hoog aantal gevallen van combinaties van noodsituaties aangegeven. De redenen om tot een zwangerschapsafbreking over te gaan zijn over de verschillende jaren grotendeels identiek gebleven en betreffen in hoofdzaak persoonlijke en relationele/familiale redenen. De belangrijkste toename sinds 1993 binnen de rubriek persoonlijke redenen vinden we in de categorieën van vrouwen die aangeven zich te jong te voelen voor een zwangerschap, geen kinderwens te hebben op dat moment of hun gezin voltooid hebben. Ook relationele en/of familiale redenen worden steeds vaker als motief opgegeven, terwijl financiële en/of materiële noodsituaties door de jaren heen zijn afgenomen. Het aantal politiek vluchtelingen dat een abortus verricht kent sinds 2000 een stijging van gemiddeld 1% ten opzichte van de vroegere jaren. Incest en verkrachting worden zelden als motief opgegeven.
[p. 8 van 8]
De categorie "andere" is sinds het begin van de registratie sterk afgenomen, doch dit heeft een politieke verklaring. Het houdt verband met het aanvankelijke wantrouwen bij een deel van de Belgische hulpverlening t.o.v. de gevraagde registratie door de Evaluatiecommissie waardoor zij weigerden de exacte reden voor de abortus te registreren en enkel ‘andere’ invulden met de toelichting ‘zwangerschap ongewenst’. Tabel 9: ingeroepen noodsituaties door de abortuscliënten (in %) Categorie van noodsituatie
2004
2005
Lichamelijke of geestelijke gezondheid
3.71
3.77
Persoonlijke redenen •
Te jong
12.07
11.36
•
Te oud
2.56
2.73
•
Studies
7.96
8.74
Alleenstaand
3.83
3.98
Momenteel geen kinderwens
14.72
14.91
Voltooid gezin
10.82
11.14
Financiële of materiële redenen
14.54
14.36
Relationele of familiale problemen
25.45
25.09
Zwangerschap na verkrachting/incest
0.27
0.24
Politiek vluchteling
2.78
2.58
Andere
1.29
1.12
• •
•
5
Abortusmethode
In ons land is sinds september 2001 de abortuspil [Mifepristone] op de markt. Bij Koninklijk Besluit [7 mei 2000] is bepaald dat Mifépristone enkel in ziekenhuisapotheken en op voorschrift kan worden aangekocht door artsen die verklaren verbonden te zijn aan een officiële abortusdienst. De abortuspil is dus niet verkrijgbaar in de gewone apotheek en mag niet verward worden met de noodpil die sinds september 2000 op de markt is gekomen [en welke wél zonder doktersvoorschrift in de apotheek kan worden aangekocht]. De behandeling met de abortuspil wordt officieel in België enkel binnen de abortuscentra toegepast volgens een protocollair vastgesteld behandelingsschema. Zo kan de methode voorlopig enkel worden toegepast binnen de eerste zeven weken van de zwangerschap. De cliënten die zich bij de centra aanmelden met een vroege zwangerschapsduur hebben dus voortaan keuze uit twee behandelingsmogelijkheden, ofwel de klassieke aspiratiemethode (curettages), ofwel de medicamenteuze behandeling met Mifepristone en een geassocieerd prostaglandine. Vacuümaspiratie/curettage blijft veruit de meest toegepaste methode (84% van alle ingrepen in 2005), in 14% van de behandelingen werd de abortuspil verricht. De behandelingen worden in het overgrote deel ambulant uitgevoerd (86% in 2005), onder plaatselijke verdoving (71 % in 2005) en er worden zelden medische verwikkelingen gerapporteerd (1 % in 2005).
[p. 9 van 9]
6
Kostprijs van de ingreep
Na intens overleg met de Ministeries van Volksgezondheid, Sociale Zaken en het RIZIV [Rijksinstituut voor Ziekte en Invaliditeits Verzekering] werd in december 2001 goedkeuring gegeven aan een “revalidatieovereenkomst betreffende medisch-psycho-sociale begeleiding bij ongewenste zwangerschap”. De regeling geldt enkel voor de centra [niet ziekenhuizen] en de overeenkomst moet door elk afzonderlijk abortuscentrum met het RIZIV worden afgesloten. Ze houdt in dat de financiële kost van de medische behandeling en de psychosociale begeleiding bijna integraal door de ziekenfondsen wordt gedragen. Dit betekent dat sinds 2002 voor cliënten die in orde zijn met de ziekteverzekering het systeem van de ‘derdebetalersregeling’ kan worden toegepast, waarbij het ziekenfonds automatisch tussenkomt in de kostprijs van de ingreep en de cliënte voortaan nog slechts een remgeld [ongeveer 3 euro] hoeft te betalen. Voor cliënten zonder ziekteverzekering [illegalen, asielzoekers of vrouwen zonder financiële middelen] valt de kostprijs van de ingreep in principe ten eigen laste. Gezien het hier gaat om de meest sociaal gedepriveerde in onze samenleving worden door de centra hiervoor de bevoegde instanties (OCMW’s, Rode Kruis Vlaanderen, Socialistische Solidariteit) aangeschreven om de kosten conform de tegemoetkomingen van de mutualiteiten voor de gewone verzekerden op zich te nemen. De ziekenhuisbehandelingen blijven ressorteren onder de reguliere verzekering. De kostprijs ten laste van de cliënten kan per ziekenhuisdienst verschillen naargelang de verrichte prestaties.
7
Abortuscentrum of ziekenhuis
De abortuscentra voeren over het gehele land het grootste deel van de zwangerschapsafbrekingen uit. In 2005 vonden in het hele land 13.198 zwangerschapsafbrekingen (= 79 %) plaats in abortuscentra en 3.497 (= 21 %) in ziekenhuizen. Het ‘succes’ van de abortuscentra kan grotendeels verklaard worden door het feit dat de centra sinds 2002 dankzij de revalidatieregeling met het RIZIV de behandeling bijna gratis kunnen aanbieden aan hun cliënten [zie hierboven]. Historisch gezien werden in Vlaanderen echter altijd al (veel) meer zwangerschapsafbrekingen door de abortuscentra uitgevoerd dan in de Waalse centra. Het is vooral sinds het van kracht worden van de RIZIV-conventie dat ook in de Franstalige centra meer ingrepen worden uitgevoerd. Daarnaast is ook de goede reputatie die de centra in het voorbije decennium hebben opgebouwd van belang. Een enquête van Test-Gezondheid 12, die in vier landen [naast België ook Portugal, Spanje en Italië] onder honderden abortuscliënten werd uitgevoerd, bevestigt de reputatie van de Vlaamse centra [de centra in Wallonië namen niet aan dit onderzoek deel]. Vrouwen zijn in hoge mate tevreden over de opvang, de verstrekte informatie en het respect voor hun privacy. De medische en psychologische begeleiding scoort uitstekend en zowel het algemene niveau van de zorgverstrekking als de kwaliteiten van individuele zorgverstrekkers worden hoog ingeschat13.
12
“Enquête over abortus: vrouwen willen wachttijd uit de wet”,Test-Gezondheid – editie 49, juni 2002
13
lees ook het commentaar van Lucie Van Crombrugge in het jaarboek Seksualiteit Relaties Geboorteregeling 2003, “Abortus: erkenning van de kwaliteit”. [p. 10 van 10]